6 minute read
Oog voor de wereld
Tekst en foto: Gerard Zwinkels
“Ja, je komt meteen in het heilige der heilige”, lacht kunstschilder Kees de Hond. Hij ontvangt me in zijn lichte atelierruimte aan de achterzijde van zijn woning aan de Reeweg Oost. “Goed licht is belangrijk; het bepaalt de tint en sfeer van een kleur”, doceert hij. Kees is 77, energiek en schildert nog bijna elke week.
Advertisement
Een herinnering: ‘Ik lig in dat bed. Telefoongerinkel op de gang. Ik hoor vaag mijn naam. Dan komen zij mij halen. Ik word gedesinfecteerd in een bad door een non in zwart habijt. Krijg witte kleding en sokken aan en word, voor ik het goed en wel besef, de operatiekamer binnengereden’. Het is een reflectie uit de vroege jeugd van Kees de Hond, zoals hij er zoveel heeft gehad en heel soms nog steeds heeft. Een beeld bij deze herinnering, dringt zich in 1986 bij hem op, tijdens een koffiepauze op kantoor in Rotterdam. Ik moest er meteen een klein schetsje van maken. Ik was direct van slag, de hele dag.
Avonden daarna heb ik zitten schetsen. Het is uiteindelijk een doek van 1 bij 1,2 meter geworden en ik gaf het de titel ‘Des-infecteren’. In de jaren ‘90 hing het eens op een kunstmanifestatie in de Jaarbeurs in Utrecht. Veel mensen die er langs liepen bleven kijken. Dus het werkte, het maakte wat bij mensen los”.
Oogoperaties
Kees wordt in 1945, kort na de bevrijding, geboren in Goes in een speciaal daarvoor bestemd tehuis. Daar doet zich een infectie voor, waardoor verschillende kinderen blind worden. “Mijn moeder heeft me er nog net op tijd kunnen weghalen”, weet Kees. “Maar een van mijn ogen was al aangetast. Er volgden jaren van operaties, tot aan mijn 12e. Ik durf niet te zeggen hoeveel behandelingen het zijn geweest; 10, 20, 30? Tevergeefs. Jarenlang werd ik achtervolgd door nachtmerries, met beelden erger dan de werkelijkheid. Ook dat droeg bij tot mijn ziekenhuis-trauma”.
Ontwikkeling tot schilder
“Ik tekende wel aardig in mijn jeugd, en het liefst had ik er mijn werk van gemaakt. Maar ik was de oudste van een gezin. Geld was nodig, dus net zoals veel van mijn schoolgenoten van de Mulo kreeg ik een kantoorbaan. Ik vroeg mij echter al snel af: is dit wat ik wil?. Dus ben ik naast mijn werk een avondstudie gaan volgen bij de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam. In die eerste twee jaar kreeg ik reflecties van de ziekenhuistijd in mijn jeugd. Die drongen zich gewoon op en die kon ik dan ‘van mij aftekenen’ en uitwerken tot schilderijen. Na vier jaar ben ik met de academie gestopt. Ik leerde er te weinig naar mijn zin en ben mijn eigen stijl gaan ontwikkelen.
In 1968 ben ik getrouwd met Inge en in Dordrecht komen wonen en kregen we dochter Marije. In 1987 liep ik vast in mijn werk in Rotterdam. Tegenwoordig zouden ze dat waarschijnlijk posttraumatisch stressstoornis noemen. Eigenlijk is dat bij iedereen zo die in zijn jeugd iets traumatisch heeft meegemaakt, dat moet er op latere leeftijd een keer uit. Dat breekt je een keer op”.
