Au Naturel

Page 1

cul Au Naturel

Wat doet plastic in ons eten? Naakt op reportage Over zelfvoorzienend leven in de bossen van RoemeniĂŤ

Antropologisch Tijdschrift | Jaargang 25 | nummer 4


Colofon Onafhankelijk antropologisch tijdschrift Cul is verbonden aan de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universiteit van Amsterdam. Hoofdredacteur Mendel Op den Orth Adjunct hoofdredacteur Yalou van der Heijden Vormgeving Carolien den Boer Beeldredactie Tobiah Palm Naomi Veenhoven Josia Brüggen Sara Kerklaan Eindredactie Roos de Wijs Laura Krabbe Joosje Slot Eventmanager Nikki Verhoeven Reiscoördinator Simone Hanrath Penningmeester Titus Scholten Webredacteur Dieuwke Papma Julia Wunderink Coverfoto Sara Kerklaan en Sophie Wurnig Speciale dank aan Emma Bode, David Boissevain, Documentaire Instituut Amsterdam, Iris Gales, Jaihoun Habibi, João Lotufo, Mattijs van de Port, Nienke Trap en Sophie Wurnig Tijdschrift Cul is altijd op zoek naar nieuw schrijftalent. De redactie heeft het recht bijdragen in te korten of te weigeren. Voor informatie en advertentiemogelijkheden mail naar redactie@tijdschriftcul.nl Drukkerij Andeko Graphic Oplage: 500 ISSN: 18760309 Tijdschrift Cul Nieuwe Achtergracht 166 1018 WV Amsterdam redactie@tijdschriftcul.nl www.tijdschriftcul.nl Volg ons nu ook op Facebook, Twitter en Instagram!

2

Tijdschrift Cul

Hoofdredactioneel

T

oen ik dertien was hing er een pagina uit de managementscheurkalender aan mijn muur. Destijds kon dat nog. ‘Er bestaat geen onkruid. Alleen planten die op de verkeerde plek staan.’ De natuur, zo blijkt, is een enorme inspiratiebron: voor zowel literaire klassiekers – denk aan Moby Dick, Walden en The Call of the Wild, als voor middelmatige scheurkalenderwijsheden. Maar de natuur is een lastig onderwerp voor schrijvers – een soort fata morgana – want zodra je er onderdeel van wordt, verdwijnt het. Wat is natuurlijk dan? Op het eerste gezicht lijkt het onderscheid tussen natuurlijk en kunstmatig duidelijk. Maar in Nederland is natuur een lastig begrip: zodra we ‘de natuur in gaan’ betreden we een door mensen gemaakt landschap. Oerlandschappen bestaan hier niet meer, en ook in de rest van Europa is enkel nog een klein beetje oerbos te vinden in Oost-Polen. Maar goed, mieren cultiveren het landschap ook en in zekere zin zijn wij niets meer dan uit de kluiten gewassen mieren. De grens tussen natuur en cultuur is een vage. Dat blijkt ook uit hedendaagse Nederlandse natuurdocumentaires als Amsterdam Wildlife en De Wilde Stad: natuurfilms tussen de bakstenen en het beton. Aan die spanning raakt eigenlijk elk artikel in dit nummer: wat betekent het dat er steeds meer ‘naturel’ producten in de schappen liggen? Wat gebeurt er als we kunststoffen in onze voedselketen introduceren? En wat zegt het over ons mensbeeld dat we ellenlange tutorials kijken over hoe we ons zo natuurlijk mogelijk kunnen opmaken? Ook gaan we op reportage naar de nudistencamping, vertellen we over zelfvoorzienend leven in de Roemeense bossen en over slimme bomen met beste vrienden. Dit is tevens de laatste Cul voor Yalou van der Heijden en ondergetekende als hoofdredactie. We zijn de redactie dankbaar voor elke bijdrage en alle lezers voor het lezen. En de nieuwe hoofdredactie, bestaande uit Roos de Wijs en Carolien den Boer, wensen we een prachtig jaar toe! Mendel Op den Orth Hoofdredacteur Tijdschrift Cul


Inhoud

4

Achtergrond Ode aan de boom

Alles wat je niet wist dat je wilde weten over bomen

Mendel Op den Orth

7

Reportage Schaamteloos naakt

Uit de kleren op de naturisten camping

Carolien den Boer

Column 10 Uitgenatureld

Josia Brüggen

Essay 12 Kind van de berekening

Waarom designerbaby’s een gevaar zijn

Tobiah Palm

15

Column Hoe we onszelf om zeep helpen Over de kringloop van microplastics

Yalou van der Heijden

16

Achtergrond Onkruid? Ja, graag!

Hoe permacultuur als alternatieve landbouwmethode de mens en de natuur laat samenwerken

Laura Krabbe

18

Fotoreportage Het groene volk

23

Sara Kerklaan

Column No make-up make-up tutorials Naomi Veenhoven

Interview 24 Wonen in je eigen droom Van stadse student naar moeder in Roemenië

Roos de Wijs

Essay 26 Geitenwollensokkenonderwijs in een bakstenen jungle

Vrijeschoolonderwijs, de intrinsieke natuur van kinderen en de ‘grote boze mensenwereld’

Joosje Slot

Student in beeld Yalou van der Heijden

28

Lang leve(n) zero-waste

Simone Hanrath

Alumnus aan het woord 30 Nienke Trap

Antropoloog tussen mens en natuur

Nikki Verhoeven

Essay 32 Gelukzalig vaag Drugs:natuur:cultuur:mens

Titus Scholten

Column 34 Aan de andere kant van mijn sympathie

Mattijs van de Port

Tijdschrift Cul

3


Achtergrond

Ode aan de boom Alles wat je niet wist dat je wilde weten over bomen

Heb je wel eens twee bevriende bomen een goed gesprek horen voeren? Of een grote boom zijn buurman zien pesten? Schijn bedriegt, want deze stille wateren hebben diepe gronden. Door het boek Het verborgen leven van bomen van Peter Wohlleben wordt de boom een socialer, slimmer en interessanter wezen dan je voor mogelijk had gehouden. Tekst Mendel Op den Orth Beeld Sara Kerklaan

4

Tijdschrift Cul

Leven wordt al snel geassocieerd met bewegen. Denk maar aan de uitspraak: ‘ze bleef doodstil liggen’. Maar ondanks dat bomen nauwelijks lijken te bewegen, doen ze wel van alles. Zo blijken bomen sociale relaties met hun buren en familie aan te gaan, voeden bomen hun kinderen op en communiceren ze met elkaar over grote afstanden als er gevaar dreigt. Bomen kunnen de buitenwereld waarnemen. Ze proeven, ruiken, zien en luisteren. En van de ervaring die ze hiermee op doen kunnen ze nog dingen leren ook. Bomen zijn ook in staat tot bijzondere technische hoogstandjes. Ze kunnen zweten, zijn aerodynamisch en regelen hun lokale microklimaat. En waar de mens op dit moment misschien nog wel het meest van kan leren: bomen leven op een heel andere tijdsspanne dan wij.


Achtergrond

Dit alles blijkt uit het boek Het verborgen leven van bomen. Wat ze voelen, hoe ze communiceren – ontdekkingen uit een onbekende wereld van Peter Wohlleben, een boswachter uit het West-Duitse Eifelgebergte. Hij schreef daarmee het best verkochte non-fictieboek in Duitsland van 2015 en vertelt met een aanstekelijke combinatie van liefde en wetenschap de verborgen avonturen die zich in de bossen afspelen. Een sociaal netwerk In de bosbouw is het de normaalste zaak van de wereld: is het bos te donker, dan kap je een paar van de grootste bomen, zodat de kleintjes meer licht krijgen. Maar Wohlleben laat zien dat dit nergens voor nodig is. Sterker nog, hij zegt dat het kappen van zo’n boom eigenlijk hetzelfde is als het omleggen van een vader, opdat zijn vrouw en kinderen dan meer ruimte in huis zouden hebben. Waanzin dus. Bomen zijn juist uitstekend in staat om zelf rekening met elkaar te houden. Zo laten boomburen hun bladerkroon extra groeien waar er ruimte is, en als er ergens een buurman van dezelfde soort staat, dan zal hij aan die zijde iets kleiner blijven. Maar niet alleen bovengronds werken bomen samen: ook het uitgebreide wortelnetwerk van bomen is vervlochten. En zelfs zo intiem dat ze daarmee zieke vrienden of familieleden kunnen steunen. Een sterke boom is namelijk in staat om een suikeroplossing – de suiker wordt gecreëerd bij de fotosynthese in de bladeren – via zijn wortels te delen met een zwakkere of zieke boom. Op die manier vormen bomen een sociaal vangnet: de sterkte schouders dragen de zwaarste lasten. Voor een boom is het daarom belangrijk om vrienden te hebben. Namelijk hoe hechter de verbindingen zijn met de bomen rondom, hoe gemakkelijker je gered kan worden in zware tijden. Als je als boom een zonderling bent, word je in de regel veel minder oud. Net als bij mensen, geldt voor bomen ook: samen sta je sterker. Er is daarentegen ook concurrentie, met name tussen verschillende boomsoorten. Zo is er de ‘pestende’ treurberk wiens lange, dunne takken functioneren als zwepen. Al bij een licht briesje slaat hij om zich heen, om zo de bladerkronen van zijn opkomende concurrenten te beschadigen. Zo vertraagt hij hun groei, en heeft de berk een stapje voor in de strijd om het zonlicht. Net zo belangrijk als goede vrienden is de boomfamilie. Zo blijkt dat bomen die opgroeien onder hun moederboom – waar ze ooit als zaadje of nootje af zijn gevallen – veel ouder worden dan bomen die zonder opvoeder moeten opgroeien. De aanwezigheid van een grote, sterke moeder zorgt er namelijk voor dat een jonge boom langzaam opgroeit, omdat het grootste deel van het zonlicht – de energiebron – al door de moeder wordt gebruikt. In ruil voor het ingeleverde zonlicht staat de moeder wel wat suikerwater af aan haar kroost, maar alleen mondjesmaat, want een boom die in zijn ‘jeugd’ langzaam groeit, blijkt veel gezonder oud te worden. En langzaam groeien is ook echt langzaam. Eenzame bomen in commerciële bosbouw kunnen na tachtig tot 120 jaar wel

Bomen vormen een soort sociaal vangnet

gekapt worden, terwijl een boom in een oerbos die naast zijn moeder opgroeit tegen die tijd pas potlooddik en manshoog is. Al dat intieme wortelcontact kan trouwens ook nadelig zijn. Zo stuitte Wohlleben eens op een spar die was getroffen door de bliksem. En niet alleen dat exemplaar, maar ook een stuk of tien soortgenoten die in een straal van vijftien meter stonden, legden het lootje. Kennelijk hadden ze nauwe banden. Niet alleen kunnen bomen door wortelcontact op kleine afstand communiceren, maar ook over tientallen meters kunnen bomen signalen afgeven. En wel door middel van geur. Een voorbeeld is de schermacacia op de Afrikaanse savanne. Zijn blaadjes zijn het voedsel voor de giraffe, maar zodra de acacia merkt dat hij wordt aangevallen door de giraffe, produceert hij een bittere vloeistof in zijn blaadjes, waardoor de giraffe stopt met eten. Maar tegelijkertijd scheidt hij ook een geurstof af – in dit geval ethyleen – die door de nabije bomen wordt herkend. Het resultaat: hun anders sappige blaadjes worden nu ook bitter. De giraffe, die dit fenomeen kent, begint dan ook pas weer een paar honderd meter verderop met eten. Proeven, zien, luisteren en tellen Evolutionair gezien bevinden we ons op gigantische afstand van de boom. Meer dan een miljard jaar geleden, toen onze voorouders nog eencellig waren, splitsten onze stambomen zich af, en onze zintuigen zijn dan ook heel verschillend van elkaar ontwikkeld. Om de reukzin, het gehoor en het gezichtsvermogen van een boom te kunnen inbeelden, is er flink wat fantasie nodig. Maar als je daartoe in staat bent, dan opent zich een wondere wereld. De smaakzin van bomen blijkt goed uit één van de verdedingsmechanismen van iepen en dennen. Als die last hebben van een bepaalde rupsenplaag, dan herkennen ze aan het speeksel van de rups tot welke soort hij behoort. Omdat de bomen kennelijk weten wat de natuurlijke vijand is van die rups, produceren ze vervolgens een lokgeur die die vijand (in dit geval kleine wespen) aantrekt. De wesp legt haar eitje in de rups, die daaraan overlijdt. Plaag opgelost. Dat bomen kunnen ‘ruiken’ zagen we al bij de schermacacia’s. Maar bij gebrek aan ruimte zal ik de andere zintuigen van bomen enkel kort noemen: bomen kunnen tellen hoeveel dagen er verstrijken; er zijn bomen die kunnen via het geluid van knakkende wortels met elkaar ‘praten’; bomen kunnen in het lab leren op wat voor prikkels wel en op welke niet te reageren en ze kunnen ‘zien’ hoe lang de zon schijnt op een dag. Dus net als onze honden en katten die onhoorbare tonen kunnen horen en zwakke geursporen kunnen volgen, blijken ook bomen fijngevoelige zintuigen te hebben. Antivries Naast sociale en zintuiglijke vaardigheden, getuigen bomen ook van enorm technisch vernuft. Zo maken bomen gebruik van schimmelnetwerken om op een snellere manier ondergronds signalen aan elkaar door te geven – het zogenaamde ‘wood wide web’. Of kunnen ze op een goede dag tot wel vijfhonderd liter water uit de grond pompen en uit hun bladeren laten verdampen. En dat vele verdampen, samen met de schaduw die ze creëren, zorgt ervoor dat het op een warme zomerdag tot wel 10ºC koeler kan zijn in het bos dan eromheen. In

Tijdschrift Cul

5


Achtergrond

Bomen kunnen met elkaar communiceren over tientallen meters zekere zin zweten bomen dus. Bomen zijn ook aerodynamisch. Zo zijn loofbomen in de winter zonder bladeren uitstekend beschermd tegen harde wind: stammen en takken hebben een lagere luchtweerstandscoëfficiënt dan auto’s. En naaldbomen, die ook ’s winters groen blijven, hebben zelfs een olieachtige antivriesvloeistof uitgevonden die ze als het koud wordt in hun naalden pompen. Daardoor kunnen ze, in tegenstelling tot loofbomen, ook ’s winters doorgaan met het winnen van energie uit zonlicht. Aan die ingebouwde antivries kunnen mijn winterwanten nog niet tippen. Bomen die lopen J.R.R. Tolkien, de schrijver van In de ban van de ring, sloeg de spijker op de kop toen hij de begroeting tussen twee enten – eeuwenoude boomwezens – uren en uren liet duren: bomen leven op een volstrekt andere tijdspanne dan mensen (of hobbits). Zenuwsignalen kunnen zich in milliseconden door ons lichaam verplaatsen, bij bomen verplaatsen elektrische signalen zich ongeveer één centimeter per seconde. Maar niet alleen het lichaam, ook het volledige levensritme van een boom is extreem veel trager. Een boom is pas geslachtsrijp als hij tussen de tachtig en de 150 jaar is, het ziekbed van een ernstig aangetaste boom kan soms wel tientallen jaren duren en als er een buurboom omvalt en er snel nieuwe blaadjes aangemaakt moeten worden om al dat extra licht op te vangen, kan dat tot wel drie jaar duren voordat dat gelukt is. Zo moet een boom ook met heel ander type gebeurtenissen rekening houden dan wij. Er zijn bijvoorbeeld zware stormen die gemiddeld maar eens in de tien jaar voorkomen. Een zeldzame gebeurtenis dus. Maar voor een boom, die met gemak vijfhonderd jaar oud kan worden, is dat iets dat zomaar vijftig keer in zijn leven kan gebeuren. Veel vaker dan het WK voetbal in een mensenleven dus. Met behulp van deze trage blik doemen plots verrassende processen op. Zo blijkt dat bomen zich kunnen verplaatsen. Als individuen bewegen bomen natuurlijk niet, maar als soort wel. Elk nieuwe zaadje, dat zich door de wind of door dieren laat verspreiden, komt ergens anders terecht en ontkiemt op een meer of minder geschikte plek. Op deze manier kan een bos na jaren en jaren een bepaalde kant op bewegen. En dat gebeurt dus ook. Ze moeten ook wel, want een boom kan niet goed overweg met een stijgende of dalende temperatuur. En daarom verplaatsen boomsoorten zich al naar gelang het klimaat veranderd. In de laatste ijstijd leefde bijna alle boomsoorten die nu in Midden-Europa leven ten zuiden van de Alpen. En mede dankzij het broeikaseffect, gaat deze reis naar het noorden voor veel bomen nog steeds door. Met een gemiddelde snelheid van 400 meter. Per jaar. Ooit dachten we dat dieren een soort ingewikkelde machines waren die net deden alsof ze pijn hadden, maar niet echt pijn konden ervaren. In het geval van dieren hebben we ons zelfbedachte kader opgerekt. Er is tegenwoordig meer en meer aandacht voor het leed dat we dieren aan doen. Peter Wohlleben zegt zelfs spijt te hebben van elke boom die hij heeft ‘vermoord’ in zijn tijd als commercieel bosbouwer. Misschien gaat dat te ver. Maar als je ziet hoe het bomen lukt om zich, op een volstrekt andere tijdspanne, aan te passen aan een veranderend klimaat, is er misschien toch iets voor te zeggen om onszelf wat beter in te leven in een boom. ◆

6

Tijdschrift Cul


Reportage

Schaamteloos naakt Uit de kleren op de naturistencamping

‘Je weet dat dit een naturistencamping is?’ Alsof ik dat niet had bedacht op het moment dat ik een volledig naakte man langs zag fietsten. ‘Ja, dat weet ik en ik zou graag een middag je meelopen, zonder kleren.’ De receptioniste, wel aangekleed, blijft argwanend maar laat op een kleine plattegrond zien hoe ik moet lopen naar het zwembad, de sauna en de bar. En niet onbelangrijk: waar ik mezelf kan uitkleden. Tekst Carolien den Boer Beeld Naomi Veenhoven

Braaf volg ik de voorgeschreven route, langs tenten, caravans en kleine huisjes, richting het zwembad. Net als een groot aantal leeftijdsgenoten ben ik jarenlang onzeker geweest over mijn eigen lichaam. Veel mensen ervaren een sociale druk dat zij een perfect lichaam moeten hebben, bovendien hangt er schaamte en taboe rond het tonen van onze edele delen. Alles letterlijk blootgeven is daarom best een grote stap, ook voor mij. De meeste naturisten daarentegen blijken het als een bevrijding te ervaren om naakt zijn. Ondanks mijn angst om voor het oog van anderen naakt te zijn, ben ik vastberaden om toch uit de kleren te gaan. Zoals het een echte antropoloog betaamt wil ik ervaren wat de meerwaarde is van het naakte leven. Om mijzelf moed in te praten denk ik aan een site die ik tegenkwam toen ik de voorbereidingen trof voor mijn naturistendag.

Tijdschrift Cul

7


Reportage

Op de website van een Nederlandse naturist die zichzelf ‘Naturist Kees’ noemt, bevraagt hij waarom de meeste mensen voornamelijk hun geslachtsdelen willen bedekken. ‘Kijk naar de (blote) foto’s van al deze mannen en vrouwen, hun geslachtsdelen zijn vrijwel gelijk, maar de gezichten zijn juist uniek’, schrijft Kees. Als je de gezichten namelijk weg zou halen, zou je deze mensen niet meer herkennen. Hij vraagt zich af waarom wij ons dan toch zouden moeten schamen voor een lichaamsdeel dat de helft van de wereldbevolking hetzelfde heeft? Dagelijks is namelijk het meest unieke aan mijn lichaam, mijn gezicht, voor iedereen zichtbaar.

ches. Ik knik een paar mensen vriendelijk gedag terwijl ik mijn zenuwen probeer te onderdrukken. Ik merk, tot mijn schrik, zodra ik het zwembad zie dat ik toch heel erg opval. Niet omdat mijn naakte lichaam nou zo raar is, maar omdat ik de enige jongere ben. De gemiddelde leeftijd van de 70.000 leden van de Nederlandse Federatie voor Naturisten, ligt boven de veertig jaar, meldt de NRC. Maar in dit zwembad ligt die gemiddelde leeftijd nog zeker twintig jaar hoger. Misschien ook niet zo verwonderlijk: want wie anders dan de gepensioneerde heeft op een doordeweekse middag in april tijd om naar een naturistencamping te gaan?

Kleding niet toegestaan Terwijl ik het zwembad nader, valt mijn oog op een bordje dat naast de voordeur van een van de huisjes hangt. Het is een afbeelding van een bikini met een rode streep er doorheen: ‘kleding niet toegestaan’. Ironisch is het wel, zo’n bordje heb ik weleens gezien op vakantie, bij winkels of kerken. Dan mag je niet té bloot gekleed naar binnen. Bij het zwembad aangekomen begroet een man mij, met enkel een fanny pack om zijn middel. Ook voor mij is het moment waar het allemaal om draait aangebroken, ik moet me uitkleden. Tot mijn verbazing zijn er geen kleine kleedhokjes zoals bij de meeste zwembaden. Een lange gang verbindt de ingang met het zwembad, en dient tegelijkertijd als gedeelde ‘kleedruimte’. In de gang staan een paar bankjes en kapstokken. Het lijkt in eerste instantie raar om mij daar uit te kleden, maar eigenlijk het is heel logisch: waarom zou je je in een afgesloten ruimte uitkleden als je daarna toch naakt naar buiten moet stappen? Deze ruimte biedt mij juist de mogelijkheid om rustig mijn kleding voor het oog van iedereen uit te doen. Omdat het zo geleidelijk gaat, lijkt de stap van uiteindelijk naakt zijn veel kleiner. Nadat ik mijn spullen heb weggelegd loop ik met een handdoek onder mijn arm naar de dou-

De babbel-sauna Dat ik zo vroeg in het seizoen op de naturistencamping ben, betekent ook dat het lastiger is om een praatje aan te gaan met mensen. Omdat het mijn eerste keer is op een naturistencamping heb ik wel veel vragen, daarom besluit ik uit tactische overwegingen een zogeheten ‘babbel-sauna’ in te gaan. Als ik naar binnen stap zitten twee vrouwen en een man ieder op een eigen handdoek op de banken. Nadat ik hen heb begroet neem ik plaats in de nog vrije hoek. Wanneer het ge-

Ze voelt zich in een bikini onzekerder over haar lichaam dan wanneer zij naakt is 8

Tijdschrift Cul


Reportage

sprek tussen het drietal een beetje stilvalt grijp ik mijn kans, ik val gelijk met de deur in huis: ‘Mag ik vragen wat jullie zo fijn vinden aan een naturistencamping?’ Ieder vertellen zij hun eigen redenen, maar unaniem zijn zij van mening dat naakt kunnen rondlopen een bevrijding is. Het is heerlijk om naakt te zwemmen en te zonnen, zijn zij van mening. ‘Je bent gewoon de hele dag buiten en in de zon, zodra het lekker weer is loop je naakt, zo word je lekker bruin, dit kleurtje vind ik een stuk gezonder dan die witte melkflessen die jij hebt.’ Ze stellen mij gerust dat dit niet erg is, dat kleurtje komt vanzelf wel als ik hier vaker kom. Toch beoordelen de naaktlopers elkaar niet op hoe hun lichaam eruitziet. De man in het gezelschap zegt: ‘Je ziet hier alle soorten mensen rondlopen, hele dikke mensen, veel ouderen, maar ook mensen die een ledemaat missen of een borstamputatie hebben gehad.’ De diversiteit in lichamen zorgt ervoor dat je nooit de enige bent die geen atletisch lichaam heeft, een groot zichtbaar litteken heeft van een operatie, of een andere ‘afwijking’. ‘Het gaat er hier om dat iedereen wordt geaccepteerd, waardoor niemand zich meer onzeker hoeft te voelen en vrij kan zijn van schaamte.’ De mevrouw op een groene handdoek vertelt verder dat ze zich in een bikini onzekerder voelt over haar lichaam dan wanneer zij naakt is. Ook al loop ik hier nog maar even rond, deel ik haar ervaring wel. Wanneer ik in een bikini rondloop ben ik bang dat mijn buik te dik is of dat mijn bikinilijn niet goed genoeg geschoren is. Nu ik naakt rondloop heb ik daar nog geen moment over nagedacht. Normaal gesproken probeer ik dit zo goed mogelijk te verbergen. Nu kan ik me echter achter niets verstoppen, waardoor ik de schaamte kan loslaten. Textiel-camping De man vertelt ook dat hij het fijn vind dat je niet hoeft na te denken over wat je ’s ochtends aantrekt. In het dagelijks leven en op ‘textiel-campings’ ervaart hij het maken van een kledingkeuze wel als een ongemak. Bij het horen van de term ‘textiel-camping’ moet ik eerst even nadenken. Maar eigenlijk is het wel een betere aanduiding dan ‘normale’ camping, want voor niet iedereen is hetzelfde normaal. De nadruk bij andere campings op textiel, en dus veel kleding, doet me ook aan een ander aspect van naturistencampings denken. Naturisten zijn over het algemeen heel milieubewust. En ik denk dat een naturisten vakantie een voorbeeld is van duurzaam reizen. Je hoeft niet alleen weinig bagage mee op reis, maar besteedt ook veel minder geld aan de (over het algemeen) vervuilende kledingindustrie, en bespaart water omdat je niet veel hoeft te wassen. Daarbij heeft het niet dragen van kleding ook sociale voordelen. ‘Normaal kun je aan de hand van iemands kleding een beetje aflezen wat voor soort mens zij zijn, hier kan dat niet.’ Hierdoor vallen de verschillen tussen mensen weg, je kunt geen aannamen maken over iemands persoonlijkheid gebaseerd op het soort kleding dat zij dragen. De enige indicator van sociale positie die hier zichtbaar is betreft leeftijd en geslacht. Dat ik veruit de jongste persoon was die deze dag rondliep heeft echter niet tot rare blikken geleid. Geheime naaktlopers Ondanks dat de mensen die ik gesproken heb het heel fijn vinden op een naturistencamping omdat zij hier geen schaamte hoeven te voelen voor hun lichaam, is er wel schaamte naar

‘Wel één waarschuwing: als je eenmaal van het blote leven hebt geproefd wil je niks anders meer.’ de ‘buitenwereld’. Zo vertelt een van de vrouwen in de babbel-sauna dat zij het geheim houdt voor haar nieuwe collega’s. Op haar vorige werk wisten ze wel van haar naturistenhobby, maar nu houdt ze het geheim uit angst voor onbegrip. Vragen van haar collega’s over haar vrije dagen of het weer ontwijkt ze liever. ‘Als ik morgen weer op kantoor kom, krijg ik waarschijnlijk de vraag of het lekker was in het zonnetje, lekker in een korte broek, dan doe ik maar alsof ik inderdaad een korte broek aan had. Weten zij veel.’ Ook de man is bekend met dit probleem, de tent van zijn vrouw en hem staat langs de rand van het terrein. Een heg vormt de scheiding tussen een paadje dat in het bos ligt, en hun plekje. Zodat afgedwaalde bosbezoekers niet zomaar het terrein op lopen. Langs dit paadje komt nu regelmatig een paardenkoets langs. Geen probleem vonden ze dat. Tot zijn vrouw van een collega hoorde dat hij vaak op deze koets rijdt. ‘Nu is ze als de dood dat ze hem een keer hier ziet.’ Wanneer de hitte van de sauna mij uiteindelijk echt te veel wordt, stap ik naar buiten. Met hernieuwde trots over mijn lichaam loop ik naar de bar en haal een biertje. Achter de bar staat een jonge, aangeklede, man, en aan de bar zelf zitten ook een paar mensen met kleding aan. Ineens realiseer ik mij dat ik wel heel erg naakt ben in vergelijking met deze mensen. Uit onzekerheid draai ik de rugtas die ik over mijn schouder heb hangen toch iets meer voor mijn lichaam. Blijkbaar heeft een dagje naakt zwemmen en zonnen mij nog niet dusdanig bevrijd dat ik mij comfortabel voel in het bijzijn van aangeklede mensen. Misschien ligt het ook wel aan de context denk ik, terwijl ik mijn biertje op het gras opdrink. Onderhand wordt het ook tijd om te eten, hiervoor besluit ik toch mijn kleren aan te trekken voor ik aan tafel schuif. Ik moet toegeven dat naakt lopen, zwemmen en zonnen heel fijn is, maar ik voel niet veel behoefte om vervolgens naakt te eten, naakt te sporten en naakt te klussen aan mijn vakantiehuisje. Daar trek ik de grens. Op een naturistenforum kreeg ik het volgende bericht toen ik informeerde naar goede naturistencampings. ‘Maar wel één waarschuwing: als je eenmaal van het blote leven hebt geproefd wil je niks anders meer.’ Persoonlijk denk ik dat de kans klein is dat ik al mijn badkleding weggooi. Maar of een dag ‘bloot recreëren’ voor herhaling vatbaar is? Misschien wel. Ondanks dat het vooraf zo eng leek om naakt rond te lopen, kijk ik er zeker positief en met een goed gevoel op terug. Door de bewustwording dat mijn lichaam niet zo uniek is als ik dacht, ben ik weer iets zekerder geworden. ◆

Tijdschrift Cul

9


Column

Uitgenatureld Tekst en beeld Josia Brüggen Wat hebben een pot pindakaas, een Spaanse worstje, varkensschnitzels en poffertjes gemeen? U raadt het al. Bij allemaal staat er ‘naturel’ op het etiket. We worden overspoeld door een enorm aanbod aan naturelproducten. Dat lijkt mij althans de enige terechte conclusie na het gebruikelijke rondje door de buurtsuper. Geen soepstengel of speklap kan ontkomen aan de naturel-inflatie. Het klinkt weinig geloofwaardig als ik zeg dat in mijn jeugd alleen de chips of tucjes nog naturel waren, maar vandaag de dag spant naturel de kroon in ieder schap. Want wie kan nog zonder keuzestress ‘die lekkere smeerkaas’ kopen, als er iedere maand een nieuwe tuinkruidenvariant bijkomt? Wie een ‘gewoon’ stukje vlees wil, moet plotseling oppassen voor strooisels oregano of rozemarijn. In kwark en drinkyoghurt zit al gauw een vleugje kokos of citroen en tenslotte blijven er weinig producten over waar géén karamel en zeezout in verwerkt is.

10

Tijdschrift Cul

Wie een ‘gewoon’ stukje vlees wil, moet plotseling oppassen voor strooisels oregano of rozemarijn


Column

Kennelijk is het aanbod zo gegroeid, dat geen potje of pakje meer is wat het lijkt. En dus betekent naturel in de supermarkt voor de duidelijkheid steeds vaker ‘origineel’ of ‘gewoontjes’. De naturel fruitbiscuit en naturel filet americain staan immers ver af van de ‘naturel’ in het woordenboek. Van Dale duidt het als ‘natuurlijk, ongekunsteld’, maar met die definitie zullen toch veel producten afscheid moeten nemen van hun neutrale etiket. Het is misschien interessanter om te kijken wat nog wél naturel is als je de voorwaarde van ongekunsteld hanteert. Kipfilet volgespoten met antibiotica? Genetisch gemanipuleerde tomaten met vleugjes pesticiden? Een onschuldige banaan? Ik begin me langzaam toch echt af te vragen of de supermarktzoektocht naar naturel een realistische is. En als we naturel nu eens ‘neutraal’ of ‘blanco’ noemen. Als iets zonder fratsen of uitgesproken smaak. ‘Dit smaakt naar niks!’ klink geregeld bij een hap komkommer, een slok water of een brokje tofu en juist hier vormen andere ingrediënten of technieken de sleutel tot genot. Zonder marinade geen mooi gebraden kippetje, zonder zuurbad geen prachtige augurk. Zijn dit dan naturelproducten? In dat geval is naturel niet voor iedereen een lust. Toen Julius Jaspers, bekend televisiekok, naar tempeh werd gevraagd, antwoordde hij dat een kartonnen doos ook lekker is, als je hem maar goed marineert.

Tenslotte blijven er weinig producten over waar géén karamel en zeezout in verwerkt is

Waar de naturelgrens ligt, blijft voor mij een raadsel. Welke unieke eigenschap delen spaghetti, paneermeel en Saksische smeerleverworst dat ze allemaal het stempel naturel dragen? Misschien moet ik de natuur in voor het antwoord. Zou de biologische dynamische antroposofische boer het weten? Of eerder een chipsfabrikant? In de supermarkt lijkt inflatie alle logica te hebben verdreven, nu zelfs een willekeurige columnist niet meer kan zeggen wat naturel betekent. Misschien is het hoog tijd voor een nieuwe norm, waarin conserveringsmiddelen en kleurstoffen de standaard zijn. Wie weet verovert naturel binnenkort nog veel meer winkelschappen of stijgt het boven het supermarktimago uit. De keuze is reuze. Lekker smakeloos. Eet smakelijk! ◆

Tijdschrift Cul

11


Essay

Kind van de berekening Waarom designerbaby’s een gevaar zijn

Stel je voor: je zit op de basisschool en je klas is verdeeld in twee groepen. Een groep bestaat uit kinderen die designer zijn en de rest van de kinderen zijn ‘gewoon’, zij worden naturel genoemd. De designer kinderen zijn net wat slimmer, net wat langer en net wat mooier dan de rest. Ze kunnen hoger springen, harder rennen en krijgen ‘speciale’ lesstof. Jij bent naturel en je beste vriendin is designer. Jullie zijn hartsvriendinnen, maar stiekem ben je soms een beetje jaloers op haar. Ze haalt betere cijfers, kan hoger schommelen en heeft langer haar. Volgend jaar mag ze ook naar de speciale-kinderen-klas en je bent bang dat ze dan eigenlijk geen vriendinnen meer met jou wil zijn, omdat je haar toch niet kunt bijhouden. Tekst en beeld Tobiah Palm

12

Tijdschrift Cul

Volgens sommige wetenschappers kan het bovenstaande scenario binnen twintig jaar werkelijkheid worden. De zogeheten designer baby is op komst: een baby wiens genetische opmaak kunstmatig geselecteerd is door genetische regelingen, waardoor de af- of aanwezigheid van bepaalde genen of karakteristieken gegarandeerd wordt. Dit komt door de nieuwe technologie CRISPR. CRISPR staat voor Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats en is een belangrijk onderdeel van het bacteriële verdedigingsmechanisme tegen virussen. Samen met het enzym CAS vormen ze de basis voor de populaire CRISPR-CAS-techniek, die gebruikt kan worden voor het bewerken van het genoom (het genoom is de complete genetische samenstelling van een organisme, cel of virus). In normale-mensen-taal: dit is een techniek die het DNA van embryo’s zodanig kan manipuleren dat


Essay

er invloed uitgeoefend kan worden op de uitkomst, oftewel je kan een kindje ontwerpen. In China wordt er al geëxperimenteerd met designerbaby’s en ook in de VS wordt er met het idee gespeeld. In andere landen, Engeland bijvoorbeeld, is het genetisch manipuleren van embryo’s strikt verboden en in weer andere landen, waaronder Nederland, is genetische manipulatie alleen toegestaan voor medische doeleinden. De vraag rijst hoe ver je mag gaan met genetische manipulatie en tot wanneer het ‘goed’ blijft voor de samenleving. Is de designerbaby een zegen, een geschenk of een groot gevaar? Wat betekent de mogelijkheid om een voorgeprogrammeerd mens te construeren voor onze gezondheid, voor onze (sociale) ontplooiing en voor onze vrijheid? Vergroot het of verkleint het juist onze kansen op welbevinden, gelijkheid en geluk? Wensen we over pakweg vijftig jaar dat deze techniek nooit uitgevonden zou zijn, net zoals velen ook wensen dat de atoombom nooit uitgevonden was? In dit essay zal ik een klein doemscenario schetsen van een toekomst die er wellicht aan kan komen. Het idee van een ontworpen kind voelt tegennatuurlijk aan, en wanneer ik denk aan ouders die uiteindelijk zelf mogen bepalen of hun kind blauwe of bruine ogen krijgt, word ik een beetje ongemakkelijk. Daarentegen is het belangrijk om tijdens het lezen van dit stuk in het achterhoofd te houden dat dit maar een kant van het verhaal is. Het is geen waarheid, het is maar een idee – een idee waar aan gedacht moet worden wanneer we experimenteren met de CRISPR-CAS-techniek. We weten niet wat dergelijke technieken met onze samenleving doen, voor hetzelfde geld pakken ze goed uit. Veertig jaar geleden was er ook veel weerstand tegen IVF-baby’s, en tot op heden heeft niemand spijt dat deze techniek ooit geïntroduceerd is. Het begin Experimenten met CRISPR worden op het moment vooral met medische doeleinden gedaan om in de toekomst ‘aandoeningen’ als autisme, epilepsie of het syndroom van Down te voorkomen. Ook wordt onderzocht of nieuwgeboren mensen geen alzheimer hoeven te krijgen en ouders die overdraagbare ziektes hebben, die ziektes niet hoeven over te dragen aan hun kinderen. Het is ongetwijfeld een opluchting voor ouders als ze zeker weten dat hun kind geen lichamelijke afwijkingen heeft, die kunnen een leven immers behoorlijk ingewikkeld maken. Voor een kind met het syndroom van Down is het ingewikkelder om mee te doen aan de samenleving dan voor een ‘gezond’ kind. Dit is zwaar voor de ouders, die altijd bezig zijn met het kind. En wellicht ook voor het kind, die altijd anders zal zijn dan de rest.

Het kunnen voorkomen van ziektes, zeker ziektes als alzheimer of aids lijkt een verbetering voor de samenleving. Niet alleen voor mensen zelf, ook voor het grotere plaatje: uiteindelijk zullen ziektekosten dalen (ook al zal de CRISPR-techniek eerst vooral geld kosten) en zullen mensen gezond ouder kunnen worden. Helaas gaat dit slechts over ‘onze’ wereld, ‘onze’ West-Europese en Amerikaanse samenlevingen. Het lijkt namelijk onwaarschijnlijk dat de CRISPR-techniek een techniek wordt die in elk land, in elk dorp en voor iedereen beschikbaar is. Wanneer we deze techniek gebruiken om ziektes te voorkomen, zal er een groter verschil komen tussen mensen uit bepaalde werelddelen. Wanneer we deze techniek nog verder doorvoeren, totdat we supermensen, oftewel designerbaby’s kunnen ontwikkelen, zullen er nog grotere verschillen komen tussen mensen binnen en buiten onze samenleving. In de wetenschap wordt er altijd gezocht naar innovatie: hoe maken we dingen efficiënter, sneller, beter. Dit geldt ook voor het menselijk lichaam en het menselijk leven. Wetenschappers die zich met genetische manipulatie bezighouden proberen zo mensen te verbeteren. Daar gaat altijd een ethische kwestie mee gepaard: hoe ver mag je met de natuur rommelen? Is het niet beter om de natuur op zijn beloop te laten? De tweedeling van de samenleving De CRISPR-CAS-techniek zorgt ervoor, heel simpel gezegd, dat we als het ware in DNA kunnen knippen en plakken. Dit betekent dat in het eerste stadium van deze techniek ziektes en aandoeningen voorkomen kunnen worden. In een later stadium kan er ook geknipt en geplakt worden in uiterlijke kenmerken van toekomstige kinderen. In een nog later stadium kan er gesleuteld worden aan intelligentie en andere talenten van embryo’s. Het zou dan zomaar kunnen dat je, als toekomstige ouders, een brochure thuisgestuurd krijgt, waarin zoiets staat: Gefeliciteerd met uw toekomstige kind! Dit zijn de opties: - 60 % kans dat uw kind gymnasium kan doen - 75 % kans op blauwe ogen - 50 % kans op goede atletische vaardigheden - 90 % kans op een jongen

Dit lijkt een nogal absurdistisch toekomstbeeld, maar volgens Henry Greely, bio-ethicus, is dit een scenario dat, wanneer we verder gaan met de huidige experimenten, over twintig jaar werkelijkheid kan worden. Over twintig jaar kunnen we dus supermensen maken. Mensen die overal beter in zijn dan natuurlijke mensen.

