Slash 11 - april 2015

Page 1

11 APRIL 2015

Magazine van de Technische Universiteit Eindhoven

De Opdracht: Open access: hoe maken we wetenschappelijke kennis vrij toegankelijk?

Marijn Maas Durf op je bek te gaan met innovatieve startup’s

Bye bye Bunker, het einde van een tijdperk


02

Tekst Norbine Schalij

Succes

Lex Lemmens (1955), hoogleraar Academic Science and Engineering Education, dean Bachelor College. Zijn intreerede was op 27 maart 2015.

a.m.c.lemmens-bc@tue.nl

Foto Bart van Overbeeke

‘Het Bachelor College lijkt succesvol te zijn. Het is geen gok geweest, maar het resultaat van goed nadenken, bestuderen van literatuur en kijken naar best practices. Wij zagen goede voorbeelden bij MIT en Universiteit Utrecht. Bij MIT is na de Tweede Wereldoorlog HASS-onderwijs ingevoerd. Een kwart van hun vakken kreeg betrekking op Humanities, Arts and Social Sciences. Dat is de inspiratie geweest voor de USEvakken (User, Society, Enterprise) van het Bachelor College van de TU/e. We willen dat onze ingenieurs weten hoe ze hun discipline moeten toepassen in de context van de gebruikers, de maatschappij en de ondernemingen. Van de bètafaculteit in Utrecht leerden we dat met minder vakken - met meer studiepunten een betere prestatie te verwachten is. En dat grotere keuzevrijheid studenten motiveert.’

Afrika

‘Na mijn opleiding bij Scheikundige Technologie aan de TU/e (’74-‘82) schreef ik een aio-voorstel over het toepassen van technology assessment in ontwikkelingslanden. De link met scheikunde was dat ik keek naar suikerverwerkende industrie in Kenia. Na mijn promotie heb ik vijf jaar in Zambia gewerkt. Aan UNZA, University of Zambia, werd ik manager van een groep die voedselverwerkende apparaten produceerde, bijvoorbeeld pindapellers en maispellers. In 1992 keerde ik terug naar Eindhoven. Maar Afrika kriebelt nog wel een beetje. Ik zou er graag lesgeven.’

Onderwijzer

‘Ik zeg altijd op open dagen: ‘Een ding wilde ik niet worden: leraar. Want dat waren mijn vader en mijn opa al. En moet je nu eens kijken, nu sta ik hier als leraar’. Ik eindig zelfs als professor. Toch vind ik het onderwijs erg leuk. Toen ik na mijn terugkeer uit Afrika terugkwam op de TU/e - dat is en blijft míjn universiteit - als universitair docent merkte ik dat. En in Zambia had ik geleerd dat onderwijs het allerbelangrijkste is voor de ontwikkeling van een land.’

Tussentoetsen

‘Als hoogleraar krijg ik onder andere mogelijkheden promovendi te begeleiden. De eerste aio, die ik samen met Perry den Brok heb, gaat onderzoek doen naar tussentoetsen in het Bachelor College. Daar is veel over te doen; studenten noemen ze schools, docenten hebben meer werkdruk, maar het blijkt wel te werken bij het verbeteren van het studierendement. In een ander onderzoek bestuderen we het bèta-mentality-model. Moeten verschillende typen van in-bèta-geïnteresseerde-jongeren ook verschillende vakken aangeboden krijgen en verschillend worden gecoacht? Ik zou daar graag een promotieplek van maken.’

Passie

‘Ik heb twee passies: verbinding brengen tussen technologie en praktijk en meewerken aan het oplossen van milieu­problemen. In 2008 zette ik de master Sustainable Energy Technology op. Daarna werd ik opleidingsdirecteur bij de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences. Van daaruit werd ik gevraagd als dean voor het Bachelor College en nu komt daar hoogleraarschap educatie bij. Het is een natuurlijk verloop, dat me zeer bevalt.’

