BTC Trade for development
Palmolie in de wereldhandel
Strategisch belang van een omstreden product
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Carl Michiels, BTC, Hoogstraat 147, 1000 Brussel REALISATIE Izicom – www.izicom.com GESCHREVEN DOOR Jean-Paul Rivière VERTAALD DOOR Rudy De Bruyn grafisch ontwerp Perfecto ILLUSTRATIES Shutterstock – Dreamstime - Greenpeace
© BTC, Belgisch ontwikkelingsagentschap, Februari 2011. Alle rechten voorbehouden. De inhoud van deze publicatie mag enkel vermenigvuldigd worden mits toestemming van BTC en mits bronvermelding. De inhoud van deze publicatie van het Trade for Development Centre vertegenwoordigt niet noodzakelijk het standpunt van BTC.
Inhoudsopgave
INLEIDING Veel kritiek, maar geen duidelijk antwoord 4
Identiteitsfiche De beste plantaardige olie ter wereld 7
Controverse De palmteelt schaadt de duurzame ontwikkeling
11
> Interview - Professor Yvon Carpentier : « Een samenstelling die minder goed is dan die van spek»
13
> Interview « Een plant die inheems is in vochtige evenaarsgebieden »
14
Indonesië onder vuur
15
Biobrandstoffen: een nieuw toepassingsgebied
17
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE De Ronde Tafel: een instrument om de keten aan morele principes te onderwerpen
19
De spelers zijn verdeeld over het werk van de RSPO 21 > Interview - Adam Harrison : « De industrie is haar praktijken aan het veranderen »
22
> Interview - François Van Hoydonck: « We moeten het juiste evenwicht tussen bescherming en ontwikkeling vinden »
24
> Interview - Stéphane Desgain: « Voedselautonomie is de prioriteit »
26
Biopalmolie in volle ontwikkeling 27
Besluit Men moet nog veel vooruitgang boeken om concrete resultaten te behalen 29
VERWIJZINGEN EN BIBLIOGRAFIE 30 Trade for Development Centre 31 3
INLEIDING
INLEIDING
Veel kritiek, maar geen duidelijk antwoord
Palmolie illustreert duidelijk de complexe relaties tussen het noordelijk en het zuidelijk halfrond van onze planeet. Dit tropisch landbouwproduct doet vragen rijzen over alle componenten van duurzame ontwikkeling. Eerst en vooral over de economie. De meest verbruikte olie ter wereld deed een welvarende agro-industriële keten ontstaan die door de vraag naar brandstoffen van plantaardige oorsprong gestimuleerd wordt. De voormalige koloniale handelsroutes tussen Zuidoost-Azië (waaronder Indonesië, de grootste producent) en de haven van Rotterdam, waar de ladingen voor Europa toekomen, bestaan nog steeds. Maar vandaag gaan de stromen in de eerste plaats naar India en China. Het zwaartepunt ligt nog steeds in Azië. Vervolgens over het leefmilieu. Verwoeste wouden, een verminderde biodiversiteit, het vrijkomen van broeikasgassen, vervuiling en verarmde bodems: de NGO’s die het leefmilieu beschermen, hebben heel wat om zich zorgen over te maken. Ze zijn dan ook de eersten die zich tegen de schadelijke gevolgen van de productie van palmolie verzetten. Ten slotte, over het sociale aspect. De verdrijving van bevolkingsgroepen met het oog op ontbossing, de werkomstandigheden op de plantages en de stijging van de prijzen van de gewone consumptieolie, die minder media-aandacht krijgen, maken ook deel uit van de wereldhandel in « het oranje goud ». De olie wordt soms zo genoemd omwille van de kleur die het vóór de raffinage heeft. In dit overzicht horen ook de waarschuwingen van de gezondheidsdeskundigen in verband met de schadelijkheid van een voedingsmiddel dat men 4
INLEIDING
overal in terugvindt, maar dat slechts in kleine lettertjes vermeld staat op de etiketten die de samenstelling van de producten beschrijven, thuis. Palmolie en de controverse er rond stellen in feite het economisch model dat op deze exportgerichte monocultuur steunt in vraag.
De aanwezigen en de afwezigen De vraag met betrekking tot de duurzaamheid van palmolie werd al gesteld. De oprichting van de RSPO (Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie) in 2004 was de eerste internationale vorm van inmenging voor een keten die voordien zichzelf reguleerde. De toon was gezet: de productie « aan morele principes onderwerpen » door de olie volgens de criteria inzake duurzame ontwikkeling te certificeren. « Greenwashing », roepen de NGO’s ! Met andere woorden: een communicatiecampagne! Sommige onder hen opteren nochtans voor medezeggenschap om een nog onvolmaakt systeem te verbeteren. In dit proces zijn er de « aanwezigen » en de anderen. Onder de aanwezigen zijn er eerst en vooral de internationale NGO’s die het leefmilieu beschermen, waarvan dit als het ware het handelsfonds is; de zogeheten «ontwikkelingsngo’s » lijken eerder op de achtergrond te staan behalve wat de kwestie van de biobrandstoffen betreft. Ook de multinationals uit de agrovoedingssector zijn sterk aanwezig en pleiten ervoor de bestaande manier van werken te veranderen. Deze twee spelersgroepen zijn in de rijke geïndustrialiseerde landen — vooral in West-Europa — waar de burgers zich zorgen maken over de verdwijning van de regenwouden, de opwarming van de aarde en hun eigen gezondheid terug te vinden. Momenteel zijn ze de enigen die samen garant staan voor een grondige hervorming van de regels voor de wereldpalmolieproductie. Andere spelers zijn afwezig of laten zich in ieder geval minder horen. Eerst en vooral is een groot deel van de wereld (waaronder de Verenigde Staten) weinig bij het onderwerp betrokken. Vervolgens vormen de agroalimentaire ondernemingen met Chinees kapitaal de kopstukken van de keten, maar ze zijn nogal discreet over hun plannen. De belangrijkste verbruikslanden (India en China) houden zich ook op de achtergrond. De bevolkingsgroepen die in de producerende landen bij de palmindustrie betrokken zijn, hebben weinig inspraak. Ten slotte vallen alle staten op door het feit dat ze nog veel te weinig inspanningen leveren om een internationale regelgeving uit te werken. 5
Identiteitsfiche
Identiteitsfiche
De beste plantaardige olie ter wereld Net als tal van cosmetica bevat bijna de helft van de verwerkte voedingsmiddelen palmolie en steeds meer voertuigen gebruiken deze olie als brandstof. Toch is palmolie niet zo goed gekend in het Westen. Ze is afkomstig uit verre tropische landen, wordt over zee naar Europa vervoerd en belandt uiteindelijk in de rekken van de supermarkten. Ze is moeilijk te herkennen in de ingrediëntenlijst van vele producten, doordat ze vaak omschreven wordt als « plantaardige olie » of « plantaardige vetten ». Palmolie is de plantaardige olie die zowel het meest geproduceerd (46,6 miljoen ton per jaar, hetzij een derde van de wereldproductie van plantaardige olie) als het meest verbruikt wordt (nog meer dan sojaolie). Al dertig jaar lang stijgt de vraag naar palmolie met 3% per jaar. Palmolie ontstaat door de pulp van de vruchten van de oliepalm te persen. Dit gewas is een reusachtig kruid dat groter dan twintig meter kan worden. Het behoort tot de familie van de eenzaadlobbigen, planten met bloemen die op palmen maar ook op orchideeën en grasachtigen lijken. Niet-geraffineerde palmolie, die onder koude druk verkregen wordt, heeft een rood-oranjeachtige kleur. Na vermaling van de pitten ver-
krijgt men palmpitolie, die een witte kleur heeft. De oliepalm groeit enkel in vochtige tropische gebieden: aan de Golf van Guinea in Afrika, waar hij vandaan komt; in Amazonië en Midden-Amerika; en ten slotte in Zuidoost-Azië, waar hij nu veruit het meest verspreid is. In totaal is er wereldwijd vijftien miljoen hectare aangeplant. Omwille van haar eigenschappen is palmolie interessant voor de agroalimentaire industrie. Ze is veruit de goedkoopste olie op de markt (ongeveer duizend dollar per ton, eind 2010), zelfs al is de prijs duidelijk aan het stijgen. Het rendement van de oliepalm, 5 950 liter per hectare en per jaar, ligt vijf keer hoger dan dat van arachide of koolzaad. De oliepalmen maken deel uit van monoculturen die als tropische plantages op ontboste gronden ingericht zijn en van zeer goedkope werkkrachten gebruik maken. Zodra de oliepalm volgroeid is, kan er meermaals per jaar en dit tot twintig jaar lang geoogst worden. Voorts is palmolie vast bij kamertemperatuur (waardoor ze eerder met vetten gelijkgesteld wordt), kan ze goed tegen hoge temperaturen, wordt ze niet snel ranzig en geeft ze de voedingsmiddelen een zachte smaak: om al deze redenen blijkt ze interessant voor tal van voedselbereidingen.
