Bomen op het plein
onderzoek naar het speelgedrag van kinderen op het schoolplein. Maarten Schepen 1
2
Bomen op het plein
onderzoek naar het speelgedrag van kinderen op het schoolplein.
Auteur Docent Module Datum
M. Schepen R. van Doorn; F. van Engelen Minor Mens&Natuur 8 juni 2012
3
4
Samenvatting Dit rapport is geschreven in het kader van de minor Mens&Natuur, hiervoor is er een onderzoek gedaan naar het speelgedrag van kinderen op grijze en groene schoolpleinen tijdens de schoolpauze. Dit onderzoek is in twee delen opgesplitst, een literatuurstudie en gesprekken met docenten. In de literatuurstudie is er gekeken naar de ontwikkeling van het kind en welke rol buitenspelen daarbinnen heeft, welke vormen van spelen er zijn en welke eisen er aan de inrichting van verschillende schoolpleinen worden gesteld. Tijdens de gesprekken is er gesproken met docenten over de bevindingen van de literatuurstudie en is er gekeken naar het speelgedrag van de kinderen tijdens de pauze. Uit onderzoek is gebleken dat wanneer kinderen buitenspelen er zeven soorten spel zijn, die afhankelijk van de persoonlijkheid en de ontwikkelingsfase van het kind gekozen worden. Deze manieren van spelen tijdens het buitenspelen helpen de kinderen met de ontwikkeling van hun motorische, sociale en cognitieve vaardigheden. Daarnaast is ook gebleken dat men in de natuur het concentratievermogen herstelt. Voor schoolpleinen worden echter weinig eisen gesteld, behalve dan aan de grote en het expliciet zorgen dat de jongste kinderen kunnen spelen op een manier die bij hun leeftijd past. Een groen schoolplein moet dan ook nog aan andere eisen voldoen op het gebied van natuurbeleving en de basisbehoeftes van het kind. (Otto Herz) Een groen schoolplein zal dus altijd de natuurbeleving stimuleren van kinderen en hen ook de gelegenheid bieden om voor verschillende spelvormen te kiezen. Op een groen schoolplein wordt dus anders en meer gevarieerd gespeeld dan op een grijs schoolplein. V
5
6
Inhoudsopgave Samenvatting 0V 1. Inleiding 08 2. Onderzoek 10 2.1 Onderzoeksopzet 11 2.2 Literatuurstudie 12 2.3 Gesprekken 19 3. Conclusies 24 Nawoord 26 Literatuurlijst 27
7
1. INLEIDING
8
Inleiding Voor de minor Mens en Natuur heb ik een klein onderzoek gedaan. Het onderwerp hiervan sluit aan op de opleiding die ik nu volg. In mijn geval tuin- en landschapsinrichting, waar het inrichten van de buitenruimte centraal staat. In de jaren voor deze opleiding heb ik de opleiding PABO gevolgd tot en met het derde jaar. Ik ben dan ook nog steeds geinteresseerd in de wereld van het onderwijs. Het onderwerp schoolpldeinen en het speelgedrag van kinderen was dan ook een uitgelezen kans om mijn vorige en huidige opleiding te combineren. In de huidige tijd waarin meer mensen in de stad dan op het platteland wonen en kinderen steeds meer binnen zitten is het voor ouders een hele klus om de kinderen naar buiten te krijgen. Uit een onderzoek door Jantje Beton uit 2008 blijkt dat ouders kinderen niet naar buiten laten gaan omdat zij dit gevaarlijk vinden; maar aan de andere kant zeggen zij dat de kinderen niet achter de pc of tv weg te slaan zijn. Voor mij als ontwerper is het een uitdaging om kinderen meer naar buiten te krijgen en meer te laten bewegen in de natuur. De inrichting van een schoolplein is hierin wellicht een van de speerpunten. Met dit onderzoek wil ik dan ook te weten komen wat de invloed van de inrichting van een schoolplein is op het speelgedrag van kinderen. Ik ga hier vooral in op de verschillen tussen grijze en groene schoolpleinen in de schoolpauze.
