nieuwe mogelijkheden zien voor beeldende therapie

Page 1

nieuwe mogelijkheden zien

voor beeldende therapie

Tineke de Graaff (2018)


ALS JE GROOT BENT (Tjitske Jansen)

Als je groot bent wil je dan niet meer spelen of mag het dan niet meer? Is er een leeftijd waarop iemand je komt vertellen: ‘Vanaf heden is spelen verboden’, en wie zou degene zijn die mij dat kwam vertellen? Toen ik weer de zon in liep, zag ik de buurvrouw met een gieter achter mijn vader aanrennen. Het mocht dus nog. Opgelucht ging ik vissen in de beek. Ik nam mee: een emmer en een tak met daaraan een touw. Een haakje had ik niet nodig.


INLEIDING Behalve voor kinderen is ‘spelen’ voor wetenschappers, voor kunstenaars, voor iedereen eigenlijk van belang die tot nieuwe inzichten wil komen. Spel is namelijk de vindplaats van creativiteit. En daar gaat ‘verbeelding’, het zien van mogelijkheden, aan vooraf. Toen ik de laatste hand legde aan dit stuk hoorde ik dat er een nieuw boek over de evolutie van het bewustzijn is verschenen van de filosoof Daniel Dennett. Ik had dit boek natuurlijk bij dit stuk willen betrekken. Hoe verhoudt zich zijn idee dat ‘gesproken taal het eerste denkgereedschap is’ met het ‘denken via het lichaam’, de woordloze kennis, zoals in beeldende therapie gehanteerd? En (hoe) verhoudt zich zijn verhaal met dat van Damasio? Even twijfelde ik nog, maar ik heb besloten dit schrijven, hoe onaf ook, af te ronden. We lopen nou eenmaal altijd achter de feiten aan. In het vorige boekje dat verscheen n.a.v. mijn presentatie op de studiedag van de NVBT in 2016 stond het vormgevingsproces in beeldende therapie centraal. Nu wil ik inzoomen op de eerste fase daarvan: het zien van mogelijkheden en ‘geprikkeld kunnen raken’. Ik wil mijn licht hier over laten schijnen vanuit twee gezichtspunten: de creatieve procestheorie, zoals door Lex Wils beschreven in Bij wijze van spelen. En vanuit het gezichtspunt van Damasio die in Ik voel dus ik ben de ontwikkeling van het bewustzijn beschreef. Ik koos voor Damasio omdat het zgn. (niet-talige) kernbewustzijn voor Smeijsters één van de pijlers werd waarop hij de analoge procestheorie bouwde. De andere pijler, de ontwikkelingspsychologie van Daniel Stern, zal daar ook bij betrokken worden. Dat ook de filosofen Heidegger, Sartre en Merleau-Ponty aan bod komen hangt samen met de thema’s: ‘lichaam en geest’, en ‘vrijheid en determinatie’.


Dennett beschrijft in vogelvlucht de vier miljard jaar dat het leven evolueert. Na twee miljard jaar gebeurde er iets bijzonders: een bacterie en een archaeon, elk met eigen competenties en gewoonten, botsten op elkaar. De botsing op zichzelf was niet zo bijzonder, maar wel dat de één de ander opslokte zonder hem op te eten; hij liet de ander in leven met als gevolg dat hij, samen met de ander, beter aangepast bleek dan hij als solist was geweest. Ik hoop dat zoiets ook mogelijk is met beide theorieën van beeldende therapie. Kunnen ze op de één of andere manier samen een sterker fundament vormen voor beeldende therapie? Zonder overzicht en zonder wetenschappelijke pretenties begon ik. Ik liet beide theorieën een beetje ‘met elkaar botsen’ aan de hand van de volgende onderwerpen: • • • • • • •

expressie: de wereld toegankelijk maken en zichzelf worden (Wils); de mens is een lichamelijk wezen (Merleau-Ponty) in de wereld (geworpen) zijn (Heidegger); er stolt iets in de mens waarin hij zichzelf aantreft (Wils, Damasio, Stern); bewustzijn, emoties, kennis en zelfgevoel (Damasio, Stern); leven en overleven (Damasio, Gendlin); creativiteit (Wils, Sartre).

Graag bedank ik Linde van Schuppen, die na de cursus ‘lichaam en geest’ nog vragen van me beantwoordde, Maxim Februari die me op het spoor bracht van het gedicht van Mischa de Vreede en me hielp het ‘te lezen’, en Marianne Kos, altijd mijn eerste lezer die me steeds weer op het juiste spoor zet om verder te kunnen.


EXPRESSIE: DE WERELD TOEGANKELIJK MAKEN (Wils)

Marjolijn van Heemstra beschrijft in En we noemen hem een persoonlijke ervaring waarin ze, in het ziekenhuis, voor het eerst alleen is met haar pasgeboren zoon die op haar buik ligt. Ze weet niet wat ze met de situatie aan moet en mist de professionals om zich heen. Wat moet ze doen? Hulp inroepen? Gelukkig weet de baby wel raad: “….maar er gebeurt iets met je, je piept en steunt en schuift dan, of kronkelt, of iets tussen kronkelen en kruipen – een worm en een mol – omhoog over mijn buik, je ogen zijn dicht, met getuite lippen tast je mijn huid af, centimeter voor centimeter omhoog in de richting van mijn borst. Ik help je niet, ik roep je niet, ik lig roerloos te staren naar dit onderaards gekronkel. Ik weet niet waar je de kracht of het gevoel voor richting vandaan haalt, maar je kruipt in een rechte lijn naar mijn borst, klauwt als een knaagdier met je vingers in mijn vlees, zoekt en vindt houvast, klemt je tandeloze mond om mijn tepel en begint met een verbijsterende kracht te zuigen.” Damasio en Wils keken ook naar dit bijzondere begin en wat daar, in interactie met de omgeving, eigenlijk allemaal tegelijkertijd gebeurt. Wils begint zijn verhaal letterlijk bij de geboorte van de baby en onderzoekt op filosofische wijze het ‘zijn’ van de mens, terwijl Damasio zijn licht laat schijnen over het ontstaan van het bewustzijn. De wereld is geen afgerond gegeven dat klaar ligt om gezien, gehoord, gevoeld en bewerkt te worden. Marjolijn van Heemstra had bijvoorbeeld


nog helemaal geen antwoord klaar. Dat ontstaat gaandeweg. Voorlopig kijkt ze met verbazing wat haar zoon, helemaal uit zichzelf, doet. Zij wordt nu, als moeder, ook geboren. Ze zullen het verder samen, deels onbewust, uit gaan vinden. Gevoelsmatig ‘weten’ moeder en baby misschien wat te doen: voelen, kijken, luisteren, willen, durven, hopen, proberen, gaan, en zo goed mogelijk reageren op elkaar, op elkaar afstemmen. De baby, die voor een belangrijk deel in rust is, wordt wakker en laat van zich horen als dat rustgevend evenwicht wordt verstoord, bijvoorbeeld omdat hij honger heeft. Zijn behoeften zetten hem aan tot actie: hij tast, kijkt, proeft, voelt, gebruikt zijn kracht en motoriek om de wereld te verkennen en te begrijpen. Zijn manier van omgaan met de wereld is lichamelijk, zintuiglijk. Dat kleine mensje is uitgerust met behoeften en gevoelens die het blijkbaar ‘thuis’ wil brengen: hij wil ze verbinden met iets dat hem goed gezind is. Uit de voor hem aanvankelijk ongestructureerde wereld, haalt hij dingen naar voren vanwege de betekenis die ze voor hem hebben. Hij gaat dus niet op alle prikkels in die op hem afkomen. Door zijn activiteit brengt hij structuur aan en hij wordt daarbij van binnenuit gedreven. Kijk naar de zoon van Marjolijn van Heemstra: dit is de manier waarop de baby de wereld toegankelijk maakt: van binnenuit gedreven en recht op zijn doel af! En dit gaat, steeds complexer, een leven lang door: gestuwd door zijn emoties doet de mens zijn wereld verschijnen. Zijn kijken wordt zien, zijn tasten wordt voelen, zijn grijpen wordt begrijpen en ‘zijn’ wordt ‘bewustzijn’. Om te kunnen overleven moet de werkelijkheid zichtbaar, voelbaar en ‘begrijpbaar’ worden gemaakt. Met zijn zintuigen brengt de baby dus objecten uit de omgeving samen met zijn emoties. Die verbinding wordt, door het veel te doen, sterker, tot het combinaties van betekenis worden. Daardoor worden ze aanwijsbaar, en kunnen ze verwoord, en opnieuw begrepen worden.


In dit samenspel tussen binnen- en buitenwereld legt de mens zijn wereld vast. Ik beschreef al in mijn vorige boekje dat Kwant dit ‘constitueren’ noemt, dat wil zeggen: plaatsen, oprichten, bouwen, tot stand brengen, inrichten en vaststellen, tot vastheid brengen, vestigen, laten wonen en halt laten houden. De mens ‘constitueert’ de werkelijkheid door expressie. Zo vestigt hij zichzelf en voelt hij zich thuis. De dichter Joost Baars laat een andere stem horen als het gaat om het proces van de zich ontwikkelende mens in die ‘wereld van mogelijkheden’. Ik hou ervan om beide stemmen te laten horen: de optimistische stem van Wils die vooral mogelijkheden ziet en de stem van de dichter die aandacht heeft voor de schaduwzijde ervan. De foto’s van Michael Wolf raakten me omdat ze zowel ‘rijkdom’, als grote armoede laten zien: dat mensen het zwaar hebben én er, met hun creativiteit, toch iets van proberen te maken.

we bouwen onze wereld zo dat wij er almaar moeilijker in wonen, want onze wereld moet een wereld zijn van mogelijkheden. dus dreigt er altijd wel ontslag, stijgen er altijd boeings op, en jij, musje, jij woont in die ruïne van toekomstige verlatenheid


EXPRESSIE: ZICHZELF WORDEN (Wils) Er gebeurt nog iets als de mens de wereld toegankelijk maakt: hij verwerkelijkt zichzelf. Door de werkelijkheid te visualiseren wordt de mens een subject dat ziet, door de werkelijkheid ter sprake te brengen wordt hij iemand die kent, iemand met bewustzijn, door waarde toe te kennen ontwikkelen wij ons tot waarderende wezens. De mens is niet eerst iets om later betrokken te worden, hij is van zichzelf betrokken op de wereld om zich heen. In ‘de manier waarop’ vindt hij zichzelf; terwijl hij de werkelijkheid constitueert en toegankelijk maakt, drukt hij ook zichzelf uit in relatie tot die werkelijkheid. Door zich op de ander te betrekken, roept hij zowel de ander op als zichzelf. Dankzij de expressie gebeuren er dus twee dingen: de werkelijkheid wordt toegankelijk én de mens wordt een subject, dat betrokken is op de ander om in die relatie zichzelf te vinden. En voor alle duidelijkheid: het gaat hier om voorbewuste activiteiten die zich afspelen op het niveau van de lichamelijkheid, waarbij vanaf het begin sprake is van gerichtheid en betrokkenheid op de omgeving, ruim voordat er sprake is van bewustzijn en vrijheid. Terwijl de moeder toekijkt en aan alles twijfelt lijkt de zoon precies te weten wat hij wil. Wils ziet hierin het voorbewust ‘weet’ hebben van mogelijkheden, de oerversie van de verbeelding.



DE MENS IS EEN LICHAMELIJK WEZEN (Merleau-Ponty)

Terwijl Descartes de geest boven het lichaam stelde (ik denk dus ik ben) benadrukt Merleau-Ponty juist de verstrengeling tussen lichaam en geest, en tussen mens en wereld. Het besef dat er ook een ‘niet-ik’ blijkt te zijn, ontstaat pas later. Lees het gedicht van Mischa de Vreede, dat verderop te vinden is, er maar op na. Maar ook dan blijft er volgens Merleau-Ponty sprake van een ‘j’ en suis’, een ‘er van binnenuit bij horen’. In mijn product over beeldende therapie en ‘actorschap’ beschrijf ik dat de ervaringen in beeldende therapie ‘aan den lijve’ worden ondervonden. Dat verwijst naar de subjectieve, lichamelijk georiënteerde ervaring, de experience vécue. Het Franse ‘vécu’, een vervoeging van vivre (leven) kwam ik tegen in Marja Pruis’ essayboek Genoeg nu over mij. De mens is een lichamelijk wezen en reeds op voorbewust niveau actief betrokken op de wereld om zich heen. De relatie met de wereld ervaren we ‘aan den lijve’ en die relatie krijgt, al doende, gestalte. De verbindingen tussen mens en omgeving zijn te beschouwen als betekenisrelaties. De mens ontwikkelt in de loop van zijn leven veel verschillende betekenisrelaties die, volgens Tamboer alleen d.m.v. werkwoorden onder woorden te brengen is: “Denken, voelen, willen, bewustzijn en dergelijke zijn geen ‘dingen’, maar werkwoorden (woorden dus) die duiden op mogelijkheden van de lichamelijke mens. Net zoals lopen, zwemmen en spreken dat doen.” Zulke werkwoorden geven de kenmerken van de relatie aan. De mens verschijnt als handelend wezen en leert de wereld ‘in actie’ te verstaan door betekenisrelaties te verwerkelijken. En dat gebeurt op allerlei manieren. Zien is niet hetzelfde als spreken, denken niet hetzelfde als bewegen, etc. Maar, hoe verschillend ook: bewegen is net zo lichamelijk als denken, waarnemen of spreken. Al het menselijke doen en laten wordt bij Merleau-Ponty als ‘lichamelijk’ aangemerkt.



IN DE WERELD (GEWORPEN) ZIJN (Heidegger) Heidegger buigt zich ook over die pasgeboren baby. Bij zijn vraag naar het ‘zijn’ legt hij de nadruk op de betrokkenheid van de mens op de wereld en op de ervaringen die hij in het hier en nu opdoet. Zijn aanname is dat we niet los of tegenover de wereld staan, maar in de wereld zijn, waardoor er sprake is van een vanzelfsprekende en zinvolle betrokkenheid bij alles wat ons omringt. Ook hij doorbreekt het dualisme van Descartes, en benadrukt de interactie tussen lichaam, geest en context. Heidegger laat zich ook uit over ‘vrije wil’ en ‘gedetermineerd zijn’: er is volgens hem sprake van ‘geworpenheid’: we hebben er niet om gevraagd om geboren te worden. Er is veel waar we niet voor hebben kunnen kiezen en wat we niet in de hand hebben. ‘Mens zijn’ is dus ook in hoge mate ‘bepaald zijn’ en dat maakt ons kwetsbaar. Het ultieme wat ons overkomt is de dood. Door ons daartoe te leren verhouden, door onze angst voor de dood te overwinnen, kunnen we onze beperkte vrijheid optimaal benutten. Kijk naar de mogelijkheden in ons tijdelijke bestaan, zegt Heidegger.


ER STOLT IETS IN DE MENS WAARIN HIJ ZICHZELF AANTREFT (Wils, Stern, Damasio) Hoewel de wereld geen pasklaar gegeven is, wordt de mens wel geboren in een bestaande cultuur. Daar voegt hij zich in een ‘zo zijn onze manieren’ om zich thuis te kunnen voelen. En daar drukt hij zijn stempel en zal hij zich ook wel eens af (willen) zetten tegen de geldende normen. We zagen al dat emoties, door expressie, worden verbonden met ‘dingen’ van buiten. Als die verbinding sterker wordt ‘stolt’ er iets in de mens; betekenis, zin en handelingspatronen ‘slaan neer’, komen in hem aanwezig. De mens ervaart ‘zichzelf’ als hij op zichzelf reflecteert. In de fenomenologie noemt men het stolsel, deze indikking van gedrags- en denkpatronen, deze neerslag van expressievormen en van ‘omgaan-met’ ‘facticiteit’. Hierin treft de mens niet alleen zichzelf aan, het is ook bepalend voor de richting waarin het ‘zelf’ zich beweegt. Ik denk dat de vitality affects, (Daniel Stern) waarbij het lichaam, de zintuigen en de motoriek betrokken zijn ook deel uitmaken van dit stolsel. De baby wordt beheerst door de mate van heftigheid waarin de vitality affects worden ervaren. En dat is uiterlijk waarneembaar, waardoor de moeder erop af kan stemmen en het kind zich gehoord en begrepen kan voelen. De vitality affects tonen ons wat zich in het hier en nu gevoelsmatig in ons afspeelt. Dit stolsel is in het menselijk doen en laten voortdurend aanwezig. Daarbij is zowel sprake van verwevenheid met de natuur, als van de mogelijkheid om te ontkomen aan gedetermineerdheid. Aan de hand van Wils die het filosofisch fundament voor de creatieve procestheorie legde, via uitstapjes naar Merleau-Ponty en Heidegger, en door het schrijven van Marjolijn van Heemstra, is een beeld geschetst van een pasgeboren baby met bijzondere kwaliteiten om de wereld toegankelijk te maken en zichzelf te worden in relatie met zijn omgeving. Hoe gaat het verder met hem?


ouder worden

een vijfjarig kind dat tobias heet en tobias is natuurlijk staat met de deur te zwaaien op elke knop een hand en het grote hoofd vol hersens op de arm aan de kamerkant

hij is op weg naar boven maar treuzelend blijft hij wat hangen en kennelijk bevangt hem het weten wie hij is en dat hij is wat hij is en nooit meer een ander en tegen niemand in het bijzonder zegt hij zacht maar zeer goed te horen

- ik heb toch zo erg het gevoel dat ik tobias ben –

o mijn lieve oudworden is erger dan doodgaan ik heb het al vaker gezegd

Mischa de Vreede


BEWUSTZIJN, EMOTIES, KENNIS EN ZELFGEVOEL (Damasio, Stern) Opnieuw een moeder die naar haar zoon kijkt. De jongen geeft woorden aan het gevoel dat hij zich bewust wordt van zichzelf. Dat doet hij, terwijl hij op weg is naar boven, letterlijk en figuurlijk natuurlijk, want ook naar zijn ‘grote hoofd vol hersens’. We zijn getuige van dat moment dat ‘ik’ en ‘niet ik’ twee onderscheiden werelden worden, van het ontstaan van subject en object. De moeder kijkt ernaar en realiseert zich wat dit zal betekenen: het kind zal ook zijn eenzaamheid ontdekken. Ze realiseert zich dat hij los van haar zal komen te staan. Ze wil het kind hier, zoals ze wel vaker doet, voor waarschuwen: blijf nou maar veilig bij mij. Maar dat helpt natuurlijk niet. Het kind trekt, misschien ook wel van binnenuit gedreven, de wijde wereld in. En dat begint allemaal met een gevoel. Dat is ook hoe Damasio er naar kijkt. Hij omschrijft bewustzijn als ‘het vermogen tot besef, tot weten en erkennen van het bestaan van zichzelf en de dingen’. Je zou ook kunnen zeggen: bewustzijn is: willen, hopen, voelen, vermoeden, intenties hebben en (talig) denken. Damasio onderscheidt twee fasen van bewustzijn: 1. Het kernbewustzijn voorziet de mens van een zelfgevoel in het hier en nu. Het is niet afhankelijk van geheugen, rede of taal. Hier zetelt het ‘niet denkend begrijpen’, het ‘gevoelsmatig weten’, de intuïtie. Hier vind je ook de vitality affects, de dynamische gevoelsenergie die kan aanzwellen en tot heftige spanning kan leiden, maar ook kan afnemen zodat de baby weer rustig wordt. Het ‘kernzelf’ ontstaat volgens Stern als de baby tussen de 2-7 maanden oud is. Het is vluchtig en wordt steeds opnieuw geschapen voor elk object waarmee de hersenen in wisselwerking treden. De baby ervaart zich in deze fase nog niet als een subject, maar is één met de wereld. De lichamelijk, zintuiglijke ervaringen staan in deze periode centraal. 2. Het uitgebreid bewustzijn voorziet het organisme van een zelfbesef, een identiteit en een individualiteit. Er is kennis van het hier en het nu, maar ook van verleden en toekomst. De mens is op de hoogte van de wereld om zich heen. In deze fase


wordt het bewustzijn versterkt door de taal en het is afhankelijk van het geheugen. Er is nu sprake van rationeel begrijpen. Vanaf ongeveer 15 maanden is er volgens Stern sprake van een ‘autobiografisch zelf’: een duurzame verzameling van unieke karakteristieken voor één persoon.

emoties Emoties gaan aan het denken vooraf. Als ze worden opgewekt heeft dat lichamelijke veranderingen tot gevolg. Die worden gesignaleerd in de hersenen en in kaart gebracht: er worden ‘voorstellingen’ gemaakt (mentale patronen van één van de zintuigen) van een object, (bijvoorbeeld een persoon, een plek, een melodie, kiespijn, een geluksgevoel, de blauwheid van de lucht, de toon van de klank van een cello). Hier raken we aan iets bijzonders: met het zgn. ‘fenomenale bewustzijn’ kunnen we dus kwalitatieve en subjectieve ervaringen, zoals de smaak van koffie of de toon van de cello beleven. Aangezien hier fysieke processen aan ten grondslag liggen, toont het opnieuw de verstrengeling aan tussen lichaam en geest. Het ‘fenomenaal bewustzijn’ kan niet zonder de directe ervaring. Als een ander je vertelt over zijn beleving van koffie, weet jij nog niet hoe die smaakt. Dat moet je echt zelf proeven!




zelfgevoel en kennis Parallel aan het maken van mentale voorstellingen van die ervaringen brengen de hersenen een zelfgevoel tot stand. Dat gebeurt tijdens het moment dat we het object zien, er aandacht voor hebben en het leren kennen. Je ziet op de foto mijn zusje Gesien midden in zo’n activiteit waarin ze kennis van de wereld opdoet. Ze is nieuwsgierig, pakt dingen op, voelt eraan, bekijkt ze en gooit ze op de grond, als ze iets ziet dat haar meer interesseert. In mijn herinnering lag de grond bezaaid met spullen na zo’n ‘kennisact’ van haar. Tijdens die verkenningen werden, in haar brein, dus voorstellingen van de objecten gemaakt. En tegelijk is er iets wat continu duidelijk maakt dat alleen zij, en niet iemand anders, hiermee bezig is. Zij doet deze waarnemingen, zij is de eigenaar van de voorstellingen, zij is degene die ordent en waardeert. Zij is degene die, in reactie op die voorstellingen, handelt. Jijzelf bent dus altijd aanwezig in de relatie tot het object. Je gedachten zijn van jou. Tijdens het ervaren en het opdoen van kennis wordt ook ‘jij’ geboren. Zo’n notie van jezelf, zo’n vaag ‘denkbeeld’, zo’n vaag gevoel van jezelf is er altijd, vanaf het moment dat je wakker wordt tot het moment dat je weer inslaapt. Zou dat niet zo zijn, dan was er geen jij.


De objecten, de relaties, de omgeving, alles wordt dus ervaren als het geestelijk eigendom van degene die er de bezitter van is, die ook de observator, de waarnemer, de kenner, de denker en de potentiële doener is. Volgens Damasio is het aan het bewustzijn te danken dat we, tijdens deze activiteiten dat we kennis opdoen, tegelijk mentale patronen (‘voorstellingen’) voor objecten kunnen vormen en het zelfgevoel kunnen oproepen. Het bewustzijn verbindt het ‘object’ en het ‘zelf’ met elkaar. In het brein worden dus gelijktijdig voorstellingen geproduceerd en een besef gecreëerd dat er iemand is die naar die voorstellingen kijkt, die, als het ware, in die film zit: dat ben jij!


En ook van dit vage bewustzijn van jezelf wordt een ‘voorstelling’ in de hersenen gemaakt: dat is het soort voorstelling waaruit een gevoel bestaat. Tijdens het doorgronden van iets, als je bezig bent kennis op te doen, verandert er iets in jou. Dat voel je. Dat is die ‘notie van jezelf’.


Twee fasen van bewustzijn Damasio verdeelt het bewustzijn dus in een talige en een niet talige fase, waarbij het kernbewustzijn het fundament is voor het uitgebreid bewustzijn. En bij Wils en Merleau-Ponty zagen we al dat de baby eerst vooral lichamelijk, zintuiglijk in de wereld is en daar altijd mee verbonden blijft. Door het ontstaan van steeds sterkere verbindingen tussen emoties en objecten ontstaan betekenisrelaties die aanwijsbaar worden en die, door er woorden aan te geven, opnieuw begrepen kunnen worden. Dat beeldende therapie wel een ‘bottom-up’ methode wordt genoemd verwijst naar dit gegeven: de patiënt doet tijdens de expressieve activiteit lichamelijke en zintuiglijke ervaringen op, die niet afhankelijk zijn van taal, maar van gevoel. In de expressieve activiteit wordt de verbinding tussen binnen- en buitenwereld tot stand gebracht via de zintuigen en de motoriek. Aan die ervaringen kan taal verbonden worden, om het op een andere manier, (opnieuw) te begrijpen.

Twee hoofdrolspelers Behalve deze twee fasen, zijn er bij het bewustzijn ook twee hoofdrolspelers betrokken: het organisme (als datgene waarin het bewustzijn optreedt) en het object (het ‘ding’ dat wordt gekend). Beide interacteren met elkaar waardoor kennis wordt geconstrueerd over twee zaken: 1. over de relatie tussen object en organisme, en 2. over de veranderingen die dat object in het organisme veroorzaakt. Hierdoor wordt kennis opgedaan en zelfgevoel ontwikkeld.


Twee gebieden Tenslotte heeft het bewustzijn altijd twee gebieden in het vizier: het heeft aandacht voor de wereld om zich heen en voor de regulatie van het levensproces. Het deel dat op de buitenwereld is gericht is snel in staat veel input in korte tijd te verwerken. Kijk maar even op van deze tekst naar wat er voor je te zien is en neem dat in je op. Kijk daarna weer naar deze tekst. Terwijl je dat deed werd razendsnel alles wat je zag in kaart gebracht. Daarna schakelde je net zo gemakkelijk weer terug naar de tekst. Het visuele systeem kan snel een nieuw tafereel voor je in kaart brengen. De hersengebieden construeren razendsnel meerdere en totaal verschillende hersenkaarten, op grond van waar je naar keek. Maar, gelijktijdig waren er ook hersengebieden die helemaal niet veranderden, die juist stabiel wilden blijven: de hersengebieden die het basale levensproces reguleren en eerder opgestelde hersenkaarten bevatten met representaties van verschillende aspecten van het lichaam. Het ‘object’ van die hersengebieden is (en blijft tot aan de dood) het lichaam zelf. Dat moet ook wel omdat het behoud van interne stabiliteit een voorwaarde is om te kunnen overleven. Alleen zo kunnen kleine veranderingen door de hersenen worden opgemerkt en kan er worden ingegrepen.


Dus: er zijn hersengebieden die het vrij staat om vliegensvlug de wereld af te schuimen om elk object dat ze willen in kaart te brengen, terwijl de hersendelen, die de toestand van het organisme zelf in kaart brengen, helemaal niet vrij zijn om maar wat rond te dwalen. Ze brengen het lichaam in kaart met kaarten die al eerder zijn opgesteld. En het doel is altijd het behouden van evenwicht en stabiliteit; overleven dus. Daar binnen, in ons lichaam speelt zich het leven af. De hersenen blijken daar een model van te hebben waar het ‘zelf’ ook deel van is. De diepe wortels van het zelfgevoel zijn dus te vinden in de hersenmechanismen die continu en niet bewust de lichaamstoestand binnen de relatieve stabiliteit houden, om in leven te blijven. Deze constante en onbewuste representatie van de toestand van het lichaam vindt plaats met behulp van wat Damasio het proto-zelf noemt, de niet bewuste voorloper van het ‘zelf’. Dit model van het-lichaam-in-het-brein, is een model dat zelf niets waarneemt, niets weet, niet praat en geen bewustzijn voortbrengt. De hoofdtaak is het in stand houden van het leven van het organisme, door regulatie-activiteiten die aangeboren zijn. Hier zetelen de reflexen en de stofwisseling. De kern van het ‘in leven zijn’ en het ‘zelf-aspect’ (van het bewustzijn) zijn dus onontwarbaar met elkaar verstrengeld.


LEVEN EN OVERLEVEN (Damasio) Overleven is afhankelijk van het actief vinden en gebruik kunnen maken van bronnen van energie en van het vermijden van gevaarlijk situaties. Als we ons daarbij kunnen laten leiden door ‘de juiste’ voorstellingen is het mogelijk om succesvol te zijn: we kunnen goede keuzes maken en ons handelen optimaliseren. We zijn er mentaal blijkbaar toe in staat de waarde in te schatten van de voorstellingen van de verschillende handelingsmogelijkheden. En dat helpt ons bij het bedenken en organiseren van nieuwe toekomstplannen. We hebben dus niet alleen evenwicht en stabiliteit nodig om te overleven, maar we moeten ook situaties kunnen waarderen om de ‘juiste’ handelingen te selecteren. Dat is mogelijk als we de ‘juiste’ voorstellingen naar voren kunnen halen.


Het bewustzijn is dus in staat om de biologische regulatie, dat diep in de hersenen ligt, te koppelen aan de vorming en verwerking van voorstellingen. En daarmee heeft het systeem van de biologische regulatie invloed gekregen op de verwerking van de voorstellingen. Dat is voordelig omdat overleven in onze wereld afhankelijk is van het nemen van de juiste beslissingen. Bovendien kan de kwaliteit van de beslissingen verbeteren door de gerichte voorvertoning en manipulatie van voorstellingen in de geest, en dus door een optimale planning vooraf. ‘Verbeelding’ in kunnen zetten brengt ons dus evolutionair voordeel. Het bewustzijn verbindt de biologische regulatie met het vormen van voorstellingen. Het bewustzijn maakt bovendien aan het individu bekend dat de voorstellingen die hij vormt binnen het individu bestaan en dat ze van hem zijn. Daardoor kunnen de voorstellingen worden gemanipuleerd ten gunste van het organisme. De mogelijkheid om te plannen en een toekomst te verbeelden maakt het mogelijk een tegenhanger van de regulatiesystemen te creĂŤren: het biedt de levensdrang een nieuwe mogelijkheid om het anders te willen doen en ernaar te handelen.


Het ‘kernbewustzijn’ is ook bij dit proces van leven en overleven, van voelen, weten en begrijpen betrokken; er wordt tenslotte ook woordloze kennis opgedaan, bijvoorbeeld de kennis dat de toestand van het organisme is veranderd onder invloed van het object dat werd gerepresenteerd. Hierdoor ontstaat het zelfgevoel en weten we van wie die mentale patronen eigenlijk zijn, namelijk van het organisme, zoals vertegenwoordigd door het proto-zelf. De eenvoudigste vorm waarin deze woordloze kennis mentaal tot uiting komt is het ‘gevoel iets te weten’, het gevoel voor wat er gebeurt als een organisme een object actief verwerkt. Zo wordt een fundament gebouwd, waarop later, met behulp van het uitgebreid bewustzijn, taal, deductie en interpretatie mogelijk worden. Dat gevoel zagen we, dankzij Mischa de Vreede, bij tobias ontstaan: - ik heb toch zo erg het gevoel dat ik tobias ben -

Bewustzijn begint voor Damasio dus als een gevoel voor wat er gebeurt wanneer we zien, horen of aanraken. Daar worden dan in het brein visuele, auditieve, tactiele voorstellingen van gemaakt, waarna het gevoel aangeeft dat die voorstellingen van ‘onszelf’ zijn en kunnen we zeggen dat wij het zijn die zien, horen of aanraken; we hebben er weet van, we zijn het ons bewust. Kennis en (bewust)zijn en ‘zelf’ hangen dus vanaf het prilste begin samen.


Maar er is nog iets: behalve het in kaart brengen en bloot leggen van dingen, gebruiken we ons bewustzijn ook om feiten te verbergen, zoals bijvoorbeeld ons lichaam, de binnenkant, ons binnenste. De toestanden waaruit de levensstroom bestaat blijft grotendeels voor ons verborgen. De vaagheid en het ongrijpbare van emoties en gevoelens is hier vermoedelijk een gevolg van; we weten nauwelijks meer dat ze overal in het lichaam te bespeuren zijn. En we voelen vaak ook niet aan wat de oorsprong en aard is van hetgeen we ons ‘zelf’ noemen. Toch wordt elke situatie, vaak zonder dat we er erg in hebben, van een bepaalde waarde, betekenis voorzien: is er sprake van pijn of van genot? Is de situatie goed of slecht voor mij? De relatieve stabiliteit die bestaat binnen dat spectrum van pijn en genot, vormt de grondslag van ons ongrijpbare ‘zelf’, ook als er nog geen sprake is van bewustzijn, van eigenaarschap of van zelfgevoel. ‘Focussen’ is een techniek, ontwikkeld door de filosoof en psychotherapeut Gendlin die wordt gebruikt bij experiëntiële therapieën om ‘naar binnen te gaan’ en te leren reflecteren op zichzelf. Het doel ervan is om contact te maken met een nogniet-in-woorden-te-vatten gevoel omtrent een situatie. Door daar de aandacht op te richten kan gezocht worden naar woorden om het gevoel te kunnen expliciteren. De beeldend therapeut doet dat eigenlijk ook als hij de patiënt, nadat het beeldend werk ‘af’ is, vraagt terug te gaan naar het maakproces van de expressieve activiteit om daarover te vertellen en het van betekenis te voorzien.


CREATIVITEIT: een nieuw begin (Wils) De mens is in staat om nieuwe mogelijkheden te zien, lang voor er sprake is van bewustzijn en vrijheid. Dat is volgens Joke Hermsen de broedplaats van alle creativiteit: fantaseren hoe het anders zou kunnen. Oprah Winfrey stal in januari 2018 de show bij de uitreiking van de Golden Globes. Daar werd de beweging #me too in het volle licht gezet en bood zij hoop met haar uitspraak: “The new day is on the horizon!” Utopos betekent een ‘nog niet bestaande, mogelijk betere plek’. Zoiets formuleren helpt om in beweging te komen, aangezien daarin ook het ‘nu’ kritisch wordt bekeken; in het vergezicht zie je waartegen je je verzet. De start van elke behandeling zal gericht zijn op het formuleren van zo’n hoopvol vergezicht om het vervolgens te kunnen vertalen naar een doelstelling die richting geeft aan de behandeling en evaluatie ervan mogelijk maakt. Voor Wils is ‘creativiteit’ een existentiële wijze van bestaan. Het vormt de basis van de creatieve proces theorie. Aan de hand van vier samenhangende onderwerpen beschrijft hij hoe oude patronen plaats kunnen maken voor een nieuw begin.

“New horizon”


creativiteit houdt ‘oorspronkelijkheid’ in Het woord ‘oorspronkelijkheid’ kent twee dimensies: een statische (‘oer’) en een dynamische (‘sprong’). ‘Oer’ refereert aan de bron van menselijk leven, de fundamentele levensprincipes, de oerzee vol mogelijkheden, de ‘oerstaat’. Het is een plaats van mogelijkheden, de potentie om het volle leven te leven. De ‘sprong’ refereert aan uit de oerstaat komen, de ‘ex-stase’, de sprong naar geleding, naar structurering, naar specialisatie, naar differentiatie. Zowel de dynamische als de statische dimensie kenmerken het menselijk leven: de mens is tot leven gekomen en geworteld in die diepere laag van de fundamentele levensprincipes, in die zee van mogelijkheden. En hij is in staat daarvan weg te springen, naar nieuwe wijzen van omgaan met, naar nieuwe verhoudingen. De mens hoeft dus niet gedetermineerd te zijn: hij is in staat zichzelf te realiseren door te springen naar het onbekende, door zich los te maken, vrij te maken van de oerzee. Creativiteit houdt ‘oorspronkelijkheid’ in: het is diep geworteld in het wezen van de mens én het biedt de mogelijkheid echt iets nieuws te doen.


Lucas de Man vertelt in het televisieprogramma Kwartslag over Socrates. Zijn uitgangspunt was dat we niet veel meer weten dan dat we geboren worden en zullen sterven. Over het leven zelf weten we eigenlijk niets. Daarin zijn we allemaal gelijk. Als we ons dat realiseren kan er ruimte ontstaan voor een werkelijke ontmoeting: we hebben allebei ‘geen idee’. Socrates pleit er vervolgens voor om je intuïtie te volgen en niet af te gaan op de angst voor de mening van een ander (zij weten het ook niet!). Hij zegt: durf ‘niet te weten’, wees onzeker, durf te springen en wees niet bang om te vallen. Want uiteindelijk vallen we allemaal. Maar: tussen de sprong en de val heb je, zoals Icarus, gevlogen!


creativiteit is het uitoefenen van vrijheid In het naar buiten treden, het wegspringen van de zee van mogelijkheden komt de mens tot zichzelf. Hij is van binnenuit gedreven tot het aangaan van relaties, én hij is in staat om daar een halt aan te roepen, een tegenkracht te ontwikkelen en impulsen te negeren en om te buigen. De mens is in staat om te weigeren, in staat om niet te willen waartoe hij gedreven wordt en te willen waartoe hij niet gedreven wordt. Iedereen kent het gevoel wel als dat niet lukt. Dat wordt dan meestal ervaren als een tekortschieten, want de mens wil ‘zichzelf graag halen’, niet alleen maar slaafs volgen waartoe hij nou eenmaal gedreven wordt. Je wilt ook graag loskomen van je gedrevenheid. Je wilt graag (enige) vrijheid ervaren. En dat kan! De mens is in staat steeds meer zichzelf te worden en zichzelf te bepalen. De mens kan steeds meer loskomen van gedetermineerdheid. Dat is een proces van ontworsteling zonder eind of plafond. De mens heeft de vrijheid om weg te springen en meer zelf te bepalen. Creativiteit is het uitoefenen van deze vrijheid, het loskomen van gedetermineerdheid. Dit uitgangspunt sluit aan bij het compatibilisme, een filosofische theorie die ervan uitgaat dat vrije wil en determinisme verenigbaar zijn: er kan sprake zijn van ‘vrije wil’, tenminste, als de keuzes in het verlengde liggen van wat jij zelf echt wilt in het leven. De voorwaarde is natuurlijk wel dat je keuzemogelijkheden hebt en dat ‘jij’ degene bent die kiest. Met ‘jij’ wordt dan zowel je bewustzijn als je onderbewuste bedoeld.


Ook in het existentialisme van Sartre speelt vrijheid een belangrijke rol. Aangezien er volgens hem geen fundament is voor het bestaan is er sprake van radicale vrijheid. Onze doelen en zingeving krijgen pas vorm in ons handelen. En omdat er geen vooropgezet plan is, zijn we vrij om dat op onze eigen manier te doen. Onszelf vormgeven is daarom de taak waar we voor staan. We zijn verantwoordelijk en vrij. We zijn dan misschien alleen, want zonder God, maar we zijn wel altijd ‘in een situatie’. We maken deel uit van een groter geheel, we zijn niet geïsoleerd. In onze acties kunnen we keuzes maken en dat maakt ons verantwoordelijk. Een authentiek bestaan is jezelf realiseren en verantwoordelijke keuzes maken.


verbeelding maakt vrijheid mogelijk Maar hoe kan het eigenlijk dat we kunnen anticiperen op nieuwe mogelijkheden? Hoe kan het dat de zoon van Marjolijn van Heemstra ‘als vanzelf’ richting borst kruipt? Wils veronderstelt dat in het onbewuste voorstellingsloze ‘zoekbeelden’ aanwezig zijn, die realiteit krijgen wanneer het gezochte werkelijk gevonden is. De mogelijkheden in de oerzee zijn als ‘zoekbeelden’ aanwezig. En, aangezien ze tenderen naar zinvolle realisering, geven ze richting aan ons zoeken en signaleren ze de betekenis die objecten voor ons hebben. Dat proces vindt plaats als we, met behulp van onze zintuigen, bezig zijn onze emoties thuis te brengen en te koppelen aan objecten buiten ons, het proces waarin we onszelf en onze wereld aan het opbouwen zijn tot een plek om in te wonen. Aan ‘kunnen’ en ‘weten’, aan bewustzijn dus, gaat altijd ‘verbeelding’ vooraf: begrijpen dat er mogelijkheden zijn. Dat de mens daartoe in staat is reikt zo diep dat de verbeelding het ‘zijn’ zelf onthuld; het komt in al zijn mogelijkheden in ons ter sprake. Het maakt vrijheid en zelfbepaling mogelijk. Als oer-fantasie is ze richtsnoer om weg te kunnen springen uit de oerzee van mogelijkheden, als verbeelding maakt ze het mogelijk uit de absolute staat van eenzijdige vormgevingen van leven te stappen. Dankzij de verbeelding is de mens in staat nieuwe mogelijkheden te zien. Daarom maakt verbeelding vrijheid mogelijk. Het is de vooronderstelling van de vrijheid, de wortel van creativiteit, zodat beide polen van de relatie kunnen groeien: het zelf en de werkelijkheid. De verbeelding is de voorwaarde voor de verwerkelijking van het bestaan.


spel, experiment: de vindplaats van creativiteit Als je je veilig, en thuis voelt, kan er speelruimte ontstaan om, los van de dagelijkse realiteit, te zoeken naar nieuwe verhoudingen. Spel is een plek waar je de teugels kunt laten vieren, waar bewegingsvrijheid ontstaat voor nieuwe manieren om zich tot de wereld te verhouden: bijvoorbeeld in het bos in Berg en Dal deed ik als kind alsof ik op mijn paard Fury reed en waande ik me stoer en onoverwinnelijk, terwijl ik in het dagelijks leven tamelijk verlegen en braaf was. Zo kan het leven even in een nieuw kader worden geplaatst. Ik kan blijkbaar ook stoer en onoverwinnelijk zijn! En dat oefende ik toen in dat bos. Om zo’n nieuwe mogelijkheid in therapie te bieden, moet de beeldend therapeut voor een veilige omgeving zorgen. Dat doet hij bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de mogelijkheden van de patiënt. Dan kan worden geëxperimenteerd met materiaal en kunnen mogelijke werelden worden getest en onderzocht; de creativiteit kan op gang komen. Spel biedt ruimte voor een nieuwe kijk; het is van nature de vindplaats van creativiteit. En voor alle duidelijkheid: de omstandigheden zijn hanteerbaar, creativiteit zelf niet. De spullen zijn aanwezig, de opdracht nodigt uit, maar het spelen, het experimenteren moet zelf worden gedaan. In beeldende therapie wordt speelruimte gecreëerd, maar het is de patiënt die bepaalt, beperkt en (zichzelf) tekent. In het bos moest ik zelf Fury ‘vinden’.


voorzichtige conclusies Wat heeft die botsing van twee theorieën nou opgeleverd? Is er een nieuw fundament te bouwen voor beeldende therapie waaraan beide theorieën hun steentje kunnen bijdragen? oerstaat en ex-stase Volgens mij kunnen aspecten van beide theorieën worden geplaatst in het stolsel van zin, betekenis, handelings- en denkpatronen. Deze facticiteit is de weerslag van expressievormen, van vormen van ‘omgaan met’. Het is datgene waarin de mens zichzelf aantreft als hij op zichzelf reflecteert. Het zit van binnen, en komt via de vitality affects naar buiten: zo wordt het uiterlijk waarneembaar als gevoelsenergie en maakt zichtbaar wat zich, in het hier en nu, gevoelsmatig in ons afspeelt. Smeijsters zet expressieve activiteiten in om de vitality affects te veranderen. Hij vindt ze daar zo geschikt voor omdat expressieve activiteiten ook vitality affects genereren. Wils daarentegen zet expressieve activiteiten in om betekenisrelaties te vernieuwen. Bij hem wordt creativiteit gezien als een existentiële activiteit om veranderingen mogelijk te maken. Beiden willen op dit diepe niveau van mens-zijn een nieuwe verbinding mogelijk maken tussen binnen- en buitenwereld. Het mooie van dit stolsel is dat deze kern verweven is met de natuur én met de mogelijkheid om te ontkomen aan gedetermineerdheid. Beide aspecten spelen een rol bij het overleven: 1. daar diep van binnen, waar het leven zelf zich afspeelt is het essentieel het evenwicht te bewaren, om zorg te dragen voor interne stabiliteit. Damasio plaatst hier de oorsprong van ons ‘zelf’, terwijl Wils deze plek typeert als de ‘oerstaat’, de zee van mogelijkheden; 2. ‘verbeelding’ biedt een evolutionair voordeel bij het toegankelijk maken van de wereld, als we er op uittrekken, als we mogelijkheden ‘mogelijkheden’ laten zijn. Damasio beschrijft dat we in staat zijn ons hierbij te laten leiden door de ‘juiste’


voorstellingen, terwijl Wils beschrijft hoe ‘verbeelding’ de voorwaarde is voor de verwerkelijking van het bestaan. Dat ‘verbeelding’ zo’n grote rol speelt in het kader van overleven is overigens algemeen bekend; ook het cultuuronderwijs, waarmee kinderen leren hoe ze zich aan kunnen passen aan nieuwe omstandigheden wordt ingericht in vier groepen vaardigheden, te beginnen met ‘verbeelding’. De andere vaardigheden zijn achtereenvolgens: ‘dingen maken’, ‘conceptualiseren’ (er taal aan verbinden, naar een abstracter niveau brengen) en ‘analyseren’. Het fundament van beeldende therapie kan worden versterkt door de vitality affects in het stolsel te plaatsen. Zo ontstaan diepe wortels (in de oerstaat, de levensstroom) terwijl de verbeelding en de mogelijkheid om weg te springen uit de oerstaat stevige vleugels biedt. Lichamelijk, zintuiglijke ervaringen en taal Smeijsters sluit in zijn theorie aan bij het kernbewustzijn van Damasio en legt de nadruk op de mogelijkheid om af te stemmen op het niveau van de vitailty affects. Maar daarnaast is beeldende therapie ook geschikt om de patiënt te laten ervaren dat hij zelf vorm kan geven, dat hij in staat is tot ‘actorschap’ met behulp van de cognitieve vaardigheden ‘verbeelding’ en ‘reflectie’. Wils betrekt beide fasen van het bewustzijn bij dat proces, waardoor taal ook een rol speelt in de creatieve procestheorie: door de ervaringen te verwoorden kunnen ze worden gedeeld en vastgehouden, waarna ze ook betekenis kunnen krijgen buiten de context van de therapie. Ik denk dat de theorie van beeldende therapie kan worden verrijkt als niet alleen aandacht is voor de directe ervaring, maar ook voor verbeelding en reflectie. Mogelijk kan de methode van Gendlin, het focussen, een rol spelen bij het naar boven halen van de ‘gevoelde betekenis’ die diep van binnen aanwezig is. Dit is een methode om de verbinding tussen binnen- en buitenwereld tot stand te brengen.


Actualiteit van beide theorieÍn Smeijsters’ theorie is van recenter datum dan die van Wils. Maar de denkbeelden over verbeelding, creativiteit en spel zijn niet verouderd. Het fundament voor beeldende therapie kan, denk ik, versterkt worden door Wils’ teksten over verbeelding, creativiteit en spel te verbinden met de analoge procestheorie. Zo kan in beeldende therapie, behalve verandering op het niveau van de vitality affects ook speelruimte voor vernieuwing worden geboden, een oefenplek om te ervaren wat het is om bijvoorbeeld stoer en onoverwinnelijk te zijn. En om te ervaren dat je dat blijkbaar zelf bewerkstelligen kan. Dat is hoopvol! Tot zover de tussenstand. Ik ben benieuwd naar reacties. Het denken en fantaseren houdt natuurlijk niet op, maar ik zet er nu even een punt achter, zodat ik aan dat boek van Daniel Dennett kan beginnen! Zin in! Punt. oktober - maart 2018, Tineke de Graaff


Inspiratiebronnen: • Karel Appel. La Promenade (1950). • Marjolijn van den Assem. Jenseits des Nordens (part two) (14). (2009). • Joost Baars (2017). We bouwen onze wereld zo. Binnenplaats. Amsterdam; van Oorschot. • Damasio, A. (2003). Ik voel dus ik ben. Hoe gevoel en lichaam ons bewustzijn vormen. Amsterdam: Wereldbibliotheek • Dennett, D.C. (2017). Van bacterie naar Bach en terug. De evolutie van de geest. Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact. • Depestele, F. (2017). Reflectie Eugene T. Gendlin (1926-2017). Tijdschrift persoonsgerichte experiëntiële psychotherapie 3/2017; 162-165. • Alexander Fontain, New Horizon (2017) • De Graaff, C.M. (2017). Individuele beeldende therapie gericht op het herstel van actorschap voor psychiatrische patiënten met een ontwrichtende verlieservaring. Interventiebeschrijving FVB. http://www.databankvaktherapie.nl/knowledge_ base/individuele-beeldende-therapie-gericht-op-het-herstel-van-actorschapvoor-psychiatrische-patienten-met-een-ontwrichtende-verlieservaring/ • Marjolijn van Heemstra (2017). En we noemen hem. Amsterdam: Das Mag. • David Hockney, A bigger splash. • Van der Hoeven, M., Sluijsman, L., van de Vorle, R., van Heusden, B. (RuG) (2014). Cultuur in de spiegel in de praktijk, een leerplankader voor cultuuronderwijs. Enschede: SLO. • Tjitske Jansen (2003). Als je groot bent. Het moest maar eens gaan sneeuwen. Amsterdam: Podium.


• • • • • • • • • • • • • • • • • • •

Jasper Johns, Painting with two balls (1960). Maria Lassnig, Biënnale Venetië (2013). Korperbewusstseinbilder nach Maria Lassnig. Pablo Picasso, Weeping woman (1937). Pruis, M. (2017). Genoeg nu over mij. Confessies van een ervaren schamer. Amsterdam: Nijgh & van Ditmar. Schweizer, C. (red.) (2009). Handboek beeldende therapie Uit de verf. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Tamboer, J.W.I. (2004). Filosofie van de bewegingswetenschappen. Doetinchem: Reed Bussiness. William Turner, Wolken en water (ca. 1840). Rana Verhoeven, draadfiguur (2017). Mischa de Vreede (1968). ouder worden. binnen en buiten. Haarlem: Uitgeverij Maatschappij Holland. Wils, L. (red.). (1974). Bij wijze van spelen. Creatieve processen bij vorming en hulpverlening. Alphen aan de Rijn: Samsom. Kwartslag (2017), tv programma HUMAN (Joke Hermsen, Lucas de Man). Cursus filosofie ‘lichaam en geest’ Vrije Academie Utrecht, docent Linde van Schuppen, najaar 2017. NRC 12- 01-2018. Fonkelende software in een apenbrein. Hendrik Spiering recenseert ‘Van bacterie naar Bach en terug’ van Daniel Dennett. NRC 23-01-2018. Dat jij bent, en niemand anders, wordt niet beloond. Maxim Februari. NRC 27-01-2018. Dossier Kinderen krijgen: Geboren in de babyfabriek. Sander Voormolen. Foto: Christian Berthelot. Foto’s Michael Wolf, van de tentoonstelling Life in Cities. GEM, Den Haag (2018). Foto’s uit mijn familie album. Foto’s van het bos in Berg en Dal, ‘Heerlijkheid Beek’, waaronder de waterloop “de oorsprong”.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.