7
Identiteitsfiche
Deze plantaardige olie is een traditioneel ingrediënt in de landen waarin ze geproduceerd wordt. Daar wordt ze rauw geconsumeerd. Ze is ook steeds meer tot een exportproduct aan het uitgroeien. In dit geval wordt ze geraffineerd en ontgeurd. Voor 80% wordt ze gebruikt in voeding (margarines, bereide maaltijden, brioches, granen, koekjes, ijsjes…), voor 19% in non-foodproducten uit de vetstoffensector (cosmetica, zepen, smeermiddelen, kaarsen, farmaceutische producten…) en voor de overige 1% bij de productie van biobrandstoffen namelijk biodiesel (27% ervan wordt binnen de Europese Unie verbruikt).
Papoea-Nieuw-Guinea strijden mee voor een podiumplaats.
De industriële exploitatie van palmolie voor de export werd in de laatste decennia van de twintigste eeuw aangevat. Vandaag hebben twee landen, Indonesië en Maleisië, 87% van de wereldproductie in handen. Maleisië, dat lang de grootste producent was, werd onlangs door Indonesië ingehaald. Andere landen zoals Thailand, Colombia of
De palmolieketen is complex en telt diverse spelers die verschillen qua formaat en belangen.
Wat de eindconsumenten betreft, zijn India, China, de Europese Unie en Pakistan goed voor 60% van de afzetmarkt. De 27 landen van de Europese Unie nemen al bijna 15% van de afzetmarkt voor hun rekening. De groeimogelijkheden van de palmolie-sector hangen dus hoofdzakelijk af van de opkomende grootmachten uit het Aziatische continent, dat de grootste bevolking ter wereld heeft en hoge groeicijfers kan voorleggen.
Een keten met vele spelers
De familiale landbouwbedrijven vertegenwoordigen 60% op wereldschaal. In een land als Indonesië exploiteren ze 40% van de palmoppervlakte. Hun activiteit kan zeer rendabel zijn indien ze over het no-
Twee landen produceren haast alle palmolie ter wereld
Andere 14%
Indonesië 47%
Maleisië 39% Bron : Oil World, 2010
8
Identiteitsfiche
Palmolieproductie in de vier landen Indonesië
Maleisië
Thailand
PapoeaNieuw-Guinea
Totale oppervlakte van het land (miljoen ha)
181,16
32,85
51,29
45,29
% woudoppervlakte
46,78
62,73
28,19
64,39
% landbouwoppervlakte
26,77
23,95
38,66
2,30
Oppervlakte geoogste palmolie (miljoen ha)
5,00
3,90
0,45
0,096
% oppervlakte die, ten opzichte van de landbouwoppervlakte, aan palmolie gewijd wordt
10,31
49,56
2,28
9,23
85
83
9,27
1,4
17,00
21,28
20,08
14,58
44
41
76
42
Onderwerp / land
Rendement FFB* (miljoen t) Productiviteit FFB* (t/ha) Oppervlakte van kleingrondbezitters (in %)*
Bron: FAOSTAT (2008), * World Bank (2010) Dr Yotsawin Kukeawkasem - Round Table Palm Oil Nov 2010 * FFB: ‘fresh fruit bunch’ of ‘tros verse vruchten’
dige startkapitaal beschikken om te kunnen investeren in de oprichting van een plantage en de aankoop van een oliepers en andere productiemiddelen. In veel gevallen gaat het om mensen die in de stad wonen en werken en besloten hebben om hun spaargeld aan deze winstgevende investering te besteden. Wanneer de vrucht van de palm geplukt is, moet hij zeer snel geperst worden. Daarom werd in ZuidoostAzië, nabij de productiesites, een eerste verwerkingsindustrie opgestart met het oog op de warme persing en de raffinage. De plantages en die verwerkingsondernemingen worden gedeeltelijk geëxploiteerd door levensmiddelenproducenten die op regionaal vlak belangrijk zijn zoals Sime Darby, de nr. 1 uit de sector, of zoals Sinar Mas. Ze zijn in Maleisië (Sime Darby) en Indonesië (Sinar Mas) of in Singapore gevestigd, worden alle drie met Chinees kapitaal gefinancierd en oefenen
ook activiteiten inzake internationale handel uit. De westerse multinationals uit de agroalimentaire sector duiken vooral op in de volgende fasen van de verwerkingsketen: de productie van consumptie- en distributiegoederen. Lang geleden hebben ze besloten om niet meer rechtstreeks te participeren in plantages. Tot in 2010 was de groep Unilever de grootste consument van palmolie ter wereld (3%). In 2011 zal hij waarschijnlijk door de Finse maatschappij Nesteoil, die over een nieuw proces beschikt voor het gebruik van dit product met het oog op de productie van biobrandstoffen, ingehaald worden.
9
Controverse
Controverse
De palmteelt schaadt de duurzame ontwikkeling Het is middagpauze op kantoor. De slogan « Have a break » verschijnt op het scherm. Een werknemer die er moe uitziet, verwijdert de verpakking van een chocoladereep van Kit Kat en bijt in het koekje zonder er naar te kijken. Verbijstering alom: de energiereep is in feite een behaarde poot. Er vloeit bloed op een toetsenbord. Een slogan verschijnt op het scherm : « Gun de orang-oetans een pauze ». Deze clip die in 2009 door Greenpeace gemaakt werd, was een groot succes op het internet. Hiermee wou Greenpeace druk uitoefenen op Nestlé, eigenaar van het merk Kit Kat, opdat deze multinational zich niet meer zou bevoorraden bij Smart, een filiaal van Sinar Mas dat zelf de belangrijkste palmolieproducent van Indonesië is. Deze Indonesische onderneming wordt in de gaten gehouden door de ecologische NGO, die haar verantwoordelijk acht voor de verwoesting van vele wouden, tegen de regelgeving en de wil van de lokale bevolking in. Opdracht volbracht: sinds begin 2010 bevoorraadt Nestlé zich niet meer bij Sinar Mas. De orang-oetan staat symbool voor de schadelijke gevolgen van de massale palmolieproductie. Het feit dat hij met uitsterven bedreigd is, is te wijten aan de verwoesting van zijn natuurlijke habitat (het primair woud van de eilanden Borneo en Sumatra) met het oog op de oliepalmplantages. Maar deze controverse betreft in feite alle aspecten van duurzame ontwikkeling: het leefmilieu en de sociale en economische aspecten. De gezondheidsproblematiek vervolledigt dit rijtje (lees het interview met professor Yvon Carpentier). Een eerste gevolg van de razendsnelle ontwikkeling van palmolie is de ontbossing. In de tropische wouden heerst een grote biodiversiteit. Deze wouden, met hun ongeëvenaarde rijkdom, worden bedreigd. Maandelijks verdwijnt er meer dan één miljoen hectare woud, of het equivalent van een voetbalveld om de twee seconden. De verwoesting van de primaire tropische wouden is oorspronkelijk te wijten aan de exploitatie van industriehout. Vandaag nemen de papierpulp- en de palmolie-industrieën de bovenhand, met name in de bosgebieden van de grote eilanden in Zuidoost-Azië, waar een aanzienlijk deel van de wereldpalmolieproductie geconcentreerd is.
11
Controverse
Alain Rival, specialist inzake de oliepalmketen aan het CIRAD, een beroemd Frans agronomisch onderzoeksinstituut voor ontwikkeling, gevestigd in Montpellier, relativeert het verband tussen ontbossing en plantages: « Van de 21 miljoen hectare primaire wouden die tussen 1990 en 2005 in Indonesië verdwenen zijn, zijn slechts drie miljoen aan de inrichting van palmplantages te wijten ». Net als de meeste andere NGO’s, benadrukt Greenpeace evenwel de waarheidsgetrouwheid van dit verband, ook al geeft ze toe dat andere producties ook tot de oorzaak behoren. Voorts benadrukt ze dat drie miljoen hectare een aanzienlijke oppervlakte is, die met de oppervlakte van België overeenstemt.