9
2. ONDERZOEK
10
2.1 Onderzoeksopzet In dit gedeelte van het rapport ga ik in op de opzet van het onderzoek. Wat heb ik gedaan om tot dit rapport te komen en welke vragen heb ik gesteld. Om tot dit rapport te komen heb ik eerst mijn hoofdvraag en deelvragen gesteld. Om deze vragen te beantwoorden heb ik literatuur geraadpleegd. Ik heb boeken, artikelen en internetpagina’s gebruikt om tot het antwoord te komen op deze vragen. ‘’Wat is de invloed van de inrichting van het schoolplein op het speelgedrag van kinderen?’’, is de hoofdvraag geworden. Hierbij wordt er gekeken naar grijze en groene schoolpleinen tijdens de schoolpauzes. Het antwoord op deze vraag komt aan de orde in het hoofdstuk ‘Conclusies’ Na het literatuuronderzoek ben ik op zoek gegaan naar diverse leerkrachten die mij konden helpen met een beeld te geven van de praktijk. Ik heb met hen gesproken terwijl we ook de kinderen observeerden. Deze gesprekken en observaties heb ik gebruikt om mijn beeld aan de werkelijkheid te toetsen. De hypothese waar het onderzoek mee gestart is, luidt als volgt: ‘’een uitdagend schoolplein, al dan niet met groene elementen, zorgt ervoor dat kinderen anders spelen en bewegen, dat wil zeggen meer verschillende speelgedrag vertonen. Een leeg schoolplein zal meer hanggedrag tot gevolg hebben.’’
11
2.2 Literatuurstudie 2.2.1 Welke invloed heeft buitenspelen op de ontwikkeling van kinderen? Vroeger werd buitenspelen gezien als tijdverdrijf voor kinderen. Werkten ze niet mee in het bedrijf of hielpen de kinderen niet mee in het huishouden dan moesten de kinderen niet voor de voeten lopen. De kinderen waren buiten en speelden in de tuin of op straat. Voor de kinderen was er toendertijd ook weinig anders om mee te spelen, kinderen speelden dan ook gewoon met dingen die ze vonden, wat nu heet ‘’natuurlijk spelen’’. Tegenwoordig hebben kinderen veel meer materialen en mogelijkheden om te spelen. Veel van deze speelmogelijkheden bevinden zich binnenshuis, kinderen spelen daar dan ook erg graag. Voor de ouders is dit ook wel zo fijn om zo een oogje in het zeil te kunnen houden. Als kinderen binnen spelen leren kinderen ook verschillende dingen, vooral fijne motoriek wordt gestimuleerd met tekenen, knutselen en bouwen. Maar om kinderen zich op meer terreinen te laten ontwikkelen is ook het buitenspelen belangrijk. Kinderen die buitenspelen ontwikkelen andere vaardigheden dan kinderen die binnenspelen. Ook de inrichting van een plein speelt mee bij de ontwikkeling van vaardigheden.
12
De vaardigheden van kinderen kan worden ingedeeld in verschillende aspecten, cognitief, motorisch en sociale vaardigheden. Bij het buitenspelen worden vooral de motorische en sociale vaardigheden getraind. (zie tabel 1) Samen spelen, rekening met elkaar houden en regels leren kennen zijn belangrijk voor de sociale vaardigheden. Vooral voor schoolkinderen is dit belangrijk. De motorische vaardigheden zijn voor de kleinste kinderen van belang. Die zitten in de fase dat ze hun grove motoriek aan het ontwikkelen zijn. Wanneer kinderen kunnen klimmen en klauteren en kunnen rennen en hinkelen wordt de grove motoriek getraind. Bij constructiespel verbeteren kinderen hun fijne motoriek. (R. Kohnstamm, kleine ontwikkelingspsychologie II, p. 255-279)
Voor kinderen is buiten spelen ook belangrijk voor hun concentratievermogen, als ze buitenspelen kunnen ze hun energie kwijt. Als mensen buiten komen kunnen zij ook beter herstellen van stress en vermoeidheid. Volgens de zogenaamde ‘’Attention Restoration Theory’’ (Kaplan&Kaplan, 1989, p. 175-207) helpt de natuur bij het terug krijgen van de aandachtscapaciteit. Tabel 1. Waarde van buitenspelen voor het kind (bron: TNO)
13
2.2.2 Welke manieren van spelen zijn er? Kinderen kunnen op verschillende manieren spelen. Al de verschillende manieren van spelen dragen bij aan de ontwikkeling van het kind. Op welke manier een kind speelt hangt af van de ontwikkelingsfase van het kind maar ook van het innerlijk van het kind. Daarnaast spelen ook omgevingsfactoren mee bij de keuze van het kind. (A.E v.d. Berg, e.a; 2007, p.1-88) De verschillende manieren van spelen zijn: • Sociaal spel, kinderen die dit spel kiezen hebben een rustige plek nodig waar ze bijvoorbeeld met elkaar kunnen picknicken of voetbalplaatjes kunnen ruilen. • Receptief spel, het receptieve spel is een passieve vorm van spelen. Hierbij worden de zintuigen aangesproken en wordt er geluisterd, gekeken en gevoeld. In de zon zitten is ook een vorm van spel. • Fantasiespel, doen alsof en een rol spelen hoort bij het fantasiespel. Je speelt een piraat, een cowboy of een prinses. de kinderen nemen een rol aan en de omgeving is het decor. • Constructiespel, bij dit spel is het belangrijk om materiaal te geven waar mee gebouwt kan worden. Stapelen is een voorbeeld, maar ook een vlot bouwen. • Uitdagingsspel, hierbij worden kinderen uitgedaagd om hun grenzen te verleggen. Zandheuvels die de kinderen kunnen beklimmen of een sloot om overheen te springen. • Repetatief spel, schommelen of wippen behoort tot de categorie van repetatief spel. De beweging staat centraal binnen deze vorm van spelen. • Regelspel, spellen waarbij regels belangrijk zijn, zijn voorbeelden uit deze categorie. Verstoppertje en bomentikkertje zijn voorbeelden. Maar ook een spel als voetbal valt onder de regelspellen.
14
Om alle kinderen uit te dagen om buiten te gaan spelen is het belangrijk dat er ruimte is voor al deze soorten van spelen. (Deconinck, J. 2004, Handboek veiligheid van speelterreinen, Min. EZ)
Het verschil in speelgedrag op verschillende pleinen is niet op alles soorten spel van toepassing, en zo wel, dan ook niet op alle manieren in even grote mate. Op een regulier of grijs schoolplein spelen de kinderen vaak (bal)spelletjes en andere regelspellen. Ook sociaal spel scoort hoog op grijze schoolpleinen, de kinderen kletsen vaak in groepjes met elkaar. Hierin is wel een tweedeling te zien, jongens voetballen meer (balspel) en meisjes zijn vaker met elkaar aan het kletsen. Op een groen speelplein verandert dit beeld, de kinderen zijn dan nog steeds aan het spelen met de bal, maar het is niet meer het overheersende beeld. Het repetatief spel en het uitdagingsspel zijn op het groene schoolplein teruggekomen in plaats van het algemene beeld van de voetballende kinderen. Dat juist deze twee spelvormen toenemen is niet verwonderlijk want juist op een groen schoolplein is er ruimte voor. Het repetatief spel doordat er glijbanen en schommels zijn (al dan niet natuurlijk) en het uitdagingsspel wordt gevormd door het klimmen en klauteren in bomen en op heuvels. Daarnaast is het verschil tussen jongens en meisjes kleiner op een groen schoolplein, de meisjes spelen meer constructief en de jongens gaan andere sociale contacten aan. Op een groen schoolplein is dan ook de ruimte en de omgeving om dit te laten plaats vinden. (Graauw, C. de, e.a; 2009)
