> Lifestyle INVESTEREN IN MUZIEK
&
Zachte welvingen
HARDE DOLLARS Wat welft er mooier dan de klankkast van een cello? Waar lijken de houtnerven meer op de aders van een levend organisme? Wat glanst er mooier dan de roodbruine finish van een viool? A thing of beauty en dus a joy forever. Vandaag worden de mooiste instrumenten aangeprijsd op gespecialiseerde websites, aan de hand van koele statistieken en grafieken die de beleggingswaarde ervan moeten duiden. DOOR RAF DE MOT FOTOGRAFIE: RUDI VAN BEEK
> Lifestyle INVESTEREN IN MUZIEK
I
n het New Yorkse veilinghuis Christie’s werd in 2006 de Hammer Stradivarius uit 1707 voor 3,5 miljoen dollar verkocht. Een jaar later werd voor een andere Stradivarius, Solomon Ex-Lambert, 2,7 miljoen dollar betaald. Dat zijn waanzinnige prijzen, maar in de rechtstreekse handel gaat het nog harder. Een Russische verzamelaar betaalde nog niet zo lang geleden 9,5 miljoen dollar voor de Barrow Stradivarius, een instrument uit 1715. Voor een andere Strad uit datzelfde jaar, die van de Hongaarse negentiende-eeuwse virtuoos Joseph Joachim, werd 9 miljoen betaald en een Guarnerius uit 1743 ging van de hand voor 7 miljoen. Verder brachten drie violen nog niet zo gek lang geleden 6 miljoen op. Voor de kenners: de La Pucelle Stradivarius uit 1709, de Lord Wilson Guarnerius uit 1742 en de King Joseph Guarnerius uit 1737. En dan hebben we het nog maar over violen. Voor de cello van de twee jaar geleden overleden Rostropovich, de Duport Stradivarius van 1711, had de Nippon Music Foundation de ronde som van 20 miljoen dollar over. Wie koopt die dingen? Eén ding is zeker: niet de muzikanten zelf, want dit soort bedragen kan haast niemand zelf ophoesten. Rijke beleggers zijn er achter gekomen dat sinds de jaren zestig geen enkele belegging zo veilig en winstgevend is. Tot eind jaren zeventig steeg de waarde met 5 tot 10%, maar dat is ondertussen gestegen tot
Een viool heeft als het ware een palmares, een beetje zoals een grote voetbalclub een annual rate of return van 10 tot 15%. Daarmee is de handel in oude instrumenten winstgevender dan pakweg de Dow Jones Industrial Average en de Treasury Bonds. De Hellier Stradivarius uit 1679, die in 1979 200.000 dollar kostte, werd in ’98 verkocht voor 6 miljoen. De Ladenburg Guarnerius zag zijn waarde van 250.000 dollar in 1975 stijgen tot 3,5 miljoen in 2001. De waarde van de Kreutzer Stradivarius schoot van 24.000 dollar in 1958 omhoog naar net geen 1,6 miljoen in 2000. En met een prijs die van 1,2 (in 1989) naar 4 miljoen (in 2001) is geklommen, maakt de Gibson Stradivarius duidelijk dat het inderdaad vooral de laatste decennia is dat de grote winsten zijn gemaakt. Geen belegger die daar geen brood in ziet en zo hebben kunst en het grote geld elkaar gevonden. Het concept is simpel: je koopt een instrument – alleen of met een groep bevriende beleggers – en je leent het uit aan een jonge virtuoos voor een periode van tien jaar. De muzikant draagt de kosten voor de all-risk verzekering en het onderhoud en geeft een vooraf te bepalen aantal privé-optredens. Na de uitleenperiode verkoop je het instrument met winst. Addertjes onder het gras lijken er niet te zijn, zo houden gespecialiseerde clubs als Stradivari Invest je voor. Zij gaan voor jou op zoek naar een geschikt instrument en onderzoeken de authenticiteit (fraude!) en waarde ervan. Voorts selecteren zij een muzikant aan wie het instrument zal worden uitgeleend en brengen 84
juni 2009 MENZO SPORTS & STYLE 100
ze de verzekering in orde. De muzikant wrijft zich in de handen, want hij kan op een echte Strad of Guarnerius spelen. Inderdaad gelukkig. Toch?
