Meerjarenplan 3mE TU Delft

Page 1

T +31 (0) 15 27 86666 F +31 (0) 15 2 85602 E info@3me.tudelft.nl www.3me.tudelft.nl

Technische Universiteit Delft

TU Delft Meerjarenplan 2013-2015

Technische Universiteit Delft Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE) Mekelweg 2 2628 CD Delft

Meerjarenplan 3mE Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen

2013-2015



Meerjarenplan 3mE Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen

2013-2015


Meerjarenplan 3mE

Voorwoord

We zijn trots op het onderzoek dat wij doen en de opleidingen die wij geven. Beide hebben een grote aantrekkingskracht op wetenschappers, scholieren en studenten in Nederland en daarbuiten. Met ons onderzoek behoren we tot de wereldtop en met onze opleidingen spelen we in op de vraag naar hoogopgeleide Delftse ingenieurs in de werktuigbouw en maritieme techniek. Om die leidende rol te blijven spelen hebben we gekozen voor vier onderzoeksspeerpunten: gezondheidszorg, duurzame procestechnologie, duurzaam transport en logistiek, en micro- & nano­t echnologie. Deze speerpunten sluiten goed aan bij de vier maatschappelijke thema’s van de TU Delft. Ook zetten we in op robotica als ‘enabling technology’. Door te excelleren op deze gebieden zijn we een aantrekkelijke samenwerkingspartner en kunnen we deelnemen aan interessante projecten. Wij streven naar een balans tussen onderzoek, onderwijs, valorisatie. Op het gebied van onderzoek en valorisatie willen wij doorgaan op de weg die in de afgelopen jaren succesvol is ingeslagen. Onze initiatieven op het gebied van valorisatie zijn legio en hebben vruchten afgeworpen. In de komende jaren zetten we die voort. Minstens zo belangrijk als het excelleren op onderzoeksgebied, is het opleiden van zeer goede werktuig­b ouwers en maritiemers. Er is grote belangstelling bij scholieren om bij 3mE te komen studeren; even groot is de vraag naar onze afstudeerders bij het bedrijfsleven. Echter, het achterblijvende studie­r endement dwingt ons om ons onderwijs structureel te verbeteren en te verdiepen. Dit is ook een maatschappelijk thema: studenten moeten sneller en beter (af)studeren. De uitdaging waar we voor staan is dan ook om de studiecultuur te veranderen en het studiesucces te vergroten. Daarom zetten we de komende jaren een verbeterprogramma op om de bacheloropleidingen en studiefaciliteiten te verbeteren en studenten intensiever te begeleiden. Dit alles met inspirerende docenten van hoog niveau. De komende jaren zetten we sterker in op (inter) nationale samenwerking met andere faculteiten, universiteiten, toponderzoekers en bedrijfsleven. Ik ben er van overtuigd dat we ons zo nog meer kunnen profileren op het gebied van onderwijs, onderzoek en valorisatie.

2

Het College van Bestuur heeft extra middelen beschikbaar gesteld om de komende jaren het onderwijs te versterken en de samenwerking tussen de afdelingen een nieuwe impuls te geven. Hier zijn we zeer content mee! Aan ons de taak om deze gelden op een juiste manier te besteden en te laten zien dat we hiermee flinke stappen maken zowel in de onderlinge samenhang binnen de faculteit als in de kwaliteit van het onderwijs. Zo blijft 3mE een prachtige omgeving om te werken en te excelleren als onderzoeker, docent, student of stafmedewerker.

Prof.dr. T.S. (Theun) Baller Decaan Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen


Voorwoord

Inhoudsopgave

Voorwoord decaan 2 Missie 4 Kernprofiel 4 1.

Dynamische context

5

1.1 Samenwerking 1.2 Focus op Europa: Horizon 2020 1.3 Topsectoren: stimulans voor sectorale samenwerking? 1.4 Regionale samenwerking

2.

6 6 7 8

Studenten & Onderwijs

9

2.1 Kwaliteit en Rendement 2.2 Studiesucces 2.3 Differentiatie en verbreding opleidingen 2.4 Docentkwaliteit 2.5 Onderwijsdirectie 2.6 3mE Graduate School 2.7 Excellentieprogramma's

10 11 12 12 14 14 14

3. Onderzoek

15

3.1 Strategische onderzoeksgebieden faculteit 3mE 3.2 Strategische samenwerking 3.3 Onderzoekskwaliteit en –output 3.4 Leerstoelenplan

16 18 19 20

4.

Valorisatie

4.1 4.2 4.3 4.4

Leiderschap op onderzoek: to lobby or not to lobby? Leiders in onderzoek: Veni, Vidi, Vici performance, ERC Starting en Advanced Grants Intensiveren samenwerking met het bedrijfsleven Valorisatie van vindingen en intellectuele eigendomsrechten

36

5. Mens(&)Werk

39

5.1 Managementcontrol 5.2 HR Beleid 5.3 3mE Campus: Infrastructuur en huisvesting 5.4 ICT 5.5 Marketing en Communicatie 5.6 Onderdeelcommissie (OdC) 3mE 5.7 Facultaire Studentenraad (FSR) 3mE

6.

37 38 38 38

40 41 43 44 45 46 46

Kengetallen & Streefwaarden

47

Tabel 1 Faculteit 3mE: Positionering en toekomstperspectief per afdeling Tabel 2 Faculteit 3mE: positionering Science/Engineering/Design Tabel 3 Faculteit 3mE: Strategische thema’s Tabel 4 Faculteit 3mE: investeren in de toekomst Tabel 5 Faculteit 3mE: Overzicht personal grants 2009 – 2012 Tabel 6 Faculteit 3mE: Participatie in onderzoekprogramma’s Tabel 7 Leerstoelenoverzicht faculteit 3mE

7 16 17 17 19 20 21

Figuur 1 Overzicht Studiesucces projecten Figuur 2 Organigram Onderwijsdirectie faculteit 3mE

11 14

3


Meerjarenplan 3mE

Missie De faculteit 3mE leidt studenten op tot geëngageerde ingenieurs en gepromoveerden, en voert grensverleggend wetenschappelijk onderzoek uit op het gebied van werktuigbouwkunde, maritieme techniek, technische materiaalweten­ schappen en klinische technologie. 3mE is het voorbeeld van een dynamische en innoverende faculteit, met een leidende Europese rol, die een aanwijsbare economische en wetenschappelijke bijdrage levert.

Kernprofiel

Economie

Kennis Faculteit 3mE biedt een scala aan wetenschappelijke onderwijs- en onderzoeksdisciplines, inter- en multidisciplinair op het gebied van werktuigbouwkunde, maritieme techniek en technische materiaalwetenschappen.

• Faculteit 3mE draagt bij aan een competitieve economie door studenten op te leiden tot maatschappelijk bewuste ingenieurs, nieuwe kennis te ontwikkelen en innovatieve oplossingen te bedenken. • Faculteit 3mE participeert in 6 nationale topsectoren: Water, Energie, High Tech Systems & Materials, Life Sciences, Chemie en Logistiek.

Mensen Faculteit 3mE huisvest een internationale populatie van getalenteerde wetenschappers en docenten, studenten en ondersteunende medewerkers.

Kwaliteit Onderwijs en onderzoek gaan hand in hand bij faculteit 3mE: • Het aanbod van hoogwaardig onderwijs leidt studenten op tot academisch geschoolde specialisten/onderzoekers, ontwerpers en technische managers/ondernemers; • Er wordt excellent onderzoek verricht op nationaal en internationaal niveau.

Maatschappij Faculteit 3mE draagt via de centrale TU Delft thema’s Energie, Gezondheid, Leefomgeving en Infrastructuur & Mobiliteit bij aan de oplossing van grote maatschappelijke vraagstukken.

Samenwerking • Zowel in TU Delft verband, maar ook als faculteit, is 3mE een waardevolle partner in publiek-private samenwerking op het gebied van kennisvalorisatie en bij de ontwikkeling van vernieuwende bedrijvigheid. • Faculteit 3mE is actief in een internationaal en nationaal netwerk van samenwerkingsverbanden op het gebied van onderzoek en onderwijs. • De participatie in regionale samenwerkingsverbanden acht 3mE van groot belang. Zo is zij partner in de Medical Delta en Clean Tech Delta, en exploreert verdere mogelijkheden tot samenwerking in 3TU en Leiden-DelftErasmus verband.

bacheloropleidingen

masteropleidingen

wetenschappelijke afdelingen

• Werktuigbouwkunde • Maritieme Techniek • Klinische Technologie (september 2014, in LDE verband)

• • • • • • •

• • • • • •

4

Mechanical Engineering Maritime Technology Systems & Control Biomedical Engineering Materials Science & Engineering Offshore & Dredging Engineering Transport, Infrastructures & Logistics (met Citg en TBM) • Klinische Technologie (2017 in LDE verband)

Biomechanical Engineering Systems & Control Maritime & Transport Technology Materials Science & Engineering Precision & Micro-systems Engineering Process & Energy


1. Dynamische context

5


Meerjarenplan 3mE

Als één van de faculteiten van de TU Delft staat 3mE midden in een complex maatschappelijk speelveld dat vele (inter)nationale belanghebbenden beslaat. Faculteit 3mE is zich bewust van dit gegeven en is in een continu proces om haar positie hierin te bepalen en de strategieën te bedenken om hiermee om te gaan. Wil faculteit 3mE de (inter)nationale ontwikkelingen en trends adequaat kunnen adresseren en haar missie kunnen uitvoeren, dan moeten de strategie en de daaraan verbonden uitdagingen en randvoorwaarden daarmee in lijn blijven.

2028 Vision for Mechanical Engineering: Technology Serving People Mechanical engineering will develop engineering solutions that foster a cleaner, healthier, safer and sustainable world. 1

1.1 Samenwerking In de huidige maatschappij is er een voortdurende en groeiende behoefte aan goede (en betaalbare) gezondheidszorg, duurzame oplossingen voor zowel het energievraagstuk als voor de schaarste van materialen en grondstoffen. Met de toenemende welvaart wordt de druk op het (goederen)vervoer en transport alsmaar groter. Zowel het bedrijfsleven als de academische wereld zijn naarstig op zoek naar oplossingen. De faculteit 3mE heeft de kennis en expertise in huis om een deel van de gerelateerde onderzoeksvragen te identificeren, te benoemen en als uitdaging oplossingen te vinden (zie tabel 1). Er vindt een steeds verdergaande focussering plaats, op regionaal, nationaal (topsectoren) en Europees (Horizon 2020, de “grand challenges”) niveau. Via de DRI’s en specifiek de strategische aandachts­ gebieden Health, High-Tech Systems & Materials, Procestechnologie en Transport zijn alle afdelingen van de faculteit betrokken. In de aandachtsgebieden Health en High-Tech Systems & Materials zit bovendien een vijfde aandachtsgebied besloten, namelijk Robotica.

1.2 Focus op Europa: Horizon 2020 Europa wordt in toenemende mate belangrijk. Zowel nationaal als internationaal wordt de druk op een heldere profilering van de universiteit en daarmee de faculteit steeds groter. Daar waar de Nederlandse overheid bezuinigt op gelden voor onderzoek, breidt de EU die gelden juist uit. In 2011 heeft de Europese Commissie een pakket aan maatregelen gepresenteerd om onderzoek, innovatie en het concurrentievermogen in Europa te stimuleren: Horizon 2020, ter waarde van 80 miljard Euro. 2 Circa 32 miljard euro zal worden besteed aan de aanpak van belangrijke vraagstukken, de zogenaamde ‘sociale uitdagingen’, verdeeld over zes hoofdthema’s: gezondheidszorg, demografische veranderingen en welzijn; voedselzekerheid, duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek en de bio-economie; veilige, schone en efficiënte energie; slim, groen en geïntegreerd vervoer; klimaatverandering, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen; en inclusieve, innovatieve en veilige samenlevingen. Deze hoofdthema’s zullen worden georganiseerd in zogenaamde kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG’s). De eerste groep zal in 2014 van start gaan, terwijl de tweede golf KIG’s in 2018 zal starten. 3mE zal inzetten op participatie in alle hoofdthema’s en ambieert het penvoerderschap van ten minste 1 KIG. Tegelijkertijd zal in het kader van Horizon 2020 het budget voor de Europese Onderzoeksraad (ERC) aanzienlijk verruimd worden (+ 77%). In het recente verleden zijn onderzoekers van 3mE succesvol gebleken bij het binnenhalen van ERC grants. De faculteit zet in op een voortzetting van dit succes. ERC grants worden gezien als erkenning van de meest getalenteerde en creatieve wetenschappers in hun grensverleggende onderzoek op het allerhoogste niveau in Europa door middel van een internationaal erkend en gerespecteerd programma. (zie tabel 5 blz. 19, Overzicht personal grants 2009 - 2012)

1 2028 Vision for Mechanical Engineering, A report of the Global Summit on the Future of Mechanical Engineering 2008 – 2028, American Society of Mechanical Engineers (ASME), 2008, p. 1 2

h ttp://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/11/1475&format=HTML&aged=1&language=NL&gui Language=en, d.d. 30 november 2011

6


1. Dynamische context

Tabel 1 Faculteit 3mE: Positionering en toekomstperspectief per afdeling

Faculty 3mE

Towards 2015

Towards 2020

Biomechanical engineering

KIC Health in 2014 More demonstrators and spin-offs

Performing the highest level of research in the field of interaction between humans and a technical system enabling humans to perform tasks which would otherwise not be possible

Delft Center for Systems and Control

De banden met de faculteiten TNW en EWI op onderzoek en onderwijs worden verder uitgebreid.

Contributing to fundamental aspects of dynamical systems and control as well as at advancing innovative and hightech applications

Materials Science & Engineering

• Scherpere profilering Materiaal­ wetenschappen (met DCMat 2.0) • Deelname aan KIC Raw Materials • Vergroten focus en aantal Europese projecten • Uitbreiden BSc onderwijs

• Samenwerking in duurzame oplossingen voor schaarste bij het gebruik van kritische materialen onder extreme omstandigheden. • Goede populatie van BSc en MSc studenten die vanuit een werktuigbouwkundige achtergrond geïnteresseerd zijn in materialen.

Maritime & Transport Technology

Transitie afmaken: meer reguliere promovendi, meer onderzoeksvoorstellen (STW, EU, VENI/VIDI)

Efficiënte, veilige en duurzame oplossingen voor Nederlandse en Europese maritieme, bagger- en transportsector

Process & Energy

Verhuizing en herinrichting gereed; nieuwe leerstoel Meerfasenstroming

• Fully sustainable industrial processes with closed loop for the use of materials; • Transition to sustainable generation of power, using new and efficient ways to use fossil and bio fuels; • The development of energy-efficient processes and conversions, e.g. by means of process intensification or low-heat power generation.

Precision & Microsystems Engineering

Herpositionering afdeling in samenhang met TNW en EWI; Mechanica/Dynamica onderwijs TUD

Innovative high-tech solutions are required to achieve next steps in the solution to crucial issues in energy, health care, transport and clean environment. The present strength in high-tech in the Netherlands is an opportunity that can lead to sustainable employment for the Dutch and European society. The main focus of PME is on this aspect of the high-tech industry, with the required tools and complex functional systems.

1.3 Topsectoren: stimulans voor sectorale samenwerking? Met het stopzetten van de zgn. FES-gelden vanaf 2015, is de focus in Nederland voor onderzoeksgelden nu gericht op de topsectoren. Het sleutelwoord is hier de publiek-private samenwerking tussen kennisinstellingen en het bedrijfsleven om Nederland innovatief te maken wat weer goed zou zijn voor de economie. 3 In totaal zijn er negen topsectoren gedefinieerd. Faculteit 3mE ziet kansen in de sectoren chemie, energie, high-tech systemen & materialen, life sciences & health, logistiek, en water. Dit betekent een mogelijke participatie in 6 van de 9 topsectoren. Behalve sectorale deelname in het kader van topsectoren, participeert faculteit 3mE in de 3TU.federatie en Idea League.

3 Brief minister EL&I aan de Tweede Kamer, Naar de top: de hoofdlijnen van het nieuwe bedrijfslevenbeleid, d.d. 4 februari 2011. De topsectoren zijn gebieden waarin Nederland op mondiaal niveau uitblinkt. Overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen werken hierbij samen aan kennis en innovatie. In de zgn. innovatiecontracten zijn tevens de financiële afspraken vastgelegd tussen deze partijen, die bereid zijn in 2012 samen € 2,8 miljard te investeren in kennis en innovatie.

