4 minute read
Bombardement op Merwesteinpark
Op dinsdag 24 oktober 1944 werd rond het middaguur het Merwesteinpark gebombardeerd. Dat gebeurde door de Royal Air Force, de Engelse luchtmacht. Hun doel was de Duitse legerleiding aan te vallen.
Het Merwesteinpark was vanaf 1943 gevorderd door de Duitsers, het was militair terrein. In het park waren bunkers en barakken gebouwd voor de manschappen. ’Huize Merwestein’ was het hoofdkwartier. De bominslag heeft deze villa geheel verwoest. Naar verluidt zouden er onder de Duitsers tweehonderd soldaten, vijfenvijftig officieren en twee generaals slachtoffer zijn geworden van het bombardement. De laatste jaren is er twijfel over dit aantal, het zouden er minder zijn. De bommen vielen niet allemaal in het park, maar ook in de Transvaalbuurt en aan de randen van het centrum. De Buitenschool op de Vrieseweg was geraakt, acht kinderen en twee leerkrachten zijn daar overleden. Er waren 69 burgerslachtoffers. Tweeduizend woningen en gebouwen liepen schade op.
Tekst: Ans van der Westen - Foto RAD
De dagen na het bombardement
Jan Rietveld senior heeft deze geschiedenis slechts eenmaal aan zijn zoon Jan verteld. In de winkel luisterde Jan wel altijd mee als zijn vader er met anderen over sprak. Het gaat als volgt…
Op woensdag 25 oktober komt er s' ochtends een Duitse bevelvoerder in de winkel aan de Reeweg 33. Hij spreekt Jan aan en vraagt of hij spaden heeft. Nee, die heeft hij niet, de winkel is helemaal leeg. Er wordt niet geleverd en wat er nog was aan gereedschap is geruild voor aardappels of uien. “We hebben spaden en mensen om te graven nodig”, zegt de man van de Wehrmacht. “Sofort! Anders kun je mee.” Jan belt naar de andere ijzerwinkels in Dordrecht, zij hebben ook niets op voorraad. Dan gaat hij telefoneren naar boeren in de Biesbosch om te vragen om een spa of schep. Diezelfde dag heeft hij dat gereedschap op zijn fiets opgehaald. Aan vrienden en bekenden rond de Reeweg vraagt Jan om mee te gaan om de slachtoffers in het Merwesteinpark te bergen. Daar werkten ook burgers en buurtgenoten. Die vrouwen deden vooral huishoudelijk werk in de villa. Voor een deel waren zij te werk gesteld door de Duitse Wehrmacht. Er waren ook burgers die er vrijwillig werkten, zij waren lid van de NSB.
In de jaren dertig was er een economische crisis. Jan werkte in die tijd als timmerman. Zijn werkeloze vrienden nodigden hem uit voor een lezing van Anton Mussert, leider van de NSB, in Kunstmin. Jan is mee geweest, het stond hem tegen, “veel geschreeuw”, zei hij. Het paste hem niet, hij was socialistisch opgevoed. Het contact met die vrienden heeft hij verbroken. Op donderdag 26 oktober hebben Jan en drie vrienden met hun spaden en scheppen het puin van de villa gekeerd. Zij vonden daar mensen die zij kenden. Jan junior: ”in brokstukken, hier een arm, daar een been, daar een hoofd”. Hierna heeft Jan Rietveld senior nooit meer een stap in het Merwesteinpark gezet. In 1946 is hij getrouwd. Hoewel ze kinderen hadden en op het land van Valk woonden ging hij nooit mee naar het hertenpark. Dat vonden de kinderen jammer. Hun moeder legde het wel uit: ”Papa heeft daar vreselijke dingen meegemaakt.”
Als leverancier van gereedschap moest Rietveld senior na de oorlog vaak materiaal leveren aan de gemeentelijke plantsoenendienst. Zij hadden hun opslag in een loods in het Merwesteinpark. “Mijn vader reed met zijn busje het Berckepad in, tot aan de zijingang van het park. Dan belde hij aan en wachtte tot iemand naar het hek kwam om de spullen op te halen.” Het was hem onmogelijk om het park in te gaan. Zoon Jan zegt: “het was voor hem een zwarte vlek.”
Tekst: Ans van der Westen