4 minute read

‘Zuks moet je opskroive’

Een interview over de mondelinge cultuur van West-Friesland

In zo weinig mogelijk woorden zo veel mogelijk zeggen; dat is, als je het mijn opa vraagt, het mooie van het West-Friese dialect. Koos Hoogland, geboren op de grens van West-Friesland, zag als kind hoe zijn eigen opa, Piet, elke zaterdag op de fiets vanuit Oudkarspel op bezoek kwam in Alkmaar. ‘Nou m’n jonge, ‘k ga weer te boskippe’, zei hij dan als hij vertrok. Door zijn opa’s gekke manier van praten over “boodschappen doen”, en zijn platte uitdrukkingen, raakte mijn opa steeds meer geïnteresseerd in dit bijzondere dialect. Toen zijn moeder overleed, besloot mijn opa om haar uitspraken op te schrijven, in een poging het dialect levend te houden. Op een herfstachtige dag praat ik met mijn opa over het West-Fries, terwijl mijn oma op de achtergrond een boek leest.

Mijn opa’s, opa Piet, was een bakker. Geboren en getogen in West-Friesland, een regio in het noorden van NoordHolland. Het West-Fries was zijn enige taal; hij heeft niks anders geleerd op school. Alles klonk anders dan mijn opa gewend was vanuit zijn Alkmaarse omgeving: Hij gebruikte altijd aparte woorden en klanken zoals ‘koike’, ‘skroive’ en de ‘ee’ voor ‘aa’ klanken. Ik vond dat als kind heel bijzonder. Dan ging ik dat overnemen. Het klonk altijd leuk in de oren. ‘Paard’ en ‘staan’ worden ‘peerd’ en ‘steen’, ‘been’ en ‘een’ worden ‘bien’ en ‘ien’, ‘sch’ wordt ‘sk’ en ‘brug’ wordt ‘breg’. Stukjes van woorden die juist nodig zijn om aan te geven om welk soort woord het gaat, worden weggelaten: een voltooid deelwoord zoals ‘geweest’ wordt ‘weest’. Bovendien kent het West-Fries geen vaste spellingsregels, waardoor er veel onderlinge variaties van spreekwoorden bestaan.

Mijn opa’s interesse in het dialect werd grotendeels gevoed doordat het West-Fries juist geen grote rol speelde binnen zijn gezin. Zijn eigen opa en oma spraken het dus vloeiend, maar zijn moeder Anna wilde er eigenlijk niks mee te maken hebben. West-Fries praten deed ze alleen met haar ouders. Ze voelde zich niet thuis in de dorpse cultuur en trok er liever op uit, de grote stad in.

Denkt u dat het misschien ook een beetje schaamte was van uw moeder, voor zo’n dialect wat niemand buiten NoordHolland kende?

Misschien wel, ik heb het haar nooit gevraagd. Ik denk wel dat ze het West-Fries altijd beschouwde als een tweede taal, een soort afwijking van het beschaafde Nederlands. Mijn vader sprak daarnaast ook geen woord West-Fries. Hij had ook een hele andere opvoeding gehad en op die scholen (in de omgeving van Alkmaar) sprak ook niemand West-Fries. Mijn moeder zat in Oudkarspel op school (waar het dus wel werd gesproken), maar ook toen had ze er niks mee.

Het klonk altijd leuk in de oren

Waarom gebruikte ze dan toch zo veel West-Friese uitdrukkingen?

Ik denk dat ze in West-Friese uitdrukkingen goed haar ideeën en gevoelens kwijt kon. Dit had ze van huis uit meegekregen, dus dat zat er best wel ingebakken. West-Friese uitdrukkingen zijn vaak kort en bondig en bevatten veel beeldspraak, dus daar kon ze zich dan op elk moment, in elke situatie, mee uitdrukken. Ik denk dat wij als kinderen daar niet zo mee bezig waren, maar zij begreep het zelf wel. Van zijn moeders uitspraken heeft mijn opa talloze voorbeelden: Dat waren er heel erg veel. Vaak waren het simpele uitdrukkingen die op dat moment toepasselijk waren, bijvoorbeeld ‘ga jai ‘ns even koike wie d’r an de deur steet’. Als dat dan iemand was met veel aanzien, bijvoorbeeld een politieagent of ambtenaar, zei ze altijd ‘das efkes meer als komaldendag’. Dat betekende dan: ‘dat is even meer dan iemand die alledaags aan de deur komt’.

