Heroine | 2.3 De Vleesindustrie

Page 1

TEKSTSOORT

Naam van de Auteur

1


2

Heroïne

De Vleesindustrie

Colofon

Tekstredactie: Iris van der Werff. Erik Post, Joep Harmsen, Thomas van Grol, Nanko van Egmond, Giuseppe de Bruijn, Circe de Bruin, Noura Borggreven, Merel Borst. Beeldredactie: Circe de Bruin. Illustraties: Iris van der Werff, Erik Post, Thomas van Grol, Zoë Dankert, Circe de Bruin en Giuseppe de Bruijn, Noura Borggreven. Voor- en achterkant: Iris van der Werff en Thomas van Grol. Met dank aan Fabula Rasa. Contact en inzendingen: redactie.heroine@ gmail.com, www.facebook.com/Tijdschrift. Heroine, www.twitter.com/Tijdschrifthero. Lijkt het je leuk om betrokken te zijn bij het creëren van een tijdschrift, neem dan contact op met de redactie. We zijn ook naarstig op zoek naar tekst en beeld voor de volgende editie: ‘‘Toverbergen’’.

Dog Dating - Zoë Dankert


Inhoud

Titel Auteur Pagina De paardenslagerij Olga Niziołek 3 Neststaren Circe de Bruin 14 Gatekeepers Harry Smithson 16 Eerste nacht Erwin Hurenkamp 22 Why are we talking? Cristina Buta 24 Warm vlees Werner de Valk 26 Traditionele erwtensoep met varkenspoot en catharsis

Thomas van Grol

30

Dinsdagmorgen Erwin Hurenkamp 32 July Twelfth Lucie Fortuin 34 Ontleding van een entrecote

Iris van der Werff

36

De vegetarische keuken Steijn Snelders 38

3


4

Heroïne

De Vleesindustrie

De Paardenslagerij

Olga Niziołek

Het was maandag, net na de middag. Ik slenterde door de Stad die, hoewel adembenemend groot en roemrijk, tegelijkertijd heel onvriendelijk was voor mensen zoals ik: werklozen. De weinige voorbijgangers in hun werkkleding keken met een schuin oog naar mijn oranje trui die goed zichtbaar was onder mijn openhangende jas. Leuk voor een relaxt uitje met je vrienden, maar voor een werkdag?! Oranje en rood, wat dacht je wel niet, meisje? Ik kromp ineen. Vooruit, als ik niet kon lijken op een persoon die vrij is van etiquette en noodzaak om geld te verdienen, dan maar op een stukje afval. Een windstoot waaide door mijn haar en wierp een stapel papier, die even daarvoor nog aan de straat was gezet, tegen mijn gezicht. Een stukje van de buurtkrant bleef aan mijn wang plakken. Voordat ik hem met afkeur wegveegde, merkte ik een advertentie op:

VACATURE VOOR REDACTEUR GEEN ERVARING VEREIST TAAKOMSCHRIJVING: HET REDIGEREN VAN VERKLARINGEN VAN PAARDEN DIE ZEGGEN DAT ZE VRIJWILLIG NAAR DE SLAGERIJ ZIJN GEGAAN EISEN: BEREIDWILLIG OM ONS VADERLAND TE DIENEN Ik snelde de trap op. Uit de overvolle la viel mijn onderbroek voor gelukkige dagen. Geel en comfortabel, niet saai en niet sexy. Hij zou mij goed passen als ik wat aankwam of wat afviel. Een gunstig teken, op deze dag kon ik wel wat geluk gebruiken. Ik maakte mijn uitdossing compleet met een witte blouse en een zwarte rok. Deze kleren zorgden er weliswaar voor dat ik me niet


Lang verhaal Olga Niziołek

Beeld: Circe de Bruin

vrij kon bewegen, maar ik zag er professioneel uit. Zoals een… redactrice. Het tikken van mijn hoge hakken weerklonk in de lege straat. De ingang van de slagerij was in een binnenhof verstopt, naast

5

een winkel met de goedkoopste dranken ter wereld. De eeuwige plassen leken vol met bloed. ‘Voor een sollicitatie? Mevrouw de redactrice?’ De portier keek me aandachtig aan. ‘Ga daar zitten en wacht.’ Er stonden drie houten stoelen in de gang. Ik nam zo dicht mogelijk bij de deur plaats waarachter de directeur zich moest bevinden, en streek mijn rokje glad. ‘Tot nu toe hadden we hier alleen maar kerels,’ begon hij, ‘maar misschien is een vrouw juist beter. Met haar sensitiviteit, zachtaardigheid tegenover die… paarden… en je ziet er best zachtaardig uit. – Mager, bleek. Je moet lever eten, bloederige lever, gebraden met uitjes, dan wordt alles meteen beter. De uitslag van je bloedonderzoek, je humeur, alles, dat zeg ik je…’ Ik knikte afwezig en keek rond. Achter de hemelsblauwe deur was het stil. ‘Weet u toevallig hoeveel kandidaten er al zijn?’ ‘Nou, niemand. Jij bent de eerste.’ ‘Wanneer zal ik dan naar binnen mogen?’ ‘Nu, bijvoorbeeld.’ ‘Waarom zei u dan niets?’ ‘Ja, je moet dit soort dingen vragen, niet zitten zwijgen en daarna mokken. Wat een…’ De stoel schraapte toen ik opstond. Ik streek mijn rok nogmaals glad en klopte op de deur. Van ver kwam er een schorre vrouwelijke stem, die op de stem van de portier leek. ‘Binnenkomen!’ De deur bleek zwaar alsof het van metaal was. Ik worstelde er een poosje mee voordat ik het open kreeg. Toen ik naar binnen liep, ging het vanzelf dicht. ‘Koffie, thee?’ vroeg de stem.


6

Heroïne

De Vleesindustrie

Hij wilde niet meer leven, smeekte ons om de dood. De vrouw zat tegenover de ingang, achter een groot bureau bedolven onder stapels papier. De wand achter haar was onzichtbaar in het donker. ‘Koffie graag. Goedemiddag. Ik ben hier om…’ ‘Ik weet waarom je hier bent. Goedenmiddag. Koffie staat op het tafeltje aan de linkerkant, zet het voor jezelf. Dan zullen we zeker weten dat je hetgeen krijgt wat je verwacht.’ Haar gezicht was omringd door lang rood haar. Ze boog haar hoofd een beetje en sloeg me gade van over haar bril met gouden

montuur. ‘Hier hebben we één basisregel. Iedereen zet koffie voor zichzelf omdat iedereen gelijk is. Wil je dit alsjeblieft onthouden? En vertel me wat over je werkervaring.’ ‘Graag. Vroeger werkte ik in treinen. Op het station, bedoel ik. Drie keer per week wachtte ik totdat de treinen vanuit verschillende richtingen aankwamen en daarna poetste ik ze. Eerst kwamen de noordelijke treinen aan, daarna de westelijke en de zuidelijke tegelijk, uiteindelijk die vanuit het oosten. Ik heb deze baan gekozen omdat…’ ‘Genoeg. Je hebt in elk geval al iets gedaan. Wat is je sterkste kant?’ ‘Ik denk snel,’ antwoordde ik voordat ik dacht. Zou dit indruk maken op de mensen in de slagerij? ‘Zo. En je zwakste kant?’ Ik aarzelde even en keek de vrouw aan. Ze nam me voortdurend waar alsof ze wilde inschatten hoe nuttig ik kon zijn voor het behalen van haar doelen en deze schatting leek niet erg gunstig. ‘Waarschijnlijk het feit dat ik mensen niks vind. Helemaal niks.’ Ineens werd ze vrolijk alsof ze een lerares wiskunde was en ik haar domme leerling die plotseling, onverwacht voor iedereen en het meeste nog voor zichzelf, een heel moeilijke som briljant heeft opgelost. Ze drukte een knopje in op haar bureau en de wand achter haar lichtte op met kleuren. ‘Genoeg. Je mag je koffie opdrinken en alvast beginnen. Ik ben Irmina’. ‘Wat moet ik doen? Ik dacht…’ ‘Redigeren.’ ‘Maar…’ Irmina keek me zonder uitdrukking aan. ‘Je gaat naar buiten. Aan de linkerkant vind je een deur. Zwaar en groot, zoals een deur hoort te zijn. Je opent de deur, in de kamer zit een paard. Die wacht daar op je. Je gaat met hem een


Lang verhaal Olga Niziołek

poosje praten, jullie nemen een verklaring af, nadien moet je het corrigeren, zorgen dat het soepel loopt en naar mij toe brengen.’ Ik liep naar buiten en ademde diep. De portier was nergens te bekennen. De schilferende dieprode deur leek laag en licht, maar ik moest al mijn kracht gebruiken om hem open te krijgen. Wat erachter zat, vond ik zo verrassend dat ik nauwelijks de knal hoorde waarmee hij weer dicht viel. De kleine kamer zonder ramen werd slechts door een laaghangende lamp verlicht. De muren waren bekleed met donkerpaarse pluche. In het midden van de kamer stonden twee zwarte fauteuils, waarvan er een bezet was door een man in een paardenmasker. ‘Welkom. Als je het oké vindt, wil ik graag meteen tot de kern komen. Zoals je ziet, bloed ik. Daarom wordt het op langere termijn lastig om hygiëne te behouden, en in dit soort plekken is hygiëne een vereiste,’ zei hij onduidelijk. Toen pas merkte ik een straaltje bloed op dat van onder zijn rode paardenhoofd op zijn witte hemd stroomde. ‘Wat is er gebeurd? En waar moeten we aan beginnen? Waar is het paard? Ik…’ ‘Doe niet alsof je onschuldig bent,’ snoof hij. ‘Je werkt voor ze of niet? Ik ga je nu vertellen waarom ik dood wil en hoe dankbaar ik de slagerij van de gebroeders Rebels hiervoor ben. Je gaat het opschrijven en mij voor de samenwerking bedanken. Daarna word ik weggebracht en loop jij naar buiten. Je past de stijl aan zodat het in overstemming blijft met de communicatiestrategie van de slagerij, daarnaast ga je hetzelfde doen met andere teksten en wordt het geheel gepubliceerd. Terwijl ik… nou, laat maar. Schrijf op.’