Een oorzaak van de opwarming van de aarde De wouden worden in het bijzonder verwoest door gigantische branden die opzettelijk aangestoken worden en waarbij enorme hoeveelheden CO2 vrijkomen, meer bepaald in veengebieden zoals in de regio Riau op het eiland Sumatra. Naar schatting is de ontbossing verantwoordelijk voor een vijfde van de uitstoot van broeikasgassen op wereldvlak. Zo is Indonesië het derde grootste land ter wereld geworden dat verantwoordelijk is voor de opwarming van de planeet. Door oliepalmen aan te planten, kan men echter geen grote hoeveelheden CO2 vasthouden: een vochtig en dichtbegroeid tropisch woud neemt 150 ton CO2 per jaar op terwijl een palmplantage er in het beste geval tussen 30 en 35 ton van kan binden. Ten slotte vergt de oliepalmteelt enorme hoeveelheden zeer vervuilende meststoffen en zeer grote waterhoeveelheden. Het gaat om een exclusieve monocultuur: er groeit niets onder de palmen en na twintig tot vijfentwintig jaar intensieve exploitatie, laat deze teelt vaak een braakliggende grond achter. Op sociaal vlak wordt de palmteelt ook onder vuur genomen door diezelfde NGO’s. Door het feit dat de wouden verwoest zijn, moet de autochtone bevolking haar belangrijkste hulpbron en haar primitieve levenswijze vaarwel zeggen. Nadat de inwoners hun gronden hebben moeten opgeven, gaan ze voor een hongerloontje als arbeider aan de slag op de plantages en in de verwerkingsfabrieken. Geregeld gebeuren er ongevallen en vaak lijden deze mensen aan aandoeningen die te wijten zijn aan het gebruik van producten die hun gezondheid schaden. Op economisch vlak ten slotte is palmolie een tropisch marktgewas dat bewust op de export gericht wordt. Volgens de ontwikkelingsngo’s brengt dit productietype de voedselsoevereiniteit van de producerende landen in het gedrang. Volgens hen komt deze productie tot stand ten koste van de instandhouding van de kleinschalige landbouw, die zich op de productie van voedingsgewassen toespitst. De meest recente toepassing van palmolie, namelijk die met betrekking tot de biobrandstoffen, stelt nog niet veel voor. Ze zorgt er echter voor dat een ganse keten die het tot dusver met de schaarse reclame voor « het oranje goud » moest stellen, gestimuleerd wordt. De kritische opiniestroming in de westerse landen vindt haar oorsprong in deze ontwikkeling. Deze kritiek omvat veel meer dan de verdediging van enkele grote apen die op een eiland in Zuidoost-Azië leven. Ze stelt de fundamenten van een productiemodel met grote strategische belangen in vraag. 12
Controverse
Interview Professor Yvon Carpentier: « Een samenstelling die minder goed is dan die van spek» Professor Yvon Carpentier doceert pathologische biochemie en voedingsleer aan de Vrije Universiteit Brussel. Hij is ook directeur van de lipidenkliniek van het Erasmusziekenhuis en lid van de werkgroep Voeding van de Hoge Gezondheidsraad, die eind 2010 een rapport over palmolie moest indienen. Wat moeten we op het vlak van voeding over palmolie denken? Yvon Carpentier : De samenstelling van palmolie is minder goed dan die van spek. Het is een van de zeldzame plantaardige oliën die uiterst rijk zijn aan slechte verzadigde vetzuren, die de slechte cholesterol kunnen beïnvloeden. Sommige verzadigde vetzuren zijn nog niet zo slecht: dit is vooral het geval voor stearinezuur. De palmitinevetzuren (die massaal aanwezig zijn in palmolie) en de myristinevetzuren (die sterk aanwezig zijn in boter en slagroom) daarentegen, verhogen het cholesterolgehalte.
Wat raadt u de consumenten aan? Y. C. : Als men een relatief vast vet wil gebruiken, moet men dit doen via olie die rijk aan verzadigde vetzuren is. Ik weet dat men tegenwoordig in de Verenigde Staten een olie aan het ontwikkelen is die gezonder is dan palmolie. Voor het overige kan men best de voorkeur geven aan vloeibare oliën zoals zonnebloem- of olijfolie. Ik vind dat de samenstelling van de voedingsmiddelen duidelijker op de etiketten vermeld zou moeten worden. Vervolgens is het een kwestie van hoeveelheid: men mag palmolie consumeren maar als men niet weet welke producten deze olie bevatten, loopt men het risico om er drie of vier keer meer van te consumeren dan de toegelaten hoeveelheid. Consumenten die hier meer informatie over wensen, kunnen het rapport van de werkgroep Voeding van de Hoge Gezondheidsraad raadplegen. (Zie p. 30)
In welke producten vindt men ze terug? Y. C. : Het probleem bestaat erin dat de consumenten ze onbewust innemen en dat de handelaars die ze verwerken, er ook onbewust van gebruiken. Alle grote agroalimentaire bedrijven verwerken ze en bieden ze in de winkel aan onder de noemer « plantaardige oliën ». Zo vindt men deze vetzuren terug in bereidingen voor baby’s, gezondheidsvoeding voor de derde leeftijd en biologische voedingsmiddelen. Het grootste deel krijg je echter binnen door het eten van gebakjes en brioches.
13
Controverse
Interview « Een plant die inheems is in vochtige evenaarsgebieden »
Sabine Danthine
Guy Mergeai
De onderzoekers van de faculteit Landbouwwetenschap van Gembloux (België) werken al jarenlang rond palmolie. Guy Mergeai, docent Tropische fytotechniek, weet ons te vertellen dat een zekere R. Vanderweyen, die in Belgisch Kongo voor het agronomisch onderzoeksinstituut werkte, in 1939 een belangrijke ontdekking gedaan heeft in verband met de kruising van oliepalmen. Vandaag de dag heeft de palmsoort tenera, een kruising van de dura en de pisifera, nog steeds een dikke dop en pulp. Al deze palmsoorten worden over de ganse wereld geëxploiteerd. « Oliepalm is een plant die inheems is in vochtige evenaarsgebieden », verklaart Guy Mergeai. Hij komt vooral voor in de zone die zich op maximum 10° aan weerszijden van de evenaar bevindt, waar het permanent regent, met een gemiddelde neerslag van 1 800 mm per jaar (700 mm in België). « Als geen ander zet oliepalm zonne-energie in vetten om. Hij is onklopbaar op het vlak van oppervlakteproductiviteit», meldt de onderzoeker. Het potentieel van de oliepalm is rechtstreeks aan het neerslagniveau verbonden; watertekort is zijn grootste vijand. Sabine Danthine is specialiste in voedingsoliën aan de faculteit Landbouwwetenschap van Gembloux. Ze legt ons de talrijke stappen uit tussen de vrucht (het geheel van kleine vruchten die in trossen gegroepeerd zijn) en het vet dat aan de pro-
14
ducten uit de agroalimentaire industrie toegevoegd wordt: « Zeer snel na de oogst, volgt de sterilisatie om de schade te beperken die veroorzaakt wordt door lipasen die in de vrucht aanwezig zijn. Het koken zorgt ook voor een eenvoudigere afristing. De vrucht wordt op hoge temperatuur gekneed. Ruwe palmolie wordt verkregen door de pulp uit te persen. De pitten worden gedroogd en gekraakt; hieruit wordt palmpitolie geëxtraheerd, soms met behulp van een oplosmiddel. De raffinage van ruwe palmolie is een geheel van technieken waarmee deze olie voor consumptie geschikt gemaakt wordt. De ongewenste bestanddelen worden aan de hand van chemische of fysische processen verwijderd. De palmolie wordt ontzuurd, gewit en ontgeurd. Men verkrijgt een wit, papperig, halfvast product dat men op velerlei manieren in een vast en een vloeibaar gedeelte kan opsplitsen, om zo derivaten te verkrijgen.» Sabine Danthine oordeelt dat men deze olie vanuit gezondheidsoverwegingen best kan vermijden omwille van haar hoog gehalte aan verzadigde vetzuren (bijna de helft van haar samenstelling). Deze vetzuren geven de producten wel een textuur die beantwoordt aan de noden van de agroalimentaire industrie. De universiteitsmedewerkster vat samen door te stellen dat het debat gelanceerd is tussen de technologische argumenten die in het voordeel van palmolie pleiten enerzijds, en de voedingsargumenten anderzijds. (Lees in dit verband het interview met professor Yvon Carpentier, op pagina 13)