15
2.2.3 Hoe worden schoolpleinen ingericht, wat is een groen schoolplein? Wanneer een schoolplein wordt ingericht wordt er in eerste instantie gekeken naar de veiligheid van de kinderen en medewerkers. Het plein is overzichtelijk en tegenwoordig vaak omsloten met een hek. Hoewel dit laatste niet verplicht wordt door een wet. De wet schrijft wel voor dat er voor iedere leerling een oppervlakte moet zijn van 3m2 en dat er voor de jongste kinderen genoeg gelegenheid moet zijn om op een bij hun leeftijd passende wijze te spelen (modelverordening onderwijshuisvesting, VNG). Mede doordat het schoolplein vaak een sluitpost is op de begroting van scholen komt het erop neer dat een schoolplein vaak een grote vlakte is bestraat met betontegels. Soms zijn er wel gelegenheden tot spelen, zoals knikkerputjes of een hinkelparcours. Daarnaast plaatsen sommige scholen ook speeltoestellen, dit om het plein wat uitdagender te maken. Maar ook dit is aan verschillende regels en wetten gebonden. Bij de aanleg van een groen schoolplein wordt er gedacht vanuit de basisbehoeftes van het kind. De Duitse pedagoog Otto Herz stelt in zijn essay ‘‘Die dritte Haut. Vom Umgang mit (Schul-) Landschaften und Räumen’’ in 1997 dat dit de volgende behoeftes zijn. • rusten • lawaai kunnenmaken • zich bewegen en, uitleven • ”boven” en ”beneden” zijn • zich verstoppen • vormgeven, veranderen • de resultaten van hun bezigheden laten zien • gezelligheid beleven • de elementen ervaren: aarde, water, vuur, lucht • risico ondergaan 16 • verantwoordelijkheid
Een goed groen schoolplein zal dan ook voor al deze behoeftes ruimte creëeren. Als kanttekening moet hier wel bij gezegd worden dat hoe minder ruimte er op een schoolplein is, des te intensiever die ruimte gebruikt wordt en er conflicten kunnen ontstaan tussen bijvoorbeeld kinderen die willen rusten en die lawaai willen maken. De uitgangspunten waar men van uitgaat bij de aanleg zijn ontwikkeling, inrichting, vrij spelen en uitdagingen. Als men met deze 4 peilers rekening houdt kan er een plein aangelegd worden waarin veel behoeftes van kinderen kunnen worden bevredigd. De inrichting van een groen schoolplein is vrij aan de schoolleiding en/of ontwerpers maar er zijn in Duitsland wel criteria opgesteld (De Guenther, 2008) zodat niet ieder plein met een boom zichzelf een groen schoolplein noemt. • • • • • • • • • •
ontwikkelingspotentie beleefbaarheid en veranderbaarheid zelfstandigheid bij natuurontmoeting bereikbaarheid/ toegankelijkheid herkenbaarheid/ bekendheid natuurnabijheid diversiteit/ verwevenheid onoverzichtelijkheid/ aanwezigheid van plekken om je terug te trekken onderhoudsvriendelijkheid belastbaarheid
17
Bij het spelen op een groen schoolplein moet de (ervaring in) de natuur centraal staan, het is dan ook aan te bevelen om niet te veel toestellen te gebruiken maar voornamelijk spelaanleidingen te gebruiken. Een wilgentunnel, een bosje maar ook zand en een waterstroom nodigen uit tot spelen. Op deze manier krijgen kinderen een ervaring mee die belangrijk is voor hun natuurbeleving. Voor Nederland zou een systeem van criteria ook een uitkomst bieden op de vraag wanneer een plein nu een groen schoolplein is. In Nederland kan nu iedere school die een boom op het plein plant zichzelf een school met een groen schoolplein noemen. Dit is voor de ouders die hun kinderen naar een school met een groen plein willen sturen natuurlijk erg verwarrend. Met de uitgangspunten van Otto Herz en de criteria van De Guenther kunnen Nederlandse schoolpleinen ook worden beoordeeld, de uitgangspunten kijken niet alleen naar de beplanting van een schoolplein, maar naar de hele invulling ervan en op welke manier het plein de mogelijkheid biedt om te voldoen aan de basisbehoeftes van een kind. Zou zo in principe ook een schoolplein met weinig beplanting midden in de stad kunnen voldoen aan de eisen van een groen schoolplein.