Op pagina 43 backward / met Pieter Wijn


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

no.11 APRIL 2015

04

26/27 INGEZOOMD App voor rare plekjes

Licht tegen agressie

34/35 PLANNER/ VERKENNER Coca Cola versus FEI

08

Marijn Maas wil innovatieve startup’s behouden voor Nederland

colofon Slash is het magazine voor externe relaties en alumni van de Technische Universiteit Eindhoven en verschijnt drie keer per jaar. Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Slash is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van foto’s of illustraties is toestemming van de maker nodig. www.tue.nl/slash

14

Bye bye Bunker

Redactieadres Technische Universiteit Eindhoven, Commu­nicatie Expertise Centrum, Postbus 513, 5600 MB Eindhoven, e-mail slash@tue.nl, Tel (040) 247 33 30/247 4020 Hoofdredacteur Han Konings Eindredactie en coördinatie Brigit Span Bladconcept Maters & Hermsen Journalistiek, CEC. Vormgeving Natasha Franc

28/30 de vonk

22

Bettina Speckmann

Wereldwijd publiceren zonder woekerwinst

Afscheid na tien jaar rectoraat

Redactieadviesraad drs. Steef Blok, prof.dr. Carlijn Bouten, mr.drs. Ben Donders, prof.dr.ir. Maarten Steinbuch Drukwerk Schrijen-Lippertz, Voerendaal Wilt u adverteren in Slash? Meer informatie bij H&J Uitgevers, Tel (010) 451 55 10 Wilt u Slash ontvangen? Meld u aan op www.tue.nl/slash ISSN: 2212-8468

36/41 de opdracht

keep in touch Interesse in samenwerking met de TU/e, in ­studeren, werken of promoveren aan de TU/e, of het contact onderhouden als alumnus? ­Alstublieft, onze contact­gegevens.

Samenwerking (strategisch ­partnership, contract research) TU/e Innovation Lab, +31 (0)40 247 48 22, Innovationlab@tue.nl Werken of promoveren Dienst Personeel en Organisatie +31 (0)40 247 20 90, jobs@tue.nl Ontwerpers­opleidingen Stan Ackermans ­Institute +31 (0)40 247 24 52, sai@3tu.nl Studeren (bachelor, master) Onderwijs en Studenten Service Centrum, +31 (0)40 247 47 47,

studeren@tue.nl Alumni +31 (0)40 247 34 90, alumninet@tue.nl Persvoorlichting en Communicatie Communicatie ­ Expertise Centrum +31 (0)40 247 48 45, cec@tue.nl, www.tue.nl


04 05

Tekst Freke Sens Foto Bart van Overbeeke

Verlichting tegen agressie

Het voorkomen of verminderen van agressieve incidenten door middel van licht. Dat is het doel van het De-escalate-project van het Intelligent Lighting Institute van de TU/e. Dit in samenwerking met Philips en de gemeente Eindhoven én met Stratumseind als proeftuin. Sinds begin dit jaar worden in deze bekende Eindhovense stapstraat tests gedaan met dynamische straatverlichting. Kleinschalige tests In de labs van het Intelligent Lighting Institute bestuderen onderzoekers sinds vorig jaar de effecten van licht op gedrag. Daarnaast vinden op de TU/e-campus kleinschalige tests plaats. Zo is in de kantine van het Auditorium gekeken naar de interactie tussen caissières en klanten bij afwisselend warm en koel licht. Bij warm licht maakten bezoekers vaker een praatje met de caissière, vroegen ze netjes of ze mochten pinnen en lachten ze meer.

De-escalate De naam zegt het al; het De-escalate project is erop gericht agressieve situaties te ontzenuwen door middel van verlichting. Uitgangspunt hierbij is dat licht een positieve invloed heeft op de gedragscomponenten van agressie. Projectleider Yvonne de Kort: ‘Uit studies blijkt dat agressief gedrag gepaard gaat met opwinding, een korte aandachtsspanne, verminderde zelfcontrole en een sterke focus op het object van agressie. Van licht is juist bekend dat het emoties beïnvloedt, de aandacht verlegt en het zelfbewustzijn vergroot.’


nr.11 APRIL 2015 / MAGAZINE VAN de

Dynamische lichtscenario’s De komende twee jaren zijn op Stratumseind in het weekend lichtscenario’s variërend in kleur, intensiteit en dynamiek te zien. Hiervoor zijn over de hele lengte van de uitgaansstraat door Philips ontwikkelde led-lampen aangebracht. Door onder meer observaties en psychologische tests bekijken onderzoekers het effect van de lichtscenario’s. De Kort verwacht echter niet dat agressieve situaties volledig uitgebannen kan worden. ‘Als iemand vastbesloten is rotzooi te schoppen, kunnen wij dat niet voorkomen. Wel hopen we bezoekers een positievere interpretatie te geven van hun omgeving.’