Is de designerbaby een zegen, een geschenk of een groot gevaar?

Tijdschrift Cul

13


Essay

Een vraag die meteen rijst is: voor wie zijn die designerbaby’s dan? Vast niet iedereen kan ze betalen en waarschijnlijk wil niet iedereen zo’n ‘onnatuurlijk’ superkind. Gaat de CRISPR-CAS-techniek voor nog meer sociale ongelijkheid zorgen? Als er inderdaad klasjes voor naturals worden gemaakt en klasjes voor designerkinderen, zal er een volledige tweedeling van de samenleving komen. Het gevolg is een sociaal technologische institutionalisering van ultieme winnaars en verliezers. De supermensen worden namelijk voorgeprogrammeerd om letterlijk verbeterde mensen te zijn. Een ‘normaal’ kind zal dat altijd voelen wanneer ze in de klas zit met een superkind. De natuurlijke mensen worden gedegradeerd tot een minderwaardige groep en die minderwaardigheid zullen ze waarschijnlijk ook internaliseren. De ethische kwestie Laten we nog eens teruggaan naar de klas waar jij (nu nog) samen in zit met je hartsvriendin. School is net voorbij en jullie zitten buiten op de schommel. Zij gaat, vanzelfsprekend, veel hoger en veel sneller. Terwijl zij schommelt, kijk jij naar haar gezicht. Ze staart afwezig voor zich uit en lijkt niet veel plezier te hebben in wat ze aan het doen is. Jullie blijven nog even schommelen, totdat de moeder van je supervriendin haar komt ophalen. Haar moeder is gehaast – je vriendin moet zo snel mogelijk naar pianoles. Ze is namelijk zo geprogrammeerd dat ze heel muzikaal is. Ze kan mooi zingen en voor bijna elk instrument heeft ze wel gevoel. Haar ouders luisterden graag naar Einaudi en daarom willen ze dat je vriendin de beste pianospeelster van de wereld wordt. Je vriendin is weg en jij springt van de schommel. Lopend naar huis denk je na over wat je vanmiddag zal gaan doen. Terwijl je zit te twijfelen over knikkeren of televisie kijken dwalen je gedachtes weer af naar je supervriendin. Ze vertelde gister dat ze helemaal niet zo van muziek houdt, maar dat ze geen idee heeft hoe ze dat ooit aan haar ouders moet vertellen. De genetische manipulatie raakt aan de kern van de vrijheid van de mens. Een ouder die een kind naar wens voor laat programmeren, belemmert de eigen keuzen van zijn nakomeling. Voor de geboorte is alles schematisch genetisch vastgelegd, al het onvoorziene is uitgeschakeld. Het embryo moet en zal. Vanaf het moment dat het kind de luier om heeft komt het in een ratrace terecht die door zijn of haar ouders is uitgestippeld. Hij of zij mag opzitten en pootjes geven, moet stralen, uitblinken en schitteren als een ster die nooit eens in de schaduw mag bijkomen van zijn of haar peuter of kleutersuccessen.

Het superkind dreigt het kind te worden van de berekening

14

Tijdschrift Cul

Ook wanneer het kind gelukkig is met het leven dat haar ouders voor haar bedacht hebben, beperkt de optie supermens het menselijke toeval – we zullen er namelijk nooit achter komen wat er gebeurd zou zijn met het kind dat nu meesterpianiste is geworden. Als het eenmaal de luier af heeft, is alle vrije wil een sta in de weg voor het behalen van gewenste, verwachte en geplande resultaten. Het superkind dreigt het kind te worden van de berekening. Voor alle duidelijkheid: dit is een doemscenario, het wijst, net als de bol waarin Peregrijn Toek, de hobbitheld uit de romantische dystopie In de Ban van de ring, moet kijken naar een beangstigende toekomst die komen kan. Het hoeft niet zo af te lopen. Tegelijkertijd werd het mij tijdens het schetsen van dit scenario duidelijk dat een dergelijke klassen en soort scheidende tweedeling al aanwezig is in onze samenleving. Er zijn speciale klasjes voor hoogbegaafde kinderen en er zijn er ook genoeg die van jongs af aan gedwongen naar pianoles moeten. Of mogen. En er zijn ook genoeg kinderen die die kans niet krijgen. Wanneer we op deze manier naar de samenleving kijken, lijken designer baby’s wellicht wel een logische volgende stap in de evolutie. ◆


Column

Hoe we onszelf om zeep helpen Over de kringloop van microplastics

Tekst Yalou van der Heijden Beeld Tobiah Palm

Het is overal. De schappen in de supermarkt staan vol met in plastic verpakt etenswaar. We poetsen onze tanden met de microvariant van het uit aardolie gemaakte product en zelfs onze kleding is zelden plasticvrij. Er lijkt geen ontkomen aan. Ons plasticgebruik verspreidt zich als een olievlek over de maatschappij en is zelfs doorgedrongen tot in de vezels van onze voedselkringloop. Hoog tijd voor verandering! Plastic gaat verder dan wij met het blote oog kunnen zien. Microbeads, ook wel microplastics genoemd, zijn minuscule stukjes plastic die onder andere in verzorgingsproducten zitten. Uit onderzoek van milieudeskundige Heather Leslie blijkt dat wanneer Europeanen twee keer per dag hun tanden poetsen, er 74.000 kilo plastic in het water terecht komt. 74.000 kilo! En dat is enkel Europa. Daarnaast scrubben miljoenen mensen dagelijks plasticschuurkorrels in hun poriëren en smeren we massaal microplastics als modellijm in ons haar. Via ons – en via ons doucheputje – belanden deze kleine vervuilers uiteindelijk in de oceaan. Opgeruimd staat netjes zou je denken, maar helaas. Eenmaal zwemmend over ons aardoppervlak dragen deze microplastics bij aan de plastic soup. Deze soep is vooral zichtbaar in gebieden waar zeestromen elkaar ontmoeten – gyres genoemd. Maar naast de grotere stukken plastic, zwemmen de microvarianten als afgebrokkelde stukjes soepballen ook door de gehele oceaan. Alles tezamen beslaat deze soep waarschijnlijk een gebied zo groot als Frankrijk en Spanje. Aan plastic! Deze (micro)plastics werken als een magneet voor giftige stoffen. De verontreinigende stoffen die het plastic opneemt in zijn weg door het riool, vervuilde havengebieden en sloten, belandt uiteindelijk in het ecosysteem van zeedieren. Deze plasticjes worden aangezien als eten en komen zo behalve in

zeedieren, ook in ons – en andere dieren terecht. Voor de vegetariërs die nu gered denken te zijn: via het water vinden microplastics ook hun weg in eindproducten als honing, zout en zelfs bier. Zoiets kleins als scrubkorrels in je dagcrème drijven dus als kleine stukjes vergiftigd vissenvoer door de oceaan, om uiteindelijk zijn weg terug te vinden in jouw slokdarm. Het bizarre aan dit fenomeen is dat ik en eigenlijk iedereen met mij, onbewust meewerkt aan het vervuilen van niet alleen de oceaan, maar indirect dus ook van onszelf. Hoewel ik bewust bezig ben met plastic mijden en zelf diverse plasticvrije verzorgingsproducten maak, kwam ik in mijn zoektocht door de badkamer toch oogschaduw tegen die aan elkaar hing van polypropyleen. Plastic dus. Het probleem van dit materiaal is dat het niet vergaat. Daarom is het hoog tijd om dit onnodige afval tegen te gaan! Totdat de industrie stopt met het gebruik van microplastics in verzorgingsproducten – goedkoop, maar tegen welke prijs? – moeten jij en ik het heft in eigen hand nemen. Als consument moeten we stilstaan bij de gevolgen van onze keuzes. Als gebruikers zijn wij eindverantwoordelijke voor deze industriële ontwerpfouten. Aan ons de taak om (micro) plastics uit onze kringloop te filteren: weg met de polypropyleen, polyethyleentereftalaat en andere poly-nylon-plastics. Weg met onleesbare termen die de strijd voor het zichtbaar maken van dit probleem in de weg staan. Weg met oogschaduws, glitters, douchegels, tandpasta’s, lippenstiften en scrubs die mij, jou en iedereen belasten – op zowel korte als lange termijn. Weg met het om zeep helpen van onszelf. ◆ Beat the microbead! Hoe? www.beatthemicrobead.org Durf jij de uitdaging aan om plastic een maand te laten staan? Bekijk www.plasticdieet.nl

Tijdschrift Cul

15


Achtergrond

Onkruid? Ja, graag! Hoe permacultuur als alternatieve landbouwmethode de mens en de natuur laat samenwerken Is onkruid goed voor je tuin? Volgens de principes van permacultuur wel. Onkruid is immers een natuurlijk onderdeel van de natuur en daarom is er geen reden om deze plantensoorten rigoureus te bestrijden. Een permacultuur is een functioneel ecosysteem waarin mens en natuur een gelijkwaardige rol spelen. Ook in Amsterdam zijn er projecten bedacht waarin tuinen ontworpen worden naar de ideeën van deze alternatieve vorm van landbouw. Tekst Laura Krabbe Beeld Naomi Veenhoven Menig bètastudent zal hier in zijn dagelijkse wandeling van het station naar de Universiteit van Amsterdam aan voorbijlopen. Tussen de drukte van het treinspoor en de universiteitsgebouwen van het Science Park ligt Anna’s Tuin en Ruigte. Hier werd een jaar geleden een stuk poldernatuur veranderd in een buitenlaboratorium, waar geëxperimenteerd wordt met alternatieve vormen van landbouw. Permacultuur is zo’n alternatieve vorm. Dit is een bewuste manier van landschappen ontwerpen die de patronen en relaties in de echte natuur nabootst. Tegelijkertijd leveren deze landschappen een overvloed aan voedsel voor de voorziening van de lokale bevolking. Het is dus een volledig duurzame landbouwcultuur, die zelfvoorzienend is, lang meegaat en waarin de mens onderdeel wordt van het ecosysteem. De problemen van de huidige landbouw Permacultuur is in de jaren zeventig bedacht door de twee Australische biologen Bill Mollison en David Homgren. Toen zij dit idee introduceerden, deden ze onderzoek naar de werking van ecosystemen in de bossen van Tasmanië. Hun zoektocht naar een nieuw ecosysteem waarin de mens en natuur dichter bij elkaar komen te staan, begonnen ze gedeeltelijk als reactie op de moderne landbouwproblemen. Allereerst draagt de huidige vorm van landbouw in grote mate bij aan de uitstoot van CO2, door het gebruik van kunstmest en fossiele brandstoffen. De landbouw veroorzaakt in Nederland bijvoorbeeld 27 procent van de Nederlandse bijdrage aan het broeikaseffect. Daarnaast veroorzaakt het monoculturensysteem, het systeem waarbij op hetzelfde stuk grond altijd hetzelfde gewas wordt verbouwd, een probleem. Er kunnen namelijk heel snel ziektes en plagen ontstaan door een gebrek aan natuurlijke diversiteit. Dieren, schimmels en bacteriën die van het gewas kunnen leven hebben altijd een enorme maaltijd tot hun beschikking. Hetzelfde geldt voor de bio-industrie

16

Tijdschrift Cul

waar op grootschalige wijze dezelfde diersoorten worden gehouden, met als gevolg dat ziektes snel kunnen ontstaan. Oplossingen voor deze problemen zijn giftige bestrijdingsmiddelen en antibiotica die uiteindelijk belanden in jouw bordje boerenkool met worst. Andere problemen in de huidige landbouw zijn verwoestijning en bodemerosie door uitputting van de grond. Dit komt doordat de landbouw bestaat uit eenjarige gewassen, zoals mais, graan, rijst en tarwe. De boeren moeten daarom elk jaar opnieuw ploegen, zaaien, maaien en oogsten, met als gevolg dat ieder jaar voeding wordt onttrokken aan de bodem en de grond steeds minder vegetatie kent. Regen dringt door het tekort aan wortels niet meer door in de aarde, maar spoelt weg. Ook waait de wind de grond weg. Om de bodem nog enigszins vruchtbaar te maken wordt daarom kunstmest gebruikt, maar dit kunstmest vervuilt op zijn beurt weer het grondwater. Terug naar de natuur Genoeg redenen dus voor een verandering van het landbouwsysteem en daarmee van onze voedselvoorziening. Het idee van permacultuur biedt uitkomst en wel door met de natuur samen te werken. Het voorziet daarom in een functioneel ecosysteem waar de mens net zoveel deel van uitmaakt als planten en dieren. Biodiversiteit is hierbij erg belangrijk. Het is de bedoeling om verschillende soorten gewassen door elkaar heen te planten, zoals ook in de echte natuur allerlei soorten planten door elkaar groeien. Hierbij wordt er rekening gehouden met de omgeving: een permacultuur bootst de plaatselijke natuur na en de gewassen die daar al van nature voorkomen. Wanneer een permacultuur eenmaal staat, zal deze zichzelf in stand houden. Een goed voorbeeld van een permacultuur is het Löss-plateau in China. Cameraman en ecoloog John D. Liu volgde vijftien jaar lang de enorme metamorfose die deze hoogvlakte heeft ondergaan en maakte hier een documentaire over: Hope in a Changing Climate. Op het plateau, met ongeveer de grootte van Nederland, was de begroeiing door duizenden jaren van intensieve landbouw volledig verdwenen.