18
2.3 Gesprekken Voor dit onderzoek zijn er naast het literatuuronderzoek ook gesprekken geweest met leerkrachten op basisscholen. Voor deze gesprekken zijn er twee gelijkwaardige klassen gekozen met leerkrachten die ongeveer net zolang werkzaam zijn in het onderwijs. 2.3.1 Verantwoording De verschillende interviews met deskundigen, want zo kan je de leerkrachten wel bestempelen, zijn vrij snel tot stand gekomen. Door contacten binnen de onderwijswereld was het makkelijk om mensen te benaderen die eventueel interesse hadden om te helpen bij dit onderzoek. Helaas zijn veel Nederlandse schoolpleinen nog van de grijze soort en was het moeilijk om een contact te vinden bij een school met een groen schoolplein. Uiteindelijk is dit gelukt met twee oud-klasgenoten van mij die respectievelijk in Vlaardingen en Rotterdam werken. Beide zijn werkzaam in een kleuterklas maar hebben niet evenveel ervaring in de kleuterklassen. De gesprekken hebben plaats gevonden in januari en maart. Als contact met de doelgroep, de kleuters, heb ik er niet voor gekozen om met de kinderen te spreken of een interview af te nemen. Ik heb in plaats daarvan gekozen om tijdens de gesprekken met de leerkrachten de leerlingen te observeren. Dit levert een objectiever beeld dan wanneer ik een gesprek zou voeren met de kinderen. Omdat ik onbekend ben in de klas en jonge kinderen vaak heel gevoelig zijn voor een bepaalde vraagstelling zouden de antwoorden uit een gesprek of interview met de kinderen onvolledig zijn en moeilijk te interpreteren. Het observeren van de leerlingen in plaats van te interviewen werd ook door de leerkrachten aangeraden. 19
2.3.2 Gesprek met een lerares Een van de gesprekken die ik voerde was met T.H., zij is lerares op een basisschool in Vlaardingen. Ook is zij werkzaam op diverse andere scholen in de regio. In 2008 is zij afgestudeerd aan de Pabo en sindsdien heeft zij op verschillende scholen lesgegeven, voornamelijk in de bovenbouw, maar sinds dit schooljaar is zij werkzaam in deze kleuterklas. De school is gevestigd in het centrum van de stad en heeft een duidelijk stedelijk karakter. De kleuters van deze juf spelen regelmatig buiten, er is verschillend speelgoed voor de kleuters op deze school. Springtouwen, karren en stelten komen tevoorschijn tijdens de pauze. Tijdens de kleuterpauze zijn er verder geen andere leerlingen op het plein. De juf van de kleuters heeft eerder al eens op een school gewerkt waar er een groen speelplein was en ik vroeg haar naar de verschillen tussen de scholen. Zij antwoordde ‘’Er zijn duidelijk verschillen te zien tussen leerlingen op een groen schoolplein en een schoolplein als hier. Op dit schoolplein zijn de kinderen veel minder constructief bezig. Ze rennen en vliegen en sindskort spelen ze ook erg veel agressieve spellen.’’ De leerlingen raken zo wel hun energie kwijt maar zoals de leerkracht ook zei ‘’... een hele pauze huilende kinderen is ook geen pretje, voor de kinderen niet, maar ook voor mij niet.’’ ‘’Als je het speelgedrag op dit schoolplein vergelijkt met het speelgedrag op het andere speelplein [groene speelplein op haar vorige werkadres] dan zie je dat de jongens hier veel meer agressieve spelletjes spelen, ninja’s, bagukan en ga zo maar door, de meiden zijn rustiger bezig met krijt en dergelijke. Op het groene speelplein speelden de kinderen veel meer met elkaar, ook in de hogere groepen zag je dat.’’ Dit was het antwoord dat ik kreeg toen ik doorvroeg naar de andere verschillen tussen het grijze en groene plein. 20
Mijn eigen observatie op het schoolplein bevestigt de woorden van de lerares. De kinderen zijn allemaal wel bezig. Met touwtje springen, tikkertje en sommige zitten wat te praten. ‘’De kinderen worden vrij gelaten in wat ze doen. Alleen als het uit de hand loopt springen wij ertussen.’’ Aldus een collega. ‘’De kinderen moeten zich natuurlijk vrij voelen wat ze in hun eigen tijd doen.’’ In het zand langs het hek zitten zelfs een paar kinderen te spelen met het zand. Als ik erop wijs dat dat ook een vorm van natuurlijk spelen is, zeggen de collega’s dat ze dat wel missen. Het schoolplein een groener en natuurlijker uiterlijk geven is wel iets wat ze missen, ook in het nieuw aan te leggen schoolplein [de school wordt verderop opnieuw gebouwd inclusief schoolplein]. Als ik vraag waarom er dan niks met die behoefte wordt gedaan antwoorden de juffen eensgezind dat dit een geldkwestie is, het schoolplein is een sluitpost en er is dus weinig geld voor de invulling ervan. Het makkelijkste is dan een standaard schoolplein.