AKOESTIEK, ESTHETIEK, HISTORIEK
Thomas Meuwissen kijkt er met gemengde gevoelens tegenaan. Hoewel hij wereldwijd tot de top-10 van de hedendaagse vioolbouwers wordt gerekend, gaan zijn instrumenten voor een schijntje van die bedragen – ‘amper’ 20.000 euro, en hij bouwt er zo’n vijf per jaar – over de toonbank. Thomas is ook gespecialiseerd in het onderhoud en afstellen van oude instrumenten en daarmee uitstekend geplaatst om de hype rond het beleggen in zeldzame instrumenten te duiden. Misschien moet hij maar eens beginnen met uit te leggen wat er in godsnaam zo speciaal is aan 400 gram hout, lijm en vernis. “Om te beginnen natuurlijk de akoestische kwaliteiten en de esthetiek”, zo steekt hij van wal. “Onderschat dat esthetische aspect niet. Een viool is bedoeld om er kunst mee te scheppen, maar in feite is elke viool zelf een fraai kunstwerk. Het zal wel geen toeval zijn dat een viool of cello de vormen van een vrouw heeft. Maar ook de geschiedenis van het instrument speelt mee: wie heeft het gebouwd, wie heeft erop gespeeld … dat soort dingen.” Over de akoestische kwaliteiten van de instrumenten van de meest legendarische vioolbouwer, Antonio Stradivari, zijn al boeken geschreven, maar het echte verhaal zal wel nooit helemaal verteld kunnen worden. Een recente theorie is dat Europa tussen 1645 en 1715 in de greep zat van een miniijstijd. Door de koudere temperaturen groeiden de bomen trager, met een andere densiteit van het hout en dus meer resonantievermogen als gevolg. “Ach ja, het geheim van Antonio Stradivari! Het is vooral in de zomer dat er in de pers verhalen over opduiken. Er wordt tegenwoordig getest met scanners en akoestische ruimtes en dergelijk onderzoek levert hopen interessant maar uiterst complex cijfermateriaal op. Echte wetenschappers bijten liever het puntje van hun tong af dan forse uitspraken te doen, maar populairwetenschappelijke publicaties pikken er één detail uit dat ze vervolgens opblazen tot één spectaculaire krantenkop: ‘Het geheim van Stradivarius doorgrond’. Of neem nu de vernis: ook daarin zou het geheim van de Stradivarius schuilen en wellicht klopt dat voor een deel. Het is een feit dat de lak een belangrijke invloed heeft op de klank van een viool. Het is ook zo dat de olielaktechniek van weleer ergens in de achttiende eeuw verloren is gegaan. En dat is dan voer voor de meest waanzinnige theorieën, tot en met dat Antonio Stradivari er destijds in plaste.” Het is een romantische gedachte dat het met een viool misschien is zoals met goeie wijn: wordt een viool ook beter met de jaren? “Onzin”, zegt Thomas Meuwissen. “Een viool is en blijft een gebruiksinstrument: het verslijt naarmate je het gebruikt. Je moet een nieuwe viool weliswaar inspelen en afstellen, maar dat is een kwestie van maanden en niet van jaren. Het klopt ook dat een antiek instrument dat honderd jaar onder een glazen stolp heeft gelegen, net zo goed opnieuw moet worden ingespeeld en afgesteld. Maar een Stradivarius wordt niet beter met de jaren. Wist je dat er van
al die instrumenten nog maar één – een altviool – volledig origineel is? Maar goed, alles in acht genomen zijn die Strads relatief goed bewaard. Juist omdat ze weinig bespeeld zijn geweest. Het waren van in het begin topinstrumenten, voor de happy few. De echte professionele muzikanten speelden op andere instrumenten en slechts weinige daarvan hebben de tand des tijds overleefd. Stradivarii werden aangekocht door de aristocratie en de rijke burgerij om er af en toe kamermuziek mee te (laten) spelen. En achteraf ging de viool weer netjes in de kist op de vleugelpiano. Vandaag wordt er heel de wereld mee afgezeuld, van hotelkamer naar luchthaven naar concertzaal. En in plaats van er intieme kamermuziek mee te