Living lab ‘In een lab is weinig afleiding waardoor personen bijna altijd op veranderingen reageren. Het is de vraag of dit effect hetzelfde is in de praktijk’, vertelt projectleider De Kort. De TU/e-onderzoekers kunnen echter gebruikmaken van een levend laboratorium. Sinds vorig jaar is Stratumseind namelijk ingericht als ‘living lab’, wat inhoudt dat vier jaar lang gegevens worden verzameld in het uitgaansgebied. Slimme camera’s tellen het aantal bezoekers, providers leveren data over de herkomst van het uitgaanspubliek en geluidsmeters registreren pieken in geluid. Ook worden weergegevens, bieromzetten en socialmediaverkeer bijgehouden. In een later stadium worden deze data met politie­cijfers gecombineerd.

Stratumseind 2.0 De-escalate en het Living Lab maken deel uit van het overkoepelende project Stratumseind 2.0. Hierbij werken onder meer de gemeente Eindhoven, TU/e, Philips en horecaondernemers samen om de aantrekkelijkheid van Stratumseind te verbeteren. In de 225 meter lange stapstraat vinden jaarlijks een paar honderd incidenten plaats, variërend van vernieling en uitschelden tot zware mishandeling. Het De-escalate-project won onlangs de Don Berghuijs Award, de belangrijkste landelijke veiligheidsprijs.


06 07

memo/

Vooraanstaande alumni bezoeken campus De kersverse alumnisociëteit Mens Agitat Molem, bestaande uit een groep vooraanstaande alumni van de TU/e, kwam in februari voor het eerst samen op de TU/e. Aanwezig waren onder anderen Gerard Kleisterlee, voormalig topman van Philips en nu voorzitter van Vodafone, en Rokus van Iperen, bestuursvoorzitter van Canon Europe. Beiden zijn in het verleden voorzitter geweest van de Raad van Toezicht van de TU/e. Ruim twintig personen, waaronder ‘slechts’ twee vrouwelijke alumni, brachten een bezoek aan het lab van

de voetbalrobots en bewonderden Stella, de succesvolle zonnewagen van het Solar Team Eindhoven. Daarna volgde een rondleiding door Flux, het nieuwe onderkomen van Electrical Engineering en Technische Natuurkunde. Collegevoorzitter Jan Mengelers, zelf alumnus van Werktuigbouwkunde, wil de banden met deze groep in de toekomst verder uitbouwen en ziet naast een ambassadeursfunctie, ook een taak voor hen weggelegd als klankbord. In het najaar wordt de groep wederom uitgenodigd.

foto’s Rob Stork

Dies Natalis: TU/e in transitie Op donderdag 30 april viert de TU/e haar 59ste verjaardag, die in het teken staat van transitie. Een geheel nieuwe opzet van al het onderwijs in het Bachelor College en de Graduate School, en onderzoek ... dat aansluit bij de belangrijkste uitdagingen waar onze samenleving voor gesteld staat, bepalen het gezicht van onze universiteit. Een transitie is ook de rectoraatswisseling tijdens deze Dies Natalis. Rector Magnificus prof.dr.ir. Hans van Duijn treedt na 10 jaar rectoraat af (lees ook het interview met hem op pagina 22 van deze Slash). Prof.dr.ir. Frank Baaijens volgt hem op. De rector, zijn opvolger en de

voorzitter van het CvB, ir. Jan Mengelers, spreken over de transitie waarin de universitaire wereld en daarbinnen de TU/e zich bevindt. Prof.dr. Theodore Stathopoulos van Concordia University, Canada ontvangt tijdens deze dies een eredoctoraat van de TU/e. Hij wordt gezien als een wereldwijde autoriteit op het gebied van stedenbouw­ fysica en wind-engineering (zie ook de achterpagina van deze Slash). Dies Natalis TU/e Donderdag 30 april 2015 Catharinakerk, Stratumseind 2 (Catharinaplein) Eindhoven


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Alumnidag nieuwe stijl: TU/eXperience Day Noteer zondag 31 mei in je agenda voor de TU/eXperience Day. Een evenement waarbij de jaarlijkse Alumnidag en Publieksdag worden geïntegreerd tot één festival. In het speciale alumniprogramma biedt de TU/e onder andere lezingen rond de thema’s Robotica en Data Science, een TU/e-quiz en een forumgesprek met gerenommeerde alumni van de universiteit.