7


Meerjarenplan 3mE

1.4 Regionale samenwerking Fusie of samenwerking? is de vraag. 3mE werkt al op verschillende niveaus samen met andere instellingen en universiteiten, en participeert in een aantal onderzoeksscholen en consortia. De discussie over de strategische meerwaarde van een fusie met Leiden en Rotterdam is binnen 3mE reeds gestart. Op dit moment overheerst de gedachte dat er al veel sprake is van samenwerking – soms intensief, getuige de nieuwe bacheloropleiding Klinische Technologie (werktitel) – zodat de meerwaarde voor een verdergaande formalisering van de samenwerking op instellingsniveau (nog) niet wordt gezien.

Focus 2012 – 2015 • Herbezinning op financiering nu FES gelden vanaf 2015 zullen ophouden. • Focus op Topsectoren en Horizon 2020, met aandacht voor investeren in netwerken op facultair-, afdelings- en individueel niveau. • Uitbouwen en versterken van facultaire strategische thema’s.

8


2. Studenten & Onderwijs

2. Studenten & Onderwijs

9


Meerjarenplan 3mE

“Mechanical engineers will need new knowledge and skills to implement systems engineering approaches across multi-scale systems. New simulation software designed to mimic the emergent properties of complex systems will help mechanical engineers anticipate system requirements and outcomes.”. 4

Afgestudeerden van faculteit 3mE vinden makkelijk een baan en hebben een hoog startsalaris, omdat de maatschappij blijft vragen om ingenieurs met een van de curricula die door de faculteit worden aangeboden. Universiteiten worden door de maatschappij steeds meer aangesproken op een efficiënte aanwending van publieke middelen, terwijl het opdoen van hands- on kennis en ervaring tijdens de (technische) studie belangrijk blijft, en niet alleen via extra curriculaire activiteiten. De focus zal daarom gelegd moeten worden op een vroege selectie in het eerste jaar, en aanhoudende aandacht voor de studieduur en –rendement voor de periode daarna. De faculteit 3mE zet hierom in op het aantrekken van goede en talentvolle studenten en wil hen naast een goed onderwijscurriculum een uitstekend en optimaal studieklimaat aanbieden, zodat zij tijdig hun diploma’s kunnen behalen. In 2011 is een begin gemaakt met het overkoepelende project “Studiesucces”: via werkgroepen zal de komende jaren een samenhangend pakket van activiteiten worden uitgerold om de kwaliteit van het onderwijs, het studiesucces en –rendement te verhogen, te bewaken en te waarborgen. In het najaar van 2012 zal een uitgebreide discussie van start gaan over een aantal tracks met de betrokken docenten, studenten en het beroepenveld. Op basis van de uitkomsten van deze discussie zal de huidige kaart van de MSc opleidingen bij 3mE worden herzien. In samenhang met de discussie over het onderwijsaanbod, zal ook de discussie over de werkdruk gevoerd worden. Recentelijk (september 2012) heeft de onderwijsvisitatie plaatsgevonden en is de commissie positief over de kwaliteit van de opleidingen. In afwachting van de concrete conclusies en aanbevelingen van de commissie, zijn de conclusies en aanbevelingen voortvloeiende uit de zelfstudies reeds aanleiding om met een verbetertraject te starten. Gebruik makend van 3TU gelden die voor een periode van drie jaar beschikbaar zijn gekomen voor het nemen van “langstudeermaatregelen”, heeft 3mE gekozen om de komende jaren de focus te leggen op de volgende Studiesucces deelprojecten: • • • • •

het curriculum gedrag en houding van studenten intake en voortgang studenten onderwijskwaliteit onderwijsfaciliteiten en –ondersteuning. 5

2.1 Kwaliteit en Rendement Het studierendement, d.w.z. het aantal studenten dat de opleiding afrondt met een diploma binnen 7 jaar, is erg laag (23 %). De gemiddelde studieduur bij 3mE is bovendien erg hoog: 7+ jaar, voor een studie waar nominaal 5 jaar voor staat. Deze twee ontwikkelingen worden als maatschappelijk onwenselijk gezien. Met ingang van september 2012 wordt op de TU Delft het Bindend Studie Advies (BSA) verhoogd naar 45 EC. Dat betekent dat studenten gestimuleerd zullen worden om eerder te presteren, met als doel hen sneller door de opleiding te loodsen. Om de kwaliteit van het onderwijs en het rendement omhoog te brengen, en de gemiddelde studieduur terug te dringen, mede in het kader van de langstudeer regeling, zet faculteit 3mE in op een aantal acties, onder de paraplu van “Studiesucces” (zie hieronder). Als ambitie heeft faculteit 3mE een bachelor rendement van 70% in 2020. In combinatie met de toenemende aantallen inschrijvingen (2012 +5% t.o.v. 2011) wordt dit gezien als een uitdaging; zeker als het werk moet worden gedaan met gelijkblijvende aantallen docenten en dezelfde beschikbaarheid van faciliteiten. Als gevolg van de toenemende trend in studentenaantallen de afgelopen jaren in de bachelor fase, is de verwachting dat de druk ook in de master fase zal toenemen zeer realistisch. 3mE beraadt zich momenteel op hoe zich hierop voor te bereiden.

4 2028 Vision for Mechanical Engineering, A report of the Global Summit on the Future of Mechanical Engineering 2008 – 2028, American Society of Mechanical Engineers (ASME), 2008, p. 2 5 Deze aandachtspunten sluiten aan bij een aantal van de aanbevelingen gedaan in “Kwaliteit in Verscheidenheid: Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap”, Ministerie van EL&I, 2011, en in “3TU Sectorplan Technologie Uitvoering 2011 – 2015”, juli 2011.

10


2. Studenten & Onderwijs

2.2 Studiesucces Faculteit 3mE blijft onverminderd aandacht schenken aan de kwaliteit van het onderwijs. Dit geldt voor goed afgewogen curricula, de eindtermen van de vakken, maar ook voor de kwaliteit van de docenten. De faculteit zet in op een breed project “Studiesucces” met het doel om de kwaliteit en het studie­ rendement van de opleidingen te waarborgen. Onder de deelprojecten van “Studiesucces” wordt door een aantal werkgroepen gewerkt om zo bij te dragen aan het bereiken van het doel. Het project is zodanig gedefinieerd dat pas van een succes gesproken kan worden indien alle werkgroepen hun deelresultaten zullen behalen. Voor onderdelen van het project “Studiesucces” zie figuur 1. Figuur 1 Overzicht Studiesucces projecten

Studiesucces 3mE 2012 - 2015

Stuurgroep

Projectgroep

A. Curriculum

B. Houding en gedrag

C. Instroom en doorstroom

D. Kwaliteit onderwijs

E. Faciliteiten en ondersteuning

2.2.1 Curriculum De bachelor curricula worden herzien in 2012 – 2013. Het programma wordt vanaf het studiejaar 2013-2014 gefaseerd ingevoerd. Het doel is om de kwaliteit van het onderwijsprogramma en het rendement omhoog te brengen en de gemiddelde studieduur vooral in deze fase terug te dringen. Het bachelor rendement (in 4 jaar) is in 2011 21%. Het streven is van 3mE is om dit in 2015 naar 40% te brengen, ook al wordt verwacht dat met de invoering van de BSA norm van 45 het aantal studenten in 2013 mogelijk tot een tijdelijke verhoogde uitval van eerstejaars studenten zal leiden. Met het nieuwe curriculum wordt ingezet op modulair onderwijs, compensatoir toetsen, tussentijdse formatieve toetsen, beperking van het aantal toetsen en een BSA van 45 EC punten. Extracurriculaire activiteiten worden, indien zinvol, verdisconteerd in het nieuwe curriculum. Deze activiteiten worden voor studenten van 3mE in het algemeen als zeer waardevol beschouwd, maar ook als extra stimulans voor excellente studenten.

2.2.2 Houding en gedrag Door studenten en docenten van 3mE is aangegeven dat houding en gedrag van studenten ten aanzien van hun studie positief beïnvloed kunnen worden door het stimuleren van community building, waardoor de sociale cohesie tussen studenten, docenten en medewerkers bevorderd wordt. Momenteel overheerst het beeld dat studenten zich wel bewust zijn van de gevolgen van de wettelijke maatregelen, maar nog onvoldoende faciliteiten krijgen aangeboden om hier adequaat mee om te gaan. Studieverenigingen en het docentencorps van 3mE werken samen om studenten al in een vroegtijdig stadium te leren omgaan met hun studie en hun studiebelasting. Zo wordt ingezet op een grotere deelname aan studentenprojecten en studie(begeleidings)projecten. Effecten hiervan laten zich niet vatten in statistieken, maar zijn mogelijk vanaf 2015 merkbaar.

2.2.3 Instroom en doorstroom Het aantal studenten dat zich inschrijft voor een bachelor opleiding bij 3mE neemt gestaag toe. De doorstroom echter blijft een punt van aandacht: het percentage studenten dat in het eerste jaar alle vakken haalt is zeer laag. Een aantal maatregelen om de instroom en doorstroom te bevorderen zijn ingevoerd of worden overwogen: de BSA norm van 45 EC punten, de harde knip (met een tweede instroommoment), het beperken van het aantal hertentamens (maximaal 2 per vak per studiejaar), de opleiding van studentcoaches, enz. Goede informatievoorziening en communicatie richting studenten met betrekking tot deze maatregelen is onontbeerlijk. Marketing & Communicatie 3mE is betrokken bij het project.

11


Meerjarenplan 3mE

2.2.4 Kwaliteit onderwijs Faculteit 3mE blijft aandacht houden voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit is juist van belang wanneer men onderwerpen zoals instroom en doorstroom, slagingspercentages, BSA en langstuderen wil adresseren. Maatregelen in het kader hiervan mogen niet ten koste gaan van de kwaliteit van het onderwijs. Om blijvend goede en excellente studenten aan te trekken, zal 3mE inzetten op het aanbieden van een aantrekkelijk honours programma. Er zal geĂŤxperimenteerd worden met (andere) activerende onderwijsvormen: slimme combinaties van online learning, tentaminering en onderwijs op locatie. 3mE overweegt ook het openbaar maken van vakevaluaties en zo een betere terugkoppeling te geven aan docenten en afdelingen. Het BSc eindproject dient beter gemonitord te worden op dekking van de vakken en de eindtermen. Dit geldt ook voor de MSc theses. Tenslotte zet 3mE in deze periode in op een verdere professionaliseringsslag van het facultaire toetsbeleid.

2.2.5 Faciliteiten en ondersteuning Een goede onderwijsomgeving kan niet geboden worden indien de onderwijsfaciliteiten niet uitstekend zijn. De afgelopen jaren heeft 3mE de gevolgen ondervonden van een falend beleid op het gebied van de onderwijszalen. In deze periode hoopt de faculteit dat dit beleid omgebogen zal worden zodanig dat docenten en studenten met plezier naar de colleges gaan. Bovendien is er in het kader van intensievere onderwijsvormen behoefte aan platte instructiezalen, die geschikt zijn voor groepen tot 50 personen. De onderwijsomgeving omvat echter meer dan alleen goede onderwijszalen: voldoende en inspirerende werk- en studieplekken, activiteiten om de sociale cohesie binnen de 3mE gemeenschap te bevorderen (community building), ruimere openingstijden, betere restauratieve voorzieningen, enz. Behalve de fysieke omgeving zal aandacht geschonken moeten worden aan de kwaliteit en de beschikbaarheid van de ondersteuning die hiermee gepaard gaat.

2.3 Differentiatie en verbreding opleidingen Zoals het profiel (pag. 4) laat zien biedt faculteit 3mE twee brede disciplinaire bachelor opleidingen aan, Werktuigbouwkunde en Maritieme Techniek. Vanaf september 2014 zal hieraan de bachelor Klinische Technologie (werktitel) worden toegevoegd, in samenwerking met de universiteiten van Rotterdam en Leiden (zie inzet hieronder). De mogelijkheden tot deze samenwerking worden momenteel onderzocht. De zes masteropleidingen die door faculteit 3mE worden aangeboden worden gedragen door uitstekend onderzoek, hebben voldoende kritische massa en leveren ingenieurs af die zeer relevant voor de arbeidsmarkt zijn te noemen. Een nieuwe masteropleiding Klinische Technologie (werktitel) zal vanaf 2017 het aanbod verrijken. Om deze opleiding vorm te geven en in te richten zal onder leiding van een projectleider een project gestart worden. Gezien de omvang van dit project, heeft het College van Bestuur een startfinanciering toegezegd.

2.4 Docentkwaliteit Behalve goed samengestelde curricula en inhoudelijke vakken afgestemd op de eindtermen, wordt veel aandacht besteed aan de kwaliteit van de docenten. Aan nieuwe docenten wordt de eis gesteld dat zij de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) halen, aan docenten die al langer in dienst zijn wordt de Senior Kwalificatie Onderwijs (SKO) aangeboden, tenzij aantoonbaar is dat zij een gelijkwaardig proces hebben gevolgd of kritisch getoetst zijn op hun didactische competenties. De werkdruk wordt door de betrokken docenten als zeer hoog ervaren, mede als een gevolg van de hoge onderwijslast en het grote aanbod vakken. 6 Dit zal op den duur ten koste gaan van zowel de onderwijskwaliteit èn de docentkwaliteit. Op de korte termijn (2012 – 2013) zal hier extra aandacht aan geschonken worden. Opleidingsdirecteuren in de nieuwe onderwijsorganisatie zullen hierin een rol moeten spelen. Onderwijs zal een prominentere rol innemen in de R&O cyclus. Voorgaande maatregelen zullen ertoe moeten leiden dat in 2020 nagenoeg alle docenten bij faculteit 3mE zullen voldoen aan de kwaliteitseisen.

6

12

Zelfevaluaties Onderwijs 3mE, in uitvoering, 2012


2. Studenten & Onderwijs

Klinische technologie7 Blijkens de concept-AMvB van 13 december 2011 is een afgestudeerd (master) klinisch technoloog deskundig op drie terreinen: • het optimaliseren van bestaande technisch-medische handelingen; • het ontwerpen en ontwikkelen van nieuwe diagnostische methoden en therapieën met behulp van technologie; • het verrichten van complexe technisch-medische handelingen binnen het technisch-medische deelgebied van de geneeskunde. In de bacheloropleiding klinische technologie wordt de basis gelegd voor dit beroepsprofiel. Studenten verwerven basiskennis op het gebied van de techniek en geneeskunde, met name voor zover deze kennis relevant is voor een klinisch technoloog. Daarnaast verwerven zij een aantal vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en medisch-technische handelingen (de zogenaamde voorbehouden handelingen). De technische en medische kennis worden zoveel mogelijk geïntegreerd aangeboden, zodat studenten vanaf het begin de relaties tussen technologie en zorgproces zien. Voorbeelden van deze integratie zijn: • bij de behandeling van het hart en de bloedsomloop wordt de mechatronica (elektriciteit, regelsystemen) behandeld; • aan het spijsverteringssysteem is de thermodynamica gekoppeld; • bij het neurale en zintuiglijke systeem wordt ingegaan op de signaaltheorie.

7

Na de bacheloropleiding kunnen studenten kiezen uit drie masteropleidingen: • Geneeskunde, na een schakelprogramma van circa 4 maanden. Het schakelprogramma kan relatief kort zijn, omdat deze studenten zich ook via de minor geneeskunde in het 3e studiejaar al voorbereiden op doorstroom naar de master geneeskunde. Na het afronden van de master opleiding hebben deze artsen een flinke technische bagage. De verwachting is daarom dat zij enerzijds een goede rol kunnen spelen in het snel en goed ingang doen vinden van nieuwe technologie in de zorg en anderzijds dat zij bovengemiddeld bekwaam zijn in en oog hebben voor het toepassen van medische technologie in de diagnostiek en/of therapie. Zij kunnen op deze manier een voortrekkersrol vervullen. • Clinical Technology; deze masteropleiding zal worden ontwikkeld nadat goedkeuring is verkregen met de bacheloropleiding klinische technologie te starten. Met deze masteropleiding voldoen studenten aan het beroepsprofiel van de klinisch technoloog, zoals beschreven in de amvb van december 2011 en dat overeenkomt met dat van de Twentse opleiding. • Biomedical engineering. Deze uitstroommogelijkheid is met name bedoeld voor studenten die kiezen voor het ingenieursvak. Ook hier is een specifieke minor en een schakelprogramma nodig om studenten op het noodzakelijke niveau te krijgen in de ingenieursvakken.