7

VERKLARING 1 Uit eigen beweging heb ik me bij de slagerij aangemeld. Gelovend in de zin hiervan, vol -van hoop op geen vervolg, maar zonder al te veel liefde, bedank ik de medewerkers van de slagerij voor deze uitgelezen mogelijkheid om mijn leven snel en pijnloos te beëindigen. Ik wil doodgaan, omdat ik geen doel in mijn leven heb en na mijn dood kan ik nuttig worden voor de maatschappij. Hoogachtend,

‘Opgeschreven? Wegwezen dan’. Hij liet zijn hoofd hangen. ‘Wat is dit? Ik begrijp er niks van. Ben hier een uur geleden gekomen, via een advertentie. Uit de krant. Redactrice gezocht en al.’ ‘Er is ook niks te begrijpen, dat weten we allebei. Je bent in de slagerij omdat je hen helpt. Ik ben hier omdat ik een fout heb begaan. En het is niet toegestaan om fouten te begaan. Niet dit soort fouten.’ ‘Welke fout? Dit is een grap toch? Mensen worden niet zomaar vermoord, hier wordt vlees geproduceerd. Voor worsten, heel gezond. Misschien met minder vet.’ Het paard boog zich naar mij toe. Ik rook zijn zweet.


8

Heroïne

De Vleesindustrie

‘Ik trek alles in!’ schreeuwde hij. ‘Schrijf het nog een keer op! Schrijf op!’ Hij pakte mijn hand vast. ‘Ik moet dood, ik ben veroordeeld omdat ik verboden verhalen verteld heb. Over vrijheid, over labyrinten en eruit gaan, dat het mogelijk is. Dat je niet bang hoeft te zijn. Dat als je buiten de Stad bent, dat je daar…’ De deur ging open met een harde knal. Irmina stormde binnen. ‘Zo is het wel genoeg met die sprookjes. Verklaring afgenomen? Mooi. Ga terug naar mijn kamer en typ het nogmaals over. Nu!’ Iets in haar stem maakte dat ik naar buiten ging zonder het paard verder aan te kijken. Ik deed de deur achter mij dicht. Het was heel stil in de kamer. Een poosje later kwam Irmina langs met twee bekers waaruit stoom rees. ‘Je hebt nu zeker trek dus ik heb soep voor je klaargemaakt. Niks bijzonders hoor, maar altijd leuk om iets te eten voordat je doorgaat met de gesprekken. Eet smakelijk.’ ‘Bedankt, maar ik heb geen..’ ‘Eet smakelijk.’ Ik nam een slok van de rode vloeistof. ‘Onderstreep ‘ik wil dood’. Of nee, ‘ik wil gaan.’ Hij zei dat hij wilde gaan, toch? Dat klinkt beter en mensen hebben aandacht voor dit soort dingen. Soms zelfs onbewust.’ ‘Wat zal er gebeuren met deze man? We hadden het over paarden. Wat is er hier aan de hand?’ ‘Mensen, paarden... doe niet zo moeilijk. Er zal gebeuren met hem, of eigenlijk is het al gebeurd, wat hij zelf wilde. Hij wilde

niet meer leven, smeekte ons om de dood’. ‘Onzin! Wat voor plek is dit? Wie vermoord je hier?!’ ‘Dit is een slagerij. Ik vermoord niemand. Hier worden paarden gedood. En degenen die er zelf om vragen.’ Irmina keek mij rechtstreeks aan. ‘Het is al laat, tijd om naar huis te gaan. Ik zie je morgen om zes uur.’ Ze duwde een sleutel in mijn hand. * De weg naar huis leek oneindig. Ik hing de sleutel aan de deurknop en gooide m’n rok op de stoel. De onderbroek vloog naar het wasmandje. Ik droomde over huizen die leegte werden, witte vlekken die aan elkaar groeiden. Ik werd wakker voordat de hele wereld verdween en trok de kleren van gisteren weer aan. Irmina wachtte op mij voor de deur. De portier was nergens te bekennen. ‘Kom, kom, het paard is er al. Vandaag wordt het een lange dag. En ik zal je laten zien hoe je het moet doen. We zullen samen een verklaring afnemen’. Ze duwde mij de slagerij binnen. In plaats van een paard zat er een dik zwijgend meisje. Irmina schudde afwijzend haar hoofd. ‘Nu hebben ze nog niks te zeggen. Ik doe het dus maar voor hen. Schrijf op: ik ben drie maanden geleden al een keer naar de slagerij gekomen, maar toen was er geen plek. Voorlopig ben ik gelukkig hier. Ik hoop dat mijn potentieel in de slagerij volop zal bloeien’. Het meisje trok haar hoofd weg. Het paardenmasker viel af en rolde weg. Ik zag haar gezicht, samengeknepen ogen, rode


Lang verhaal

Olga Niziołek

wangen, tape over haar mond. ‘Ze kan niet praten!’ riep ik. ‘Kijk! Het moet een vergissing zijn! En waarom...’ ‘Genoeg! Opgeschreven? Mooi zo, we kunnen weer gaan.’ ‘Ik ga naar huis.’ ‘Pardon?’ ‘Ik ga naar huis.’ ‘Je blijft hier. Als redactrice of... of je blijft niet. Maar een andere baan in deze stad zal je niet meer vinden, dat beloof ik je.’ Ik dacht na. Ik was nog maar net begonnen. En wist niet eens goed wat er hier gaande was. Misschien was dit allemaal maar een rare beproeving, misschien wilden ze weten of ik aan hun eisen voldeed.. ‘Goed, ik blijf. En nu?’ Irmina glimlachte breed. ‘Schrijf de verklaring nog twee keer over. Laat het me weten

De meesten legden hun verklaringen af met een onverschillige stem.

9

als je klaar bent, dan gaan we kijken wat je nog kunt doen. Ik denk dat je over talenten beschikt waarvan je nooit dacht dat ze bestonden. Als je hier gaat werken, kun je ze ontwikkelen en een betere wereld helpen opbouwen. Steentje voor steentje, er is geen andere weg.’ * Er verschenen voortdurend nieuwe paarden in de slagerij. De meesten legden hun verklaringen af met een onverschillige stem. Ik leerde om alles mechanisch op te schrijven. In de zeldzame gevallen dat er geen mens schuilde onder het dierenmasker, maakte ik de verklaringen zelf, verschillend qua vorm en identiek qua inhoud. Alle paarden willen dood, alle paarden bedanken, geen vraagtekens. Tot de dag waarop ik in mijn paarse kamer geen veroordeelde aantrof, maar Irmina. ‘Ga zitten, we moeten praten. Je werkt hier al een tijdje’, begon ze al voordat ik ging zitten. ‘Ik ben, wij zijn heel blij met hoe je ons helpt. Daarom willen we je takenpakket uitbreiden en, wat hieruit voortvloeit, jouw verantwoordelijkheid. Tot nu toe kwam je in contact met de paarden die, hoe zal ik het noemen, voorbereid waren. Ze praatten, jij schreef. Nietwaar? Nu zal je de gesprekken voorbereiden. Zodat de paarden weten wat ze moeten zeggen, wat ze denken’. ‘Maar... wat moet ik dan precies doen? Hoe kan ik iemand uitleggen wat hij denkt?’ ‘Nou, niet zozeer wat hij denkt, maar hoe hij het moet verwoorden. Dat heb jij al wel gedaan, toch? Je hielp ze vaker hun verklaring mooi te maken, je hebt daar talent voor. Maar ik wil je werk besparen. Dus nu moet je zorgen dat de beestjes zelf goed


10

Heroïne

De Vleesindustrie

gaan praten. Kom.’ Ik volgde haar door de half donkere kamer. Ze duwde een deur open en trad daarmee een andere wereld binnen. Een lange gang, oranje muren, felgekleurde foto’s. Tussen ingelijste hoofden glazen deuren die toegang gaven tot kleine kamers vol met kussens. In elke kamer zat een onbeweeglijke mens. Sommigen waren vies, anderen verzorgd alsof ze maar even vakantie namen van hun dagelijkse leven vol plichten en verantwoordelijkheid. Het leek alsof ze ons niet zagen. ‘Dit zijn onze paardjes. Drukke, drukke paardjes’. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Je hoort het niet, maar ze luisteren naar verhalen over de werke-

Alle paarden liepen naar de deuren van hun kamers. Ze keken me uitdrukkingsloos aan.

lijkheid. Dat helpt hen zich aan te passen. Het is niet waar wat waar is maar wat je gelooft...’ ‘Een soort van opleiding dus?’ ‘Ja. Ze leren veel handige feitjes. Verschillende meningen. Dat is heel belangrijk vandaag de dag’. ‘Mag ik ook even luisteren?’ ‘Dacht het niet’. Irmina glimlachte. ‘Tenzij je stout bent geweest.’ ‘Waarom niet?’ ‘Zo is het geregeld.’ Later zei ze nog: ‘Dit is hun laatste kans. Vanuit hier kunnen ze nog terug naar het normale leven.’ Ik nam me voor om terug te keren, maar de deur leek niet meer te bestaan. Elke keer kwam ik slechts een muur tegen. Irmina zei nooit meer iets over de opleiding voor paarden, je zou bijna denken dat ik het had gedroomd. Zo dacht een vriendin van mij er ook over, die het verhaal aanhoorde met een glas wijn. ‘Je werkt te veel’, zei ze resoluut. ‘Denk er maar niet over na. Schrijf op wat je dient op te schrijven en denk er maar niet over na. Iedereen doet het. Het is beter. Anders word je gek.’ ‘Maar...’ ‘Echt waar. Moet ik me zorgen maken?’ Zonder overtuiging gaf ik haar gelijk en we veranderden van onderwerp, maar de onuitgesproken woorden bleven tussen ons hangen. Opgelucht keek ik toe hoe Agata haar jas aandeed, haastig haar handschoenen aantrok, haar veters strikte. * Buiten sneeuwde het, maar de echte winter heerste in mijn


