4 minute read
Kattenstaart - Door onze sluipende reporter-in-oplieding Poema
Hoi Staartenaars, daar ben ik dan: Poema van de Buren. Hoewel, de mensen die mijn buren waren toen ik bij mijn oorspronkelijke mensen woonde zijn nu MIJN mensen, en de buren van mijn huidige mensen, waar ik eerst woonde, zijn verhuisd, en zijn dus nu onze buren niet meer. Snappen jullie het nog? Maar goed, ik ben dus Poema, en ik woon tegenwoordig met mijn broer Tijger bij Mark de rode kater en zijn huisgenoten. Mark is Tijger en mij nu aan het opleiden tot zijn assistent sluipende reporters, en dit keer mag IK dus mijn verhaal vertellen. Er wonen nu andere mensen in ons vroegere huis, EN andere katten. In het begin gingen we nog regelmatig kijken, maar onze oude tuin is nu helemaal afgezet, zodat die katten die er nu wonen niet naar buiten kunnen. Dat betekent dus dat wij ook niet meer in die tuin kunnen komen. Vooral Tijger was hier heel ontstemd over, want die zit veel rond het huis, op de daken van de achterburen, op de schuttingen en in de tuinen, en vooral in onze eigen vroegere tuin.
Advertisement
Ik zit meestal in het park tegenover onze straat, en daar is altijd wel wat te beleven. Een paar maanden geleden heeft het zo verschrikkelijk gestormd dat onze mensen ons verboden hebben om naar buiten te gaan. Ze waren bang dat we zouden wegwaaien, geloof ik. Nu hadden wij toch al helemaal geen zin om naar buiten te gaan, de wind gierde rond het huis, en we hoorden overal dingen vallen en over straat rollen. Best griezelig, hoor. Op een gegeven moment hoorden we ook allemaal rare geluiden. Dat bleek de brandweer te zijn, die op het dak van een huis in de straat achter ons de losgewaaide resten van de dakbedekking naar beneden gooiden. Bij ons rond het huis en in de tuin lag ook allemaal troep die ergens anders weggewaaid was. Het was dus maar goed dat we binnengebleven waren, anders hadden we misschien wel iets op ons kop gekregen. Toen de storm voorbij was ben ik snel in het park gaan kijken. Overal lagen omgewaaide bomen en afgebroken takken. Wat een puinhoop, zeg. Gelukkig is het niet altijd zulk guur weer. We hebben alweer aan aardig aantal mooie zonnige dagen gehad. Dan zoek ik een lekker plekje in het park of in een tuin langs het Wantij, in de zon en uit de wind, om heerlijk te liggen soezen. En als mijn mensen dan ook een wandelingetje door het park maken, wacht ik hen halverwege op en loop gezellig mee naar huis. Ik heb inmiddels ook een trucje van Mark geleerd. Die gaat af en toe bij de voordeur zitten, net zo lang tot een van onze mensen mee gaat wandelen. Dat is echt supergezellig. Ik loop dan elke keer een stukje vooruit, met mijn staart recht omhoog, en als mijn mens me dan ingehaald heeft, ga ik op de grond liggen rollen, zo leuk vind ik het. Maar een week of zes geleden zag ik toch zoiets geks… Ik was onderweg naar het park, en ineens zag ik op een auto waar ik langs liep een grote, vreemde schaduw. Ik vond het maar eng en liep snel door naar het park. Daar zag ik het weer, maar gelukkig kwam ik toen mijn mens tegen. Die moest heel hard lachen om mijn schrik. Die schaduw was van een vogel die ik nog nooit eerder gezien had. Groot en rood, en met een heel grote, kromme snavel. Volgens mijn mens was dat een papegaai. Daar had ik nog nooit van gehoord, maar deze papegaai heet Diamond en woont een paar huizen verderop. Haar bazinnetje neemt haar ook regelmatig mee naar het park en naar de Merwelanden. Alleen zit Diamond dan wel op de arm van haar mens.