Informatiedossier NVAO, mei 2012, p. 8

13


Meerjarenplan 3mE

2.5 Onderwijsdirectie Vanaf medio 2012 heeft faculteit 3mE een nieuwe onderwijsdirectie (zie fig. 2). Op deze wijze wordt niet alleen voldaan aan wettelijke voorschriften, maar door een goede vertegenwoordiging vanuit de disciplines kan de onderwijsorganisatie enerzijds alerter reageren op nieuwe ontwikkelingen en anderzijds de kwaliteit van de verschillende opleidingen bewaken en waarborgen. Dit mede met het oog op de accreditatie van de opleidingen. De nieuwe onderwijsdirectie speelt ook al in op de voorbereidingen voor de nieuwe bachelor en masteropleiding Klinische Technologie (in LDE verband). Figuur 2 Organigram Onderwijsdirectie faculteit 3mE

Directeur Onderwijs

Op. Directeur BSc WB

Opl. Directeur BSc MT

Opl. Directeur ME + MSE

Opl. Directeur MSc MT & ODE

Hoofd Delft Honours Program

Hoofd O&S

2.6 3mE Graduate School TU Delft biedt de gehele opleidingsketen aan: bachelor-, master- en promotieopleidingen. Vanaf 2012 zijn alle nieuwe promovendi opgenomen in de 3mE Graduate School. De Graduate School biedt naast vakinhoudelijke en generieke cursussen (presenteren, wetenschappelijk schrijven) ook begeleiding aan de individuele promovendi, om hun traject tot een goed einde te brengen binnen een gerede tijd (4 jaar). De promovendi van 3mE komen enerzijds terecht in de wetenschap, anderzijds worden zij aangetrokken door het bedrijfsleven.

2.7 Excellentieprogramma’s Faculteit 3mE biedt getalenteerde en gedreven studenten naast een regulier curriculum een aantal mogelijkheden om zich verder te verdiepen en ontplooien. Dit kan binnen het studieprogramma via een honours programma of buiten het programma via speciale studentenprojecten. 3mE onderhoudt een vruchtbare relatie met de zogenaamde D-Dream projecten (o.a. Nuon Solar Team, Formula Zero, DUT Racing Team, Delta Lloyd Solar Boat, Dutch Robotics, Ecorunner, Nova Bike en Human Power Team) waaraan studenten kunnen meewerken. Bovendien stimuleert 3mE getalenteerde studenten om deel te nemen in programma’s in het buitenland.

Focus 2012 – 2015 • Verder uitrollen van het project Studiesucces en de onderliggende deelprojecten om zo de kwaliteit en het rendement van het onderwijs te verbeteren en te waarborgen. • Curriculumherziening en discussie over het onderwijsaanbod • Aandacht van de onderwijsdirectie voor de toenemende werkdruk bij docenten. • Verdergaande aandacht voor docentkwaliteit • Bachelor rendement verdubbeld zien in 2015 • Nieuwe Bachelor Klinische Technologie voorbereiden voor 2014 (zie inzet pag. 14)

14


3. Onderzoek

3. Onderzoek

15


Meerjarenplan 3mE

The Era of Insufficient Plenty “We must now start asking ourselves what will happen when the things we need become unavailable at any price. How will we run our factories, maintain economic growth, and support our lifestyles? The answers to these questions will challenge every major engineering discipline to find alternative materials, methods, and processes in the future.” 8

Het onderzoek van 3mE laat zich in zeer algemene termen als volgt positioneren voor de huidige periode en naar 2020 toe. Het betreft hier echter een zeer ruwe inschatting van de verschillende invalshoeken science, design en engineering, mede vanwege definitieproblemen. Bovendien is ook binnen de afdelingen sprake van verschillen in invalshoeken.

Tabel 2 Faculteit 3mE: positionering Science/Engineering/Design

Afdeling/%

Science

Engineering

Design

BMechE

40

30

30

DCSC

60

25

15

MSE

45

35

20

MTT

20

40

40

PE

80

20

0

PME

50

25

25

Engineering

MSE

zwaartepunt

P&E

DCSC PME

MTT BMechE

Science

Design

Afdelingen 3mE: positionering onderzoek

3.1 Strategische onderzoeksgebieden faculteit 3mE De brede onderzoeksportfolio van 3mE is bij uitstek aangesloten bij de voornaamste gebieden waarin de grote maatschappelijke vraagstukken zich voordoen waarvan verwacht wordt dat we met innovatieve en technologische doorbraken bijdragen aan het oplossen ervan: energie, water, grondstoffen, transport, bouwen, gezondheid, materialen, industriële productie en productontwikkeling. 3mE heeft voor een aantal strategische onderzoeksgebieden gekozen (zie tabel 3), waarbinnen onderzoek wordt verricht om tot de nodige technologische doorbraken te komen.

8

16

John G Voeller, The Era of Insufficient Plenty, ASME MEM, June 2010


3. Onderzoek

Tabel 3 Faculteit 3mE: Strategische thema’s

BMechE

DCSC

MSE

MTT

PE

PME

Health High-Tech Systems & Materials Procestechnology Transport

Alle afdelingen van de faculteit zijn betrokken bij een of meerdere strategische onderzoeksgebieden. Naast de genoemde onderzoeksgebieden ziet de faculteit het grote belang van de “enabling” technologieën mechanica, thermodynamica, stromingsleer, engineering design, technische materiaal­ wetenschappen en systems & control. Het is een uitdaging om een kritische massa en kwaliteit aan resources te hebben om internationaal te kunnen excelleren. Daarnaast moet het onderzoek plaats vinden door middel van numerieke berekeningen en simulaties, in samenhang met experimenten in een beperkt aantal state of the art laboratoria en opstellingen op een voor onze industriële partners relevante schaal, in belangrijke mate gefinancierd door de 2 e en 3 e geldstroom. Mede daarom zijn er samenwerkingsverbanden met andere faculteiten en universiteiten, zowel nationaal als internationaal.

Tabel 4 Faculteit 3mE: investeren in de toekomst

Gebied

Nodige Steun Cvb

Eu Programma’s & Lobby Eu

Programma’s Nl & Lobby Nl

Invulling/Ombuiging Wetenschappelijke Velden

Health • Biomaterialen • Biomechanics/ Biorobotica • Medical instruments • Robotvision

• Klinische Technologie • M€ 0.5 Andere velden

• KIC Health in 2014 • KP 7/8

• Roadmap Life­ science Health • IMDI’s

• • • •

High Tech Systems & Materialen • Micro-Nano • Health, Proces & Energie, Robotica • Kritische materialen

• Een gezicht Micro/Nano vanuit TUD; gezamenlijke infrastructuur • Ondersteuning Robotica Instituut; 100 k€/jaar • Ondersteuning KIC RawMaterials • Ondersteuning Nieuw TU Delft instituut Materialenonderzoek • Ondersteuning LDE-Center for Heritage/endowment fund

• Robotica • EU Horizon 2020 • KP7/8

• Roadmap HTS&M • Robotica • STW/NWO HS&M • Roadmap Creative Industry

• HL mechatronica/robotica (PME) • HL Kritische Materialen (MSE) • HL Virtual Materials and Mechanics (MSE)

Proces­t echnologie

• 100k€/jaar Ondersteuning Procestechnologie@TUDelft • Investering “macrolab” (10-12 M€) • ECN naar Delft

• Europic - KP7/8

• ISPT/OSPT Roadmap, topsector Chemie (en energie: Biobased)

• • • •

Transport

• 100 kEuro/jaar + Ondersteuning Transport Instituut (TBM, CiTG, 3mE)

• KP 7/8

• Roadmap Water en Roadmap Logistiek

• Rondpompcircuit voor offshore en dredging engineering • Sleeptank en cavitatietunnel van hydromechanica • 3D trekbank voor Structures • Pijptransporteur testfaciliteit voor Transport Engineering • Ontwerplaboratorium voor schepen

Robotvision, u(h)d, HL dakpan Neuro-muscular/Haptics Minimally invasive technology Verschillende onderzoeksvelden

HL meerfasen stroming biobased economie proces intensificatie productie van materialen voor duurzame energie

17


Meerjarenplan 3mE

3.2 Strategische samenwerking De faculteit ziet de samenwerking met strategische partners als een noodzakelijke voorwaarde om tot de grote technologische doorbraken te kunnen komen. Dit geldt niet alleen voor partners binnen de universiteit zelf, maar zeker ook met andere universiteiten, onderzoeksinstituten, de overheid (op alle niveaus) en het bedrijfsleven. Voorbeelden hiervan zijn de Medical Delta, CleanTech Delta en de Climate KIC. Voor de faculteit is een bruisend science park (Science Port Holland/Technopolis) van strategisch belang. Ook de strategische relatie met grote bedrijven (Shell, enz.) en sectoren (bv de maritieme, offshore en bagger sector) helpt om over lange termijn onderzoeksthema’s uit te voeren en gefinancierd te krijgen.

3.2.1 Interfacultaire samenwerking – TU Delft Institutes Zoals in tabel 6 is te zien, werken de verschillende onderzoeksgroepen van faculteit 3mE met andere faculteiten van de TU Delft, in de DRI's en Instituten. Een recente ontwikkeling is het Process Technology Institute (zie kader).

TU Delft Process Technology Institute In 2011 is een project gestart met als doel het versterken van de procestechnologie aan de TU Delft. De focus ligt hierbij op meer coherentie en samenwerking tussen de betrokken groepen, een duide­ lijker onderzoeksprofiel en een betere zichtbaarheid. Per 1 januari 2012 is een Procestechnologie Instituut gevormd, waarin alle bij de (bio) procestechnologie betrokken wetenschappers deelnemen. In het Instituut participeren wetenschappers van 3mE en TNW.

Het onderzoek binnen het instituut richt zich op de volgende strategische onderzoeksthema’s en de daarbij behorende toepassingsgebieden:

Application Area

Strategic Research Theme

Process Intensification

Ultrahigh Interfaces for Energy & Mass Transfer Process Intensification via Energy-Material-Medium Interaction Intensified methods and devices for information generation

Biochemical Process Engineering

Multi-Scale Design of Cell Factory-Based Production Systems Integrated systems for chemicals and fuels from waste/non-food biomass Intensified high-cell density processes

Process Technology for Advanced Materials

Novel methods and devices for reactions and separations in highly viscous and rheologically complex systems Intensified processes for tailored solid materials Design, engineering and intensified production of formulated products

18


3. Onderzoek

3.3 Onderzoekskwaliteit en –output De onderzoeksprogramma’s van 3mE getuigen van een hoge kwaliteit. De reputatie van onze onderzoekers wordt bevestigd door hun deelname en leidende rol in verschillende consortia: • • • • •

Nanonext – Van Keulen Institute for Sustainable Process Technology (ISPT) – Stankiewicz Materials Innovation Institute (M2i) – Sietsma Maritime Innovation Programme (MIP) – Huijsmans, Hopman Medical Delta – Van der Helm

In de laatste onderzoeksvisitatie scoorden de meeste programma’s 16 of meer punten. De ambitie is dat bij de volgende visitaties alle programma’s minimaal 16 punten halen en zetten we in op 3 à 4 excellente scores, nl. 19-20 punten. De wetenschappers van 3mE onderhouden goede banden met andere (inter) nationale universiteiten en het bedrijfsleven, getuige de samenwerkingsverbanden en uitnodigingen. De ambitie hier is om deze relaties in te zetten bij het binnenhalen van nog meer prestigieuze onderzoeks­p rojecten (zie de paragraaf “Samenwerking” en tabel 4). De wetenschappers van 3mE zijn er de afgelopen jaren goed in geslaagd om zogenaamde “personal grants” te verwerven (zie tabel 5). Faculteit 3mE wil de wetenschappers van 3mE verdergaand stimuleren en faciliteren bij het schrijven van dergelijke voorstellen. Hiertoe worden o.a. workshops georganiseerd met laureaten die potentiële kandidaten inspireren en begeleiden bij het schrijven van voorstellen. Tabel 5 Faculteit 3mE: Overzicht personal grants 2009 – 2012

Naam

Type Grant

Year

Dept

Frans van der Helm

STW Simon Stevin Meester

2012

BMECHE

Maria Santofimia Navarro

ERC, VIDI, Aspasia & Female Fellowship

2012

MSE

Frans van der Helm

ERC adv

2011

BMECHE

Andrzej Stankiewicz

ERC adv

2010

P&E

Paul Breedveld

VICI

2011

BMECHE

Martijn Wisse

VIDI

2010

BMECHE

Margriet van Eikema Hommes

VIDI & Aspasia

2011

MSE

Joris Dik

VIDI

2010

MSE

Merlijn van Spengen

VIDI

2009

PME

Jan Willem van Wingerden

VENI

2011

DCSC

Amir Zadpoor

VENI

2011

BMECHE

Roland Toth

VENI

2011

DCSC

Rudi Negenborn

VENI

2010

MTT

Ali Mesbah

VENI

2010

DCSC

Alessandro Abate

VENI

2009

DCSC

Elif Genceli

VENI

2009

P&E

David Abbink

VENI

2009

BMECHE

Joost de Winter

VENI

2009

BMECHE

19


Meerjarenplan 3mE

Tabel 6 Faculteit 3mE: Participatie in onderzoekprogramma’s

BMechE

DCSC

MSE

MTT

PE

PME

Horizon 2020: KIGs Gezond leven en actief ouder worden Food4future Grondstoffen Industrie met hoge toegevoegde waarde Slimme, veilige samenlevingen Stedelijke mobiliteit Topsectoren Chemie Creatieve Industrie Energie High Tech Systemen & Materialen Life Sciences & Health Logistiek Water Delft Research Institutes Energy Environment Health Infrastructure & Mobility Insitutes@Delft Transport Procestechnologie Robotica Klimaat

3.4 Leerstoelenplan Onderstaand toont eerst het leerstoelenoverzicht van de hele faculteit, daarna volgt per afdeling het leerstoelenplan: hierin worden de ambities getoond voor de komende jaren ten aanzien van de invulling van de leerstoelen. Aansluiting wordt gezocht met de ontwikkelingen op de verschillende onderzoeks­ gebieden, kansen worden genomen daar waar huidige leerstoelen ten einde lopen. Tijdens de Herijking zijn dergelijke keuzes en ombuigingen reeds gemaakt en uitgevoerd, maar faculteit 3mE ziet dit als een continu proces. Uiteraard dient men er rekening mee te houden dat nieuwe leerstoelen en onderzoeks­ gebieden zo’n 4 tot 6 jaar nodig hebben om zich te bewijzen. In de komende periode zal het leerstoelenplan, inclusief keuzes en ombuigingen, verder uitgewerkt worden en zowel op afdelings- als faculteitsniveau regelmatig onderwerp van gesprek zijn, als onderdeel van de facultaire onderzoeksstrategie.