Controverse
Indonesië onder vuur Wat palmolie betreft, zijn alle ogen op één bepaald land gericht. Indonesië is de grootste producent van palmolie ter wereld, met 21,5 miljoen ton voor het seizoen 2009-2010 (45% van de wereldproductie). Op de tweede plaats staat Maleisië, de ex-leider, dat zijn uitbreiding enkele jaren geleden een halt toegeroepen heeft. Vandaag zijn de Maleisische investeerders volop plantages aan het opkopen… in Indonesië. Aan het begin van de twintigste eeuw werden de oliepalmen in dit land geïntroduceerd door de Belgische agronoom Adrien Hallet. De uitbreiding van het areaal in deze archipel dateert uit het tijdperk van Suharto en berust op de lancering van grote industriële projecten die uit de ongeëxploiteerde hulpbronnen van de grote eilanden van dit land putten: het gaat vooral om Kalimantan (Borneo) en Sumatra. Deze uitbreiding ging toen gepaard met een transmigratiebeleid: de bevolking van de overbevolkte eilanden uit het centrum van de archipel, zoals Java, week uit naar deze dunbevolkte randgebieden. Naar verluidt wordt vandaag in Indonesië tussen vier en zes miljoen hectare grond als oliepalmplantage geëxploiteerd, waarvan drie miljoen hectare (wat met de oppervlakte van België overeenstemt) het gevolg is van de recente conversie van primaire wouden. Het gaat om een deel van een zeer omvangrijk ontbossingsverschijnsel. Greenpeace België schat de oppervlakte van de wouden die in de laatste vijftig jaar in dit land verwoest werden, op 74 miljoen hectare (twee keer het grondgebied van Duitsland). Zo zou 40% van het oorspronkelijke grondgebied van het land verdwenen zijn. Het UNEP (Milieuprogramma van de Verenigde Naties) voorspelt dat het oorspronkelijke woud aan dit tempo voor 98% verwoest zal zijn tegen 2022. Van de Indonesische maatschappijen die oliepalmen exploiteren, zijn er enkele die in het oog springen, waaronder marktleider Sinar Mas. Het bijzondere aan deze onderneming is dat ze via haar filiaal APP ook een van de belangrijkste spelers uit de papierpulpsector is. APP is trouwens de tweede grote verantwoordelijke voor de ontbossing in Indonesië. Om deze reden krijgt ze de volle aandacht van de NGO’s die voor het leefmilieu opkomen. In 2009 heeft Greenpeace een rapport gepubliceerd met als titel ‘La face cachée de Sinar Mas’ [Het verborgen gelaat van Sinar Mas ] waarin ze de illegale praktijken inzake ontbossing van het conglomeraat aanklaagt, terwijl twee andere van haar filialen (waaronder Smart, dat door de NGO in de gaten gehouden wordt) aan de Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie (RSPO) deelnemen. Het rapport toont aan dat Sinar Mas nagelaten heeft vergunningen aan te vragen, hoewel deze toch verplicht zijn om wouden te mogen ontbossen alvorens er plantages aan te planten. Andere plaatsen werden ontbost zonder dat de impact op het leefmilieu op voorhand geëvalueerd werd, zoals de wet het vereist. De onderneming heeft ook wouden verwoest die zich op veengronden van meer dan drie meter diep bevinden, wat tegen de principes en criteria van de RSPO indruist. 15
Controverse
Waardevolle veengronden Greenpeace schenkt trouwens bijzonder veel aandacht aan de toekomst van de Indonesische veengronden, omdat deze broze gronden geschikt zijn om koolstof op te slaan. Eind 2007 heeft de NGO een onderzoek gevoerd naar de veengronden in de provincie Riau, op het eiland Sumatra, waar zich een kwart van de Indonesische oliepalmplantages bevinden. Deze gronden vertonen de hoogste koolstofconcentratie per hectare ter wereld: 14,6 Gt koolstof, hetzij 40% van de koolstof van de Indonesische veengronden op een oppervlakte die overeenstemt met die van Zwitserland. Toch worden er alsmaar nieuwe toegevingen over veengronden gedaan aan Riau, waardoor er waarschijnlijk belangrijke hoeveelheden CO2 in de atmosfeer zullen vrijkomen. Wat vinden de Indonesiërs hiervan? Op sociaal vlak zijn vooral de boeren en de inheemse bevolking door de uitbreiding van het oliepalmareaal getroffen. Hun eigen grond wordt hen ontnomen, soms zelfs met geweld, ondanks het gewoonterecht dat deze eigendom regelt. Tijdens een missie in Indonesië in 2010 heeft Thibault Simonet, van de NGO Frères des Hommes, de getuigenissen van vele Indonesiërs verzameld. Ze klagen de praktijken van Sinar Mas aan. Een man verklaarde het volgende: « Vóór de komst van deze onderneming in 1994 konden we onze plantages in alle vrijheid ontwikkelen. Vandaag de dag worden onze gezinnen bedreigd en soms worden zelfs huizen in brand gestoken ». Organisaties verzamelen deze getuigenissen om de mensen te helpen op te komen voor hun rechten, alsook om op nationaal en internationaal niveau actie te voeren, in samenwerking met de internationale NGO’s die voor het leefmilieu opkomen. Zo groepeert het Consortium voor landbouwhervorming (KPA) meer dan tweehonderdvijftig Indonesische boerenorganisaties, met de bedoeling hun rechten op de gronden te laten erkennen. Sawit Watch, het onafhankelijk observatorium inzake palmolie, biedt hen juridische ondersteuning en voert verdedigingsacties op internationaal niveau. Het Dayakologisch Instituut richt zijn acties op het behoud van de Dayakcultuur op het eiland Kalimantan, die door de uitbreiding van de palmen bedreigd wordt. Walhi, een andere organisatie en tevens een lokaal filiaal van de Vrienden van de Aarde, sensibiliseert de stedelijke bevolking van het land voor deze problematiek.
Gemiddelde rendementen per jaar (tonnen olie per hectare) Oliepalm: 3,68 Koolzaad: 0,59 Zonnebloem: 0,42 Soja: 0,36 Bron : Oil World
16
Controverse
Biobrandstoffen:
een nieuw toepassingsgebied Op 23 januari 2008 heeft de Europese Commissie de lidstaten van de Unie een doelstelling voorgelegd die erin bestaat tegen 2020 tien procent brandstoffen van plantaardige oorsprong in de motorbrandstoffen te integreren. Met deze biobrandstoffen (of agrobrandstoffen) komt het erop aan het aandeel van de fossiele energie in de motoren van de Europese voertuigen te beperken. Toen deze beslissing genomen werd, kon de Unie op haar eigen grondgebied echter slechts de productie van 1% van haar behoefte aan biobrandstoffen verzekeren; op termijn zal dat 3 tot 5% zijn. De rest moet ze elders gaan zoeken. Tot op heden bestaan er twee types brandstoffen van plantaardige oorsprong. Bio-ethanol wordt verkregen op basis van de gisting van grondstoffen die veel suiker of zetmeel bevatten zoals maïs, biet of suikerriet. Bio-ethanol is bestemd voor benzinemotoren en domineert de markt tot nog toe. Biodiesel is samengesteld uit koolzaad-, zonnebloem-, soja- of palmolie en wordt als brandstof voor dieselmotoren aangewend. De Europese Unie heeft ervoor gekozen om biodiesel te ontwikkelen. Koolzaad en zonnebloemen, planten die in een gematigd klimaat groeien, vervullen momenteel het merendeel van de behoeften. Voortaan is er vraag naar tropische teelten en naar oliepalm in de eerste plaats. Het procedé dat Nesteoil net op punt gezet heeft in Finland, biedt een oplossing voor het lage stolpunt van palmolie. Voortaan zal ze haast puur gebruikt kunnen worden.