Lang verhaal

Beeld: Circe de Bruin

Olga Niziołek

11


12

Heroïne

De Vleesindustrie

slaapkamer. De onuitgesproken ijzige woorden wurmde zich door mijn hoofd. Ik luisterde naar hun gezoem en woelde in mijn bed. Daarna dronk ik de wijnfles leeg en liep de donkerte in, volgde mijn weg zoals elke dag. De portier was nergens te bekennen. ’s Nachts zag de slagerij er hetzelfde uit als overdag. Laaghangende lampen joegen de schaduwen in de hoeken niet weg. Zoals in een droom liep ik de gang voor de paarden binnen. Het was er stil, licht en benauwd. Een ineengedoken mens per veilig kamertje. Ze sliepen. Slechts een van hen glimlachte met zijn ogen open alsof hij niet begreep waar hij zat. ‘Wat is er hier aan de hand?’ Ik duwde mijn mond tegen het dikke glas. Hij keek me aan en peuterde in zijn oor. ‘Wie zijn jullie allemaal?’ ‘Wat hebben jullie gedaan?’ ‘Wat is dit?’ Ik sloeg met mijn vuist op de muur die tussen ons zat. De man deinsde terug en kreunde, zijn handen voor zijn gezicht. Alsof er een onzichtbare barrière gebroken was. Alle paarden liepen naar de deuren van hun kamers. Ze keken me uitdrukkingsloos aan. * ‘Ik ga weg. Weet niet wat er hier gebeurt, maar ik wil niet meer. Dit kan niet. Ik...’ ‘Je kunt nergens naartoe en je weet het goed. Ik zal ervoor zorgen.’ ‘Ik ga weg.’

‘Je bent dom.’ ‘Je bent een monster.’ ‘Nee.’ ‘Je veroordeelt mensen tot de dood. Martelt ze. Liegt.’ Irmina kneep haar lippen samen. ‘Je hebt het mis. En ik zal je laten zien hoe mis je het hebt. Morgen ga je weg. Vandaag neem je de laatste verklaring af. Kom.’ De paarse kamer was leeg. Ik keek Irmina vragend aan. Ze wees mij een stoel: ‘Ga alsjeblieft zitten. Bereid je voor. Je gaat mijn verklaring opschrijven. Ik ga nog niet naar de slagerij, maar ooit komt deze dag wel. Je bent nogal goed. En wie weet wie jouw opvolger wordt.’ Ze liet haar hoofd zakken. Toen ze weer begon te praten, keek ze me niet meer aan. ‘Ik, Irmina, ben me volledig bewust van de ernst van mijn daad, en de mij verleende genade. Ik hoop dat mijn werk voor de mensen die eveneens in de fout zijn gegaan, mijn schulden heeft vernietigd en degenen hielp die waren vergeten wat liefde was. Degenen zoals ik. Mijn verhaal vertel ik nu als waarschuwing. Ik was jong. Had een baan en geld, ik had stijl en een vriendje. Samen wandelden we door de Stad en beminden we elkaar. Romantisch bij kaarslicht, stout in de lift. Alles zoals het hoort. Dacht ik. Toen ze mij kwamen ophalen, was ik van slag. Ik begreep het niet. Ze zeiden dat mijn moeder overleden was, recentelijk gevonden... een paar jaar daarvoor overleden. Op haar mat lagen kranten, op de eerste pagina’s blonken de allang


lang verhaal

Olga Niziołek

13

vergeten tv-sterren. Ik wist het niet. Dit was onvergeeflijk, ik moest gestraft worden. Je mag je naasten niet vergeten ook als ze jou... ze zich gedragen... je mag niet. Hier, in de slagerij, ben ik terechtgekomen, waar mensen zoals ik paarden worden. Er was gezien dat ik goed met dieren kon omgaan en na een korte training mocht ik hen de liefde doceren. Mijn vriendje zag ik nooit meer, hij had geen tijd, maar ik begrijp het wel. Het ligt voor de hand dat zijn daden rechtvaardig zijn, anders zouden we elkaar in de slagerij zien. Ik ben overigens ook veranderd. Sommigen zijn bang voor mij, denken dat ik een monster ben. Ze begrijpen niet dat de paarden die de liefde geleerd hebben het aan anderen kunnen teruggeven. Sommigen laten wij los, ze gaan in de massa op. Daarover wordt niet gepraat. Goede leerlingen... mij staat iets anders te wachten. Ik wil niet terug naar de stad. Hier heb ik de maatschappij gediend zo goed als ik kon, en hier wil ik doodgaan. Zo snel mogelijk. Indien mogelijk pijnloos. Bedankt.

geen kwaad doen, ook al zijn ze schuldig. Ik wil niet liegen.’ ‘Je begrijpt het nog steeds niet? Het is voor hun eigen bestwil. We laten hen zien hoe zinloos en wreed hun levens waren, we laten ze tot de bodem zakken en we geven hen een hand – we laten hen de uitweg zien. Menigeen heeft zichzelf opnieuw gevonden. Je hebt alleen degenen gezien die de gaven van de maatschappij weigerden. Het kan moeilijk zijn, dat begrijp ik. Maar je diende het goede doel en jouw verdiensten…’ Het zwakke licht knipperde en ging uit. Ik wilde niets meer horen. Aftastend zocht ik de weg naar buiten. Ik rende een oneindige straat in, met de slagerij achter mijn rug, happend naar lucht. De tijd van vluchten was begonnen. *

Ik had kramp in mijn hand van het noteren. Irmina sprak onophoudelijk alsof ze het duizenden keren had geoefend. ‘En jij? Zal ik jouw verklaring noteren?’ ‘Waarvoor?’ ‘Je bent hier terechtgekomen, dus je moet iets fouts gedaan hebben. Anders zouden we je nooit aannemen. En een goede verklaring komt altijd van pas.’ ‘Dank je, ik hoef niet.’ ‘En wat nu? Wil je nog steeds weg?’ ‘Dit is al besloten. Ik begrijp jouw verhaal, maar ik wil mensen

Na lange periode van doelloos ronddwalen ben ik als een mecanicien tewerkgesteld. In opdracht van plaatselijke winkels repareer ik rotte groenten. Gebruikmakend van de nieuwste technologieën op het gebied van licht-tijdemulsies die in het aangetaste weefsel worden geïnjecteerd. Bij dezen wil ik mevrouw de Directrice en overige medewerkers van de slagerij van gebroeders Rebels hartelijk bedanken. Ze hebben mij de juiste weg gewezen en ze zorgen ervoor dat ik het nooit meer kwijt kan raken.

VERKLARING


14

Heroïne

De Vleesindustrie

Neststaren

Circe de Bruin

De ekster in het nest voor mijn raam is teruggekeerd. Misschien omdat zijn vogelbotjes al aanvoelen dat de lente komt. Ik merk niks van een mogelijke lente, maar mijn botten zijn dan ook een product van generaties natuurloze mensen, ontwikkeld en grootgebracht met het achtuurjournaal waarin ze het weer van de volgende dag voorspellen aan de hand van witte draaikolken boven een wereldbol. De ekster is niet alleen. Er is ook een vrouwtje. Zou het mannetje, duidelijk te herkennen aan zijn dominante gedrag naar andere gevleugelden (zoals de ontsnapte Amsterdamse groene parkiet en zijn vele nakomelingen), ieder jaar een nieuw ekstermeisje verleiden met zijn zelfgebouwde nestje? Vanbuiten ziet het er wat verschraald en afgedankt uit, maar wie weet hoeveel schitterends hij heeft verzameld voor de aankleding van het binnenhuis? Dat is wat een ekstermeisjeshoofd op hol brengt; de blingbling. De tak wiebelt zachtjes op en neer als meneer ekster neerstrijkt op de rand van het nest in de boom. Op heterdaad heb ik hem nooit kunnen betrappen, maar de verhalen van eksters die ervandoor gaan met gouden horloges en halskettingen van grote economische (en soms ook emotionele) waarde zijn mij als klein meisje al bijgebleven. Ik heb in tijden van studentikoze geldnood

zelf eens overwogen een kijkje te nemen in het nest, maar de halsbrekende toeren die daarvoor nodig bleken weerhielden mij van deze roverij. Ik heb nog wel een tijdje nagedacht over het goed en het kwaad van zulks een actie, in acht nemende dat meneer de ekster hoogstwaarschijnlijk ook niet betaald heeft voor zijn gevonden schatten. Ik sluit echter niet uit dat hij zijn nest met evenveel trots optooit met weggegooide glimmende snoeppapiertjes, iets waar je in de mensenwereld geen biertje voor kunt krijgen. Ekstervrouwtjes zijn er wellicht wel mee verleid. Ze is nu welgeteld al twee weken aanwezig in het nestje voor mijn raam. Vast dromend over kleine eksterbaby’tjes, haar eksterprins en glimmende objecten in haar eksterpaleis. Als ik ver voorover buig vanuit mijn raam op vier hoog zie ik de nauw geweven ingang. Mevrouw ekster is – eenmaal binnen – niet meer zichtbaar. Maar ik stel mij zo voor dat als de bladeren weer aangroeien, de krokussen tussen de rottende bladeren op de grond verschijnen en de weerman wijst op een immer stijgende temperatuurgrafiek – dat er dan vier kleine pluizige snaveltjes over de rand verschijnen. Hoe de wiebelige lijfjes in een paar weken de donsveren loslaten, zich op de rand van de ingang worstelen, en hoe ze dan – als mijn jas aan de kapstok blijft hangen en er op het hoofd van de weerman zweetdruppeltjes verschijnen – hun zwart-witte vleugels uitslaan. Op zoek naar de eksterschatten voor de mooiste ekstermeisjes van de stad.