20


3. Onderzoek

Tabel 7 Leerstoelenoverzicht faculteit 3mE

Afdeling/sectie//aanstelling

Voltijdse hoogleraren

fte

BMechE

Biomechatronics and Bio-robotics

Biomechatronica & Biorobotica

Van der Helm

1,0

N

Musculoskeletal mechanics

Veeger

0,2

J

Tissue Biomechanics & Implants

Weinans

0,2

J

Biomechatronica & revalidatietechnologie

Van der Kooij

0,2

J

Neural control and Rehabilitation

DeWald

J

Medical Instruments

Minimally Invasive Surgery and Interventional Techniques (MISIT)

Dankelman

1,0

N

Clinical evaluation of minimally invasive surgical instruments

Jansen

0,2

J

Mecial Measurement Techniques

Grimbergen

0,2

J

Vision based Robotics

Vision based Robotics

Jonker

1,0

N

Biomaterials

Biomaterialen

vacature

1,0

DCSC

Intelligent Control and Robotics

Babuška

1,0

N

Hybrid and Distributed Systems and Control

De Schutter

1,0

N

Numerics for Control and Identification

Verhaegen

1,0

N

Nonlinear Systems and Control

vacature

1,0

MSE

Metals processing, microstructure, and properties

Microstructure control and recycling

Sietsma

0,8

N

Texture

Joining and Mechanical Behaviour

Richardson

Corrosion Technology and Electrochemistry

Terryn

Metals for extreme conditions

Metals for extreme conditions

vacature

1,0

Virtual Materials and Mechanics

Virtual Materials and Mechanics

Thijsse

1,0

Materials in Art and Archaeology

Materials in Art and Archaeology

Dik

1,0

MTT

Scheepshydromechanica en -constructies

Scheepshydromechanica

Huijsmans

1,0

N

Scheeps- en Offshoreconstructies

Kaminski

1,0

N

Scheepsweerstand en -voortstuwing

Terwisga

0,3

J

Kleine snelle schepen

vacature

0,4

1,0

Deeltijd hoogleraren

Kestens

fte

0,2

onbezoldigd J/N

J N

0,2

J

21


Meerjarenplan 3mE

Tabel 7 Leerstoelenoverzicht faculteit 3mE (vervolg)

22

Afdeling/sectie//aanstelling

Voltijdse hoogleraren

fte

Deeltijd hoogleraren

fte

onbezoldigd J/N

Scheepsontwerp, -productie en -operaties

Scheepsontwerp, -productie en -operaties

Hopman

Dieselmotoren

Stapersma

0,4

J

Rederijkunde

vacature

0,4

Scheeps- en industriele productie

vacature (samen met TEL)

0,6

Offshore en baggertechniek

Baggertechniek (Dredging Engineering)

van Rhee

1,0

Offshore techniek

vacature (samen met CiTG)

1,0

Transporttechniek en logistieke techniek

Transporttechniek en logistieke techniek

Lodewijks

1,0

N

Grootschalige transportsystemen

vacature

0,4

Scheeps- en industriele productie

vacature (samen met SDPO)

0,6

P&E

Engineering Thermodynamics

Engineering Thermodynamics

Vlugt

1,0

1,0

N

Kjelstrup

Gross

N 0,2

N J

Fluid Mechanics

Fluid Mechanics

Westerweel

1,0

N

Ooms

0,5

N

Hunt

J

Eckhardt

1,0

N

Energy Technology

Energy Technology

Boersma

0,2

J

Kiel

0,2

J

Roekaerts

0,0

Gasturbine

vacature

0,5

Intensified Reactions and Separations

Intensified Reactions and Separations

Stankiewicz

Process Equipment

Process Equipment

Witkamp

1,0

N

0,8

N

Bakker

0,3

J

PME

Structural Optimization and Mechanics

Structural Optimization and Mechanics

van Keulen

1,0

N

Engineering Dynamics

Engineering Dynamics

vacature per 1-9-2012

1,0

N

Mechatronic System Design

Mechatronic System Design

Munnig Schmidt

1,0

N

Interactive Mechanisms and Mechatronics

vacature

1,0

N

Intelligent Automotive Systems

Holweg

Micro and Nano Engineering

Micro and Nano Engineering

Staufer

1,0

N

Surfaces and Interfaces

Janssen

1,0

N

0,3

J


3. Onderzoek

Leerstoelenplan Biomechanical Engineering (BMechE) 2012-2015 De afdeling Biomechanical Engineering (BMechE) richt zich met onderwijs en onderzoek op de interactie tussen de mens (patiënt) en technische systemen. Om de interactie te begrijpen en te verbeteren wordt zowel fundamenteel vernieuwend onderzoek verricht als innovatieve systemen ontworpen met een focus op de interface tussen inherente (bio)mechanische eigenschappen van het technische system en de menselijke (weefsel) eigenschappen. Er • • • •

zijn binnen BMechE momenteel vier secties met een full time en meerdere deeltijd hoogleraren: Biomechatronics and Bio-robotics (BM&BR) (prof. dr. F.C.T. van der Helm) Medical Instruments (MI) (prof. dr. J. Dankelman) Vision based Robotics (VbR) (prof. dr. ir. P.P Jonker) Biomaterialen (BM) (vacancy)De leerstoelhouders binnen BMechE ambiëren internationaal leidend te zijn op hun expertise gebied. Daarnaast wordt onderwijs verzorgd dat ertoe leidt dat studenten uitstekend kunnen functioneren in multidisciplinaire vakgebieden, in een academische omgeving, in de medische industrie, als ook in vele aanpalende vakgebieden.

De leerstoelen/hoogleraren binnen BMechE zijn werkzaam binnen de volgende secties:

Sectie Biomechatronics and Bio-robotics (BM&BR) Leerstoel Biomechatronica & Biorobotica – Frans van der Helm, 1 fte De missie van de sectie Biomechatronics & Biorobotics is om onderzoek te doen op het gebied van de mens-machine interactie met het doel om instrumenten te ontwerpen die bestuurd worden door mensen. We willen de besturingsmogelijkheden optimaliseren door te focusen op de informatie benodigd voor de mens en op de eigenschappen van de bedieningsorganen. Toepassingen liggen op het gebied van de medische techniek, in het ontwikkelen van meetinstrumenten voor het functioneren van de neuromus­ culaire besturing bij patiënten met een hersenbloeding, de ziekte van Parkinson en Complex Regional Pain Syndrome. Andere toepassingen liggen bij de besturing van auto’s, vliegtuigen, prothesen en telemanipulatie. Leerstoel Musculoskeletal mechanics – Dirk Jan Veeger, 0.2 fte In deze leerstoel wordt onderzoek gedaan naar het functioneren van grootschalige spierskeletsystemen, met de nadruk op het verkrijgen van gedetailleerde morfologische en fysiologische gegevens, bewegingsregistratie en geavanceerde biomechanische modellen. Leerstoel Tissue Biomechanics & Implants – Harry Weinans, 0.2 fte Deze leerstoel richt zich op het mechanische en biologische gedrag van harde en zachte weefsels (bot, kraakbeen) in het menselijke lichaam, met de nadruk op het ontwikkelen van geavanceerde modellen gebaseerd op continuüm mechanica. Leerstoel Biomechatronica en revalidatietechnologie – Herman van der Kooij, 0.2 fte Prof. van der Kooij richt zich op de ontwikkeling van geactueerde exoskeletons, revalidatierobots en dynamische meetinstrumenten van de onderste extremiteiten voor patiënten en ouderen. Leerstoel Neural Control and Rehabilitation – Prof.dr. J.P. DeWald Deze leerstoel richt zich op onderzoek naar de neurobiologische kennis voor de besturing van het spierskeletsysteem.

Sectie Medical Instruments (MI) Leerstoel Minimally Invasive Surgery and Interventional Techniques (MISIT) – Jenny Dankelman, 1 fte De MISIT groep richt zich op het ontwikkelen van instrumenten voor minimaal invasieve toepassingen. Naast het ontwikkelen van instrumenten met nieuwe functies op gebied van stuurbaarheid, haptische feedback en tissue manipulatie, worden ook systemen ontwikkeld om chirurgen en interventionisten te trainen en de processen op de operatiekamer te monitoren en te verbeteren. NIMIT (Novel instruments for Minimally Invasive Techniques) is een van de IMDI (Innovative Medical Devices Initiative) consortia op het gebied van medical devices en wordt getrokken door de leerstoelhouder.

23


Meerjarenplan 3mE

Leerstoel Clinical evaluation of minimally invasive surgical instruments. – Frank Willem Jansen, 0.2 fte (onbezoldigd) Het is essentieel dat de ontwikkelde chirurgische instrumenten en trainingssystemen klinische worden getest. Hiervoor worden nieuwe tests en criteria ontwikkeld. Tevens wordt gezorgd voor de noodzakelijke klinische input in een vroeg stadium van instrument ontwerp. Leerstoel Medical Measurement Techniques – Kees Grimbergen, 0.2 fte (onbezoldigd) Prof. Grimbergen aanstelling loopt tot 1 juni 2012, daarna als gast. De leerstoel houd zich bezig met het ontwikkelen van meettechnieken tijdens interventies.

Sectie Vison based Robotics (VbR) Leerstoel Vision based Robotics (VbR) – Pieter Jonker, 1 fte De leerstoel Vision based Robotics ontwikkelt nieuwe vision systemen om robots beter te leren interacteren met de omgeving. Verder worden intelligente camera systemen ontwikkeld die gebruikt kunnen worden in het medisch veld, zowel voor cure als care. Het vakgebied is uniek binnen Nederland.

Sectie Biomaterials (BM) Leerstoel Biomaterialen (BM) – Vacant, 1 fte De sectie Biomaterialen is van de afdeling MSE naar BMechE verplaatst. De profielschets voor de vacante leerstoel wordt momenteel geschreven. De leerstoel Biomaterialen zal het onderzoek leiden naar innovatieve metallieke biomaterialen voor geavanceerde medische hulpmiddelen en instrumenten. De leerstoel zal de huidige drie onderzoekslijnen (processing van biomaterialen, oppervlakte biofunctionalisatie en de interacties tussen cellen en biomaterialen) verrijken en de samenwerking met andere secties/afdelingen/universiteiten, universitair medische centra, ziekenhuizen en industrie verstevigen.

Visie en strategie BMechE tav de leerstoel-ontwikkeling in de komende jaren Leerstoelverdeling Dit jaar wordt getracht de vacature Biomaterialen in te vullen. De komende jaren zijn twee nieuwe secties te verwachten op gebied van Bio-inspired Technology en Biorobotica met een full time hoogleraar. De huidige leerstoelhouder van Vision based Robotics zal in 2016 met pensioen gaan. Er is behoefte om dit onderzoeksveld te behouden. Continuering zal echter afhangen of er een goede opvolger gevonden kan worden met specifieke expertise. Invulling op UHD niveau is eventueel ook een optie.

Additionele financiering De afdeling BMechE scoort excellent met verschillende subsidies. Zo is er recent een ERC Advanced grant en een VICI grant binnen gehaald. Relatief ten opzichte van de eerste geldstroom weet BMechE binnen de faculteit het meeste externe geld binnen te halen, zowel op de 2e als 3e geldstroom. Binnen de 2e geldstroom zijn 2 STW perspectief programma’s binnen gehaald, maar ook samen met de industrie en ook vanuit EU worden vele subsidies verworven. Het stoppen van het vorige financieringssysteem, en het vastzetten van de financiën op prestaties uit 2007 heeft voor de groeiende BMechE afdeling ertoe geleid dat het nu in de rode cijfers zit. Met het nieuwe financieringssysteem zal er een beleidsombuiging moeten plaatsvinden, wat zal moeten leiden tot een actievere bedrijfsvoering ten aanzien van de 3e geldstroomprojecten om onze afdeling weer financieel gezond te maken.

24


3. Onderzoek

Leerstoelenplan Delft Center for Systems and Control (DCSC) 2012 – 2015 (2020) De missie van DCSC is het leveren van onderwijs en onderzoek op een internationaal hoog niveau vanuit een Delft-breed centrum. Het onderzoek draagt bij aan de fundamenten van systeem- en regeltechniek. Er wordt samengewerkt met industriële en academische partners aan innovatieve high-tech applicaties. In het onderzoek heerst een klimaat waar studenten opbloeien tot vaardige en hooggeschoolde ingenieurs en wetenschappers. In de laboratoria wordt het fundamentele onderzoek gevalideerd, en leren de studenten in teams te werken aan projecten. DCSC is zodanig georganiseerd om de synergie tussen collega’s te optimaliseren en het leiderschap van individuen te laten groeien. Dynamische systemen worden in de toekomst steeds groter en complexer. Grootschalige systemen zullen meer verbonden met elkaar zijn en bestaan uit onderliggende subsystemen. Hybride en stochastische aspecten spelen vaker een rol. De complexiteit van ontwerp en operatie van gecontroleerde systemen zal sterk toenemen. In de visie van DCSC zal systeem- en regeltechniek meer een integraal onderdeel worden van het ontwerp van (technische) systemen. Vanuit de ontwikkeling van fundamentele theorie richt DCSC zich op weg applicaties (zie figuur hieronder), zoals robotica, transport, logistiek, mechatronica, windenergie, photonica, proces­ technologie.

Applications Intelligent control Hybrid and nonlinear systems Optics and imaging

Distributed and largescale systems

Fundamentals

Model-based control

Wind energy

Identificatin and estimation

Process technology

Robotics & Mechatronics Transportation & Infrastructure

De leerstoelen binnen DCSC zullen zich in de komende jaren als volgt ontwikkelen. DCSC is georganiseerd als één budgettaire afdeling, zonder secties die een eigen beheerseenheid zijn. De visie voor de leerstoelenformatie de komende jaren uit zich in de volgende voltijds leerstoelen. Er wordt voorzien dat er bij iedere leerstoel ruimte is voor ca. drie Universitair (Hoofd) Docenten en één deeltijd hoogleraar die nauw samenwerkt met de hoogleraar en/of één van de (hoofd)docenten. “Intelligent Control and Robotics” – Prof.dr. Robert Babuška, M.Sc., 1,0 fte De leerstoel richt zich op de ontwikkeling van regeltechniek voor toepassingen op het gebied van robotica en mechatronica. De nadruk ligt op lerende technieken en de integratie van methoden vanuit systeem- en regeltheorie, informatica en “machine learning”. De leerstoel beschikt over een robotica laboratorium waarin oa lopende robots worden ontwikkeld voor toepassingen in bijv. exploratie of rampbestrijding. De leerstoel staat aan de basis van het “TU Delft Robotics Institute”, is ingebed in het Nederlands robotica platform Roboned en het EU Flagship project Robocom. “Hybrid Control and Intelligent Transportation Systems” – Prof.dr.ir. Bart De Schutter, 1,0 fte De leerstoel richt zich op gedistribueerde en “multi-level” regeling van grootschalige systemen en netwerken, en neemt daarbij ook hybride en stochastische aspecten mee. Voorbeelden zijn wegverkeersnetwerken, spoorwegnetwerken, waternetwerken en elektriciteitsnetwerken, maar ook biologische systemen. Vanuit de samenleving en industrie groeit de belangstelling voor het regelen van dit soort verbonden grootschalige systemen. De leerstoel is sterk ingebed in het Europese netwerk Hycon2. De leerstoel “Control of Intelligent Infrastructures and Applications” – Prof.dr.ir. Hans Hellendoorn, 0,3 fte, is verbonden aan deze leerstoel.

25


Meerjarenplan 3mE

“Numerics for Control and Identification” – Prof.dr.ir Michel Verhaegen, 1,0 fte De leerstoel ontwikkelt “computational system theory” die model gebaseerd regelen mogelijk maakt met systeem identificatie van multivariabele grootschalige systemen. De groep richt zich o.a. op applicaties binnen de photonica, zoals astronomie, lithografie, oftalmologie (oogheelkunde), microscopie, enz. De leerstoel leidt o.a. het STW perspectief programma “Smart Optic Systems” en het IOP programma “Integrated Optical Coherence Tomography”. Met deze gebieden heeft het nauwe banden met de faculteiten TNW en EWI. “Nonlinear Systems and Control” – Vacature, 1,0 fte Het profiel van deze leerstoel leunt sterk op de fundamentele theorie vorming voor de meet en regel­ techniek. De stoel vult deels de leemte in die ontstaan is met het vertrek de leerstoel “Sytems and Control Theory” in 2010. Er wordt voorzien dat de positie in de loop van 2013 wordt ingevuld.

Leerstoelenplan Materials Science & Engineering (MSE) 2012 -2015 The Department of Materials Science and Engineering is focused on studies and education of how materials behave when exposed to variations in temperature, mechanical stress and/or chemical environment, and how these processes can be optimally controlled in technological applications. Fundamental study of metals at different length scales from the atomic, through the microstructural to the macroscopic is needed to realise such control. The research leads to materials with improved properties and enhanced control during a material’s lifetime, both of which offer opportunities for improved design and application. Within the Department, there are currently four full-time professors with a vacancy for a fifth, and two part time professors. The relationships between activities and chairs are shown schematically in the figure and accompanying table, and can be described on the basis of the department’s primary focus areas.

design

production

corrosion

manufacturing

Sietsma Richardson Terryn

Analysis

Thijsse

Dik Kestens recycling

ageing

26

deformation

Vacancy

failure


3. Onderzoek

x

x

Kestens

Texture

x

x

Terryn

Corrosion

Richardson

Joining & Mechanical Behaviour

x

x

Thijsse

Virtual Materials

x

x

Dik

Art and Archaeology

Vacancy

Materials in Extreme Conditions

x

Failure

x

Deformation

Design

Microstructure control & Recycling

Recycling

Manufacturing

Sietsma

Ageing

Field

Corrosion

Professor

Production

Materials Science and Engineering embedded in a Mechanical and Maritime Engineering matrix. Orange indicates primary chair activities, blue and red common activities, and green, activity where further development is foreseen.

x

x

x

x

x x

x

x

x x

x

x

x

x

According to this schedule, the chairs of the department are built up as follows: Metals processing, microstructure, and properties (MPMP) • Prof. Jilt Sietsma* (0.8 fte) – Microstructure control and recycling • Prof. Leo Kestens (0.2 fte) – Texture • Prof. Ian Richardson (1.0 fte) – Joining and mechanical behaviour • Prof. Herman Terryn (0.2 fte) – Corrosion Technology and Electrochemistry The group, led by Prof. Sietsma, addresses the full life cycle of metals from primary production, involving smelting and refining, through microstructure control during production of plate, sheet and cast materials (Prof. Sietsma, Prof. Kestens), secondary production and application, involving response to mechanical loading and welding (Prof. Richardson), in-service material degradation (Prof. Terryn) and recycling. Primary production determines the composition of a material and subsequent processing defines the microstructure and properties. Joining focuses on local structure and property changes, stresses, deformation and the risk of material failure, building on the materials models developed for material production. Corrosion addresses both local structure and compositional changes resulting from environmental or local microstructural (e.g., joining) driven differences. Corrosion, together with excessive ageing and failure lead to end-of-lifetime products, input for recycling and return of resources for primary production. Within the material cycle research activities, current and potential links exist with maritime and mechanical engineering related to enhanced material properties, joining, ageing, deformation, corrosion and fracture. Metals for extreme conditions – Vacancy (1.0 fte) This is a new position with a focus on one or more of the themes: replacement of scarce elements in alloy property design, production innovation, applications such as energy generation, deep sea, explosive loading, nuclear irradiated materials, or a similar relevant subject. The common theme relates composition - structure - properties; however, the focus is left open in order to attract applicants of high academic quality and ambition. It is expected that the successful candidate will develop activities in both experimental and theoretical aspects of materials science. The new research program will dovetail with existing expertise within the department to such an extent that a coherent research group will be formed. Potential for inter-departmental collaboration exists, particularly within the maritime and process and energy fields. Virtual materials and mechanics (VMM) – Prof. Barend Thijsse (1.0 fte) The group of Prof. Thijsse conducts fundamental research on materials, focusing on the significance of the multi-length scale structure on properties and on the effect of various non-equilibrium conditions on induced changes and long-term behaviour. While the approach is fundamental (computational), the problems under investigation are directly derived from the applications level with a view to optimising control over material properties, and to proposing methods for designing materials according to property specifications. Simulations furnish information for material production and performance, which provides direct links with much of the work of the MPMP-group (e.g., phase transformations, deformation etc.)