Eigen stijl en drijfveer
Kees kreeg hierdoor wel meer tijd om aan zijn inmiddels omvangrijke oeuvre te werken. Grofweg onderscheid zich dat in schilderijen van reflecties uit zijn ziekenhuistijd en overig werk met zijn kijk op mens en samenleving. Hij werkt in een, zoals hij zelf schrijft, persoonlijke hyperrealistische stijl met misschien onbewust wat surrealistische invloeden. “Ik ben blij als mijn werk mensen wat doet, maar ik wil niet ‘behagen’. Mijn eigenlijke drijfveer, als ik eerlijk ben is, de uitdaging om de beelden die ik krijg te vertalen in een schilderij. Kan ik dat maken, kan ik dat maken, daar gaat het mij eigenlijk nog het meeste om. En dat dat iets los maakt bij mensen is mooi meegenomen”. De meeste van mijn werken maak ik, omdat ík dat wil. Soms schilder ik in opdracht. Bijvoorbeeld voor Hans Breukhoven, oprichter van de Free Record Shop keten. Hij wilde iets met Rotterdam, voor zijn nieuwe kantoor. Ik heb toen uiteindelijk ‘het 5 mei feest’ gemaakt, gebaseerd op het liedje ‘Neunundneunzig Luftballons’. Daar ben ik wel een half jaar mee bezig geweest. Ik wilde iets moois zetten tegenover het kwaad van het bombardement op Rotterdam op 10 mei 1940. Het werden 99 vrolijk gekleurde luchtballonnen die over de stad vliegen. Een groot doek van 1,8 bij 1 meter”.
Tentoonstellingen en publicaties
“Als ik terugkijk, wat heb ik dan allemaal gedaan? Wat heb ik betekend in de kunstwereld? Niet zoveel”, zegt Kees bescheiden. “Af en toe eens een tentoonstelling. De laatste dateert alweer van 1997. Wat ik wel geweldig vind is dat ik nu een eigen site, www.keesdehond.nl, heb waar mensen mijn werk kunnen bekijken. Ook heb ik een paar jaar geleden twee boeken samengesteld met een overzicht van al mijn werken; één met thema ‘Kind en Ziekenhuis’ en één met mijn overige schilderijen. Toen ik die boeken voor het eerst in mijn handen had ontroerde me dat, wil je dat geloven. Ik wil ermee naar musea stappen, om na te gaan of er belangstelling is er een tentoonstelling of onderdeel van een thematentoonstelling mee te vullen. Zelf op exposities aanwezig zijn en tussen de bezoekers rondlopen, doe ik liever niet meer. Mijn doeken maken bij mensen soms zoveel los. En dat valt mij dan vaak emotioneel te zwaar. ‘Dat heb ik nog nooit gezien’ zeiden mensen dan. Of ‘Dat je dat durft te maken’. Of sommige zeiden niks en staken alleen maar hun duim omhoog. Of iemand zei: ‘jij moet naar Boymans’. Ik heb nooit iets van mijn ziekenhuiswerken verkocht. Sowieso heb ik misschien maar zo’n 5% van al mijn schilderijen verkocht. De rest heb ik altijd voor mezelf gehouden. Maar ik wil wel voorkomen dat het straks bij het straatvuil staat. Want ik heb het idee dat het museumwerk is. Ja, het spijt me zeer dat ik het op deze manier zeg, want ik wil mezelf niet op de borst kloppen. Maar het is mooi om te zien, het heeft een gevoel een lading, het heeft zeg- gingskracht, klaar!”
Reflectie
“Waarom zou het erg zijn als het bij de kliko zou komen te staan. Goeie vraag, want dat vraag ik mezelf ook af, maar dan kom je bij iets heel anders terecht. ‘wat is het leven mij dan waard’. Ik wil laten zien dat er wat meer is dan normaal. Meer dan alleen maar doorsnee. Dat je op verschillende manieren naar dingen kunt kijken. Dat hoort allemaal bij onze cultuur, dat vind ik mooi. Daarom zou ik het jammer vinden als zoiets moois, iets van waarde, zomaar in de kliko zou gaan. Maar, dichter Lucebert schreef het al: alles van waarde is weerloos. Soms denk ik wel eens ‘was ik maar ‘simpel’ “, lacht Kees. “Dan had ik al die ingewikkelde ge- dachten niet. Aan de andere kant, Ze brengen je wel telkens een stapje verder. Ze verruimen je horizon, al blijft die steeds weer wijken”.