spelen, moet de hedendaagse solist er alles uithalen om boven het orkest uit te komen en om de grote zaal van Bozar tot in de nok te vullen.” Wat wel klopt, is dat het voor de marktwaarde van een antieke viool niet slecht is dat een topviolist ermee speelt. “De mythe van het instrument wordt er immers mee gevoed. Het is je wellicht al opgevallen dat alle grote Stradivarii en Guarnerii namen dragen, vaak de namen van eerdere eigenaars of hun bekendste bespelers. Een viool heeft als het ware een palmares, zoals een grote voetbalclub. Dié heeft ermee gespeeld en dié en dié. Hoe ronkender de naam van de solist, hoe hoger de marktwaarde.” Absolute kampioen is natuurlijk Il Cannone (het kanon): de
viool waarmee mogelijk de beste violist aller tijden, Niccolò Paganini, heeft gespeeld. Na zijn dood werd deze Guarnerius aan de stad Genua geschonken, waar hij achter gewapend glas bewaard wordt en slechts af en toe wordt bovengehaald. Enkele jaren geleden mocht Regina Carter er in New York een album mee opnemen, een dubbele primeur want Carter is jazzmuzikante en bovendien zwart. De voorwaarden waren loodzwaar. Twee bodyguards mochten het instrument geen ogenblik uit het oog verliezen, de luchtvochtigheid en de temperatuur in de vioolkist werden elke minuut gecheckt en Carter moest de viool laten verzekeren voor … 30 miljoen dollar. Thomas kent de anekdote niet en luistert glimlachend toe, maar wanneer ik hem probeer te laten zeggen dat dit toch pure waanzin is, aarzelt hij. “Waanzin? Ik weet het niet… We hebben het hier over een topinstrument bespeeld door de meest legendarische violist ooit. Je kúnt daar geen prijs op plakken want dat instrument is door geen enkel ander te vervangen.” Het valt me op dat Thomas opvallend genuanceerd is als het gaat om de handel in oude instrumenten. Hij neemt weliswaar woorden als ‘mythe’ en ‘hype’ in de mond, maar zich tegen het systeem uitspreken, doet hij niet. “Misschien is het woord ‘hype’ misplaatst in deze context. We hebben het hier niet over een koe op sterk water. (een
MENZO SPORTS & STYLE 100 juni 2009
85
> Lifestyle INVESTEREN IN MUZIEK verwijzing naar de gecontesteerde kunst van Damien Hirst; red.). Er zijn heel aanwijsbare redenen waaróm die instrumenten zo waardevol zijn. Een antieke viool is altijd een goede investering geweest.” Daarop vertelt Thomas over hoe in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog vooruitziende Joden nazi-Duitsland ontvluchtten. Geld mochten ze niet meenemen en dus kochten velen er een viool mee om zo toch hun spaarpotje naar de VS mee te kunnen nemen.
ZEEPBEL
Geen enkel begrip is natuurlijk zo onbetrouwbaar als ‘een betrouwbare belegging’. Het kan toch niet anders of vroeg of laat spat ook deze investeringscarrousel als een zeepbel uiteen? En is het niet zo dat de recent op hol geslagen return on investment voor een deel is toe te schrijven aan de opkomst van een nieuwe klasse supermiljardairs uit Rusland, Korea en China? Niet meteen de meest betrouwbare partners op lange duur, zouden we zeggen. Overmorgen ontdekken die misschien een andere speeltuin en wat dan? “De handel in instrumenten is meer dan een interessante formule voor beleggers. Naast al de trusts, banken en beleggingsclubs heb je ook nog mensen en foundations die handelen uit liefde voor de muziek. Het pure mecenaat bestaat nog, hoor. Gelukkig maar. En waarom zou de waarde plots in elkaar stuiken? Het gaat hier niet om aandelenkoersen, met pieken en dalen volgens de conjunctuur en de bedrijfsresultaten. De waarde van antieke instrumenten klimt gestaag, de laatste decennia iets harder dan ervoor. Een oude viool is ook geen gebakken lucht, zoals zoveel financiële producten dat wel blijken te zijn. Het is een voorwerp, een gebruiksvoorwerp