Waarneming Circe de Bruin

15

Beeld: Circe de Bruin


16

Heroïne

De Vleesindustrie

Gatekeepers

Harry Smithson

Dirk vaguely considered himself a deep ecologist. In the sense that he theoretically rejected capitalism’s institution of canonical working hours in favour of a shared understanding of glacial time that prioritises an awareness of imminent environmental catastrophe (his words, not mine). He actually knew very little about nature, let alone butterflies. Despite this, he felt it was odd that a palm-sized, bronze-coloured butterfly-thing was perched on the handle of the door to his apartment in Amsterdam. At 3am. In December. When he returned from a night of not smoking cannabis. He carefully opened the door and followed it inside, watching it dive toward the fermenting apple-core that he’d left on the tobacco-carpeted coffee table. As the butterfly started drinking the makeshift cider, Dirk researched the habits and lifecycle of butterflies on his laptop. As he suspected, it didn’t add up. He did, however, find a likeness of his intruder on a butterfly aficionado blog called Butterflies That Give Us Hope, lovingly curated by a Ms ‘Rambling Róisín.’ There was an image of an

apricot-sheened, chestnut-bordered pyronia tithonus, otherwise known as the ‘gatekeeper,’ most commonly found in South and East Britain, and confined to coastal areas of south and southeast Ireland. Well, perhaps some British tourist had brought it with him with the intention of setting it loose in a club or something to create a surreal atmosphere. That sounded like the sort of thing hipsters do these days, Dirk thought dimly. He resolved to take it to Vondelpark in the morning, on his way to DAMAGE (the Delegation Against Mass Animal Genocide & Eating). Underneath the image, Róisín had inserted a poem she’d written. It was supposedly inspired by a gatekeeper she’d spotted basking humbly in the sun, which made me reflect upon the legacy of the beautiful demigoddess Étaín in Irish mythology. “The ‘geatóir,’ as we Fenians like to call it, may not be the most striking of its Nymphalidae cousins, but this is because it rejects the vanity of the Red Admiral, fawned over by our pompous English oppressors. With this in mind, I hope you like this verse poem / political analogy thing! I want to add more stories & poetry etc. to this blog so any feedback is very welcome, from butterfly lovers or humans in general – enjoy!” As Dirk warmed up some gluten-free, soy-free, nut-free, sugar-free, oil-free Endurance Crackers with protein-packed Palestinian humus, he briefly watched his fucked intruder slowly feel its way around and around the same drained glass of wine, before it heaved itself into the air and bobbed sketchily over to his desk. The two organisms then settled in the green light of the garishly decorated, LCD-rendered butterfly blog.


Kort Verhaal Harry Smithson

Above some gnatty woods in Uí Failghe Braces a grey rock-riddled sandstone fort With its lost King atop it. His hands clasp The battlements of splintered stakes roughly – His skin like that of the silver birch, taut; Tearing – white hair cavorting as winds rasp From the East: for Erin, is death knelling. For sovereignty’s sake had he sold his Daughter to a fat Baron of the Pale. In Éire, everywhere the Saxon shilling Was ringing and beginning to cast its Queen’s wan grin at seeing Fenians fail. Bereft, the King had buried himself in An old tome of myths. “Étaín the Envied Was fairest of the Danann…” [at this point Dirk skipped the lengthy and tedious din Of hackneyed, patriarchal and frenzied Descriptions of Étaín to roll a joint]. “… Cursed by the jealous Fúamnach, a vile hawk, Étaín became a butterfly subject To easterly blusters. Yet was she free! Gales became chariots; lightning, Lugh’s torque, Rain made her iridescent wings pearl-flecked.”

17

At that bit, the King had looked up to see

Through an arrowslit in his chambered roost A butterfly that had settled upon The fuchsia tongue of a crabapple bloom. And the folds of his wilting cheeks were sluiced As, gone with grief, he lurched out to the lawn Convinced his girl was back from the Pale’s gloom.

It was then that, spotting a glinting snack, The Baron’s kestrel dove and – before the King Who was bowed on the grass to Gaelic Gods – Crunched the insect in its beak. Some scales crack, Chitin splits; in a moment a last wing Can briefly be seen of the arthropod

In whose glimmer the King sees his daughter. So, he alights atop his parapet Aloft the gnatty woods of Uí Failghe Amid the easterlies howling slaughter, And leaps. Jutting stones break his coronet, Which spins in the sinewy offal he

Becomes. The kestrel plucks the guts and strands From the scattered viscera. Once sated, It flies plantation-bound, to the Baron, Bringing a finger around which a band –


18

Heroïne

De Vleesindustrie

Signet ring for a new Irish estate – Curls. The Saxon parts it from the talon

And pushes it over his own finger, Blinking at the sunset-silhouetted Fort in the distance from the balcony Of his Gothic manor. His thoughts linger On that land, over which the Celts fretted: “And well they might, for beneath calcanei Anglicus will it be flattened and tamed, With fowl and cattle will shillings be gained, For clout and providence will I be famed; Under cow-shit graves will rebels be laid.” He strokes his bird as it eats the King’s prod, Humming, “a mighty fortress is our God...”

“Zielig,” Dirk said, frowning at the gatekeeper, whom he decided to name Étaín. Something about this butterfly seemed significant to Dirk now. It was the night before DAMAGE, and he had encountered the perfect metaphor for establishing the exploitative workings of the meat industry, all thanks to the miraculous appearance of a gatekeeper, which so embodied the harmonious beauty of nature. Know what he means? He posted a comment: “Wow, dark but beautiful,” Dirk exaggerated massively, “I randomly found one of these butterflies outside my

room tonight, and you’ve made me think about the genealogy of the meat industry… You’ve sort of excavated these cycles of intergenerational solidarity and illuminated the unity of our species as cosmological beings, while bearing respect for the authenticity of folk cultures, as symbolised by the gatekeeper itself – indeed, the gatekeeper of freedom! I feel inspired to fight oppression now, with a greater sense of historical perspective. I also particularly appreciated each stanza’s subtle ABCABC rhyme pattern, which intensifies the ABABCC crescendo,” Dirk added disingenuously for a bit of flavour. “Solidarity from the Netherlands”. The next morning, he cleaned out a large jar of gherkins and dropped Étaín inside, admiring how her topaz wings stretched and flashed across its convex surface. He put the jar in his rucksack, shuffled down the stairs of his apartment building and out onto the street, swung onto his bike, and cycled – past Vondelpark, straight to where DAMAGE had organised an assembly. He arrived at the squat, and entered the ground floor function room, which was decked, as you might expect, with vibrant fabrics and quotes ranging from Johnny Rotten to José Mujica. Dirk sometimes felt these quotes were tokenistic, other times they made him feel enlightened. Anyway, assembled were roughly fifteen people, all concerned to varying degrees about the plight of a forested area in Gelderland. Recently, a “fellowship” of self-styled Odinist neo-pagans called the Útlagi (which means ‘outlaws’ in Old Norse), had taken to hunting the area’s


Kort verhaal Harry Smithson

famed wild boars. One of the “jaegers” (hunters), a beard-platted Bavarian who was probably not really called Alaric Isrodsen, was already famous on YouTube due to a video showing him kill a resting boar from thirty yards by throwing a hammer through its eye socket. Útlagi had made well over fifty videos. As well as filming ritualistic violence against animals and themselves, they also supplied footage showing the competitive drinking of deer’s blood, an instructional video on how to fashion a condom from a boar’s bladder, and various feats of physical strength. In fact, Útlagi’s online presence was becoming popular enough for them to receive money from advertisers, as well as from selling novelty key-rings in the shape of Thor’s hammer. Several of the members were being prosecuted for poaching, but the trial was shaping up to be an arduous affair, since Útlagi’s lawyers were claiming their clients must be exonerated on the grounds of religious freedom. The publicity served only to popularise their website and to inspire other emasculated heathens across the world to indulge in similar practises. DAMAGE had been attempting to combat these jaegers for a few weeks, whom they viewed as nothing other than crypto-fascist charlatans. They had already posted several videos and written a few articles criticizing these practises on their blog, “ÚtlaGEEN!” They even wrote an email to Gunnhildr ‘Mother of Kings’ Isleifsen, the Útlagi matriarch, asking for a cessation to their activities and attaching a helpful list of alternative methods for expressing neo-pagan fanaticism. The response consisted of few words, and fewer still of words a modest and gentlemanly

19

narrator would care to repeat. Basically, she’d written ‘fuck off queer cunts,’ or a rough equivalent, over and over in an impressive multiplicity of extant and extinct Indo-European languages. So, the assembled began to discuss their next plan of action: hitchhiking to Gelderland and occupying the forest. As someone was suggesting that DAMAGE should film the excursion to create footage for an activist documentary, Dirk retrieved Étaín from his bag and set her free, exclaiming, “Hier vliegt ons geheime wapen!” There was a pause. Someone said, “Echt?” Dirk explained himself. If the demand for this brutality was garnered through mythology; if the profits to be made from this culture were preceded by the force of zealous allegory, then surely Útlagi must be confronted in terms of their story. In other words, what was needed was an authentic narrative more compelling and compassionate than the ones the cultists used to justify their atrocities. Étaín could be more than a rallying symbol or mascot, she could revitalise the furore of the Danann (again, his words) – it’s our Gods versus theirs; it’s our peaceful and inclusive vision of spiritual freedom versus their destructive and authoritarian one. “How about we make videos of competitions to see how long one can survive as a wild boar does, naked, living off tubers, nuts and berries? Maybe we could craft amber statuettes of Étaín from the sap of dying trees. No-one knows how to do that. What if we dress up in flowing robes and have battles with magic? Bram, you could do some special effects…


20

Heroïne

De Vleesindustrie

I’m just thinking out loud, but you get the idea”. Although sceptical at first, the assembled became more and more enchanted by the jouncing Étaín, who moved as if an invisible tide was always breathing beneath her. DAMAGE agreed they needed a new name based on authentic-sounding folk mythology, as well as traditional yet innovative new titles for its members. Perhaps they could satirize Útlagi by mirroring their ridiculous hierarchy? Hadn’t Celtic artefacts been found in Gelderland, pre-dating evidence of Germanic tribes? Brutal Germanic neo-pagans confronted by rugged but righteous band of postmodern druids, divining their signifying powers from vengeful reincarnated Étaín… That’s what the newspapers might print! The nascent fellowship of druids, or Larven van Étaín (or whatever the fuck they would end up calling themselves) was getting excited. A Star Wars fan was claiming to be one of the Sìth, who also happened to be a supernatural race in Irish mythology. She was practising her death wails that prophesise the demise of enemies, while Annika was busy renaming herself after some warrior-goddess. Bram was researching a Roman sex-getting spell, which kind of messed up the whole Celtic druid vibe. Through the murmur of arguably misplaced creative energy, Dirk noticed that Milan, who had wrapped his keffiyeh around his shoulders as if it were a cape, was being lauded for his interpretation of a ritualistic shamanic dance (or something). Étaín then landed softly on his hand, making him look like some

kind of chosen one, and people cheered semi-ironically. This annoyed Dirk. It was all becoming a bit fragmented, this cult, it was beginning to lose the anchor of legitimacy that Étaín’s story had provided. People were calling for the new Bokor Milan (a reference to sorcerers in Haitian voodoo) to be the arch-nemesis of the Mother of Kings. Perhaps they should rename Étaín to something cooler. He watched in dismay as his the assembled cherry-picked their creeds and styles from the irreconcilably heteroglossic glut of history. Dirk was the one that found Étaín, wasn’t he the originator of the prophecy, and not that cunt Milan? Why did Étaín have to forsake him at this juncture, when DAMAGE could have unified under his narrative? And anyway, wasn’t this becoming cultural appropriation? As Bokor Milan and Annika de Danann (née Houtman) were rolling a spliff in order to entheogenise themselves (a neo-shamanic practise meaning ‘to generate the divine within’), Dirk made a decision based on a combination of jealousy, guilt and misjudged compassion. He yelled, “Lepidopterophobie!” And someone was like, “Huh?” He explained how he recollected that there was such a thing as a phobia of butterflies. How could their cult – or fellowship, whatever – remain open, democratic and inclusive if a terror-inducing butterfly was fluttering amok? It would be simply irresponsible to keep Étaín as their symbol or companion. The assembled nodded gravely, and Milan approached the window


Kort Verhaal Harry Smithson

Milan approached the window with a sigh (kankerlijer!), and with magnanimity blew his spiritual patron lightly from his hand. with a sigh (kankerlijer!), and with magnanimity blew his spiritual patron lightly from his hand. The rest of DAMAGE restarted discussions, beginning by brainstorming names and namesakes for their new, revised pantheon of deities. It should be noted that Nicole Kidman is pretty much the only known lepidopterophobe, and she rarely visits Gelderland. Dirk lingered by the window, watching the little gatekeeper flap across the road and land on a bin. Dirk was about to return to the assembly, when he saw an English tourist, who had been smoking outside a bar across the street, waddle toward the bin expressionlessly. Without looking, the tourist stubbed his Benson & Hedges out on the wearied butterfly, and returned to his

21

Heineken inside. With a shriek, Dirk dashed from the room and across the street. The butterfly convulsed uselessly on the pavement, with a ring of fire spreading across one wing; flecks of ash breaking from the circumference. Feeling cold, Dirk stamped on her. He went straight home. When he returned, he opened his laptop and was notified that someone had responded to his comment on Butterflies That Give Us Hope. Rambling Róisín had written, “Awh, thank you, dear! You’re too kind. I’m not sure I entirely understand your brainy critique, but I’ll take your word for it, haha!  I’m just glad someone has even read this, let alone been inspired to fight oppression – it’s very nice to think that this story about Étaín (and we can thank the rich folklore of Ireland for that anyway) has in some way encouraged people to confront the forces of brutality and greed somewhere in the world. Even if she is just a little symbol among many, these things are important. Although I’m sure you were far more inspired by the random appearance of a gatekeeper, how amazing, perhaps you could send a picture? With very kind regards and all the best, Róisín xx.”

Beeld: Circe de Bruin


22

Heroïne

De Vleesindustrie

Eerste nacht

Erwin Hurenkamp

Beelden buitelen om, geur kantelt op zijn zij en wij: huid tegen huid soms mond op mond en jouw welgemanierde lippen als dadels. Glanzend, plakkerig van mijn kussen heeft je mond de mijne rood, geschroeid achtergelaten als mijn lippen plots ruw maar zoet langs je tepels schuren brand ik in open vuur en distels tot aan mijn kruin, tot in mijn darmen en met díé hitte scheur ik je open, maak mijn lief los uit prikkeldraad en wol, als een veulen uit zijn slijmerig geboortevlies; naakt, nog nagenoeg ongeboren was je en nu geef je vol leven alles zodat ik opkruip uit mijn lijf, verdwijn in de holtes van jouw oksels in de geur van jouw haar in de schaduw van jouw dijen.


Slavinkken- Iris van der Werff

Erwin Hurenkamp

GEDICHT

23


24 Why are we talking? Heroïne

De Vleesindustrie

Cristina Buta

- I would have been very happy if you had written me that you were going to Rotterdam. It was nice to hear your voice and I am melancholically thinking about our walks together, about our close talks, like when I took you to the museum and you licked the door window. It helped me a great deal. What else do you want us to send? Dad spoke to his friend from the post office and we will be able to send another package to you mid-February. It all makes me so tired. But wait, I forgot to ask you about your friends’ visit and about how the weekend went. The snow had just fallen, gently as the dust rolling from the side of a cliff. Slowed as I was these days, I compared myself to a light feather, just wandering around. The fresh layer of snow was a good cover for the words which could and would not connect, which I could not outer from myself. I had a mint tea and got dressed. -What did you eat? Did you eat on the floor with the guests? She asked. -Yes, we had a delicious chicken soup, the four of us and opened

the red wine you sent me. It all went very well! -You live in the Netherlands for civilization, for progress. Not for regress. The balcony door scrunched in a little squeeze, like a marble caught between two metal plates. I wittingly articulate from my fingers: ‘What do you mean?’ and feel a stingy odour from the kitchen. Some kind of irritation added up. -This style of eating on the floor is not European, and it does not belong to Dutch culture. -It is indeed not, it is just about the pleasure of being together and eating. -We watched the fifth episode from Umbre. It is about the underground world of Bucharest and it catches us, we comment on the situations, we think it is very well made. -Interesting. The sunshine became more and more radiant, clipping my stuffy nose between the wind and the cold, calling for a walk. I looked outside. I would have loved to go for this walk, my body ached


conversatie Cristina Buta

for it, and my brain needed to go under the snow, to dig up the forgotten words. I continued the conversation, asking how they are doing, and why she is always so tired and pale. I received what I think of to be our endless song and dance. -We are always good, you are the one in distress. You are the one out of the safe zone. The undertaking of an outstretched talk was at hand and I slipped into it without noticing. I can’t remember what I said but it was a lot. I was simultaneously thinking about her past, about the dreads weaved on the blanket, about the man making coffee in the kitchen. She went on talking. -I heard from Ina that soon enough a new book fair will be opening at the Culture Open Days. I am excited to go and look around, maybe take some of those cheap Penguin Classics. Also, I recently discovered tataneasa, an ancient remedy for stomach pains and all sorts of health problems. I would remember the little box I imagined to capture her stories in, and the sunny walk along the line of yellow tram 7, direction Square 500. The gaiety of that day melted away. I was holding the white cut-off shirt and her soft, familiar arm. We were talking about the past, and she told me how tough it was to move from the village to the city, and I listened carefully to every word. A piece of calm grass was disturbed by a dog running around. Our

25

barren feet didn’t know all the distances they would outrun. - How was your bond with your parents? I asked. - Good, but we didn’t talk so much. That’s why I always encouraged you to talk. That’s why we always talked to you. She recounted how at fourteen years old she moved in a room at a corny landlady. The loneliness seemed unbearable. Weeping about the prestigious scientific high-school in the morning hours, wandering through the city in the afternoons, walking through the cemetery to shorten the way home, and writing in her diary at night. Sometimes they went on agricultural practices organized as part of UTC activities, and collected camomile from the fields, or raised silk worms at home. Her views changed slowly, and her thoughts adjusted to a reality, sharper, tighter, more precise. The releasing moment had come when life could be grabbed still, locked away out of its doubt and given a stream to flow towards. Later I thought of our conversation as confusing. I felt bodiless. As if I had left the room before leaving a mark, a proof of me being there. There was more to ask her about prior existences, but I felt heavy, and desisted. I opened the window and closed it after a hesitating moment. The sun was melting the snow. I closed the curtain and began typing.


26

Heroïne

De Vleesindustrie

Warm Vlees

Werner de Valk

‘We hebben een negen,’ zegt Rudolf. Zijn collega’s blijven turen naar hun schermen, een enkeling kijkt op. ‘Die met dat rokje,’ verduidelijkt hij, en hij wijst naar een blonde vrouw aan de overkant van de straat die wacht totdat ze kan oversteken. De rok is van leer, haar hakken hoog. Een beeld uit een pornofilmfragment dat hij gisteravond zag dringt zich op. Nog meer leer. Bas komt naast hem staan. ‘Nee man,’ zegt hij, ‘hoogstens een zes. Je moet aan je standaard werken’, en ze kruipen weer achter

hun schermen, terug naar de programmeercode. Vroeger had hij een standaard, nu werkt hij met variabelen. Nu verzorgt hij ITIL-implementaties: hij voert wat veranderingen door in het systeem, baseert zich daarbij op de gebruikelijke methode. De ‘best practice’. Hij is geen schaap dat de kudde volgt; hij is een plukje wol dat meegaat omdat het vastzit. Rudolf staat op en loopt naar de koffieautomaat en de koelkast. Hij drukt op het cappuccinoknopje en pakt zijn eigen fles cola. Hij baalt. Hij is degene die is begonnen met de Vleeskeuring en de initiatiefnemer moet een bepaalde frequentie hooghouden – daarom staat hij het vaakst bij het raam. Maar hij moet voorzichtiger zijn, niet zomaar met negens strooien. Niemand hoeft te weten dat hij eigenlijk een slager is die bang is voor dieren. De blonde vrouw aan de overkant van de straat heet Anna. Ze wordt ingehuurd bij de herstructurering van ict-bedrijven. Of korter: ze ontslaat. Ze heeft te kampen met een te hoog libido, dat sinds haar puberteit alleen maar is toegenomen. Ze doorging een periode waarin porno een antwoord gaf, maar hoe extremer de fetisjen werden, des te viezer ze zich voelde na afloop. Ze gaf het op, vormde de energie om en liet haar carrière als projectmanager erop draaien. Totdat ze voor het eerst iemand moest ontslaan. Van het sippe gezicht en het wanhopige onderhandelen kreeg ze het warm, ineens heel warm. Ze nam ontslag en maakte van haar nieuwe fetisj haar nieuwe baan.


Kort VERHAAl Werner de Valk

Eric doet eigenhandig voor haar open. Zoals ze vaker bij dergelijke ict-bedrijven heeft gemerkt is de CEO geen technisch aangelegd iemand, eerder een alfa. Eric is een prater, nonchalant; hij verkoopt wat zijn werknemers vervolgens mopperend voor hem bouwen. Daarom heeft ze zich specifiek op de ict-branche gericht: hier windt men er geen doekjes om en noemt de mensen waarmee geschoven wordt ‘warm vlees’. Warm vlees is een resource, een persoon die niet bijzonder goed werk verricht, maar wel op een project kan worden gezet om ermee te verdienen. Eric brengt haar naar de koffiehoek. Daar zit een man op een hoge kruk tegen een tafel geklemd; het blad verdwijnt in zijn omvangrijke buik. Hij kijkt even op naar haar en dan snel terug naar zijn koffie. Anna ziet een fles cola op de tafel en bruine kringen rondom zijn ogen. Ze weet: deze moet ze hebben. Ze komt expres iets te dicht bij hem staan. Ze stelt zich (‘Anna’, prima hand) aan hem (‘Rudolf ’, slappe hand) voor. ‘Heb je gehoord waarvoor ik kom?’ ‘Nee.’ ‘Je baas probeert al jaren de huidige bedrijfsmentaliteit te veranderen. Heb je daar iets van gemerkt?’ ‘Ja.’ Eric is naast haar komen staan en geeft haar een kop koffie. ‘Ja? Welke aspecten bedoelt ze?’ vraagt hij. Rudolf staart langs zijn baas heen naar buiten, geen emotie in zijn ogen. Ze ziet dat hij dit gewend is, deze verhouding.

27

Ze wil meer. Ze vervolgt: ‘Je hoeft geen antwoord te geven, die pogingen hielpen toch voor geen meter. Daarom ben ik hier. Het spijt me als ik dit te direct breng, maar het komt erop neer dat er gesneden gaat worden.’ Nu ziet ze wel iets in zijn ogen. ‘Ik ben hier om naar jullie te luisteren, om vervolgens iemand te ontslaan,’ verduidelijkt ze, om er zeker van te zijn of het klopt wat ze denkt. Het werkt, dit maakt het glashelder: dit zijn hoopvolle ogen. Ze wenkt Eric en loopt met hem naar zijn kantoor. Niet sneller dan normaal werkt Rudolf aan een stukje code dat bijna volledig in een zogenaamde ‘while-loop’ genesteld zit. Dit betekent dat de computer de code regel voor regel zal doorlopen; is in die tijd een specifieke variabele niet veranderd, dan begint hij weer bovenaan, tot in de eeuwigheid. Rudolf heeft een foutje gemaakt, de code per abuis zo geschreven dat de variabele niet verandert. Hij zit al een paar dagen met hetzelfde probleem, maar hij durft niet om hulp te vragen: dit is nogal basaal, hij zou dit moeten kunnen. En dus blijft de cirkel oneindig doorgaan en loopt elke keer bij het testen zijn software vast. In zo’n geval is de enige oplossing om de boel van buiten af te sluiten en opnieuw te beginnen. Hij wordt geroepen. Hij gaat tegenover haar zitten en ze is wél een negen. ‘Ik val meteen met de deur in huis,’ zegt Anna. ‘Waarom zou jij


28

Heroïne

De Vleesindustrie

hier moeten blijven werken?’ Bas mag dan meer ervaring hebben met vrouwen; voor hem is ze een negen. ‘Het gaat niet om wat je precies doet,’ probeert ze, ‘dat kunnen anderen ook. Wat gebeurt er met de sfeer in de groep als jij hier weg bent?’ ‘Dat weet ik niet. Ik heb het hier alleen meegemaakt als ik er zelf bij ben.’ Hij probeert te lezen wat ze schrijft maar kan zich door de sierlijkheid van haar vingers niet focussen op de letters; hij probeert zich voor te stellen hoe het voelt als ze door zijn haren kammen. Ze legt haar pen neer. Kijkt hem aan. ‘Waarom blijf je hier?’ ‘We hebben toch een gesprek?’ ‘Ik bedoel: waarom blijf je hier werken?’ ‘Omdat...’ zegt hij. Hij moet het proberen. Hij is geen stukje wol dat nodig afgeschoren moet worden, hij is een stier met gevoel voor humor. ‘Anders zou ik dit gesprek niet met jou...’ ‘We proberen het anders,’ onderbreekt ze hem. ‘Wie heeft hier het meest ongunstige effect op de werksfeer?’ ‘Ik ga geen namen noemen,’ zegt hij. Daadkracht tonen, mannelijkheid. ‘Laatste poging. Wat als ik jou laat ontslaan?’ ‘Dan... dan heb ik geen baan meer.’ Ze dacht dat dit degene was die ze zocht: eentje die hoort bij de groep dikke, onverzorgde mannen, die niets hebben om op terug te vallen als ze hun baan kwijt zijn, die blèren hoe lekker ze dat

Beeld: Iris van der Werff


Kort verhaal Werner de Valk

wijf vinden, maar zodra ‘dat wijf ’ in de buurt is helemaal dichtklappen. De kick om hen de laan uit te laten sturen is goddelijk. Maar het is verpest. Wat heeft ze er aan om iemand te laten ontslaan die dat zelf wil? Ze roept een nieuwe binnen, stelt varianten op dezelfde vragen en krijgt de gangbare uitgedroogde antwoorden. Twintig man passeert, louter ‘warm vlees’: de één nog vervangbaarder dan de andere. Maar geen van hen is geschikt, niemand verstoort de boel. Als ze er op basis van de profielen niet uitkomt, valt ze meestal terug op vingerwijzen. Er is altijd wel enige consensus te vinden: ze klikken om hun eigen hachje te redden, en meestal zit daar een lijn in. Ook nu is dat het geval, maar de vingers wijzen naar Rudolf. Zou ze hem dus moeten ontslaan, als ze haar werk naar behoren zou willen doen. Maar daarvoor is ze hier niet gekomen. Ze moet bevredigd worden; ze komt hier voor haar kick. Nare mannen ontslaan is alleen lekker als ze hen ziet spartelen. ’s Avonds, thuis, denkt ze na. Niet over werksfeer of verstoringen in de dynamiek, maar over zichzelf. Hoewel haar nieuwe oplossing voor veel voldoening zorgt, zijn de kicks van korte duur. Nadat ze iemand ontslagen heeft voelt ze zich goed, heel goed, maar dat ebt steeds sneller weg. Ze zou natuurlijk gewoon Rudolf met rust kunnen laten, iemand anders ontslaan, een van de ijverigsten. Maar ze wil meer. Eigenlijk zou het veel lekkerder zijn als ze een permanent slachtoffer zou hebben. Iemand die ze altijd bij zich heeft, als een

29

soort hondje dat gehouden wordt om in het geniep af en toe een trap te geven. Iemand die ze echt zou behandelen als een stuk vlees, die ze elke dag het gevoel kon geven dat hij ontslagen werd. Ze pakt haar telefoon. Hij staat bij de bushalte. Tevreden zwaait hij naar de ramen van het kantoor aan de overkant, waarachter mannen staan die een kwartier geleden nog zijn collega’s waren. In een flits ziet hij zichzelf ertussen staan, druk bezig met de Keuring. Maar dat is nu niet meer nodig, want naast hem staat een negen. Een negen die hem gisteravond zomaar opbelde voor een drankje. De overdracht van zijn taken was zo gepiept, net als het afscheid. Tijdens zijn uitleg over de kapotte while-loop deed Bas een suggestie waardoor die constructie in zijn geheel overbodig werd. En ook de rest van zijn werk werd moeiteloos overgenomen. Daarna schudde hij iedereen de hand, behalve Eric, die zat in een vergadering. Maakt niet uit. Hij kijkt opzij; ze staat er echt. Ze kijkt terug, met een blik alsof ze iets stouts van plan is. Hij kan niet wachten. Zij ook niet.


30 Traditionele erwtensoep met varkenspoot Heroïne

De Vleesindustrie

Het aanschaffen van varkenspoten is een delicate taak. Het begint met verzinnen wat de precieze koop moet behelzen: hoeveel kilo de poot moet zijn, de vlees-bot-vetratio en of het vel er nog aan moet zitten, wat het idee natuurlijk een stuk authentieker zou maken. Hierna zoek je een winkel, een slager die bij voorkeur alleen biologisch vlees verkoopt. Met het papier in de hand waar de informatie van de benodigde varkenspoot op staat, trek je je jas aan, daarna je schoenen. Je gaat op weg, loopt een blokje om, maar het is eigenlijk te guur voor een verre omweg. Uiteindelijk sta je daar, voor de slager, een uitstervend ras. Dat denk je tenminste, je ziet er steeds minder van op straat, of is dat wat je je inbeeldt? Probeer hem of haar niet te beledigen, schiet er door je hoofd. Zeg vooral niet, ‘Heeft u varkenspoten?’ maar verbloem het in een zin als: ‘Ik zou graag varkenspoten willen hebben.’ Het gezicht van de slager zal opbloeien en hij of zij zal zeggen, ‘Maar die heb ik.’ Hierna volgt een uitwisseling van de informatie, waarna blijkt dat de slager niet deze ideale koop zal hebben, maar wel iets wat erop lijkt. Met een lach op je gezicht

loop je de winkel uit. Vandaag is nu al geslaagd. Thuis zijn de messen scherp. Met een kracht waarvan je niet wist dat je die bezat scheur je het plastic zakje en het papier van de varkenspoot af. Je pakt een mes en begint erin te snijden. Zo’n hele varkenspoot past nooit in één stuk in de pan, namelijk. Je hakt hem in tweeën in het precieze midden. Nu je dat gedaan hebt, leg je hem in de pan. Met het ontbijtspek, twee liter water en 500 gram spliterwten, breng je de varkenspoot aan de kook. Je raakt geëmotioneerd van dit schouwspel, dat je zou kunnen interpreteren als een soort afscheidsritueel. Daarna worden de groenten toegevoegd: een prei, twee uien en drie aardappels, een halve knolselderij, twee winterwortels en een teentje knoflook. Je laat de soep anderhalf uur rustig koken. Hierna komen de tranen pas echt. Je schept het spek en de brokken varkenspoot uit de soep. Er zijn alleen nog twee botten over en het merg haal je er nog uit, dat kan lekker zijn. Je snijdt het vlees klein, maar het bot moet je weggooien. Is dit waar je al die moeite in hebt gestoken? Je wang wordt nat, maar je hebt weinig


RECEPT Thomas van Grol

en catharsis

31

Thomas van Grol

tijd om er aandacht aan te schenken. Ook jij moet door met je leven en met dit recept. Je gooit peper en zout in de soep, samen met gehakte peterselie. De rookworst is ondertussen opgewarmd en het roggebrood staat klaar, lekker met katenspek. Nu is het tijd om te genieten. Soms denk je nog terug, aan die tijd van de heerlijke erwtensoep. Die varkenspoot die je door je handen liet glijden alvorens je het bruut doormidden hakte. Die eerste blik in de slagerij, je wist dat je dit vlees moest hebben. Dan huil je bittere tranen en zijg je neer op de schouder van een geliefde om uit te roepen: ‘Dag vrienden, de soep is op!’ Het idee dat je het nooit meer zal eten als toen, dat de smaak nooit meer hetzelfde zal zijn, brengt nostalgische gevoelens in je op. Het is een proces waar we allemaal eens doorheen moeten gaan. Daarna voel je de opluchting en voel je je rein, verlost van een kwade geest. Je bent op weg naar de slager...

Iris van der Werff


32

Varkenshaas - Iris van der Werff


Gedicht

Erwin Hurenkamp

Dinsdagmorgen

33

Erwin Hurenkamp

Als je binnenkomt blaast je adem leven in mijn vingertoppen, begin ik zachtjes weer te spreken want door vorst was ik monddood. Als je binnenkomt beginnen we langzaam weer te praten over jou op wie ik wacht en over mij, op wie jij wachtte en je blik was zacht of glashard of mistig, of de nevel brak als vliezen en gestaag kwam iets tot stand: ik vind een anker in je armen. Als ik daarna weer buiten sta verbijt ik mijn vergeten. Ik verplaats mijn aandacht, zie een hond die rakelings langs mijn benen scheert en blaft naar de zon, ik zie het licht onvolmaakt weerspiegeld in het bevroren glas van de akkers.


34

Heroïne

De Vleesindustrie

July Twelfth Lucie Fortuin

Ceci n’est pas une pipe. How does it start? We make it, produce it, so it will follow the line of our thoughts. Formed, shaped and lived, only sometimes read. He thought of her as a fairy, to me she remains a girl. Just a girl. Boh, pas de problème. A new group of people enters our train, others, get out. Woman far left reads a book. The one on

Beeld: Erik Post en Noura Borggreven


Experimenteel Lucie Fortuin

the right is eating a peach. Several peaches. New guy – his bag smells of sweat. He’s a soccer player, wears Nikes. A comforting thought. They put their bags in the designated place. Man with hat. He reads aloud his newly written screenplay. He is standing on stage and speaks of black snow. Maxudov is also present. Man with hat gets out of the moving vehicle and a 72-year-old priest has died from Ebola. A Spanish priest, the first victim in Europe, they say. We will catch the larks and the fishing worms ourselves, she said optimistically. I had none of it, I don’t like fish. Nor birds. Although, what I just said about the birds may not be true. We drive along and we’re fast. Fairy really knows how to live, so it seems. And I haven’t quite decided whether or not I am jealous. On the one hand, her self-assured attitude towards life seems the only right attitude – the only possible one – it appears impossible to be insecure towards life. I mean, it’s the only, literally the only thing that we are given. You are alive. So you do it – or not. But as long as one lives, one can only carry it out, living I mean. Therefore it would be a strange thought to believe certain people are more apt than others. But hell, this girl really knows how to live. The guy on the left, right there in the corner, as well. It suddenly strikes me. Comes across as a nice guy, but so goal oriented. They are good at it, misleading their audience. Perhaps they are proud to be alive? In trains there is no space for pride. You see that man? The man over there, wearing his fur coat, 1853; back then he was still young and white. Spoke to vagrants with a pointy chin. Me too

35

prefer my tea from a samovar. At least, as long as it’s convenient. Death by Water, Death by Water! What if the vehicle will flood? Neighbor will float on his soccer ball, that’s for sure. And it will provide us with something else than the usual tunnel image. Two trains, two cars – everything of which there are two and can drive through a tunnel. To each other, against each other, on top of each other. A collision with collateral damage. Underneath, across, derailed. Corpses corpses, all broken. Hurt and broken, glass and purple armrests amidst it all. Her face ripped open by a sprocket from the locomotive. She would have grown old so beautifully, they will say. I always thought that soccer players only ate protein, no bread. He must be a foreigner. A little verse comes to mind, once read in one of my Mom’s schoolbooks. In the far distance Is a city, you are From there. Your Heimat. That is what they say, it is Where you belong At least, if they ask You will repeat, name, and affirm it. Soccer player leaves the train, large man comes in and sits next to me. His hands are bleeding. His hands bleed, his hand bleeds. Bag? Looks empty. Blood, chair arms pants. The man is emptying from blood. Soon he will have no more. Afterwards came the vineyards. And fleecy clouds.


36

Heroïne

De Vleesindustrie

Ontleding van een entrecôte Iris van der Werff Geboren in de vorm: kalf, die runderen, die rinderen. Begin van een leven lang kauwen, waarna de mens hen zal hinderen. Na één jaar als kalf geleefd, zijn de pinken jongvolwassen. Kijken dan al wat naar stieren: loerende dieren, bruisende gassen. Eenmaal drachtig noemt men het: vaars, zo’n koe met haar kalf onder de magen. Een nieuwe koe of os is geproduceerd. De hinder begint soms bij de ballen, daarna de val van het volledige vlees. De vorm van rauwe entrecote is bereikt. Het bedrag 4,20 dat op het plastic prijkt.


Entrecote - Iris van der Werff

Iris van der Werff

gedicht

37


38

Heroïne

De Vleesindustrie

De vegetarische keuken

Steijn Snelders

In het vegetarische restaurant aan de Paardebloemgracht werd niet gekeken op een kippenlever meer of minder. Daar dreven de vissenkoppen in de soep en werd de ragout met gehakte kattendarmen ingedikt. Op laag vuur hield men varkenskoppen aan de kook totdat het vlees losliet van de schedel. Cassoulet van fretten en marmotten, gestoofde hond in vieze sauzen: het waren de toppers van de kaart. Elke dag bij het ochtendgloren leidde de kok een geitje door de achterdeur om hem boven de gootsteen de keel af te snijden. Dan begon de noeste arbeid van het uitbenen. Het was de kunst zo weinig mogelijk verloren te laten gaan. Van de nek werd het haasje losgesneden, van de achterpoten de lendendelen, het zachte orgaanvlees werd moeiteloos van de buikwand afgestroopt. Onderwijl deponeerde de kok zo nu en dan een ingewand in de gietijzeren kuip die hij hiervoor tussen zijn benen had geplaatst. Rondom was de tegelvloer aan het zicht onttrokken door een plakkaat geronnen bloed dat met elke nieuwe slachtpartij een nagelbreedte dikker werd. Het dier werd langzamerhand gereduceerd tot haar bestanddelen die in nieuwe samenstelling door de maître d’ zouden worden aangeprezen aan zijn tafelgasten. Proeft u toch eens, heeft u weleens... Deze spier- en vetmassa’s, gecombineerd met passende wijnen, zachte muziek en warm kaarslicht, gaven het vegetarische restaurant echt haar ambiance.

Op het fornuis stond gewoonlijk een grote ketel dampende runderbouillon te pruttelen waarin het merg uit de botten van één of ander dier getrokken werd. Toen eens een vaste gast zich zomaar in de keuken waagde om iets te zeggen, sloeg de damp hem direct in het gezicht. De onbevangenheid waarmee de bezoeker over de drempel was gestapt maakte plaats voor een extreem onbehagen toen hij zijn schoenzool aan de vuile keukenvloer voelde kleven. De woorden bestierven hem in de mond. Hij wordt zich bewust van zijn lichamelijkheid. Hij voelt het vetweefsel onder de huid van zijn bovenarmen, de korsten op zijn linkerknie van een recente valpartij, een gezwel dat daar heimelijk blijkt te groeien... De gast had de praktische wending van het vegetarisme van buitenaf meegemaakt; hij was voorheen geen vegetariër. Zoals bij vele anderen had ook in hem het aanstekelijke enthousiasme postgevat dat in die tijd van het vegetarisme uitstraalde. Kookboeken waarin het praktische vegetarisme uit de doeken werd gedaan voerden de bestsellerlijsten aan, en de gast had ze allemaal in huis gehaald. De culinaire programma’s op tv deden hem watertanden. De gast hoorde voor het eerst over het vegetarische restaurant aan de Paardebloemgracht van een kennis, toen hij bij hem informeerde over vegetarische eetgelegenheden in nieuwe stijl. De cassoulet van fretten en marmotten, de gestoofde hond in vieze sauzen, en de innemende lach van de maître d’ bevielen de gast zo goed dat hij was blijven komen. Als hij aan tafel zat, zag hij de kok aan de gang in de open keuken. Tussen de koperen ketels en de hangende karkassen was hij