Figuur 1. een typisch voorbeeld van een grijs schoolplein
21
2.3.3 Gesprek met een leraar Een ander gesprek dat ik voerde was met E.C., hij is leraar op een school in Rotterdam. In 2007 is hij afgestudeerd aan de Pabo en sindsdien heeft hij op deze school lesgegeven, voornamelijk in de onderbouw. De basisschool is gevestigd in een nieuw deel van Rotterdam, de wijk Nesselande. Op een zonnige dag, terwijl de kleuters aan het buitenspelen zijn, spreek ik met de leraar, sinds vorig schooljaar meester van deze groep. Op het schoolplein spelen de kinderen samen met kinderen van andere groepen. Op deze eerste mooie dag van het jaar spelen ze extra lang buiten. ‘’Hier genieten wij net zoveel van als de kinderen.’’ lacht hij. Op het groene speelplein, dat is aangelegd ten tijde van de bouw van de school (2000), is het een drukte van belang, de kinderen spelen allemaal op verschillende manieren. Alleen of in groepen, maar ook verschillende spellen. De kinderen krijgen alle vrijheid om te spelen zoals ze willen. ‘’De kinderen kunnen hier ontdekken wat ze fijn vinden, je ziet ook dat de kinderen vaak hetzelfde doen.’’ Op de vraag of dat niet in strijd is met didactische standpunten antwoordt de meester, ‘’Nee hoor, op sommige dagen doen de kinderen ineens iets anders, dan zijn ze toe aan iets nieuws!’’
22
Het speelplein oogt groen en spannend, voor de kinderen is er iedere dag iets nieuws te ontdekken, in de lente de mieren die weer aan het werk gaan, in de zomer de bloeiende bloemen en in de herfst de verkleurende bladeren. ‘’Er zijn kinderen die gaan iedere dag op ontdekkingsreis over het plein, dan komen ze aan het eind van de pauze terug met wat ze gevonden hebben. Stenen, schelpen, zand, alles heb ik al een keer voorbij zien komen.’’ ‘’...het doet de kinderen goed.’’ Vertelt hij later, als het gesprek komt op een vergelijking tussen een grijs en groen schoolplein.
Volgens hem zijn de kinderen een stuk rustiger als ze in de klas komen en kunnen ze hun concentratie op peil houden in de klas. ‘’Als je kijkt naar kinderen op een grijs speelplein dan zie je dat ze veel meer rennen en zich echt moeten bezig houden met speeltoestellen, hier [op het groene speelplein] spelen de kinderen met zand, gaan op ontdekking en werken aan hun motoriek.’’ Als een kind aan komt lopen om de meester en mij een pad te laten zien, lacht hij en moedigt het kind aan om door te zoeken en hij geeft de jongen mee dat hij de kikker straks wel weer terug moet zetten. ‘’En daarom wil ik hier niet meer weg!’’
Figuur 2. spelen op het schoolplein
23
3. CONCLUSIES
24
Conclusie Buitenspelen is belangrijk voor kinderen, zij trainen hiermee belangrijke vaardigheden die later nog nodig zijn. Hierbij moet men denken aan motorische en sociale vaardigheden. Daarnaast is buiten zijn voor kinderen ook goed voor hun cognitieve vaardigheden, tijdens het buitenspelen herstellen zij hun conctratievermogen volgens onderzoek van Kaplan&Kaplan, de zogenaamde ‘’Attention Restoration Theory’’. Op het schoolplein zie je verschillende manieren van spelen, volgens onderzoek zijn er zeven manieren van spelen, sociaal, receptief, fantasie-, constructie-, uitdagings- repetatief en regelspel. De manier waarop kinderen spelen hangt af van hun ontwikkelingsfase maar ook van hun persoonlijke voorkeuren, gemoedstoestand en gebeurtenissen van buitenaf. Alle kinderen zullen op zijn tijd alle vormen van spelen gebruiken. Wanneer er op school buitengespeeld wordt, gebeurt dit meestal op het schoolplein. De inrichting van het schoolplein kan vrij door de school en/of ontwerper worden bepaald, er zijn wel een paar eisen voor de minimale grootte, er moet per leerling 3m2 beschikbaar zijn. Ook moet er gegarandeerd plek zijn voor de jongste kinderen waar zij kunnen spelen. Een groen schoolplein moet daarnaast ook voldoen aan andere eisen waarbinnen de basisbehoeftes en de natuurbeleving van kinderen centraal staan. Op een groen schoolplein wordt dan ook anders gespeeld dan op een grijs schoolplein. Op een groen schoolplein worden de kinderen uitgedaagd en gestimuleerd om verschillende soorten van spelen te ondernemen, terwijl een grijs schoolplein niet uitnodigd tot alle vormen van spelen. Op een grijs schoolplein wordt ook niet minder gespeeld dan op een groen schoolplein, op een grijs schoolplein worden voornamelijk sociaal spel en regelspel gespeeld. Op een grijs speelplein bewegen de meisjes ook minder dan op een groen speelplein. Het groene schoolplein laat dus meer kinderen bewegen en spelen. Dit gebeurt daarnaast op meer 25 en andere manieren dan op een regulier schoolplein.
Nawoord Dit onderzoek vond ik erg prettig om te doen, de aansluiting tussen mijn verschillende intresses kon ik hierbinnen goed tot z’n recht laten komen. De begeleidingen waren prettig om mee te maken en hadden een goede sfeer, ik wil dan ook mijn begeleider F. van Engelen bedanken voor de begeleiding en de hulp. Ook de mensen met wie ik gesproken heb wil ik bedanken voor hun medewerking en hun geduld om mij te laten zien hoe een dag in een basisschoolklas er aan toe gaat. Voor u als lezer hoop ik dat u wat wijzer bent geworden na het lezen van dit rapport en dat u de keuze voor een grijs of een groen schoolplein kan begrijpen vanuit het oogpunt van het kind.
26
Figuur 3. Kind met een pad
Literatuurlijst Artikelen: Herz, O. Die dritte Haut. Vom Umgang mit (Schul-)Landschaften und Raumen, Umwelt und Erziehung, 2/97 Vries, S. de Belang van buitenspelen, TNO-infoblad, Februari 2011, 1-2 Boeken en publicaties: Berg, A.E. van den, Koenis, R & Berg, M.M.H. van den (2007). Spelen in het groen: Effecten van een bezoek aan een natuurspeeltuin op het speelgedrag, de lichamelijke activiteit, de concentratie en de stemming van kinderen. Alterra-rapport 1600. Wageningen: Alterra. Bogaard, J. van den; Borghart, S.; Stehouwer J. (2009) Speelnatuur in de stad, hoe maak je dat?, Utrecht, Jan van Arkel Deconinck, J. (2004), Handboek veiligheid van speelterreinen, Min. EZ Graauw, C. de; Loo, M. van; Putten, M. van; Roobol, M. (2009) Verandering van speelgedrag op een groen schoolplein, Gemeente Rotterdam Guenther H de (2008), Kinder und Natur in der Stadt, Bonn, BfN-Skripten Kohnstamm, R. (2007) Kleine ontwikkelingspsychologie 2, de schoolleeftijd, Houten, BSL Studulski, F; Both K. (2009) De brede school en groene speelruimte, Utrecht, Sardes
27
28
29
30