Wanneer een permacultuur eenmaal staat, zal deze zichzelf in stand houden


Achtergrond

Ook de kuddes vee die graasden op het stuk land zorgden ervoor dat jonge bomen en struiken geen kans kregen om hier te groeien. Bodemerosie en een onvruchtbare grond waren het gevolg. Om verdere erosie te voorkomen bedachten wetenschappers een plan om door middel van permacultuur het gebied nieuw leven in te blazen. Ze lieten vee alleen op bepaalde plekken grazen, zodat planten op andere delen de mogelijkheid kregen om terug te groeien. Op de toppen van de heuvels werden nieuwe bomen gepland. Daaronder werden terrassen van grond gemaakt voor gewassen en nog meer bomen. Onderaan de heuvels werden dammen gebouwd die overstromingen konden voorkomen en dienden als reservebron van water. De boeren werden ondertussen financieel ondersteund tijdens het herstel van het gebied. Waar het hele gebied eerst één kale, bruine vlakte was, zijn de heuvels nu rijk aan vele planten en bomen. Permacultuur in Amsterdam Dichter bij huis, in Amsterdam, zijn er op kleinere schaal ook projecten bedacht om permacultuur te introduceren, zoals bij Anna’s Tuin en Ruigte. Hier werkt bioloog en permaculturist João Lutufo, die in Brazilië al vele permacultuurprojecten heeft begeleid. Hij legt uit dat het hele gebied ontworpen is naar de ideeën van permacultuur. Het is bijvoorbeeld opgedeeld in verschillende zones volgens het ‘energiebeheer’, waarbij de zones oplopen van intensief gebruik naar minder energieslurpende zones. De stukken land die het meest worden gebruikt en waar vaak mensen nodig zijn, kosten het

meeste energie. Dit zijn bijvoorbeeld de moestuin en het gebied waar wordt gekookt en gegeten. De ruigte en het voedselbos kosten minder energie. Het gebied is zo opgebouwd dat de energie geconcentreerd is in het midden, in de sociale ontmoetingsplaats. Van daaruit worden de zones steeds minder energie-intensief. João wijst naar de moestuin en vertelt dat daar groenten worden verbouwd als een polycultuur. Verschillende lagen van soorten gewassen en wilde planten groeien boven en onder elkaar, waarbij de bovenste laag niet te veel zon mag tegenhouden. Steeds wordt de samenstelling van gewassen en planten veranderd, om te zien welke goed samengaan. Er vindt ook gewaswisseling plaats: waar eerst radijs stond, komt daarna bijvoorbeeld rucola. Dit zorgt voor een betere bodem en voorkomt plantenziektes. Enkel één gewas is namelijk vatbaarder voor ziektes. Achter de moestuin ligt nog een groter gebied: de ruigte. Hier mag de natuur zijn gang gaan en wordt er minimaal ingegrepen. De tuin is afhankelijk van de wilde soorten die voorkomen in de ruigte. Insecten bestuiven bijvoorbeeld de planten en vogels eten de slakken op, waardoor pesticiden niet nodig zijn. Dit soort projecten, zelfs in dichtbebouwd Amsterdam, zijn een teken van een andere kijk op de natuur door de mens. Op deze manier wordt de dominante rol van de mens ingeperkt waarbij er beter ‘geluisterd’ wordt naar hoe de natuur het wil. Zo ontstaat er een nieuwe samenwerking tussen mens en natuur die misschien wel essentieel is voor het voortbestaan van beiden. ◆

Tijdschrift Cul

17


Het groene volk Beeld Sara Kerklaan

18

Tijdschrift Cul


Fotoreportage

Tijdschrift Cul

19


Fotoreportage

20

Tijdschrift Cul


Fotoreportage

Tijdschrift Cul

21


Fotoreportage

22

Tijdschrift Cul


Column

No make-up make-up tutorials Tekst Naomi Veenhoven Beeld Tobiah Palm Sinds enige tijd ben ik in de ban van no make-up make-up tutorials, en niet alleen vanwege de tegenstrijdige naam. Op verschillende blogs worden deze video’s enthousiast aangekondigd als ‘de nieuwe make-up trend die ons bevrijdt van de ketenen van make-up’. Nou, dit beloofde veel. Ik liet mijn fantasie de vrije loop, want waar zouden deze video’s over gaan? Wellicht zijn het tutorials over hoe je een make-up look kan creëren zonder make-up? Ik zag het al helemaal voor me: lippen ingekleurd met bietensap en oogleden voorzien van een fluorescerend laagje markeerstift. Of zijn het filmpjes met instructies over het niet opdoen van make-up, maar dat lijkt me ook best lastig. Iets niet doen vraagt immers om weinig instructies.

Deze video’s bevrijden ons niet uit de ‘ketenen van make-up’ zoals vele blogs mij beloofden. Ze doen juist het tegenovergestelde; ze maken ‘de natuurlijke look’ tot iets dat alleen verworven kan worden door het aanbrengen van make-up. De natuurlijke staat van het gezicht is vooral een probleem dat moet worden opgelost. Als het gezicht vervolgens is voorzien van lagen van make-up die de ‘problemen’ verbergen, noemen we dat resultaat ‘natuurlijk’. Ons idee een natuurlijke staat van het gezicht is een illusie geworden. ◆

Vol verwachting en vragen klikte ik op een van de filmpjes. Lichtelijk teleurgesteld keek ik twaalf minuten lang naar hoe een zogenoemde beauty guru zich opmaakt op een, volgens haar, zo ‘natuurlijk mogelijke manier’. Ze wijst naar allerlei plekken op haar gezicht waar, volgens haar, oneffenheden zitten en noemt deze problem areas. Ze voorziet zichzelf vervolgens van moisturizer, primer, foundation en concealer om deze ‘oneffenheden’ in haar huid te egaliseren. Het verbaast me wel weer dat de guru, na het wegwerken van de oneffenheden, met veel precisie faux sproetjes aanbrengt. Deze zorgvuldig gearrangeerde vlekjes zijn blijkbaar weer wel gewenst. Vervolgens brengt ze blush en highlighter aan voor een healthy glow. Ook haar wenkbrauwen, oogleden, wimpers en lippen worden voorzien van een laag make-up. Zo’n twaalf minuten (en producten) later is de no make-up make-up look compleet, en lijken de gurus zich nog altijd niet bewust van de onderliggende paradox. Nu is het makkelijk om hard te lachen om deze gurus en de kijkers die ze volgen, maar ik moet bekennen dat ik, ondanks dat ik niet naar deze filmpjes kijk, hier ook aan meedoe. Ik probeer regelmatig de donkere kringen onder mijn ogen te verbergen met concealer en werk fanatiek puistjes weg. Ik heb zelfs naar verschillende manieren gezocht om de deuk in mijn voorhoofd (een overblijfsel van een ongelukje in een botsauto) te maskeren. Het is zo makkelijk om te vergeten dat die ‘healthy glow’ toch echt uit potjes komt, dat dit niet aangeboren is en dat huid niet egaal is van zichzelf.

Tijdschrift Cul

23


Interview

Wonen in je eigen dromen Van stadse student naar moeder in Roemenië Iris Gales (23) en David Boissevain (27) wilden niet meer studeren en uiteindelijk een baan krijgen. Twee jaar geleden zijn ze dan ook definitief naar Roemenië verhuist. Hier werken ze inmiddels hard aan een toekomst waarin ze volledig kunnen leven van hun eigen land. Ver weg van Nederland, omringt door bossen, weelderige natuur en samen met hun zoontje Felix hebben ze hun plekje gevonden. Tekst Roos de Wijs Beeld Josia Brüggen Voordat Iris ruim vier jaar geleden een relatie kreeg met Da­vid leefde zij een studentenleven. Ze heeft in Amsterdam en Utrecht gestudeerd, maar voelde zich daar niet op haar plek. Het idee dat ze later achter haar computer of binnen de muren van een bedrijf zou werken lokte haar niet. De twijfels die ze over studeren had hielden haar daarom erg bezig. Toen ze David tegenkwam, die zelf al langer van het idee te moeten studeren en werken binnen een bedrijf was afgestapt, zag ze in dat studeren niet de enige optie was. Samen droomden ze van hun eigen plekje op de wereld, waar ze onafhankelijk konden zijn van anderen of instituten. Ze wilden hun eigen eten verbouwen en alleen van hun eigen arbeid afhankelijk zijn. Het liefste wilden ze samen met anderen een soort commune starten met mensen die hier hetzelfde over dachten. In Nederland zou zoiets te duur zijn, omdat het kopen van een stuk grond of een huis daar al gauw in de honderdduizenden euro’s kan oplopen. Hierdoor hadden ze al snel bedacht om te emigreren. De toekomst tegemoet Iris vertelt dat dit proces voor haar heel geleidelijk ging. ‘Eerst dacht ik: ja, heel leuk, maar hoe dan? Is dit wel wat ik wil en is het niet alleen wat David wil? Ben ik gewoon heel erg verliefd op hem? Nee,’ ze valt een moment stil, ‘ik heb eigenlijk altijd wel het idee gehad dat dit is wat ik wil, en wat me heel mooi lijkt om te doen’. Samen zijn ze naar Hongarije gefietst, maar ook daar was het te duur. Ze gingen terug naar Nederland om eerst genoeg geld te verdienen zodat ze daarmee een stuk land konden kopen. Iris en David trokken er vervolgens op uit om in Oost-Europa rond te reizen en te zoeken naar de perfecte plek. Een gouden tip over goedkope huizen in Roemenië lokte ze hiernaartoe, waar ze vrijwel onmiddellijk een huis vonden.

24

Tijdschrift Cul

De eerste jaren Over het hele terrein staan inmiddels fruitbomen en notenbomen. Zo zijn er appels, peren, walnoten en veel bramenstruiken, frambozen, aardbeien en andere bessen. In de groentetuin groeit ui, prei, wortel, bieten, kolen, verschillende kruiden, tomaten, courgette, bloemkool en broccoli. ‘En er komen nog een heleboel dingen bij’, aldus Iris. Water halen ze uit hun eigen grond en hout voor verwarming kappen ze uit hun eigen bos. In de tussentijd werken ze hard in de tuin. Ook zijn er vrijwilligers die hen met van alles helpen in ruil voor een slaapplek en eten. Ze komen uit verschillende landen en zijn vaak op rondreis. Het stel heeft een advertentie op internet staan waarmee ze contact leggen met deze mensen. ‘Op dit moment zijn er vrijwilligers bij ons thuis die een groot stuk grond aan het vrijmaken zijn waar we maïs, pompoen en bonen op kunnen laten groeien.’ Naast het gezelschap van de vrijwilligers worden Iris en David ook gezelschap gehouden door hun vier honden, een kat, twee hanen en drie kippen. Hun bezoeken aan de supermarkt proberen ze zoveel mogelijk te verminderen, waardoor ze ook de auto vaker links

Samen droomden ze van hun eigen plekje op de wereld, waar ze onafhankelijk konden zijn van anderen of instituten


Interview

kunnen laten staan. Verder willen ze dingen leren over groenten inmaken, zodat ze het in de winter kunnen gebruiken. ‘Gewoon langzaam, stap voor stap, gaan we naar een zelfvoorzienend leven toewerken.’ Ze gaan nu nog wel één keer per week naar de supermarkt en zijn met elektriciteit gewoon aangesloten op het net. Iris legt uit dat ze niet zonder elektriciteit zouden willen, maar graag een goed alternatief willen vinden. ‘Ik zou uiteindelijk wel stroom willen houden. We zijn helemaal niet per se tegen alles wat modern is.’ Niet alles in Roemenië is soepel verlopen. Bijna een jaar geleden is Iris negen weken te vroeg bevallen van Felix. Toen ze onverwacht weeën kreeg moest ze eerst zelf een uur rijden naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Zonder de taal van het ziekenhuispersoneel te spreken en zonder dat David erbij mocht zijn, moest ze bevallen. ‘Toen dacht ik ook wel what the fuck doen we hier, waarom zijn we hier, en met deze mensen?’ Het grootste probleem vindt ze dan ook de taalbarrière. Vrij in de natuur Voor Iris en David speelt de natuur een enorme rol. Ze proberen de natuur zoveel mogelijk te respecteren en ervan te leren. Iris wil leren over wilde planten, bijvoorbeeld welke eetbaar zijn. Als ze zelf bomen kappen proberen ze hun eigen bos zo goed mogelijk te beschermen. Zo kappen ze niet een heel veld weg, maar een paar bomen tussendoor. ‘Voor ons is het wel belangrijk dat we bij de natuur wonen en dat het ook behouden blijft.’ ‘Verder scheiden we het afval: papier verbranden we zelf in de kachel of als we een vuur maken, plastic flessen leveren we in, metaal en blikken brengen we naar het oud

‘Als je zoiets als wat wij doen interessant vindt, moet je daar gewoon aan beginnen.’ ijzer en het overige plastic gaat naar een container.’ Iris vertelt dat haar kinderen waarschijnlijk niet naar school zullen gaan, maar bij haar thuis blijven. Het lijkt haar fijn om haar kinderen dingen te leren die ze zelf willen leren. Ze hoopt van leren op deze manier een soort spel te maken, zodat het leuk is. Ook vindt ze het belangrijk dat haar kinderen veel buiten zijn, leren welke planten wel en niet eetbaar zijn, en leren om planten en bomen te herkennen. Over tien jaar hoopt ze dat er een hele grote moestuin is, misschien wel een extra huis en dat ze het land meer onder controle hebben. Iris lacht, ‘misschien heb ik dan wel vijf kinderen rondlopen!’ Een paar weken geleden vond Iris een oude opdracht terug, die ze had gemaakt voor het vak Engels op de middelbare school. ‘Ik denk dat ik in de eerste of tweede klas zat. Je moest beschrijven hoe jij jezelf als volwassene voor je zag. Toen dacht ik: heb ik dat geschreven?’ Iris grinnikt. ‘Ik zou in Amsterdam wonen, geen kinderen hebben, in ieder geval nog niet als ik dertig was, want ik hield niet van kinderen. Ik zou een baan nemen als binnenhuisarchitect en ik wist ook nog niet of ik een man wilde.’ Uiteindelijk moet je er niet te moeilijk over denken, vertelt Iris. ‘Als je onze manier van leven interessant vindt, moet je daar gewoon aan beginnen.’ ◆

Tijdschrift Cul

25


Essay

Geitenwollensokkenonderwijs in een bakstenen jungle Vrijeschoolonderwijs, de intrinsieke natuur van kinderen en de ‘grote boze mensen wereld’ ‘Natuur verbindt cultuur’, Halina, kleuterjuf op de vrijeschool, valt gelijk met de deur in huis. Het reguliere basisonderwijs heeft van natuur een ondergeschoven kindje gemaakt, is zij van mening. Aan de vrijeschool om het tij te keren en ‘stadskinderen’ terug in contact te brengen met de natuur die juist zo dichtbij ze staat. Maar hoe leer je kinderen over ‘hun’ natuur in een bakstenen jungle? Tekst Joosje Slot Beeld Tobiah Palm Het geitenwollensokken-imago van ‘het vrijeschoolkind’ is wijdverspreid, maar de leer waarop deze stroming berust des te onbekender. Een klassiek voorbeeld van een zwart schaap, afgezet tegen het beeld van de hooggewaardeerde onafhankelijke, vrijgevochten, nuchtere Nederlander. Tegenstrijdig, want in Nederland wordt de vrijeschool alleen maar populairder, met een groei van dertig procent aan leerlingen in de afgelopen tien jaar. Maar wat is de vrijeschool eigenlijk?

26

Tijdschrift Cul

De vrijeschool berust op de antroposofische leer van Rudolf Steiner. Deze schrijver, architect en filosoof ontwikkelde een eigen zienswijze op de pedagogie en de praktische toepassingen in het vrijeschoolonderwijs. Het idee dat ten grondslag ligt aan zijn filosofie is de zogenaamde sociale driegeleding in de maatschappij, waarbij hij onderscheid maakte tussen het geestesleven, ook wel cultuur, het rechtsleven en het economisch leven. Steiner was van mening dat het culturele leven zich in vrijheid moest kunnen ontwikkelen en dus los moest staan van de staat en het bedrijfsleven. Het onderwijs is deel van dit geestesleven waarin kinderen hun intrinsieke ontwikkeling, die bij elk kind verschilt, in vrijheid moeten kunnen doormaken. Het onderwijs moet dit ondersteunen en stimuleren. Hierbij is de intellectuele ontwikkeling niet overheersend, maar bestaat deze naast de ontwikkeling van het voelen en de wil. Het uitgangspunt is dus dat onderwijs in dienst staat van de persoonlijkheidsvorming van een individu, zowel individueel als in relatie tot de sociale gemeenschap. De huidige invulling binnen het Nederlandse onderwijs gaat door op dit idee waarbij er wordt gesteld dat het kinderen niet iets anders leert dan in het reguliere on-


Essay

derwijs, maar een kind enkel meer leert. Er wordt naast de standaardvakken zoals lezen, schrijven en rekenen aandacht gegeven aan muziek, bewegingskunst, handarbeid, schilderen, toneelspelen en het lezen van sprookjes, mythen en sagen. Kinderen leren met hoofd, hart en handen, respectievelijk denken, voelen, willen. Uiteindelijk streeft de vrijeschool naar onderwijs dat als ondersteuning dient zodat kinderen kunnen uitgroeien tot mensen die zelf betekenis en richting kunnen geven aan hun leven en die hun eigen plek weten te vinden in de huidige, snel veranderende samenleving. Maar hoe ziet dit onderwijs er in de praktijk uit? Een wereldbeeld in de praktijk Het schoolgebouw heeft de vorm van een bijenraat, met een stuk of zes klaslokalen met in het midden een gemeenschappelijke gang in de vorm van een cirkel. Ook de klaslokalen zelf zijn niet vierkant maar hebben afgeronde hoeken en veel grote ramen. In het midden van de klas staan geen stoeltjes, maar liggen kussentjes op de grond. Dit is een van de eerste bewegende kleuterklassen. Het idee achter dit bewegende onderwijs is dat kinderen meer moeten kunnen bewegen, waarbij ze meer zintuigen gebruiken. Een klaslokaal moet dit faciliteren en moet letterlijk kunnen meebewegen. Het meubilair is uit elkaar te halen en te verplaatsen. Zo fungeren de tafeltjes als je ze omdraait ook als evenwichtsbalk. ‘Kinderen worden tegenwoordig heel snel als probleemgevallen aangewezen, maar soms hebben ze teveel energie omdat ze niet bewegen.’ Naast dat elke dag begint met beweging is het onderwijs verder aangepast aan de ontwikkelingsfase van kleuters. ‘Hierin horen vaak kleine sprookjes en natuurverhaaltjes.’ Er is veel natuurlijk materiaal voorhanden die kinderen ‘van nature’ zouden herkennen. De vrijeschool biedt mogelijkheid om ze terug in contact te brengen met de oorsprong van deze materialen en koestert de ‘natuurlijke’ aandacht van kinderen voor alles wat leeft om hen heen. De achterliggende boodschap is dat je goed voor deze materialen moet zorgen en daarmee voor de natuur. Zo heeft ‘natuur’ hier dus een dubbele betekenis. Door de hele klas hangen kleurrijke werkjes van bijvoorbeeld wol, bijenwas en papier in de vorm van duifjes en andere ‘lentevogeltjes’. Ook thema’s worden niet gekozen maar ‘ontstaan’. ‘Dit is wat er nu om ze heen gebeurt, kinderen letten daarop. Het is lente, en dus zijn er bijvoorbeeld vogels.’ De seizoenen en de jaarfeesten zijn hierbij leidend. Het contrast tussen de ‘natuur’ die naar binnen is gehaald en de bakstenen jungle buiten is echter niet te ontkennen. Juf Halina kijkt uit het raam naar de Foucaultiaanse panopticum gevangenis van bakstenen huizen die bij de bijenraat naar binnen kijken, maar concludeert uiteindelijk: ‘Hoe mooi is het dan dat we juist op deze plek, kinderen toch iets mee kunnen geven van de natuur, middenin de stad.’ Het kind en ‘zijn natuur’ Wat opvalt is de manier waarop er over deze kleuters gesproken wordt als de belichaming van de ‘natuurlijke’ richting van de ontwikkeling van de mens. Dit beeld kent een lange traditie ook buiten het antroposofische onderwijs. Antropologe Liisa Malkki traceert de historische ontwikkeling van dit beeld. Deze valt samen met de naturalisatie van de rigide tweedeling tussen ‘de kindertijd’ en ‘volwassenheid’ die sinds het einde van de achttiende eeuw voornamelijk bestaat in het Westen. Echter bestond er voor het einde van zeventiende

Het contrast tussen de ‘natuur’ die naar binnen is gehaald en de bakstenen jungle buiten is echter niet te ontkennen eeuw een minder rooskleurig plaatje van ‘het kind’. Zij werden gezien als de belichaming van de menselijke woestheid (savagery) en zouden op aarde komen compleet met aangeboren zonde. Vanaf het einde van de zeventiende eeuw begon dit beeld te veranderen en werden kinderen steeds meer gezien als een tabula rasa, ofwel een onbeschreven blad met rationeel potentieel. Het huidige beeld is ontstaan vanuit de romantiek waarin kinderen uiteindelijk werden beschreven als de belichaming van oorspronkelijke onschuld. Zij zouden het dichtstbij de natuur staan. Op deze manier is ‘het kind’ dus niet zomaar een miniatuur van een toekomstige volwassene, maar zijn zij van een compleet andere orde, gescheiden van de ‘grote boze mensenwereld’. Malkki beargumenteert dat deze opvatting ervoor zorgt dat kinderen op een voetstuk geplaatst worden, waardoor het daadwerkelijke kinderen van vlees en bloed bijna onmogelijk gemaakt wordt om zelf doeltreffend te kunnen handelen. Zij worden buitenspel gezet waarbij er ‘passende activiteiten’ voor hen bedacht worden die schikken met de grenzen van het idee dat dit deel van ‘hun natuur’ zou zijn. De meeste kinderen zijn echter juist ‘werelds’ op manieren die van dit beeld afwijken. De generaliserende universele opvatting over wat het betekent om kind te zijn, zorgt ervoor dat er weinig ruimte bestaat voor culturele verschillen over hoe er naar kinderen gekeken wordt. Culturele verschillen die binnen de antropologie juist gevierd en eindeloos onderzocht worden. Antroposofie met een antropologische twist De reproductie van dit beeld binnen het vrijeschoolonderwijs beperkt kinderen in hun ruimte om af te wijken, maar doet al ons onderwijs dat niet? Moeten we niet af van de rigide tweedeling tussen ‘de kindertijd’ en ‘volwassenheid’? Natuurlijk betekent dit niet dat kinderen niet beschermd dienen te worden of precies zoals volwassenen behandeld zouden moeten worden. Het is enkel een erkenning van het feit dat dit een geconstrueerd beeld is en de gevolgen die dit heeft, ook binnen het onderwijs. Hoort onderwijs naast in te spelen op de intrinsieke ontwikkeling van een kind niet ditzelfde kind ook te leren over overkoepelende structuren waaraan het op elke leeftijd onderhevig is? Zou de ‘de rest van de wereld’ niet al eerder geïntroduceerd kunnen worden, waarbij de subjectiviteit van deze kleuters in acht genomen wordt? Antroposofisch onderwijs met een antropologische twist. Uiteindelijk verschilt dit maar twee letters, niet waar? ◆ Om privacyredenen is de naam van Halina in dit stuk gefingeerd.

Tijdschrift Cul

27


Student in beeld

Student in beeld: Yalou van der Heijden Lang leve(n) zero-waste

Naast het feit dat Yalou samen met Mendel Op den Orth aan het hoofd van de ronde tafel van de Cul zit, is ze sinds afgelopen jaar begonnen aan een zero-waste levensstijl die ze onder meer beschrijft op haar blog We are the Earth. Naast het schrijven maakt Yalou haar eigen verzorgingsproducten, scheidt ze afval en is ze op zoek naar de meest creatieve manieren om duurzame alternatieven te gebruiken voor wegwerp producten en plastic. Tekst Simone Hanrath Beeld Josia BrĂźggen

28

Tijdschrift Cul


Student in beeld

Na een halfjaar in Azië begon Yalou naast haar studie antropologie ook aan het schrijven van haar blog. De correspondentie met vrienden en familie die ze er tijdens haar reis op na hield, vormde de basis voor het eerste onderwerp: reizen. Algauw volgden, mede dankzij haar studie, ook de onderwerpen antropologie en duurzaamheid. Antropologie volgde vanuit academische inspiratie, en de wens die te delen; duurzaamheid vanuit een verdwaalde gedachte tijdens een college die prompt werd opgevolgd door het besluit haar vak te laten vallen en in plaats daarvan meer tijd te besteden aan nadenken, uitproberen en reizen. Het resultaat van al die besluiten liegt er niet om. Op haar blog krijgt Yalou het namelijk feilloos voor elkaar om aan de universiteit besproken onderwerpen dusdanig te recyclen, dat ze voor een niet antropologisch ingewijd publiek toch toegankelijk worden. We are the Earth is daarmee een brug tussen academische en praktische kennis: verhalen, ondervindingen en wetenschappelijke conclusies. Zero-waste als proces Op We are the Earth staan onder meer blogs over het verduurzamen van je badkamer (serie), duurzame condooms, het voordeel van een herbruikbaar opschrijfboekje en het effect van een vegetarisch dieet. Zero-waste blijkt niet iets te zijn wat je zo van de ene op de andere dag belijdt. Yalou benadrukt daarom dat het vooral een levensstijl is. Dat wil zeggen: het over- en ondernemen van kleine, duurzame veranderingen in het dagelijks leven die de voorgaande routine vervangen. De nadruk ligt op het proces, en minder op het aannemen van een bepaalde identiteit in een collectief of het volgen van harde dogmatische regels. Die ‘harde regels’ bestaan volgens Yalou namelijk niet. ‘Het ding met zero-waste is; het moet je wel liggen. Anders houd je het nooit vol.’ Yalou verduidelijkt dat zij zelf blijvend nadenkt over de vorm en de mate waarmee ze zero-waste leeft. Helemaal zero-waste is ze namelijk nog lang niet en ook zij ziet dat secuur afval scheiden weinig verbetert aan het maken van verre vliegreizen. Juist het normaal maken van kleine dingen zoals het volgen van een vegetarisch dieet, het scheiden van afval of het minderen tot afschaffen van het gebruik van plastic is dus wat er vooral toe doet. Ik denk hier even over na en kijk om me heen. In de hoek van Yalou’s woonkamer staan dan ook netjes verschillende bakken en tassen voor verschillende soorten afval. Op het balkon staat een wormen ton. Yalou ziet me kijken (en denken) en zegt: ‘Wormen zijn geweldig! Ze eten je GFT-afval en poepen compost.’

‘Het ding met zero-waste is; het moet je wel liggen. Anders houd je het nooit vol.’ ‘Het is wel even oefenen’ Zero-waste gaat dus over je leven op een duurzamere manier indelen. Volgens Yalou is de logica heel simpel: Wat je duurzaam koopt gaat langer mee, en is dus uiteindelijk goedkoper én beter voor het milieu. ‘Als jij er voor kiest om te beginnen met het mijden van plastic en “wegwerp spul”, dan is dat al een stapje in de goede richting.’ Bij wijze van voorbeeld laat Yalou een stalen scheermes zien dat je niet zomaar wegwerpt. ‘Het is wel even oefenen’ zegt ze, terwijl ik wantrouwend naar het stalen gevaarte kijk. Het moet toch zo z’n voordelen hebben gehad om feminist te zijn in de jaren tachtig. Naast het scheermes staan er nog andere, minder intimiderende verzorgingsproducten op tafel: een verpakkingsvrije shampoobar, een bamboe tandenborstel, mascara in een gerecyclede plastic verpakking, make-up remover in glas en deodorant in blik. Sommige dingen, zoals de shampoo, mascara en de tandenborstel heeft Yalou gekocht, maar ze maakt ook dingen zelf. Het glazen pompje met make-up remover heeft geen etiket. De zelfgemaakte inhoud blijkt dood eenvoudig te maken: gewoon een combinatie van rozenwater en olijfolie. ‘Werkt prima.’ Omdat helaas lang niet alles op te lossen valt met een goed uiterlijk, komt, naast het bespreken van badkamer producten, ook het onderwerp vrouwelijke hygiëne ter sprake. De siliconen menstruatie cup waar Yalou ook over schrijft, is hygiënischer, goedkoper en naar het schijnt zelfs gebruiksvriendelijker dan zijn wegwerp tegenhanger. Na gebruik spoel je hem gewoon schoon met water, en na je menstruatie ‘kook je hem uit’. ‘Er moet gewoon een knop om’, zo besluit Yalou het gesprek resoluut. Alles gaat, antropologisch getrouw, over de overstap van de ene manier van denken naar de andere. Dat het onmogelijk is om in je eentje de wereld te redden, dat begrijpt ze ook wel. Het weerhoudt haar er alleen niet van om het toch te proberen. ◆ Bekijk de blog van Yalou op www.WearetheEarth.nl

‘Het normaal maken van kleine dingen is wat er vooral toe doet.’

Tijdschrift Cul

29


Alumnus

Alumnus aan het woord:

Nienke Trap Antropoloog tussen mens en natuur

Tijdens een lange reis werd Nienke Trap geprikkeld om antropologie te gaan studeren. Ze besloot mensen te gaan bestuderen om het klimaat te redden. Ze behaalde de bachelor Antropologie en de master Environment and Resourcemanagement om vervolgens bedrijven in Nederland te helpen verduurzamen. Interactie tussen mens en zijn natuurlijke omgeving is wat haar interesseert en was bepalend voor haar verdere loopbaan. Tekst Nikki Verhoeven Beeld Gavin Arm Trap had vóór antropologie de lerarenopleiding Nederlands afgerond en al twee jaar voor de klas gestaan op een MBO, maar miste de maatschappelijke betrokkenheid van de leerlingen. Na twee jaar te hebben gewerkt en gespaard is ze gaan reizen. Op die reis werd Trap geprikkeld: ‘Ik werd in elk land, in elke cultuur, geconfronteerd met de vaak destructieve interactie tussen mens en natuur. Ik begon me daar toen al heel erg zorgen over te maken.’ Toch wilde Trap niet vanuit de biologische kant naar klimaatverandering kijken. ‘Ik wil begrijpen hoe mensen de natuurlijke leefomgeving zien. Wat bepaalt dat wij vrijwilliger worden bij het Wereld Natuur Fonds of juist gaan werken voor Shell? Dat was mijn drijfveer om antropologie te gaan studeren.’ Antropoloog of bioloog De link tussen antropologie en duurzaamheid kwam pas later. ‘Toen ik me bezig had gehouden met mensen en culturen tijdens antropologie, wilde ik meer weten over de natuurlijke leefomgeving. Ik ben geen bioloog, maar wil wel als antropoloog het grotere plaatje van de natuur kennen. Zo kwam ik de master Environment and Resourcemanagement tegen. Deze master richt zich op hoe de mens omgaat met natuurlijke hulpbronnen en leefomgeving. Zo kom je bij de problemen van vandaag: klimaatverandering, vervuiling, afval, fosfaattekort. Dat heeft allemaal te maken met hoe wij omgaan met de wereld.’ Het antropologische perspectief komt terug in Traps interesse naar de reactie van mensen wanneer ze worden geconfronteerd met het klimaat. ‘Het is heel demotiverend om te horen dat alle ijsberen verzuipen. Het is niet zo dat mensen zelf gaan nadenken en zich anders gaan gedragen als je hen

30

Tijdschrift Cul

feiten geeft. Gedrag is juist het beginpunt. Gedrag verandert houding en houding verandert kennis over het klimaat. Dat zijn de stappen en zo ga ik ook te werk in het verduurzamen van bedrijven.’ Mensen zijn kuddedieren Om dit gedrag te veranderen laat ze mensen ervaren hoe het is om een low-carbon lifestyle te leven, vertelt Trap. ‘De afgelopen zeven jaar heb ik energiebesparingswedstrijden georganiseerd voor een aantal gemeenten. Mensen kregen een maand lang een apparaatje dat het energieverbruik liet zien. Doordat het energieverbruik zichtbaar wordt gemaakt gaan mensen zich ermee bezig houden. Ze zien de invloed van het aanzetten van de waterkoker op hun energieverbruik. Dat leverde veel ontdekkingen op voor mensen. Ze ervaarden dat ze energie weggooiden als ze hun thee vergaten te zetten en drie keer de waterkoker aanzetten.’ Trap vertelt dat mensen aan het denken worden gezet wanneer ze hun energieverbruik op die manier ervaren. ‘Ze gingen het zelfs uitbreiden naar andere dingen, zoals watergebruik; ze wilden geen water meer verspillen. En toen ze hun huis gingen verbouwen wilden ze duurzame bouwmaterialen gebruiken en hun huis goed te isoleren. Er wordt een zaadje geplant in iemands hoofd door zo’n ervaring.’ In haar werk met bedrijven faciliteert Trap het verduurzamingsproces met het oog op de cultuur van het bedrijf, de medewerkers en de omgeving. Wat is de bestaande visie op het gebied van duurzaamheid bij een bedrijf? Wat zijn de belangen van de medewerkers en hoe worden ze zelf beter van het proces? Waar staat dit bedrijf en hoe kan er binding komen tussen de omgeving, de locatie, en het bedrijf? ‘In het proces betrek ik ook gedragspsychologie: mensen zijn kuddedieren. Als je bijvoorbeeld wil dat hotelgasten hun handdoek meer dan een keer gebruiken, kun je kaartjes of stickers ophangen waarop staat: 87% van onze hotelgasten gebruikt hun handdoek meer dan een keer. Uit onderzoek blijkt dat mensen bij die 87% willen horen.’

‘Er wordt een zaadje geplant in iemands hoofd door zo’n ervaring.’


Alumnus

Energiedemocratie De overgang van studie naar werk was niet groot voor Trap. ‘Ik had al gewerkt voordat ik antropologie ging doen en zover ik me kan herinneren heb ik er geen moeite mee gehad. Zelf vind ik het belangrijk om te blijven lezen, ontwikkelen en verdiepen in je vak. Misschien klinkt dat voor jou heel logisch, maar vroeger was dat niet zo. Als je ging werken was je klaar met leren. Ik wil niet in de automatische piloot raken.’ Trap benoemt het belang van de energiedemocratie. Er dreigt een duurzaamheidskloof te ontstaan door de energietransitie. ‘Wat ik zie in mijn werk is dat over het algemeen lager opgeleiden en ouderen meer hulp nodig hebben bij projecten als de energiebesparingswedstrijden. Dat kost meer tijd en is daarom duurder waardoor het project meer geld kost

voor de gemeenten.’ Uit onderzoek blijkt dat verduurzamen de lagere inkomens het meeste geld kost, weet Trap te vertellen, vooral in de vorm van belasting. Als er op vliegen bijvoorbeeld meer belasting wordt geheven zijn de economisch lagere klassen daar de dupe van. Trap vervolgt: ‘Mensen die het geld hebben gaan in een Tesla rijden, gaan hun huis verduurzamen en isoleren. Maar als jij een huurder bent is een heel ander verhaal. Natuurlijk wil je meer comfort dan een koud huis in de winter door het enkel glas, maar tegelijkertijd zijn veel mensen bang voor een hogere rekening. Als antropoloog moet je rekening houden met al deze dingen.’ Zo weet Trap de antropologen op de kaart te zetten in de duurzaamheidssector, immers: een organisatie verduurzamen is cultuur bouwen. ◆

KOM BIJ DE KRING! Afgestudeerd! En dan? Antropologen belanden na hun studie in zeer diverse beroepen die niet altijd (direct) gerelateerd zijn aan de studie. De kans is groot dat je na verloop van tijd de binding met je vakgebied en de academische wereld kwijtraakt. Zonde, nietwaar? Wil je na je studie graag op de hoogte blijven van de ontwikkelingen in jouw vakgebied? In contact blijven met studiegenoten en docenten? Word dan lid van de Kring Antropologie/Amsterdams Netwerk Cultureel Antropologen (ANCA).

Wat heb ik aan mijn lidmaatschap? - Gratis toegang tot activiteiten van de Kring Antropologie (borrels, lezingen, filmavonden). - Gratis lenerspas voor de UvA-universiteitsbibliotheken. - Gratis toegang tot de jaarlijkse alumnidag van de UvA. - Flinke korting op UvA-voorzieningen (zoals: Universitair Sport Centrum en UvA-colleges). Kijk voor meer informatie op: www.alumni.uva.nl/auv/kringen/antropologen

Tijdschrift Cul

31


Essay

Gelukzalig vaag Drugs:natuur:cultuur:mens

Als kinderen draaien we rondjes om onze as om ons draaierig te voelen; apen eten gefermenteerd fruit om dronken te worden; berggeiten eten hallucinogeen mos om te ‘trippen’. Drugs zijn van alle tijden. Hoe vindt de behoefte van de mens om in altered states of consciousness te geraken zijn uiting in de moderne wereld? Door de commercialisatie van drugs door het Westen, tezamen met mijn eigen ervaringen als anekdotische toevoeging, onderzoek ik of de huidige houding van de Westerse wereld tegenover drugs wel houdbaar is. Tekst Titus Scholten Beeld Sara Kerklaan

Terug van nooit weggeweest In de oudheid werd de godin van de landbouw en vruchtbaarheid, Demeter, op verschillende plekken vereerd. Bij sommige van deze, in bijzonder bij Eleusis, werd een drank gedronken, kykeon. Door de anekdotes die daarvan zijn opgetekend wordt vermoed dat deze drank hallucinogene eigenschappen had. Het bracht de toeschouwers in een trance-achtige hoedanigheid en hierdoor werden diepe inzichten vergaard. Vele bekende filosofen kwamen langs bij de ‘mysteriën van Eleusis’, waaronder Socrates en Plato. Ook werd in het oude India de god Shiva met bhang aanbeden, een drank die heden ten dage ook nog wordt gedronken. Bhang bevat een mix aan verschillende kruiden en planten, waaronder cannabis. In Victoriaans Engeland werd door de adel geëxperimenteerd met psychedelische substanties, veelal uit verveling. In een atmosfeer van verwondering en geïnspireerd door verhalen over de Oriënt, werden drugs zoals laudanum (een opium tinctuur) of ammonia gebruikt. Deze tendens trekt door. De psychedelische revolutie van de jaren zestig is befaamd en in de tegenwoordig zijn er de grote legaliserings- en decriminaliseringsbewegingen in landen zoals de Verenigde Staten en Portugal. Zelf werd ik gegrepen door de spirituele tradities van de wereld tijdens mijn spirituele reizen met psychedelica. Van hindoeïsme en boeddhisme tot het Westerse occultisme van Madame Blavatsky, die deze ideeën een wetenschappelijke tint probeerde te geven: ik werd opgezogen door een wonderbaarlijke wereld vol nieuwe ideeën, fantastische beeldspraak en mysterieuze methoden. Verlichting was binnen handbereik, nu nog slechts de vingers uitstrekken en die nevelachtige abstractie bij de lurven grijpen.