27


Meerjarenplan 3mE

Materials in art and archaeology (MAA) – Prof. Joris Dik (1.0 fte) In addition to the development of materials for the future, the department also addresses scientific issues related to materials of the past. The focus of this activity is the application of state-of-the-art measurement techniques and the development of new measurement and monitoring techniques for the examination of archaeological materials and works of art (analysis and ageing in figure 1). Material degradation and countermeasures also form important aspects of this work. Within this activity, both the scientific rigour and the historical context of materials are of importance. *1 day per week at Ghent

Planned Developments Within the period 2012 to 2020 (nominally October 2015), Prof. Thijsse will retire. The department plans to continue with the chair. The core activity will remain directed toward computational materials science. In addition to the existing professors, opportunities for the appointment of new part time positions will be explored. MSE intends to continue and to strengthen the research on recycling and primary metals production. The focus will be on the thermodynamics and kinetics of element extraction to improve purity and composition control, which is a key issue in improving the quality of recycled material. A further part-time position will be sought to strengthen the activities focused on the mechanical behaviour of materials, particularly related to the maritime sector, further enhancing the interdepartmental collaboration. Strengthening of the position of corrosion research is also desirable, either with a full or part time appointment. Criteria for all appointments will be driven by the quality of potential candidates and appointments will only be made provided that the position and activities are financially sustainable. Structural support will be sought from industry for this purpose.

Cooperation Increasingly specific applications of metals are required in all four of the essential societal themes designated by the University; Energy, Health, Environment and Infrastructure and Mobility. The connection with these themes is inherent in the application of advanced materials. Within the faculty important potential application areas include process intensification and the design of materials for enhanced processing conditions (P&E, Stankiewicz); thermal-mechanical properties and in-service response of materials (PME van Keulen); thin materials and multi-asperity contact adhesion and friction (PME Janssen) and several research areas within the Department of Marine and Transport Technology, for example in connection with the increasingly important application of advanced high strength steels in place of conventional steels (M&TT Hopman, Huijsmans, van Rhee, Kaminski). The bi-directional flow of knowledge and cooperation between MSE and the mechanical and maritime engineering departments will receive concerted attention via improved communication between chairs and researchers. In addition to developments within the faculty, the Materials Science and Engineering scientific staff have a wide range of international, national and trans-faculty contacts; these are described in detail in the Research Assessment documentation.

Societal Relevance If the increase in population continues at its present rate, then within one generation the needs of society will exceed the resources of our planet. Ground-breaking, sustainable technology development in all areas is needed to bridge the gap between societal needs and natural resources. For materials science, the focus is on improving the entire life cycle of materials, including the processing of raw materials and the design of new materials with revolutionary properties that help fulfil societal needs, while diminishing the burden on natural resources and the environment. Sustainability demands an increase in a materials life span and efficient recycling of materials. The Department of Materials Science & Engineering responds to these challenges by • improving the understanding of materials and structures (all HLs), • designing materials with enhanced properties (Thijsse, vacancy) • development of processing routes which maximise efficiency whilst minimising resource consumption (Sietsma, vacancy) • improving weldability and formability (Richardson) • developing enhanced and novel analysis techniques (Dik) • extending the lifetime of materials (Dik, Richardson) • enhancing re-use and recycling (Sietsma) The “Cradle to Cradle” idea is thereby the leading concept. The Department has chosen to concentrate most of its research efforts on metals. Increasing knowledge of properties, behaviour and processes will support engineers that design new components and structures.

28


3. Onderzoek

Leerstoelenplan Maritieme Techniek en Transporttechniek (MTT) 2012 -2015 De afdeling Maritieme Techniek en Transporttechniek (MTT) richt zich op het ontwikkelen, ontwerpen, bouwen en opereren van maritieme en transportsystemen en bijbehorende werktuigen. Maritieme systemen omvatten schip, bagger en offshore gerelateerde systemen. Transportsystemen omvatten systemen gericht op het intern transport van bulk- en stukgoed, inclusief containers. In het verleden zijn reeds nieuwe innovatieve concepten ontwikkeld voor deze sector. Het mag verwacht worden dat deze trend zich in versnelde mate voorzet onder invloed van de sterk veranderende publieke opinie over duurzaamheid en veiligheid en ter versterking van de Nederlandse concurrentiepositie. Nieuwe generaties maritieme- en transportsystemen zullen gebaseerd moeten zijn op nieuwe concepten, gebruikmakend van gedistribueerde intelligentie gecombineerd met de toepassing van “slimme” componenten. Dit maakt een verdere ontwikkeling van de kennis van de dynamica en de fysische processen in maritieme en transportsystemen noodzakelijk. Ook de kennis over de logistiek van deze systemen en de interactie tussen werktuigen de besturingssystemen zal verder ontwikkeld dienen te worden. Binnen de afdeling MTT bestaan vier secties: • Scheepshydromechanica en –constructies (Ship Hydromechanics and Structures - SHS) • Scheepsontwerp, -productie en –operaties (Ship Design, Production and Operations - SDPO) • Offshore en baggertechniek (Offshore and Dredging Engineering - ODE) • Transporttechniek en logistieke techniek (Transport Engineering and Logistics (TEL)

Sectie SHS – Prof.dr.ir. R.H.M. Huijsmans Leerstoel Scheepshydromechanica – Prof.dr.ir. R.H.M. Huijsmans, 1 fte Deze leerstoel richt zich op het vergaren van kennis en het ontwikkelen van nieuwe inzichten van het gedrag van drijvende en varende schepen en offshore constructies in golven. Dit ten behoeve van het verbeteren van het comfort en veiligheid voor passagiers en lading aan boord van schepen. Essentieel hierbij is de inzet van hydrodynamische test laboratoria. Deze leerstoel heeft een link met PME. Leerstoel Scheeps- en Offshoreconstructies – Prof.dr.ir. M. Kaminski, 1 fte Deze leerstoel is gericht op het verkrijgen van nieuwe, fundamentele inzichten in de verschillende constructieve bezwijkmechanismen van scheeps- en offshore constructies als gevolg van extreme- en variabele belasting en verouderingsprocessen, alsook de hierop gebaseerde ontwikkeling van methodieken en gereedschappen ten behoeve van ontwerp en operationele ondersteuning van deze constructies. Leerstoel Scheepsweerstand en –voortstuwing – Prof.dr.ir. T. van Terwisga, 0.3 fte Deze leerstoel richt zich op het ontwikkelen van betrouwbare modellen voor het bepalen van de weerstand van schepen. Tevens wordt er aandacht gegeven aan het modelleren van het cavitatie gedrag van het voortstuwingssysteem. Daarnaast worden er ook methoden onderzocht die een aanzienlijke reductie van de scheepsweerstand moeten kunnen bewerkstelligen zoals bv het gebruik van luchtkamers ed. Leerstoel Kleine snelle schepen – vacature, 0.4 fte Deze leerstoel beoogd zich met name te richten op het ontwikkelen van methoden om het hydrodynamische gedrag van kleine snelle schepen inclusief zeiljachten te kunnen beoordelen. De mogelijkheid van het opzetten van deze leerstoel wordt momenteel samen met de industrie onderzocht.

Sectie SDPO – Prof.ir J.J. Hopman Leerstoel Scheepsontwerp, -productie en –operaties – Prof.ir. J.J. Hopman, 1 fte Deze leerstoel richt zich op het ontwikkelen van nieuwe methoden en gereedschappen voor het verbeteren van processen voor het ontwerpen van schepen binnen een multidisciplinaire werkomgeving. Het gaat hierbij om zowel het verbeteren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het ontwerp zelf als ook van de doorlooptijd van en het inbrengen van creativiteit en hergebruik van kennis en ervaring tijdens het proces.

29


Meerjarenplan 3mE

Leerstoel Dieselmotoren – Prof.ir. D. Stapersma, 0.4 fte Deze leerstoel richtte zich oorspronkelijk met name op de ontwikkeling van simulatiemodellen voor dieselmotoraandrijvingen. Met het vertrek van professor Klein Woud in 2006 heeft de leerstoel zich verder verbreed richting de overige systemen aan boord van schepen. Het huidige onderzoek is met name gericht op het verbeteren en optimalisering van (scheeps)werktuigen binnen hun geïntegreerde, operationele werkomgeving. Na het vacant worden ervan per medio 2013 is het voornemen deze als leerstoel “Marine Systems Engineering” te continueren. Met deze gewijzigde naam worden de actuele onderzoekslijnen beter gedekt. Daarnaast zal “systems integration” als gevolg van de ontwikkelingen richting steeds complexer wordende geïntegreerde industriële toepassingen, in het onderzoek meer aandacht krijgen. Leerstoel Rederijkunde – vacature, 0.4 fte Samen met de Nederlandse Vereniging van Reders wordt de mogelijkheid onderzocht om een leerstoel rederijkunde opnieuw vorm te geven. Leerstoel Scheeps- en industriële productie – vacature, 0.6-1 fte (samen met TEL) Samen met de maritieme industrie en de Nederlandse maakindustrie wordt de mogelijkheid onderzocht om een leerstoel scheeps- en industriële productie vorm te geven. Deze leerstoel zal zich richten op het ontwikkelen van technieken, en het hiervan toepassen in gereedschappen, voor het verbeteren van productieprocessen op alle niveaus in de productie van grote industriële objecten. De leerstoel wordt tussen SDPO en TEL gepositioneerd.

Sectie ODE – Prof.dr.ir. C. van Rhee Leerstoel Baggertechniek (Dredging Engineering) – Prof.dr.ir. C. van Rhee, 1 fte Deze leerstoel richt zich op het onderzoek naar de basis fysica van het baggerproces in en om de baggerwerktuigen. Het gaat hier om de conventionele baggertechniek in rivieren en kustgebieden maar ook voor baggertechnieken voor Offshore toepassingen zoals trenching en steenstorten en deep-sea mining. Doel is het ontwikkelen van modellen waarmee de baggerindustrie in brede zin (opdrachtgevers, consultants, aannemers en leveranciers van materieel) het materieel beter kan ontwerpen, optimaliseren en inzetten met als doel een lagere kostprijs te kunnen realiseren en betere risico inschatting te kunnen maken teneinde de huidige toonaangevende positie op de wereldmarkt te kunnen behouden. De leerstoel speelt tevens een belangrijke rol in de interfacultaire MSc Offshore and Dredging Engineering en de track Hydraulic Engineering van de MSc Civil Engineering. Leerstoel Offshore techniek – vacature, 1 fte (samen met CiTG) Samen met CiTG en de offshore industrie wordt de mogelijkheid onderzocht om de gecombineerde leerstoel offshore engineering te continueren. De discussie richt zich op de wenselijkheid een brede dan wel een gespecialiseerde invulling van de leerstoel na te streven. Deze leerstoel speelt een belangrijke rol in de interfacultaire masteropleiding Offshore and Dredging Engineering.

Sectie TEL – Prof.dr.ir. G. Lodewijks Leerstoel transporttechniek en logistieke techniek – Prof.dr.ir. G. Lodewijks, 1 fte Deze leerstoel richt zich op het ontwikkelen van nieuwe gereedschappen en methoden voor het ontwerpen, besturen, simuleren en optimaliseren van interne transportsystemen gebaseerd op fundamentele innovaties en nieuwe inzichten verkregen in de fysica van transport fenomenen alsmede de ontwikkeling van agile logistieke besturing van discrete transportsystem gebruik makend van gedistribueerde intelligentie. Deze leerstoel heeft een link met DCSC en participeert in de interfacultaire MSC-opleiding Transport, Infrastructure and Logistics (TIL). Leerstoel grootschalige transportsystemen – vacature, 0.4 fte Deze leerstoel richt zich op het bestuderen van grootschalige transportsystemen in interactie met zijn omgeving. De focus ligt op het containertransport in het maritieme cluster. Leerstoel Scheeps- en industriële productie – vacant, 0.6-1 fte (samen met SDPO) Samen met de maritieme industrie en de Nederlandse maakindustrie wordt de mogelijkheid onderzocht om een leerstoel scheeps- en industriële productie vorm te geven. Deze leerstoel zal zich richten op het ontwikkelen van technieken, en het hiervan toepassen in gereedschappen, voor het verbeteren van productieprocessen op alle niveaus in de productie van grote industriële objecten. De leerstoel wordt tussen SDPO en TEL gepositioneerd.

30


3. Onderzoek

Leerstoelenplan Process & Energy (P&E) 2012 -2015 Introduction The research in the department P&E focuses on process and energy technology within a mechanical engineering context. This means that a process or energy conversion is part of a machine or apparatus. Continuum ‘fluids’ (this can be a gas or liquid, or a combination of a gas and a liquid, with or without solid particulate material) are the common denominator, either (i) as a process material, carrier, or solvent, or (ii) as a medium through which a transport process, separation process, or conversion is carried out. In terms of scale the research covers the range from full equipment scale, down to molecular scales. The main research themes of the department include; fluid mechanics, thermodynamics, energy technology, reaction & separation systems, and process equipment. Therefore, the P&E department takes a central role in the 3mE faculty. (figure 1) The research review 2001-2006 states that the reputation of the institute is still largely based on the reputation of the individual programs, which is significantly above average in all cases. This is clearly shown by the performance indicators listed in table. However, the cooperation among the groups could be strengthened. The department is somewhat dependent on having some graduate students and Ph.D. students in their programme from streams other than Mechanical Engineering, e.g. Applied Physics or Chemistry/Chemical Engineering. (figure 1) In the reorganization (herijking) of the university, the department P&E will make a large contribution. Significant savings will be e.g. made by moving the department to the buildings of the faculty 3mE. An additional advantage of this movement is that the department will be better visible for BSc students mechanical engineering, and this will attract more MSc and PhD students. The P&E department clearly needs to attract more students. The movement will also involve the transition from large scale process setups to small scale setups, and with that need less technical support. The movement is for now delayed to 2014. The development of a new Delft Process Technology Institute gives the opportunity to better profile the department an in general process technology in Delft. The department is in the transition from a line organization to a matrix organization. Embedding P&E Department in the Faculty of 3mE - Figure 1.

CITG

DCSC MT&T P&E

PME MSE

MSP

TNW

3mE

BT

ChemE

EWI

31


Meerjarenplan 3mE

The Department is formed by five (5) chair (sections): Engineering Thermodynamics (ETh) • Hgl. T.J.H. Vlugt (1,0 fte) • Hgl. S.H. Kjelstrup (0,2 fte) • Hgl. J. Gross (onbezoldigd) Fluid Mechanics (FM)Hgl. J. Westerweel (1,0 fte) • Hgl. G. Ooms (0,5 fte) • Hgl. J.C.R. Hunt (onbezoldigd) • Hgl. B.E. Eckhardt (0,2 fte, onbezoldigd) Energy Technology (ET), • Hgl. B.J. Boersma (1,0 fte) • Hgl. J.H.A. Kiel (0,2 fte, onbezoldigd) • Hgl. D.J.E.M. Roekaerts (0,0 fte) • Vacancy Gasturbine 0.5 fte Intensified Reactions and Separations (IRS) • Hgl. A.I. Stankiewicz (1,0 fte, waarvan 30% gefinancierd vanuit ERC en PTI) Process Equipment (PEq) • Hgl. G.J. Witkamp (0,8 fte) • Hgl. H.L.M. Bakker (0,3 fte, onbezoldigd) Description P&E Department chairs: (Midterm Research Assessment 2007-2009 Report of the Assessment Committee Version 24-5-2012)

Fluid Mechanics (FM) Prof.dr.ir. J. Westerweel Introduction The research theme of the Fluid Mechanics section is “Turbulence & Complex Flows”. The sub-themes focus on turbulence, (dispersed) multiphase flows, microfluidics and biological flows. The research is carried out by both numerical and experimental methods, often in concurrent projects that address a similar problem or aspect. The research is of a fundamental nature, but each project has its roots in an industrial process or practical problem. The most modern techniques of experimental and numerical fluid mechanics are being applied.