Gebrek aan duidelijkheid De NGO’s hekelen « het pompeffect » van de Europese Richtlijn uit 2008. Volgens hen, zet deze beslissing immers de prijzen in de producerende landen onder druk. Zo worden de Indonesiërs het slachtoffer van de stijging van de palmolieprijs en hebben ze alle moeite van de wereld om palmolie aan eerlijke prijzen aan te kopen, verklaren bepaalde lokale organisaties. « Binnen de Belgische Staat is er gebrek aan duidelijkheid over deze problematiek », stelt An Lambrechts, die bij Greenpeace met de campagne rond de wouden belast is. Enerzijds, heeft België ervoor gekozen een ambitieuze strijd tegen de ontbossing en de klimaatveranderingen te voeren. Anderzijds verbindt ons land zich ertoe de beslissing van de Europese Commissie uit 2008 over te nemen. « De Staat zou geen producten zoals palmolie, die ten gevolge van ontbossing tot stand komen, mogen promoten om zijn doelstellingen inzake de integratie van biobrandstoffen te bereiken », oordeelt ze. Oxfam Solidariteit denkt hier ook zo over. Brigitte Gloire, die met duurzame ontwikkeling en het klimaat belast is, neemt er deel aan een campagne rond de klimaatverandering die door Europese NGO’s uit Brussel gelanceerd werd. Volgens haar leidt de richtlijn over de biobrandstoffen tot « de monopolisering van de gronden » in de landen uit het zuidelijk halfrond, ten koste van hun voedsel-
soevereiniteit en « zonder dat deze richtlijn de broeikasgassen helpt te beperken ». De verenigde NGO’s eisen dat de doelstelling inzake de 10%-integratie onmiddellijk naar 4% verlaagd wordt. Een van de alternatieve maatregelen die ze voorstellen, bestaat erin dat de Europeanen hun brandstofverbruik zouden verminderen, door de EU mobiliteitsplannen te laten goedkeuren die op een prioritair gebruik van het openbaar vervoer berusten. Ze eisen de invoering van duurzaamheidscriteria in verband met de afkomst van plantaardige producten met het oog op het gebruik ervan in biobrandstoffen, zoals het verbod om mensen te verdrijven of gronden te monopoliseren. « Dit type productie leidt tot de vervanging van de landbouwgerelateerde productie van duurzame voedingsgewassen door een agro-industrieel model dat jobs doet sneuvelen, het leefmilieu schaadt en de voedselsoevereiniteit in het gedrang brengt », meldt Brigitte Gloire. Volgens haar zou de hiërarchie van de prioriteiten inzake het gebruik van de gronden de volgende moeten zijn: « In de eerste plaats moet ze aan de vraag naar voeding voldoen. Als dit gebruik verwezenlijkt wordt, kan men de gronden voor de productie van grondstoffen zoals katoen of hout aanwenden. Pas op de derde plaats kunnen ze een energetische functie toegewezen krijgen: eerst voor het gebruik van biomassa, daarna pas voor de productie van brandstoffen».
17
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
De Ronde Tafel: een instrument om de keten aan morele principes te onderwerpen In november 2008 kwam het eerste schip dat met gecertificeerde duurzame palmolie (CSPO – Certified Sustainable Palm Oil) geladen was, in de haven van Rotterdam aan. Dit schip had vijfhonderd ton palmolie uit Maleisië aan boord. Eind 2010 bedroeg de gecertificeerde productie 7,5% van de markt (ongeveer 3,5 miljoen ton per jaar) en dit percentage blijft alsmaar toenemen. Volgens de kopers zou 40% van de palmolie binnen de vijf jaar aan de principes en criteria van de RSPO moeten beantwoorden. De Ronde Tafel voor Duurzame Palmolie werd officieel opgericht in 2004 te Zürich, onder impuls van de Zwitserse onderneming Migros, die als eerste duurzame palmolie gebruikt heeft (al in 2001). WWF is een van de oprichters. Deze internationale NGO die voor het leefmilieu opkomt, was sterk betrokken bij de oprichting van de FSC (Forest Stewardship Council), die een certificatiesysteem voor hout uitgewerkt heeft. Andere multinationals uit de agroalimentaire sector (waaronder Unilever) maakten er aanvankelijk deel van uit. De doelstelling bestond erin deze keten, die een mooie toekomst tegemoet zou gaan, “aan morele principes te onderwerpen”. Op meer pragmatische wijze was dit initiatief ook bedoeld om de activiteiten van ondernemingen te beschermen tegen de alsmaar toenemende druk van de westerse lobbygroepen die de belangen van het leefmilieu verdedigen. De RSPO is een initiatief dat diverse spelers groepeert en zich op de promotie van duurzame palmolie over de ganse wereld toespitst. Haast vijfhonderd organisaties zijn er lid of partner van: de overgrote meerderheid van de ondernemingen, die goed zijn voor 40% van de wereldpalmolieproductie (producenten, pulpers, onderhandelaars, agroalimentaire industrieën, distributeurs en bankiers), en een twintigtal NGO’s. De staten blijven afwezig.
Acht principes, negenendertig criteria De RSPO is gevestigd in Jakarta (Indonesië) en in Kuala Lumpur (Maleisië) en beschikt over een communicatieantenne te Brussel. Haar twee hoofdverantwoordelijken zijn Europeanen: de Nederlander Jan Kees Vis, die verantwoordelijk is voor duurzame landbouw bij Unilever (voorzitter) en de Schot Adam Harrison, die verantwoordelijk is voor voeding en landbouw bij het WWF (eerste ondervoorzitter).
19
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
Palmolieproductie: > T al van tussenpersonen Kleingrondbezitters Palmentuinen
Oliemolens
Opslag, transport, verzending
Raffinadeurs en vermengers
Producenten van ingrediënten
In 2005 heeft de Ronde Tafel acht principes en negenendertig criteria ingevoerd die naar duurzame ontwikkeling verwijzen (raadpleeg de lijst van de principes in het kadertje). De certificatie zelf werd in 2008 aangevat, met de eerste lading voor Rotterdam. Deze certificatie steunt op verschillende belangrijke niveaus. Het eerste ervan, « book and claim » genaamd, berust op een certificatensysteem dat overeenstemt met het systeem dat voor de CO2-uitstoot ingevoerd werd. De producenten registreren het « duurzame » (en als dusdanig erkende) gedeelte van hun productie bij het certificatieprogramma GreenPalm. Er wordt hen een certificaat uitgereikt voor elke ton olie die zo geproduceerd wordt. De onderhandelaars kopen deze certificaten en storten een rechtstreekse premie aan de producenten. Als tegenprestatie, krijgen ze de mogelijkheid om over hun bijdrage aan de duurzame ontwikkeling te communiceren, maar in werkelijkheid kopen ze zelf geen duurzame olie. Alle andere niveaus bieden min of meer grote garantie wat de traceerbaarheid betreft. Het tweede niveau, dat « mass balance » genoemd wordt, combineert de aankoop van conventionele en duurzame palmolie. Bij het derde niveau, het zogeheten « segregated » niveau, wordt alle olie gecertificeerd en getraceerd van het begin tot het einde van de bevoorradingsketen; ze wordt volledig van de conventionele olie gescheiden (gesegregeerd) . Er bestaat nog een vierde niveau, dat « identify preserved » genoemd wordt, maar dit is gedoemd om zeer beperkt te blijven en zich op een nichemarkt toe te spitsen. Het zorgt voor een maximale traceerbaarheid vanaf de oorspronkelijke plantage. Het Nederlands certificatieorgaan UTZ-Certified (dat met « verantwoorde » koffie begonnen is) stuurt deze laatste certificatieniveaus met de bedoeling om de ganse keten naar omhoog te trekken. In de praktijk betekent dit: naar olie die zo gesegregeerd mogelijk is. Van de 7,5% gecertificeerde duurzame olie, zou minder dan een derde vandaag de dag uit gesegregeerde olie bestaan. Bovendien wordt nauwelijks iets meer dan de helft van de geproduceerde duurzame olie verkocht. Hier is echter een eerste overwinning geboekt: de bedrijven die zich in Nederland met palmolie inlaten, hebben zich ertoe verbonden dat hun land tegen 2015 enkel nog gecertificeerde duurzame olie zou bestellen.
De acht principes van de RSPO Producenten van eindproducten
Verdelers 20
1. Verbintenis inzake transparantie. 2. Naleving van de wetten. 3. Verbintenis inzake een economische ontwikkeling op lange termijn. 4. Aanwending van goede praktijken inzake teelt en vermaling. 5. Milieuaansprakelijkheid. 6. Respect voor werknemers en gemeenschappen. 7. Verbintenis inzake de nieuwe plantages. 8. Verbintenis inzake permanente verbetering.
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
De spelers zijn verdeeld over het werk van de RSPO Eén ding staat vast: de initiatieven van de RSPO laten niemand onverschillig. Sommige NGO’s stemmen volledig in met het gebruik en de consumptie van palmolie; andere weigeren het pertinent. Als oprichter van de Ronde Tafel, is het WWF het meest betrokken bij het beheer ervan. « Onze taak bestaat erin ervoor te zorgen dat ondernemingen duurzame palmolie kopen. Nu moeten de kopers in actie schieten », meldt Jean-Philippe Denruyter, die belast is met hernieuwbare energieën bij WWF International. Dit belang wordt anders samengevat door agronoom Alain Rival van het CIRAD (Frans centrum voor Agronomisch onderzoek met het oog op ontwikkeling): « Onze doelstelling bestaat erin het rendement te verhogen, zonder de toekomst van de planeet in het gedrang te brengen. Wat ons interesseert, is dat de kinderen in de producerende landen verder kunnen studeren omdat hun ouders voldoende geld verdienen dankzij de palmindustrie. Dat zal pas mogelijk zijn als deze duurzaamheid op een serieuze manier binnen de RSPO ondersteund wordt ». « We moeten voor 100% gesegregeerde palmolie gaan », vertrouwt Cécile Lachaux van TFT (The forest trust) ons toe. Na haar ervaring met de FSCcertificatie voor de wouden, heeft deze Engelse NGO er onlangs voor gekozen tot de RSPO toe te treden en er de ondernemingen in hun certificatieprocedure bij te staan. Momenteel werkt TFT samen met Nestlé en sinds kort ook met de Franse distributeur Leclerc. Ze begeleidt hen in hun actieplan naar duurzaamheid en is bereid verder te gaan dan de principes en criteria van de RSPO. Verder gaan dan de verbintenissen die door de Ronde Tafel voorzien zijn: de kritische NGO’s (waaronder Greenpeace en de Vrienden van de Aarde) denken er hetzelfde over. Ze benadrukken evenwel eerst de beperkingen van een systeem waarin, bijvoorbeeld, de toetreding van de ondernemingen op vrijwillige basis en zonder certificatieverplichting gebeurt. Dit systeem biedt weliswaar veel garantie tegen de ontbossing van de primaire wouden, maar geeft louter het advies, zonder zijn wil op te dringen, om de verwoesting van de secundaire wouden of van de veengronden te vermijden. Ten slotte stelt dit systeem het landbouwmodel van de exportgerichte monocultuur en zijn verwoestende sociaaleconomische impact niet in vraag. Greenpeace in het bijzonder wil de RSPO tot actie aanzetten via opiniecampagnes, die ze als geen ander kan voeren. In 2008 parodieerde een eerste campagne 21
>>>
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
Interview Adam Harrison : « De industrie is haar praktijken aan het veranderen » Adam Harrison is belast met voeding en landbouw bij het WWF. Hij is ook ondervoorzitter van de RSPO.
Waarom heeft het WWF een voortrekkersrol gespeeld bij de oprichting van de RSPO? Adam Harrison : Om de impact op het leefmilieu van de ontbossing in de tropen ten gevolge van de palmolieteelt te beperken. De RSPO heeft standaarden ingevoerd die de identificatie en het behoud van de wouden vereisen die cruciaal zijn voor de fauna en flora, maar ook voor de lokale gemeenschappen. Zijn de spelers van de keten volgens u echt bereid de regels te wijzigen? A. H. : Er wordt drie miljoen ton gecertificeerde duurzame palmolie geproduceerd, waarvan 60% gekocht wordt. Dit toont aan dat de opstart traag op gang komt, maar dat de industrie haar praktijken
>>>
aan het veranderen is en bereid is dit te doen. De uitdaging zal erin bestaan ervoor te zorgen dat China en India op een duurzame manier produceren. Hoe reageert u op de kritiek van sommige NGO’s die oordelen dat de resultaten van de RSPO duidelijk tekortschieten in vergelijking met de belangen? A. H. : De RSPO is een proces waar tal van spelers bij betrokken zijn en dat bedoeld is om het merendeel van de geproduceerde palmolie te verbeteren; niet om een standaard voor een niche in te voeren, waar enkel de besten aan zouden kunnen voldoen. Hierdoor wordt het proces vertraagd en kan het voor sommigen dus lijken alsof we niet de resultaten behalen die we kunnen behalen. Toch zullen we erin slagen om de impact van dit proces te verhogen, door het op lange termijn te ondersteunen. Moeten er geen inspanningen geleverd worden om de gevestigde standaard verder te verbeteren? A. H. : Ja, uiteraard. We moeten de impact van de palmolieproductie op het klimaat in de RSPO- standaarden opnemen en de leden aanmoedigen om sneller vooruitgang te boeken. Dit zijn twee van onze werkpunten.
een reclamespotje van cosmeticaproducent Dove, over het thema ontbossing. Naast Dove, was het Unilever, eigenaar van het merk, dat als invloedrijk lid van de RSPO getroffen werd. Greenpeace vroeg immers de goedkeuring van restrictievere maatregelen inzake ontbossing en bescherming van de veengronden. Unilever heeft haar praktijken gewijzigd en een coalitie van multinationals uit de agroalimentaire sector op sleeptouw genomen. Gezien de tegenkanting van de planters, volstond dit niet om de regels van de RSPO te doen veranderen. Daarom viseerde een tweede campagne in 2009 een van de grootste ondernemingen, de groep Sinar Mas, via haar klant Nestlé en het beruchte clipje « Have a break », dat een parodie op een reclamespotje voor de repen van Kit Kat was. Deze NGO’s erkennen dat men niet zonder palmolie kan, maar dat het erop aankomt de productieketen aan morele principes te onderwerpen, op een veel hoger niveau dan wat de RSPO voorziet. Volgens hen moet men bijvoorbeeld de palmteelt in stand houden in zones die reeds vernield zijn, in plaats van primaire wouden te ontbossen. Verder stellen ze dat men culturele systemen moet promoten waar vooral de landbouwers uit de landen van het zuidelijk halfrond de vruchten van kunnen plukken. In 2010 heeft Greenpeace druk op de Indonesische regering uitgeoefend om een moratorium op ontbossing te verkrijgen.
22
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
Een derde groep ten slotte, staat lijnrecht tegenover de RSPO. Deze groep is van mening dat deze discussies die hoofdzakelijk de belangen van de ondernemingen beogen, niet deugen. Een coalitie van NGO’s (waaronder de Vrienden van de Aarde en FIAN in België, maar ook tal van Latijns-Amerikaanse en Europese NGO’s) heeft aldus een verklaring tegen de RSPO ondertekend, ter gelegenheid van de organisatie van een conferentie over palmolie die in oktober 2008 in Colombia plaatsgevonden heeft.
De distributeurs bevelen duurzame olie aan Bij de ondernemingen zijn de meningen sterk verdeeld over de vraag of men al dan niet tot de Ronde Tafel moet toetreden. Het verrast ons helemaal niet dat de meest betrokken ondernemingen de westerse multinationals uit de agroalimentaire sector zijn. Unilever, Nestlé, Carrefour en Kraft hebben elkaar aldus beloofd zich tot 2015 enkel nog met duurzame palmolie te bevoorraden. PepsiCo, Casino en Findus gaan nog verder door de plantaardige vetten volledig uit hun rekken te halen. De industriële planters, verbouwers en onderhandelaars uit Zuidoost-Azië zijn veel discreter wat hun plannen betreft. Het gaat om reusachtige groepen die onder invloed van China staan, weinig gekend waren door de westerse opiniestromingen (totdat Greenpeace zijn campagne rond Sinar Mas lanceerde) en waarvan de praktijken traag evolueren. De Maleisische groep Sime Darby exploiteert aldus 530.000 ha oliepalmen, goed voor een volume van 2,4 miljoen ton of 6% van de wereldpalmolieproductie. Maar wie kent Sime Darby in Europa? De producenten krijgen veel aandacht van de RSPO. Het certificatieproces bereikt hen moeilijk hoewel ze in sommige landen als Papoea-Nieuw-Guinea, door het feit dat ze op nationaal vlak begeleid werden, in hun geheel gecertificeerd worden. De laatste vergadering van de Ronde Tafel, die in november 2010 in Jakarta plaatsvond, was de gelegenheid om het 25.000ste gecertificeerde familiale landbouwbedrijf in de bloemetjes te zetten.
De Belgen Vandaag zijn een twaalftal Belgische ondernemingen lid van de RSPO. Sommige zijn al lid van bij de oprichting, zoals de Antwerpse agro-industriële groep SIPEF (lees het interview met zijn algemeen directeur op pagina 24). Andere hebben deze instelling onlangs vervoegd. Dit is het geval voor de Luikse margarineproducent Aigremont. Philippe Thiry, afgevaardigd bestuurder, verklaart: « We hebben ervoor gekozen tot de RSPO toe te treden aangezien haar aanpak met onze opvattingen overeenstemt. Het is een kwestie van gezond verstand ten opzichte van de ontbossing ». Philippe Thiry gelooft niet dat men het zonder palmolie zou kunnen stellen in tal van producten uit de agroalimentaire industrie: « Dit zou even belachelijk zijn als dat men koekjes zonder meel zou produceren». Zijn onderneming is de eerste in België die gesegregeerde olie kan commercialiseren. Deze bedrijfsleider vraagt zich nu af wanneer de supermarktketens bereid zullen zijn meer te betalen voor deze producten op basis van gecertificeerde duurzame palmolie. 23
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
Interview François Van Hoydonck: « We moeten het juiste evenwicht tussen bescherming en ontwikkeling vinden » François Van Hoydonck is algemeen directeur van de vennootschap SIPEF, die sinds 2005 lid van de RSPO is. Palmolie is goed voor meer dan 70% van de omzet van deze Belgische agro-industriële groep.
Hoe ziet u de palmoliemarkt de komende jaren evolueren? F. V. H. : Er is een grote vraag naar palmolie, net als naar andere plantaardige oliën. Dit is het gevolg van de toename van het aantal inwoners op onze planeet en van een hogere koopkracht voor velen onder hen, die door een toegenomen vraag naar consumptievetten en -vlees gekenmerkt wordt. Deze vraag neemt vooral toe in het Verre Oosten, waar palmolie de meest gewaardeerde plantaardige olie is. Hoewel men met een tekort aan landbouwgrond te kampen heeft, is palmolie bovendien de meest voordelige olie met het oog op uitbreidingen, aangezien één hectare palmen minstens zes keer meer olie per hectare oplevert dan soja of koolzaad. Waarom is duurzame palmolie strategisch belangrijk voor uw activiteiten? F. V. H. : We zijn ervan overtuigd dat we op termijn enkel nog duurzame olie zullen kunnen produceren aangezien de consumenten de producenten zullen vragen om hun verantwoordelijkheid op te nemen wat betreft de bescherming van de bosgebieden en kwetsbare gebieden zoals de veengronden, die enorm veel CO2 bevatten. Vandaag de dag is 70% van onze productie gecertificeerd, maar we hebben reeds aan de audit deelgenomen om 100% ervan
24
te laten certificeren vóór eind 2010. Duurzame olie wordt onvermijdelijk binnen onze strategie en we zijn ervan overtuigd dat we die richting moeten uitgaan voor de toekomst van onze groep, die in Europa gevestigd is en Europese aandeelhouders heeft. Hoe staat u tegenover de interventies van de verschillende NGO’s in dit verband? F. V. H. : De wereld heeft deze organisaties nodig om de belangen van het leefmilieu te verdedigen alsook om de producenten en consumenten te verplichten er rekening mee te houden. Zonder echter de ontwikkeling van de opkomende landen die de plattelandsontwikkeling nodig hebben om hun inwoners een betere toekomst te kunnen bieden te belemmeren. We moeten het juiste evenwicht tussen bescherming en ontwikkeling vinden. Het is een beetje hypocriet dat Europa nu haar standpunten over het behoud van de wouden aan de ontwikkelingslanden oplegt aangezien we gedurende de afgelopen eeuw in Europa al onze bomen omgehakt hebben om aan onze eigen ontwikkeling bij te dragen. Als men wenst dat de bomen in de wouden van het Verre Oosten behouden worden, moeten de ontwikkelde landen betalen om dit verlies te compenseren.
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
Palmolie is uitgegroeid tot de meest geproduceerde olie ter wereld
Andere 19% Palm 30% Zonnebloem 8%
Soja 29%
Koolzaad 14% Bron : Oil World, 2010
De wereldproductie van palmolie is snel gestegen x 1 miljoen tonnes 50 40 30 20 10 0 Bron : Oil World, 2010
1966
1976
1986
1996
2006
De oppervlakte die voor de palmolieteelt bestemd wordt, is beduidend gestegen X 1 miljoen hectare 15
Andere
10
Maleisië 5 Indonesië 0 Bron : Oil World, 2010
1990
1999
2004
2006
2007
2008
2009 25
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
Interview Stéphane Desgain: « Voedselautonomie is de prioriteit » Stéphane Desgain coördineert het Platform voor voedselsoevereiniteit, in naam van het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking (NCOS – 11.11.11.).
Wat denkt u over de huidige ontwikkeling van palmolie? Stéphane Desgain : Ons platform heeft geen standpunt over palmolie ingenomen. Via onze eisen stellen we deze productie echter in vraag. Globaal gezien vergeten we nooit de landbouwmodellen in vraag te stellen. Voor ons moet de prioriteit erin bestaan een bepaald niveau van voedselautonomie te vrijwaren. Dit niveau kan gegarandeerd worden door een model in handen van de boerenorganisaties. Export is daarentegen geen betrouwbaar ontwikkelingsmodel. De rijkdommen zijn er slecht in verdeeld. Zodra de kopers de gronden en fabrieken bezitten, ontstaan er problemen met de monocultuur. Palmolie steunt echter op een exportgericht model. Wat denkt u van het initiatief van de Ronde Tafel van de RSPO? S. D. : Het werd ingevoerd om gevolg te geven aan de druk van de campagnes ten voordele van het leefmilieu. De ondernemingen vonden dat ze zich deze campagnes moeten toe-eigenen om te proberen markten te redden.