Het Westfries is veel meer een gesproken taal dan een geschreven taal

Zijn moeders opvoeding heeft ervoor gezorgd dat mijn opa vroeger bijna dagelijks in contact kwam met het dialect. Toen hij en zijn zussen op een Brusjesdag (een jaarlijkse broersen zussendag) herinneringen ophaalden over hun jeugd, kwamen moeders uitdrukkingen vaak ter sprake. Die dag werd besloten haar West-Friese uitspraken voor altijd op schrift vast te leggen.

U heeft uiteindelijk met uw zus een boekje van uw moeders uitspraken gemaakt met een kopie voor ieder kind uit uw gezin. Wat maakt het anders nu ze zijn opgeschreven in plaats van alleen verteld?

Als kinderen vonden wij het altijd heel bijzonder dat onze moeder zo ontzettend veel uitdrukkingen kende en gebruikte. Dit was voor ons de beste manier om de uitspraken tastbaar te maken. Er gaat vaak een hoop verloren aan gesproken woorden, vooral in de context van het West-Fries, dus wij vonden het belangrijk om dat te behouden. Als herinnering aan onze moeder, maar ook aan haar West-Friese achtergrond.

Het West-Fries is veel meer een gesproken taal dan een geschreven taal. Het werd levend gehouden door de mensen die het spraken, en de cabaretshows en radio-uitzendingen van vroeger. Zoals het West-Fries Plat, de cabaretshow van Kees Stet, die een legende is binnen de West-Friese taalgemeenschap. Recentelijk is er pas veel meer West-Friese literatuur gepubliceerd, waaronder West-Friese moppen, verhalen en anekdotes. Wellicht ook een poging om het dialect levend te houden.

Wat vindt u ervan dat het dialect steeds minder actief gesproken wordt?

Ik zou het ontzettend jammer vinden als het verloren zou gaan. Ik vind het West-Fries, met al zijn uitdrukkingen en klanken, echt een verrijking van de Nederlandse taal. Nederland is een klein land, maar er zijn zoveel verschillende dialecten. Zelfs dorpen in West-Friesland hebben onderlinge variaties van spelling en uitdrukkingen. Zoiets kostbaars mag niet zomaar verloren gaan.

Ik denk dat ze met Westfriese uitdrukkingen goed haar ideeën en gevoelens kwijt kon

Het is moeilijk een eenduidig antwoord te vinden op de vraag waarom mensen zoals mijn opa de mondelinge traditie van het West-Fries willen behouden. Taal betekent voor iedereen iets anders. Voor mijn opa zijn het de grappige klanken, de West-Friese humor, maar vooral: de herinnering aan zijn moeder. Voor haar was het juist een afvallig stukje van de Nederlandse taal, maar toch kon ze het gebruiken om zichzelf uit te drukken. Voor andere mensen, zoals de familie van Kees Stet, is het belang van het behouden van WestFries misschien nog groter: het gaat om een nalatenschap van een uniek en verbindend dialect.

Als afsluiter heb ik een persoonlijke vraag over uw moeder. Als u uw moeder moet typeren met een West-Friese uitdrukking, hoe zou u haar dan omschrijven?

Mijn moeder was altijd met geld en aanzien bezig. Ze hield ook van mooie dingen. Het woord wat ze daarbij vaak gebruikte was ‘stos’. ‘Oh dat is zo’n stos’, zei ze dan als ze een mooie vrouw zag lopen. Het betekent eigenlijk een trotse vrouw die mag pronken met wat ze heeft. Dat wilde ze zelf ook graag natuurlijk. Ze was zelf heel stossig, ze zag er graag mooi uit.

Een laatste toevoeging van mijn oma, die het gesprek heeft gevolgd maar zich de hele tijd afzijdig hield: En als je met haar ‘te boskip ging’, mocht jij de tas dragen.

This article is from: