Beeldende therapie

Page 1

Vormgevingsprocessen in beeldende therapie Tineke de Graaff


Mijn vader ging Mijn vader ging. Niemand had gezegd dat het mocht, dat hij kon gaan. Maar hij stapte in de auto, botste tegen een trap van twee treedjes en kreeg een hartaanval, of kreeg een hartaanval en botste tegen een trapje en ging. Wij kinderen waren niet geschrokken dat hij was weggegaan. Vaders gaan een toren bouwen of een huis. Vaders bouwen viaducten waar het ver is. Vaders komen ooit wel weer thuis om hun vrouw te kussen, om de opgespaarde straf uit te delen, om het kind dat de wedstrijd van liefste kind van de week gewonnen heeft op hun schoot te trekken. Vaders gaan dood, dat is nou eenmaal zo. Ze vlijen zich in een kist, krijgen een nooit gedragen pyjama aan en luisteren niet naar wat ik zeg: Pap, ik kan een woord al schrijven! Hij kijkt me aan en ik hoor: Is dat alles? Bouw om te beginnen maar eens een bescheiden bruggetje, probeer het kleinste huis, begin een torentje van niks, vind uit hoe dat moet, dan zien we wel of het al iets is. Dit pap, is de brug die ik heb gebouwd. Hij staat op vijf pijlers. Zulke dingen leerde ik langzaam kunnen. Ik bouwde woord voor woord deze toren, voegde steen voor steen dit gedicht, schreef in twintig regels voor ons een huisje om in te wonen. Ted van Lieshout.

Dit verhaal gaat over de magie van vormgevingsprocessen en hoe die kan worden ingezet bij beeldende therapie.


Ted van Lieshout verloor zijn vader op jonge leeftijd. In dit gedicht vertelt hij hoe hij dat ervaren heeft en wat het bijvoorbeeld concreet betekende: “vaders die dood gaan…..luisteren niet naar wat ik zeg:” Maar achter die zin zet hij een dubbele punt: om aan te geven dat het kind toch iets vertellen gaat. De dichter, de zoon, kan in het gedicht de vader later luisteren. En hij kan een vader opvoeren die hem aanmoedigt: “maak er wat van jongen!” De dichter, de zoon giet het in een vorm, letterlijk, en maakt er een gedicht van. Figuurlijk gesproken maakt hij een brug die op vijf pijlers staat. Hij bouwt een huis waar vader en zoon samen in kunnen wonen en waar zijn vader trots op zou kunnen zijn. Als lezer kun je zowel het verdriet als de kracht van het scheppen ervaren: de zoon, de dichter heeft de touwtjes weer in handen en kan doen wat hij zo graag had gewild: “Dit pap is de brug die ik heb gebouwd.” Dat is de magie van een vormgevingsproces. En die magie kan het werkzame element van beeldende therapie worden. Daarover gaat dit verhaal


Bouwen en wonen


In de tekst van Rebecca Horn gaat het, net als in het gedicht van Ted van Lieshout, over het leven en de dood, en over het ontdekken van een eigen taal om greep op de wereld te krijgen. Het gaat over bouwen en op weg zijn. Maar ik zocht nog naar een ander geluid en vond dat in ‘Bij wijze van spelen’, het boek over de creatieve procestheorie. Want, behalve aandacht voor expressie en creativiteit, wordt in dit boek ook aandacht besteed aan ‘stil kunnen staan bij wat je hebt verwezenlijkt’, bij het kunnen genieten ervan. In beeldende therapie kunnen beide aspecten bereikbaar worden gemaakt. Voor de één is het belangrijk om in beweging te komen en iets te gaan bouwen, terwijl de ander juist moet leren om stil te staan en te genieten, moet leren wonen in wat hij heeft gemaakt.


Tot stand brengen


Het doel van elke therapie is de relatie tussen de mens en zijn omgeving tot stand te brengen. Beeldend therapeuten zetten daarvoor vormgevingsprocessen in. Daarbij gaat het niet persé om kunst, maar om allerlei activiteiten. Een paar voorbeelden: • een studiedag moet worden vormgegeven. Er moet een affiche worden ge maakt, een thema of leidraad worden bedacht, een pakkende slogan. Er moeten sprekers worden uitgenodigd, een locatie worden gezocht, etc.; • vriendschap ligt niet ergens voor je klaar, maar je bouwt er aan, geeft het vorm.

In beeldende therapie kan de cliënt leren dàt hij vorm kan geven, op zo’n manier dat hij tot zijn recht komt.


vijf fasen van het vormgevingsproces Zo’n vormgevingsproces kent vijf fasen. De eerste fase is die van het ‘geprikkeld raken’. Toen mij werd gevraagd om op 4 juni 2016 te presenteren na de ALV van de NVBT ontstond ergens in mijn achterhoofd een vaag idee. En toen ik “ja” zei, was er geen weg meer terug. Dat dreef me soms tot wanhoop en het hielp me ook vooruit. Dus ging ik (tweede fase) ‘iets doen’, een beetje nog als een kip zonder kop: alle boeken uit de kast en op zoek naar mooie afbeeldingen, ideeën verzamelen, weer eens wat lezen. En, o ja, natuurlijk, die tekst van Rebecca Horn, die moet er ook in! Ik raakte (derde fase) ‘betrokken’. Het werd steeds meer mijn verhaal, het verhaal waar ik in zou willen wonen. In de fase van het ‘experimenteren’ bekijk je alles nog eens van een ander perspectief. De laatste fase is die van het ‘vormgeven’, die van het eindproduct: op 4 juni 2016, om 14.00 uur betreed ik de bühne waar mijn verhaal voor even wordt ‘vastgelegd’. De volgende dag al, wil ik er een kleine wijziging in aanbrengen. Vormgeven is een doorgaand articulatieproces. Voor de één in beeldende therapie is het belangrijk om weer geprikkeld te raken en iets te gaan doen, terwijl de ander gebaat is bij het leren maken van keuzes en het afmaken van dingen. Het doel van beeldende therapie is alle fasen van het vormgevingsproces bereikbaar maken.


zoekbeelden Het creatief proces begint met een vaag idee, een vaag verlangen misschien, een droom. In ‘Bij wijze van spelen’ worden dat ‘zoekbeelden’ genoemd: je moet er actief naar op zoek. Want, net als bij vriendschap, ligt het niet ergens voor je klaar. Je moet er zelf iets van maken.


constitueren Wisten mijn zus Annelies en ik meteen wat we met die blokken wilden doen? Waarschijnlijk niet. We doen wat we kunnen. Annelies is in staat één van de blokken op te pakken en omhoog te houden. Daar moet ze haar vingers al flink voor spannen. Mij lukt het om, in opperste concentratie, de blokken netjes op elkaar te stapelen. We zijn, ieder op ons eigen niveau, bezig en leren ondertussen iets over die blokken en wat wij daarmee kunnen. We leren iets over de wereld, over de zwaartekracht en misschien ook wel over onszelf. We zijn, om met Kwant te spreken, aan het constitueren, een woord met meerdere betekenissen: plaatsen, oprichten, bouwen, tot stand brengen, inrichten, vaststellen, vestigen, halt laten houden en laten wonen. ‘Vestigen’, ‘halt laten houden’ en ‘laten wonen’ verwijst naar het kunnen genieten, waar ik eerder over schreef. Al constituerend leren kinderen de wereld en zichzelf kennen. Zo ontwikkelen ze zich. En dat begint allemaal met ‘een torentje van niks’. Alle kennis wordt door het kind actief in elkaar gezet. Met de zintuigen worden ervaringen opgedaan, de hersenen liggen klaar om ermee gevuld te worden en er cognitieve schema’s van te maken. Hoe meer ervaringen het kind opdoet, des te sterker worden de hersenverbindingen. En hoe sterker de hersenverbindingen, des te beter weet het kind zich een plaats in de wereld te ‘bouwen’. Bij het creatief proces zijn lichamelijke, emotionele, cognitieve en sociale aspecten betrokken. In beeldende therapie gaat het om voelen, willen, denken en doen.



vertrouwen en weerbaarheid


Hoe komt de relatie tussen de mens en zijn omgeving eigenlijk tot stand? Volgens Winnicott gebeurt dat in twee stappen: de baby leeft in een wereld waarin spanning en ontspanning elkaar afwisselen. Hij slaapt tevreden en wordt wakker als hij honger heeft, of pijn. Dan begint hij te huilen, de verzorger reageert met liefde, warmte en voedsel, waarna de baby zich weer kan ontspannen. De baby ‘merkt’ dat zijn gespannenheid iets oproept waardoor hij weer ontspant en tevreden raakt. Zo ontstaat bij hem de illusie dat hij het zelf is die, door te gaan huilen, de ander tevoorschijn roept. Dat is magie! En de verzorger houdt die illusie in stand door adequaat te reageren op de behoefte van de baby. Pas later, als de baby het aan kan, zal de verzorger zich ook af en toe terugtrekken. En dat is het moment dat de baby wordt geconfronteerd met de harde werkelijkheid. De verzorger blijkt ook nog een eigen leven te hebben en staat niet altijd maar meteen voor hem klaar. Hij moet soms gewoon even wachten …….….wat een desillusie! De magie is uitgewerkt.

Zo leert de baby de werkelijkheid kennen: in twee stappen dus: 1. 2.

‘ik ben degene die de wereld tevoorschijn tovert, ik ben de baas’ ‘hee, die ander heeft ook nog een eigen leven’.

Door zich met beide stappen te verbinden, kan de baby vertrouwen en weerbaarheid opbouwen.


