4 minute read

Piet de Kroot

Tekst: Arie Sas

Door: Arie SasPiet de Kroot was in het vroegere Dubbeldam een bekende figuur. Eigenlijk heette hij Piet van de Merwe, maar zo noemde men hem alleen als hij er zelf bij was. Piet was in dienst van de Polder “De Vierpolders” als voorman van de onderhoudsploeg. Men zou hem misschien kantonnier kunnen noemen, maar bij het polderbestuur heette het gewoon voorman.

Advertisement

Piet hield toezicht op het onderhoud aan wegen, dijken en sloten. Tevens bediende hij de diverse spuisluisjes tussen de polders onderling en tussen de verschillende delen van dezelfde polder. Dat maakte hem niet geliefd bij de Dubbeldamsche jeugd. Het hoorde immers bij het bedienen van de spuisluisjes om de watergangen en sluisjes in de winter zo lang mogelijk ijsvrij te houden. We wonen in een nogal laag land en veel regen of sneeuw kan behoorlijk wateroverlast geven als het niet tijdig wordt afgevoerd. Het bedierf wel de ijspret van de jeugd en die rekende dat Piet zwaar aan. Waarom hij Piet de Kroot werd genoemd, weet ik niet precies. Sommigen zeggen dat het was wegens zijn politieke overtuiging, anderen zeggen dat hij nogal snel een rooie kop kreeg als de emoties wat opliepen. Dat was wel zo. Vermeld moet nog worden dat Piet een mensenleven lang vaandeldrager bij OBK (Oefening Baart Kunst) is geweest. Hij was ook bestuurslid geloof ik. Piet woonde samen met zijn broer Kesie Olie. Eigenlijk heette die dus Kees v.d. Merwe, maar omdat hij met petroleum langs de deur leurde, noemde men hem Kesie Olie. Kesie had een bochel evengoed sjouwde hij de ganse dag met een tot tankwagen omgebouwde hondekar - altijd nog aangedreven door hondekracht - door heel Dubbeldam. Wat hij aan petroleum verkocht was bestemd voor de oliestelletjes en hier en daar nog een olielamp. Zijn omzet was dus beperkt. De beide broers waren bekende Dubbeldammers. Piet de Kroot werd ook wel Piet de Naaikont genoemd. Sommigen zeggen dat hij ooit door de pot was gezakt en dat genoemd lichaamsdeel toen zoveel schade had opgelopen dat het nogal flink gehecht moest worden. Zou best waar kunnen zijn, hoewel… zo’n porceleinen pot met een stortbak er boven hadden nog niet veel mensen. Ik zou niet beter weten als dat ze in de tijd dat de gebroeders op de Vissersdijk woonden nog gewoon zo’n éénpersoonshokje boven de sloot hadden. In het hokje vanaf de voorkant tot ongeveer halverwege een vloertje. Net boven de sloot in het hokje op zithoogte een smalle plank. Als je daar op ging zitten, hing je achterste boven de sloot zodat je kon doen wat er gedaan moest worden en het product daarvan in de in de sloot verdween en zo werd afgevoerd. O ja tussen de vloer en de zitplank nog een houten schotje. Dit om te voorkomen dat de benen onder de slootspetters zouden komen als het gereed product het water raakte. Het hokje was ook voorzien van een deur tot zo ongeveer 25 cm boven de grond. Je kon dus aan de benen of aan de op de grond gezakte broek zien of het hokje bezet was en meestal ook door wie. In de deur, op ooghoogte nog een hartvormig gat zodat, als de broek of de benen niet genoeg duidelijkheid gaven je altijd nog even door het hartje kon kijken. Wel voorzichtig hoor, niet iedereen stelde dat op prijs. Voor de tweede bijnaam van Piet heb ik een andere verklaring gehoord, namelijk de volgende; Het uitbaggeren van de weteringen, dijksloten en poldervlieten werd door het polderbestuur uitbesteed aan grondwerkers, moddermannen of baggervolk. Het polderbestuur stelde de gewenste breedte en diepte vast en vervolgens werd het werk gegund aan het ploegje mensen die dat voor het minste geld deden. Deze mensen damden een gedeelte sloot af en hoosden dan het water eruit, zodat vervolgens het slib eruit geschept en op de kant gegooid kon worden. Piet de Kroot controleerde met een zogenaamde drijfstok die hij rechtstandig in het water stak en tot de bodem liet zakken of de sloot op de juiste diepte was gebracht. De meer slimme baggeraars lieten redelijk wat water onder in de sloot staan, gooiden wat slib op de kant en gingen het merendeel van het slib door het nog in de sloot staande water roeren. Als Piet dan kwam met zijn drijfstok zakte de drijfstok door het dungeroerde slib tot de bodem van de sloot. Kennelijk kreeg Piet dat door en wachtte enige dagen met controleren, het slib was dan weer uit het water naar de bodem gezakt, de stok gaf niet voldoende diepte aan en er moest opnieuw gebaggerd worden. De baggeraars voelden zich genaaid en noemden Piet voortaan Piet de Naaikont. Maar misschien is het andere verhaal wel waar, ik was er niet bij.

This article is from: