Reconversie Electrabelsite Aalst: Herbestemming als dynamo voor stedelijke heractivering

Page 1

Reconversie Electrabelsite Aalst Masterproef - Master in de Stedenbouw en Ruimtelijke Planning Academiejaar 2021-2022 Vanhout Toon Promotor: prof. Van Acker Maarten Onderzoeksgroep voor Stadsontwikkeling

Masterproef Promotor : Maarten Van Acker 2021Universiteit2022 Antwerpen

Toon Vanhout

Master : Stedenbouw & ruimtelijke

Reconversie Electrabelsite Aalst

S0202931planning

Herbestemming als dynamo voor stedelijke heractivering

VOORWOORD

De actuele relevantie van het onderwerp van deze masterproef heeft mij aangetrokken en past binnen mijn visie op duurzame herontwikkeling. Als eindwerk van mijn opleiding architectuur heb ik een gelijkaardige probleemstelling aangenomen om te onderzoeken hoe men duurzaam kan omgaan met oude industriële sites en de directe omgeving. Het is daarom zeer interessant om naast een architecturale studie ook op stedenbouwkundig vlak hierover na te denken. Deze thesis gaat concreet over de Electrabelsite in Aalst, die momenteel een litteken in het landschap vormt en hoe deze site zich kan ontplooien tot een aantrekkelijk nieuw stadsdeel met oog op alle domeinen van stedenbouw zoals mobiliteit, functionaliteit en het groenblauw netwerk.

Met deze thesis hoop ik een bijdrage te kunnen leveren aan het discours rond de herbestemming en herontwikkeling van ons industrieel erfgoed en een meerwaarde te betekenen in het proces om de Electrabelsite een nieuw leven in te blazen.

Hiervoor wil ik graag mijn promotor, professor Maarten Van Acker bedanken, niet enkel voor de kans om deze uitdaging aan te gaan maar ook voor de zeer leerrijke begeleidingen en lessen doorheen deze Daarnaastjaren.wil ik ook Lieselot Cole van de stad Aalst bedanken voor haar openheid, tijd en informatie omtrent deze site en het project. Ten slotte wil ik Hannelore Durnez van Odebrecht bedanken voor haar tijd om ons te ontvangen op de site en een zeer informatieve rondleiding te geven.

04 ANALYSE

1.4 Onderzoeksmethodiek 12

1.3 Relevantie herbestemming 8

INHOUDSTAFEL01INLEIDING

2.1 Inleiding 13

2.7 Toerisme 29

2.3 Ruimtelijke impact 15

2.4 Een flexibele strategie 18

2.5 Circulariteit 25 2.6 Ecologie 27

02 LITERATUURSTUDIE

1.1 Opgave 1

2.2 Gebiedsidentiteit 14

3.1 Succesfactoren 34 3.2 Matrix 35 3.3 Spindiagram 36

4.1 Inleiding 37 4.2 Probleemstelling 38 4.3 Aalst 39 4.4 Electrabelsite 50

2.8 Financiering 30 2.9 Convenanten 32

1.2 Achtergrond 2

03 TOOLBOX

6.1 Masterplan 81 6.2 Het hart van de site 83 6.3 Wonen in het groen 91 6.4 Wonen aan het water 97

7.1 Reflectie 121 7.2 Aanbevelingen 125 7.3 Bibliografie 127 7.4 Figurenlijst 130

5.3 MESO 63

5.2 MACRO 58

5.4 MICRO 67

5.5 Mobiliteit MACRO 69

06 ONTWERP

05 VISIE

BIJLAGE

5.1 Inleiding 57

6.5 Natuur als drager voor ruimtelijke samenhang 103 6.6 Fasering 119

07 CONCLUSIE

5.6 Mobiliteit MESO 73 5.7 Mobiliteit MICRO 77

DeAalst.

verschillende ruimtelijke vraagstukken die de desindustrialisatie met zich mee heeft gebracht worden eerst kort aangehaald als inleidend hoofdstuk voor de probleemstelling. Deze kenmerken en gevolgen worden verduidelijkt en gelinkt aan het onderzoek over de relevantie van herbestemming. Versterkt door het literatuuronderzoek over verschillende actuele onderwerpen die te maken hebben met het herontwikkelen van post-industriële sites wordt er uiteindelijk een toolbox opgesteld dat gebruikt kan worden door beleidsmakers, ontwerpers en ontwikkelaars om zich te laten inspireren bij dit soort projecten. Ze vormen algemene principes die bepaalde succesfactoren definiëren om tot een geïntegreerd ontwerpproces te komen. Het creëert een kader voor de visievorming en ontwerpbeslissingen van mijn voorstel voor de reconversie van de Electrabelsite en zijn toepasbaar op gelijkaardige projecten.

In dit project is er een uitzonderlijke aandacht gegaan naar de verankering in de ruimere context en de creatie van een nieuwe identiteit dat inspeelt op de geschiedenis van de plek. Het ontwerp toont aan hoe deze afgesloten site onderdeel kan vormen van de omgeving en de connectie kan verhogen, het toont aan hoe het erfgoed een nieuwe betekenis kan krijgen dat de waarde van het gebouw zal herstellen.

Nederlands

Aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethodes zoals een literatuurstudie, casestudies, een ruimtelijke analyse en ontwerpend onderzoek, wordt een voorstel uitgewerkt om een nieuwe toekomst te voorzien voor de verlaten Electrabelsite in

Maatschappelijke en ruimtelijke tendensen hebben een grote invloed op het discours van ruimtelijke planning. De toenemende verstedelijking en de daarbij horende demografische groei zorgt ervoor dat vele steden hun capaciteit bereikt hebben. De zoektocht naar efficiënter ruimtegebruik wordt door het ruimtelijk beleid gestimuleerd door meer aandacht te brengen naar de herontwikkeling van brownfields. Het herbestemmen van voormalige industriële sites vormt een unieke kans om het ruimtebeslag te beperken en achtergestelde buurten te herwaarderen. Op deze manier kunnen we bijdragen aan een kwaliteitsvolle leefen werkomgeving dat rekening houdt met het cultureel en historisch erfgoed.

ABSTRACT

English

Onaccount.the

In this project, exceptional attention has been paid to anchoring the site within the wider context and creating a new identity that responds to the history of the place. The design shows how this enclosed site can be integrated into the environment and increase the connections, showing how the heritage can be given a new meaning that will restore the value of the building.

Societal and spatial trends have a major influence on the discourse of spatial planning. Increasing urbanization and the related demographic growth caused many cities to have reached their capacity. The quest for more efficient use of space is stimulated by spatial policy by paying more attention to the redevelopment of brownfields. The repurposing of former industrial sites forms a unique opportunity to limit the use of space and to revalue deprived neighbourhoods. In this way we can contribute to a high-quality living and working environment that takes the cultural and historical heritage into

basis of qualitative research methods such as a literature study, case studies, a spatial analysis and research by design, a proposal is elaborated to create a new future for the abandoned Electrabelsite in Aalst.

The various spatial issues that deindustrialization has brought with it are first briefly mentioned as an introductory chapter to the problem statement. These characteristics and consequences are clarified and linked to the research on the relevance of reuse. Reinforced by the literature review on various current topics related to the redevelopment of postindustrial sites, a toolbox is finally drawn up which can be used by policy makers, designers and developers to get inspired for these types of projects. They form general principles that define certain success factors which promote an integrated design process. They form a framework for the vision and design decisions of my proposal for the reconversion of the Electrabelsite and are applicable to similar projects.

INLEIDING

1.1 Opgave

1

Deze industriële relicten hebben de potentie om uit te groeien tot een nieuw stadsdeel met een uitzonderlijke identiteit. Het is gelegen tussen de stadskern en de groene open ruimte ten zuiden van de stad en vormt op die manier een belangrijke schakel als sluitsteen van de stadsontwikkeling van de Denderkaai.

Het onderzoek van deze masterproef heeft betrekking op een specifieke case namelijk de Electrabelsite in Aalst. Hierin kan mijn masterproef onderscheiden worden van een thesis met een meer algemeen thema. De site bestaat uit een aantal monumentale hallen met een iconische schoorsteen dat het vroegere industrieel landschap van de Dender typeerde.

Mijn onderzoek gaat verder op het traject dat reeds is uitgevoerd door de stad Aalst om verschillende partners rond de tafel te krijgen en een kwalitatieve visie rond deze plek te ontwikkelen. Startend van het onderzoek uitgevoerd door BUUR, OMGEVING, ORG en Noa architecten zal er verder theoretisch onderzoek rond de thema’s herbestemming en industrieel erfgoed worden uitgevoerd. Daarnaast zal er via ontwerpend onderzoek een sterke visie ontwikkeld worden over de mogelijke toekomst van deze gebouwen en de invulling van de directe omgeving zodanig dat deze site op een geïntegreerde manier deel zal uitmaken van de stad en een meerwaarde zal bieden op zowel lokaal als bovenlokaal niveau.

01

1.2 Achtergrond

Het vrijkomen van industriële gebouwen in Vlaanderen brengt verschillende uitdagingen met zich mee. Diverse projecten en initiatieven zoeken naar oplossingen om deze vaak verloederde sites om te vormen naar een plek die een meerwaarde kan zijn voor het gebouw zelf en de directe omgeving. Onze samenleving is aan een snel tempo aan het evolueren en de ruimtelijke beleidsvoering moet mee veranderen om antwoorden te kunnen blijven bieden op de nieuwe maatschappelijke vraagstukken. In de plaats van het extra ruimtebeslag te blijven uitbreiden wordt de focus eerder gelegd op bestaande ruimte geschikt maken voor nieuwe noden De manier waarop ruimtes kunnen transformeren is een onderwerp dat meer en meer aandacht krijgt, onder andere door de vereenvoudiging van regelgeving en procedures omtrent herbestemming. Wanneer men zoekt naar een nieuwe bestemming is het belangrijk om een gebiedsgerichte aanpak te beogen waarbij lokale actoren mee betrokken zijn in het ontwikkelingsgebied. Niet alleen door de buurt goed te informeren maar ook door iedereen die in de buurt werkt of woont actief bij het proces te betrekken en te behouden. Op die manier kan de nieuwe functie een meerwaarde bieden aan de betrokken partijen en de gemeenschap (Bergevoet & van Tuijl, Ondanks2013)

het onderwerp van industrieel erfgoed en de daarbij horende uitdagingen meer en meer aandacht krijgt is het geen nieuwe materie. Als men het heeft over industrieel erfgoed spreekt men ook wel eens van ‘industriële archeologie’, een onderwerp waar men zich al decennia lang voor inzet. ‘De Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie, Vlaanderen-Brussel vzw’ (VVIA) is een voorbeeld van dit soort geëngageerde organisaties die zich inzetten voor het behoud en de studie van industrieel en technisch erfgoed. Ze brachten thema’s zoals herbestemming en industrieel toerisme ter sprake in het Vlaamse discours en organiseren tal van activiteiten, reizen en informatiedagen. Daarnaast zijn ze lid van ‘Europa Nostra’, een belangrijk platform van erfgoedorganisaties in Europa (VVIA, z.d.). In 1990 komen ze met de publicatie ‘Handen Tekort’ waarin ze pleiten voor een correcte behandeling en visie omtrent het industrieel erfgoed. Ze stellen dat het inventariseren

en registreren van historische overblijfselen, het arbeidsintensief studiewerk, het uitzetten van een erfgoedbeleid en het uitdenken van toeristische routes allemaal belangrijke onderwerpen zijn waarvoor er handen tekort zijn (VVIA, 1990)

2

“We moeten het verleden kennen, om het heden te begrijpen en de toekomst te beheersen.” (VVIA, 1990, p. 7)

Zowel de geschiedenis van de industriële ontwikkelingen in België als de achteruitgang hiervan wordt uiteengezet in de publicatie. Ze voorzien een soort kader over de manier waarop we ons erfgoed moeten benaderen en hoe we ermee moeten omgaan. Volgens hen is het onze verantwoordelijkheid om deze waardevolle structuren niet verloren te laten gaan aangezien ze onderdeel vormen van onze historische identiteit.

Ondanks het feit dat dit onderwerp al enige tijd onderdeel vormt van het Vlaamse discours rond architectuur en stedenbouw blijven dit soort uitdagingen tot op de dag van vandaag relevant. Tal van voormalige industriële terreinen en gebouwen blijven zorgen voor problemen in de stedelijke structuur en tasten de leefbaarheid van hele buurten aan. Desondanks kunnen we in het kader van hedendaagse maatschappelijke en ruimtelijke uitdagingen - zoals de bouwshift en verdichting - net de oplossingen vinden in dat industrieel erfgoed om deze grijze, onveilige en ongezonde sites om te vormen tot duurzame, ecologische en aantrekkelijke plekken die op hun beurt een positief watervaleffect kunnen uitoefenen op de bestaande omgeving.

3

Reeds in 1984 werd een informele werkgroep over het hergebruik van industriële ruimten opgesteld met als doel een het gesprek rond dit onderwerp te openen, een bepaalde mindset te creëren en vooral om mensen te inspireren. Men zag dat er weinig kwaliteitsvolle antwoorden geboden werden op de problemen van verval en leegstand in die periode van ruimtelijke en maatschappelijke transitie. Achterhaalde structuren werden gesloopt en zo ontstonden restruimtes zonder een alternatieve en kwaliteitsvolle invulling waardoor de ruimtelijke morfologie van de omgeving verstoord werd. Daarnaast creëerde de plaatsvervangende bebouwing vaak even grote problemen. De nieuwe functies werden niet afgesteld op de schaal van omgeving en boden weinig economisch perspectief voor de plaatselijke bewoners. Er was te weinig kennis en visie over de historische waarde van oude bedrijfsgebouwen en fabrieken, dit is waar de VVIA op wou inspelen. In de publicatie ‘Industriële Archeologie, Renovaties’ (1985) verzamelden ze verschillende ontwerpvoorstellen en studies over toenmalig leegstaande industriële panden zoals de voormalige gelatinefabriek van Hasselt dat volgens Johan Ools omgevormd zou kunnen worden tot een centrum van wetenschap en techniek (De Waele, Laporte, Lefebure, & Linters, 1985, p. 26)

“Cultuur is datgene waarvan we ons te laat bewust worden dat we het verloren zijn.” (VVIA, 1990, p. 9)

DESINDUSTRIALISATIE

Ten gevolge van de industriële revolutie vond sinds de tweede helft van de 19de eeuw en doorheen de 20ste eeuw een ware wildgroei van fabrieken en gerelateerde structuren plaats in België. Vaak gelegen aan het toenmalige centrum of aan de rand van stedelijke agglomeraties, strategisch gepositioneerd langsheen water-en/of spoorwegen, of geclusterd met andere industriële complexen (De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij, 2003)

De gunstige locatie binnen West-Europa werd gebruikt om een exportgerichte economie uit te bouwen aangezien België een klein land is met een beperkte interne markt. Vanaf de tweede industriële revolutie ontwikkelden sectoren zoals de chemische nijverheid en automobielindustrie zich volop en werden spoor- en tramwegen in heel Europa uitgebouwd waardoor de

Na een lange periode van voornamelijk agrarische activiteiten industrialiseert België zich als eerste na Groot-Brittannië. De revolutie begon daar in de 18e eeuw en zette zich verder uit over heel Europa in de 19e eeuw. Deze nieuwe schaal heeft geleid tot de globalisatie van de industrie dat bijgedragen heeft tot de vorming van de identiteit van Europa en het bijhorend erfgoed (Dervoz, 2013). De industrie maakte snel zijn opmars door de grote aanwezigheid van bepaalde grondstoffen in combinatie met de lage lonen. Nieuwe transporttechnologieën zoals de aanleg van een groot netwerk van spoorwegen en de koppeling van verschillende kanalen heeft deze economische motor in een hogere versnelling doen schakelen met de verstedelijking als gevolg (Seniorennet, 2017). De ontwikkeling van steden is op verschillende plaatsen te danken aan de industrie dat zich op bepaalde strategische plekken is gaan vestigen. Ze hebben bijgedragen aan een versnelde stedelijke groei en op die manier zijn verschillende voormalige dorpen geëvolueerd tot steden wat een sterke impact heeft gehad op de levensstijl van de toenmalige maatschappij. Deze verstedelijking is te verklaren door de grote werkgelegenheid dat de industrie met zich meebracht. Ook bevorderde het de ontwikkeling van andere industrieën zoals de bouw van grote infrastructuur, transport en de bijkomende dienstensector (Zhang, Cenci, Becue, & Koutra, 2021). De verschillende industriële activiteiten ontwikkelden zich verspreid over het land in enkele geconcentreerde polen. De steenkoolmijnen, metaalnijverheid en glasnijverheid in Luik en Henegouwen, de wolindustrie in Verviers en de Gentse textielnijverheid zijn hier voorbeelden van. Een eerder divers industrieel landschap ontwikkelde zich in de hoofdstad dat volledig uitbloeide tot het financiële hart van de Belgische industrie (Seniorennet, 2017)

De industrialisatie heeft een aanzienlijke invloed gehad op de structuur van ons stedelijk en sociaal landschap. Op vele plekken betekende dit een verstedelijking van de natuurlijke en landelijke omgeving. Verschillende fenomenen in de afgelopen decennia zoals globalisering, desindustrialisering en economische conversie hebben ingrijpende effecten gehad op de traditionele industriële gebieden dat geleid heeft tot het groot aantal verouderde en verlaten industriële structuren (Zhang et al., 2021)

4

EVEN TERUG IN DE TIJD

Tot in de jaren ‘60 van de vorige eeuw heeft de industriële productie stand gehouden, ondertussen zijn veel traditionele bedrijven en bedrijfstakken verdwenen als gevolg van veranderende productieprocessen, schaalvergroting en concurrentie van de lage lonenlanden. Wat natuurlijk heeft geleid tot de grote leegstand van industriële complexen over heel Europa (Hek, Kamstra, Geraerdts, 2004)

handel kon bloeien en de industrie kon profiteren van de nieuwe afzetmarkten (Seniorennet, 2017)

Het proces van desindustrialisatie kan gezien worden als een natuurlijk veranderingsproces. Dit proces doet zich voor wanneer structurele wijzigingen te zien zijn op vlak van productie en werkgelegenheid. Het afnemend belang van de industriële sector wordt verklaard door de ongelijke productiviteitsontwikkeling tussen industrie en diensten. Als gevolg van grote concentraties van bepaalde grondstoffen ontstonden er gespecialiseerde basisindustrieën die zeer kwetsbaar zijn voor grote en snelle veranderingen (De Grauwe, 2003).

5

In de zoektocht naar goedkopere en efficiëntere locaties om goederen te produceren heeft de industrie de afgelopen decennia de grootstedelijke centra verlaten. Ondanks de industriële revolutie een essentieel onderdeel was van de totstandkoming van vele steden blijven er hier vaak enkel verloederde gebouwen en braakliggende gronden van over die verschillende uitdagingen met zich meebrengen voor iedereen die geïnteresseerd is in de vitaliteit van hun steden. Ondanks deze vele negatieve effecten hebben deze plekken ook de potentie om uit te groeien tot culturele bestemmingen, commerciële complexen en levendige buurten. Het herdefiniëren van de postindustriële stad wordt geleid door drie sturende principes; milieukwesties, vernieuwende ruimtelijke concepten en het behouden van historische monumenten (Berens,

2010)Tegenwoordig

“Braakliggende of onderbenutte (voormalige industriële) terreinen of sites waar herontwikkeling wordt bemoeilijkt door de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging of bodembedreigende activiteiten, maar die een potentieel vormen voor hergebruik worden gedefinieerd als ‘Brownfields’.” (OVAM, 2003, p. 4)

past de oorspronkelijke industriële bestemming vaak niet meer bij de huidige omgeving aangezien het stedelijk weefsel constant evolueert. Als gevolg van achterhaalde wetgevingen of wangedrag vertonen deze plekken vaak bodemverontreiniging en kunnen ze door hun gebrek aan meerwaarde en activiteit gezien worden als moderne stadskankers (OVAM, 2003)

Deze terreinen vormen naast een gevaar voor de gezondheid en het milieu ook een struikelblok voor de verdere ontwikkeling en groei van steden aangezien de ligging meestal gunstig is om uitbreiding van het stedelijk weefsel mogelijk te maken. De term brownfields is oorspronkelijk afkomstig uit de Verenigde Staten dat door de overheid gebruikt werd om de herontwikkeling van deze gebieden te kunnen stimuleren. Dit thema heeft internationaal een centrale positie gekregen in het beleid van verschillende landen zoals Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Er zijn wel verschillen op te merken in de accenten die ze leggen in het beleid om brownfields te kunnen ontwikkelen. Dit kan eerder afkomstig zijn vanuit het milieubeleid of de ruimtelijke ordening (OVAM, 2003)

KENMERKEN

6

LEEGSTAND

Zoals reeds aangehaald bevinden industriële terreinen zich meestal op gunstige locaties binnen het stadsweefsel die goed bereikbaar zijn aan water- of spoorwegen. Vaak hebben industriële zones de ruimtelijke structuur van een stad mee bepaald waardoor de leegstand zeer negatieve gevolgen kan hebben voor de leefbaarheid van de omgeving en de reputatie van een stadsdeel (Franken, 2011). Ondanks verlaten sites bepaalde problemen met zich meebrengen zoals criminaliteit,

Een belangrijke factor bij de keuze van de locatie bij de ontwikkeling van industriële sites is waar het zich vestigde en wat voor soort land het nodig had. De vroege industrie had water nodig, hetzij uit rivieren of aangelegde kanalen. Steden ontwikkelden zich rond deze economische motoren als gevolg van de aantrekking van arbeidskrachten die zich vestigden in de buurt van deze werkplekken (Berens, 2010). Daardoor werd het waterfront bij deze ontwikkelingen vaak ontoegankelijk, gereserveerd om te werken als haven. Deze gebieden worden nu gezien als waardevolle plekken voor recreatief en residentieel gebruik.

verval en onveiligheid merken we op dat ze toch een soort van aantrekkingskracht hebben. Dit kan gaan van de bewondering van de architecturale complexiteit of kwaliteit door fotografen, ontwerpers of artiesten tot de avontuurlijke ontdekking door ‘urban explorers’ of historici die de belangrijke geschiedenis van een stad niet zomaar willen zien verdwijnen.

De verloedering die met structurele leegstand komt kijken trekt criminaliteit aan en kan zorgen voor een negatieve spiraal voor de hele buurt. In het kader van duurzaam en zuinig ruimtegebruik moeten we leegstand zien als een kans om bestaande stedelijke structuren te kunnen verdichten. Wat vaak ontbreekt is een duidelijk en overzichtelijk beeld van leegstaande gebouwen of gebouwen waar herbestemming mogelijk is (Sterkens et al., 2013). Vaak is er geen eenduidig beleid voor het aanpakken van leegstand of het herbestemmen van kwaliteitsvolle gebouwen en kan dit ook ontstaan vanuit een publiek initiatief. Echter zien we bij de grote complexe projecten wel meestal samenwerkingsverbanden ontstaan en kan de stad de rol van regisseur of partner aannemen. Wanneer steden zelf het initiatief nemen vanuit een proactief standpunt komt dit vaak voor in de vorm van een RUP. Het voordeel dat dit soort projecten heeft is dat de stad zich kan uitspreken over het algemeen belang en de doelstellingen die men vooropgesteld heeft voor dat stadsdeel (Sterkens et al., 2013)

Er zitten ontelbare positieve mogelijkheden verborgen in deze stalen reuzen. Het antwoord op de vraag wat we met deze gebouwen moeten doen zou vroeger een snelle keuze geweest zijn, aangezien het ontwikkelen van een nieuw gebouw op een greenfield eenvoudiger en goedkoper is (Franken, 2011)

Leegstand is een veelvoorkomend probleem dat ondanks er toch vraag is naar ruimte blijft bestaan en kan leiden tot veiligheidsproblemen en economische schade (Sterkens, Coppens, & Van Acker, 2013). Een succesvolle manier om met leegstand om te gaan kan gevonden worden in herbestemmingsprojecten omdat ze zonder nieuwe ruimte in te nemen toch buurten kunnen opwaarderen en nieuwe ruimte beschikbaar kunnen stellen.

Het historische karakter van deze industriële terreinen draagt bij aan een unieke identiteit. De restanten van deze bouwwerken en installaties dragen een lange geschiedenis met zich mee. De ‘geest van de plek’ kan aanzien worden als een troef en mag niet verloren gaan tijdens de herontwikkeling. De kwaliteiten van de bestaande gebouwen bieden potenties om zich te kunnen onderscheiden van nieuwbouwprojecten, al brengt dit ook andere moeilijkheden met zich mee. Het is niet eenvoudig om deze verouderde structuren overeen te stemmen met hedendaagse normen en functies, wat creativiteit en doorzetting vraagt van de ontwerpers en uitvoerders (van Hoof et al., 2019)

4 -

Het grote tekort aan ontwikkelbare terreinen in Vlaanderen heeft ervoor gezorgd dat ook hier het stimuleren van de brownfieldontwikkeling prioriteit heeft gekregen omdat deze terreinen kunnen bijdragen aan de heropleving van stadskernen en ontwikkeling van nieuwe activiteiten die voor verschillende sectoren zoals economie, huisvesting en natuurontwikkeling belangrijk zijn. Het is daarom essentieel voor duurzame ontwikkeling dat een geïntegreerde en multidisciplinaire aanpak gehanteerd wordt waarbij het project niet enkel focust op saneringswerken maar evenveel op andere belangrijke locatie- en projectspecifieke randvoorwaarden zoals leefmilieu, huisvesting, economische ontwikkeling en natuurkwaliteit (OVAM, 2003)

7

Men tracht meer en meer de unieke potenties van deze plekken om te zetten in kwaliteitsvolle gebiedsontwikkelingen om een duurzaam alternatief te vormen dat rekening houdt met de waardevolle geschiedenis en identiteit. Het herbestemmen van bestaande gebouwen draagt ook bij tot een divers proces en een nieuwe horizontale aanpak waarbij verschillende stakeholders betrokken worden. Omdat de gebouwen al betekenis hebben voor de omwonenden wordt het proces gevoeliger maar daardoor kan men ook meer draagvlak creëren wat uiteindelijk leidt tot een geslaagd project (Franken, 2011)

Fig Hoogoven Charleroi

Een brownfield kan in de ogen van de omwonenden of gebruikers van de stad de reputatie en beleving van een wijk of stadsdeel aantasten. De vervuilingsgraad, geschiedenis of schaal van deze sites werden vanuit een probleemstelling benaderd. Het huidige ruimtebeslag en nieuwe doelstellingen vragen om een alternatieve benadering waar de potentie voor stedelijke verdichting een uitgelezen kans vormt en biedt de mogelijkheid om aan grootschalige stadsontwikkeling te doen. De kwaliteiten van slimme brownfieldontwikkelingen in de binnenstad kunnen bijdragen aan het verhogen van de densiteit, diversiteit en de groen-blauwe structuur van de stad (van Hoof et al., 2019). Het kan als een ruimtelijke tool gebruikt worden om niet alleen de site zelf maar ook het omliggende stedelijk weefsel op te waarderen. Daarvoor is wel een sterke analyse, visie en masterplan voor het project noodzakelijk.

industriële relicten :

Fig 3 : Molens van Deinze

Voorbeelden

1 :

Het beperken van het ruimtebeslag vormt één van de grootste uitdagingen op vlak van ruimtelijke planning in België. De grote aanwezigheid van brownfields in voormalige industriële regio’s kunnen aan de hand van heropwaardering kansen bieden voor duurzame stadsplanning (Petit, Statolla, Swinnen, Neyt, & Hallot, 2022)

2

Fig : Centrale Langerbrugge

8

Fig 4 : Efficiënt ruimtegebruik

Ondanks vele steden hun maximale capaciteit bereikt hebben blijven ze groeien als gevolg van hun verhoogde aantrekkingskracht waar het ruimtelijk beleid de laatste decennia op heeft ingezet. In combinatie met het feit dat steden fungeren als migratiepoorten aangezien er zich hier meer opportuniteiten bevinden zijn steden demografische en economische groeipolen (Departement Omgeving, 2018) De leefbaarheid van stedelijke regio’s komt onder druk te staan door de aanhoudende toename van bevolking en economische activiteiten wat een sterke spreiding en uitbreiding van deze steden met zich meebrengt.

De maatschappelijke kosten die betrekking hebben op het ruimtegebruik in Vlaanderen zullen alleen maar toenemen als het ruimtelijk beleid dat gericht is op verdichting en het terugdringen van de toename van het ruimtebeslag geen doorslag krijgt. De hoge mate van ‘urban sprawl’ in Vlaanderen maakt het moeilijk om antwoorden te bieden op uitdagingen zoals klimaatverandering, demografische wijzigingen en energietransities (Pisman, Mertens, Loris, & Vervoort, 2019). Efficiënter ruimtegebruik moet het primair uitgangspunt zijn van nieuwe ontwikkeling door deze een plaats te geven binnen het bestaand ruimtebeslag zonder de leefkwaliteit aan te tasten. Het moet daarentegen juist een strategie zijn om de klimaatbestendigheid te verhogen. Dit vereist nauwkeurig en projectspecifiek

1.3 Relevantie herbestemming

maatwerk dat afhankelijk is van lokale factoren (Departement Omgeving, 2018).

Veel historische steden waren niet klaar voor de demografische evoluties en economische groei in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog. Overal in Europa zagen we dat steden zich drastisch bleven uitbreiden met als gevolg dat er veel naoorlogse wijken nabij het stadscentrum aan vernieuwing toe zijn. Aan de andere kant bieden dergelijke gebieden een geweldige kans om de uitdagingen waar steden de dag van vandaag mee geconfronteerd worden aan te pakken. Steden moeten manieren vinden om te kunnen omgaan met zowel kwantitatieve als kwalitatieve demografische veranderingen (Sub.urban, 2018) De bestaande bebouwde omgeving, de infrastructuur en de mobiliteit zullen moeten verduurzamen en steden zullen compacter wonen en werken moeten bieden die wel aantrekkelijk en betaalbaar blijven. Deze uitdagingen, maar ook de oplossingen, doen zich voor in wat men ‘the fringe’ noemt. De succesvolle transformatie van deze randgebieden zal kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van meer compacte en leefbare steden door een alternatief te bieden op de sprawl. Nadat vele steden de afgelopen decennia vooral ingezet hebben op hun historische binnensteden wordt de focus nu verschoven naar de randgebieden (Sub.urban, 2018)

9

Fig 6 : Upstream model

“Industrial heritage contributes to the orientation possibilities inside the city, providing variety, uniqueness and attractiveness to an urban fabric and to public spaces within it. Regeneration of a decaying industrial brownfield opens a recovery of the whole district.” (Horicka, 2013, p. 1)

“Public authorities should better understand and value the potential of industrial heritage, which can become a key element for sustainable territorial and socioeconomic regeneration.” (Dervoz, 2013, p. 1)

De verschillende voordelen dat erfgoed kan brengen aan de economie, de maatschappij, cultuur en het milieu worden aangetoond in een rapport uit 2015 ‘Cultural Heritage Counts for Europe (CHCFE)’ dat werd uitgevoerd met steun van het EU Culture programma gecoördineerd door Europa Nostra. De twee modellen die hierin worden aangehaald bieden een ander perspectief op de rol en de impact van cultureel erfgoed bij duurzame ontwikkelingen (Miss Miyagi, 2019) Het ‘downstream model’ heeft betrekking op erfgoedinvesteringen waar de hoofdzakelijke doelstelling de restauratie of herbestemming zelf is. Ondanks deze soort van investeringen wel bijdragen aan de vier pijlers van duurzame ontwikkeling zoals geformuleerd door UNESCO: economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling, culturele ontwikkeling en milieu-technische ontwikkeling blijft de impact eerder beperkt en worden ze over het algemeen niet strategisch ingezet. Het gebouw kan bijvoorbeeld

Fig 5 : Downstream model

wel werkgelegenheid creëren of sociale connecties versterken maar de specifieke eigenschappen van het erfgoed worden niet direct gebruikt als hefboom om de bijdrage van lopende processen van economische, sociale en milieu-technische ontwikkelingen te maximaliseren zoals dat bij het ‘upstream model’ het geval is. Door investeringsprocessen te versterken door middelen te gebruiken uit andere domeinen en sectoroverschrijdende samenwerkingen aan te gaan kan men een meerlagig raamwerk bekomen waar voordelen voor zowel het erfgoed zelf als voor duurzame ontwikkelingen worden bekomen en een win-win situatie wordt gecreëerd. Het CHCfE project wil dus aantonen dat investeringen in cultureel erfgoed niet alleen kunnen bijdragen aan de versterking van cultuur maar dat ze ook kunnen ingezet worden als raakvlak tussen verschillende beleidsdomeinen (Miss Miyagi, 2019).

In het kader van stadsvernieuwing merken we op dat het industrieel erfgoed meer en meer onderdeel wordt van herbestemmings- en vernieuwingsprojecten (Zhang et al., 2021).Herbestemming van bestaand vastgoed kan een kwaliteitsvol alternatief zijn om in te spelen op het toenemend ruimtebeslag en kan een bijdrage leveren aan het terugdringen van leegstand. Hierbij is het natuurlijk belangrijk dat zowel de private als publieke sector zich actief engageert door tijdig initiatief te tonen (Hek et al., 2004).