32

Tijdschrift Cul

Iets fascinerends schuilt in de beneveling. Waar vroeger het individu moest zoeken naar deze drugs wordt het heden ten dage vaak door bedrijven aangeboden. Legale marihuana wordt in sommige Amerikaanse staten gewoon over de toonbank verkocht en bij de apotheek zijn ook hallucinogene middelen te verkrijgen, als je maar weet waar je naar moet zoeken. Het romantische puberale avontuur van op zoek gaan naar drugsdealers is vaak niet meer noodzakelijk. Smartshops springen als paddenstoelen uit de grond en coffeeshop-imperiums zoals Greenhouse schieten wortel in verschillende delen van de wereld. De commercialisatie van drugs is een feit, maar hoe beïnvloed dit de drugs zelf? Drugs?! Drugs zijn vaag, ook voor wetenschappers. Drugs activeren chemische systemen in het lichaam. De zogenaamde neurotransmitters in je brein zorgen dat chemicaliën reacties te-

‘Natuurlijk’ bestaat niet meer, niet in de drugwereld


Essay

weegbrengen in het lichaam. Hoe drugs, wanneer die worden ingenomen, neurotransmitter beïnvloeden is nog veel wetenschappelijk debat over. Ze kunnen bepaalde indogene chemicaliën, zoals serotonine of dopamine, vervangen of activeren, waardoor een bepaalde reactie teweeg wordt gebracht. Verschillende drugs activeren andere neurotransmitters maar omdat vele drugs niet vrij onderzocht mogen worden is hier nog relatief weinig neurologische en scheikundige data over. Wat in het hoofd gebeurt, heeft ook invloed op het lichaam. Elke drugs heeft zijn eigen uitwerking op het bewustzijn en het brein, wat correspondeert met een fysieke reactie. Eén van de bekendere voorbeelden hiervan is ataraxia. Door de manier waarop de heroïne het lichaam binnentreedt (via de aderen) is de fysieke reactie veel sterker dan wanneer men het rookt, zoals bij opium. Hierdoor versteent het lichaam van een heroïnegebruiker. Vaak voelt men hierbij tintelingen in het lichaam bij lagere doseringen, of totale verstening bij hoge hoeveelheden, wat in sommige gevallen tot de dood kan leiden. Heroïne is nog nooit in mijn aderen geweest, maar vele andere middelen zijn via mijn keel of neus wel in mijn brein terechtgekomen. Een rijke variatie aan lichamelijke ervaringen kwam hierdoor tot mij terwijl ik met dezelfde snelheid mij meer vervreemd voelde van mijn eigen Zijn, zeker in de nasleep van de trip. Een bepaald soort vaagheid werd zich van mij meester. Een onbestemd gevoel dat ik hier niet thuishoorde en de wereld een plek was die slechts voor manisch-depressieven helder overkwam. De wereld was oneerlijk, onnatuurlijk en gekmakend. Culturele revolutie, of natuurlijk beloop? Alle drugs die over de toonbank verkocht worden zijn tegenwoordig door de mens vervaardigd. ‘Natuurlijk’ in de pure zin van het woord zijn ze niet meer. Chemicaliën worden toegevoegd om het groeiproces te bevorderen (zoals met wiet en paddo’s), ze worden versneden met andere substanties uit winstoogmerk (zoals met cocaïne) of ze hebben alle pretentie van natuurlijkheid losgelaten en worden alleen nog in laboratoria geproduceerd (zoals LSD). ‘Outdoor’-wiet, wiet waar verder geen chemische substanties aan worden toegevoegd om het groeiproces te bevorderen, wordt met kunstmest verzorgd. ‘Natuurlijk’ bestaat niet meer, niet in de drugwereld. Welk effect hebben deze ‘aangepaste drugs’ op het lichaam en het bewustzijn? Je kan niet meer zeker zijn dat de wiet die je in de coffeeshop koopt ‘au naturel’ is. In je wiet zitten veel chemicaliën die je meerookt en die de high be-

ïnvloeden. Ervaren stoners schijnen hier onderscheid in te kunnen maken (alhoewel anekdotisch materiaal van fervente wietrokers wellicht met een korreltje zout genomen zouden moeten worden). De natuur in drugs is aangevuld door cultuur, oftewel menselijk handelen. ‘Puur natuur’ is niet meer te krijgen. De ‘onnatuurlijke drug’ lijkt een fenomeen te zijn dat pas in de moderne tijd is opgedoken en houdt verband met de ‘massaproductie’ van drugs. Dit is niet vrijblijvend: toen men ontdekte dat Tabernanthe Iboga, een plant die in West-Afrika groeit, een effectief middel was voor het behandelen van heroïneverslaafden, zijn hele stukken bos platgebrand om deze plant op grote schaal te verbouwen voor de Westerse markt. Nu dreigt een ecologische ramp zich te voltrekken: de Iboga-plant trekt veel grondstoffen uit het land waar het op wordt verbouwd, waardoor vaak na een enkele oogst alweer een nieuw stuk land gevonden moet worden. Het duurt lange tijd voordat de grond weer voldoende is aangesterkt om een nieuwe oogst aan te kunnen. De vraag, echter, neemt toe, waardoor boeren vaak meer willen verbouwen in kortere tijd om hun winst te vergroten. Ook op andere wijzen wordt drugs door de Westerse markt vervormd en voor haar eigen doeleinden ingezet. Zo wordt een bestandsdeel dat van nature voorkomt in cannabis, THC, gesynthetiseerd en verkocht op de Amerikaanse markt als een opwekker van het hongergevoel en voor sommige vormen van spierpijn in de vorm van een pilletje. Deze pil, genaamd Marinol, heeft bijwerkingen zoals misselijkheid. Voorstanders van het legaliseren van cannabis kraaien dat dit onrechtvaardig gebruik is van de plant. Zoals altijd is de Westerse wereld de hoofdoorzaak van al het wereldleed. Ik chargeer natuurlijk, maar men ontkomt niet aan het knagende gevoel dat een zekere terughoudendheid gepast zou zijn ten opzichte van het massa-denken over drugs. Dit is verder geen moraliserend artikel, maar ik denk wel dat we een meer rationele, sobere houding tegenover drugs nodig hebben. Als we hiermee beginnen zouden we meer onderzoek kunnen doen naar de werking van deze substanties, omdat ze van de lijst van illegale substanties gehaald kunnen worden. De eerste stap richting deze oplossing is decriminalisering, wat in onder andere Portugal al gedaan wordt. Als we ons kunnen losmaken van de manie rondom drugs kunnen we wellicht inzien waar ze daadwerkelijk nuttig voor kunnen zijn. ◆

Tijdschrift Cul

33


Column

Aan de andere

kant van mijn

sympathie Tekst Mattijs van de Port Beeld Lotje van den Dungen Er moet mij iets van het hart. Het Documentaire Instituut Amsterdam, het DIA, is niet meer. Althans, het is er niet meer als thuisbasis voor de vakken van visuele antropologie. Ik denk dat ik voor velen spreek als ik zeg dat dit ongelofelijk jammer is. Ik heb er jaren met veel plezier het vak Beeld als Kennis gedoceerd, en ik heb kunnen zien hoezeer die plek een leeromgeving bood die veel studenten zoeken: warm, vriendelijk, verwelkomend, informeel, verbindend, inspirerend. Glazen potten met roze-gele spekjes op de tafels. Houten banken met kussentjes. Een theepot in een ouderwetse theemuts. Een rookhok. Veel expertise en apparatuur op het gebied van film maken, beeldcultuur en media. En uiteraard, de onstuimige, niet aflatende inzet van het DIA-team. Wanneer de deadlines voor de eindfilmpjes in zicht kwamen zagen ze er geen been in om nachten door te gaan achter de montagetafels, om het maximale uit de filmopnames van studenten te halen. ‘04.30’, las ik in dan op de DIA facebookpagina. ‘Wéér een filmpje afgerond’. Geen wonder dat studenten woest zijn dat hen dit wordt ontnomen. En komt er nu een ‘maar’? Ja. Er komt een ‘maar’. Zoals dat hoort in een column. Er komt namelijk iets onvoldoende in beeld in het huidige tumult rondom het DIA. Het DIA is niet de UvA. Zeker, de DIA staf voelde zich wellicht, na jarenlange bewezen diensten, UvA. En het DIA is misschien ook wel de UvA zoals je die zou wensen, zoals die idealiter zou moeten zijn. Een andere UvA. Een droom UvA. Maar in formele zin is het DIA niet de UvA. Zet ‘droom’ tegenover ‘formeel’, en reeksen binaire opposities springen onmiddellijk in het gelid. DIA tegenover UvA. Warm tegenover kil. Betrokken tegenover zakelijk. Inspirerend tegenover geestdodend. Bevrijdend tegenover beknellend. Mens tegenover nummer. ‘I had a Dream’ tegenover ‘hier nog een formulier’. The-sky-is-the-limit tegenover deadline. Binnen die reeksen weten we allemaal wel aan welke kant we willen staan. Maar als gepassioneerd pleitbezorger voor een visuele antropologie kan ik mij het comfort van een ondubbelzinnige posi-

34

Tijdschrift Cul

tionering niet permitteren. En bovendien: deden wij antropologen niet aan collapsing dualities — moeilijke vragen stellen bij al te gemakkelijk in het leven geroepen tegenstellingen? Dus loop ik even naar de overkant van mijn sympathie, om van daar te roepen: ‘Er zijn méér antropologiestudenten dan diegenen die voor de visuele vakken gaan. Het betalen van de DIA rekeningen zou ten koste gaan van hun onderwijs.’ En: ‘De “ideale leeromgeving” realiseren door on- of onderbetaald uren te draaien is prachtig, maar het is ook een onhoudbare poging de werkelijkheid niet te willen zien.’ En ook, iets zachter wellicht: ‘Godverdomme, DIA, had meer partijen binnen gehaald, en je minder blind gestaard op je UvA connecties, dan had dat prachtinstituut wellicht nog stevig op zijn poten gestaan!’ Visuele antropologie gaat door. Op de afdeling antropologie is er brede steun voor het ontwikkelen van deze poot van onderzoek en onderwijs. Er worden nieuwe vakken ontwikkeld, er loopt een pilot voor een visuele track in de masteropleiding. En ja: de visuele vakken zullen zich staande moeten zien te houden in het rechtlijnige beton van de REC — een ontegenzeggelijk minder vriendelijke habitat. Op die REC zullen visueel antropologen wellicht méér meewarige, sceptische en kritische commentaren moeten incasseren dan onder gelijkgestemden op het DIA. En ze zullen daardoor nog scherper moeten zijn — en nog mooiere films moeten maken — om anderen te overtuigen van het belang van visuele vormen van onderzoek en verslaglegging. Op de REC zal de marginaliteit van het vak zichtbaarder en voelbaarder zijn, maar ook dat is niet per se slecht: immers, in de marge gebeuren de spannende dingen. Bovendien zullen we die marginaliteit cultiveren en exploreren op een plek die er toe doet, in het hart van de Nederlandse antropologie. Er zijn dus niet enkel verliespunten op te tekenen. En ja, teruggekeerd naar de kant van mijn sympathie: dat een plek als het DIA ten onder dreigt te gaan zegt veel over wat er in het huidige tijdsgewricht kan overleven, en wat niet. Dat stemt treurig. ◆


Ziezoprint.nl is onderdeel van:

D RUKKE RI J . & . GRAF I S CHE V O R M G EV I N G

�i� D�����! �jds����� � � i � � � O � do�� i� ������r .�� � ���z����n

DRUKKEN PRINTEN RECLAME

Andeko Graphic Bocksmeulen 22 9101 RA Dokkum info@andekodokkum.nl www.andekodokkum.nl T 0519 - 22 03 67

V�n� & � H��� �� es��� . �v �� vo�r �u�i� ���i�!

flyers - folders - posters - brochures - briefpapier - enveloppen - visitekaartjes - geboortekaarten uitnodigingskaarten - menukaarten - kalenders - memo/notitiebloks - stoepborden - stickers - belettering magneetplaten - reclameborden en nog veel meer!

www.ziezoprint.nl

Tijdschrift Cul

35


Tot volgend jaar!

cul Meer verhalen lezen in de toekomst? Steun Tijdschrift Cul! WORD ABONNEE | ONTVANG 4 EXEMPLAREN VOOR MAAR €15,- PER JAAR ga naar www.tijdschriftcul.nl

Volg ons nu ook op Facebook, Twitter en Instagram


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.