Energy Technology (ET) Prof.dr.ir. B.J Boersma Introduction The chair energy technology performs fundamental and applied research on efficient, clean small scale conversion techniques from heat to power and from fuel to power. The focus is on biomass gasification, high temperature fuel cells, conversion of low temperature heat into power and gas turbine technology. The research is carried out by modern experimental and numerical techniques and is very much internationally orientated. Research topics range from system studies and system integration to detail analysis of f.i. turbulent supercritical heat transfer. The research is funded by a mix of 2 nd and 3 rd money stream funding.

32


3. Onderzoek

Intensified Reaction And Separation Systems (IRS) Prof.dr.ir. A.I. Stankiewicz Introduction The IRS Group provides education and conducts research in the field of intensified reaction and separation systems for the process and energy industries, within the framework of sustainability. The interdisciplinary research is aimed at generating fundamentally new concepts of reaction and separation systems focusing on local control of activation and transport for intensified processes and tailored products. The research involves a combination of experimental work and modelling studies and spans a broad range of length scales, from molecule to process plants. The research themes involved are; alternative energy forms for reaction systems, hybrid separation processes and crystallization.

Engineering Thermodynamics (ETh) Prof.dr.ir. T.J.H.Vlugt Introduction In the Engineering Thermodynamics chair we adopt a fundamental and mostly molecular viewpoint in order to solve applied engineering problems in the field of (non-) equilibrium thermodynamics. Methods for predicting phase behaviour (e.g. molecular simulations) are being enhanced – but that in the context of a distinct research goal, like optimizing solvents or Nano porous hosts for carbon dioxide removal from gaseous streams. Our experimental research is performed with world-class high pressure facilities. The research of the program is applicable to; molecular simulation, behaviour of mixtures, heat pumps, and refrigeration. In the research assessment 2001-2006 the research theme Engineering Thermodynamics was not reviewed as a separate program. It was stated that new appointments and new experimental laboratory for the Thermodynamics group strengthens the overall capabilities and scope of the department.

Process Equipment (PE) Prof.dr.ir. G.J. Witkamp Introduction This Chair deals with solution driven research, education and valorisation on process, product and equipment aspects of novel process technologies, bridging process industry and its equipment and technology suppliers. This includes developing new engineering tools (e.g. new unit operations) by combining fundamental and applied sciences. It is envisioned that the direction of this Chair will be shifted towards Multi-phase flow.

Leerstoelenplan Precision & Microsystems Engineering (PME) 2012 -2015 De afdeling PME wil zich primair richten op onderwijs en grensverleggend onderzoek in de precisiewerk­ tuigbouw rond applicatievelden in de hightech industrie en de microsysteemtechnologie. Er zijn vier secties met één of meer hoogleraren waar het werk in de afdeling in plaats vindt. De secties Structural Optimization and Mechanics (SOM) en Engineering Dynamics (ED) leveren een fundamentele basis voor significante verbetering van de mechanische eigenschappen van de te ontwerpen complexe systemen. Deze kennis wordt gebruikt in de applicatievelden die afgedekt worden door de secties Mechatronic System Design (MSD) en Micro and Nano Engineering (MNE). PME ambieert de precisiewerktuigbouwkunde en het ontwerpen van high tech systemen te verrijken door de integratie van Micro- en Nano-kennis en Micro- en Nano-systemen en het verder ontwikkelen van de gereedschappen die daarvoor nodig zijn.

33


Meerjarenplan 3mE

De leerstoelen/hoogleraren binnen PME zullen naar verwachting als volgt verdeeld zijn over de secties:

Sectie Structural Optimization and Mechanics (SOM) Leerstoel Structural Optimization and Mechanics (SOM) – Fred van Keulen, 1 fte De leerstoel SOM doceert en onderzoekt de fundamenten van het mechanisch gedrag van structuren in brede zin. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn de modelvorming, de numerieke simulatie, de optimalisatie en het ontwerp van structuren. De groep richt zich primair op de meer complexe situaties waarbij meerdere fysische domeinen en/of niet-lineariteiten een rol spelen. De groep heeft ervoor gekozen om haar aandacht primair te richten op uitdagingen die samenhangen met high-tech applicaties en micro- en nanosystemen. De aard van de activiteiten behelst zowel fundamenteel als numeriek onderzoek en experimenten aan methodes voor analyse, ontwerp en optimalisatie met een sterke link naar dynamica en regeltechniek. Binnen de activiteiten rond optimalisatie ligt de nadruk op topologie-optimalisatie.

Sectie Engineering Dynamics (ED) Leerstoel Engineering dynamics (ED) – Daniel Rixen, 1 fte (Vacature vanaf september 2012) Het dynamisch gedrag van structuren en mechanismen ligt in de kern van het onderzoek en onderwijs van de Engineering Dynamics groep. De Engineering Dynamics groep doet onderzoek in uitdagende velden zoals trillingsanalyse aan complexe structuren zoals windmolens, Multibody simulatie van robots en rijwielen en experimentele dynamica. Prof. Rixen heeft onze universiteit in september 2012 verlaten. Momenteel wordt gewerkt aan het profiel voor zijn opvolging in overeenstemming met de strategie van de afdeling.

Sectie Mechatronic System Design (MSD) Leerstoel mechatronic system design (MSD) – Rob Munnig Schmidt 1 fte (0,6 fte vanaf 1-1-2013) De MSD groep doceert en onderzoekt nieuwe technologieën voor toekomstige ontwikkelingen in “highprecision motion systems” voor de hightech industrie. Het multidisciplinaire karakter van de groep wordt benadrukt door een breed spectrum aan onderwerpen, van high speed motion stages tot ultra precieze actieve optische systemen en metrologie concepten. Leerstoel Interactive Mechanisms and Mechatronics (IMM) – Vacature 1 fte (in wervingstraject, in te vullen in tweede helft 2012) De leerstoel IMM richt zich op de interface tussen het vakgebied van nauwkeurige mechanismen en de klassieke mechatronica met snelle en nauwkeurige bewegingssystemen. Deze technologiesche ontwikkelingen zullen toepassing vinden in precisie robotica, in high-tech systemen voor de IC industrie als in systemen die met menselijke gebruikers moeten interacteren (haptics). Deze leerstoel IMM is opgericht als dakpanconstructie voor de eerst gedeeltelijke en later gehele opvolging van de leerstoel Mechatronic System Design. De vacature bevindt zich in het wervingen selectietraject en wordt hopelijk in de tweede helft van 2012 ingevuld. Leerstoel Intelligent Automotive Systems (IAS) – Edward Holweg 0,3 fte (onbezoldigde aanstelling) De deeltijd leerstoel “Intelligent Automotive Systems” is in 2008 in het leven geroepen binnen de afdeling DCSC om de diverse, aan auto-mobiliteit gerelateerde onderzoeksactiviteiten binnen 3mE te stroomlijnen en richting te geven. De activiteiten vinden plaats in drie afdelingen binnen 3mE: binnen DCSC m.b.t. regeltechnische aspecten, binnen PME vooral op het gebied van automobieldynamica en binnen BMechE op het gebied van “human machine interaction”. De beslissing om de door SKF gefinancierde leerstoel IAS te continueren bij PME en niet bij DCSC, is voornamelijk ingegeven doordat de huidige invulling van de leerstoel meer mechatronisch/dynamisch dan regeltechnisch van aard is. Vanwege vertraging in de besluivorming over de locatie is de herbenoeming nog niet rond. Naar verwachting zal deze leerstoel rond 1 juni 2012 voor de duur van 3 jaar worden geplaatst binnen PME.

34


3. Onderzoek

Sectie Micro and Nano Engineering (MNE) Leerstoel Micro and Nano Engineering (MNE) – Urs Staufer, 1 fte De leerstoel Micro en Nano Engineering heeft als doel technologieën en toepassingen van Micro systeem technologie en Nano Engineering te ontwikkelen door de fundamentele wetenschappelijke basiskennis op dit gebied te verbinden met engineering en productie-concepten. De leerstoel richt zich op experimenteel, interdisciplinair onderzoek aan instrumentatie voor de manipulatie, aanpassing en analyse van objecten op nanometerschaal. Leerstoel Surfaces and Interfaces (S&I) – Guido Janssen, 1 fte De leerstoel Surfaces and Interfaces richt zich op het vakgebied van dunne lagen in de interactie tussen verschillende materialen. Speerpunt van het onderzoek is de toepassing van grafeen in werktuigkundige systemen. De leerstoel is afkomstig uit de afdeling Material Science and Engineering en is tijdens het herijkingsproces geplaatst binnen de sectie MNE, met het oog op de versterking van het Micro en Nano veld binnen 3mE.

Visie en strategie PME tav de leerstoel-ontwikkeling in de komende jaren Leerstoelverdeling De huidige verdeling van leerstoelen binnen PME is na een intensief herijkingsproces tot stand gekomen waarbij twee leerstoelen zijn vervallen, een leerstoel (S&I) is toegevoegd vanuit een andere afdeling en een nieuwe leerstoel is gedefinieerd (IMM) in overlap met /opvolging van een bestaande leerstoel (MSD) waarvan de leerstoelhouder de komende 5 jaar gaat afbouwen om uiteindelijk met pensoen te gaan. Dit zijn al met al veel wijzigingen en met de geplande vervanging van de huidige leerstoelhouder op de leerstoel Engineering Dynamics lijkt het niet onverstandig om dit alles een aantal jaren te laten bezinken zodat de effecten voldoende zijn doorgewerkt dat een evaluatie zinvol is.

Additionele financiering De afdeling PME heeft van oudsher zeer goed gescoord op binnenlandse subsidies met FES gelden, STW, IOM en P1. Nu die deels zijn weggevallen zullen we ons sterker gaan/moeten richten op Europa. Het streven is om op die wijze minimaal het niveau te halen wat we in het verleden uit Nederland haalden maar dat vraagt een grote inzet van alle medewerkers die door de krimp in bemanning al op maximum staat. Er is ook vanwege de andere taken steeds minder tijd om dit nieuwe funding terrein sterk te ontwikkelen op korte termijn. Dit is zorgelijk. Een extra financiele factor die vooral voor het werk aan micr- en nano engineering speelt is de noodzaak van goede infrastructurele voorzieningen om dergelijke systemen te vervaardigen. Met de huidige financiele situatie rond DIMES is het nu al zo dat per promovendus €150.000 nodig is aan extra middelen en dat is prohibitief voor verschillende bronnen van funding. Naast de tweede en derde geldstroom vanuit de overheid heeft de afdeling een goede traditie bij het verkrijgen van subsidies vanuit de industrie. Dit kan in principe nog sterker worden neergezet maar nu al is duidelijk dat dit wel financieel gunstig is maar dat het aantal publicatie hier niet gunstig door wordt beïnvloed. Daarom is er een balans nodig die niet nog meer richting industriële funding doorslaat. Toch bestaat de vrees dat we er niet aan ontkomen, willen we niet weer afstevenen op de volgende herijking.

Focus 2012 – 2015 • Het leerstoelenplan als leidraad nemen voor de verdere ontwikkeling van de onderzoeksgebieden binnen de faculteit. • Netwerken en partnerschappen opbouwen, vernieuwen of intensiveren om kansen op participatie in Horizon 2020 en Topsectoren te verhogen. • Op facultair niveau het aantal personal grants minimaal op 5 per jaar te houden.

35


Meerjarenplan 3mE

4. Valorisatie

36


4. Valorisatie De economische, maatschappelijke en culturele waarde van het ( toegepaste) onderzoek van 3mE blijkt wel uit het aantal studenten en medewerkers dat een bedrijf start. Een verdergaande licentiëring van kennis blijft een ambitie van de faculteit. De faculteit zal met betrekking tot de valorisatietaak: • inzetten op zichtbaarheid, kwaliteit en vernieuwing van het onderzoek via prestigieuze nationale en Europese persoonlijke grants; • de participatie in regionale en Europese netwerken versterken met het doel de zichtbaarheid van het onderzoek te vergroten; • de bestaande (industriële) relaties en netwerken verdergaand versterken en benutten, èn te vernieuwen; • dubbelbenoemingen en –aanstellingen strategisch inzetten om de banden met de industrie en onderzoekspartners te versterken. Sabbaticals kunnen hiervoor ook worden ingezet; • valorisatie IP gebruiken om relaties te versterken, nieuwe relaties aan te gaan, dan wel start ups te creëren.

4.1 Leiderschap op onderzoek: to lobby or not to lobby? 3mE heeft de ambitie om leider in Europa te worden in de eerder genoemde strategische onderzoeks­ gebieden. De kennis en expertise van de onderzoekers sluiten aan bij de grote maatschappelijke vraagstukken, waarvoor in Nederland en binnen Europa subsidiegelden beschikbaar worden gesteld. De uitdaging voor 3mE is om zelf, maar ook zeker in samenwerking met strategische partners, een groot deel van deze gelden te verwerven om onderzoek te kunnen financieren en zo tot de grote technologische doorbraken te komen. De TU Delft en 3mE hebben een goede track record en reputatie, maar er is meer nodig om de grote, prestigieuze projecten binnen te halen die nodig zijn om de reputatie te bevestigen en als leider te worden beschouwd op een bepaald onderzoeksgebied. Een belangrijk instrument hierbij is de lobby. Tijdens een brainstormsessie met hoogleraren is gebleken dat het als zeer waardevol wordt beschouwd indien niet alleen de bestuurders (lees: College van Bestuur en de decaan) lobbyen en netwerken, maar dat juist ook de wetenschappers zelf hierbij betrokken zijn. Zichtbaarheid is van groot belang: penvoerderschappen en de coördinatie van belangrijke projecten, het schrijven van opiniestukken, deelname in evaluatiecommissies, presentaties en aanwezigheid bij belangrijke conferenties en bijeenkomsten kunnen allemaal hieraan bijdragen. Deelname in het juiste lobbycircuit kan bijdragen aan het bepalen van de onderzoeksagenda op verschillende niveaus, maar ook tijdig weten wat er op de onderzoeksagenda staat (“push en pull”). De wetenschappers van 3mE dienen er voor te zorgen dat zij als preferred partner worden beschouwd door anderen voor het gezamenlijk indienen van onderzoeksvoorstellen, met name wanneer die komen van wat beschouwd wordt als topuniversiteiten of –instituten. 3mE ziet dat hier een belangrijke taak is weggelegd voor het 3mE contractbureau in samenwerking met het Valorisatie Centre. Zij moeten er samen op toezien dat de mogelijkheden voor externe onderzoeksfinanciering bij nationale en Europese overheden vroegtijdig herkend worden, en dat de informatie bij de juiste personen binnenkomt (via de afdelingen). Ten slotte zullen meerdere acties worden ondernomen om de kansen om te zetten in toegekende onderzoeksfondsen. In het kader van fondsenwerving door middel van lobby past ook het exploreren van mogelijkheden in de zogenaamde 4 e geldstroom, waaronder filantropie en foundations vallen. Dit kunnen ongebonden fondsen zijn, maar eventueel ook cash matching fondsen voor Nederlandse subsidies, of een stortfonds voor promovendi.

37


Meerjarenplan 3mE

4.2 Leiders in onderzoek: Veni, Vidi, Vici performance, ERC Starting en Advanced Grants Persoonlijke grants spelen een belangrijke rol bij nationale en internationale zichtbaarheid, omdat het graadmeters zijn van excellentie en leiderschap. Individuele onderzoekers worden zo gezochte partners voor samenwerking. 3mE wil het aantal persoonlijke grants verder uitbouwen (zie ook tabel 5, pagina 19), door het vroegtijdig identificeren van talentvolle onderzoekers o.a. via de R&O cyclus en PhD awards lijsten. De einddatum van laureaten van persoonlijke grants zal gemonitord worden, alsmede een tijdige en goede informatie­ voorziening om onderzoekers te stimuleren voorstellen te schrijven. 3mE zet in op zowel de ERC als de NWO vernieuwingsimpuls.

4.3 Intensiveren samenwerking met het bedrijfsleven Verschillende bedrijven ondersteunen 3mE onderzoek al vele jaren door middel van onderzoekscontracten en in consortia. Nieuwe constructies worden echter ook ingezet, bijvoorbeeld bij afdeling MSE, die structurele fondsen ontvangt via de Stichting Materiaalkunde. Bij afdeling MTT onderschrijven bedrijven belangrijke chairs in de opbouwfase, een constructie die wellicht ook bij andere afdelingen kan werken. Hierbij kan gedacht worden aan bedrijven als Shell, Damen, DSM, Philips Medical, Bosch en ASML. Overigens zou sponsoring zich niet hoeven te beperken tot onderzoek; de inrichting van laboratoria en practica ruimten, en apparatuur zouden ook in aanmerking kunnen komen voor (gedeeltelijke) sponsoring. De faculteit wenst haar netwerk van bedrijven in de sectoren chemie, energie, high-tech systemen & materialen, life sciences & health, logistiek, en water strategischer in te zetten en optimaal te benutten en uit te bouwen. Het huidige bestand van relaties zal in de komende periode geïnventariseerd worden en vastgelegd worden in een valorisatie- en innovatieplan voor 3mE; tegelijkertijd wordt in samenwerking met de afdelingen onderzocht welke bedrijven potentiele relaties en partners zijn voor de toekomst.

4.4 Valorisatie van vindingen en intellectuele eigendomsrechten Samen met het Valorisatie Centre beheert 3mE actief haar octrooiportefeuille. Het doel van de faculteit is dat bedrijfseconomisch verantwoord te doen en met in acht neming van de relevante regelgeving deze kennis te gebruiken in de maatschappij. Waar mogelijk richt de faculteit zich hierbij op zowel onderzoeksinkomsten als ongebonden inkomsten (b.v. royalties op nettoverkoop, verzilveren aandelen dan wel delen van verkoopprijs). De oprichting van start ups en verdergaande licentiëring van kennis zijn een blijvende ambitie van de faculteit.

Focus 2012 – 2015 • Profilering en zichtbaarheid van 3mE wetenschappers verhogen op de vier strategische onderzoeksgebieden • Via 3mE wetenschappers de nationale en Europese onderzoeksagenda proberen te beïnvloeden. • Opstellen van valorisatie- en innovatieplan faculteit 3mE

38


5. Mens(&)Werk

5. Mens(&)Werk

39


Meerjarenplan 3mE

5.1 Managementcontrol De faculteit streeft naar een gezonde bedrijfsvoering, waarbij de uitgaven niet boven de inkomsten uitgaan. Dit streven kan bereikt worden door de vele interne processen die de universiteit, maar ook de faculteit draaiende houden, goed te beheersen. Echter, gegeven de lopende implementatie van de herijkingsplannen - waaronder huisvestingsplannen - , wordt een nul- of positief bedrijfsresultaat niet voor 2014 verwacht. De eerste geldstroom financiering van de universiteit (en de faculteit) is onvoorspelbaar en dus onzeker. De rijksbijdrage voor het onderwijs gaat niet gelijk op met –onder meer – de studenteninstroom. Daarnaast leidt het nieuwe landelijke bekostigingssystematiek tot verdere onzekerheden en blijkt het zeer moeilijk een financieel verdeelmodel te ontwerpen dat enerzijds recht doet aan de behoefte van individuen om zich positief te profileren en anderzijds aan de behoefte van de universiteit als geheel om strategische keuzes te maken. De faculteit 3mE ziet een 80% financiering van de vaste lasten vanuit de structurele 1 e geldstroom als absoluut minimum om de primaire taken onderwijs en onderzoek naar behoren te kunnen uitvoeren. Gezien het experimentele karakter van het onderzoek van de faculteit, het hoge aantal studenten en de arbeidsintensieve onderwijsvormen, meent 3mE vanaf 2015 over een structurele 1e geldstroom lumpsum van ca. 27-30 M€ te moeten beschikken, maar realiseert zich dat dit niet haalbaar zal zijn, tenzij het politieke klimaat zodanig verandert dat er meer 1GS beschikbaar zal komen. Dit betekent dat faculteit 3mE voor een aantal uitdagingen staat ten aanzien van de onderzoek portefeuille en het onderwijs (faciliteiten en studentenaantallen). Voor 3mE zijn de 2 e en 3 e geldstroomprojecten en ook de bovenmarginale dekkingsbijdrage al een onmisbare financieringsbron. In relatie tot het bovenstaande zal dit nog belangrijker worden. Er is al een doelstelling aan de projectleiders meegegeven om daar waar mogelijk 75% van de integrale kosten te bedingen voor de uitvoer van projecten. Om hier strategischer mee om te kunnen gaan op facultair en/of afdelings niveau, zal de faculteit zich moeten beraden hoe om te gaan met projectresultaten. Op dit moment wordt er gewerkt aan het project uniformering 2 e en 3 e geldstroom waar o.a. de waardering van projecten een belangrijke rol speelt.

Focus 2012 – 2015 • Structurele 1 e geldstroom lumpsum van ca. 27 M€, om alle activiteiten op onderwijs- en onderzoek­ gebied op een hoog niveau te kunnen blijven uitvoeren. • De vertaalslag van het nieuwe universitaire financieringsmodel naar de faculteit en afdelingen zal in een kritisch proces vorm moeten krijgen. • Keuzes dienen gemaakt te worden over de projectsturing, de reservepositie van de faculteit en de strategische beleidsruimte van de faculteit. De faculteit 3mE zal, mede gegeven de omvang van haar projectenportefeuille, veel inspanning moeten verrichten om invulling te geven aan de uniformering van de waardering van de 2 e en 3 e geldstroomprojecten. • In 2013 – 2014 zal gestart worden met de implementatie van het inkoopbestelsysteem Basware PM.

40


5. Mens(&)Werk

5.2 HR Beleid De TU Delft is een talent-gedreven organisatie: zonder (academische) talenten is er geen universiteit. 3mE zoekt aansluiting bij de strategische prioriteiten van het universitaire HR beleid zoals geformuleerd in Freedom to Excel. De nota beschrijft het belang van helder kwaliteitsbeleid bij in-, door- en uitstroom in combinatie met het stimuleren van coachend leiderschap en persoonlijke ontwikkeling bij alle TUmedewerkers, zowel WP als OBP. Een dynamische en flexibele organisatie is nodig om voortdurend in te kunnen springen op veranderende omstandigheden, zowel inhoudelijk als voor wat betreft de ontwikkelingen rondom sociale innovatie.

Organisatieontwikkeling Het is daarom de ambitie van 3mE om grote reorganisaties overbodig te maken en daar waar nodig telkens kleine veranderingen door te voeren. De kunst is daarbij om alle medewerkers betrokken te houden bij het voortdurend aanpassen van de randvoorwaarden om tot betere resultaten te komen. Dat vergt leiderschap op alle niveaus in de organisatie, zowel van ‘het management’ als van de overige leden van de organisatie. Er zal ruimte zijn voor excellentie en persoonlijke ontwikkeling, maar daarnaast wordt van iedereen een bijdrage gevraagd voor het grotere geheel. Naast freedom to excel is er samenwerking nodig en een sociale en respectvolle benadering van collega’s in de organisatie. Het vermogen om elkaar aan te spreken op rol en gedrag in de organisatie zal duidelijk moeten groeien. R&O en 360-graden feedback zijn daarbij belangrijke hulpmiddelen. Tenslotte stelt de toenemende internationalisering ons mogelijk voor extra uitdagingen voor de toekomst, vooral ten aanzien van cultuurverschillen.

Meerjarenplannen Om zicht te hebben op enerzijds het potentieel aan wetenschappelijk en ondersteunend personeel binnen de faculteit c.q. de afdeling en anderzijds op de verwachte uitstroom wil de faculteit dat elke afdeling een meerjaren-formatieplan opzet. In deze plannen worden de inhoudelijke ambities van de afdelingen meegenomen. Tijdens de voor- en najaarsgesprekken worden de dilemma’s hierbinnen besproken tussen de faculteit en de afdelingen.

Werving en selectie Het vinden van de beste medewerkers is en blijft een moeilijke opgave. Wellicht is het nodig om hierbij meer gebruik te maken van professionele werving bij het benaderen van die kandidaten die niet uit zichzelf solliciteren op onze vacatures. Daarnaast is training nodig om tot betere selectiegesprekken te komen.

Het belang van onderwijs In het WP-beleid bij 3mE is er voortdurend extra aandacht voor de factor onderwijs. De kwaliteit van het onderwijs, niet alleen inhoudelijk maar vooral ook de didactiek, de betrokkenheid van de docenten, de inbreng van vernieuwingen en de organisatie zijn van essentieel belang. De decaan en de onderwijsdirectie vervullen daarbij een cruciale rol, maar ook O&S en HR trekken hierin gezamenlijk op.

Promovendi In het licht van de TU-brede ontwikkelingen rondom Doctoral Education en de Graduate School is de rol van HR met betrekking tot de promovendi vooral gericht op de monitoring van de voortgang, de kwaliteit van de begeleiding en de te volgen opleidingen. Alle voornemens van de faculteit op dit gebied, zoals betere werving en selectie, introductie, voorwaarden voor beursstudenten, beter doordachte PhD-agreements, voortgangsgesprekken, aanpak van (dreigende) stagnatie, bieden van opleidingen voor generieke skills en loopbaanadvies voor na de promotie, worden ingebracht in de Graduate School. Extra aandacht is nodig voor het welbevinden van de internationale promovendi.

Opleiding en ontwikkeling Voor training en coaching op het gebied van leiderschap en persoonlijke ontwikkeling, maar ook voor de BKO/SKO/Life Long Learning en Engels en Nederlands is op facultair niveau een apart budget beschikbaar. Het stimuleren van deze cursussen is een uitdaging op zich omdat veel medewerkers liever met de inhoud van hun vak bezig zijn. Toch zijn de decaan en het MT inmiddels overtuigd van het belang hiervan en lukt het HR, met steun vanuit de lijn, om hier vooruitgang in te brengen. Speciale aandacht is nodig

41


Meerjarenplan 3mE

voor de ontwikkeling van Tenure Trackers om te zorgen voor een goede balans tussen hun onderzoeksfocus en onderwijstaken, en voor voldoende aandacht voor de overige aspecten. Hier passen uitdagende maar ook realistische doelstellingen bij die in samenspraak tussen leiding en betrokkene tot stand moeten komen. Met behulp van de R&O-cyclus kan HR hier ook een vinger aan de pols houden.

Aanpak van problemen Ook het minder of niet goed functioneren van medewerkers zal bespreekbaar worden gesteld, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen. De HR adviseurs spelen hierin een proactieve rol. Zij zullen samen met de leidinggevenden mogelijke stagnatieproblemen meer tijdig signaleren zodat escalatie of vastlopen kan worden voorkomen. Ook bij de oplossing van zaken die echt zijn vastgelopen trekken zij gezamenlijk op. Een creatieve aanpak is dan nodig om voor alle partijen tot constructieve oplossingen te komen.

Het nieuwe werken 3mE oriënteert zich op het nieuwe werken: het plaats- en tijd ongebonden werken, terwijl de resultaten wel behaald worden. Dit behelst een proces die mogelijk op de korte termijn zal starten, en een aantal jaren nodig zal hebben om goed in te dalen voordat het van concept tot werkelijkheid wordt. In dit kader worden trainingen aangeboden aan de medewerkers (coachend leiderschap, resultaatafspraken) evenals team-building sessies om alle betrokkenen goed voor te bereiden op het nieuwe werken. Van nieuwe medewerkers die vanaf de middellange termijn (na 2015) binnenkomen, zal verwacht worden dat zij bekend zijn met het concept nieuwe werken. Gezien de landelijke ontwikkelingen in werkend Nederland is het dan al een breed gedragen concept en niet meer nieuw te noemen. Het nieuwe werken wordt als onderdeel gezien van sociale innovatie, een breder concept dat momenteel op TU niveau handen en voeten wordt gegeven.

Integriteit Universiteiten floreren wanneer intellectuele en academische vrijheid, integriteit, respect en weten­ schap­p e­l ijke expertise samenkomen om nieuwe kennis te produceren en deze kennis te verspreiden in de maatschappij. Van medewerkers wordt verwacht dat zij de belangen van de TU Delft en de faculteit behartigen, en dat zij integer omgaan met gemeenschapsgeld. Volgens het strategisch beleid van de TU Delft zijn expertise, betrokkenheid, integriteit en respect de kernwaarden die leidend moeten zijn voor het gedrag van medewerkers en studenten. Daarnaast is het vermijden van belangenverstrengeling een belangrijke richtlijn. Deze richtlijnen zijn samengevat in de ‘TU Delft Code of Ethics’. Om het 3mE integriteitsbeleid te borgen zijn blijvende aandacht en continue inspanningen nodig, niet alleen door gedragsregels, maar vooral ook door bewustwording. 3mE zal deze periode een traject ingaan om deze aandacht en inspanningen in te laten bedden in de organisatie, waarbij de gehele 3mE gemeenschap betrokken zal worden en zo actief kan bijdragen aan het verder vormgeven van dit integriteitsbeleid.

Focus 2012 – 2015 • • • •

42

Ontwikkelen van meerjaren formatieplannen per afdeling Organisatieontwikkeling Persoonlijke ontwikkeling 3mE Graduate School verder opbouwen en consolideren


5. Mens(&)Werk

5.3 3mE Campus: Infrastructuur en huisvesting Voor een faculteit met een groot experimenteel karakter voor wat betreft het onderzoek en het onderwijs en een grote studentenpopulatie, is de beschikking over state-of-the-art infrastructuur en goede huisvesting een noodzaak. Een goede onderzoeksinfrastructuur vergt grote investeringen. Op basis van de huidige onderzoeksportfolio zal 3mE op de korte en middellange termijn investeren in een gezamenlijk lab (met TNW) ten behoeve van het Procestechnologie Instituut en een Roboticalab. De verhuisbewegingen als gevolg van de ruimtebesparingen in het kader van de Herijking brengen in eerste instantie hoge kosten met zich mee, alvorens de besparingen worden gerealiseerd. Hiervoor is financiële support nodig van het CvB. Voor het gezamenlijke “Makro lab” voor de proces technologie zal dit gaan om een totale investering van ca. 8-12M€. Daarnaast zal 3mE zich maximaal inzetten voor een top infrastructuur voor het Micro-Nano veld. Gezien de ontwikkelingen in het verleden is ook hier effort nodig op CvB niveau. Dit keer niet zo zeer op financieel vlak, maar is het van groot belang om de wetenschappers van de faculteiten TNW, EWI en 3mE te laten inzien dat een gezamenlijk optreden naar buiten essentieel is om de potentie van de TU Delft op dit gebied om te zetten in de dominante nationale en internationale positie die nodig is om onze inhoudelijke excellentie op termijn vast te houden en eventueel uit te bouwen. De faculteit heeft zeer actief geparticipeerd in het Learning Centre project. Zij heeft een deel van haar huisvestingactiviteiten hieraan gekoppeld. Inmiddels zijn er acties genomen voor de herpositionering van afdeling M&TT, de noodzakelijke opwaardering van de PC zaal en het terugplaatsen van kennisvalorisatie activiteiten. Daarnaast wil de faculteit zich de komende periode richten op de uitbreiding en verbetering van de studiefaciliteiten. Stilteruimten als ook studieplaatsen moeten binnen de faculteit gehergroepeerd worden. Dit kan bezien worden in relatie tot het project Studiesucces. De zalen binnen het faculteitsgebouw vallen onder de zalenpoule. De poule zal binnenkort uitgebreid worden met drie PC zalen in de voormalige PMB hal; deze PC zalen zullen ook geschikt zijn voor digitaal tentamineren. Een van de pijlers van studiesucces is het frequent en snel kunnen terugkoppelen van de individuele studievoortgang aan de studenten. Indien daarvoor gebruik gemaakt gaat worden van digitale toetsen dienen daarvoor op korte termijn adequate en betrouwbare faciliteiten beschikbaar te zijn waarbij dit afgeschermd en voor grote aantallen studenten (circa 600) gelijktijdig mogelijk is. Dit betreft dus niet alleen ICT-, maar ook huisvestingsvoorzieningen. Een uitstekende onderwijsinfrastructuur en onderwijsfaciliteiten zijn onontbeerlijk om studenten de juiste kwaliteit van onderwijs te bieden. De moderniseringsslag rondom de grote onderwijszalen is in de beleving van studenten en docenten, i.c. de gebruikers, indertijd niet goed verlopen, en het resultaat was ver onder de maat. Inmiddels is in 2012 een verbeterde oplossing geïmplementeerd voor dit probleem. De verwachting is dat na evaluatie nog kleine aanpassingen en optimalisaties nodig zullen zijn. De wijze waarop het gehele proces is verlopen moet goed onder de loep worden genomen, om dergelijke misstappen in de toekomst te voorkomen. Een voorwaarde is dat bij dit soort processen de gebruikers goed zijn aangehaakt. In samenspraak met studenten worden voor de korte en de middellange termijn nieuwe studie­w erk­ plekken ingericht, voorzien van moderne technologische hulpmiddelen, zodat studenten individueel, maar ook in (project)groepen kunnen werken. Voor de inrichting van deze werkplekken wordt rekening gehouden met de te ontwikkelen concepten van Campuslife en community building. Voorstellen hiervoor zijn al ontwikkeld of in voorbereiding. De faculteit start in het jaar 2012 met een inhaalslag met het onderhoud (huurdersdeel) van bouwdeel 8D, parallel aan een renovatie van de buitengevel. Bij deze aanzet tot gecombineerd geconcentreerd onderhoud per bouwdeel, ligt de nadruk op het beperken van de overlast voor de gebruiker tot een korte periode terwijl het bouwdeel in zijn geheel wordt gerenoveerd. Zo is daarna de kwaliteit van het bouwdeel voor langere tijd gewaarborgd en is de verwachting dat het aantal storingen/klachten zal dalen. Deze grootschalige onderhoudsactie behelst o.a. vervanging van vloerbedekking, schilderwerk en gevelupdate. De wensen vanuit de faculteit en de gebruikers zullen zoveel mogelijk in het project worden meegenomen. Per 2013 willen we vanuit FMVG deze trend voortzetten naar de andere bouwdelen van het 3mE complex. Hierbij kan aan de hand van eventuele interne verhuisbewegingen een voorkeur worden aangegeven door de faculteit. De inhaalslag dient in 2016 gereed te zijn, terwijl intussen gewerkt zal worden aan het reguliere onderhoud. Naast deze grootschalige onderhoudsactie zullen ook de frequentievervangingen doorgang vinden.