Onderbenutte terreinen moeten op een efficiënte manier ingezet kunnen worden om transformaties toe te laten die vertrekken vanuit maatschappelijke ambities (van Hoof et al., 2019)

Dekrijgt.architecturale

Twee thema’s die vaak geassocieerd worden bij nieuw gebruik voor verlaten industriële gebouwen en terreinen zijn kunst en toerisme. Fabrieken worden overal ter wereld omgevormd tot musea en andere culturele locaties hopen de sleutel tot de vernieuwing van hun economische ontwikkeling op deze manier te vinden (Berens, 2010) De geschiedenis van een plek met de bijhorende infrastructuur kan een perfecte omkadering vormen voor een cultureel programma dat net die geschiedenis zelf in de kijker zet. Op deze manier krijgen deze herbestemmingsprojecten niet alleen een nieuwe functie maar vormen de overgebleven structuren het platform voor de tentoonstelling van de oorspronkelijke functionaliteit en werkt men aan het behoud van het cultureel erfgoed op een geïntegreerde en duurzame manier. Daarbij kunnen andere functies gelinkt worden zoals horeca en commerciële voorzieningen zodanig dat de locale economie en levendigheid ook een boost

typologie die samenhangt met industrieel erfgoed zoals grote overspanningen en ruwheid vormen unieke ruimtes voor hedendaagse kunst waar plaats is voor verschillende schalen van sculpturen (Berens, 2010).

In een rapport van De Europese Federatie van Verenigingen voor Industrieel en Technisch Erfgoed (E-FAITH) uit 2013 gericht aan de Raad van Europa (RvE) worden enkele uitdagingen rond industrieel erfgoed aangehaald. Niet enkel in België maar over heel Europa kan men stellen dat industrieel erfgoed kwetsbaar is door het gebrek aan bewustzijn, documentatie, erkenning of bescherming. Versterkt door economische trends, negatieve percepties en moeilijke milieukwesties die meestal samenhangen met een overweldigende complexiteit riskeert het verloren te gaan. Er hangen meer kosten aan vast dan bij nieuwbouw, denk maar aan de grondvervuiling die er meestal mee gepaard gaat (Mooij, 2016).

“Brownfieldprojecten hebben omwille van hun ligging, identiteit en grootte vaak een prominente rol in te vullen.” (van Hoof et al., 2019, p. 12)

Zowel culturele componenten zoals de maatschappelijke geschiedenis als de materiële constructies van industrieel erfgoed vormen samen een essentieel onderdeel van de Europese identiteit omdat het een weerspiegeling is van de historische interactie door de overdracht van vaardigheden, expertise en technologische processen over verschillende landen. Deze geschiedenis mag niet zomaar verloren gaan en moet gewaardeerd worden door deze plekken een nieuwe toekomst te geven waar nieuwe kansen kunnen ontstaan voor stadsuitbreiding, kernversterking, vergroening en een mix aan functies (Dervoz, 2013).

Het heractiveren van brownfields krijgt steeds meer aandacht in het Vlaamse landschap aangezien de druk op de open ruimte steeds groter wordt en omdat ontwikkelaars erin slagen om rendabele projecten te realiseren die een ecologische en maatschappelijke meerwaarde kunnen creëren. Om de dichtheid te kunnen verhogen moet gekeken worden naar onze historische erfenissen als belangrijk potentieel om de vooropgestelde doelen te kunnen nastreven. Aan de hand van de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen wil men het hergebruik van brownfields stimuleren om aan de doelstellingen rond de vermindering van het bijkomend ruimtebeslag te voldoen.

10

Als herbestemmingen van industriële sites op een efficiënte en correcte manier worden ingezet kunnen we bijdragen aan een optimale leef- en werkomgeving dat in overeenstemming is met de doelstellingen uit het ‘BRV’. Deze strategische visie introduceert een kader en toolbox waarmee men aan de slag kan gaan. Deze ‘10 kernkwaliteiten van een kwaliteitsvolle leefomgeving’ worden doorheen het ontwerp in het achterhoofd gehouden als fundering voor bepaalde beslissingen.

11

Fig 7 : De 10 kernkwaliteiten

De ruwheid van deze voormalige industriële gebouwen doet mensen denken aan de ateliers waar de kunstenaars zelf in zouden werken en vormen daardoor een uniek decor waarbij volledig ingespeeld kan worden op de ‘Genius Loci’. De opvallende structuren van industrieel erfgoed kunnen ook op een andere manier ingezet worden zoals het creëren van een toeristische trekpleister. Dit komt reeds voor op een illegale manier genaamd ‘Urban exploring’ of ‘Urbex’ maar wanneer het mogelijk gemaakt kan worden om de verouderde structuren op een veilige manier open te stellen voor het publiek kan dit bijdragen tot een duurzame transitie van een gebied. Wanneer de wereld van cultuur en economische ontwikkeling samengevoegd kan worden krijgen deze plekken de kans om uit te groeien tot nieuwe centrumpunten. Aangezien deze structuren en gebouwen meestal van een bepaald grootteorde zijn komen hier heel wat investeringen bij kijken, daarom speelt de overheid een belangrijke rol bij de herbestemming ervan. Argumenten om dit te ondersteunen zijn jobcreatie, een nieuwe plaatselijke

Om een bestaand gebouw duurzaam te maken op lange termijn moet het gebruik enerzijds afgetoetst worden op het gebouw maar anderzijds moet de invulling flexibel genoeg zijn om verandering en evolutie doorheen de tijd mogelijk te maken. Zodanig dat de structuur een soort omhulsel wordt voor evoluerende maatschappelijke activiteiten (Hek et al., 2004).

identiteit en vooral de economische groei als gevolg van het toerisme (Berens, 2010).

12

“De opdracht voor de ontwerper-onderzoeker is om zo te werken dat er aan de eisen voor goed onderzoek voldaan wordt: doelgericht, betrouwbaar, consistent, transparant en bruikbaar.” (Nijhuis, de Vries, & Noortman, 2017, p. 282)

Het resultaat zal geen puur objectief karakter hebben maar moet wel opgebouwd en gebaseerd zijn op feitelijke data en observaties. Elke ontwerper zal unieke ruimtelijke antwoorden bieden, maar de ontwerp experimenten zullen wel leiden tot algemeen toepasbare principes (Nijhuis et al., 2017)

1.4 Onderzoeksmethodiek

“De ontwerper speelt een belangrijke rol in het aanscherpen van de vraag van de opdrachtgever, te beginnen in het kritisch in vraag stellen van de opgave.” (Wouters & Pieters, 2019, p. 24)

ONTWERPEND ONDERZOEK :

Wanneer verschillende ideeën ontstaan tijdens het participatietraject moet de ontwerper kritische vragen kunnen stellen: is het gebouw compatibel met het programma? Is het programma niet te overladen? Heeft deze functie een impact op de omgeving? Versterkt dit concept de identiteit van de plek? (Wouters & Pieters, 2019)

Zowel de studie van wetenschappelijke en relevante bronnen als het empirisch onderzoek werd gebruikt om tot een concreet ontwerpvoorstel te komen. Op basis van de studie van deze relevante literatuur werd er een overkoepelend beeld geschept over actuele bevindingen, aanbevelingen en valkuilen waarmee rekening gehouden werd bij het verder ontwerpend onderzoek. Versterkt door relevante casestudies werden bepaalde inzichten verworven en tendensen blootgelegd. Daarnaast vormt de synthese van de huidige beleidsvisies en studies over deze specifieke case een waardevolle fundering. Deze studies en beleidskaders bevatten heel wat belangrijke informatie en uitgangspunten die verwerkt zijn in het ontwerp. Op deze manier heb ik een concrete probleemstelling en onderzoeksvraag kunnen definiëren. Verder werd een persoonlijke ruimtelijke en maatschappelijke analyse gemaakt om mijn ontwerpend onderzoek op te baseren.

Het doel van deze masterproef is om te kunnen bijdragen tot een positieve en duurzame toekomst voor de Electrabelsite in Aalst.

“Een lokaal bestuur hoeft deze herontwikkeling ook niet zelf uit te voeren, maar een herbestemming kan wel gestuurd worden vanuit een overheidspositie die het maatschappelijk belang blijft verdedigen.” (van Hoof et al., 2019,p. 64).

Doorheen de jaren is er in Vlaanderen al heel wat ervaring en expertise opgebouwd in het kader van brownfields en vormt daarom één van de voorlopers. Dertien Vlaamse centrumsteden richtte samen het ‘Kenniscentrum Vlaamse Steden’ op met het doel om de stedelijkheid in Vlaanderen te ondersteunen en te versterken aangezien dit een essentieel aspect is van duurzaamheid en democratisch beleid. Hun activiteiten spelen zich af rond 5 pijlers: kennisverzameling en dit toegankelijk maken, kennisontwikkeling, kennisbemiddeling, netwerkvorming en het beïnvloeden van beleid (van Hoof et al., 2019)

2.1 Inleiding

LITERATUURSTUDIE

02

13

In de literatuurstudie worden verschillende eigenschappen van kwaliteitsvolle herbestemming onderzocht door middel van relevante literatuur en voorbeeldprojecten.

Over heel België zijn industriële resten te vinden waar veel steden en gemeenten oplossingen voor moeten zoeken. Ze worden meer en meer gezien als een antwoord op de hedendaagse problemen die zich voordoen zoals het beperkt aanbod open ruimte dat onder druk komt te staan door de toenemende bevolking. De moeilijkheden dat de vervuiling en de herbestemming met zich meebrengt vormt voor veel gemeenten een drempel om aan de herontwikkeling te beginnen. Omdat grotere centrumsteden vaak meer middelen en kennis hebben bevinden geslaagde projecten zich vaak in de stedelijke omgeving (van Hoof et al., 2019)

Het gevoel van verlies als gevolg van de deïndustrialisatie van bepaalde gebieden kan ook worden gekoppeld aan de vorming van een identiteit van een plek. Het revitaliseren en herontwikkelen van industrieel erfgoed wat een bepaald soort toerisme als gevolg kan hebben heeft een sterke impact op de identiteitsvorming (Jagodzińska et al., 2015).

Erfgoed heeft zeer duidelijke regionale kenmerken en verschillen. Het ontwikkelingstraject heeft ervoor gezorgd dat elke regio zijn representatieve industriële types heeft. In de Waalse regio bevindt zich eerder de zware industrie, in Vlaanderen de textielindustrie en in Brussel de dienstensector (Zhang et al., 2021) Deze zijn een logisch gevolg van de plaatsgebonden en maatschappelijke kenmerken en zijn goed op elkaar afgestemd. Veel van dit erfgoed heeft te maken met transport en mijnbouw, omdat hier nog veel overblijfselen van zijn. Het erfgoedtoerisme is vooral gefocust op een soort van beleving van de geschiedenis waarbij deze terreinen worden gezien als levensgrote musea.

Wat we merken bij de traditionele stadsontwikkeling is dat gebieden steeds meer een neutrale identiteit krijgen als gevolg van de globalisering (Thomassen, 2013). Gestandaardiseerde processen en universeel vastgelegde regels tasten de gebiedsidentiteit aan wat vroeger zeer specifiek was per regio. Dit kan gezien worden als het DNA dat gevormd wordt door locatiespecifieke factoren dat de ruimtelijke vormgeving procesmatig heeft doen evolueren wat zorgt voor een bepaalde vorm van gelaagdheid. Herbestemming kan een nieuwe layer vormen van de DNA van een bestaande identiteit waardoor het zich terug kan onderscheiden van andere plekken. Aangezien deze bestaande gebouwen een onderdeel zijn geworden van de directe omgeving en vaak gezien worden als herkenningspunt is het bij herbestemmingsprojecten essentieel dat de beeldkwaliteit bewaard of versterkt wordt zodat de plaatselijke identiteit waarmee de bewoners zich identificeren niet verloren gaat. De emotionele waarde van een gebouw tot zijn omgeving kan een reden zijn waarom men kiest voor herbestemming in plaats van sloop (Hek et al., 2004). Zo zijn er in België een aantal succesvolle herbestemmingen en opwaarderingen geweest die het bewijs zijn dat industrieel erfgoed zeker een plaats heeft in de toekomst van onze bebouwde omgeving.

2.2 Gebiedsidentiteit

De identiteit of geest van een plek wordt altijd beïnvloed door een breed scala aan factoren. In Europa is het vaak het cultureel erfgoed dat een grote invloed heeft op de identificatie van plaatsen. Verschillende onderzoekers impliceren dat engagement met cultureel erfgoed kan leiden tot een groter nationaal bewustzijn, sociale cohesie en gevoel van identiteit (Jagodzińska et al., 2015). Het erfgoed blijkt een belangrijke factor te zijn om verschillende steden te onderscheiden maar dit wil niet zeggen dat het bewustzijn van erfgoed en de waardering ervan zich zal vertalen in de noodzakelijke belangstelling in termen van bescherming of investering. Het CHCfE project stelt dat cultureel erfgoed een significante rol speelt bij de vorming van de identiteit van een plek. Daarom speelt het ook een essentiële rol bij het versterken van de sociale cohesie.

14

CASE 1 : Gebiedsidentiteit

Door op een doordachte manier hedendaagse infrastructuur toe te voegen aan bestaande gebouwen geeft men een nieuwe betekenis aan de plek dat de nadruk legt op het belang van de geschiedenis. Er bevinden zich hier erfgoedruimtes waar de originele relicten tentoongesteld worden. C-mine is een goed voorbeeld hoe men kan omgaan met de wisselwerking tussen oud en nieuw.

De milieuschadelijke kenmerken van post-industriële landschappen zoals vervuiling moeten omgevormd worden en de terreinen moeten teruggeven worden aan productieve doeleinden zodat ze opnieuw geïntegreerd worden in de omringende gemeenschap. Al is de complexiteit van dit soort projecten zeer hoog aangezien de uitgangspunten en de benadering van de verschillende betrokken partijen steeds anders is. De oplossingen van een ontwerper zijn vaak niet dezelfde als voor een ontwikkelaar of gebruiker. Voor sommigen is de hoofdfocus het esthetische terwijl andere maatschappelijke doelstellingen misschien achterwege

Van mijnsite naar stedelijke ruimte :

15

Fig 9 : C-mine : compressorenhal

Fig 8 : C-mine

C-mine is een industriële mijnerfgoedsite in Genk. Deze site is op een unieke manier omgevormd tot creatieve en culturele hub met speciale aandacht naar het behoud van de specifieke identiteit. Er worden tal van functies gecombineerd om deze historische plek te laten bruisen van activiteit waar plaats is voor educatie, kunst, innovatie en andere commerciële functies. Het is een broedplaats voor jong talent en heeft een belangrijke impact op het stedelijk en economisch weefsel van de stad.

worden gelaten. Ideaal zouden herinrichtingsprojecten meer gestuurd moeten worden vanuit economische en socio-culturele standpunten (Loures, 2015). De grootste belemmering bij het ontwikkelen van post-industriële sites blijkt de hoge ontwikkelingskost en de uitdaging om financiële steun te verkrijgen. Daarentegen zijn de grootste voordelen het creëren van groene open ruimte en het creëren van nieuwe werkgelegenheden. Postindustriële landschappen worden meestal ondersteund door bestaande infrastructuur aangezien deze terreinen een grote impact hebben gehad op de groei van een gebied.

2.3 Ruimtelijke impact

Het fysieke deel van de ontwikkeling vormt misschien wel het belangrijkste deel. Lokaal maatwerk staat in contrast met de standaardisering van bouwproducten en methoden. Op het vlak van erfgoed in de brede zin van het woord zijn correcte overwegingen qua vormgeving essentieel als men met respect wil omgaan met het industrieel relict. Herontwikkeling maakt het daarom vaak complexer dan een nieuwbouwproject, de veelzijdigheid van deze projecten eist maatwerk. Het kan ook van belang zijn om het adaptief vermogen te versterken door de invulling functieneutraal te maken, zodat op termijn veranderingen kunnen plaatsvinden (Bergevoet & van Tuijl, 2013)

Schaalverkleining

Als ontwerper of visievormer moet je een onbevooroordeelde houding kunnen aannemen om een vrije ‘lezing’ te kunnen maken van de architecturale en stedenbouwkundige structuren. De aanwezige kwaliteiten moeten vastgesteld worden om deze te versterken in het nieuw concept. Een herinterpretatie van het bestaande kan leiden tot nieuwe inzichten, maar de kennis van het bestaande staat centraal om de gebruiksmogelijkheden te kunnen verbeelden.

Close reading

16

Daarnaast is de industrie altijd verbonden aan elementen zoals water, waarlangs het transport vaak georganiseerd was. Vaak vormen industriële sites een barrière, deze verlaten terreinen zijn meestal ontoegankelijk (Dijk & Gelder, 2012). Daardoor is de relatie tussen de woonkern en de plaatselijke rivier vaak verstoord. Aangezien de oorspronkelijke functie van deze terreinen verdwenen is zijn veel steden bezig aan een proces van herontwikkeling. Ook in Aalst zien we dat heel het Dendergebied een transformatie ondergaat. De kwaliteit van de waterwegen probeert men te herstellen en op deze manier kan de woonkern terug verbonden worden met de rivier. Nu deze gebieden een transformatie doormaken kunnen er enkele aandachtspunten gedefinieerd worden die de functionele en visuele relatie herstellen tussen de stad en het water. De herbestemde industriële terreinen moeten gezien worden als een uitloopgebied van het centrum waar een kwaliteitsvolle mix van functies ervoor zorgen dat dit naadloos aansluit bij het centrum en voldoende aantrekkingskracht heeft. Een ander belangrijk aspect is dat er een nieuwe ontsluiting moet ontstaan dat de publieke doorwaadbaarheid van deze gebieden garandeert. Zo kunnen er bruggen gebouwd worden met nieuwe doorsteken die afgewisseld worden door kwaliteitsvolle verblijfsplekken. De zichtbaarheid van het water kan werken als aantrekkingskracht, daarom moeten er nieuwe zichtlijnen geaccentueerd worden die mensen naar het water zullen leiden. De verouderde gebouwen kunnen werken als ‘landmark’ die de zichtbaarheid en historische identiteit versterken en het gezicht zullen vormen van de plek (Dijk & Gelder, 2012). De herbestemming van industriële gebouwen zorgt voor een herleving van het gebied intern maar kan ook een kwaliteitsvolle impact hebben op de externe functionele relaties met de omgeving. Het kan op die manier ook de context zelf in verbinding brengen met elkaar door bijvoorbeeld het stadscentrum opnieuw te verbinden met de plaatselijke rivier. De herbestemming kan ervoor zorgen dat de algemene toegankelijkheid van een gebied verhoogd wordt (Dijk & Gelder, 2012)

Wanneer het bestaand gebouw niet voldoet of te groot is voor de nieuwe functies kan dit instrument ingezet worden, dit zorgt voor kwaliteitsvol contextueel maatwerk en een gevarieerder aanbod en kan er gewerkt worden naar een vraaggerichte markt in tegenstelling tot een aanbodgerichte markt. Eventueel kan de grote ruimte van de turbinehal opgesplitst worden in kleinere ruimtes die verschillende activiteiten toelaten.

Op deze manier krijgt het verleden een plaats in de

Ruimtelijke integratie

Metabolisme

Er wordt hard ingezet op connectiviteit en nieuwe verbindingen wat een gevoel van samenhang met het centrum zal verzekeren. Verschillende wandel- en fietsroutes zorgen voor een aangename beleving en moedigen het gebruik van duurzame vervoersmodi aan. Het vormt letterlijk een uitloopgebied van het centrum.

Over heel het gebied zorgen verwijzingen naar het verleden voor een kwaliteitsvolle integratie van de geschiedenis. De kranen, sporen en goederenwagens creëren een maritieme sfeer terwijl nieuwe wijkparken, woonontwikkelingen en promenades een nieuwe impuls geven.

Oude dokken Gent

Fig 11 : Oude dokken : Kapitein Zeppospark

De connecties dat een ruimtelijk project maakt met zijn omgeving is een essentieel element. Volgens Bendiks en Degros (2020) zit de betekenis van een geslaagd project in de manier waarop het zich connecteert met de omgeving. Het is cruciaal om een typologie van verbindingen te ontwerpen in plaats van een typologie van plekken. Het kan bestaan uit een aaneenschakeling van pleinen, wandelroutes, straten en groene ruimten. Het zoeken naar de juiste manier om het projectgebied te verbinden met de omgeving zal onderdeel vormen van het proces.

toekomst.Fig10:

Er moet een balans gezocht worden tussen het project en de omgeving door het project te integreren in bestaande ecosystemen en deze trachten te verbeteren. Dit kan zowel gaan over water, afval en energiestromen als het metabolisme van de bodem, de planten en het bouwmateriaal (Bendiks & Degros, 2020). Rond dit onderwerp zijn al meerder beleidskaders opgemaakt die mij kunnen steunen in het maken van keuzes. Het project kan bijdragen aan de verhoging van de diversiteit van fauna en flora door een groot deel van de site te ontharden waardoor de uitbreiding van het stadspark en andere omliggende groengebieden gerealiseerd wordt.

CASE 2 : Ruimtelijke impact

De Oude Dokken in Gent kent een rijk industrieel verleden dat ondertussen wordt omgevormd tot volwaardig nieuw stadsdeel. Het voormalig havengebied was niet aantrekkelijk ondanks het toch relatief dichtbij het stadscentrum lag.

17

“Flexibele gebiedsontwikkeling is ontwikkelen gebaseerd op een conditie van permanente tijdelijkheid. Door niet langer in één keer te ontwikkelen, maar geleidelijk en in kleine stappen, ontstaat de wendbaarheid die past bij deze tijd. Door niet langer vanuit eindbeelden, maar juist met startbeelden te ontwikkelen, wordt de stad weer toekomstbestendig en flexibel.”

2.4 Een flexibele strategie

Een innovatieve aanpak voor ruimtelijke ontwikkeling is noodzakelijk bij de transformatie van het bestaande. Zo kan men zich beter richten op de wensen van de gebruikers en omgaan met onvoorspelbaarheid. Een aanpak die begint met een kleine stap, en zich stapsgewijs verderzet blijkt het beste te voldoen aan deze eisen volgens Bergevoet en van Tuijl (2013) Zo krijgt de ontwikkeling geleidelijk vorm vanuit bestaande kwaliteiten, in plaats van te beginnen van een tabula rasa. Het is essentieel om te vertrekken vanuit de huidige context en de identiteit van de plek. Deze nieuwe aanpak staat in contrast met wat men noemt ‘eindbeeldplanning’. Het flexibele ontwikkelingsmodel dat ‘startbeeldplanning’ wordt genoemd kan relatief opgevat worden in vergelijking met de schaal van het project, al gaat het over interieurs of grote stadsprojecten, er zijn altijd kleine stappen die men in het begin kan nemen om ervoor te zorgen dat er doorheen het proces kan ingespeeld worden op maatschappelijke of politieke dynamiek.

18

(Bergevoet & van Tuijl, 2013, p. 39)

Aan de basis van een succesvolle, flexibele en procesgerichte benadering van planning ligt de competentie en energie van de mensen die bij de stadsbesturen werken. Door deze flexibele manier van werken kunnen ze samen met private stakeholders nieuwe rollen aannemen die overgaan van de traditionele passieve regulerende rol naar een meer actieve, initiërende en faciliterende rol. Deze traditionele rol van ‘blueprint planning’ gaat uit van een kleine groep experten die ‘top-down’ beslissingen nemen in functie van nieuwe ontwikkelingen. Deze

De principes van circulaire economie worden meer en meer gebruikt door steden om de impact op het milieu te verbeteren want ze zijn steeds onderhevig aan transformatie wat altijd leegstand met zich meebrengt. Ruimtelijke planning gaat niet enkel over het fysieke aspect van de maatschappij maar gaat evengoed over sociale en culturele evoluties en ecologische behoeften. Daarom moeten beleidsmakers zichzelf steeds heruitvinden om nieuwe planningsstrategieën te overwegen en nieuwe filosofieën aan te nemen om een circulaire transformatie van de stad mogelijk te maken. Om dit te bekomen moet een nieuw soort planningsmodel gepromoot worden waarbij informatie over leegstand gekoppeld kan worden aan initiatiefnemers om nieuwe creatieve en innovatieve hubs te creëren (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, 2020).

Dit model bestaat meestal uit verschillende fasen beginnende bij het mappen en verkennen van lege en onderbenutte plekken die samengevoegd kunnen worden in een soort database of inventaris. Inclusieve participatieprocessen kunnen gebruikt worden om te experimenteren met visualisaties en ideeën te verzamelen voor het hergebruik van leegstaande panden.

manier is onvoldoende gebleken in het omgaan met de complexiteit van stadsvernieuwing. Het is veel productiever om te focussen op de dynamiek van het proces. Echter is deze flexibele manier van plannen enkel waardevol wanneer steden hun planning aanpassen uit de geleerde lessen (Pisman et al., 2019)

Op deze manier wordt er betrokkenheid gecreëerd en krijgt men een zicht op de belangen en noden van stakeholders dat een groter draagvlak met zich mee zal brengen. Vervolgens wordt de maatschappelijke meerwaarde van deze potentiële nieuwe functies beoordeeld rekening houdend met de economische en sociale impact van alternatieve mogelijkheden waarbij nieuwe ideeën voor hergebruik afgetoetst worden aan de algemene ontwikkelingsstrategie.

Men kan het proces van herbestemming onderscheiden op de manier waarop het tot stand wordt gebracht. Wanneer het gebouw zelf het startpunt vormt voor de zoektocht naar nieuwe gebruiksmogelijkheden spreken we van een aanbodgestuurde herbestemming (Hek et al., 2004). Een onderzoek wordt gedaan naar de geschikte functies vanuit de eigenschappen van het gebouw. Op deze manier kunnen bepaalde functies meteen uitgesloten worden en kunnen de eerste ideeën voor de toekomstige functies worden bekomen. De verschillende eisen van de toekomstige gebruikers zoals de eigenaar, de ontwikkelaar, de huurder, de bewoners

Deze planningsstrategie heeft vergelijkbare kenmerken met het proces voor geïntegreerde gebiedsontwikkeling zoals dat gedefinieerd wordt in de strategische visie van het ‘BRV’ en duidt op nieuwe doelstellingen die beleidsmaker voorop zetten (Departement Omgeving, 2018). Dit dynamisch proces dat gericht is op bovenlokaal niveau tracht vanuit een sterke visie verschillende projecten op elkaar af te stemmen waarbij vergelijkbare stappen gezet moeten worden om deze kwaliteitsvolle samenwerkingen te bekomen. Deze gebiedsgerichte en geïntegreerde werking draagt dus ook bij om een circulaire transformatie mogelijk te maken op bovenlokaal niveau.

Fig 12 : Proces voor geïntegreerde gebiedsontwikkeling

19

2.4.1 Matchmaking

Als laatste is het essentieel om een gewoonte te maken van regelmatige herziening en verfijning van de strategie als mechanisme van evaluatie (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, 2020)

of klant moeten op elkaar worden afgestemd. Aan de hand van een marktonderzoek dat gepaard gaat met stedenbouwkundige of architecturale visies kan men potentiële gebruikers aantrekken die een ruimtevraag hebben. Gelijktijdig kan onderzoek uitwijzen welke behoeftes een bepaalde voorziening nodig hebben om de interesse van potentiële investeerders op te wekken. Wanneer een gebruiker zoekt naar een geschikte locatie spreken we van vraaggestuurde herbestemming (Hek et al., 2004). Het startpunt hier is de behoeften van de gebruiker en wordt er gezocht naar een potentiële match tussen de vraag en het aanbod.

Een methodologie voor herbestemming:

Een voorbeeld van een dienstverlenende organisatie dat zich specialiseert in het samenbrengen van vraag en aanbod is Miss Miyagi. Ze hanteren een nieuwe vorm van procesmatige flexibiliteit waar ruimtezoekende en aanbiedende partijen bij elkaar gebracht worden om zo een win-win situatie te bekomen waarbij het ruimtelijk probleem een correcte invulling krijgt. Deze alternatieve vorm van projectontwikkeling focust zich vooral op projecten met een positieve maatschappelijke impact en adviseert burgers of organisaties met een ruimtevraag bij elke fase van het ontwikkelingsproces. Ze vormen een toegankelijk platform om partijen succesvol bij elkaar te brengen.

aan ontwikkelaars om de historische gebouwen mee te herbestemmen. Bij projecten van alternatieve ontwikkelaars vormt het startpunt meestal de eigenheid van het te herbestemmen gebouw waarbij een hogere graad van experimentatie en programmatische diversiteit bij komt kijken. De betrokkenheid van de ontwikkelaars vormt een cruciaal aspect maar ze zijn gevoeliger aan financieringsuitdagingen (Miss Miyagi, Hoe2019)

20

“De laatste jaren wordt er vanuit het Vlaamse en stedelijke beleid hard ingezet op het herbestemmen van bouwkundig erfgoed vanuit de visie dat gebruik de beste garantie is op behoud” (Miss Miyagi, 2019, p.3), maar dit is niet altijd even eenvoudig, daarom heeft Miss miyagi in 2019 de publicatie ‘Draaiboek alternatieve ontwikkelings- en financieringsmodellen voor moeilijk te herbestemmen erfgoed’ opgemaakt om aan de hand van verschillende recente projecten in Leuven te kijken wie het initiatief neemt bij herbestemmingsprojecten, waarna enkele succesfactoren de opportuniteiten en uitdagingen van het ontwikkelingsmodel verklaren. Verschillende initiatiefnemers kunnen onderscheiden worden zoals de stad zelf, professionele ontwikkelaars of alternatieve ontwikkelaars.

Bij projecten die de stad zelf initieert zien we dat de rol die de stad neemt heel divers kan zijn. Er zijn bijvoorbeeld projecten die in hun volledigheid gefinancierd en beheerd worden door de overheid of projecten waar het initiatief van de ontwikkeling genomen wordt door de stad maar een onafhankelijke uitbater voor wordt gezocht (Miss Miyagi, 2019). Er ontstaan nieuwe rolverdelingen waarbij verantwoordelijkheden en investeringen gedeeld worden met de gebruikers. Bij projecten van professionele ontwikkelaars speelt een economisch rendabel programma een grote rol waarbij een sterke focus ligt op residentiële ontwikkelingen of kantoren waarbij een stedenbouwkundige last wordt opgelegd

De methode van ‘Design Thinking’ kan vergeleken worden met ontwerpend onderzoek waarbij verbeelding en experimentatie gebruikt wordt om antwoorden te bieden op verschillende uitdagingen (Miss Miyagi, 2019). Het tracht op een inspirerende manier de input van stakeholders om te vormen in potentiële voorstellen om nieuwe inzichten te verkrijgen en het proces te versterken. Het is gericht op het opbouwen van ideeën op korte termijn om het gesprek verder te zetten in tegenstelling tot meer klassieke herbestemmingstudies waar te veel wordt uitgegaan van een soort ‘eindbeeldplanning’. Dit traject bestaat uit verschillende fasen zoals gedefinieerd in het ‘Draaiboek alternatieve ontwikkelings- en financieringsmodellen voor moeilijk te herbestemmen erfgoed’ (2019) zoals de observatiefase waarin zoveel mogelijk input over de context samengebracht moet worden.

succesvol bepaalde herbestemmingsprojecten worden heeft meestal te maken met de correcte match tussen ontwikkelaar of investeerder met het juiste gebouw of gebruikers waarbij nieuwe samenwerkingsvormen ontstaan. Zo kan bijvoorbeeld de herbestemmingskost beperkt worden wanneer er rekening gehouden wordt met de specifieke beperkingen en opportuniteiten van het gebouw bij het ontwikkelen van het programma. Als men als investeerder een emotionele of inhoudelijke band heeft met het project wordt het financiële aspect minder belangrijk waardoor de meerwaarde of kwaliteit het primair uitgangspunt wordt (Miss Miyagi, 2019)

CASE 3 : Matchmaking

Na jarenlange leegstand werd dit beschermd erfgoed getransformeerd tot ontmoetingsplek en innovatieve werkplek. Dit project werd opgestart door enkele Leuvense ondernemers die samen zochten naar een plek om hun krachten te bundelen.

Fig 14 : De Hoorn - Leuven

risico dat deze overladen wordt met functies, private belangen stemmen niet altijd overeen met het publieke belang. Het is dan ook aan de voortrekkers of ontwerpers om dit in goede banen te leiden. Ontwerpers zijn mee verantwoordelijk voor het draagvlak dat gecreëerd is voor de herbestemming. Een voordeel is dat zo’n scenario’s ondertussen al kunnen worden verbeeld en dat de vormgeving van de uiteindelijke visie een evident uitvloeisel is van het participatiemoment (Wouters & Pieters, 2019).