dan nog, iets wat mensen nodig hebben. Vergelijk het met een huis: ook dat is in principe een veilige belegging. Antieke instrumenten hebben daarbij nog als voordeel dat het aanbod eindig is. Huizen kun je bijbouwen, maar Antonio Stradivari, Giuseppe Guarneri Del Gesù, Giovanni Battista Guadagnini, Carlo Bergonzi, Nicolo Amati en Giovanni Grancino zijn dood en zullen nooit meer nieuwe instrumenten bouwen. In deze wereld bestaat er echt niet zoiets als een soldenperiode, hoor.” En dan, voor het eerst, laat Thomas Meuwissen zich plots toch lichtjes kritisch uit over het verhandelen van oude instrumenten. “Hoeveel zijn er eigenlijk nog over? (Van Stradivari nog 550 violen, 14 altviolen en 60 cello’s; van Del Gesù nog 135 violen en slechts één cello; red.) Moeten we die instrumenten wel laten bespelen? Zou het niet beter zijn om ten minste een aantal van die antieke instrumenten in perfecte omstandigheden te bewaren, zodat ze niet nog verder verslijten? Het is een beetje zoals met Aboe Simbel: daar gaan ook stemmen op om de tempel opnieuw onder het zand te bedelven voor de toeristen de site totaal naar de verdoemenis hebben geholpen.”
SLACHTOFFERS VAN DE MYTHE
Thomas vreest trouwens dat de mythe van de oude instrumenten zich tegen de muzikant kan keren. “Het is niet omdat je zo’n instrument in leen krijgt, dat het helemaal gratis 86
juni 2009 MENZO SPORTS & STYLE 100
MENZO SPORTS & STYLE 100 juni 2009
87
> Lifestyle INVESTEREN IN MUZIEK
is. De verzekeringspremies, die in de meeste gevallen ten laste van de muzikant zijn, zijn loodzwaar. Bovendien gaat zo’n uitleencontract doorgaans over een relatief korte periode, meestal tien jaar. Aan het eind van die periode sta je met lege handen. Vooral in het begin van z’n loopbaan is het logisch dat een muzikant geregeld van instrument wisselt naarmate hij vorderingen maakt. Maar op een gegeven ogenblik is het goed dat hij één viool zoekt om daar z’n partner voor het leven van te maken.” Hoe dan ook, meer dan ooit is een oud instrument een nagenoeg onbereikbare droom voor jonge muzikanten. En als je dan beseft dat de op hol geslagen prijzen voor een stuk het resultaat zijn van de opkomst van het nieuwe kapitalisme in Rusland en China, riskeren onze Belgische muzikanten steeds meer in de kou te blijven staan. “Gelukkig ben ik er ook nog”, lacht Thomas. “Er is een markt ontstaan voor degelijke maar betaalbare nieuwe instrumenten. Eigenlijk werkt de economische toestand dubbel in mijn voordeel. Doordat de prijzen de hoogte ingejaagd zijn, zijn
Een jazzmuzikante mocht met de viool van Paganini spelen. Ze moest hem laten verzekeren voor 30 miljoen dollar veel muzikanten op zoek naar een betaalbaar alternatief. En met de economische crisis wordt het interessanter om in iets te investeren wat blijvend van jou is.” Thomas zegt het niet met evenveel woorden, maar ook een viool van ‘slechts’ 20.000 euro is op termijn een investering, terwijl een onbetaalbaar instrument huren of in leen krijgen, dat niet is. En het zijn zeker geen muzikanten van tweede garnituur die de weg naar Thomas’ atelier hebben gevonden. “Vadim Repin en Igor Oistrakh zijn klanten van mij. Of in eigen land Olsi Leka, de eerste cellist van het Nationaal Orkest van België. En natuurlijk Sigiswald Kuijken: hij heeft een Grancino van 1700 maar maakt er geen geheim van wanneer hij op een viool van mij speelt.” Wat dat laatste betreft, zie je jammer genoeg toch vaak het tegendeel. “Een viool moet bij je passen. Er zijn veel muzikanten die bewust kiezen om niet op een Strad te spelen. Je hebt zelfs jonge, beloftevolle muzikanten die weliswaar zo’n antiek instrument in bruikleen hebben – gewonnen in een of ander concours – maar er nauwelijks op spelen. En dan krijg je de eigenaardige