43


Meerjarenplan 3mE

Een voorbeeld hiervan is de verlichting: een TL-buis heeft een levensverwachting van 10000 uur en moet dus na 5 jaar worden vervangen (2016).PL-lichtbronnen hebben een levensverwachting van 2000 uur waardoor deze na 1 jaar moeten worden vervangen. De PL-verlichting willen wij graag vervangen door LED waardoor de levensverwachting stijgt van 2000 naar 50000 uur, wat een besparing op vervanging oplevert en tevens een daling in het energieverbruik. Dit vergt echter een investering die op dit moment niet opgebracht kan worden vanuit de huidige beschikbare budgetten. Wil het nieuwe werken een goede kans van slagen hebben, zal ook stevig geïnvesteerd moeten worden in de faciliteiten en huisvesting. Bij verhuizingen, verbouwingen en grote onderhoudsprojecten zal zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de relatie met het nieuwe werken.

Focus 2012 – 2015 • • • • •

Procestechnologielab (2013) en Roboticalab (2014?) Inhaalslag achterstallig groot onderhoud (gereed: 2016?) Realiseren van meer studiewerkplekken Grootschalige digitale toets faciliteiten i.s.m. ICT Energiebesparende vervangingen

5.4 ICT Een technische universiteit zonder goede ICT voorzieningen en - systemen is ondenkbaar in deze tijd. Dit geldt zowel voor de primaire als de ondersteunende processen. De komende jaren zal de digitalisering van de administratieve- en werkprocessen voortgezet worden, wat zal bijdragen aan het stroomlijnen van de processen, een hechtere vorm van samenwerken (o.a. Sharepoint), een optimale vorm van communiceren (Lync) en mogelijk een besparing opleveren (efficiëntie, digitale archivering, sharen van faciliteiten enz.). Binnen 3mE is ICT goed aangesloten bij de ontwikkelingen van de faculteit. Zo heeft men al nagedacht over de ICT tools die nodig zijn voor een goede uitrol van het nieuwe werken en is het een kritieke succesfactor voor het welslagen van het project. Tevens zal op de korte termijn de mogelijkheden voor grootschalige digitale toets faciliteiten onderzocht worden in samenwerking met FMVG.

E-based university en informatiehuishouding Werkprocessen in universiteiten in de 21e eeuw zijn sterk afhankelijk van up to date ICT. Werken en studeren worden steeds minder afhankelijk van plaats en tijd. Samenwerken zal steeds meer plaatsvinden door gebruik te maken van digitale ondersteuning. ICT 3mE wil zorgdragen voor een optimale elektronische opmaat informatievoorzieningen (kennis en informatie verwerven en delen). Doel hiervan is het faciliteren en bevorderen van de (digitale) samenwerking met interne en externe partijen, en zo te komen tot efficiëntere werkprocessen en werkmethoden.

Hoogwaardige en innovatieve dienstverlening ICT 3mE wil in navolging van het TU beleid komen tot ‘consument’ gedreven faciliteiten: dit betekent er voor zorgdragen dat gebruikers zelf kunnen beschikken over die diensten, faciliteiten en informatie die zij nodig hebben (Self Services). Dit op het moment dat hen het beste uitkomt, op de plaats waar zij zich bevinden en met het device dat zij voor handen hebben (any time, any place, any device).

Focus 2012 – 2015 • Opmaat informatie bewerkstelligen door het beschikbaar stellen van toegangsportalen (in de vorm van webpagina’s) met de mogelijkheid om persoonlijke communicatie- en werkomgevingen te configureren. Dit aangevuld met een e-loket functie (Self Services) waarin persoonlijke voorkeuren kunnen worden vastgelegd m.b.t. het verkrijgen van opmaat informatie (koppelingen/instellingen naar/van HR, F, O&O informatiesystemen en/of informatievoorzieningen). • Vanaf 2013: tot stand brengen van flexibele TU brede snelle vaste netwerken (FlexNet). De implementatie van Cloud voorzieningen en de virtualisatie van software waardoor de gebruiker plaats, tijd en device onafhankelijk kan beschikken over de benodigde software.

44


5. Mens(&)Werk

5.5 Marketing en Communicatie De universiteit en daarmee de faculteit richt zich op verschillende doelgroepen met elk hun motivatie, behoeften en kenmerken. De communicatie activiteiten dienen deze verschillende groepen op relevante en onderscheidende wijze aan te spreken binnen een overkoepelend TU breed communicatieconcept. Communicatie verschaft de doelgroepen toegang tot de gewenste werelden, groepen en netwerken op een meest effectieve en efficiënte manier. Marketing en Communicatie 3mE staat voor de komende jaren voor een reeks van extra uitdagingen naast de reguliere, immers, alle eerder genoemde uitdagingen en ambities moeten op enigerlei wijze worden gecommuniceerd naar de interne en externe stakeholders. Hierin neemt Marketing en Communicatie zelf de rol van communicator op zich, of anderen hierbij adviseren. Bij elk vernieuwing- of veranderproces is de ondersteuning van M&C onontbeerlijk.

Voorlichting M&C zal een cruciale bijdrage leveren aan de grote behoefte aan meer ingenieurs op de arbeidsmarkt en de gemaakte kwalitatieve en kwantitatieve prestatieafspraken op het gebied van kwaliteits- en rendementsverbetering zoals o.a. excellentie, uitval, switch en bachelor rendement op 3mE niveau. Zo zal de faculteit 3mE zich inzetten op het aantrekken van goede en talentvolle studenten en zal de focus gelegd worden op de vroege selectie in het eerste jaar en aanhoudende aandacht voor de studieduur en –rendement voor de periode daarna. Een van de cruciale taken om studiesucces te waarborgen is om scholieren realistische informatie te geven over de opleidingen en carrièreperspectieven en ze zo goed als mogelijk te ondersteunen bij een weloverwogen studiekeuze. Jaarlijks oriënteren naar schatting 2500 scholieren zich op de opleidingen van 3mE. Met de juiste voorkennis, studiehouding en verwachtingen kan een scholier een goede start maken als student wat van belang is voor studiesucces. De voorlichting rondom de masters van 3mE richt zich er op studenten in de oriëntatiefase en de verdiepingsfase onder 2e en 3de jaars bachelor studenten. Naast de inhoud van de opleiding is er meer behoefte aan om de afdeling, het onderzoek speelveld, de toepassingsgerichtheid en de maatschappelijke relevantie te belichten. De uitdaging is de komende jaren de voorlichting rondom de masters van 3mE naar een hoger niveau te tillen door met de afdelingen van 3mE, studieverenigingen en disputen samen te werken om zo het gehele voorlichtingsspectrum op te nemen binnen het bestaande proces van de faculteit.

Informatievoorziening Behoefte aan communicatiemiddelen en -advies verschilt enorm per afdeling en ondersteunende dienst. De komende periode zal verder intensief gewerkt worden aan het matchen van de afdelingswensen met de capaciteit en expertise die beschikbaar is op M&C facultair niveau. Er is een constante interactieve dialoog nodig met de afdelingen en de ondersteunende diensten om de concrete ondersteuningsvraag rondom het primaire wetenschappelijke, onderwijskundige en facilitaire proces beantwoord te zien. Creatieve en interactieve samenwerking hierin is belangrijk om de schat aan informatie vollediger voor de stakeholders inzichtelijk krijgen. Sturen op de kwaliteit van het communicatieproces en op het effect bij de stakeholders zijn de uitgangspunten hierin.

Focus 2012 – 2015 • Vroegtijdige betrokkenheid bij veranderprocessen op afdelings- en facultair niveau • Een ondersteunende rol bij de cultuurverandering onder de huidige studenten die moet plaats­ vinden om studiesucces te waarborgen. • Een ondersteunende rol bij trajecten die zich richten op de excellente studenten binnen de faculteit zoals o.a. het honours programma • De voorlichting rondom de masters in het primaire proces van de faculteit te integreren zodat het als natuurlijke beweging opgenomen wordt in de organisatie. Een optimale voorlichting waarvoor we, in afstemming met de organisatie, de meest geschikte middelen en activiteiten inzetten.

45


Meerjarenplan 3mE

5.6 Onderdeelcommissie (OdC) 3mE De huidige Odc is in December 2011 begonnen aan haar driejarige termijn. Als onderdeel van de Ondernemingsraad voert de Odc maandelijks overleg met de decaan en de faculteitssecretaris over zaken die het personeel en de bedrijfsvoering aangaan. In deze tijd van bezuinigingen en ingrijpende personele en organisatorische veranderingen is de rol van de Odc als communicatielijn en gesprekspartner tussen werknemers en decaan van essentieel belang voor het verloop van veranderingsprocessen. Alleen in goede dialoog kan in een complexe omgeving, waarin zowel belangen van de werknemers, secties en afdelingen behartigd moeten worden, een optimaal resultaat gehaald worden voor de hele faculteit en uiteindelijk de hele universiteit. In de huidige Odc zijn alle afdelingen vertegenwoordigd waardoor zij kan handelen vanuit een breed perspectief. Daarnaast heeft de Odc een aantal subcommissies ingesteld die in kleiner verband onderwerpen initiëren en uitdiepen alvorens ze door de hele onderdeelcommissie besproken worden en eventueel in het overleg met de decaan komen. Subcommissies op het gebied van Herijking & Reorganisatie, Onderwijs, Financiën, Communicatie, Bedrijfshulpverlening, en Facility Management en Vastgoed (BHV en FMVG) zijn op dit moment actief. Door deze structuur hoopt de medezeggenschap zo adequaat mogelijk te kunnen adviseren en bijdragen aan datgene dat in de komende periode aan de orde komt waarbij het verbeteren van de onderwijsinfrastructuur, optimalisatie van verhuisbewegingen en onderhoudsprojecten, verlagen van werkdruk en verbeteren van de ondersteuning van docenten en onderzoekers, en een financieel gezonde faculteit belangrijke aandachtspunten zijn.

5.7 Facultaire Studentenraad (FSR) 3mE De Facultaire Studentenraad (FSR) denkt dat de toename van het aantal studenten de grootste uitdaging is van de komende jaren. De toenemende vraag naar afgestudeerden en het toenemende aanbod van scholieren biedt kansen maar ook risico’s. Vanaf 2007 is het aantal studenten binnen 3mE verdubbeld. Steeds meer studenten kiezen voor een technische studie. Scholieren worden actief gestimuleerd te kiezen voor een bèta- en technologie­ opleidingen door bijvoorbeeld het Platform Bètatechniek. De komende jaren zal het studentenaantal waarschijnlijk verder blijven stijgen. Het Rijk heeft zich tot doel gesteld het aantal studenten dat kiest voor bèta- en technologieopleidingen te verhogen van 25% in 2011 naar 40% in 20259. Vanaf 2007 is de eerste geldstroom niet toegenomen, ondanks het gestegen aantal studenten. De faciliteiten zijn door deze stagnerende geldstroom niet meegegroeid met het aantal studenten. Het gebouw heeft de maximale capaciteit inmiddels praktisch bereikt en docenten moeten in sommige gevallen op zoek naar andere vormen van toetsing vanwege de grote groepsgrote. Deze twee zaken zijn voor de FSR de komende jaren belangrijke aandachtspunten. Het toe laten nemen van het aantal studenten zonder een grote kwaliteitsimpuls te geven aan de faciliteiten en het onderwijs, brengt grote risico’s met zich mee met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs. Als de faciliteiten en het onderwijs wel kunnen meegroeien met het studentenaantal biedt dit kansen voor de faculteit. Het mag duidelijk zijn dat zonder toename van de middelen een dergelijke kwaliteitsimpuls onmogelijk is. Daarom vindt de FSR dat de faculteit moet zoeken naar extra middelen om zo te kunnen beantwoorden aan de groeiende maatschappelijke vraag. De FSR ziet dit als de belangrijkste uitdaging voor de komende jaren.

9 http://www.top-sectoren.nl/humancapital/sites/default/files/documents/Masterplan%20B%C3%A8ta%20en%20 Technologie.pdf

46


5. Mens(&)Werk

6. Kengetallen & Streefwaarden

47


Meerjarenplan 3mE

Realisatiewaarden (Bestuurlijke kengetallen inclusief prestatie-indicatoren OC&W)

OC&W-prestatie indicatoren

Eenheid

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2020

%

10

10

10

10

10

10

10

Excellentie (BSc) Uitval 1e jaar BSc

Beheerseenheid3mE

Ambitie

%

27

27

27

35

30

29

28

e

Switch vanuit de faculteit (1 studiejaar)

%

6

6

6

6

6

8

8

Bachelorrendement in 4 jaar

%

21

21

29

30

40

55

70

Docentkwaliteit

%

16

16

16

20

40

70

90

uur

22

22

22

22

22

22

22

%

20

20

20

20

20

20

20

Eenheid

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2020

Bedrijfsresultaat

K€

-1.624

-700

-831

-992

-506

0

Cashflow

K€

2.868

-1.160

-1.260

-

-

-

4.248

3.814

2.983

1.991

1.485

-

Onderwijsintensiteit (in de BSc) Indirecte kosten

Overige TU-brede kengetallen Enkelvoudige kengetallen

Eigen vermogen 1 e geldstroom

K€

30.731

26.276

27.433

26.686

26.477

30.000

- waarvan Lumpsum

K€

28.200

25.357

25.810

25.710

25.610

26.000

2 e geldstroom (Inclusief FOM)

K€

3.166

3.100

2.700

2.500

2.500

-

3 geldstroom (inclusief M2i)

K€

15.054

15.000

15.400

15.600

15.600

-

Instroom diplomastudenten

aantal

536

530

540

540

540

-

- Bsc instroom

aantal

458

450

450

450

450

450

- Msc instroom

aantal

78

80

90

90

90

90

%

60%

55%

60%

65%

70%

70%

%

11%

11%

11%

13%

15%

15

Gem. ECTS per student per jr (1 jaar)

aantal

42,0

44,0

44,0

44,0

44,0

45

Promoties

aantal

42,2

48,0

42,0

43,0

45,0

50

Promotierendement binnen 5 jaar (cohort -5)

%

36%

38%

42%

42%

50%

60%

WP vrouwelijk aandeel in de top (>= salarisschaal 15)

%

5,3%

6,0%

6,0%

8,0%

8,0%

10,0%

aantal

345

350

350

350

350

350

Eenheid

2010

2012

2013

2014

2015

2020

2egs/1egs

%

10,3%

10,5%

10,9%

9,6%

8,7%

10%

3egs/1egs

%

49,0%

50,9%

49,5%

52,4%

54,2%

60%

21,40

23,00

20,00

20,00

20,00

20,00

e

BSA gehaald P in 1 e

ISI-publicaties Verhoudingsgetallen

Populatie diplomastudenten / Onderwijsstaf conform VSNU-definitie

48

2011



T +31 (0) 15 27 86666 F +31 (0) 15 2 85602 E info@3me.tudelft.nl www.3me.tudelft.nl

Technische Universiteit Delft

TU Delft Meerjarenplan 2013-2015

Technische Universiteit Delft Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE) Mekelweg 2 2628 CD Delft

Meerjarenplan 3mE Faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen

2013-2015


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.