Fig 13 : De methodiek van ‘Design Thinking’

Bij herbestemming wordt er vaak gewerkt via participatieve trajecten, waarbij vanaf het begin een zo groot mogelijke groep betrokken wordt. Hieruit kan bepaald worden wie er geïnteresseerd is om gebruik te maken van het gebouw, zowel op korte als lange termijn. Toch zijn er hierbij ook valkuilen en dreigen zulke processen soms te eindigen waar ze gestart zijn. Ontwerpexpertise biedt de kans om de scenario’s die in de werksessies naar boven komen al eens te verbeelden, op hun haalbaarheid te onderzoeken en de kwaliteit ontwerpend te onderzoeken of te verhogen. De projectie van alle goede bedoelingen en ideeën van verschillende actoren op de herbestemming geeft het

De volgende fase bestaat uit het definiëren van de relevante randvoorwaarden of uitdagingen. Daarna bedenkt men een aantal mogelijke oplossingen voor de grootste uitdagingen in de vorm van ideeën die men later in een eerste versie van een geïntegreerd voorstel giet. In de testfase worden deze voorstellen geëvalueerd door de stakeholders waarna ze in de laatste fase geïmplementeerd en vastgelegd kunnen worden in de implementatiefase. De lokale stakeholders en de manier waarop zij georganiseerd zijn vormen de procesmatige randvoorwaarden van herbestemmingsmogelijkheden, het bestaat zowel uit formele stakeholders zoals overheden en investeerders als informele stakeholders zoals beheerders en omwonenden. Deze procesarchitectuur heeft betrekking op wie, wanneer en op welke manier invloed kan uitoefenen op een project (Miss Miyagi, 2019)

Met eigen financieringsmodellen werd de herbestemming gefaseerd gerealiseerd. Uiteindelijk is het uitgegroeid tot een bruisende creatieve hotspot dat de stedelijke dynamiek aan de Vaartkom versterkt heeft. Het kan gezien worden als een voorbeeldproject van flexibele en procesmatige gebiedsontwikkeling.

21

Door middel van bepaalde activiteiten te gaan promoten, te initiëren of te gaan ‘matchmaken’ kunnen we een ruimtelijke disfunctie omvormen tot een geactiveerde ruimte. Door een activiteit te initiëren creëren we beweging of een eerste gebeurtenis dat bepaalde stakeholders zal aantrekken. De potenties kunnen blootgelegd worden door het bewustzijn van een onderbenutte plek te verhogen waarbij de nadruk ligt op het belang van de plek tegenover de omgeving. Dit kan versterkt worden door een sterke visie of verschillende scenario’s uit te werken die in overeenstemming staan met het algemeen belang (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, Wanneer2020)

er wordt gekozen om dit soort sites te gaan activeren en nieuw leven in te blazen kunnen er aan de hand van ruimtelijke experimenten en initiatieven aan bepaalde behoeftes worden voldaan waar elders in de stad geen ruimte voor is, wat trouwens ook onderdeel kan vormen van het ontwikkelingsproces aangezien de doorlooptijd langer is dan bij een greenfieldproject (van Hoof et al., 2019). Tijdelijke invullingen worden vaak ingezet als katalysator tijdens dit traject om bepaalde kwaliteiten bloot te leggen of interesse op te wekken

In de laatste jaren merken we op dat meer en meer steden beginnen te experimenteren met het tijdelijk gebruik van onderbenutte ruimtes en gebouwen om stedelijke ontwikkelingsinitiatieven te promoten.

Er is een contrasterende dynamiek tussen de langzame verandering van de bebouwde omgeving en de veel snellere sociologische en demografische veranderingen van de maatschappij. Het vermogen om de gebouwde omgeving aan te passen aan de veranderende behoeften is beperkt door externe factoren (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, 2020). De structuur en morfologie van een stad is vaak gebouwd volgens de behoeften van de vroegere (industriële) samenleving, op maat van een kleinere populatiegrootte. Ondertussen ondergaan ze voortdurend processen van herstructurering zoals de deïndustrialisatie en suburbanisatie. Op momenten van groeiende spanningen krijgen ideeën zoals tijdelijk gebruik meer interesse omdat het ruimte biedt voor nieuwe behoeften en ambities met relatief weinig kosten. Het kan nieuwe functies en een nieuwe identiteit geven aan een bestaand gebouw dat zijn betekenis doorheen de jaren verloren heeft, al kan de geschiedenis van het gebouw wel een beslissende factor zijn bij het kiezen van de nieuwe functie.

22

De benadering van het ontwikkelingsproces kent vaak een bottom-up beweging, dat gesteund wordt door lokale bevoegdheden (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, 2020). Wanneer men op een innovatieve manier te werk gaat bij stadsvernieuwingsprocessen kunnen de bevoegdheden als bemiddelaar opkomen tussen de geïnteresseerde partijen voor het verlenen van ondersteuning en advies voor start-ups, sociale en culturele vernieuwers en verenigingen die interesse hebben in tijdelijk gebruik.

Op welke manier moeten we leegstaande of verlaten gebouwen benaderen?

als basis om de eerste ideeën uit te testen. Het is zeer belangrijk dat er een dialoog ontstaat tussen de experten en de eindgebruikers om het draagvlak te verhogen. Zo zal de plek met een eerder negatieve connotatie deel beginnen uitmaken van de ‘mentale stad’ waar de unieke kansen deze reputatie ombuigen. In die zin bieden projecten met langere doorlooptijd de unieke kans om een ‘bottom-up’ project te realiseren dat resulteert in een hogere slaagkans. Het besef dat men een actieve rol mag spelen bij projecten die uitmaken van de leefwereld van omwonenden zorgt voor een mentaliteitswijziging en vereist een open proces waarbij verschillende scenario’s doorheen de tijd kunnen veranderen. De constructieve bijdrage komt voort uit wederzijds respect tussen de gemeenten, de ontwikkelaars en de bewoners en kan leiden tot een breed gedragen project waar geëngageerde partijen zoals verenigingen bepaalde verantwoordelijkheden krijgen (van Hoof et al., 2019)

2.4.2 Tijdelijke invulling

In deze voormalige spoorweghal worden tijdelijke activiteiten georganiseerd in afwachting van de nieuwe ontwikkelingen. Tijdelijk gebruik is een manier om aan beleidsparticipatie te doen.

CASE 4 : Tijdelijke invulling

Ondanks tijdelijke projecten meestal economisch voordelig zijn is het sociale aspect niet automatisch gegarandeerd. Vaak komt bij een tijdelijk project een bepaalde sociale selectiviteit kijken, wat ervoor zorgt dat extra inspanning en expertise nodig is. Toch is de sociale dimensie van tijdelijk gebruik zeer belangrijk, het kan namelijk een aantal dingen teweegbrengen: Het kan de noden en potenties van een plek of gemeenschap bloot leggen of bepaalde discussies doen ontstaan. De geëngageerden die betrokken zijn bij het project blijven vaak op een bepaalde manier onderdeel van het verdere proces (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, 2020)

Economy and Sustainable Land Use, 2020)

De stad heeft enkele instandshoudingswerken gedaan zoals wind- en waterdichting om dit tijdelijk gebruik toe te laten. Ze moesten strategisch te werk gaan omdat ze oorspronkelijk maar vijf jaar kregen en omdat ze die investeringen moesten terugverdienen. Aan de hand van gerecupereerde materialen hebben ze de plek een leuke en goedkope invulling kunnen geven in samenwerking met een aantal vrijwilligers.

23

Fig 15 : Hal 5 - Kessel-Lo

Bij de Electrabelsite zagen we dit soort van initiatieven al ontstaan in de vorm van pop-ups en opnames voor het televisieprogramma ‘Mijn restaurant’ in de turbinehal.

Door te vertrekken vanuit lokale condities, en deze als uitgangspunt te nemen, in plaats van ze te verwijderen ontstaan belangrijke voordelen zoals lagere investeringskost bij de aanvang van het project. Hier kunnen verdienmodellen aan gekoppeld worden dat een financieel draagvlak creëert. Een ander voordeel is een kortere procedure en bouwtijd vooraleer het eerste gebruik kan plaatsvinden. Zo ontstaat ook een sociaal draagvlak en lokale kwaliteit (Bergevoet & van Tuijl, 2013)

In perioden van financiële crisis kunnen bewoners een belangrijke rol spelen om de stad dynamisch te houden ondanks de middelen van de publieke sector krimpt en de vastgoedmarkten vast komen te liggen. Dit overschot aan leegstaande en verwaarloosde gebouwen vormen een belangrijk instrument om deze stedelijke verandering mogelijk te maken. De ‘commons’ kunnen pas goed functioneren wanneer er correcte juridische beleidsinstrumenten worden toegepast om nieuwe partnerschappen met de burgers te laten ontstaan waardoor ze deze plekken op de juiste manier kunnen gebruiken, beheren en bezitten. De ‘commons’ kunnen gezien worden als de nieuwe infrastructuur om sociale ontwikkeling te stimuleren (Partnership on Circular

de kans is dat men het uiteindelijk project als positief ervaren (Mooij, 2016)

Het proces gaat over de manier van samenwerken tussen betrokken actoren bij herbestemming, gefaciliteerd door procesmatige instrumenten. Als men op een flexibele manier aan gebiedsontwikkeling wil doen moet de besluitvorming niet eenmalig zijn, maar continue door de partijen mee te nemen in samenwerkingsvormen, die ook op lange termijn invloed moeten kunnen blijven uitoefenen. Herontwikkelingen vinden plaats binnen een bestaand stedelijk weefsel waar al verschillende stakeholders gevestigd zijn. Door deze actoren vroeg in het proces te betrekken ontstaat er draagvlak, daarvoor moeten gebiedsgerichte en lokale processen ontstaan. Toekomstige gebruikers kunnen mee een ‘bottom-up’ beweging in stand zetten. Het is van belang om tijdens de ontwikkelingsperiode veranderende condities in acht te nemen waardoor een procesmatige dynamiek ontstaat, die in de verloop van de tijd bijgesteld moet kunnen worden (Bergevoet & van Tuijl, 2013)

Een brownfieldtraject is een dynamisch proces dat meestal een projectspecifieke strategie vereist in functie van de doelstellingen, randvoorwaarden en betrokken actoren. Verschillende activiteiten verlopen gelijktijdig en worden indien nodig regelmatig herhaald of opnieuw opgestart. Het vereist een continue en multidisciplinaire samenwerking over de verschillende ontwikkelingsstadia heen. De bereidheid van de betrokken actoren en de interactieve samenwerking vormt de sleutel om tot een succesvol en duurzaam eindproject te komen. Een constructieve en open dialoog tussen de verschillende partijen bij aanvang van de geplande ontwikkeling is essentieel. Doorheen het traject blijft de creatie van draagvlak voor de genomen beslissingen een doelstelling dat de kwaliteit van het eindproduct mee zal bepalen (OVAM, 2003).

2.4.3 Participatie

24

De focus moet liggen op de lange termijn van het hele project en de consistentie in de uitvoering is belangrijk zodanig dat de geplande voorstellen volledig tot hun recht komen. Desondanks is een correcte flexibiliteit van belang omdat het lange doorloopproces van herbestemming altijd te maken krijgt met onvoorziene omstandigheden. Dus zonder het einddoel uit het oog te verliezen moet er plaats zijn voor aanpassingen tijdens het traject.

Een braakliggend stuk grond stond te wachten op een nieuw stadsontwikkelingsproject, in afwachting hiervan werd ‘Lab Zorro’ opgericht. Aan de hand van verschillende tijdelijke invullingen werd in samenwerking met de omwonenden deze plek geactiveerd.

Zo werd er een sociaal draagvlak gecreëerd waarbij de bewoners betrokken werden bij het proces. Aan de hand van het succes van deze tijdelijke invullingen werd de toekomstige functie van het openbaar domein van het project bepaald. Zo ontstonden verschillende initiatieven die een meerwaarde hebben gecreëerd voor de buurt.

Fig 16 : Lab Zorro - Mechelen

Het proces van het herontwikkelen van brownfields is een zeer complex gegeven aangezien er meerdere partijen en verschillende belangen mee te maken hebben. Maar het proces van de totstandkoming van deze projecten vormt een essentieel onderdeel en kan een belangrijke succesfactor zijn bij het al dan niet slagen van een project. Transparantie voor alle betrokken actoren kan bijdragen tot een groter draagvlak waardoor er minder bezwaren zullen zijn tegen het project. Hoe vaker men wordt blootgesteld aan ontwerpvoorstellen of betrokken wordt bij beslissingsmomenten hoe groter

CASE 5 : Participatie

25

Bij de toepassing van een circulaire aanpak op een stedelijk gebied worden zowel gemeenten, stakeholders en burgers betrokken om kansen te creëren die de uitputting van nieuwe bronnen verminderen.

kan zich uiten in de manier waarmee we met materialen en bestaande structuren omgaan. We kunnen bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie om waardevernietiging tegen te gaan en in te zetten op de herbruikbaarheid van producten en materialen (van Hoof et al., 2019) Brownfieldprojecten worden steeds relevanter omdat duurzaam materiaalgebruik een grote rol kan spelen. De bestaande structuren of industriële restanten kunnen een nieuwe functie krijgen of de materialen kunnen hergebruikt worden om de totale milieu-impact van een project te minimaliseren en de energiezuinigheid te maximaliseren. Een selectieve sloop kan ervoor zorgen dat afvalstoffen opnieuw aangewend worden tot grondstoffen, dit kan bijvoorbeeld in de vorm van steenpuin dat in een hoogwaardige toepassing hergebruikt wordt als onderfundering van verharding (van Hoof et al., 2019)

Dezemaakt.creativiteit

Bij ondernemingen is innovatie essentieel om de transitie te maken naar een circulaire economie waarbij nieuwe technologieën en processen ontwikkeld worden. Het hergebruik en transformeren van het bestaande vormt op deze manier een nieuwe uitdaging, met als doel nieuwe economische en sociale kansen te creëren zonder nieuwe ruimte in te nemen. Een circulaire stad heeft niet enkel betrekking op materiaal- en afvalbeheer maar ook het versterken van de sociale cohesie Het bouwen van een inclusieve en ondersteunende gemeenschap als middel om innovatie te stimuleren voor ondernemende activiteiten kan gebaseerd worden op het principe van deel- en hergebruik. Wanneer men de keuze tussen nieuwbouw of hergebruik overweegt is het belangrijk om de hele cyclus te onderzoeken zoals de kosten van de sloop, de energie- en milieueffecten en de eventuele verontreinigde gronden. Aanvullend kan rekening gehouden worden met de generatie van nieuwe banen, de ontwikkeling van nieuwe innovatieve bedrijfsmodellen en de bevordering van nieuwe culturele en sociale kansen (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, 2020). Het verminderen, hergebruiken en recycleren van bouw- en sloopmaterialen spelen een belangrijke rol in het beleid van circulaire ontwikkelingen.

De maatschappij en de bebouwde omgeving zijn steeds onderhevig aan een proces van verandering op stedelijk niveau wat altijd nieuwe behoeften op vlak van bruikbaarheid en beschikbaarheid met zich meebrengt. De transformatie van de stad moet op een bepaalde manier oplossingen kunnen bieden om verandering toe te laten in het stedelijk vernieuwingsproces. De kwaliteit van de stedelijke omgeving wordt aangetast door de grote mate van urbanisatie waardoor vernieuwende ontwikkelingsmodellen op basis van hergebruik, herbestemming en transformatie van het bestaande meer aandacht krijgen. Als gevolg van de ‘urban sprawl’ worden alternatieve vormen van verdichting en ontwikkeling aantrekkelijker waarbij het hergebruik van bestaande gebouwen centraal staat. Dit heeft verschillende positieve effecten op vlak van circulariteit en sociale cohesie aangezien deze plekken al een betekenis hebben in de bestaande context (Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use, 2020). Zonder nieuwe open ruimte te moeten aansnijden worden er economische en sociale opportuniteiten gecreëerd. Zowel het verlengen van de levenscyclus van een gebouw en het verbeteren van de milieuprestaties zonder afbreuk te doen aan het karakter van de plek zijn aspecten dat dit soort van ontwikkeling duurzaam

2.5 Circulariteit

Hij stelt voor om een systematische benadering te hanteren dat rekening houdt met de samenhang tussen de verschillende waarden die gerelateerd zijn aan cultureel erfgoed en de bijhorende positieve of negatieve impact. Daarom ontwikkelde hij een kader voor circulair hergebruik van erfgoed met een tweeledig doel: Aandacht brengen op de onderlinge afhankelijke productiviteit van adaptief hergebruik van cultureel erfgoed; en het vermogen om een groene transitie te bekrachtigen gevormd door een gezamenlijke en mensgerichte visie (Saleh, 2022)

26

CASE 6 : Circulariteit

Fusco Girard combineert in zijn theoretisch kader rond hergebruik zowel een humanistisch als een bioecologisch perspectief waarin hij het herbestemde erfgoed ziet als levende systemen (Saleh, 2022). Dit systeem heeft volgens hem drie samenhangende capaciteiten: ‘De regeneratieve capaciteit’ verwijst naar het concept van de circulaire economie dat het traditionele lineaire model vervangt door middel van geïntegreerde processen die gericht zijn op het verlengen van de levensduur en gebruikswaarde van het erfgoed. Een soort zelfherstellend vermogen dat samenhangt met de wisselwerking tussen de intrinsieke en instrumentele waarde over de tijd. De ‘generatieve capaciteit’ verwijst naar de capaciteit van het erfgoed om positieve culturele, economische en sociale effecten teweeg te brengen. In tegenstelling tot het vorige gaat dit meer over externe factoren. Ten slotte verwijst de ‘symbiotische capaciteit’ naar de materiële en immateriële relaties tussen het erfgoed en de context (Saleh, 2022).

Dit project tracht op enkele vlakken rekening te houden met circulariteit. Het puin van de site Tondelier werd zoveel mogelijk op de site gehouden om opnieuw herbruikt te worden zoals voor de fundering van de wegen. Er is via een kostenbatenanalyse nagegaan welke structuren optimaal waren om te bewaren. Een belangrijk uitgangspunt voor de site was om ‘Veranderingsgericht’ te bouwen, verschillende ruimtes mogen niet enkel een oplossing bieden voor een huidige functionaliteit maar moeten eenvoudig om te vormen zijn naar een nieuwe invulling in de toekomst om een maximale flexibiliteit te bekomen.

“The functional reuse of cultural heritage is proposed here as the entry point to the circular economy. It introduces, at the same time, a social/human foundation and a cultural foundation to the New Green Deal. Therefore, the reuse no longer becomes only green.”(Girard, 2019, p. 247)

Fig 17 : Tondelier Gent

Volgens Fusco Girard (2019) kan adaptief hergebruik van cultureel erfgoed een belangrijke aanleiding zijn naar een circulaire economie.

27 2.6 Ecologie

nieuwe kansen creëren door ‘veranderingsgericht’ te bouwen die de veranderende noden en wensen van de maatschappij ondersteunen (Vlaanderen circulair, z.d.)

Om industrieel erfgoed te beschermen zijn er niet altijd grote sloop- of constructiewerken nodig, men kan het gebouw en de omgeving een bepaalde reputatie of statuut geven waardoor de wil om het te behouden het mechanisme van bescherming wordt. Al heeft de komst van de industrie een negatieve impact gehad op de natuurlijke omgeving, kunnen brownfields wel de sleutel zijn om dit terug om te zetten in ecologisch kwaliteitsvolle terreinen. Bij verschillende projecten merken we een soort ecotoerisme op waarbij de geschiedenis van de gebouwen hand in hand gaan met unieke landschappen die zich doorheen de jaren errond gevormd hebben (Zhang et al., 2021). Niet enkel het materiaalgebruik is doorslaggevend om tot een duurzaam project te komen. Hoe men omgaat met water en groen speelt de dag van vandaag een essentiële rol, al is de financiële meerwaarde hier moeilijk van te berekenen. De groene invulling van het terrein is gekoppeld aan duurzaam waterbeheer en kan zich op verschillende manieren uiten: het vertraagd afvoeren en infiltreren van regenwater, het aanleggen van groendaken en het hergebruiken van regenwater. (van Hoof et al., 2019)

Hoe kunnen “Nature-based solutions” (NbS) een onderdeel vormen van het ruimtelijk concept en een bijdrage leveren aan het behoud en beheer van cultureel erfgoed? Het biedt kansen om groene elementen op te nemen in de oplossingen voor de uitdagingen die te maken hebben met het herontwikkelen van brownfields of verlaten sites (Coombes & Viles, 2021). Het bestaand cultureel erfgoed kan waardevolle ruimte bieden om ‘Nature-based solutions’ toe te passen en deze kunnen een bijdrage leveren aan bredere maatschappelijke voordelen zoals: het vergroten van de biodiversiteit, de omgevingskwaliteit verhogen, verminderen van het hitte-eiland effect, versterken, verbeteren van de luchtkwaliteit en het versterken van de sociale cohesie (Coombes & Viles, 2021). Cultureel erfgoed kan dus voordelen halen uit ‘NbS’ en bijdragen aan het succes ervan. De strategische integratie van groenblauwe netwerken is een essentieel component om veerkrachtige en duurzame stedelijke gemeenschappen op te bouwen die de gedeelde waarde koestert door mensen te verbinden met het verleden en de natuur.

Door op een zuinigere manier om te springen met onze hulpbronnen en slimme samenwerkingen op te bouwen kunnen we kringlopen sluiten en op een circulaire manier te werk gaan. Dit kan een groot verschil maken op onze CO2-voetafdruk aangezien zo’n 30 tot 40% van ons afval uit de bouw komt. We kunnen hiervoor kijken naar het verleden en de erfenis aan bestaande gebouwen selectief te slopen waardoor zoveel mogelijk waardevolle materialen gerecupereerd kunnen worden en om te vormen door middel van recyclage en hergebruik, wat ook wel ‘Urban Mining’ wordt genoemd. Daarnaast kunnen we het verleden ook gebruiken om uit te leren en toekomstgericht

Fig 18 : Circulair bouwen

verminderen en een groen-blauwe dooradering nastreven zijn belangrijke uitgangspunten om klimaateffecten op te vangen. Het is vooral de connecties die gemaakt worden tussen verschillende kleinere groene ruimtes die samen een impact kunnen genereren.Fig

28

van biologische afbraak. Aan de andere kant kan de menselijke cultuur gezien worden als een bedreiging voor de natuurlijke diversiteit. De uitdaging zal erin bestaan om deze twee te verzoenen en te onderzoeken hoe we voordelen kunnen halen uit de samenwerkingen tussen natuur en de mens. Ecologische concepten worden steeds vaker toegepast als onderdeel van hedendaagse ruimtelijke planning. ‘NbS’ zal nooit de vorm kunnen aannemen van algemene en universele regels die overal toepasbaar zijn. Deze oplossingen zijn heel plaatsgebonden en specifiek verschillend afhankelijk van de context (Coombes & Viles, 2021)

“De ruimte moet zodanig worden ingericht dat ze veerkrachtig genoeg is om met de effecten van klimaatverandering om te gaan.” (Departement Omgeving, 2018, p. Verharding76)

19 : Beleidsplan Ruimte Vlaanderen p. 76

In plaats van natuurlijke habitats en ecosystemen te beschermen focust ‘NbS’ zich eerder op het gebruik van bestaande structuren en middelen om tot nieuwe “ecosystemen” te komen om de multifunctionaliteit en duurzaamheid te maximaliseren. Dit kan onder andere door groene infrastructuren toe te passen of toe te voegen aan reeds bestaande plekken die juist een negatieve impact hebben op het milieu. Een belangrijk uitgangspunt van deze ‘NbS’ is natuurlijk om op grotere schaal de connectiviteit te verbeteren van individuele netwerken om het geheel veerkrachtig te maken (Coombes & Viles, 2021). Hoe groter deze gebieden werken als een geheel hoe groter de impact zal zijn van de Natuurvoordelen.kaneen bedreiging vormen voor cultureel erfgoed. Bouwwerken blijven niet voor de eeuwigheid overeind, natuurlijke processen zullen ervoor zorgen dat infrastructuren uiteindelijk verdwijnen als gevolg

Het opnemen van natuurlijke elementen binnen nieuwe stedelijke ontwikkelingen maximaliseren sociale, ecologische en economische voordelen en helpen mee antwoorden te bieden op maatschappelijke uitdagingen zoals: klimaatverandering, droogte, overstromingen en sociale ongelijkheid (Coombes & Viles, 2021).

De kwaliteit van de leefomgeving en de biodiversiteit werd versterkt door het openleggen van een ingebuisde beek. Hierdoor krijgt regenen grondwater opnieuw een plaats in de vallei zodat het water gebufferd kan worden.

CASE 7 : Ecologie

Fig 20 : Park Het Zeen (Zaventem)

21

Deze strategische groene ruimte heeft een grote ecologische, recreatieve en natuurlijke waarde. Het is een deelproject van het landinrichtingsproject Openruimtenetwerk Woluwebekken (VLM). Twee asfaltwegen werden opgebroken zodat het park één groter en groener geheel is kunnen worden.

2.7 Toerisme

In een studie van Firth (2011) wordt het belang van planners en beheerder van toeristische erfgoedsites benadrukt om verder te denken dan de traditionele materiële instandhouding van het erfgoed. De immateriële waarde van een site moet ook overwogen worden om een duurzame toekomst voor deze sites te bekrachtigen. Dit kan onder andere door een authentieke bezoekerservaring te creëren dat ook een zinvolle betekenis kan hebben voor de lokale belanghebbenden. Door in te zetten op de ontwikkeling van een toeristische sector kan men een plek doen heropleven. Dit kan nieuwe werkgelegenheden creëren, financieel en intellectueel kapitaal aantrekken en de plaatselijke cultuur en producten bevorderen (Kuzior, Lyulyoy, Pimonenko, Kwilinski, & Krawczyk, 2021)

Fig : United Nations SDG

(2019)

De geactualiseerde ‘Sustainable Development Goals’ (SDG’s) hebben als doel het industrieel toerisme meer duurzaam te maken. Volgens het doel 8.9 moeten landen inzetten op dat duurzaam toerisme als onderdeel van hun beleid. Daarnaast focust het doel 11.4 zich op de ontwikkeling van duurzame steden en de inspanning om cultureel en natuurlijk erfgoed in de wereld te beschermen en veilig te stellen. Verder benadrukt het doel 12b de implementatie van instrumenten die de impact van duurzaam toerisme evalueren op de bestaande maatschappij (Federaal instituut voor duurzame ontwikkeling, 2016). Voor achteruitgaande industriële gebieden kan het post-industrieel toerisme de duurzame ontwikkeling van dat gebied versterken.

29

De ontwikkeling van toerisme stimuleert de duurzame ontwikkeling van een regio met economische, sociale en ecologische voordelen. Het bestrijdt werkloosheid en armoede van een regio. Het kan de negatieve impact op het milieu verminderen en kan de economische groei positief beïnvloeden.

Op Europees vlak daarentegen blijkt er wel veel aandacht te gaan naar erfgoed, verschillende organisaties, trajecten en studies worden opgemaakt en uitgevoerd rond dit onderwerp. Bijvoorbeeld het Erasmus+ opleidingstraject ‘HECTOR “Industrial Heritage as key competence for tourist operators”’ over industrieel erfgoed en de toeristische sector.

De VVIA experimenteerde hiermee al sinds 1980 door het oprichten van een specifieke organisatie voor de promotie van industrieel erfgoedtoerisme. In de afgelopen decennia hebben ze wel opgemerkt dat België op dit vlak niet echt een voorloper is, toerisme kent een zeer traditionele betekenis hier in vergelijking met andere Europese landen (VVIA, z.d.). Vernieuwende processen en invalshoeken die opkomen in andere landen blijken hier redelijk onbekend.

Dit beschermd industrieel erfgoed werd omgetoverd tot een toeristisch centrum. De mijn wordt opengesteld voor bezoekers en op deze manier blijft het kwalitatief behoud verzekerd. Men kan als groep, als school of als familie een rondleiding krijgen en de site is onderdeel van andere toeristische aantrekkingspunten in de omgeving, daarnaast zijn er ook recreatieve programma’s voorzien.

Als men kijkt naar de Beleidsnota 2019-2024 Toerisme dat in november 2019 in het Vlaams Parlement werd ingediend door Zuhal Demir zal men nergens een vermelding tegenkomen van industrieel erfgoed (VVIA, z.d.)

Fig 22 : Blegny-mijn ( Argenteau-Trembleur)

Deze gebouwen zijn onveranderd gebleven sinds de sluiting, men kan een authentieke ervaring van de mijnindustrie ervaren.

30

CASE 8 : Toerisme

Bij projecten met een herbestemmingsprogramma of waarbij het reactiveren van leegstaande gebouwen centraal staat worden er dus vaak samenwerkingsverbanden gesloten in een PPSconstructie waarbij de publieke en private sector de handen in elkaar slaan om projecten te realiseren die een meerwaarde kunnen bieden op het vlak van financieel management, risicobeheersing en de integrale kwaliteit (Robberechts, Universiteit Antwerpen, Vlaams Bouwmeester, Vlaams Kenniscentrum PPS, & PMV, 2014).

In 2016 engageerde het Vlaams Kenniscentrum PPS, de Vlaamse investeringsmaatschappij PMV en het Team Vlaams Bouwmeester zich om de publicatie ‘Vuistregels voor meerwaarde: Publiek-private samenwerking’ uit te brengen over een onderzoekstraject rond dit onderwerp waar verschillende valkuilen en aanbevelingen geformuleerd worden. Dit zijn aanbevelingen voor de publieke instantie zoals het ontwikkelen van een langetermijnvisie met duidelijke standpunten die men kan vertalen in concrete doelstellingen. Ze moeten een duidelijk kader kunnen bieden voor de private partners om innovatief en vrij te kunnen handelen. Daartegenover moet de private partner zich inzetten op kwaliteitsbewaking en blijvende betrokkenheid. Samen moeten ze strijden voor een transparant proces waarin communicatie tussen elkaar en de burgers leidt tot kennisopbouw en een geïntegreerd project dat op lange termijn een positieve invloed zal uitoefenen op de omgeving (Roi, Devoldere, Vlaams kenniscentrum PPS, Team Vlaams Bouwmeester, & PMV, 2016).

31

Naast zelf verschillende financieringsmethodes toe te passen kan men ook kijken naar instanties die zich inzetten ter ondersteuning van steden bij het ontwikkelen van een visie voor stadsontwikkeling. Op Europees vlak zijn er verschillende programma’s die logistieke en financiële steun kunnen voorzien zoals ‘URBACT’. Dit Europees programma financiert kennisuitwisseling tussen verschillende steden aan de hand van actieplannen om pragmatische oplossingen te ontwikkelen waarbij duurzame, economische, sociale en ecologische thema’s gecombineerd worden. Ze focussen zich vooral op de revitalisering van verloederde buurten, het herbestemmen van erfgoed en het stimuleren van creativiteit (Pisman et al., 2019)

2.8 Financiering

De financiering van herbestemmingsprojecten vormt een belangrijk onderdeel. Er moet gekeken worden wie hiervoor zal instaan, kunnen er subsidies aangevraagd worden of moeten er andere manieren gezocht worden zoals ‘crowdfunding’? Volgens Bergevoet en van Tuijl (2013) is het belangrijk om de juiste financiële instrumenten in te zetten, zeker in het huidig onzeker economisch klimaat worden er minder snel risico’s genomen bij ruimtelijke ontwikkeling. Langlopende cashflows met grote voorinvesteringen hebben een hoog risicoprofiel gekregen. Deze kunnen verkleind worden wanneer investeringen en opbrengsten dichter bij elkaar komen te staan in de tijd. Het is belangrijk om flexibel om te gaan met veranderende omstandigheden. ‘Urban marketing’ is een instrument om stedelijke herontwikkelingen te realiseren met private investeringen. Vaak worden bij grootschalige projecten samenwerkingen gemaakt tussen publieke en private actoren door middel van een PPS-constructie. Urban marketing kan ook gezien worden als een manier waarop interesse in een ontwikkeling gestimuleerd kan worden. Door al te investeren in een bepaald deel van het project krijgt de omgeving een verhoogde esthetische waarde en zullen potenties meer aandacht krijgen, ook wel ‘city-dressing’ genoemd (Bergevoet & van Tuijl, 2013). Door nieuwe kwaliteiten in de openbare ruimte te introduceren kan de negatieve impact van leegstand verdreven worden. Bij de Electrabelsite is de eerste fase van ontwikkeling al op komst, wat de interesse rond deze plek ongetwijfeld zal doen toenemen.

“Tijd en geld die men in de voorbereiding steekt, verdient men doorgaans zeer snel terug tijdens de gunnings- en uitvoeringsfase” - Steven Van Garsse (Robberechts et al., 2014, p. 11)

Het combineren van grote investeringsnoden met een beperkt budget van overheden met de grote wendbaarheid en inventiviteit van private marktpartijen kan waardevol zijn om in te spelen op maatschappelijke evoluties. Al blijkt het realiseren van deze partnerschappen niet eenvoudig en vraagt het om een specifieke methodologie en mindset waar een sterke inzet langs beide kanten essentieel is.

32 2.9 Convenanten

Voor de Electrabelsite, dat omgedoopt is tot ‘Zuidkaai’ door Odebrecht, de projectontwikkelaar van het eerste deel van de ontwikkelingen op de site, is een brownfieldconvenant opgemaakt. Zij hebben dit aangekocht en samen met de stad, de voormalige eigenaar en Elia hebben ze dit brownfieldconvenant ingediend. Hierin zijn enkele doelstellingen opgenomen: integratie van het historisch patrimonium, het behoud van de bedrijfsactiviteit van Elia op de site waarbij de vernieuwde infrastructuur geïntegreerd moet worden in de herontwikkeling van de site, de conversie naar een waardevolle omgeving door middel van ontharding. Door het industriële verleden is er ook vervuiling aanwezig, het saneren van het terrein en de afbraak van de verloederde panden maakt ook deel uit van het convenant. De invulling en herbestemming van de turbinehal vormt het onderwerp van verder onderzoek en overleg, waar rekening moet gehouden worden met de strategische rol van de turbinehal. Deze masterproef zal zich voornamelijk daarop focussen.