Zowel in kunst als in spel wordt op dit gegeven teruggegrepen als verweer tegen de harde werkelijkheid. We zagen het al bij Ted van Lieshout. Connie Palmen schrijft er ook over, als ze reageert op de kritiek op haar roman I.M. en de vraag of het allemaal wel klopte wat ze over haar en haar man Ischa Meijer geschreven had: “Of het waar gebeurd is of niet, doet er niet toe. Ik wilde eigen werk maken van de liefde en de dood. En ik wilde toveren, denk ik. Ik wilde van een onaangekondigde dood een aangekondigde dood maken. Ik wilde met liefde de dood leven inblazen en hem daarmee transformeren van een zinloos lot in een plot met betekenis. Wiens werk zijn dood in werkelijkheid was, dat weet ik niet, maar ik wilde van de verschrikkelijke afwezigheid van Ischa weer een aanwezigheid maken. Omdat dat kan. Omdat betekenis eigen werk is, fictie. Omdat datgene wat de werkelijkheid ons onthoudt wanneer ze ons opzadelt met haar gruwelijke wendingen, verweer oproept en wij dat verweer kunnen leveren door een transformatie, door een verhaal, door van het lot eigen werk te maken en dan wordt het een plot. Eigen werk, dat is de machteloze afhankelijkheid van de werkelijkheid omzetten in een werk, dat in mindere mate afhankelijk is van de werkelijkheid; dat is van een betekenisloos en vormloos lot een betekenisvol en vormgegeven plot maken; dat is iets maken wat er voorheen nog niet en nergens was, en dat maken maakt minder afhankelijk. Het is niet veel, maar veel meer is er volgens mij ook niet. Het zal worden wat ik ervan maak, want als ik er geen werk van maak dan is het er niet.” ‘Betekenis geven’ is dus altijd fictie en het mooie ervan is dat het je minder afhankelijk van de omstandigheden maakt. Dat is de bijzondere kwaliteit van spel en kunst. In beeldende therapie kan door de cliënt een wereld worden gecreëerd, parallel aan de echte werkelijkheid, waarin hij zelf de schepper is. En precies in die magische fantasiewereld bouwt de cliënt aan vertrouwen en aan weerbaarheid. Net als Ted van Lieshout deed.



zich aanpassen


Omdat de werkelijkheid ons steeds een stap voor is, zit er niets anders op dan ons aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Kinderen leren dat op school met behulp van vier cognitieve vaardigheden: - waarnemen met de zintuigen: kijken, proeven, voelen, horen, ruiken; - verbeelden: nieuwe dingen bedenken en ze maken; - conceptualiseren, er woorden aan geven; - analyseren, onderzoek doen en uitkomsten in tabellen zetten. Gezondheid wordt tegenwoordig gedefinieerd als: 1. het vermogen om eigen regie te voeren (ik zou zeggen, een illusie) en 2. het vermogen om zich aan te passen (de desillusie, het opvangen van teleurstellingen). Beeldende therapie kan daar een rol bij spelen door verbeelding, reflectie en creativiteit in te zetten. En dat begint in de behandeling altijd met de vraag: wat wil je bereiken? Wat wordt de doelstelling?

“Ik zou zo graag weer eens willen kunnen ontspannen!”

Maar hoe ziet ‘ontspanning’ er voor jou dan precies uit? Wat stel je je daar eigenlijk bij voor? In beeldende therapie wordt de cliënt uitgenodigd om dat in beeld te brengen. In dat vormgevingsproces kan ervaren worden dat hij de touwtjes weer in handen heeft. En dat schept vertrouwen.


Maar vanwaar al die moeite? Gewoon voor het leven zelf, om te overleven, om ons in de wereld aan te kunnen passen aan nieuwe omstandigheden, om ons goed en gezond te voelen, om er zelf iets (moois) van te kunnen maken. Want, dat maakt minder afhankelijk. Het maakt dat je de pijn, het verdriet en de teleurstellingen in de wereld aan kunt.



Inspiratiebronnen: • Emo Verkerk • Karel Appel, Mens en Ruimte no. 7 (1990) • Karel Appel. Ontmoeting met God (1991) • Rebecca Horn • Wils, L. (1974). Bij wijze van spelen. Creatieve processen bij vormgeving en hulpverlening. Alphen aan de Rijn: Samsom. • Smitskamp, H. (1997). Het gesprek tussen verwoorders en verbeelders. Tijdschrift voor creatieve therapie, 1997/3. • Ted van Lieshout. (1994). Begin een torentje van niks. Amsterdam: Leopold. • Geuzinge, R. (2014). Specifieke veranderingen in het brein door de niet-specifieke factoren van de psychotherapeutische relatie. Tijdschrift Cliëntgerichte psychotherapie 52; 2014/1. • Pont, S. (2012). Mensenkinderen! De zeventien belangrijkste ontwikkelingsgebieden van kinderen tussen nul en vier jaar. Amsterdam: Bert Bakker. • Palmen, C. (2000). Eigen werk. Echt contact is niet de bedoeling. Amsterdam: Prometheus • DWDD University 30-11-2013. Robbert Dijkgraaf over Einstein. • Heusden, B. van (2012). Cultuur in de spiegel, naar een doorlopende leerlijn in cultuuronderwijs. • Huber (M). definitie van gezondheid



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.