26
Het eerste wat we op het platform verdedigen, is overheidsinmenging. Meestal is zelfregulering nuttig om aan « greenwashing » of « social washing » te doen, en hierbij het lopende productiemodel in stand te houden. In het geval van palmolie, komt het er echter op aan ze te importeren, vooral omdat ze minder duur is dan andere oliën en vetten die in Europa geproduceerd worden. Het RSPO-initiatief stelt noch de monoculturen, noch de moeilijkere toegang tot de gronden voor de boeren, noch de prioriteit die de export krijgt in de landen waarin een groot deel van de bevolking aan ondervoeding lijdt, noch de ongelijke verdeling van de inkomsten uit de export in vraag. Hoe verklaart u deze tekortkomingen? S. D. : Voorlopig komt deze aanpak vooral uit het noordelijk halfrond. Het is waar dat de druk uitgeoefend wordt door NGO’s uit de ontwikkelde landen. In België zijn de fabrieken die koekjes produceren van boter naar palmolie overgeschakeld. Men moet de overheid voor deze kwestie sensibiliseren opdat de palmolieproductie eerst de noden van het zuidelijk halfrond zou vervullen. Als overheidsinmenging nodig blijkt, bijvoorbeeld door middel van douanecontroles om bepaalde vormen van export te beperken, moet men het geld dat hieruit voortvloeit, aan de producerende landen geven om hun landbouw te ondersteunen
NAAR ‘DUURZAME’ PALMOLIE
Biopalmolie in volle ontwikkeling Biopalmolie zou 0,2% van de verkochte oliehoeveelheden betreffen. Deze nichemarkt is in volle ontwikkeling sinds 123 boerenfamilies van de gemeenschap Las Pavas in Colombia van hun gronden verdreven werden in januari 2009. De agro-industriële groep Daabon heeft deze 1100 ha in beslag genomen om er een palmolieplantage op in te richten, met de steun van het nationaal orgaan dat verantwoordelijk is voor het beheer van de grond. In Europa staat Daabon gekend als een zeer belangrijke leverancier van biopalmolie. Deze onderneming is eerst en vooral de leider op het vlak van palmolie in Colombia, ongeacht of deze olie op biologische of klassieke wijze geëxploiteerd wordt, zoals dit in Las Pavas voorzien is. In minder dan tien jaar tijd is dit land de grootste producent van het Amerikaanse continent geworden en koestert het grote ambities op het vlak van de ontwikkeling van biobrandstoffen. De groep Daabon is een onderneming die bestuurd wordt door een van de grote families die sinds de kolonisatie de lokale overheid controleren en heeft nauwe banden met de centrale regering. Op internationaal vlak is ze een invloedrijk lid van de RSPO. De polemiek is in september 2009 losgebarsten in Engeland, na een artikel in de Guardian waarin manifestaties van militanten uit het verenigingsleven voor de winkels van The Body Shop beschreven werden. Dit cosmeticamerk, een filiaal van L’Oréal, had er twee jaar eerder voor gekozen zich bij Daabon met palmolie te bevoorraden. Sindsdien worden de praktijken van de ganse keten in Europa opnieuw in vraag gesteld, te meer daar er informatie over de dubieuze praktijken van de groep circuleert. Claudia Guevara, een Colombiaanse ex-journaliste die zich in Frankrijk gevestigd heeft en de Blog Avenue Colombie aangemaakt heeft, vertelt gedetailleerd over het reilen en zeilen in de zaak Las Pavas. Ze klaagt « het ethisch probleem » aan dat de Colombiaanse biopalmolie veroorzaakt en de pijnpunten van de officiële certificatie. Tegenwoordig spoort ze zelf iedereen aan om elke vorm van palmolie te boycotten. Momenteel is dit niet het geval bij de distributeurs van de bioketen. In deze kwestie zijn ze niet zo ver gegaan (behalve dan The Body Shop) als enkele klassieke distributeurs die voortaan weigeren om dit verdachte product te verkopen. De distributeurs hebben audits gelanceerd in Colombia en Daabon heeft zich ertoe verbonden enkele van zijn praktijken te wijzigen, maar daar blijft het bij. Hoewel de polemiek momenteel afgezwakt lijkt, is er toch twijfel ontstaan binnen een keten die voordien vrij van gelijk welke verdenking gesteld werd.
27
Besluit
Besluit
Men moet nog veel vooruitgang boeken om concrete resultaten te behalen Meer dan 90% van de palmolie die tot op heden verkocht werd, is aan nog geen enkel duurzaamheidscriterium gebonden. Van de 7,5% gecertificeerde duurzame olie wordt evenwel verwacht dat ze de komende jaren snel zal toenemen. De vraag blijft echter wat de kwaliteit van haar certificatie zal zijn. « Gesegregeerde » olie, de enige olie die werkelijk als duurzaam beschouwd kan worden, maakt slechts een klein deel van deze 7,5% uit en raakt slechts met moeite verkocht. De markt van biopalmolie is, zoals we reeds gezien hebben, zeer beperkt (0,2%) en is sinds de zaak Las Pavas in Colombia bovendien aan sterke schommelingen onderhevig. Ten slotte zal het nog lang duren vooraleer eerlijke palmolie de markt zal overspoelen. In een communiqué van 18 maart 2010 verklaarde FLO, die tal van organisaties met een « eerlijk » label verenigt, waaronder Max Havelaar, dat er geen eerlijke handelsstandaard voor palmolie bestaat die internationaal erkend is. Dit belet echter niet dat voedingsproducten die voor andere bestanddelen uit hun samenstelling als eerlijk erkend werden, palmolie zouden bevatten. De producten van Kit Kat, die sterk in diskrediet gebracht werden door Greenpeace, zijn voortaan trouwens als producten uit de eerlijke handel gecertificeerd door de Fairtrade Foundation (systeem FLO) in Engeland; in werkelijkheid echter, is enkel de cacao die gebruikt wordt, als eerlijk gelabeld. Een ander systeem, Fair For Life, certificeert de eerlijke palmolie uit Kenia op kleine schaal. Kortom: hoewel men stappen aan het ondernemen is om de palmolieproductie “aan morele principes te onderwerpen”, moet men nog veel vooruitgang boeken om concrete resultaten te behalen.
> Dankwoord De auteur wenst iedereen te bedanken die hem geholpen heeft bij de inzameling van de informatie die nodig was om deze brochure te kunnen samenstellen. Meer in het bijzonder wordt dit dankwoord opgedragen aan de mensen van wie het interview gepubliceerd is alsook aan Alain Rival, onderzoeker aan het CIRAD te Montpellier (Frankrijk), Brigitte Gloire van Oxfam Solidariteit België en Jérôme Frignet, verantwoordelijke voor de wouden bij Greenpeace Frankrijk.
29
Documenten > L a face cachée de Sinar Mas. Rapport van Greenpeace. 2009. > L a palme du réchauffement. Synthese van het rapport Cooking the climate. Greenpeace, november 2007. > L a palma no se come (Palm is niet eetbaar). Missierapport NCOS 11.11.11 in Colombia. Juli 2009. > T he impacts and opportunities of oil palm in Southeast Asia. What do we know and what do we need to know ? CIFOR 2009. > T he oil for ape scandal : how palm oil is threatening orang-utan survival. Friends of the earth, september 2005.
Websites > Twee websites voor de RSPO: - www.rspo.eu is het adres van de website van het Europees communicatiebureau van de Ronde Tafel; - www.rspo.org is het adres van de volledige website. - Tel.: 32.2.231-5019 – e-mail : communications@rspo.eu. > De certificatoren: - GreenPalm, www.greenpalm.org - UTZ certified, www.utzcertified.org >
D iverse NGO’s en spelers uit het maatschappelijk middenveld - WWF, www.panda.org en www.wwf.be ; - Greenpeace www.greenpeace.org en www.greenpeace.org/belgium ; - Friends of the earth (de Vrienden van de Aarde) www.foei.org ; - Oxfam Solidariteit, www.oxfamsol.be ; - NCOS 11.11.11, www.cncd.be ; - The forests trust, www.tft-forests.org ; - CIRAD, www.cirad.fr ; - blog van Avenue Colombie, http://avenuecolombie.workpress.com
>
Ondernemingen : - Unilever, www.unilever.com ; - Nestlé, www.nestle.com ; - Sinar Mas, www.sinarmasgroup.com (link naar Smart) ; - Sime Darby, www.simedarby.com ; - SIPEF, www.sipef.be ; - Aigremont, www.aigremont.be
> D e Hoge Gezondheidsraad : www.health.belgium.be . Het Palmolie-rapport van de werkgroep Voeding zou hier in de loop van 2011 geraadpleegd moeten kunnen worden.
30
Trade for Development Centre Het Trade for Development Centre is een programma van BTC, het Belgisch Ontwikkelingsagentschap, dat instaat voor de promotie van eerlijke en duurzame handel met de ontwikkelingslanden, en dat zorgt voor handelshulp. Het Trade for Development Centre heeft drie hoofdactiviteiten:
> Expertisecentrum Het Trade for Development Centre is het expertisecentrum voor eerlijke handel, duurzame handel en handelshulp. Verzamelen, analyseren en produceren van informatie (opiniepeilingen bij de consumenten, marktstudies, enz.) Leiden een werkgroep in het platform “Ondernemen voor ontwikkeling” dat steun biedt aan de privésector.
> Steun aan producenten Het Trade for Development Centre is een instrument voor de ondersteuning van producentenorganisaties. Het steunt gemarginaliseerde producenten, micro- en kleine ondernemingen en projecten in de sociale economie die kaderen in de dynamiek van eerlijke en duurzame handel. Versterken van de organisatorische en technische capaciteiten evenals de productiecapaciteiten. Relevante informatie doorgeven (over de markt, potentiële certificeringen, enz.).
> Sensibilisatie Het Trade for Development Centre organiseert bewustmakingscampagnes en ontwikkelt instrumenten voor de sensibilisatie van de consumenten, de economische actoren en de Belgische overheid.
31
BTC Belgisch ontwikkelingsagentschap HOOGSTRAAT 147 1000 BRUSSEL T +32 (0)2 505 37 00 F +32 (0)2 502 98 62 INFO@BTCCTB.ORG WWW.BTCCTB.ORG