situatie dat ze optreden en opnemen met een modern instrument, maar als er een foto gemaakt moet worden, halen ze toch maar de Stradivarius boven.” In België speelt Yossif Ivanov op een Stradivarius, zijn tweede al. Na zijn tweede plaats in de Koningin Elisabeth Wedstrijd vier jaar geleden, kreeg hij de Piatti Stradivarius uit 1717 onder z’n hoede. Tegenwoordigs speelt hij met The Lady Tennant uit 1699, een instrument dat hem geleend werd door de Stradivarius Society of Chicago. Voor het overige weet Thomas niet precies hoeveel Stradivarii er in België circu-
leren, “maar het zijn er geen vijf. En dan te bedenken dat er ooit zoveel topinstrumenten in België geweest zijn, zeker ten tijde van de beroemde Franco-Belgische vioolschool in de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw.” En Thomas begint prompt verhalen te vertellen. Over Adrien Servais, de Paganini van de cello. Van zijn cello wordt gezegd dat het de beste ter wereld is, maar hij staat nu opgebaard in het Smithsonian Museum in Washington in plaats van in Halle, waar ze het moeten stellen met een standbeeld van hun beroemdste inwoner ooit. Een ander wereldberoemd instrument waarvan de mythe in ons land gestalte kreeg, is de Panette Guarnerius uit 1737 van Eugène Ysaÿe, een van de beste violisten uit de geschiedenis. Het was zijn uitdrukkelijke wens dat zijn viool aan de stad Brussel geschonken zou worden, naar analogie met Il Cannone en Paganini, uiteraard. Uiteindelijk kwam het instrument in Amerika terecht. Isaac Stern heeft er nog op gespeeld en op dit ogenblik is ze in handen van Renaud Capuçon. Thomas vraagt me of ik César Snoeck ken. Gelukkig wacht hij m’n antwoord niet af. “In het begin van de negentiende eeuw had hij een fantastische verzameling aangelegd die hij wilde verkopen aan de Belgische staat. Uiteindelijk is die collectie in Berlijn terechtgekomen, waar ze tijdens de Tweede Wereldoorlog grotendeels werd verwoest.”
FRAUDE
Waar veel geld mee gemoeid is, komt de maffia om de hoek kijken. Fraude, namaak, kopiëren … het is haast even oud als de geschiedenis van de viool zelf. “En toch moet je nuanceren. Namaak is niet per definitie fraude, integendeel. Zeker als beginnend vioolbouwer is het gangbaar dat je de instrumenten van de oude meesters probeert na te bouwen. Vergelijk het met de oude schilderateliers: als leerling van Rubens leerde je het métier door je meester te kopiëren. In de vioolbouw is het net zo, met dien verstande dat onze leermeesters al een paar honderd jaar dood zijn. Namaken met de bedoeling om de kopie als authentiek te verkopen, is iets van de negentiende eeuw. Met de hoogtechnologische middelen en de bestaande expertise, moet je al heel naïef zijn om vandaag een Strad te kopiëren en denken dat je dat verkocht krijgt – letterlijk en figuurlijk.” Maar dat er zoiets bestaat als een vioolmaffia, staat buiten kijf. Zo bracht het New Jersey Symphony Orchestra zichzelf aan de rand van het bankroet nadat het in 2003 voor 17 miljoen dollar aan instrumenten kocht. Een buitenkans, zo luidde het, want geschat op 48,9 miljoen. Alleen al het nieuws zou meer abonnementen doen verkopen en het wereldwijde prestige van het NJSO doen toenemen. Alleen … die schatting van net geen 50 miljoen kwam van de verkoper zelf … die in 2004 de gevangenis invloog voor belastingfraude. De deal werd opnieuw onderzocht: van de dertig instrumenten was de authenticiteit van minstens vijf twijfelachtig. Een onafhankelijke schatter kwam uit op een totale waarde van 18 miljoen dollar. Technisch gezien was het orkest niet echt opgelicht, maar een buitenkans? Niet als je weet dat het orkest in 2007 een schuldenlast van 16 miljoen dollar torste. www.meuwissen-violins.com
MENZO SPORTS & STYLE 100 juni 2009
89