Verhaal Steijn Snelders

vlijtig aan het werk, zo nu en dan pauzerend op een houten kruk om een sigaret te roken. Eenmaal eerder, toen het konijn van zijn kinderen op een koude vriesnacht was overleden, had de gast de kok benaderd. Over de afscheiding heen reikte hij hem het dier aan. Goedkeurend had de kok in de plastic tas gekeken. Er kwam geen woord aan te pas. Inmiddels lag de praktische wending van het vegetarisme al vele jaren in het verleden. Indertijd hadden de onmiskenbare successen van de vleesverwerkende industrie en een door de tijdsgeest ingegeven hang naar duurzaamheid aanleiding gegeven aan een grondige heroverweging van alles dat de vegetariërs voordien als vanzelfsprekend hadden aangenomen. Want wat is nu het bezwaar van het eten van een stukje vlees, wanneer alle bestanddelen van het beest nuttig worden toegepast? En zijn de eindeloze akkers waarop de vegetariërs hun kost verbouwen, die zich met hun monotone groen en bruin voorbij de horizon strekken, niet een grotere aanslag op het landschap dan een beperkt aantal vleesfabrieken? Laat ons eten zoals de natuur ons dat heeft ingegeven en laat ons produceren zoals dat naar de stand van wetenschap en technologie mogelijk is. Zodoende had het vegetarisme haar ideologische veren afgeschud, en eens te meer had de vegetariër zijn plaats gevonden in de orde der dingen. Wanneer een vegetariër zijn tanden in een hertenbiefstuk zette, gaf hij daarmee uitdrukking aan een praktische levenshouding, en stond hij midden in de maatschappij. Natuurlijk hadden sommige vegetariërs zich tegen deze ontwikkeling verzet. Zij waren niet blind voor de tekenen des tijds,

39

maar bepleitten veeleer te streven naar een verdere toenadering tussen de werelden van plant en dier. Deze vegetariërs onthielden zich van alle voeding en trokken zich terug in mysterieuze contemplatie terwijl zij zich het proces van fotosynthese eigen probeerden te maken. De kok had enkelen van hen nog weleens in zijn restaurant gezien. Zij bestelden dan een glas tapwater en zaten aan een tafeltje bij het raam, zoveel mogelijk in de zon. In de loop der jaren werden hun gezichten bleker en hun bezoeken minder frequent, totdat zij uiteindelijk helemaal ophielden te komen. Toen de gast zijn schoenzool lostrok van de kleverige vloer keek de kok op van zijn arbeid en fronste zijn wenkbrauwen. Al wat leefde in deze keuken kwam gewoonlijk door de achterdeur naar binnen om er morsdood over de keukendrempel weer uit te gaan. Door zich in de tegengestelde richting te bewegen had de gast de wetten van deze simpele kosmologie geschonden. Toch bracht dit de kok niet zichtbaar van zijn stuk. Zo nu en dan dwaalt een vis af om tijdelijk tegen de stroom in te moeten zwemmen, zo wist de kok, en bovendien was hij er de man niet naar om zich over zulke dingen op te winden. “Liever één hond in de pot dan tien in de lucht, is het niet?” De kok was er ook de man niet naar om zich in heldere bewoordingen uit te drukken. Hij was het converseren dan ook ontwend. “Ik.. ik kwam zomaar eens een kijkje in de keuken nemen.” De gast had zich inmiddels voldoende hersteld van zijn eerdere ongemak om de kok van repliek te dienen. Hij dacht


40

Heroïne

De Vleesindustrie

ermee weg te komen, dat hij de vraag van de kok met zijn holle intentieverklaring onbeantwoord liet, want hoewel de woorden van de kok verontrustend en waanzinnig geklonken hadden, was de toon in elk geval uitnodigend. “Ik heb u destijds mijn konijn cadeau gedaan, weet u het nog? Het zal nu al meer dan een jaar geleden zijn. Mijn vrouw en ik komen hier regelmatig eten. En laatst heb ook ik een zakenrelatie meegenomen. Die was positief verrast, hoor! Vegetarisch is natuurlijk nooit verkeerd, maar zoals u kunt koken... ik... ik... Nou goed, chapeau!” De kok liet zijn wenkbrauwen zakken. Dit bracht een minimale verandering in zijn gelaatsuitdrukking teweeg die zelfs de maître d’ en ook de vaste tafelgasten niet zouden hebben opgemerkt, terwijl zij hem toch wekelijks tussen zijn stomende pannen bezig zagen. De ingevallen wangen, het grijze haar en zijn grijze stoppels, licht gebruind in een zweem oude nicotine, lieten zich door de meest doortastende psycholoog nog niet lezen. De kok zweeg. “Het zou gênant zijn te vragen hoe u die cassoulet zo... zo juicy weet te krijgen,” bazelde de gast voor de vuist weg, “maar... maar ik ben richtig beeindruckt! De keuken zal straks wel sluiten, niet? Voor mij is het tijd om weer op te stappen, in ieder geval. Hartelijk dank, nogmaals!” De kok registreerde de woorden wel, maar besteedde er geen aandacht aan. Zijn blik was komen te vallen op de nek van de gast. Hij was niet bepaald dik, dit exemplaar, maar gezet genoeg om het nekvlees over zijn boord te doen puilen. Hij moest sinds

Het overhemd bolde boven de riem aan beide kanten uit, het was duidelijk te zien dat de gast flink wat vet op de heupen had. de aanschaf van dat hemd zijn aangekomen... Het overhemd bolde boven de riem aan beide kanten uit, het was duidelijk te zien dat de gast flink wat vet op de heupen had. De kok wist dat hij van deze weldoorvoede man, van dit product van de vegetarische samenleving, een ongekend koningsmaal kon maken. Zonder het oogcontact met de man te verbreken pakte hij het vleesmes van de werkbank op. De handelingen van het slachtwerk verlopen volgens een vaste routine, van generatie op generatie overgegeven en tot in detail geperfectioneerd. Met zijn schoenzolen in de roodbruine aanslag stond de gast als aan de grond genageld. Zijn kreten werden gesmoord in gorgels toen de kok zijn mes door de keel van de gast liet glijden. Een moment stond hij zo, met trillende armen voordat hij door zijn knieën zakte en de kok hem bij zijn middel


Verhaal Steijn Snelders

opving. Hij droeg het lichaam naar de gootsteen achter in de keuken, en liet het daar uitbloeden. Rustig nam de kok plaats op zijn krukje, en draaide een sigaret. Hij stak aan, zoog zijn longen vol en blies uit. Zijn geest was helder. Zijn zintuigen waren alert. Hij voltooide zijn werk. De laatste gasten waren vertrokken, de maître d’ was afgezwaaid en de afwas was gedaan. In de zaal was het licht al gedoofd, de keuken werd slechts verlicht door het blauwgroene schijnsel van de bedieningspanelen van de ovens en de koelkasten. In dit halfduister boog de kok zich over het halsstuk op zijn werkbank. Het karkas hing nu in de koelcel, de kok had dit vlees er eerder op de avond al uitgesneden. Met zijn vinger volgde hij de draad. Verschrikkelijk mals. Hij liet een klont boter smelten in een pan. Veel had het niet nodig, vond de kok. Rouge moest het zijn, niet rosé. Slechts drie minuten, anderhalf aan elke kant. De kok telde de seconden. De pruttelende boter en schroeierige geur hadden zijn eetlust gewekt, en ook zijn ongeduld. In het monotone palet waarmee de kok zijn dagen kleurde waren deze driften niet bepaald gewoon. Hij haastte zich om de dis uit te serveren. Met het bord in zijn hand schonk de kok een glas water in en nam plaats aan de reeds gedekte tafel. De kok inspecteerde zijn maaltijd bij het schijnsel van een kaars, de enige in de zaal. Een willekeurige gedachte schoot door zijn hoofd. Was dit nu een tafel voor één, of toch een tafel voor twee? In een gelaagde structuur scheen de driekleurige toonzetting door het halsstuk heen. Donkerbruin, tegen zwart aan, waar het vlees op de pannenbodem gelegen had, daar onder wit, daaronder... roze. In de aromatische damp

41

die uit het halsstuk wasemde vloeiden deze tinten door elkaar heen. De kok liet zijn vork in het vlees dalen. Moeiteloos sneed hij af en bracht een stukje naar zijn mond. Een gevoel van verlichting overmeesterde hem toen hij de rijke smaak van het mensenvlees proefde. In een wonderlijke rondgang leek het hele mens-zijn van zijn tandvlees naar zijn kiezen te trekken. De kok sloot zijn ogen en beleefde een moment van weldadige genoegzaamheid. Dat gevoel verhevigde. Hij zakte weg in zijn stoel terwijl verbeeldingen van intens levensgeluk voor zijn netvlies dansten. Toen verdween dit moment, zo plotseling als het gekomen was, en de kok werd overvallen door een geweldige honger. Hij sperde zijn ogen open en greep het nekstuk met zijn handen. De kok kon de afstand tot dit vlees niet meer verdragen, hij verlangde ernaar er één mee te zijn. Met zijn tanden scheurde hij er repen af en maalde zo snel hij kon. In een blinde waas schranste de kok zich een weg door zijn maaltijd. Toen hij weer bij zinnen was gekomen, vond de kok zich uitgespreid op het tapijt. Hij blies bellen in het plasje speeksel dat zich rond zijn mond verzameld had. In dit speeksel proefde de kok nog een ijle zweem van kostelijk vlees... Honger overspoelde hem in hoge golven. Nog liggend bracht de kok zijn handen naar zijn gezicht, zijn vingers naar zijn mond. Toen hij beet, voelde hij het bloed zijn mond in stromen. Zijn tanden drongen dieper in zijn vingerkootjes, hij raakte al de botten toen hij zijn pijn verbeet. De kok had zich nog nooit zo levend gevoeld.

Beeld: Circe de Bruin



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.