Brownfieldconvenanten zijn samenwerkingen tussen private en publieke partners, en de stad, met als gemeenschappelijk doel: verlaten bedrijventerreinen, de zogenaamde brownfields om te vormen naar aangename woon- en werkomgevingen. De convenanten zorgen voor financiële ondersteuning zodat een goede samenwerking tussen de partijen verzekerd blijft. Zo worden er afspraken gemaakt. Wat de doelstelling is naar mobiliteit en duurzaamheid. Anderzijds is er ook een aftoetsing vanuit de overheid dat die garanties effectief bekrachtigd en uitgevoerd worden (Agentschap innoveren & Ondernemen, z.d.)

Brownfieldconvenanten worden dus opgemaakt om zowel op privaat als op publiek vlak een aanpak op maat te kunnen voorzien. Hierin worden afspraken gemaakt tussen de Vlaamse regering, de ontwikkelaar, de grondeigenaar en betrokken overheden. Het draagt bij tot de correcte samenwerking en synergie omdat de vereisten en verwachtingen vast worden gelegd. De Vlaamse overheid tracht ambitieuze beleidsdoelen om te zetten in concrete acties door in te zetten op de herontwikkeling van brownfields bij stadsvernieuwingsprojecten en gebruiken hierbij instrumenten zoals: het brownfielddecreet- en convenanten, instrumenten van ruimtelijke ordening, subsidies en heffingen op leegstand (van Hoof et al., 2019)

ELECTRABELSITE

De site fungeert als poort tussen stad en omgeving, zodat de site een groene corridor langs de Dender vormt die doorgetrokken kan worden tot het centrum van de stad. Deze groene as is de basis voor enkele volgende doelstellingen zoals zachte mobiliteit en het opwaarderen van de connectie met het water. Er is een verlaging van de oevers op bepaalde delen van de site nodig. Vandaag is de Vlaamse Waterweg bezig aan de vernieuwing van de kaaien in functie van de inwerkingtreding van de nieuwe sluis ten zuiden van de site. Hierdoor verlaagt het peil met 1,8 meter. Het beperken van de impact van het gemotoriseerd verkeer als het aanmoedigen van het fietsverkeer wordt hier ook als doelstelling aangehaald. Om die fietsinfrastructuur langs de Dender zo optimaal mogelijk te maken is meer overleg nodig tussen de partijen over de landing van de nieuwe fietsbrug, het aanleg van het fietspad en de verlaging van de oevers. Als laatste moet er ingezet worden op een gemengde ontwikkeling ter ondersteuning van de omliggende buurt.

23 : Verwevingsopgaven33

03

Fig

TOOLBOX

Invereist.de studie ‘Van leegstand naar verweven werklocaties’ uitgevoerd door BUUR en Miss Miyagi in 2019 werd een toolbox ontwikkeld als leidraad of ondersteuning bij de aanpak van complexe verwevingsvraagstukken.

In de voorgaande literatuurstudie wordt een overzicht gegeven van belangrijke eigenschappen in verband met de herbestemming van postindustriële sites. Op basis hiervan werden verschillende succesfactoren bepaald die kunnen bijdragen tot een kwaliteitsvolle herbestemming. Dit kan een kader vormen om zich op te baseren wanneer men een visie wil opbouwen of wanneer men inspiratie zoekt voor een Deherbestemmingsproject.succesfactorenzijn algemene principes die bij hedendaagse projecten toepasbaar zijn, al is het succes van een project niet altijd afhankelijk van de toepassing van alle factoren. Voor bepaalde herbestemmingsopgaves zullen sommige factoren prioritair zijn aangezien de herbestemming steeds specifiek verschillend is. Zowel de ruimtelijke en maatschappelijke context als de doelstellingen van het project zullen bepalend zijn op welke factoren men moet focussen wat steeds maatwerk

Hierin definiëren ze drie opgaven voor verweving die betrekking hebben op verschillende schalen. Als eerste spreken ze over de stadsbrede rol van een project waarbij de meerwaarde van het project tegenover de stad of gemeente bekeken wordt. Op dit macroniveau moet de algemene rol of functie van de site gedefinieerd worden. De tweede opgave voor een verwevingsproject heeft betrekking op het mesoniveau, een soort tussenschaal. Hier kijkt men vanuit het perspectief van de site naar de directe omgeving waarbij een strategische ontwikkelingsvisie het uitgangspunt is. Het kan gaan over zowel het gebouw als de aanpalende open ruimte. De laatste opgave heeft betrekking op het microniveau waarbij gezocht wordt naar de concretisering van de totstandkoming van het project. Het gaat over de vorm van samenwerkingsverbanden, financiering en strategische procesmatigheid. Deze drie schalen vormen een fundering voor de toolbox voor het herbestemmen van post-industriële sites aangezien het essentieel is om op de verschillende schalen succesfactoren te bekijken om de integratie van het project in de omgeving te garanderen.

De vaak strategisch gepositioneerde site terug aantrekkelijk maken om de kwaliteit van het stedelijk weefsel te verhogen. Een nieuw centrumpunt voor de buurt waar verschillende functies samenkomen. Een bruisende plek als Dekatalysator.siteals

Een morfologische overeenstemming zoeken tussen de plek en zijn directe omgeving. Een correcte functionele invulling dat de directe context versterkt en bijdraagt aan een diverse gemeenschap.

verbindingselement tussen stedelijke entiteiten. De connectie met de omgeving verhogen en de site verankeren in het bestaande landschap. Nieuwe verbindingen mogelijk maken.

De kwaliteit van de leefomgeving verhogen door ecologische principes toe te passen die het milieu en de biodiversiteit verbeteren. Natuurgerichte oplossingen voor toekomstige uitdagingen dragen bij tot een veerkrachtig

34 3.1 Kritische succesfactoren voor de herbestemming van industriële sites

Het creëren van een nieuwe identiteit dat inspeelt op de geschiedenis van de plek. Een strategie om het oude met het nieuwe te verbinden geeft een nieu we betekenis aan de plek dat de waarde van het gebouw en de omgeving zal herstellen.

DoorwaadbaarheidVerduurzamingConnectiviteitIdentiteitHotspotRuimtelijkeIntegratieEcologischeimpactProcesgerichteaanpakDraagvlakcreatieFlexibelestrategie

Toekomstgerichte transformatie van het bestaande dat zorgt voor sociaalmaatschappelijke en ecologische duurzaamheid. De hele cyclus betrekken en het bouwen van een inclusieve en ondersteunende gemeenschap.

Het voormalig gesloten karakter omvormen tot een uitnodigende plek dat publieke toegankelijkheid versterkt. Lokaal maatwerk creëert nieuwe mogelijkheden als uitbreiding van het publiek domein.

en verantwoordelijkheid creëren zowel tijdens als na het proces van herbestemming zorgt voor een hogere slaagkans en langdurige beheersituatie dat een meerwaarde kan bieden voor lokale geëngageerden.

Flexibel omgaan met de zoektocht naar een kwaliteitsvolle herbestemming. Het gebouw verbinden met de correcte gebruiker en open staan voor experimentatie door te vertrekken vanuit de lokale condities.

Betrokkenheidevalueren.

Economischeecosysteem.

en sociale impact van alternatieve ontwikkelingsmogelijkheden aftoetsen. Traditionele rollen van stakeholders verlaten en nieuwe samenwerkingen creëren. De dynamiek van het proces ondergaan en tijdig

- Flexibele functionaliteit

- Politiek draagvlak

Als laatste in de matrix worden de verschillende doelstellingen per schaalniveau gedefinieerd. Het is belangrijk om steeds voor ogen te hebben wat men wil bereiken bij elke stap van de visievorming zodat men gericht kan werken aan het proces.

- Meerwaarde creëren

- Robuuste ruimtestructuur creëren

- Integreren van beleidsdoelstellingen

DOELSTELLING

- Draagvlak bij omwonenden en gebruikers

3.2 Matrix Stadsbrede rol Betekenis StrategischemacroniveauopIntegratievisieopmesoniveauImplementatieUitwerkingopmicroniveauSCHAAL

- Stadsbrede noden opvangen

- Placemaking

- Betekenis voor de stad

In deze matrix worden de verschillende succesfactoren geordend op basis van de schaal waarop ze betrekking hebben, geïnspireerd op de studie uitgevoerd door BUUR en Miss Miyagi (2019). Dit onderscheid is essentieel voor herbestemmingsprojecten van grote sites aangezien het een effect kan hebben op de stedelijke omgeving. Op basis van deze driedeling wordt de visie voor de Electrabelsite uitgewerkt. Telkens zal er aangegeven zijn welke succesfactor van belang is op het onderdeel dat wordt aangehaald.

- Draagvlak bij stad en omgeving

- Invulling behoeftenconcrete

- Beheersmodel

- Zicht op financiële haalbaarheid

SUCCESFACTOR

- Visie op ruimtelijkeintegrerenduurzaamvanconcepten

Tijdens het proces kan men de kwaliteit van het project aftoetsen aan de verschillende succesfactoren aan de hand van dit diagram. Zo ontstaat er een visuele weergave van de werkpunten of uitdagingen van het project. Dit kan ingezet worden ter ondersteuning van de uitwerking van het plan van aanpak of tijdens gesprekken met stakeholders.

36 3.3 Spindiagram

1 Evaluatiemoment 2

Zoals aangehaald in de literatuurstudie is het essentieel om regelmatige herziening en verfijning van de strategie te bekrachtigen aan de hand van evaluatiemomenten. Per moment moet men trachten de contour van het spindiagram groter te maken om een zo kwaliteitsvol mogelijke ontwikkeling te bekomen.

Evaluatiemoment

4.1 Inleiding

Fig 24 : Eigen foto

37

04

Dit hoofdstuk bestaat uit een gerichte maatschappelijke en ruimtelijke analyse van Aalst en specifiek de Electrabelsite. Op deze manier worden de ruimtelijke randvoorwaarden en noden van de omgeving verduidelijkt die betrekking hebben op mijn ontwerpbeslissingen. Er zal dus enkel gefocust worden op relevante zaken die belangrijk zijn voor het verdere proces van het ontwerpend onderzoek.

Zoals reeds aangehaald gaat mijn onderzoek verder op een basis die in het verleden gelegd is door de stad Aalst in samenwerking met verschillende onderzoeks- en ontwerpbureaus. Naast belangrijke bevindingen uit deze studies zal het voorgaand juridisch traject aangehaald worden aangezien dit een essentieel en realistisch kader vormt waarbinnen mijn ontwerpend onderzoek zal moeten bewegen. Toch zullen er bepaalde beslissingen vloeien uit deze analyse die ingaan op bestaande plannen. Mijn visie tracht de integrale kwaliteit van het project te verhogen.

ANALYSE

De grenzen van het projectgebied Electrabelsite worden gedefinieerd door sterke bebouwde- of landschapselementen. In het noorden van het gebied bevinden zich kleinschalige woonstructuren en overblijfselen van industriële gebouwen waar het de aansluiting maakt met de stadskern. Ten zuiden situeert zich de voormalige personeelsparking en het gebouwencomplex van de voormalige elektriciteitscentrale. Langs het oosten van de site loopt de Dender en de westelijke grens wordt gemaakt door het stadspark.

Uitvoorop.de

De Electrabelsite vormt een onderdeel van een groter projectgebied ‘De Kaaien’, waar de stad Aalst de komende jaren wil inzetten op herontwikkeling en stadsvernieuwing. Langs de Dender liggen verschillende industriële sites die omgevormd of herbestemd worden. Het doel is om dit industrieel landschap om te vormen tot een aantrekkelijk nieuw stadsdeel als uitbreiding van het bestaande stadsweefsel, rekening houdend met de ruimere groene omgeving.

De Electrabelsite was vroeger in gebruik voor de energieopwekking door Electrabel. Momenteel staat het grootste deel van de site leeg, al hebben in de turbinehal al enkele initiatieven plaatsgevonden. Enkel de hoogspanningspost is nog in gebruik vandaag maar die zal in de toekomst verplaatst worden. Naast de aanwezigheid van het industrieel erfgoed wordt de site gekenmerkt door een hoge verhardingsgraad. In het vernieuwde ruimtelijk uitvoeringsplan worden enkele doelstellingen naar voren geschoven: het aanwezige industrieel erfgoed moet behouden blijven, een gerichte herbestemming hiervan moet een nieuwe centraliteit voor de plek bieden, de Dender moet onderdeel vormen van een robuuste groenstructuur, een sterke relatie tussen water, groen en natuur is essentieel en op vlak van mobiliteit moet er een transitie plaatsvinden naar duurzaamheid. Een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van het hele plangebied staat

literatuurstudie leren we dat er zeer veel negatieve effecten gerelateerd zijn aan langdurige leegstand. Daarom is het essentieel voor zowel de buurt als de hele stad om dit soort verlaten sites om te vormen tot kwaliteitsvolle verblijfs -en leefplekken. De uitdaging bestaat erin om tot een integraal ontwerp te komen dat zowel een kwaliteitsvolle toekomst biedt voor de te herbestemmen gebouwen als een uitnodigend en verbindend karakter geeft aan de landschappelijke omgeving van de site.

4.2 Probleemstelling

38

Het ontwikkelde zich na de komst van de spoorweg in 1853 in een versneld tempo langs de Dender waar nog steeds heel wat restanten van te zien zijn. Ondertussen tracht Aalst de stad dichterbij de Dender te brengen door deze gebieden te herontwikkelen tot kwaliteitsvolle leef- en

Fig 28: Topografische kaart (1874) Eigen

Aalst is één van de dertien centrum-steden in Vlaanderen, gelegen tussen Gent en Brussel. Deze strategische locatie heeft ervoor gezorgd dat Aalst vanaf de 19de eeuw evolueerde tot industriestad.

Fig 29 :

werk

Fig 25: Aalst als centrumstad (2021)

kaarten is te zien hoe de ruimtelijke morfologie van de stad zich ontwikkelde doorheen de tijd. Wat natuurlijk opvalt is de rol van de Dender bij de uitbreiding van de stad.

Deze rivier stroomt dwars doorheen het centrum van de stad waar ook de grootste industriële sites zich bevinden. De Electrabelsite ligt juist ten zuiden van het centrum (rode stip) waar de ruimte minder dens wordt en overgaat in grote groene gebieden. Deze locatie is daarom uitermate belangrijk om de stad te verbinden met het openruimtegebied.

39

Opwerkomgevingen.bovenstaande

4.3 Aalst

Fig 26: Ferraris (1777) Fig 27: Vandermaelen (1864-1854)

Fig 32: Projectgebied ‘De Kaaien’ (2018)

Op deze manier tracht de overheid als beheerder van de rivieren en waterlopen verschillende maatregelen te nemen om het overlast veroorzaakt door overstromingen te voorkomen en de effecten van droogtes te verminderen (Ruimte voor water, z.d.)

40 4.3.1 Denderlandschap

Fig 31: Gewestplan Aalst

Fig 30: Een kompas voor de Dendervallei (2021)

De Electrabelsite vormt hier een essentieel onderdeel van en zou op deze problematiek moeten kunnen inspelen.

Niet enkel de waterproblematiek is van belang wanneer men spreekt over de impact van de Dender voor de stad Aalst. De rijke industriële geschiedenis speelde zich vooral hier af. Wat ervoor gezorgd heeft dat het stadsleven weinig contact heeft met deze rivier. Daarom heeft Aalst in 2018 het projectgebied ‘De Kaaien’ afgebakend waarvoor een ontwikkelingskader werd opgesteld.

Het belang van de Dender op bovenlokale schaal wordt aangehaald in het ambitiedocument van het ‘Strategisch Plan Ruimte voor Water Dendervallei’. Dit richtinggevend plan vormt een kader voor toekomstige plan- en vergunningsprocessen voor het gebied en kan gezien worden als een leidraad voor de toekomstige inrichting van een meer veerkrachtige Dendervallei. De Denderbekken worden gekenmerkt door een sterk reliëf en zijn gevoelig aan overstromingen. Door te zoeken naar oplossingen voor de overstromingsproblematiek kan men werken aan een sterkere Dendervallei, niet alleen het overstromingsrisico zelf wordt als uitgangspunt gebruikt maar de maatschappelijke en ruimtelijke meerwaarde dat dit kan betekenen voor het gebied worden geïntegreerd. In de studie worden enkele ambities geformuleerd: het maximaal inzetten op een integrale benadering van het waterbeheer, het versterken van de groenblauwe dooradering, het versterken van de landschappelijke identiteit en beleving, het versterken van een adaptief productief landschap en het bijdragen aan een unieke en diverse leefomgeving (De Vlaamse Waterweg, Departement Omgeving, Provincie Oost-Vlaanderen, 2021)

Dit ontwikkelingskader ‘De Kaaien’ dient als algemene inspiratiebron voor de plannen die de stad Aalst heeft met betrekking tot het plangebied langs de Dender. Met de stopzetting van de meeste industriële activiteiten en rekeninghoudend met de toekomstige groei van de stad wil Aalst inzetten op een duurzame stedelijke vernieuwing van het stedelijk weefsel rondom de Dender. Dit kader zorgt voor een robuust frame waarbinnen de verschillende stadsprojecten kunnen evolueren naar een duurzaam stedelijk toekomstbeeld. Enkele van deze sites zijn al in ontwikkeling of in gebruik. Het landschap van industriële relicten krijgt nieuwe invullingen. Het doel van dit kader is om de kwaliteit en de samenhang te waarborgen in elke fase van de ontwikkeling. De Denderoevers zullen hertekend worden om de relatie met het water aan te gaan en een duurzame toekomst te bekomen.

Het delen van ruimte tussen wonen, open ruimte en de woonondersteunende economie vormt een drager voor de toekomstige ontwikkelingen.

4. Poort naar de Groenpool

Daarnaast heeft de stad ook een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening voor dit projectgebied opgemaakt. Deze gebiedspecifieke verordening zal samengelezen moeten worden met de voorschriften uit het nieuwe RUP van de Electrabelsite. De ontwerpkeuzes zijn een vertaling uit de principes van de duurzaamheidsmeter Wijken. Dit vormt een juridisch kader voor de verankering van de beleidskeuzes uit het ontwikkelingskader en focust zich op vier krachtlijnen.

3. Verweving stadswijk aan de Dender

Fig 34: De Dender (ruimte voor water)

Fig 33: Uitgangspunten verordening

De site vormt samen met de andere industriele sites langs de Dender een belangrijke positie in het geheel van de nieuwe recreatieve activiteiten die een duidelijke samenhang moeten vertonen.

De site vormt een raakvlak tussen de stad en het landschap, hier komen de uitgangspunten van de studie ‘Groenpool Aalst’ (2020) aanbod. Dit zal een belangrijk onderdeel vormen voor mijn onderzoek.

41

BUUR en Miss Miyagi hebben samen een studie uitgevoerd rond de vraag: kunnen De Kaaien een robuuste groen-blauwe drager vormen voor een gedifferentieerde lokale economische ontwikkeling? Samen werkten ze vier modellen uit om ervoor te zorgen dat het gebied compatibel is met de nieuwe woonwijken en goed verbonden is met de omgeving:

‘De

2. Industrieel recreatieplateau

Van industrieel karakter naar natuurlijke omgeving

“De Dender stort je van een industrieel landschap in Aalst vol textielfabrieken, mouterijen en silo’s tot in een groene oase waar ophaalbruggen en sluizen de cadans aangeven.” (industriecultuur, 2021)

Deze beeldbepalende gebouwen vormen de historische identiteit rond het Aalsters Dendergebied. Sommige van deze sites zijn ondertussen al herontwikkeld in het kader van het projectgebied ‘De Kaaien’, anderen wachten nog op de juiste impuls.

Projectgebied Kaaien’

Als men stroomopwaarts het jaagpad volgt passeert men als laatste het landschap van de schoorstenen. Daarna neemt het natuurlijk landschap van de Dender het Dezeover.voormalige kronkelende rivier zette in de winter omliggende gebieden wel eens onder water, na verschillende menselijke ingrepen zoals de bouw van stuwen en sluizen werd het omgevormd tot kanaal waar scheepsvaart mogelijk werd. Bij langdurige regenval kan de overstroming wel schade aanrichten op bepaalde plekken. Dit heeft te maken met het vergroot oppervlak aan verharding en gevolgen van klimaatsverandering (ruimte voor water, z.d.)

1. Beleving van de Dender-stadsliving Langs de Dender zal een opeenvolging van kwalitatieve publieke stadsruimtes komen waarvan de Electrabelsite een onderdeel vormt met een focus op de belevingseconomie.

Electrabelsite

42

Schotte

fabriek “Den Amylum” Werfplein Vismijn Station Tragel Pier KornelFig35:Beeldbepalende gebouwen

Tereos

43

Het openruimtegebied ten zuidoosten van de stad Aalst bestaat uit circa 800 ha aan natuurgebied, stadsrandbos, park- en recreatiegebieden, landbouwgebied en woongebied met de Dender als ecologische en recreatieve as doorheen dit gebied.

Fig 36: VEN en habitatrichtlijngebieden

4.3.2 Openruimtegebied ‘Groenpool’

Op minder dan 50 meter van het projectgebied zijn zowel habitatrichtelijngebieden als VEN-gebieden gelegen. Ze worden begrensd door ondermeer het stadspark, de site du Parc en de site Schotte die op een gelijkaardige manier al nieuwe invullingen hebben gekregen. Dit benadrukt het belang van de groene openruimtegebieden waar de Electrabelsite mee grenst.

Het doel van de studie van het bureau Omgeving ‘Groenpool Aalst’ (2020) is om de potenties inzake natuurverbinding, recreatie en sportfaciliteiten, klimaatdoelstelling en economische kansen samen te brengen in een visie over de groenpool van Aalst. In deze studie werd het plangebied van de Electrabel site aangeduid als een hoofdtoegangspoort, er worden hierbij een aantal functies vooropgezet waaraan deze plek zou moeten voldoen: De Electrabelsite zou kunnen fungeren als een plek van onthaal en informatie met een hoge toegankelijkheid en herkenbaarheid als verbinding tussen de stad en de natuur- en recreatiecluster. Het zou een rustplek kunnen zijn waar mensen verzamelen gericht op lokale horeca.

OsbroekStadspark Gerstjens Heuvellint Kluizenbos Abdij Affligem Ten Bos Meersen SportclusterAalst ZwembadparkBergemeersen ZomergemKasteel Speelbos 1 km Fig 37: Groenpool MACRO 44

Dit wandel- en speelterrein van 10ha groot geeft ruimte aan sporters en natuurliefhebbers. Het stedelijk zwembad heeft een bovenlokale functie waar ook een sportzaal aanwezig is en verschillende acties voor scholen en kinderen worden georganiseerd (Stad Aalst, 2020)

Fig 39: Osbroek

Het Osbroek

Fig 41: Zwembadpark

Fig 43: Du Parc

DuHeuvelparkParc

Fig 42: Heuvelpark

Dit recreatiecomplex is een thuishaven voor de jeugd, sporters, kunstenaars en families dat een geheel vormt met het stadspark. Het domein is vlak aan de Electrabelsite gelegen en is een reconversie van een oude fabriekssite.

De Gerstjens

Osbroek werd aangeduid als Europees te beschermen natuur en kent een grote variatie aan vegetatie. Ook de fauna voelt zich hier thuis, een 50-tal vogelsoorten broeden hier (Stad Aalst, 2020). In het Osbroek is het grootste sportcentrum uit de regio gelegen dat maandelijks 15000 sporters aantrekt en plek geeft aan 12 clubs.

Stadspark

Een deel van het natuurgebied Osbroek werd in 1915 omgevormd tot een landschappelijk park. Aangelegd in de Engelse landschapsstijl. Verschillende functies zoals een speelplein, ligplaatsen en visoevers maken deel uit van het park. De zijden van het park worden gebufferd door een bosrand. Het park staat bekend om zijn enorme diversiteit aan bomen (Stad Aalst, 2020).

Fig 40: Gertjens

45

Fig 38: Stadspark

Dit natuurlijk terrein staat helemaal in het teken van avontuurlijk spelen. Op deze manier komen kinderen in contact met de natuur op een speelse wijze. Het vormt een onderdeel van het grotere Somergembos (Stad Aalst, 2020)

4.3.3 Toerisme, recreatie, sport

De Electrabelsite is omgeven door een netwerk van natuurgebieden, toeristische trekpleisters en plekken voor sport, spel en recreatie.

Zwembadpark

In dit natuurgebied kan men een speelbos, vleermuizenkelder, vlonderpad en verschillende fiets- en wandelroutes vinden. Er is een mooi evenwicht tussen recreatie en natuurontwikkeling waarbij gestreefd wordt naar het behoud van zeldzame soorten en bijzondere boselementen (Stad Aalst, 2020).

Deze sporthal ligt aan de buitenrand van Erembodegem. Mountainbikers kunnen zich ook uitleven op een groot parcour dat erlangs gelegen is.

Fig 45: Denderdal

Fig 44: Schotte

Sportcentrum Schotte

500m Fig 46:

46

Sportcentrum Denderdal

Dit multifunctioneel en hypermodern sportcentrum vormt het aanspreekpunt voor allerhande vragen rond sporten in Aalst. Verschillende sportzalen en plaats voor horeca geven een nieuwe functionaliteit aan de bestaande gebouwen. Groenpool MESO

De stad Aalst wil bereikbaar zijn via alle vervoersmodi, op 16 augustus 2021 voerde de stad een nieuw circulatieplan in met als doel het centrum vlot bereikbaar te maken voor auto’s, fietsers en het openbaar vervoer. Daarbij willen ze de binnenstad veiliger en aangenamer maken om te wonen, werken en te verblijven. In het kerngebied is een zone-30 als maatregel doorgevoerd, daarnaast is er ook een tonnagebeperking die ervoor moet zorgen dat zwaar vrachtverkeer zich niet mengt met schoolverkeer. In de afgelopen jaren zijn er enkele incidenten gebeurd met fatale gevolgen tussen vracht- en schoolverkeer, wat de stad absoluut wil vermijden met deze nieuwe maatregelen. Wanneer Aalst ook enorm slecht scoorde op enkele cijfers van de Stadsmonitor is de politieke wil gekomen om deze problemen aan te pakken (Janssens, 2021)

“Uit de laatste Stadsmonitor bleek dat Aalst enorm slecht scoort op gebied van veilig fietsen en veilige schoolroutes.” (Janssens, 2021)

bron: Circulatieplan Aalst

47

E40R-wegN-wegkerngebiedHoofdcirculatieElectrabelsiteStation 1km

4.3.4 Mobiliteit bovenlokaal

Bovenlokaal autoverkeer

Fig 47: Autoverkeer

Bovenlokale fietsverbindingen

In het centrum van de stad staat een gigantische fabriek dat dagelijks zorgt voor bijna 300 vrachtwagenbewegingen binnen het stadscentrum (Janssens, 2021). Het feit dat dit bedrijf een eeuwigdurende milieuvergunning kreeg staat natuurlijk haaks op de uitgangspunten van het nieuwe circulatieplan. In Aalst verplaatsen zo’n 22.000 kinderen zich elke dag naar school. De tonnagebeperking wil dit conflict op deze manier beperken, maar er zou toch meer ingezet kunnen worden op een kwaliteitsvolle langetermijnvisie. Door de invoering van het circulatieplan willen ze de fietser terug meer macht geven op het publiek domein. Dit plan zorgt ervoor dat mensen die niet in de centrum moeten zijn er ook niet doorheen kunnen rijden. Een concept dat op vele plekken al werd toegepast. Deze maatregelen hebben wel een grote impact en tonen de politieke moed van de stad, het zijn stappen in de juiste richting.

Fig 49: Fietsverbindingen bron: Circulatieplan Aalst, Masterplan Erembodegem

FietslijnenFietssnelwegStationElectrabelsitekern

Fig 48 : Jaagpad 1 km

Het jaagpad is een kwaliteitsvolle fietsverbinding langs de Dender dat Aalst met Erembodegem verbindt. Enkele uitdagingen rond deze verbinding werden uiteengezet in de studie ‘Groenpool Aalst’ van Omgeving (2020) om betere aansluitingen te creëren en het gebruik hiervan te vergemakkelijken.

48

Openbaar vervoer

Aalst is goed ontsloten door het openbaar vervoer met een concentratie aan buslijnen aan het station, hier vertrekken de primaire boesroutes. Langs de kaaien is het vervoersnetwerk goed verspreid, het centrum wordt met erembodegem verbonden door een buslijn langs de Electrabelsite. De Electrabelsite ligt ongeveer net tussen het station van Aalst en Erembodegem op een afstand van 1 kilometer. Op de grens tussen het projectgebied en het stadspark bevindt zich een halte.

Fig 50: OV bron: Netplan Aalst, Delijn 1234HalteStationElectrabelsitebuslijnenbuslijnenbuslijnenbuslijn 1 km

49

Fig 52: Economische differentiatie , Verweving II , p.

15

Fig 51: Economische clusters , Verweving II , p. 11

De rol van de Electrabelsite werd onderzocht in de studie ‘Verweving II Van leegstaande naar verweven werklocaties’ uitgevoerd door BUUR en Miss Miyagi in 2021. In het kader van het hele projectgebied ‘De Kaaien’ heeft elke locatie zijn eigen randvoorwaarden, uitdagingen en potenties. Dit innovatief nieuw stadsdeel ziet de Electrabelsite als een groene recreatieve cluster dat de overgang maakt van de stad naar de ruimere omgeving. Het wordt gedefinieerd als landschapspark met een nieuwe invulling voor het industrieel erfgoed.

50

4.4 Electrabelsite

Fig 55: Model 3, Verweving II, p. 17

De site moet op een kwaliteitsvolle manier de aansluiting maken met de directe omgeving en hier een meerwaarde voor zijn. Een lokale woonondersteunende economie aangevuld met gemeenschapsfuncties zorgt voor autonomie van de nieuwe wijk dat verschillende functies combineert. Op deze manier wordt er gewerkt aan de bereikbaarheid en centraliteit van de plek.

Fig 56: Model 4, Verweving II, p. 17

Poort naar de groenpool

Beleving van de Dender in de stad Aalst

Fig 53: Model 1, Verweving II, p. 17

Gemengde stadswijk aan de Dender

De Electrabelsite kan ook ruimte bieden aan sport en recreatie en zo onderdeel vormen van deze cluster ten zuiden van de stad. Het statuut van de site moet versterkt worden zodat het een duidelijke bestemming krijgt. Samen met Du Parc en de Schotte zal het één geheel vormen waar de oude industriële gebouwen in functie staan van recreatie en sport.

Fig 54: Model 2, Verweving II, p. 17

Dit model heeft betrekking op de Electrabelsite en geeft aan dat de site ruimte moet bieden aan horeca en cultuur. Er moet een focus liggen op belevingseconomie, dit kan in de vorm van een museum dat gericht is op bovenlokaal toerisme. De site vormt een aantrekkingspunt met een unieke identiteit waarop ingespeeld kan worden.

In de studie stelt men dat de plek ruimte zou kunnen bieden voor stadsgerichte landbouw en educatie rond nieuwe voedselstrategieën. Mijn persoonlijke interpretatie van dit model zal in de visie verder toegelicht worden, het gaat over de faciliterende rol dat de site moet hebben om te fungeren als hoofdtoegangspoort naar de groenpool.

51

Industrieel recreatieplateau

Het startpunt van het verhaal rond de Electrabelsite begon toen in 2014 een RUP werd opgesteld voor de uitbreiding van het stadspark. Hierin werd het plangebied van de site opgesplitst om deze ongestructureerde site te laten verenigen met de twee sterke entiteiten van de context: de stadskern en de groenpool. Het noordelijke deel zou de aansluiting zoeken met het stadsweefsel met een duidelijke woonfunctie, het zuidelijk deel zou als natuurlijk gebied aansluiten bij het stadspark en de andere groengebieden. Het was onduidelijk wat er met het middelste deel, de turbinehal en bijhorende structuren zou gebeuren (Stad Aalst & Technum Gent,

Fig 57: Ruimtelijke uitgangspunten GRUP uitbreiding stadspark

Stoom werd geproduceerd vanaf 1990 maar de grootste afnemers haakten geleidelijk af waardoor Electrabel in 2004 besloot om de stoomnetten uit dienst te nemen (Stad Aalst & Atelier Romain, 2020)

52

De centrale krijgt een nieuw leven in de jaren ‘50 door de installatie van een warmtekrachtkoppeling waardoor er zowel elektriciteit als stoom kan geproduceerd worden. De lokale textiel- en voedingsfabrieken hadden vraag naar stoom waardoor een stoomnet in grote delen van de stad werd uitgebouwd. Ondanks de centrale in 1984 getroffen werd door een explosie bleef Intercom investeringen doen. De bouw van een nieuwe warmtekrachtkoppeling-installatie werd gestart in 1988.

RUP uitbreiding stadspark

4.4.1 Geschiedenis

Het verhaal van de Aalsterse elektriciteitscentrale begint wanneer Intercom dit complex bouwt in 1921. De stad had als bloeiende industriestad nood aan aan stabiele elektriciteitsvoorziening. Deze klassieke kolencentrale werd uiteindelijk, door de bouw van een moderne centrale in Schelle, gebruikt als piekcentrale om tijdens piekmomenten het elektriciteitsverbruik op te vangen. Daarom werd er een nieuwe afzetmogelijkheid gevonden in het leveren van stoom vanaf 1938.

Aangezien2014)

Fig 58: Luchtfoto 1950, Startnota RUP Electrabelsite, p. 14

er weinig rekening gehouden werd met de bestaande bebouwing staat het haaks op een goede doorwerking van de visie van het ontwikkelingskader ‘De Kaaien’, daarom werd het nieuwe RUP ‘Electrabelsite’ opgemaakt. Een belangrijke vraag is nu hoe er een duidelijke eenheid kan gecreëerd worden op deze site.

1: Rijwoningen 2: Voormalig bedrijventerrein met personeelsparking 3: Conciërgegebouw 4: Turbinehal met schouw en ketelhuis 5: Gebouwencomplex ELIA met hoogspanningspost 6: Opleidingscentrum ELIA 7: Dender 8: Zone aangeduid als uitbreiding stadspark 9: Nieuw stuwsluis 2 3 4 5 6 7 8 9 1 Fig 59: Impressie van turbinecomplex uit startnota ElectrabelsiteRUP Fig 60: Afbakening projectgebied 100m

53

Heel deze site was vroeger in gebruik voor het opwekken van energie door Electrabel. De site vormt vandaag een afgesloten gebied dat wacht op een herontwikkeling. Verschillende structuren werden reeds afgebroken en op bepaalde plekken is men bezig met de eerste fase van de herontwikkeling. Over het algemeen merken we een hoge graad van verharding op. De turbinehal, het ketelhuis en de schouw hebben een bepaalde industrieel-archeologische waarde. Het monumentaal karakter van de hal met twee waardevolle kopse gevels, de stalen vakwerkstructuur en ritmering van gevelopeningen zorgen voor architecturale kwaliteit. De site vormt een iconisch herkenningspunt in de omgeving (Stad Aalst & Atelier Romain, 2020)

4.4.2 Huidige toestand

Fig 61:

54

2:

Op deze plek wordt de eerste fase van de herontwikkeling momenteel gerealiseerd door de projectontwikkelaar ‘Odebrecht’. Twee woonvolumes krijgen hier een plaats naast de turbinehal.

Het gebouw vormt een baken in de omgeving en zal een nieuwe centraliteit vormen dat gefocust is om een hoge belevingswaarde. Een uitgewerkte visie met mogelijke invulling maakt onderdeel uit van deze studie.

Er moet gestreefd worden naar een adaptieve en toekomstgerichte invulling van het gebouw, het financieel aspect van de herinvulling vormt een grote uitdaging aangezien er heel wat renovatie- en exploitatiekosten bij komen kijken.

3:

In het noordelijk deel bevinden zich nog enkele rijwoningen en overblijfselen van industriële gebouwen. Dit is de grens tussen het stadsweefsel en het projectgebied.

1:

De turbinehal blijft bewaard en zal een nieuwe functionaliteit krijgen. In de hal zijn nog enkele overblijfselen te vinden zoals ketels en andere waardevolle technische elementen. Het monumentale karakter van de kopse gevel heeft een bepaalde architecturale waarde.

Fig 63: Impressie van toekomstige ontwikkeling

4:

Deze bestaande gebouwen zullen op termijn ook verdwijnen en ruimte geven aan nieuwe ontwikkelingen.

stadsweefselFig62Fig64Fig65Fig66

55

9: Aan de oostelijke oever van de Dender wordt momenteel een nieuw stuwsluis gerealiseerd. Hierdoor zal de Dender ter hoogte van de Electrabelsite 1,5 meter lager stromen. Een nieuwe fietsersbrug zal het jaagpad met de uitbreiding van het stadspark verbinden. De Dender wordt plaatselijk rechtgetrokken en het gedempte deel wordt omgevormd naar een vistrap.

67

7: Tussen Aalst en Dendermonde wordt de Dender gebruikt voor vrachtverkeer, daarnaast wordt de Dender ook gebruikt voor recreatiedoeleinden. Langs de oever werden reeds peilbuizen geplaatst om het waterpeil op niveau te houden. Er zijn budgetten vrijgemaakt om op bepaalde strategische plekken oeververlagingen te kunnen toelaten.

6:

5: De hoogspanningssite van ELIA zal verplaatst worden richting de Erembodegemstraat. Deze industriële structuren kunnen deels bewaard blijven en onderdeel uitmaken van het landschap. Zo blijft de geest van de plek bewaard.

8: Dit braakliggend terrein zal ingevuld worden als uitbreiding van het stadspark, wat momenteel helemaal afgesloten is voor de omgeving. In het verleden was dit een bebost gebied maar er heeft een illegale kap plaatsgevonden.

Het voormalig opleidingscentrum van ELIA zal dus plaats maken voor de nieuwe ontwikkeling waarvoor reeds een ontwerpwedstrijd voor gelanceerd werd. Om dit geheel te integreren in de Electrabelsite kan deze plek een soort educatieve functie krijgen en onderdeel vormen van een belevingspark.

Fig Fig

68 Fig 69 Fig 70 Fig 71

56 Sfeerbeelden : Imposante turbinehal Verwilderde omgeving Iconische schouw Eclectisch geheel Zicht vanuit stadspark Zicht vanuit de rechteroever Fig 72 Fig 73 Fig 74 Fig 75 Fig 76 Fig 77

5.1 Inleiding

57

VISIE

De kritische succesfactoren die van belang zijn op de onderdelen die besproken worden zullen telkens aangehaald worden als referentie naar de toolbox.

De visie bestaat uit belangrijke uitgangspunten die het ontwerp zullen bepalen. Het zijn de grote lijnen die het kader vormen voor het ontwerpend onderzoek.

Het voorgaand onderzoek dat vertaald werd in een toolbox voor het herontwikkelen van post-industriële sites vormt de fundering voor de uitgangspunten van de visie voor de Electrabelsite. De analyse van de omgeving en de bestaande studies leggen belangrijke aandachtspunten bloot waarop ingespeeld moet worden.

De visie heeft betrekking op de drie schalen die aangehaald werden in de toolbox: een visie op de stadsbrede rol van de Electrabelsite op macroniveau, een visie op de strategische integratie in de omgeving op mesoniveau en een visie op de concrete uitwerking op microniveau. Zowel de lokale als bovenlokale rol van de Electrabelsite wordt op deze manier op een geïntegreerde manier gedefinieerd.

05

Duurzame energie

De strategische ligging van de site maakt de connectie tussen de stad en het landschap. Verschillende functies zullen deze eigenschap ondersteunen en faciliteren. De site vormt niet alleen de sluitsteen van het projectgebied ‘De Kaaien’ maar ook van de groenpool en zorgt voor eenheid tussen deze entiteiten.

Directe relatie met de stad door duurzame vervoersmogelijkheden en een morfologische overgang

Een nieuwe identiteit

Zelfvoorzienend

Faciliterende rol als hoofdtoegangspoort

1.2.

“Een toekomst op basis van het verleden”. Hoe kan deze plek opnieuw in functie staan van energieopwekking? De Electrabelsite kan het symbool worden van een transitie naar duurzame energie. Het afgezonderde karakter van de site kan gebruikt worden om te experimenteren met zelfvoorzienende bronnen en systemen. Door nieuwe vormen van lokale opwekking en opslag te introduceren verbinden we het rijke verleden met een verhaal van circulariteit en hernieuwbaarheid.

5.2 Visie op stadsbrede rol MACRO

58

Directe relatie met het landschap door wandel- en fietsverbindingen naar het buitengebied

Fig 78: Visie Macro

Alternatieveenergiesysteemmobiliteit

59

Het idee om de historische identiteit om te vormen naar een verhaal van energietransitie is geïnspireerd op een vergelijkbaar project. Transfo in Zwevegem is ook een voormalige elektriciteitscentrale waarbij de gemeente Zwevegem, de provincie West-Vlaanderen en Leiedal samenwerken aan een duurzame toekomst voor deze industriële site. Ondertussen wordt Transfo omgevormd tot een multifunctionele site met verschillende residentiële, culturele en recreatieve activiteiten met de steun van Europese projecten zoals RE/SOURCED en Empower2.0.

Het doel is om de energiewijk van de toekomst te creëren door een ‘Circular Smart Grid’ te introduceren dat ervoor zorgt dat de volledige nieuwe ontwikkeling gebruik kan maken van lokaal geproduceerde hernieuwbare energie. Een gelijkstroomnet koppelt bronnen zoals zonnepanelen en een windturbine aan energieopslag aan de hand van batterijen en waterkracht accumulatie.

1. Een nieuwe identiteit

Het uiteindelijke doel is om zoals in het verleden energie te produceren voor de wijde omgeving maar op een duurzame en hernieuwbare manier (Intercommunale Leiedal, z.d.)

Fig 80: Smart grid Transfo

Fig 79: Transfo Zwevegem

Urban Innovative Actions (UIA) geeft financiële steun aan het Europees project RE/SOURCED (Renewable Energy SOlutions for URban communities based on Circular Economy policies and Dc backbones) voor dit innovatief project waar thema’s zoals hernieuwbare energie, circulaire economie en de reconversie van erfgoed centraal staan.

Gebruikers en bewoners op de site zullen permanent voorzien worden van hernieuwbare energie op basis van lokale productie en opslag. Daarnaast wordt er ook gefocust op het educatieve aspect hiervan. Aangezien dit systeem zeer onbekend is worden alle inzichten en kennis zoveel mogelijk gedeeld met bedrijven en universiteiten of andere gelijkaardige projecten en worden de burgers betrokken via een educatief belevingsparcour op de site.

Opslag

De electrabelsite kan mee in dit verhaal stappen als één van de pilootprojecten om dit soort experimentatie uit te testen. Er kan een samenwerking ontstaan tussen Transfo en de Electrabelsite om kennis te delen. Ter hoogte van de industriële relicten en de nieuwe site van Elia zal de nieuwe opslag- en productie-infrastructuur gepositioneerd worden. Het voorstel door Bold architecten voor de site van Elia met educatieve functie past volledig in het verhaal van het energieDebelevingspark.rijkegeschiedenis

Nieuwe ontwikkeling - 880m2

(

Nieuwe ontwikkeling -

PV

PVMobi-punt-440m2

Nieuwe ontwikkeling

Fig 82: nieuwe Elia-site (Bold architecten)

PVdistributienetAansluitpuntOpslagProductieEnergie1975m2belevingsparkop

impressie

Fig 83: Energie-belevingspark

impressie nieuwe

PV

van de plek krijgt een toekomstgerichte vertaling en wordt gekoppeld aan recreatieve en educatieve activiteiten in de vorm van een belevingspark. De industriële relicten, de nieuwe technologieën en de belevingswaarde van het park vormen een ideale combinatie voor schoolreizen en daguitstappen.

Fig 81: Elia-site Bold architecten)

400m2 250WKKkW DC docking station 35 kW 95WindturbinekWSiteEliaPV-716m2

Mobiliteitspunt

In de visie van Omgeving voor de Groenpool van Aalst (2020) wordt de site aangeduid als toegangspoort. Een aangepast mobiliteitssysteem zal een vlotte verbinding maken tussen het station en de rest van Aalst met de site. Op de site zelf zal een kleinschalig mobiliteitspunt zorgen voor de overschakeling tussen vervoersmodi. Daarnaast zal een onthaalfunctie het startpunt vormen om de groenpool te kunnen verkennen. Deze faciliterende rol zal dus bepalen welke functies er nodig zullen zijn. Het doel is dat de Electrabelsite een verzamelpunt wordt voor zachte weggebruikers op bovenlokaal niveau. De hoofdtoegangspoort versterkt de functionaliteit op lokaal niveau door recreatie en sportactiviteiten van de directe omgeving te verbinden en te versterken zodat het gezien kan worden als één geheel.

61 2. Faciliterende rol als hoofdtoegangspoort

Dender-shuttle Station Aalst

Hoofdtoegangspoort

Fig 84: Hoofdtoegangspoort

zijn verschillende sportplekken te vinden zoals een sportveldje, een pumptrack, een mountainbikeparcour en een outdoor fitness.

met fietsverhuur voor bezoekers die willen mountainbiken in de Opomgeving.hetterrein

100m Fig 85: Functies

Recreatieve activiteiten zoals een hoogteparcour, speelplekken en een uitkijktoren behoren tot het belevingspark en vormen met andere vergelijkbare plekken in de omgeving één geheel.

Een korte parkeerstrook voor bezoekers gericht op tijdelijk parkeren sluit aan bij het mobiliteitspunt waar ook plaats is voor

Opdeelwagens.verschillende

plekken over het terrein bevinden zich educatieve plekken die deel uitmaken van een educatieve route waar men op een aangename manier kan leren over de lokale fauna en Plaatselijkeflora.fietsenmaker

Overgangsgebied

Een morfologische overgang

1.

Fig 86: Visie MESO Analyse

OPEN

Dense stedelijke omgeving

DENS GEORDEND

NATUURLIJK

Fig 87:

Zoals reeds aangehaald vormt de Electrabelsite een schakel tussen twee tegenstrijdige ruimtelijke entiteiten. Het zal fungeren als overgangsgebied tussen een dense stedelijke omgeving waar het groen voorkomt op een eerder geordende manier en het grote openruimtegebied waar het groen een natuurlijke structuur heeft.

63

64

Een verbindend karakter

De Erembodegemstraat moet als breuk tussen het stadspark en de Electrabelsite geminimaliseerd worden om de eenheid te versterken. Het moet van sluipweg omgezet worden naar een lokale weg met veilige oversteekplaatsen door het straatprofiel aan te passen.

Dwarse groene strips sluiten aan op belangrijke punten en vormen zo een ecologische en visuele verbinding met de Dender. Ze vormen belangrijke publieke assen die uitkomen op belevingsplekken aan de Dender.

Fig 89: Groene corridors

De Electrabelsite was vroeger volledig op zichzelf gericht. Bij de herontwikkeling hiervan is het essentieel dat net het tegenovergestelde wordt beoogd. Het moet letterlijk een uitbreiding van het stadspark worden, op deze manier wordt niet alleen het stadspark verbonden met de Electrabelsite maar zal het stadspark verbonden worden met de Dender.

mobipuntBreukToegang

Zo kan het groengebied Osbroek en stadspark één geheel vormen met De Gerstjens en werken we aan de vervollediging van de groenpool.

Het stadspark moet toegankelijker worden langs de kant van de Electrabelsite, daarom stel ik voor om een extra toegang te voorzien om de connectie te vergroten. De huidige toegang aan de bushalte wordt vergroot en omgevormd tot mobiliteitspunt waar verschillende assen samenkomen. Een belangrijke fietsverbinding tussen het stadspark en het jaagpad wordt op deze as voorzien aangezien de nieuwe fietsbrug aan het sluis zal komen.

2.

Fig 88: Verbinding

3. 1321

Dwarsliggendegetrokken.

Verzonken stedelijk plein

Een relatie met de Dender

Langs de Dender wordt een belevingsroute voorzien voor fietsers en wandelaars dat de verschillende nieuwe plekken langs het water met elkaar zal verbinden.

Eilandje32voor de vistrap 1 Fig 90: Relatie met Dender

Ruimte bieden voor water en groen is een waardevolle manier om de relatie met de Dender aan te gaan. De groenstructuur wordt op zoveel mogelijk plaatsen tot in het stedelijk weefsel

13

wadi’s zorgen ervoor dat het water vertraagd afgevoerd kan worden en kan infiltreren. Door ruimte te bieden voor water kan er ingespeeld worden op de overstromingsproblematiek. De Dender moet op strategische plaatsen uit zijn oevers kunnen treden. De wadi’s kunnen op deze manier ook dienen als overstroomgebieden die het excessief water opvangen en verspreiden over het parkgebied, vergelijkbaar met natuurlijke irrigatiesystemen. Daarnaast kan het vergroenen van oevers waardevol zijn voor de biodiversiteit.

Het gebied waar de Electrabelsite grenst met de Dender vormt dus een zeer belangrijke strook. De inwerkingtreding van het nieuw sluis zal het waterpeil verlagen. Samen met De Vlaamse Waterweg en de stadsdiensten is er gezocht om de oevers op bepaalde plekken te verlagen. In opdracht hiervan heeft het bureau ‘Omgeving’ een ontwerpvoorstel gedaan om belevingsplekken te voorzien aan de Dender in de vorm van een trappenpartij. Dit idee kan op de meest publieke plekken toegepast worden.

Elia

In tegenstelling tot het jaagpad is dit eerder een lokale recreatieve route. Om deze beleving te maximaliseren zal de oever op bepaalde plekken verlaagd worden om het fietspad en het voetpad zo dicht mogelijk bij het water te brengen.

1 : Vergroening 2 : Verlaging 3 : Beleving Fig 91: Oevers

Fig 92: Conceptbeeld

5.4 Visie op concrete uitwerking MICRO

67

Een nieuwe centraliteit

Dit beeld is een conceptmatige collage dat niet overeenkomt met de correcte verhoudingen.

Het conceptbeeld is een artistieke weergave van deze nieuwe centraliteit waar het contrast tussen oud en nieuw, het verleden en de toekomst duidelijk zichtbaar is. Deze dualiteit zal zich verder zetten in het ontwerp en zorgt voor een interessante dynamiek.

68

Fig 93: Landmark

Het industrieel erfgoed wordt het kloppend hart van de site en blijft een visueel baken in de omgeving. Een herkenningspunt voor de buurt dat symbool staat voor een nieuwe centraliteit dat deze multifunctionele plek zal bieden. Een publieke plek met culturele, sociale en recreatieve functies dat aangevuld zal worden met plaats voor duurzaam wonen in een gezonde en veilige groene omgeving.

DuNieuwElectrabelsitesluisParc

bron:

Steden waren tot het begin van de twintigste eeuw ontworpen op maat van de ‘mens-voetganger’ (Janssens, 2021). Toen het modernisme en de auto zijn opmars maakte kwam hier een einde aan. Vandaag zien we een ommekeer gebeuren, de auto wordt zoveel mogelijk geweerd om de steden terug leefbaar en aangenaam te maken. Als we de publieke ruimte willen hervormen naar een plek waar mensen willen samenkomen moet de fietser en de voetganger prioritair zijn.

5.5 Visie op mobiliteit MACRO

Tragelsite

Fig 94: Nieuwe ontwikkelingen Robuuste open ruimte

De Kaaienbewerkt(2021)

StationsomgevingsiteSeniorcity

Tupperware

69

Het strategisch project ‘De Kaaien’ zal nieuwe ontwikkelingen realiseren over heel Aalst. Het gaat over een afstand van 2,7 kilometer dat zich uitstrekt van de Tupperware-site in het noorden tot Ter Muren in Erembodegem. Dit nieuw stadsdeel zal een demografische groei met zich meebrengen en de nieuwe ontwikkelingen voor wonen en werken zullen bijkomende verkeersbewegingen genereren. Het vormt een uitgelezen moment om de mobiliteit af te stemmen op deze vernieuwing waarbij de toegankelijkheid en veiligheid van de zwakke weggebruikers centraal moet staan. Een reorganisatie van de mobiliteitsstructuur zou meer ruimte kunnen bieden aan fietsers en wandelaars. De Electrabelsite zal autovrij worden maar hoe zit het met de stad?

70

Lokaal

Als we dit willen bewerkstelligen moet er een systeem bedacht worden dat het stadscentrum zoveel mogelijk ontlast van autoverkeer. De figuur hierboven is een conceptmatige weergave van een ideale mobiliteitssituatie waarbij het autoverkeer vanuit andere steden opgevangen wordt in bovenlokale mobiliteitshubs. Dit zijn plekken waar verschillende typen vervoer kunnen samenkomen. Hier kan men de auto achterlaten om via het openbaar vervoer de rest van de stad te bereiken. Vernieuwende trajecten creëren een lussensysteem dat in functie van bepaalde routes het binnengebied autoluw maakt en samenkomt op een regionaal mobiliteitsknooppunt zoals het Station. Op deze trajecten liggen kleinere lokale mobiliteitspunten die het openbaar vervoer bereikbaar maken voor de bewoners van de stad.

Fig 95: Concept mobiliteit

Bovenlokaal

AutoFietsersVoetgangersmobiliteitspunt

mobiliteitshub

Fig 96: Mobiliteitshub Mechelen - Polo architecten

Fig 99: Mobiliteitshub - Haarlem

Menmeter.zougebruik

Fig 98: Rector de Somerplein - Leuven

zijn verschillende kleinere mobiliteitspunten te vinden dat het openbaar vervoer linkt aan alle gebruikers van de stad. Ze zijn voor iedereen bereikbaar binnen de 500

kunnen maken van kleinere ecologische stadsbusjes met een hogere frequentie zodat er minder hinder is van grote bussen die door het centrum rijden.

De bovenlokale mobiliteitshubs zijn grootschalige verzamelplekken voor alle vervoersmodi waar deelauto’s en deelfietsen te vinden zijn. Het kan uitgebouwd worden tot een “cityhub” met aanvullende functies zoals horeca of commerciële activiteiten zodat het ook een aangename verblijfsplek is. De binnenstedelijke mobiliteitspunten moeten zodanig ingericht zijn dat ze de kwaliteit van de publieke ruimte verbeteren. Goed verlicht en toegankelijk voor mindervaliden, een overdekte wachtruimte met sanitaire voorzieningen, een goed uitgeruste fietsenstalling en een plek waar voldoende informatie te vinden is.

‘Mobipunt vzw’ is een organisatie dat gemeenten en projectontwikkelaars helpt bij de planning en het ontwerpen van mobipunten. Via het netwerk ‘Netwerk Mobipunten’ worden verschillende pilootprojecten gelanceerd onder de merknaam “Hoppin”.

Dit is een concept dat natuurlijk dieper onderzoek en verschillende mobiliteitsstudies nodig heeft. Deze conceptmatige uitwerking van een ideaal mobiliteitssysteem kan de basis vormen voor toekomstige ontwikkelingen.

71

Als we dit concept toepassen op de ruimtelijke structuur van Aalst zouden in principe drie lussen de hele stad bereikbaar kunnen maken. Ze hebben telkens een andere functie en komen samen op belangrijke knooppunten waar men kan overstappen. Om het nieuwe stadsdeel langs de Dender kwalitatief te verbinden kan er een Denderlijn ontstaan dat het mobiliteitshub in het noorden verbindt met zowel het station van Aalst als het station van Erembodegem. De blauwe lijn zet de verschillende ziekenhuizen in verbinding met het mobiliteitshub aan de E40. De oranje lijn zet het overig woongebied in

Fig 97: P+R Antwerpen

Opverbinding.dezelijnen

Fig 100: Stadsbus Movitas

Belangrijke overstapplaatsen BestaandeGezondheidslijnWoonlijnDenderlijnhaltes

Fig 101: Visie mobiliteit MACRO

Zoals eerder aangehaald vormt de Erembodegemstraat een breuk tussen het stadspark en de Electrabelsite. Het wordt momenteel gebruikt als sluipweg tussen het centrum van Aalst en Erembodegem. Bij de herontwikkeling van de Electrabelsite kan deze straat heraangelegd worden om de straat te ‘downgraden’ en de verbinding tussen het stadspark en de Electrabelsite te versterken. Door het straatprofiel aan te passen kunnen we oversteekbaarheid en veiligheid verhogen. Men kan via de hoofdwegen of via de nieuwe Dender-shuttle vanuit Erembodegem het centrum van Aalst bereiken.

73

Aangezien de Electrabelsite een nieuw centrumpunt zal vormen, moeten zachte weggebruikers op een veilige en vlotte manier vanuit het stadscentrum de site kunnen bereiken. Het vrachtverkeer van de Tereos fabriek in combinatie met het autoverkeer op de Parklaan zorgt voor enkele gevaarlijke kruispunten die de bereikbaarheid momenteel aantasten. AWV investeert samen met de stad in een studie voor de heraanleg van deze zone.

Fig 102: Huidige situatie Erembodegemstraat

Fig 103: Huidige situatie Erembodegemstraat

Fig 104: Aanduiding Erembodegemstraat

5.6 Visie op mobiliteit MESO

Fig 105: Shared space in Brighton

Er kan een ‘shared space’ concept toegepast worden dat gedeeld gebruik van de ruimte vooropstelt. Hier zijn geen afbakeningen te vinden tussen de verschillende vervoersmodi waardoor de wagen zich automatisch secundair voelt. Dit wordt versterkt door een snelheidsheuvel dat het kruispunt op dezelfde hoogte brengt als het voetpad. Een aangepaste materialisatie van deze kruispunten doet het eerder fungeren als een groot plein waardoor er een connectie ontstaat tussen de straatkanten.

Fig 107: Shared space plekken

74

Dit concept zou eventueel verdergezet kunnen worden in het stadscentrum van Aalst. Een netwerk van “shared space-kruispunten” zou uitgerold kunnen worden om de auto meer te weren in het centrum en de fietsbaarheid en leefbaarheid van de straten te verhogen. Deze nieuwe pleinen kunnen volgens de hoofdfietsassen verschillende trajecten versterken. 100m

Fig 106: Publieke connectie

Op strategische plaatsen zal het publiek domein naar de site toegetrokken worden: waar bepaalde zichtlijnen uitkomen, op de kruispunten en de toegangen naar het stadspark. Om ervoor te zorgen dat de zachte weggebruiker in deze zone prioriteit krijgt zullen de kruispunten omgevormd worden tot plekken waar de auto te gast is.

Fig 108: Zicht vanuit Eugeen Bosteelsstraat op de iconische schouw

75

Fig 109: Zicht vanuit Erembodegemstraat met nieuwe ingang stadspark links en nieuwe ontwikkelingen rechts

76

Doorwaadbaarheid

De Erembodegemstraat (4) vormt een belangrijke verbinding tussen Aalst en Erembodegem. Aan de toegang van het stadspark waar de oost-westverbinding op aansluit zal het mobiliteitspunt georganiseerd worden. 110: Visie Mobiliteit MICRO

77

Centraal in het gebied, onder de nieuwe site van Elia zal een ondergrondse parkeergarage (5) voorzien worden voor de nieuwe bewoners en bezoekers van de site waar ook plaats zal zijn voor deelvervoer.

Langsuitgelegd.de

Dender zal op de site een recreatieve belevingsroute (3) ontstaan dat de verschillende nieuwe “hotspots” in verbinding brengt.

5.7 Visie op mobiliteit MICRO

1 2 34 5 100m Fig

De site zal gevrijwaard blijven van autogebruik maar wordt zeer toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Rondom en doorheen de site zullen fietsverbindingen komen van verschillende grootteordes, zo ontstaat er een duidelijke hiërarchie dat zowel doorgaand als recreatief fietsverkeer toelaat. Het Jaagpad (1) is een bovenlokale fietssnelweg. Deze zal bij het nieuw sluis de verbinding maken met het nieuw mobiliteitspunt. Zo ontstaat er een oost-westverbinding (2) doorheen het park. Aangezien de fietsbrug op een bepaalde hoogte de Dender oversteekt blijft deze verbinding doorheen het park op een bepaalde hoogte om de trage bewegingen in het park niet te verstoren en geen conflicten te veroorzaken. Dit lineaire element zal in het hoofdstuk ‘Ontwerp’ verder worden

Op basis van economische overwegingen is er gekozen om de parkeergarage dezelfde contour te geven als de site van Elia. De structuur kan op elkaar afgestemd worden wat zorgt voor ruimtelijke en financiële efficiëntie.

Wat hier voorgesteld wordt vormt een conceptuele uitwerking waar de principes en algemene richtlijnen in worden vastgelegd waar gespecialiseerde bureaus en verkeerskundigen verder mee aan de slag kunnen aangezien dit zeer complexe opgaves zijn.

5 Fig 111: Parkeergarage

Elkealternatieven.bewoner krijgt de kans om een parkeerplaats aan te kopen maar is niet verplicht. De overige plaatsen kunnen instaan voor bezoekers, lokale werknemers of omwonenden, daarnaast zullen er ook voorbehouden plaatsen zijn voor

78

De nieuwe ontwikkelingen geven ruimte aan 84 woongelegenheden. In principe zou een parkeernorm van hoger dan 1 parkeerplaats per wooneenheid gehaald kunnen worden met deze parkeergarage van 103 parkeerplaatsen maar dat is zeker niet de doelstelling aangezien hoge normen vaak gepaard gaan met leegstaande parkeerplaatsen. Er moet gestreefd worden naar lagere normen zeker wanneer er flankerend beleid is zoals duurzame

Aandeelvervoer.devoorzijde

van de site van Elia zal door middel van een verticale koker ( geel volume) toegang tot de garage gemaakt worden. De toegang komt uit op de Erembodegemstraat.

79

Fig 112: Zicht op recreatieve belevingsroute langs de nieuwe ontwikkeling aan het sluis

80

81

6.1 Masterplan

ONTWERP

Wat volgt is een gedetailleerde beschrijving van de verschillende deelgebieden en gebouwen. De uitdagingen zullen vertaald worden in ambities aan de hand van ruimtelijke concepten. Door op een geïntegreerde manier te werk te gaan wordt er eenheid en samenhang gecreëerd en de ontwerpbeslissingen worden versterkt door referentiebeelden.

06

100m Fig 113: Masterplan 82

83

Afgebroken Bewaard Aanbouw

Fig 114: Architecturaal verleden

Fig 115: Huidige toestand

Om de architecturale kwaliteiten tot hun recht te laten komen worden de minder waardevolle structuren afgebroken. Op deze manier wordt de zichtbaarheid van de turbinehal versterkt langs de kant van de Dender en keren we terug naar de essentie van het object.

Fig 116: Minder waardevolle structuren

Een eclectische compositie

Fig 118: Contrast in bouwstijl

Fig 117: Eclectisch geheel

De turbinehal wordt gekenmerkt als een samenvoegsel van verschillende volumes dat doorheen de tijd geëvolueerd is tot een eclectische compositie.

6.2 Het hart van de site

Eenverbeteren.nieuwe

Dualiteit intern

De turbinehal zelf bestaat uit twee delen die momenteel één grote ruimte vormen. Het zuidelijk deel dateert van de jaren ‘20 en het noordelijk deel van de jaren ‘50. Dit is duidelijk afleesbaar in de eigenschappen van de structuur zoals de dakvorm. Om deze lengte te doorbreken zal bij de herbestemming de ruimte terug beschouwd worden als twee aparte delen wat bouwtechnische voordelen biedt zowel op vlak van thermische prestatie als brandveiligheid. Ook respecteert deze beslissing de eigenheid van de bouwstijl.

De kwaliteit van de turbinehal zit vooral in de kopse gevels. Het monumentaal karakter van de zuidelijke gevel is zeer waardevol door het gedetailleerd materiaalgebruik. De andere gevels worden gekenmerkt door de structuur en ritmering van het stalen vakwerk. De westelijke gevel vormt momenteel wel een soort wachtgevel aangezien voormalige structuren hier werden afgebroken.

Fig 119: Dualiteit

Fig 121: Waardevolle zuidgevel

Fig 120: Kopse gevels

identiteit wordt gecreëerd door de kwaliteiten te benadrukken en het geheel terug te brengen tot de essentie

Fig 123: Dualiteit intern

De opsplitsing van de ruimte verduurzaamt het gebouw door de thermische prestatie te

Fig 122: Wachtgevel

84

Daarentegen zal er ook plaats zijn voor tijdelijke functies en activiteiten. Het zuidelijk deel zal in functie staan van deze flexibele invulling. De grootschalige ruimtelijkheid van dit deel is ideaal om de turbinehal om te vormen tot multifunctionele

Fig 124: Gevel & snede

Fig 126: Snede

De belevingswaarde van deze historische plek aangevuld met culturele en educatieve functies zal een nieuwe ‘hotspot’ vormen voor de omgeving.

Dit wordt verdergezet in een externe functionele dualiteit tussen een culturele plek gefocust op het verleden en een belevingspark gefocust op de toekomst.

Dualiteit intern

Als aanvulling op het educatieve aspect van de site zal deze historische structuur het kader vormen voor een permanente culturele functie dat teruggrijpt naar het industriële verleden. De geschiedenis en het ontstaan van het industrieel elektriciteits- en stoomnetwerk in Aalst zal centraal staan. Zowel het verleden als de toekomst van de energietransitie wordt op de site tentoongesteld als onderdeel van de nieuwe identiteit en als aanvulling op het belevingspark waar zowel oude relicten als nieuwe objecten zullen staan. Deze culturele plek zal aangevuld worden met horeca.

85

Eraantrekkingspool.ontstaateeninterne

ruimtelijke dualiteit tussen de twee delen van de turbinehal met eigen karakteristieken dat versterkt wordt door het onderscheid tussen permanentie en tijdelijkheid.

ZuidNoord

Fig 125: Gevel & snede

Bufferzone met relicten

Dedoorgetrokken.relatietussen

Om in te spelen op voorgaande vaststellingen wordt er gekozen voor een ontdubbeling van het volume. Ook hier komt het concept van oud versus nieuw, het verleden versus de toekomst weer naar voren wat bijdraagt aan de identiteit van de plek. De kwaliteitsvolle kopse gevels worden benadrukt en krijgen meer aandacht. De westelijke kant van de turbinehal krijgt op deze manier een nieuwe gevel dat de aansluiting zoekt met het nieuwe

86

Stedelijk afdak

Het gedeelte met de permanente functie maakt de aansluiting met een stedelijk plein dat het niveau van de onderste laag behoudt waardoor een verzonken plein ontstaat. Dit creërt geborgenheid en definieërt de ruimte. Het contact met de Dender wordt verhoogd door dit niveauverschil.

Dualiteit extern

Het concept van de identiteit vormt een leidend principe dat doorheen het ontwerp wordt

Stedelijk plein

van het geheel kan verhoogd worden zonder te moeten inboeten op de grootschalige ruimtelijkheid van de turbinehal zelf. De nieuwe functies die in de aanbouw komen zullen het origineel deel niet opslitsen in verschillende kleinere ruimtes waardoor er met respect kan omgegaan worden met het erfgoed. Door exact hetzelfde volume ernaast te plaatsen gaan we met respect om met de monolitische architectuur, de materialiteit zorgt ervoor dat het contrast tussen oud en nieuw versterkt wordt terwijl de focus op het erfgoed blijft. De ruwheid van de baksteen overstijgt de lichtdoorlatendheid van het polycarbonaat.

binnen en buiten creërt een nieuwe doorwaadbaarheid loodrecht op de langse kant van het gebouw en definieert buitenruimtes.

Fig 128: Relatie binnen-buiten

Fig 129: Lacaton Vasal FRAC

Fig 130: Theaterplein Antwerpen

Dewoongebied.functionaliteit

De waardevolle structuur van het ketelhuis krijgt een herinterpretatie en wordt omgevormd tot stedelijk afdak. Zo ontstaat er een “binnen-buiten relatie” tussen de twee delen van de turbinehal. Dit stedelijk afdak vormt de buitenruimte van het gedeelte met de tijdelijke functie en kan gezien worden als verlenging van deze binnenruimte.

Nieuw volume

Fig 127: Dualiteit

Het gebouwencomplex behoudt de connectie tussen de straat en de Dender door nieuwe doorgangen mogelijk te maken.

Opslag & technieken

Vide Buitenschil

De kwaliteit van het erfgoed wordt benadrukt door de materialiteit van de nieuwe structuren.

Fig 132: Snede door permanente invulling met stedelijk plein

Fig 131: Zuidgevel

87

Fig 133: Snede door tijdelijke invulling met stedelijk afdak

HorecaMuseum

Binnenstraat

Het duurzaam concept wordt versterkt door zowel de wachtgevel van het oude gebouw op te vullen als de dubbele gevel van het nieuwe gebouw zelf.

Verzonken plein

HorecaVide

Fig 136: Zwin - Knokke-Heist

Fig 135: Turbinehal

Het Musée d’Orsay in Parijs is een kunstmuseum dat zich bevindt in een voormalig treinstation. De manier waarop de ruimte is ingedeeld met respect voor het erfgoed is een kwalitatief voorbeeld van het concept.

De site van Abattoir in Brussel krijgt verschillende nieuwe invullingen. Oude structuren worden bijvoorbeeld gebruikt als markthal. Het tijdelijke deel van de turbinehal kan activiteiten zoals een beurs, een feestzaal, een evenementenlocatie of voorstellingen toelaten.

Fig 137: Musée d’Orsay - Parijs 138: Abbatoir

Ruimtelijke uitgangspunten

Fig

Om de ruimte voor het museum op een gelijkaardige manier in te delen wordt het concept van de ‘split level’ verdergezet. Zo blijft de ruimte open en blijft de eigenheid behouden. Een nieuwe stalen structuur zal toegevoegd worden om dit mogelijk te maken.

MarkthalOpslag & technieken

88

Er kan op een interactieve manier kennis gemaakt worden met de industriële geschiedenis van Aalst. Een voorbeeld van zo’n interactieve leerplek is het Zwin natuurpark in Knokke-Heist.

-FigAnderlecht134:Snede

89

Dit volume blijft altijd publiek toegankelijk, twee publieke assen doorkruisen het gebouw en connecteert de omgeving. Het ‘box-in-box principe’ zorgt voor een flexibele invulling van deze ruimte. Vides reiken op sommige plaatsen tot aan het plafond wat de interactie tussen de verschillende functies versterkt en natuurlijke ventilatie mogelijk maakt. Het creërt een soort dubbele gevel wat een duurzaam concept is en voordelen biedt zowel in de winter- als zomermaanden.

141:

Maritime

Op het bovenste verdiep, dat vergeleken kan worden met een belvedère zullen ondersteunende functies komen die flexibel gebruikt kunnen worden door de lokale bedrijven, omwonenden en ruimtezoekenden. Het kan gaan over atelierruimtes, gezamelijke vergaderplaatsen, flexwerkplekken of zelfs een kleine bibliotheek waar computers ter beschikking worden gesteld.

Het wordt een multifunctionele plek waar faciliterende functies zoals de fietsenmaker met fietsverhuur en het algemeen onthaal van het belevingspark en het museum zich bevinden. Aanvullend zullen commerciële functies zoals een café of restaurant de gelijkvloers vervolledigen.

FRAC Fig 139: Nieuw volume

functies Ondernemende functies Commerciële functies Faciliterende functies DoorwaadbaarheidVerticaleconnectieMultifunctioneel

Ondersteunende

Fig 140:

Fig Gare - BrusselLacaton Vasal -

Daarnaast worden andere ruimtes opgeladen met lokale functies die volledig in het teken staan van een creatieve hotspot. Onder de noemer ‘ondernemende functies’ zijn dit plekken voor startende ondernemers en kmo’s.

Ruimtelijke uitgangspunten

Naast een verticale koker die de verschillende verdiepen met elkaar verbindt zijn er langs de vide ook trage verticale verbindingen die bepaalde binnenperspectieven creëren. Het leven in deze ruimte blijft altijd zichtbaar en zorgt voor interactie.

De relicten, zoals de schouw, vormen een buffer tussen het plein en het afdak, een overgangszone tussen twee ruimtelijke entiteiten. Een plaats waar de relicten tentoongesteld worden. Hier wordt ook een verticale connectie voorzien door middel van trappen en een helling.

Fig 142: Axonometrie

Geïnspireerd op het voorstel door noAarchitecten bouwt dit onderdeel verder op het idee van een transitie van stad naar groene omgeving. Deze woningen sluiten aan op de bestaande morfologie maar behouden een groen karakter. Mensen die graag dichtbij de stad wonen maar ook willen genieten van een tuin of buurtparkje kunnen hier een plaats vinden.

Verschillende doorsteken met veranderende hiërarchie nodigen mensen uit om het projectgebied te betreden.

De combinatie van verschillende woonvormen zorgt voor een inclusief ontwerp dat een grote sociale mix vooropzet. Er wordt ingespeeld op het relatief klein aanbod sociale woningen in Aalst vergeleken met het Vlaams Gewest.

Fig 145: Sint-Elisabethwijk Aalst

91

Fig 144: Plan wijk

Een morfologische overgang tussen het stedelijk weefsel en enerzijds de grootschaligheid van de hal en anderzijds de openheid van het park wordt gemaakt met deze groene wijk.

Fig 143: Gemeentescan Aalst

1

Een overgang van stad naar park

Fig 146: Somergempark - 2DVW architecten

6.3 Wonen in het groen

2

De ontwikkeling wordt ontsloten door twee grote publieke assen die de Erembodegemstraat verbinden met de Dender. Daartussen ontstaan semi-publieke doorsteken die bijdragen tot sociale controle en interactie. De bovenste groenzone (1) is een publiek toegankelijk buurtpark waar kinderen veilig kunnen spelen. De sociale woonblokken omsluiten een collectieve tuin (2) voor de bewoners.

De groene omgeving verhoogt de kwaliteit van het wonen en de biodiversiteit. Zo kan men op een ecologische manier omgaan met wateropvang.

147:

Fig Axonometrie

2,5 8,5 7 4,8 11 6,5 4 10 4 6 12 3 7,5 3 12 2,5 6 6,5

Fig 148: Snede

93

Fig 149: Zicht op semi-publieke doorsteek met nieuwe aan bouw van turbinehal op de achtegrond

94

Naast de grootschaligheid van het nieuwe aantrekkingspunt, het nieuwe centrumpunt in de omgeving worden er ook plekken ontworpen op mensenmaat , op maat van het individu. Een schakeling van kleine volumes, met gedifferentieerd gevelbeeld en woontype.

wadi’s vangen het regenwater op en zorgen voor infiltratie en vertraagde afvoer

Het atelier is telkens gepositioneerd aan het buurtparkje, dit zorgt voor een levendige plint die opengesteld kan worden waardoor leuke en toevallige interacties kunnen ontstaan. Het wordt versterkt door het terras dat zich ook aan deze kant boven op het atelier bevindt.

Er kan een lokale gemeenschap gecreëerd worden waarbij de synergie tussen wonen en werken centraal staat.

Fig Landschapssnede

Fig Landschapssnede

151:

150:

6.4 Wonen aan het water

Fig 153: Verankering

wordt het gezicht van de site en zal zichtbaar blijven vanuit verschillende standpunten.

Fig 152: Landmarks

Het projectgebied ‘De Kaaien’ krijgt een duidelijke afbakening met iconische landmarks als begin- en

eindpunt.Deturbinehal

Een verankering op een kruispunt van belangrijke assen

Met de komst van het vernieuwde sluis en het nieuwe mobiliteitspunt wordt er een zeer belangrijke oost-westverbinding gecreëerd. Om ervoor te zorgen dat enerzijds de turbinehal als object niet overschaduwd wordt en anderzijds het belang van deze functionele as benadrukt wordt zal het nieuw woonvolume zich positioneren op dit kruispunt van assen. Op deze manier verankert het zich op een sterke plaats en vormt het een ‘hotspot’ van activiteit binnen het park.

97

Een afbakening van het projectgebied ‘De Kaaien’

Het concept voor dit gebouw vertrekt vanuit het idee dat het een ‘landmark’ kan vormen samen met de hoogbouw van Pier Kornel in het noorden. Ze bakenen het nieuwe stadsdeel ‘De Kaaien’ af en geven samen met de industriële relicten een nieuw gezicht aan dit gebied. Ze staan symbool voor inclusiviteit en duurzaam wonen dat geïntegreerd wordt in het waardevol historisch landschap.

Vanuit het gebouw zulllen prachtige zichten ontstaan op het water en het nieuwe sluis, door belevingstrappen voor het gebouw te plaatsen wordt de verblijfskwaliteit verhoogd.

Men bevindt zich nog steeds vlak aan het culturele hart van de site, toch kan men genieten van de rustige en groene omgeving dat goed verbonden is met de context.

98

In de plaats van één hoog volume worden twee volumes geschrankt tegenover elkaar geplaatst. Dit zorgt voor geborgenheid tussen de volumes waar collectieve ruimtes kunnen ontstaan. Het kadreert een connectie tussen het park en de belevingstrappen aan de Dender.

Fig 154: Axonometrie

De architectuur zou een zeer transparant en flexibel karakter kunnen krijgen dat in contrast staan met het ruwe volume van de turbinehal. Een raamwerk structuur biedt de vrijheid om buitenruimtes en openingen te creëren. Het gebruik van hout in de vorm van een CLT structuur heeft tegenover beton of staal verschillende voordelen op vlak van duurzaamheid, constructie en gewicht. Het groen van de omgeving kan deel uitmaken van de facade waardoor het gebouw volledig opgaat in het park.

Duurzaam materiaalgebruik en ecologische aspecten worden toegepast in het ontwerp.

Fig 156: Kop Zuidas - Amsterdam

Fig 155: Pergola De Nieuwe Dokken - Gent

Een divers programma dat een meerwaarde creërt voor de hele buurt zorgt voor een nieuwe hotspot op deze belangrijke plaats binnen het projectgebied.

99

Fig 159: Exploded axonometrie

Op de eerste verdieping wordt er een connectie gemaakt tussen de twee volumes dat een volledige collectieve laag vormt voor de bewoners. Het verhoogd fietspad wordt geïntegreerd op deze laag waardoor nieuwe interacties kunnen ontstaan. Bewoners kunnen van hieruit rechtstreeks de fietsenstalling en de rest van het gebouw bereiken.

Op de gelijkvloers omarmen twee volumes een doorsteek van het park naar de belevingstrappen. Uit onderzoek blijkt dat er in Aalst zeer weinig buitenschoolse opvangplaatsen zijn in vergelijking met het Vlaams Gewest. Hiervoor wordt plaats gegeven in het noordelijk volume dat een buitenruimte krijgt aan het park. Een colonnade zorgt voor een bufferzone tussen binnen en buiten. Het andere volume zal horeca bevatten waar de bewoners en de bezoekers van het park kunnen vertoeven op terrassen langs de Dender en het park.

Fig 158: Gemeentescan Aalst

Fig 157: Gemeentescan Aalst

Een divers programma

FUNCTIES

Het kleinere volume wordt ingevuld met assistentiewoningen en het grotere volume met appartementen. Deze eenheden genieten van terassen vergelijkbaar met het collectief dakterras waarbij de structuur verdergezet wordt naar buiten.

Er wordt getracht rekening te houden met alle leeftijdscategorieën en bevolkingsgroepen om een divers aanbod te creëren zodat een sociale mix ontstaat.

Fig 160: Lacaton Vasal : wintertuindeauxBor

100 ELEMENTEN

Fig 161: Bycicle house - Malmö

Fig 162: Exploded axonometrie

De collectieve ruimtes kunnen ontspannings- en ontmoetingsruimtes bevatten of kunnen fungeren als uitbreiding van de privéruimtes zoals wasplaatsen of keukens. Aan de oost- en westgevel wordt de ruimte uitgebreid door een wintertuin. Dit creërt een dubbele gevel waar men het hele jaar door de relatie met de omgeving kan opzoeken. De volgende laag staat in functie van co-housing. Jonge gezinnen krijgen de kans om op deze uitzonderlijke plek een woning te vinden waar bepaalde ruimtes gedeeld worden. Tussen de twee volumes zet het raamwerk van de structuur zich door om een gezellige collectieve buitenruimte te vormen. Dit dakterras maakt onderdeel uit van de gedeelde ruimtes.

Het gebouw markeert het scharnierpunt tussen de stad en het landschap, het vormt een nieuwe landmark op het kruispunt van verschillende bewegingen. Het biedt een waardevolle omgeving om te wonen voor jong en oud en creërt een aangename verblijfsplek voor de bezoekers van het park.

Fig 163: Een snede door de Dender met zicht op de nieuwe ontwikkeling in het park

6.5 Natuur als drager voor ruimtelijke samenhang

Fig 168: Het stadspark van Aalst

Een ruimtelijke blik op de visie

De site kan gezien worden als een verbindingselement tussen ruimtelijke entiteiten en verhoogt de connectie met de omgeving.

Fig 165: Natuupark het Zwin Fig 166: Speelbos Park Groot Schijn

De visie op de stadsbrede rol bestaat uit twee elementen: een nieuwe identiteit en een faciliterende rol als hoofdtoegangspoort. Deze twee elementen worden ruimtelijk vertaald in een belevingspark rond energie en een belevingspark rond natuur. Ze vormen één geheel waar recreatie, educatie, sport en spel centraal staan. In het energiebelevingspark wordt er zowel teruggegrepen naar het verleden als gekeken naar de toekomst. In het natuurbelevingspark wordt de verbinding gemaakt tussen omliggende groengebieden dat een hybride vorm aanneemt van de enerzijds artificiële structuur van het stadspark en de natuurlijke structuur van De

103

Fig 164: Dualiteit

natuurpark vormt een interactieve leerplek dat bestaat uit verschillende educatieve routes en een permanente tentoonstelling. Het stadspark is ontworpen volgens de Engelse landschapsstijl en is gefocust op ontspanning en rust. Het speelbos in het natuurgebied De Gerstjens is gefocust op beleving, sport en spel. Deze twee elementen zullen elkaar ontmoeten in het nieuwe park.

Het projectgebied vormt een belangrijke schakel in de ruimtelijke context en integreert elementen van de omgeving in een hybride vorm.

Er wordt een veerkrachtig ecosysteem gecreëerd dat verschillende activiteiten toelaat en rekening houdt met de lokale biodiversiteit.

HetGerstjens.Zwin

Elke stad moet bij wijze van spreken ontworpen worden voor mensen van acht tot tachtig jaar, de zogenaamde ‘8 to 80 city’. Volgens Gil Penalosa is het essentieel dat we niet alleen gebouwen maar ook openbare ruimte ontwerpen waar iets te beleven valt voor alle leeftijdsgroepen, zodat we niemand uitsluiten. Als een ruimte veilig is voor een achtjarige, is het veilig voor iedereen (Penalosa, 2011).

Fig 167: Speelbos De Gerstjens

Gelaagdheid Gebouwen & BiodiverseRobuustThematischeStructurerenderelictenelementenrouteswatersysteemgroenstructuur IDENTITEIT OPLADING DUURZAAMHEID RUGGENGRAAT VERBINDING BELEVING HOTSPOTS EDUCATIE RECREATIE INTEGRATIE MULTIFUNCTIONEEL ECOLOGIE STRUCTUREEL DIVERSITEIT FUNCTIONEEL Fig 169: Gelaagdheid

Gebouwen & relicten

105

Men kijkt vanop de belevingsroute langs de Dender naar de voormalige hoogspanningscentrale van Elia. De structuren worden bewaard als herdenking van de historische identiteit. Door eenvoudige aanpassingen te maken zoals enkele verhogingen ontstaat er een aangename speel- of skateplek voor jongeren. De structuren definiëren de ruimte en creëren een spel van shaduw.

Het kan natuurlijk voor meerdere activiteiten dienen zoals een podium voor dansvoorstellingen of optredens, men kan er een videoclip opnemen of gewoon rustig verblijven.

Om de dynamiek te verhogen kan het vloeroppervlak een organische vormgeving aannemen dat in contrast staat met de “statische” constructie erboven.

Dit beeld tracht een impressie te geven van hoe de industriële relicten een nieuwe betekenis kunnen krijgen als onderdeel van het belevingspark.

106

Fig 170: Zicht op een mogelijke nieuwe betek enis van de industriële relicten

Dit pad geeft ook een houvast aan de groenstructuur, grote bomen zullen vergelijkbaar met een dreef dit pad accentueren.

Fig 171: Park Groot Schijn

Zoals reeds aangehaald wordt de fietsbrug doorgetrokken doorheen het park. Het creërt niet alleen een snelle oost-westverbinding voor doorgaand fietsverkeer, het creërt ook een overdekte wandelroute dat het park structureert en verlicht.

Structurerende elementen

Het pad vergroot de toegankelijkheid voor mensen die zich moeilijker kunnen verplaatsen. Het mag gebruikt worden door voetgangers en fietsers en maakt alle gebouwen bereikbaar voor de hulpdiensten.

Fig 173: Verhoogde fietsroute doorheen het park

107

Om alle verschillende projecten en plekken van het projectgebied op een vlotte manier met elkaar te verbinden en eenheid te creëren wordt er over heel het gebied een 6-meterpad aangelegd. Het vormt de ruggengraat of ‘backbone’van de open ruimte en structureert het park. Om de lineariteit te doorbreken krijgt dit pad op bepaalde plekken een kleine knik waardoor het perspectief gebroken wordt en een nieuw zicht gecreëerd wordt.

Fig 172: De ‘backbone’ van het projectgebied

Dit lineair element omarmt verschillende verblijfsplekken door zijn gebogen vorm, waar een verbreding zorgt voor zitplaatsen. Omgeven door bomen kan het inspelen op het idee van een belevingspark waar men door de kruinen van de bomen kan fietsen. Een unieke ervaring dat fietsgebruik zal stimuleren.

108

Fig 176: Fietsbrug - Kopenhagen

Fig 174: Integratie van verhoogde fietsroute in de omgeving

Fig 175: ‘Fietsen door de bomen’ - Bosland

Fig 178: Ishigami - Shandong

Fig 177: Niemeyer - Iberapuera park

109

Fig 179: Mobiliteitspunt

Het lokaal mobiliteitspunt vormt een aangename overdekte ruimte met fietsenstalling en openbaar toilet waar de aansluiting gemaakt wordt met het verhoogd fietspad. Ook hier, aan de ingang van het stadspark, wordt het straatprofiel aangepast en op een gelijke hoogte gebracht met de stoep zodanig dat het een plein vormt waar het ‘shared space’ concept van toepassing is.

Het verhoogd fietspad leidt bewoners en bezoekers doorheen het park via een unieke belevingsroute langs de kruinen van de bomen. Het maakt de connectie tussen het mobiliteitspunt en het nieuw gebouw en gaat verder naar de fietsersbrug aan het nieuw sluis waar de aansluiting gemaakt wordt met het jaagpad.

Fig 180: Fietsroute

110

Ten slotte wordt de site omsloten door een looproute en zijn er verschillende sportplekken te vinden op het terrein.

Op deze manier zal het park uitgroeien tot een bruisende plek vol

activiteit.Fig181: Speelheuvels Fig 182: Sportveld Fig 183: Informatiebord Fig 184: Openlucht fitness

Thematische routes

111

In tegenstelling tot de structurerende elementen verbinden de thematische routes een netwerk van hotspots verspreid over het terrein. Er worden trajecten gecreërd voor verschillende doelgroepen. De gele route connecteert een uitgebreid aanbod aan speelplekken.

De blauwe vormt een educatieve route, waar het zal gaan over de beide aspecten van de identiteit. Als men in de turbinehal vertrekt, waar de geschiedenis van de Aalsterse industrie tentoongesteld wordt kan men richting het park verdergaan om de toekomst van duurzame energie te verkennen. Langzaam komt men meer en meer in het natuurlijke deel van het park waar educatieve plekken over de lokale fauna en flora het overnemen. Het vormt een introductie tot de omliggende natuurgebieden.

1:

112

EDUCATIEVE ROUTE

SPEELROUTE

SPORTROUTE

Waterplein 2: Speelpark 3: Uitkijktoren met speeltuin 4: Speeltuin met zandbak 5: Avontuurlijke speelheuvels 6: Speelwadi’s 7: Speeltuin 8: Hoogteparcour

1: Interactieve tentoonstelling 2: Informatieborden 3: Opleidingscentrum 4: Installaties 5: Zwaluwnestkasten 6: Vleermuizenbunker

1: Openlucht fitness 2: Sportveld 3: Skateplein 4: Pumptrack 5: Mountainbike parcour Fig 185: Thematische routes

Het watersysteem en de groenstructuur kan best gezien worden als een samenwerkend geheel zoals het in de natuur ook één systeem vormt. Toen Bas Smets de Brusselse groenstructuren analyseerde was hij op zoek naar een achterliggend systeem dat de fragmentatie van het groen kon verklaren.

In zijn onderzoek merkte hij op dat 80% van de Brusselse groengebieden een directe link hebben met secundaire waterlopen (Faculty of Architecture University of Manitoba, 2019). Het zijn deze waterlopen die ervoor zorgen dat het vlakke landschap in Vlaanderen gedraineerd kan worden en zijn dus even belangrijk als de vijf hoofdrivieren. Dit lokaal drainagesysteem vormt het organiserend principe achter de fragmentatie van de groenstructuren die overblijven na de verstedelijking en kanalisering van Brussel. Op een vergelijkbare manier kan er gekeken worden naar het structureel principe van de dwarse wadi’s. Ze vormen het drainagesysteem van het plangebied als een soort reeks van secundaire waterlopen die het groen mee structureren.

Het groen wordt niet enkel bepaald door de ruggengraat van de site maar vormt lineaire structuren langs deze “waterlopen”, daarnaast bakenen deze wadi’s verschillende “kamers” af waar het aanbod flora het gebruik van deze kamer kenmerkt.

Groenblauw netwerk

Het duurzaam watersysteem speelt in op de klimaatrobuustheid en overstromingsgevoeligheid van het gebied en de Dender.

De zoektocht naar een veerkrachtig watersysteem.

De Dendervallei is door zijn typische reliëf, toegenomen bebouwing en de klimaatverandering niet enkel gevoelig aan overstromingen, maar ook aan droogte (Ruimte voor water, z.d.). Het strategisch plan ‘Ruimte voor water Dendervallei’ zoekt naar oplossingen voor deze problematieken. Om de schade door wateroverlast te verminderen kunnen er maatregelen genomen worden op drie niveaus: protectieve maatregelen zoals dijken en keermuren, preventieve maatregelen zoals slim (ver)bouwen, water opvangen en hergebruiken en paraatheidsmaatregelen die ervoor zorgen dat wanneer de rivier overstroomt men hierop voorbereid is. Er worden enkele maatregelen opgesomd zoals het loskoppelen en hergebruiken van regenwater, zoveel mogelijk ontharden zodat er ruimte is voor infiltratie dat zorgt voor vertraagde afvoer en ruimte geven aan water.

Om gebieden klimaatrobuust te maken investeert Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir in ‘Lokale gebiedsdeals Droogte’. Hierdoor worden investeringsmiddelen gebundeld voor verschillende ruimtelijke processen en is een verderzetting van de Blue Deal, een plan om de droogteproblematiek aan te pakken waarbij geïnvesteerd wordt in slimmere watersystemen (Departement Omgeving, 2022). Ter realisatie van het BRV worden ‘gebiedsfondsen’ uitgebouwd om lokale ingrepen te kunnen doen.

Er werden enkele kandidaten geselecteerd waaronder ‘Op(en)ruimen van het Denderlandschap’. Het Territoriaal Ontwikkelingsprogramma focust zich onder andere op het stimuleren van een veerkrachtig groenblauw netwerk en samenhangende bosstructuur. Op strategische locaties willen ze straten en pleinen ontharden en ‘buffer-logisch’ maken door bijvoorbeeld plein tot waterpleinen om te vormen (Departement Omgeving, 2022).

113

Een samenwerkend geheel van groen en blauw tracht de veerkrachtigheid te versterken op lange termijn.

Fig 187: De hydrografische en topografische lezing van Brussel

Fig 186: Groenblauw netwerk

114

Fig 188: Irrigatiesysteem

Een alternartieve strategie die men tegenwoordig toepast is om alle pleinen, paden en gebouwen te verhogen tegenover het groen. Op deze manier kan het hele park als een spons werken om het water te bufferen.

Op heel de grens tussen de Electrabelsite en de Dender wordt op verschillende manieren ingespeeld op het eventuele overstromingsgevaar. Zowel de vergroening, verlaging als belevingplekken bieden de kans aan de Dender om uit zijn oevers te treden. Dit wordt aan het stedelijk plein ter hoogte van de turbinehal

Fig 189: Principe wadi

Op strategische plaatsen langs verharde oppervlakten en doorheen het park worden wadi’s aangelegd. Gevarieerde beplanting zal de biodiversiteit verhogen en kan op lange termijn zorgen voor betere waterdoorlatendheid. Ze nodigen kinderen uit om op een avontuurlijke manier te spelen. Wanneer ze droog staan worden ze gebruikt als speelheuvels.

115

Ruimte voor water

Het plein laat het water toe om bijna tot aan de turbinehal te komen. Het plein wordt aangelegd met een kleine hellingsgraad en versterkt de relatie met het water. Het terras van de horeca komt op deze manier bijna op hetzelfde niveau als het water te liggen. Een afvoerstrook net voor de turbinehal zorgt ervoor dat het water nooit tot aan het gebouw kan komen.

116

Fig 190: Snede principe stedelijk plein

Turbinehal Afvoer

Fig 191: Oevers van de Dender

1 2 3 4 5 6

Ten slotte zorgen deze dwarse wadi’s en de grote connecterende structuren zoals het 6-meterpad voor een verankering van de groenstructuren. Hiertussen ontstaan een soort van kamers waar het type groen de activiteit kan bepalen. Een grote open grasvlakte met enkele bomen nodigt mensen uit om te bewegen, te gaan liggen of te picknicken. Hele dense gebieden met struiken nodigt uit om de fauna en flora te ontdekken. Een wilde tuin of bloemenweide kan voor een aangename wandeling zorgen.

Een groot deel van de site wordt onthard en de komst van het nieuwe park creërt een gezonde leefomgeving.

117

Fig 192: Wilde tuin

Fig 195: Regenwaterbuffer park 196: Dense bomen met struiken

Fig 197: Parkdreef

Diversiteit is een thema dat in heel het park terugkomt op verschillende niveaus. Een divers aanbod aan activiteiten, ruimtes en flora zorgt voor inclusiviteit.

Fig 193:

FigBloemenweide194:Grasveld

Fig

Groene kamers

Een grote diversiteit aan fauna en flora, gestructureerd op een logische manier dat ruimte laat voor natuurlijke groei

118 1 : Wilde tuin 2 : Bloemenweide 3 : Grasveld 4 : Regenwaterbuffer park 5 : Dense bomen met struiken 6 : Parkdreef Fig 198: Groene kamers

Momenteel wordt de eerste fase van de ontwikkeling op de Electrabelsite gerealiseerd door Odebrecht. Het gaat om een gevarieerd aanbod aan duurzame appartementen. Om de verdere ontwikkeling gefaseerd te kunnen laten lopen wordt de rest van het ontwikkelingsgebied opgedeeld in twee fasen. Een eerste fase zou bestaan uit de herbestemming van de turbinehal en de ontwikkeling van het aangelegen woongebied. Hierdoor zal de site niet alleen opgeladen worden met residentiële functies maar krijgt het ook een culturele en recreatieve dimensie.

Door het hart van de site in de tweede fase te ontwikkelen zal de plek beginnen leven. De aantrekkingskracht dat dit met zich mee zal brengen kan ervoor zorgen dat de samenwerking tussen de verschillende actoren versterkt wordt om de laatste fase tot een goed einde te brengen. Toekomstige bewoners zullen aangetrokken worden door het bruisende karakter van deze historische plaats.

De fietsersbrug aan het nieuw sluis kan in een eerste fase de connectie maken met het fietspad langs de Dender. Wanneer het gebouw ontwikkeld wordt kan het verhoogd fietspad richting het mobiliteitspunt eventueel als stedenbouwkundige last opgenomen worden en de aansluiting met de brug gemaakt worden. Fasering Fasering

6.6 Fasering

De laatste fase zal het project vervolledigen en vormt een essentieel onderdeel van de visie zodanig dat de connectie tussen het stadspark en de omliggende groengebieden gemaakt kan worden. In deze fase zullen veel instanties duidelijk overleg moeten plegen met elkaar. Het is een geïntegreerd ontwerp, dus zowel de groenruimte, de mobiliteitswerken als de woonprojecten zijn met elkaar verweven. Dit wil niet zeggen dat ze niet afzonderlijk ontwikkeld zouden kunnen worden.

Fig 199:

De eigenheid van het te herbestemmen gebouw vormt het startpunt van de ontwikkeling, de kwaliteiten moeten behouden blijven maar nieuwe dynamieken moeten gezocht worden. Het is essentieel dat de betrokken partijen zich flexibel opstellen en nieuwe rollen durven aan te gaan. Het zal een zoektocht worden om voor deze aanbodgestuurde herbestemming een juiste ‘match’ te vinden. Deze studie vormt een stap in deze zoektocht naar gebruiksmogelijkheden.

100m Fase 3.1 Fase 3.2 Fig 200:

Wanneer de tweede fase in uitvoering gaat kan men aan de hand van participatietrajecten en samenwerkingsverbanden verschillende tijdelijke invullingen testen om te kijken wat soort functies er in het park allemaal gewenst zijn. “Door niet langer in één keer te ontwikkelen, maar geleidelijk en in kleine stappen, ontstaat de wendbaarheid die past bij deze tijd.” (Bergevoet & van Tuijl, 2013, p.39) Dit zal betrokkenheid en draagvlak creëren bij de omwonenden en zal de slaagkans van het project verhogen. Vaak worden externe partijen betrokken om dit soort zaken te begeleiden.

119

Atelierwoningen: 1200 m2

Horeca: 261 m2

Stedelijk plein: 1443 m2

Ondersteunende functies: 1150 m2

120

FASE 2 Appar:tementen: 1152 m2

Faciliterende functies: 800 m2

Sociale woningen: 1872 m2

Stedelijk afdak: 1110 m2

Assistentiewonigen: 1688 m2

Co-housing: 760 m2

Kinderopvang: 360 m2 201: Axonometrie

Fig

Polyvalente zaal: 932 m2

Appartementen: 3096 m2

Ondernemende functies: 1500 m2

Commerciële functies: 950 m2

Interactieve leerplek: 2500 m2

Collectieve ruimtes: 480 m2

FASE 3 :

CONCLUSIE

7.1 Reflectie

07

Door dit ontwerpend onderzoek zijn er enkele zaken naar boven gekomen die essentieel zijn om een kwaliteitsvolle toekomst voor deze site te kunnen garanderen. De vraag kan op deze manier scherper gesteld worden en verschillende maatschappelijke en ruimtelijke noden zullen geïntegreerd moeten worden.

De literatuurstudie fungeerde als grondige basis voor enkele uitgangspunten en thema’s. In dit werk werd een samenvatting gegeven van de belangrijkste elementen die daarna in een toolbox voor een kwaliteitsvolle herbestemming van post-industriële sites werden samengevat. De succesfactoren kunnen bij toekomstige processen gebruikt worden om de kwaliteit van het project af te toetsen.

121

Met deze studie heb ik getracht de verschillende mogelijkheden en potenties van deze plek bloot te leggen aan de hand van ontwerpend onderzoek. Het is een ontwerpvoorstel, met de nadruk op voorstel, dat gebruikt kan worden als inspiratiebron voor verder onderzoek. Op deze manier hoop ik mijn bijdrage te kunnen leveren aan het verhaal van de Electrabelsite. Het proces van dit ontwerpend onderzoek was zeer verrijkend en heeft een grote meerwaarde gehad op mijn persoonlijke ontwikkeling op vlak van stedenbouwkundige visievorming.

Er werd voor de Electrabelsite gezocht naar een nieuwe centraliteit voor de buurt. De combinatie van duurzaam wonen, educatie, recreatie en natuur in de vorm van een belevingspark zal zorgen voor een nieuwe hotspot in de stad. Daarnaast kunnen de groenblauwe strategieën, die zorgen voor een robuust systeem, verdergezet worden over heel het Dendergebied. Ruimte geven voor water zal steeds belangrijker worden en de manier waarop het blauw het groen kan structureren om een samenwerkend geheel te bekomen kan zorgen voor een ecologische connectie tussen de stad en de groenpool.

122

Stadsbrede rol

Langs de Dender moesten kwalitatieve publieke stadsruimtes komen waarbij een focus gelegd werd op een belevingseconomie aan de Electrabelsite. De rol van de site in relatie met de stad was om de connectie te maken met de groenpool waarbij de Electrabelsite een landschapspark zou kunnen vormen met educatieve en recreatieve functies. Deze hoofdtoegangspoort zou bepaalde functies moeten bevatten om dit te kunnen faciliteren. In het voorstel zal de nieuwe identiteit van de site in functie staan van het belevingspark waar zowel de geschiedenis als een blik op de toekomst onderdeel uitmaakt van deze beleving. Dit zorgt voor het educatieve aspect dat een aantrekkingskracht heeft voor jong en oud. Deze functionaliteit krijgt zowel binnen de historische gebouwen als in het nieuwe park een plaats wat zorgt voor bepaalde recreatieve routes.

De site vormt de sluitsteen van het projectgebied ‘De Kaaien’, verschillende krachtlijnen uit voorgaande studies en beleidsdocumenten werden doorgetrokken in het ontwerp. Bij de vraag die men stelde over hoe De Kaaien een robuuste groen-blauwe drager kan vormen voor een gedifferentieerde lokale economische ontwikkeling werden verschillende modellen uitgewerkt.

Omgeven door verschillende natuurgebieden, toeristische trekpleisters en plekken voor sport, spel en recreatie vormt de site een aansluitingspunt voor deze activiteiten. Samen met de andere industriële sites langs de Dender wordt er een duidelijke samenhang gebracht tussen de omgeven groengebieden. Het speelplein van het stadspark wordt verbonden met het

speelbos Gerstjens door de nieuwe recreatieve routes in het belevingspark.

Als onderdeel van één van de krachtlijnen uit de stedenbouwkundige verordeningen namelijk ‘duurzame ontwikkeling’ werd een visie gecreëerd op mobiliteit. De Electrabelsite kan hierin de voorloper worden om deze concepten toe te passen. Een netwerk van mobiliteitshubs en nieuwe lussen maakt efficiënte verbindingen over heel de stad. Het concept om kruispunten veiliger te maken en connecties en fietsbaarheid te verhogen kan bijdragen aan een verbeterde leefbaarheid van de binnenstad.

Implementatie - Uitwerking

Aan de hand van een maatschappelijke en ruimtelijke analyse van zowel de rol van de site in relatie met de stad als de huidige toestand van de site zelf werd een visie opgesteld waarin uitspraken werden gedaan op drie schaalniveaus. Ze werden gebruikt in de toolbox om de succesfactoren en doelstellingen te ordenen. De bevindingen uit de analyse en de literatuurstudie hebben een duidelijke doorwerking gekregen in de ontwerpbeslissingen.

Naast het integreren van het historisch patrimonium wat een bijdrage levert aan de lokale identiteit wordt er een veelzijdig en levendig nieuw stadsdeel gecreëerd waar op een kwalitatieve manier wordt verdicht. Als overgangszone van de bestaande stedelijk structuur naar de open ruimte zal een nieuwe wijk ontstaan waar men zowel dichtbij het centrum kan wonen als genieten van het groen. Om het ruimtebeslag te beperken en gelijktijdig een nieuwe afbakening van het projectgebied ‘De Kaaien’ te maken wordt er aan het park in de hoogte gewerkt waar een multifunctionele en inclusieve ontwikkeling verankerd wordt op een kruispunt van belangrijke assen.

Integratie - Strategische visie

De breuk tussen het stadspark en het belevingspark wordt geminimaliseerd door verschillende strategische ingrepen aan de Erembodegemstraat en ruimtelijke concepten van het park zoals de groene strips die publieke assen creëren richting de Dender.

Ruimtelijke DraagvlakcreatieProcesgerichteEcologischeintegratieimpactaanpak

10 kritische succesfactoren - Huidige toestand

Er is geen morfologische overeenstemming tussen de plek en zijn directe omgeving en draagt niet bij aan een versterking van de lokale Natuurlijkegemeenschap.processen

De bestaande identiteit bestaat uit de geschiedenis van de plek. Momenteel heeft de Electrabelsite een negatieve connotatie aangezien de leegstand en verwaarlozing de kwaliteit van de omgeving aantast.

De stad heeft in het verleden de rol van ‘matchmaker’ opgenomen om verschillende tijdelijke activiteiten te organiseren in de turbinehal. Om dit verder te kunnen zetten zijn voorinvesteringen nodig om de brandveiligheid

123

tasten de infrastructuur aan als gevolg van biologische afbraak. Er is sprake van een groot aandeel verharde ruimte.

Voor De Kaaien werd in 2017 een communicatiestrategie uitgewerkt, dit zou voor de Electrabelsite ook kunnen toegepast worden om mensen te betrekken. Er is weinig zicht op toekomstige beheerssituaties.

Het proces van de herontwikkeling van de site is al enige tijd aan de gang en de stad onderneemt verschillende stappen om alternatieve mogelijkheden te bedenken. Zowel publieke als private stakeholders of partijen worden betrokken om coproductie mogelijk te maken.

De strategisch gepositioneerde site krijgt een eerste boost door de ontwikkeling van fase 1 maar heeft te weinig aantrekkingskracht om een nieuw centrumpunt te vormen.

De site is volledig afgesloten van de omgeving en vormt een barrière tussen verschillende ruimtelijke entiteiten.

De beslissing om zoveel mogelijk van het bestaande erfgoed te hergebruiken heeft een positieve impact op het milieu door de

VerduurzamingConnectiviteitHotspotIdentiteit

De site vormt een overgangszone tussen de stad en de groenpool en faciliteert deze functionaliteit. Gebouwen zoeken enerzijds de aansluiting met de bestaande morfologie en anderzijds met de nieuwe open ruimte.

Door nieuwe communicatie- en participatiestrategieën toe te passen kan men de aantrekkingskracht en het engagement verhogen. Een duidelijke communicatie naar de omgeving kan bijkomende investeerders aantrekken.

Een site als schakel tussen stad en groenpool dat de connectie versterkt tussen het stadspark en de site en de relatie aangaat met de Dender. Het creërt nieuwe verbindingen door middel van duurzame mobiliteitsprincipes.

Ruimtelijke DraagvlakcreatieProcesgerichteEcologischeintegratieimpactaanpak

10 kritische succesfactoren - Ontwerpvoorstel

Het spindiagram geeft duidelijk weer op welke succesfactoren in deze masterproef gefocust werd en op welke elementen verder onderzoek nodig is. De reikwijdte en doelstelling van een masterproef ontwerp beperkt mij enigszins om in de realiteit draagvlak te creëren of de stad bij te staan om een nieuwe strategie te ontwikkelen. In dit werk werd de nadruk gelegd op het ontwerpmatige aspect van de Electrabelsite met name de visievorming, de herbestemmingsmogelijkheden, functionele invullingen en structurering van de openbare ruimte.

Vanuit lokale noden moet er plaats zijn voor experimentatie om het gebouw te kunnen verbinden met de correcte gebruiker. Een stapsgewijze ontwikkeling is essentieel waarbij nieuwe samenwerkingen gezocht moeten

Deze studie vormt een onderdeel van de procesgerichte aanpak van de herontwikkeling. Er worden verschillende aandachtspunten en potenties aangehaald en een doordacht ontwerpvoorstel uitgewerkt.

124

Een nieuwe gebiedsidentiteit dat inspeelt op het verleden van de plek en een contrast creërt tussen oud en nieuw waarbij het verhaal rond energieproductie verdergezet wordt, gekoppeld aan een belevingswaarde en educatieve activiteiten. De geschiedenis krijgt een nieuwe Eenbetekenis.multifunctionele

Herbestemming vormt de sleutel om brownfields om te zetten naar ecologisch waardevolle terreinen. De effecten van klimaatverandering worden in acht genomen bij de invulling van de ruimte. De ontharding en de vergroening verhogen de biodiversiteit.

plek en centrumpunt voor de omgeving waar inclusiviteit en een hoge leefkwaliteit centraal staan. Een plek voor wonen, werken, ontspannen, spelen en sporten.

Een toekomstgerichte transformatie zorgt voor duurzaamheid op sociaal-maatschappelijk vlak VerduurzamingConnectiviteitHotspotIdentiteit

Ondanks het herbestemmen van post-industriële sites geen nieuwe materie is , blijft het moeilijk om hier eenduidige en doordachte strategieën voor te vinden. Daarom is het belangrijk om een houvast te zoeken aan de hand van afwegingskaders of relevante studies. Als voorbeeld haal ik de studie ‘Draaiboek alternatieve ontwikkelings- en financieringsmodellen voor moeilijk te bestemmen erfgoed.’ (2019) van Miss Miyagi opnieuw aan. Daarnaast zijn er Europese programma’s die zich inzetten en onderzoek doen over het herbestemmen van erfgoed, denk maar aan het rapport ‘Cultural Heritage Counts for Europe’ uit 2015.

De toolbox die in deze studie gebruikt werd kan mensen bijstaan om inspiratie te geven of een kader te vormen voor tussentijdse gesprekken. Deze toolbox is zeker geen ultieme handleiding om tot een kwaliteitsvol project te komen maar kan wel een hulpmiddel zijn om enkele succesfactoren te controleren. Elk project is natuurlijk anders en wordt bepaald door contextuele factoren. De doelstelling van een bepaalde herbestemming kan verschillen maar sommige eigenschappen blijven universeel toepasbaar of

125

Creëer een nieuwe identiteit !

het essentieel om geslaagde internationale voorbeelden te bestuderen. Hoe ze tot stand gekomen zijn en welk proces ze hebben afgelegd, wat kan afhangen van de plaatselijke wetgeving. In de literatuurstudie worden kort enkele voorbeelden aangehaald die betrekking hebben op de besproken onderwerpen.

Industriële sites stonden altijd specifiek in het teken van een bepaalde activiteit, wat een belangrijk onderdeel vormde van de economische groei van een stad. De waardevolle geschiedenis kan gebruikt worden om te werken aan nieuwe gebiedsidentiteit dat een toeristische aantrekkingskracht met zich mee kan brengen. Door het verleden te koppelen aan een nieuwe toekomst kan men een unieke plek creëren dat zich kan onderscheiden van de vaak neutrale hedendaagse ontwikkelingen in een stad als gevolg van de globalisering. Ontdek de specifieke DNA van een plek en gebruik deze om een herkenningspunt te vormen voor de omgeving. Het zal de leefbaarheid van de buurt versterken en een nieuwe economische impuls geven.

7.2 Aanbevelingen

Laat je inspireren !

Daarnaastrelevant.is

Denk na op alle schaalniveaus !

De meeste industriële gebieden en gebouwen zijn van een bepaalde schaal en bevinden zich op belangrijke plaatsen in het stadsweefsel. Daarom moet men de impact van het project bekijken op de grootste en kleinste schaal. Wat kan de rol van de site zijn tegenover de stad? Hoe integreren we de directe omgeving in het ontwerp? Hoe zal de nieuwe site functioneren? Dit zijn vragen op verschillende schaalniveaus waar men op een gelijktijdige manier over na moet denken om ervoor te zorgen dat alle potenties maximaal tot hun recht gebracht worden. Er moet nagegaan worden hoe men een aansluiting kan maken op de ondersteunende infrastructuur zoals het mobiliteitsnetwerk. Projecten van deze schaal kunnen als katalysator werken om dit netwerk te verbeteren.

Over het algemeen ontbreekt er een duidelijk en overzichtelijk beeld van waardevolle, leegstaande gebouwen waar een kwaliteitsvolle herbestemming een positieve impact zou kunnen hebben op de buurt. Zo is het moeilijk om een eenduidig beleid te ontwikkelen over dit onderwerp, daarom ontstaan deze initiatieven soms van onderuit. Er moet een nieuw soort planningsmodel gepromoot worden waarbij deze sites gekoppeld worden aan initiatiefnemers. Alle leegstaande post-industriële sites zouden in kaart gebracht kunnen worden om duidelijkheid te scheppen. Door het gebruik van ‘startbeeldplanning’ in plaats van ‘eindbeeldplanning’ kan men geleidelijk aan, stap voor stap aan een nieuwe toekomst werken beginnende bij het bewustzijn van deze plekken te verhogen en participatietrajecten op te starten. Wanneer activiteiten geïnitieerd worden ontstaat er beweging, wat stakeholders en investeerders zal aantrekken. Hieruit kunnen bepaalde scenario’s komen waarover men in dialoog kan gaan. Het is essentieel dat hier zowel experten als potentiële eindgebruikers aan deelnemen. Op deze manier kan men het maatschappelijk belang verdedigen en zal er niet uitgegaan worden van snelle winsten. Nieuwe samenwerkingsverbanden zorgen voor een multidisciplinaire aanpak, wat voor projecten van een bepaalde schaal onvermijdelijk is. De scenario’s kunnen getest worden aan de hand van tijdelijke activiteiten waaruit lessen getrokken moeten worden, zo werkt men aan een geïntegreerde gebiedsontwikkeling. Men kan ervoor kiezen om met respect voor het gebouw aanpassingen te doen om de nieuwe functie toe te laten of juist zeer neutrale ingrepen te doen om de flexibiliteit te verhogen zodat men inspeelt op de veranderende noden van de toekomst.

126

Werk samen !

Coombes, M. A., & Viles, H. A. (2021). Integrating na ture-based solutions and the conservation of urban built heritage: Challenges, opportunities, and prospects. Urban Forestry & Urban Greening, 63. Geraadpleegd op 9 april 2022, van https://doi. org/10.1016/j.ufug.2021.127192DeGrauwe,P.(2003).

Industrial heritage in Europe. e-faith. Geraadpleegd op 18 maart 2022, van w.e-faith.org/documents/2015/COE20130215_EN.pdfhttp://wwDijk,M.V.,&Gelder,F.V.(2012). Transformatie van

https://www.youtube.com/watch?v=QTwvpHnAxHgFederaalinstituutvoorduurzameontwikkeling. (2016, september). Sustainable Development Goals. Dieter Vander Beke. Geraadpleegd op 4 mei 2022, van https://www.sdgs.be/sites/de fault/files/content/brochure/brochure_sdgs_nl.pdf

Departement omgeving. (2018, december). Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. Strategische visie. Departement Omgeving. Af deling Beleidsontwikkeling en juridische ondersteuning. Planning. Geraadpleegd op 5 maart 2022, van https://publicaties.vlaanderen. be/view-file/28360

S., & Degros, A. (2020). Traffic Space is Public Space: A Handbook for Transformation (1ste editie). Park Books.

Bergevoet, T., & van Tuijl, M. (2013). De flexibele stad: Oplossingen voor leegstand en krimp. Nai010 uitgevers.

Firth, T. M. (2011). Tourism as a means to industrial herit age conservation: Achilles heel or saving grace? Journal of Heritage Tourism, 6(1), 45–62. Geraadpleegd op 14 april 2022, van https:// doi.org/10.1080/1743873x.2010.536233Franken,R.B.(2011). Behoud van industrieel erfgoed bij een binnenstedelijke gebiedsontwikkeling: obstakel of synergie? Doctoral dissertation, Rijksuniversiteit Groningen.

De Vlaamse Waterweg nv, Departement Omgeving, & Provincie Oost-Vlaanderen. (2021, maart). Een kompas voor de Dendervallei. Ruimte voor Water. Geraadpleegd op 3 februari 2022, van https://issuu.com/ruimtevoorwater/docs/20210225_ambitieno ta_sprvw_finaal

Het project RE/SOURCED Leiedal. Geraadpleegd op 13 april 2022, van https://www.leiedal. be/resourced/project

Departement Omgeving. (2022, 17 mei). Lokale Gebieds deals Droogte geven de strijd tegen waterschaarste én Vlaamse ruimtelijke processen duwtje in de rug. Departement Omgeving - Vlaamse overheid. Geraadpleegd op 15 juli 2022, van de-strijd-tegen-waterschaarste-en-vlaamse-ruimtelijke-processenomgeving.vlaanderen.be/nl/lokale-gebiedsdeals-droogte-geven-https://Dervoz,I.(2013,15februari).

De Waele, N. Laporte, D. Lefebure, J., & Linters, A. (1985). Industriële archeologie. Renovaties. Vlaamse Vereniging voor Indus triële Archeologie vzw i.s.m. Noordstarfonds vzw.

Jagodzińska, K., Sanetra-Szeliga, J., Purchla, J., Van Balen, K., Thys, C., Vandesande, A., & Van der Auwera, S. (2015). Cultural Heritage Counts for Europe: Full Report.

Janssens, D. (2021, 8 oktober). Aalst: het Kopenhagen aan de Dender? Sampol, 28(8). Geraadpleegd op 23 mei 2022, denderhttps://www.sampol.be/2021/10/aalst-het-kopenhagen-aan-de-vanKuzior,A.,Lyulyov,O.,Pimonenko,T.,Kwilinski,A.,&Krawczyk,D.(2021).

Berens, C. (2010). Redeveloping industrial sites: a guide for architects, planners, and developers. John Wiley & Sons.

Girard, L. F. (2019). Implementing the circular economy: the role of cultural heritage as the entry point. Which evaluation approaches?. BDC. Bollettino Del Centro Calza Bini, 19(2), 245-277.

Agentschap Innoveren & Ondernemen. (z.d.). Wat is een brownfieldconvenant? | Agentschap Innoveren en Ondernemen. Geraadpleegd op 9 februari 2022, van https://www.vlaio.be/nl/ subsidies-financiering/brownfieldconvenant/wat-is-een-brownfield convenantBendiks,

Hek, M., Kamstra,J., & Geraerdts, R.P. (2004). Herbestem mingswijzer: Herbestemming van bestaand vastgoed. Publicatie bureau Bouwkunde, Faculteit Bouwkunde, Technische Universiteit Delft.

Horicka, J. (2013). Industrial heritage in urban context. Czech Technical University. Geraadpleegd op 20 februari 2022, http://cesb.cz/cesb13/proceedings/2_industrial/CESB13_1445.pdfvanIndustrieelerfgoedlangsdeDender.(2021,26juli).Industriecultuur.be.Geraadpleegdop15maart2022,vanhttps://www.industriecultuur.be/textielindustrie/industrieel-erfgoed-langs-de-denderIntercommunaleLeiedal.(z.d.).

Faculty of Architecture University of Manitoba. (2019, 4 juli). Bas Smets | Atmosphere 2019: Adaptation [Video]. YouTube.

De toekomst van de industrie in België. Leuvense Economische Standpunten, 2003(102), 1-16.

De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. (2003). Leidraad brownfieldontwikkeling. Openbare Afvalstoffenmaatschap pij voor het Vlaamse Gewest. Geraadpleegd op 18 februari 2022, van https://docplayer.nl/19863177-Leidraad-brownfieldontwikke ling.html

industriële gebieden: ten behoeve van de relatieverbetering tussen woonkern en rivier. Doctoral dissertation, Van Hall Larenstein.

127 7.3 Bibliografie

Post-industrial tourism as a driver of sustainable development. Sustainability, 13(15), 8145.

Miss Miyagi. (2019, oktober). Draaiboek alternatieve ontwikkelings- en financieringsmodellen voor moeilijk te herbestem men erfgoed. Geraadpleegd op 4 mei 2022, van en/2020/Jaarverslag2019/Studiedag%20%20Alternatieve%20kenniscentrumvlaamsesteden.be/Gedeelde%20%20documenthttps://www.

Partnership on Circular Economy and Sustainable Land Use. (2020). Handbook - Sustainable and Circular re-use of spaces and buildings. Geraadpleegd op 2 maart 2022, van https://ec.eu ropa.eu/futurium/en/system/files/ged/sustainable_circular_reuse_ of_spaces_and_buildings_handbook.pdfPenalosa,G.(2011,22februari).

Creating 8–80 Cities, from thinking to doing [Video]. YouTube. Geraadpleegd op 24 mei 2022, van nel=TEDxTalkshttps://www.youtube.com/watch?v=jQWWhnjNUtc&ab_chanPetit,S.,Stasolla,M.,Wyard,C.,Swinnen,G.,Neyt,X.,&Hallot,E.(2022).

ontwikkelings-%20en%20financieringsmodellen%20voor%20 moeilijk%20te%20herbestemmen%20erfgoed/draaiboek%20Al ternatieve%20ontwikkelings-%20en%20financieringsmodellen%20 voor%20erfgoed.pdfMissMiyagi

GRUP ‘Uitbreiding Stadspark’. Stad Aalst. Geraadpleegd op 5 janu ari 2022, van ber).jk-uitvoeringsplan-uitbreiding-stadspark.htmlhttps://docplayer.nl/26908912-Gemeentelijk-ruimteliSterkens,D.,Coppens,T.,&VanAcker,M.(2013,decem

Kansen en bedreigingen bij de herbestemming van industrieel erfgoed: een onderzoek naar de mogelijkheden van actoren bij het herbestemmingsproces. Master thesis, Universiteit Utrecht.

Robberechts, C., Universiteit Antwerpen, België Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Vlaams Bouwmeester, Vlaams Ken niscentrum PPS (Brussel), & PMV (Brussel). (2014). 100 stemmen:

Publiek-private samenwerking. Vlaams Kenniscentrum PPS/PMV/ Team Vlaams Bouwmeester.

Loures, L. (2015). Post-industrial landscapes as drivers for urban redevelopment: Public versus expert perspectives towards the benefits and barriers of the reuse of post-industrial sites in urban areas. Habitat International, 45, 72–81. Geraadpleegd op 25 april 2022, van Mooij,https://doi.org/10.1016/j.habitatint.2014.06.028B.G.F.(2016).

Roi, E. L., Devoldere, S., Vlaams kenniscentrum PPS (Brussel), Team Vlaams Bouwmeester (Brussel), & PMV. (2016). Vuis tregels voor meerwaarde: Publiek-Private Samenwerking. Brussel: Vlaams Bouwmeester.Ruimtevoor

water. (z.d.). Over het plan. Geraadpleegd op 14 april 2022, van https://ruimtevoorwater.be/over-het-plan/

Toelichtingsnota

& BUUR. (2022, januari). Van leegstaande naar verweven werklocaties. KennisCentrum Vlaamse Steden. Ger aadpleegd op 6 mei 2022, van staandeTotVerwevenWerklocaties.aspxsesteden.be/2017-2021/ruimtelijkrendement/Paginas/VanLeeghttps://www.kenniscentrumvlaamNijhuis,S.,deVries,J.,&Noortman,A.(2017). Ontwer pend onderzoek. In W. Simons, & D. van Dorp (Eds.), Praktijkgericht onderzoek in de ruimtelijke planvorming: methoden voor analyse en visievorming (pp. 257-283). Landwerk.

Saleh, R. (2022). Collaborative ecosystems connecting people and heritage the journey of Miss Miyagi, a positive impact real estate developer in Belgium. City, Culture and Society, 29. Geraadpleegd op 11 mei 2022, van https://doi.org/10.1016/j. ccs.2022.100447SeniorenNet. (2017, augustus). Hoe de industriële revo lutie ons land vormgaf. Geraadpleegd op 20 april 2022, van ie-ons-land-vormgafwww.seniorennet.be/redactie/artikel/196/hoe-de-industrile-revoluthttps://StadAalst.(2020,29april).

Pisman, A., Mertens, G., Loris, I., & Vervoort, P. (2019). Ur ban sprawl in Vlaanderen: ruimtelijke én financiële winsten door het investeren in anti urban sprawl maatregelen. In Plandag 2019: Meer met Meer (pp. 48-58). Stichting Planologische Discussiedagen.

128

Wandelfolders natuurge bieden. Aalst.be. Geraadpleegd op 21 februari 2022, van https:// www.aalst.be/brochures/wandelfolders-natuurgebiedenStadAalst&AtelierRomain.(2020,oktober).Startno ta RUP Electrabelsite (versie 2). Stad Aalst. Geraadpleegd op 3 februari 2022, van en/2020/10/16283/4.pdfhttps://assets.aalst.be/e/_dam/documentStadAalst&OMGEVING.(2020,november).

Groenpool Aalst. Stad Aalst. Geraadpleegd op 10 januari 2022, van assets.aalst.be/e/_dam/documenten/2020/12/17725/4.pdfhttps://StadAalst&TechnumGent.(2014,juni).

A New Earth Observation Service Based on Senti nel-1 and Sentinel-2 Time Series for the Monitoring of Redevelop ment Sites in Wallonia, Belgium. Land, 11(3), 360.

Van plaats naar plek. Een onder zoek naar het tijdelijk herbestemmen van leegstaand erfgoed en de ontwikkeling van een gebiedsidentiteit. Master’s thesis, Universiteit Utrecht.

Are you working on your fringe? (Volume 52). URBACT. Geraadpleegd op 14 maart 2022, van https://urbact.eu/sites/default/files/me dia/20180315_fringe_200x267.pdfThomassen,W.E.(2013).

Leegstand en herbestemming. University of Antwerp, Faculty of Design Sciences, Research Group for Urban Development. Ger aadpleegd op 6 mei 2022, van eindrapport.onderzoek.leegstand.en.herbestemming.pdfsesteden.be/overhetkenniscentrum/documents/jaarverslag2013/https://www.kenniscentrumvlaamsub>urban.Reinventingthefringe.(2018,april).

wat is VVIA ? | Vlaamse Vereniging voor Indus triële Archeologie vzw. industrieelerfgoed. Geraadpleegd op 6 mei 2022, van Whttp://www.industrieelerfgoed.be/content/wat-is-vviaouters,E.,&Pieters,E.(2019).

129

Vlaanderen circulair. (z.d.). Wat is het? - Vlaanderen Circu lair Bouwen. https://bouwen.vlaanderen-circulair.be. Geraadpleegd op 14 april 2022, van https://bouwen.vlaanderen-circulair.be/nl/ wat-is-het

Cahier# 8 Landschap van Kerken-Kempenlab 2019. Cahier# 8 Landschap van Kerken-Kem penlab

VVIA. (z.d.). Industrieel toerisme | Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw. Industrieelerfgoed. Geraadplee gd op 12 juni 2022, van http://industrieelerfgoed.be/industrieel-to erisme-algemeenVVIA.(z.d.).

VVIA. (1990). Handen Tekort. Pleiten voor Vlaanderens in dustrieel erfgoed. Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw.

van Hoof, J., De Blust, S., Morisse, B., Spruyt, E., Eijkelen burg, A., Caers, T., & Maebe, P. (2019). Haal meer uit je brownfield! OVAM Vlaanderen. Geraadpleegd op 15 februari 2022, van https:// lirias.kuleuven.be/retrieve/600782$$DHaalmeeruitjeBrown field190510.pdf

2019.Zhang, J., Cenci, J., Becue, V., & Koutra, S. (2021). The Overview of the Conservation and Renewal of the Industrial Belgian Heritage as a Vector for Cultural Regeneration. Information, 12(1). https://doi.org/10.3390/info12010027

Fig. 5: CHCfE Consortium. (2015, juni). Downstream model [Afbeelding]. europanostra.org. wp-content/uploads/2015/06/CHCfE_FULL-REPORT_v2.pdfhttp://blogs.encatc.org/culturalheritagecountsforeurope/

Fig. 16: Lab Zorro. (z.d.). [Foto]. Revive.be. Geraadpleegd op 2 mei 2022, van https://www.revive.be/en/temporary-interpretation/lab-zorro-mechelen

Fig. 23: Miss Miyagi & BUUR. (2018). Drie opgaven van verweving [Afbeeld ing]. vlaio.be. Geraadpleegd op 19 mei 2022, van en-werklocatiesvlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvige-kern/van-leegstand-naar-verwevhttps://www.vlaio.be/nl/

Fig. 17: Tonderlier. (z.d.). [Afbeelding]. tondelier.be. Geraadpleegd op 19 februari 2022, van https://www.tondelier.be/nl/woonaanbod

Fig. 32: ORG2. (2018). Projectgebied “De Kaaien” [Afbeelding]. aalst.be. Geraadpleegd op 19 april 2022, van https://www.aalst.be/de-kaaien/de-kaa ien-een-nieuw-zicht-op-de-dender

Fig. 11: Kapitein Zeppospark. (z.d.). [Foto]. stad.gent. Geraadpleegd op 3 mei 2022, van liek-groen-de-oude-dokkenhttps://stad.gent/nl/oude-dokken/genieten-de-oude-dokken/pub

Fig. 13: Miss Miyagi. (2019, oktober). De methodiek van “Design Thinking” [Afbeelding]. kenniscentrumvlaamsesteden.be. Geraadpleegd op 13 april 2022, van documenten/2020/Jaarverslag2019/Studiedag%20%20Alternatieve%20https://www.kenniscentrumvlaamsesteden.be/Gedeelde%20%20 ontwikkelings-%20en%20financieringsmodellen%20voor%20moeilijk%20 te%20herbestemmen%20erfgoed/draaiboek%20Alternatieve%20ontwikke lings-%20en%20financieringsmodellen%20voor%20erfgoed.pdf

Fig. 14: De Hoorn. (z.d.). [Foto]. groepvanroey.be. Geraadpleegd op 17 mei 2022, van https://www.groepvanroey.be/nl/referentieprojecten/de-hoorn

Fig. 31: Gewestplan Aalst (z.d.). [Kaart]. geopunt. Geraadpleegd op 18 mei 2022, van https://www.geopunt.be/

Fig. 15: Hal 5. (z.d.). [Afbeelding]. hal5.be. Geraadpleegd op 2 mei 2022, van http://www.hal5.be/over

Fig. 20: Park Het Zeen. (z.d.). [Foto]. hetzeen.be. Geraadpleegd op 2 juni 2022, van https://www.hetzeen.be/home-2/zeenpark/

Fig. 30: Maat-ontwerpers & Atelier Horizon. (2021, januari). De getrans formeerde vallei [Afbeelding]. Geraadpleegd op 14 mei 2022, van https:// issuu.com/ruimtevoorwater/docs/20210225_ambitienota_sprvw_finaal

Fig. 19: Aangepast overgenomen van DEPARTEMENT OMGEVING, “Be leidsplan Ruimte Vlaanderen - Strategische visie (2018) [Afbeelding], (z.d.). Geraadpleegd op 3 april 2022, van beleidsplan-ruimte-vlaanderen-strategische-visie-geillustreerde-versiehttps://www.vlaanderen.be/publicaties/

Fig. 18: Vlaanderen Circulair. (z.d.). Circulair bouwen [Afbeelding]. bouwen. vlaanderen-circulair.be. Geraadpleegd op 18 april 2022, van https://bouwen. vlaanderen-circulair.be/nl

Fig. 28: Topografische kaart Aalst (1874). [Kaart]. geopunt. Geraadpleegd op 11 april 2022, van https://www.geopunt.be/ Fig. 29: Eigen werk

Fig. 27: Vandermaelenkaart Aalst (1864-1854). [Kaart]. geopunt. Geraadplee gd op 11 april 2022, van https://www.geopunt.be/

Fig. 36: VEN gebieden en habitatrichtlijngebieden. (z.d.). [Afbeelding]. aalst. be. Geraadpleegd op 12 februari 2022, van https://assets.aalst.be/e/_dam/ documenten/2020/10/16283/4.pdf

Fig. 21: UN Sustainable Development Goals (2019). Geraadpleegd via UN Sustainable Development, Geraadpleegd op 9 april 2022, van https:// sus tainabledevelopment.un.org/?menu=1300

Fig. 1: Leye, B. (z.d.). De HF4 aan de oever van de Samber [Foto]. demorgen. Geraadpleegd op 1 mei 2022, van molens~b5aea173/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2Fleroi-strijdt-een-man-voor-de-redding-van-hoogoven-4-of-is-het-tegen-windhttps://www.demorgen.be/nieuws/in-char

Fig. 4: Aangepast overgenomen van DEPARTEMENT OMGEVING, “Piloot projecten Beleidsplan Ruimte Vlaanderen – 2020” [Afbeelding], (z.d.). Geraad pleegd op 5 januari 2022, van en-beleids-plan-ruimte-vlaanderen-2020https://omgeving.vlaanderen.be/pilootproject

Fig. 39: Stad Aalst. (2020). Osbroek [Foto]. aalst.be. Geraadpleegd op 5 februari 2022, van https://www.aalst.be/brochures/wandelfolders-natuurge bieden

Fig. 10: Blauwe kranen aan de Schipperskaai. (z.d.). [Foto]. stad.gent. Ger aadpleegd op 1 maart 2022, van en-de-oude-dokken/erfgoed-de-oude-dokkenhttps://stad.gent/nl/oude-dokken/geniet

Fig. 2: Centrale Langerbrugge. (z.d.). [Foto]. industriecultuur. Geraadpleegd op 19 april 2022, van trale-van-langerbruggehttps://www.industriecultuur.be/stoom-en-stroom/cen

Fig. 41: Stad Aalst. (2020). Zwembadpark [Foto]. aalst.be. Geraadpleegd op 5 februari 2022, van https://www.aalst.be/brochures/wandelfolders-natuurge bieden

Fig. 34: Toerisme Oost-Vlaanderen. (z.d.). De Dender [Foto]. ruimtevoorwa ter. be. Geraadpleegd op 12 februari 2022, van https://ruimtevoorwater.be/ over-het-plan/

Fig. 35: Aangepast overgenomen van Atelier Romain. (z.d.). Afbakening pro jectgebied “De Kaaien” [Afbeelding]. aalst.be. Geraadpleegd op 12 februari 2022, van https://www.aalst.be/de-kaaien/projectgebied-de-kaaien-afgebak end

Fig. 6: CHCfE Consortium. (2015, juni). Upstream model [Afbeelding]. europanostra.org. Geraadpleegd op 17 mei 2022, van FULL-REPORT_v2.pdforg/culturalheritagecountsforeurope/wp-content/uploads/2015/06/CHCfE_http://blogs.encatc.

Fig. 40: Stad Aalst. (2020). Gertjens [Foto]. aalst.be. Geraadpleegd op 5 februari 2022, van https://www.aalst.be/brochures/wandelfolders-natuurge bieden

Fig 8: C-mine. (z.d.). [Foto]. c-mine.be. Geraadpleegd op 3 april 2022, van https://www.c-mine.be/zaalverhuur

Fig. 24: Eigen foto

Fig. 25: BUUR & CityD, Van leegstaande naar verweven werklocaties. (2021). Aalst als centrumstad [Afbeelding]. vlaio.be. Geraadpleegd op 2 maart 2022, van van-leegstand-naar-verweven-werklocatieshttps://www.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvige-kern/

7.4 Figurenlijst

Fig. 22: Blegny-mijn. (z.d.). [Foto]. blegnymine.be. Geraadpleegd op 10 mei 2022, van https://www.blegnymine.be/nl

Fig. 26: Ferrarriskaart Aalst. (1777). [Kaart]. geopunt. Geraadpleegd op 11 april 2022, van https://www.geopunt.be/

Fig. 38: Stad Aalst. (2020). Stadspark [Foto]. aalst.be. Geraadpleegd op 5 februari 2022, van https://www.aalst.be/brochures/wandelfolders-natuurge bieden

Fig. 37: Aangepast overgenomen van OMGEVING. (2021). Robuuste open ruimte De Kaaien [Afbeelding], (z.d.). Geraadpleegd op 3 mei 2022, de-kaaien-aalst/https://omgeving.be/blog/2020/03/27/open-ruimte-visie-strategisch-project-van

Fig. 33: Atelier Romain. (2020). Stedenbouwkundige verordening [Afbeeld ing]. aalst.be. Geraadpleegd op 12 januari 2022, van de-kaaien/stedenbouwkundige-verordening-de-kaaienhttps://www.aalst.be/

Fig. 7: Departement Omgeving. (2021, juni). De 10 kernkwaliteiten van de omgeving [Afbeelding]. omgeving.vlaanderen.be. Geraadpleegd op 4 april 2022, van waliteiten-van-de-omgevinghttps://omgeving.vlaanderen.be/nl/aan-de-slag-met-de-10-kernk

130

Fig. 3: Molens van Deinze. (2021, 26 februari). [Foto]. industriecultuur. Ger aadpleegd op 18 mei 2022, van https://www.industriecultuur.be/voeding/ de-molens-deinze

Fig. 9: Compressorenhal. (z.d.). [Foto]. c-mine.be. Geraadpleegd op 3 april 2022, van https://www.c-mine.be/erfgoed-geschiedenis

Fig. 12: Departement Omgeving. (2018, 20 juli). Proces voor geïntegreerde gebiedsontwikkeling. [Afbeelding]. vlaanderen.be. Geraadpleegd op 10 februari 2022, van https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/28360

Fig. 45: Sportcentrum Denderdal. (z.d.). [Foto]. aalst.be. Geraadpleegd op 12 februari 2022; van plan-voor-erembodegemhttps://www.aalst.be/ruimtelijke-ordening/een-master

Fig. 52: BUUR & CityD, Van leegstaande naar verweven werklocaties. (2021). Economische differentiatie [Afbeelding]. vlaio.be. Geraadpleegd op 23 mei 2022, van ge-kern/van-leegstand-naar-verweven-werklocatieshttps://www.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvi

Fig. 46: Aangepast overgenomen van OMGEVING. (2021). Robuuste open ruimte De Kaaien [Afbeelding], (z.d.). Geraadpleegd op 3 mei 2022, de-kaaien-aalst/https://omgeving.be/blog/2020/03/27/open-ruimte-visie-strategisch-project-van

Fig. 99: Sweco. (z.d.). Mobiliteitshub Haarlem [Afbeelding]. sweco.nl. Geraadpleegd op 8 juni 2022, van https://www.sweco.nl/portfolio/mobiliteit shub-haarlem/

Fig. 56: BUUR & CityD, Van leegstaande naar verweven werklocaties. (2021). Model 4 [Afbeelding]. vlaio.be. Geraadpleegd op 23 mei 2022, van stand-naar-verweven-werklocatieswww.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvige-kern/van-leeghttps://

Fig. 98: Publieke Ruimte. (z.d.). Rector de Somerplein [Foto]. databank. publiekeruimte.info. Geraadpleegd op 16 april 2022, van publiekeruimte.info/project/vergroening-rector-de-somer/https://databank.

Fig. 54: BUUR & CityD, Van leegstaande naar verweven werklocaties. (2021). Model 2 [Afbeelding]. vlaio.be. Geraadpleegd op 23 mei 2022, van stand-naar-verweven-werklocatieswww.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvige-kern/van-leeghttps://

Fig. 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113: Eigen werk

Fig. 61: Google. (z.d.). Stadsweefsel [Afbeelding]. Geraadpleegd op 2 mei 2022, van %3D120.30232%26pitch%3D0%26thumbfov%3D100!7i16384!8i8192w%26cb_client%3Dmaps_sv.tactile.gps%26w%3D203%26h%3D100%26yawcom%2Fv1%2Fthumbnail%3Fpanoid%3Doa5aEmg6UI3pAhxG82hXH3pAhxG82hXHw!2e0!6shttps:%2F%2Fstreetviewpixels-pa.googleapis.82192,3a,75y,39.69h,83.27t/data=!3m7!1e1!3m5!1soa5aEmg6UIhttps://www.google.be/maps/@50.9328283,4.04

Fig. 55: BUUR & CityD, Van leegstaande naar verweven werklocaties. (2021). Model 3 [Afbeelding]. vlaio.be. Geraadpleegd op 23 mei 2022, van stand-naar-verweven-werklocatieswww.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvige-kern/van-leeghttps://

Fig. 79: Leiedal. (z.d.). Transfo Zwevegem [Foto]. leiedal.be. Geraadpleegd op 4 juni 2022, van https://www.leiedal.be/resourced

Fig. 58: Stad Aalst & Atelier Romain. (2020, oktober). Startnota RUP Electra belsite (versie 2). Stad Aalst. [Afbeelding], (z.d.).Geraadpleegd op 3 februari 2022, van https://assets.aalst.be/e/_dam/documenten/2020/10/16283/4.pdf

Fig. 60: Eigen werk, gebaseerd op Google Maps, “Electrabelsite” [Afbeeld ing], (z.d.). Geraadpleegd op 9 maart 2022, van Google Maps.

Fig 97: JHS. (z.d.). P+R Antwerpen [Foto]. gva.be. Geraadpleegd op 5 maart 2022, van RlgI%2FPowgOOaTXYqzkJ%2FgAA%3D%3D94fVl5Jri%2BElV6J%2BWIVxYLpFW3GOHYX3lsDj6n0i8JXwDLQ0JB3cULJHuVzpGlucKxAAV8ziAb2OItR2gJZdndDHxayFTKMdAxG7Rn0ZilmwyCUT2FOF5VRgc2esJMHXNnEfp7jWsNR0P%2BoLm5CtfhpmhSAtt8szFh%2BnZYEwdanhLJ1ANs22Ox0BC8QD%2FIPv3nd5hqNHY4jcYKiGNf%2B%R1iGIQrP23V1IabIDUh3xfBtjtX9ejbiNRCpveo8dGXgVMmkilmUZDMAhash=idVPfsD4AB0w0kp4ApbLgaembxy8Gi2N6JiRFrll%2B1R9Jso0efxixhttps://www.gva.be/cnt/dmf20210915_96209690?&article

Fig. 100: Tribus. (z.d.). Stadsbus Movitas [Afbeelding]. tribus-group.com. Ger aadpleegd op 7 juni 2022, van https://www.tribus-group.com/nl/movitas/

Fig. 104: Eigen werk

Fig. 80: Leiedal. (z.d.). Downloads [Afbeelding]. leiedal.be. https://www. leiedal.be/resourced

Fig. 94: Aangepast overgenomen van OMGEVING. (2021). Robuuste open ruimte De Kaaien [Afbeelding], (z.d.). Geraadpleegd op 8 mei 2022, de-kaaien-aalst/https://omgeving.be/blog/2020/03/27/open-ruimte-visie-strategisch-project-van

Fig. 50: Eigen werk gebaseerd op Delijn. (2021). Netplan Aalst. Geraad pleegd op 5 mei 2022, van plan_Aalst.pdfWGGSvMFWQMDS3Ji8eAZ/798892e2dd9af15080a92286e07c0700/Nethttps://assets.ctfassets.net/32fmeyn9t08i/5vm

Fig. 53: BUUR & CityD, Van leegstaande naar verweven werklocaties. (2021). Model 1 [Afbeelding]. vlaio.be. Geraadpleegd op 23 mei 2022, van stand-naar-verweven-werklocatieswww.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvige-kern/van-leeghttps://

Fig. 47: Eigen werk gebaseerd op Stad Aalst. (2021). Circulatieplan Aalst. Geraadpleegd op 26 april 2022, van https://www.aalst.be/circulatieplan

Fig. 83-93: Eigen werk

Fig. 49: Eigen werk gebaseerd op Stad Aalst. (2021). Circulatieplan Aalst. Geraadpleegd op 26 april 2022, van https://www.aalst.be/circulatieplan

Fig. 81, 82: Bold architecten. (z.d.). Impressie Elia-site [Afbeelding]. Geraad pleegd op 12 maart 2022, van document ‘voorbereiding omgevingsvergun ningsaanvraag’(2021).

Fig. 95: Eigen werk

Fig. 63: Odebrecht. (z.d.). Zuidkaai [Afbeelding]. zuidkaai.be. Geraadpleegd op 12 mei 2022, van https://www.zuidkaai.be/

Fig. 102, 103: Eigen foto

Fig. 43: Du Parc Aalst. (z.d.). [Foto]. heyo.be. Geraadpleegd op 12 februari 2022; van https://www.heyo.be/over-heyo/locaties/aalst-du-parc

Fig. 44: Sportcentrum Schotte Aalst. (z.d.). [Foto]. architectura.be. Geraad pleegd op 12 februari 2022; van plex-schotte-in-aalst-ventilatie-met-geperforeerde-kanalen/https://architectura.be/nl/nieuws/sportcom

Fig. 48: Swirco. (z.d.). Jaagpad [Foto]. hln.be. Geraadpleegd op 12 februari 2022; van gem-en-aalst~ac5d18e4/https://www.hln.be/aalst/fotoreeks-het-jaagpad-tussen-erembode

Fig. 59: Stad Aalst & Atelier Romain. (2020, oktober). Startnota RUP Electra belsite (versie 2). Stad Aalst. [Afbeelding], (z.d.).Geraadpleegd op 3 februari 2022, van https://assets.aalst.be/e/_dam/documenten/2020/10/16283/4.pdf

Fig. 96: POLO architects. (z.d.). Mobiliteitshub Mechelen [Afbeelding]. po lo-architects.be. Geraadpleegd op 9 mei 2022, van https://www.polo-archi tects.be/nl/projecten/mobiliteitshub-mechelen/

Fig. 57: Eigen werk gebaseerd op Stad Aalst & Technum Gent, Toelicht ingsnota RUP uitbreiding stadspark. (2014). [Afbeelding], (z.d.). Geraad pleegd op 5 januari 2022, van jk-ruimtelijk-uitvoeringsplan-uitbreiding-stadspark.htmlhttps://docplayer.nl/26908912-Gemeenteli

Fig. 101: Eigen werk gebaseerd op Stad Aalst. (2021). Circulatieplan Aalst. Geraadpleegd op 26 juni 2022, van https://www.aalst.be/circulatieplan

Fig. 105: Project for Public Spaces. (z.d.). Shared space Brighton [Foto]. pps. org. Geraadpleegd op 15 juni 2022, van https://www.pps.org/article/what-isshared-space

Fig. 42: Stad Aalst. (2020). Heuvelpark [Foto]. aalst.be. Geraadpleegd op 10 mei 2022, van https://www.aalst.be/brochures/wandelfolders-natuurge bieden

Fig. 64 - 77: Eigen foto’s

Fig. 62: Eigen foto

131

Fig. 78: Eigen werk

Fig. 114: Stad Aalst & Atelier Romain. (2020, oktober). Startnota RUP Electra belsite (versie 2). Stad Aalst. [Afbeelding], (z.d.).Geraadpleegd op 19 februari 2022, van https://assets.aalst.be/e/_dam/documenten/2020/10/16283/4.pdf

Fig. 51: BUUR & CityD, Van leegstaande naar verweven werklocaties. (2021). Economische clusters [Afbeelding]. vlaio.be. Geraadpleegd op 23 mei 2022, van van-leegstand-naar-verweven-werklocatieshttps://www.vlaio.be/nl/vlaio-netwerk/lokale-besturen/bedrijvige-kern/

Fig. 136: Knokke-heist. (z.d.). ZWIN Natuur Park [Foto]. Geraadpleegd op 4 juli 2022, van derlijk-activiteitenaanbod-rond-verdwenen-zwinhavens-zwin-natuur-parkhttps://www.knokke-heist.be/nieuws/2021-wo-19-mei-uitzon

Fig. 140: Lacatonvassal. (z.d.). FRAC Nord-Pas de Calais [Foto]. lacatonvassal. com. Geraadpleegd op 20 juni, 2022, van https://www.lacatonvassal.com/

Fig. 167: VLM. (2022, mei). Speelbos De Gerstjens [Foto]. Osbroek-Gerstjens. Geraadpleegd op 17 juli 2022, van https://www.vlm.be/nl/projecten/Paginas/ Osbroek-Gerstjens.aspx

Fig. 119, 120: Eigen werk

Fig. 124, 125: Odebrecht & Stad Aalst. (z.d.). Technische tekeningen [Com putertekening].

Fig. 156: Delva. (z.d.). Kop Zuidas [Afbeelding]. Kop Zuidas - Amsterdam. Ger aadpleegd op 27 juni 2022, van https://delva.la/projecten/kop-zuidas/

Fig. 161: Fasth, J. (2017, 21 februari). Bycicle house - Malmö [Foto]. Malmö’s Bicycle House is Open - Cykelhuset OhBoy. Geraadpleegd op 20 juni 2022, van cle-house-is-open-cykelhuset.htmlhttp://www.copenhagenize.com/2017/02/malmos-bicy

Fig. 142: Eigen werk

Fig. 126: Aangepast overgenomen van Odebrecht & Stad Aalst. (z.d.). Tech nische tekeningen [Computertekening].

Fig. 175: ’t Klijne Huys. (z.d.). Verbinding [Foto]. Bosland Gastheer. Geraad pleegd op 20 juni 2022, van https://tklijnehuys.com/bosland-gastheer/

Fig. 130: Kempenaers, J. (z.d.). Theaterplein Antwerpen [Foto]. Open Oproep. Geraadpleegd op 13 juni, 2022, van werpeninstrumenten/open-oproep/projecten/oo0611-antwerpen-theaterplein-anthttps://www.vlaamsbouwmeester.be/nl/

Fig. 176: COAST Studio. (z.d.). Fietsbrug [Foto]. The Bycicle Snake. Ger aadpleegd op 25 juni 2022, van https://archello.com/de/project/the-bicy cle-snake

key-projects-anne-lacaton-jean-philippe-vassal-pritzker-prize/

Fig. 135: Eigen foto

Fig. 141: Extensa. (z.d.). Gare Maritime Brussel [Afbeelding]. Gare Maritime. https://architectuurwijzer.be/gare-maritime/

Fig. 139: Eigen werk

Fig. 127, 128: Eigen werk

Fig. 147, 148, 149, 150, 151, 152, 153, 154: Eigen werk

Fig. 158: Agentschap Binnenlands Bestuur. (2022, 14 juni). Huishoudens naar grootte 2021 [Grafiek]. gemeente-stadsmonitor. Geraadpleegd op 5 juli 2022, van outputs/JouwGemeentescan/GSM_JouwGemeentescan_Aalst.pdfhttps://gsminfo.gemeente-stadsmonitor.be/%24web/Rapporten_

Fig. 131, 132, 133, 134: Eigen werk

Fig. 171: Agentschap Innoveren & Ondernemen. (z.d.). Park Groot Schijn [Foto]. Park Groot Schijn. Geraadpleegd op 14 juni 2022, van efro-projecten.be/nl/zoek-een-europees-project/park-groot-schijn~81/https://www.

Fig. 117, 118: Eigen foto

Fig. 144: Eigen werk

Fig. 146: 2DVW architecten. (z.d.). Somergem park [Afbeelding]. Somergem Park. Geraadpleegd op 20 juni 2022, van https://2dvw.eu/somergem-park/

Fig. 169: -Kers, P. (z.d.). Identiteit [Foto]. Genk C-mine. Geraadpleegd op 20 juli 2022, van-Oplading.https://www.hosper.nl/plein-en-centrum/genk-c-mine/(z.d.).[Foto].TransfoZwevegem.Geraadpeegd op 20 juli 2022, vanStadhttps://www.voltagefestival.com/enGent.(z.d.).Pergola[Afbeelding]. Pergola. Geraadpleegd op 27 juni 2022, van https://denieuwedokken.be/aanbod-woningen/pergola -databank Publieke Ruimte. (z.d.). Ruggengraat [Afbeelding]. Park Groot Schijn, Deurne. Geraadpleegd op 20 juli 2022, van https://databank. publiekeruimte.info/project/park-groot-schijn/-’tKlijneHuys.(z.d.).Verbinding[Foto]. Bosland Gastheer. Geraad pleegd op 20 juni 2022, van https://tklijnehuys.com/bosland-gastheer/ -PTArchitecten-Sweco. (z.d.). Beleving [Afbeelding]. Werken New Yorkkaai, Tallinnstraat en tweede deel Schengenplein gestart. Geraadpleegd op 20 juli 2022, van www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=26923projectenhttps://cgconcept.be/waterplein-tiel-combineert-spelen-met-water/Tielfoursquare.com/v/speelbos-deurne/56eeb7b0cd10a5c732d3a4f6https://www.avondwandelingen.nl/Wandeling47.htmllangslinnstraat-en-tweede-deel-schengenplein-gestart~a206ed54/https://www.hln.be/antwerpen/werken-new-yorkkaai-talTschumi,B.(1983).Hotspots[Afbeelding].ARCHITECTURALFOLLIES:TOTALLYUSELESSBUTOHSONECESSARY.Geraadpleegdop20juni2022,vanhttps://archive.pinupmagazine.org/articles/architectural-follies-exhibition-brussels-barat-lafore-Avondwandelingen.nl.(z.d.).Educatie[Foto].Prachtigewandelingnatuurgebied’tZwinbijCadzand.Geraadpleegdop20juni2022,van-Maes,K.(2016,9mei).Recreatie[Foto].SpeelbosDeurne.https://-CGConcept.(2015,10juni).Integratie[Afbeelding].Waterpleincombineertspelenmetwater.Geraadpleegdop20juni2022,van-Klomp,T.(z.d.).Multifunctioneel[Foto].ChallengeGroeneIcooninGelderlandvanstart.Geraadpleegdop20juni2022,vanhttps://-DeVlaamseWaterweg.(z.d.).Ecologie[Afbeelding].Geraadpleegdop12mei2022,vanInAanvraagformulierProjectsubsidie.Verlinde,R.(z.d.).Structureel[Foto].Dreef.Geraadpleegdop20juni2022,vanhttps://www.ecopedia.be/encyclopedie/dreefStadAntwerpen.(z.d.).Diversiteit[Foto].ParkGrootSchijn.Geraadpleegd20juni2022,vanhttps://www.antwerpenmorgen.be/nl/projecten/park-groot-schijn/over-DelvaLandscapeArchitects.(z.d.).Functioneel[Afbeelding].DenHaagkrijgtnieuwe,groenestadsentree.Geraadpleegdop17juni2022,vanhttps://architectura.be/nl/nieuws/den-haag-krijgt-nieuwe-groene-stadsentree/

Fig. 172, 173, 174: Eigen werk

Fig. 165: CG Concept. (2016, 20 juni). ZWIN Natuur Park [Foto]. Nieuwe Zwin Natuur Park geopend. Geraadpleegd op 4 juli 2022, van https://cgconcept. be/nieuwe-zwin-natuur-park-geopend/

Fig. 155: Stad Gent. (z.d.). Pergola [Afbeelding]. Pergola. Geraadpleegd op 27 juni 2022, van https://denieuwedokken.be/aanbod-woningen/pergola

Fig. 162, 163, 164: Eigen werk

Fig.166: Nisran. (z.d.). Speelbos Park Groot Schijn [Foto]. Speelbos Park Groot Schijn. Geraadpleegd op 4 juli 2022, van info/5587d3b7afa8a75ad18b49d2/speelbos-park-groot-schijnhttps://www.antwerpen.be/

Fig. 159: Eigen werk

Fig. 160: Ruault, P. (z.d.). Wintertuin - Bordeaux [Foto]. Ten key projects by Pritzker Architecture Prize-winners Anne Lacaton and Jean-Philippe Vassal. Geraadpleegd op 19 juni 2022, van https://www.dezeen.com/2021/03/17/

Fig.143: Agentschap Binnenlands Bestuur. (2022, 14 juni). Sociale wonin gaanbod 2020 [Grafiek]. gemeente-stadsmonitor. Geraadpleegd op 5 juli 2022, van outputs/JouwGemeentescan/GSM_JouwGemeentescan_Aalst.pdfhttps://gsminfo.gemeente-stadsmonitor.be/%24web/Rapporten_

Fig. 145: Stad Aalst. (z.d.). Sint-Elisabethwijk Aalst [Foto]. Sociaal wonen. Ger aadpleegd op 6 juli 2022, van https://www.aalst.be/sociaal-wonen

Fig. 115, 116: Eigen werk

Fig. 157: Agentschap Binnenlands Bestuur. (2022, 14 juni). Opvangplaatsen buitenschoolse opvang 2021 [Grafiek]. gemeente-stadsmonitor. Geraadplee gd op 5 juli 2022, van pdfRapporten_outputs/JouwGemeentescan/GSM_JouwGemeentescan_Aalst.https://gsminfo.gemeente-stadsmonitor.be/%24web/

Fig. 129: Lacatonvassal. (z.d.). FRAC Nord-Pas de Calais [Foto]. lacatonvassal. com. Geraadpleegd op 20 juni, 2022, van https://www.lacatonvassal.com/

Fig. 138: Abbatoir. (z.d.). [Foto]. Zoveel meer dan een slachthuis. Geraad pleegd op 4 juli 2022, van https://www.uitinbrussel.be/zoveel-meer-dan-eenslachthuis

Fig. 121, 122, 123: Eigen foto

Fig. 168: Agentschap Natuur & Bos. (z.d.). Stadspark Aalst [Foto]. Stadspark in Aalst. Geraadpleegd op 26 juli 2022, van https://www.natuurenbos.be/ beleid-wetgeving/stadsbos/stadspark-aalst

132

Fig. 170: Eigen werk

Fig. 137: Musée d’Orsay. (z.d.). [Foto]. Musée d’Orsay bezoeken? Info muse um + tips wachtrijen en tickets. Geraadpleegd op 15 juni 2022, van https:// www.reisroutes.be/blog/parijs/musee-dorsay-bezoeken/

133

Fig. 179, 180: Eigen werk

Fig. 182: DELVA Landscape Architects. (z.d.). Sportveld [Foto]. Bogaardplein - Rijswijk. Geraadpleegd op 6 juli 2022, van https://delva.la/projecten/bo gaardplein-rijswijk/

Fig. 181: Stad Utrecht. (z.d.). Speelheuvels [Foto]. Speeltuin Buitenwereld. Geraadpleegd op 4 juli 2022, van locaties/2828889354/speeltuin-buitenwereldhttps://www.vvvkrommerijnstreek.nl/nl/

Fig. 177: Reprodução. (z.d.). Iberapuera park [Foto]. Parte da cobertura de marquise de Niemeyer cai no parque Ibirapuera. Geraadpleegd op 23 juni 2022, van ra-de-marquise-de-niemeyer-cai-no-parque-ibirapuera/https://www.jornalestacao.com.br/2017/11/23/parte-da-cobertu

Fig. 183: Informatiebord. (2020, 30 november). [Foto]. VLINDERWANDELING KATTENBOS (LOMMEL). Geraadpleegd op 6 juli 2022, van https://geweldig gezellig.be/vlinderwandeling-kattenbos-lommel/

Fig. 189, 190, 191: Eigen werk Fig. 192: Stad Antwerpen. (z.d.-b). Wilde tuin [Foto]. Park Groot Schijn: het park. Geraadpleegd op 6 juli 2022, van https://www.antwerpenmorgen.be/ nl/projecten/pgs-centraal-plein/tijdlijn

Fig. 197: De Freine, B. (z.d.). Parkdreef [Foto]. Hoe gezond zijn de bomen van de Moretusdreef nu werkelijk? Kempens Landschap voert onderzoek. Geraadpleegd op 12 juni 2022, van schap-voert-onderzoek~aacf8336/zond-zijn-de-bomen-van-de-moretusdreef-nu-werkelijk-kempens-landhttps://www.hln.be/boechout/hoe-ge

Fig. 198, 199, 200, 201: Eigen werk

Fig. 188: Instituut voor Landbouw-, visserij- en voedingonderzoek. (2018, 1 september). Irrigatiesysteem [Foto]. Irrigatieproject helpt de boer keuzes maken bij irrigatie. Geraadpleegd op 18 juli 2022, van be/nl/nieuws/irrigatieproject-helpt-de-boer-keuzes-maken-bij-irrigatiehttps://ilvo.vlaanderen.

Fig. 195: Regenerativedesign.world. (z.d.). Regenwaterbuffer park [Foto]. Bridget Joyce Square. Geraadpleegd op 14 juli 2022, van https://regenerati vedesign.world/bridget-joyce-square/

Fig. 178: Boegly, L. (z.d.). Shandong [Foto]. Balancing act: Junya Ishigami’s shifts in scale. Geraadpleegd op 25 juni 2022, van al-review.com/essays/balancing-act-junya-ishigamis-shifts-in-scalehttps://www.architectur

Fig. 193: CG Concept. (z.d.). Bloemenweide [Foto]. BT-Bloementapijten: kanten-klare bloemenweiden. Geraadpleegd op 15 juli 2022, van https://cgcon cept.be/bt-bloementapijten-kant-en-klare-bloemenweiden/

Fig. 194: Bureau Verbeek. (z.d.). Grasveld [Foto]. PARK CULTUURCENTRUM HASSELT. Geraadpleegd op 21 juli 2022, van https://www.bureauverbeek.nl/ projecten/park-cultuurcentrum-hasselt/

Fig. 184: WHsports. (z.d.). Openlucht fitness [Foto]. Outdoor fitness. Geraad pleegd op 6 juli 2022, van ness/turnbar-outdoor-fitness/https://whsports.nl/product-categorie/outdoor-fit

Fig. 196: Effen weg. (z.d.). Dense bomen met struiken [Foto]. Wandeling doorheen het Osbroek en het stadspark van Aalst. Geraadpleegd op 12 juli 2022, van https://www.effenweg.be/events/osbroek/

Fig. 185, 186: Eigen werk Fig. 187: Dejemeppe, & Périlleux. (2012). De hydrografische en topografische lezing van Brussel [Afbeelding]. Metropolitan Landscapes? Grappling with the urban in landscape design. Geraadpleegd op 20 juli 2022, van https:// ing-of-Brussels-by-Bureau-Bas-Smets-for-Brussel_fig1_324168946www.researchgate.net/figure/The-hydrographical-and-topographical-read

BIJLAGE

Aalst - Een student aan de Universiteit van Antwerpen van de masteropleiding ‘Stedenbouw en Ruimtelijke Planning’ heeft in het kader van zijn masterproef onderzoek gedaan naar een duurzame toekomst voor de voormalige Electrabelsite in Aalst.

De studie gaat specifiek over deze verlaten industriële site maar kadert binnen een groter onderwerp namelijk het herbestemmen van post-industriële sites. De leegstand van dit soort terreinen, als gevolg van de desindustrialisatie en veranderende productieprocessen, is een hedendaags probleem waar vele steden mee kampen. Overheden en beleidsmakers zoeken naar oplossingen en initiatiefnemers om deze gebieden om te vormen tot aangename stadsdelen.

De Electrabelsite vormt een onderdeel van een groter projectgebied ‘De Kaaien’, waar de stad Aalst de komende jaren wil inzetten op de herontwikkeling van het Dendergebied dat in het verleden vooral in het teken gestaan heeft van industriële activiteiten. Het doel is om dit industrieel landschap om te vormen tot een aantrekkelijk nieuw stadsdeel als uitbreiding van het bestaande stadsweefsel, rekening houdend met de historische waarde van het Dezeerfgoed.elektriciteitscentrale

Ten zuiden van de stad ligt een openruimtegebied van circa 800 ha aan natuur- en recreatiegebied. Volgens de student is het essentieel dat dit project zorgt voor nieuwe connecties tussen de stad en deze gebieden. Hij bedacht daarvoor een duurzaam mobiliteitssysteem dat eventueel op lange termijn verdergezet zou kunnen worden in Aalst. Ook wordt er ingespeeld op de belevingswaarde van deze nieuwe connecties die de groene kwaliteiten van deze vernieuwde omgeving in de verf zetten.

De Electrabelsite zou volgens Toon een nieuwe centraliteit kunnen vormen voor de buurt door de combinatie van duurzame woonvormen, educatieve en recreatieve functies en een nieuwe invulling voor het historisch patrimonium in de vorm van een energie- en natuurbelevingspark. Daarnaast werd een ‘toolbox’ opgemaakt om bij de herontwikkeling van post-industriële sites bepaalde kritische succesfactoren te kunnen aftoetsen dat ontwerpers en ontwikkelaars kan bijstaan om een hoge kwaliteit na te streven.

Herbestemming als “dynamo” voor stedelijke heractivering

Conceptbeeld

Een hoge belevingswaarde

uit 1921 heeft een turbulent verleden met verschillende tegenslagen maar ook momenten van vernieuwing. Uiteindelijk besliste Electrabel in 2004 om de stekker uit te trekken en sindsdien wacht de site op een nieuwe impuls. In 2014 werd een RUP opgemaakt voor de uitbreiding van het stadspark, waarbij geen rekening gehouden werd met het historisch erfgoed. Daarom is de stad momenteel bezig met een nieuw RUP voor de Electrabelsite zodanig dat een nieuwe toekomst voor dit monumentaal gebouw gevonden kan worden.

“De Electrabelsite bevindt zich op een strategische locatie binnen het stadsweefsel als schakel tussen verschillende ruimtelijke entiteiten. Dit zorgt ervoor dat de site een faciliterende rol moet aannemen als hoofdtoegangspoort van de stad naar de groenpool.” - Toon Vanhout

Een aangename leefomgeving

“Een toekomst op basis van het verleden” In deze masterproef wordt een nieuwe identiteit gecreëerd dat inspeelt op het verleden van de site en tracht op deze manier een verhaal van een duurzame energietransitie toe te passen. Naar het voorbeeld van het pilootproject ‘Transfo’ in Zwevegem vormt deze site volgens student Toon Vanhout een perfecte kandidaat om aansluiting te zoeken bij de vooruitstrevende concepten die toegepast worden op Transfo, waar gewerkt wordt aan een zelfvoorzienende energiewijk waar plaats is voor wonen, educatie en recreatie.

AALST 15.08.2022 om 09:00 door Toon Vanhout

Een nieuwe toekomst voor de Electrabelsite in Aalst?

Huidige toestand

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.