In de tweede helft van de middag openen alle faculteiten hun deuren voor een hernieuwde kennismaking met én tussen oud-studenten. De vertrouwde succesnummers van de Publieksdag, zoals workshops, demo’s van onderzoeksprojecten en activiteiten voor kinderen en jongeren ontbreken uiteraard niet. En vergeet ook de campus zelf niet; nieuwe

Op zoek naar eigenheid en identiteit: het DNA-boek De kern van de TU/e zijn de mensen die er werken. Die boodschap komt overduidelijk naar voren in het TU/e DNA-boek, dat vorig jaar december werd gepresenteerd. Het TU/e-verhaal is opgetekend aan de hand van interview­sessies met tientallen medewerkers en studenten. Naast de tekst en foto’s is er in het boek via augmented reality op verschillende plaatsen extra digitale content toegevoegd. Op een smartphone zijn filmpjes en 3D-animaties te bekijken. Tegelijk met de presentatie van het boek werd er een website geactiveerd, waar alle verhalen online staan. Dit verhalen­web (www.tue.nl/stories) wordt geregeld aangevuld met actuele verhalen van TU/e-studenten en -medewerkers. Wie het boek wil ontvangen, kan een mail sturen naar alumninet@tue.nl. Voor de eerste 25 geïnteresseerden is een gratis exemplaar beschikbaar.

foto Bart van Overbeeke

gebouwen zoals Metaforum en Flux geven het terrein nieuwe allure dat tijdens het evenement volop wordt aangekleed met muziek en sportdemo’s.

Meer informatie: tue.nl/tuexperience

Bewaarkoker voor bul nieuw alumnigeschenk Afgestudeerden van de TU/e krijgen sinds januari een nieuw alumnigeschenk. De blauwe fleecesjaal is vervangen door een strak vormgegeven bewaarkoker voor het masterdiploma, geïnspireerd op de prominente rode slash in het TU/e-logo. Afgestudeerden iets meegeven dat ‘trots op de TU/e’ uitstraalt dat is wat de universiteit met haar alumni-geschenk beoogt. De universiteit ging, in haar zoektocht naar een passend nieuw geschenk, onder meer om tafel met enkele bijna-afstudeerders en jonge alumni. De TU/e heeft voor dit kalenderjaar 1.250 exemplaren van de zogenoemde ‘Bul-waar’ laten produceren.


08 09

kopstuk/

Zijn academische opleiding maakte hij nooit af, maar voor het examen van succesvol ondernemerschap slaagde hij met vlag en wimpel. Nu helpt Marijn Maas, mede-oprichter van de Greenhouse Group, innovatieve start-ups om de wereld te veroveren. Dertiger Maas bestempelt zichzelf al als ‘een ouwe lul’, maar als hij praat over het faciliteren van jonge innovators wordt zijn enthousiasme direct zichtbaar. Nederland moet voor dit soort bedrijfjes een ‘hotspot’ worden en het inrichten van belastingvrije zones zou daarbij een enorme steun in de rug zijn. Anders vreest Maas voor een leegloop naar de VS, waar durfkapitalisten azen op veelbelovende start-ups.

Marijn Maas Facilitator van start-ups



10 11

kopstuk/

Tekst Enith Vlooswijk foto’s Vincent van den Hoogen

K

‘Kijk, ik ben inmiddels een ouwe lul.’ Marijn Maas (35) zegt het met een brede grijns, want hij weet dat dit geen typering is die een dertiger doorgaans op zichzelf plakt. De inrichting van zijn kantoor in de Admirant, een imposant pand in de Eindhovense binnenstad waarin vroeger de top van Philips zat, is hip en speels. Er hangen schommels in de gang en her en der verspreid staan driewielers op een zwarte vloer met wegmarkering. Het draagt allemaal bepaald niet bij aan zijn claim nu al op gevorderde leeftijd te zijn. ‘Wat ik bedoel, is dat ik niet meer een nieuwe Google of Facebook zal opzetten, dat zal iemand doen die nu zeventien is. Laten we dus jonge innovators faciliteren, zodat het volgende Facebook uit Nederland komt. Waarom zouden we dat niet met zijn allen kunnen bewerkstelligen?’ Het gesprek gaat over de ambitie van de Nederlandse overheid om van dit land een ‘hotspot’ van innovatieve start-ups te maken. Om meer buitenlandse start-ups en investeerders aan te trekken, werd eind vorig jaar een platform opgericht, StartupDelta. Binnen dit nieuwe initiatief werken het ministerie van Economische Zaken en de gemeente Amsterdam samen met kennisinstellingen, financiers, grote bedrijven en andere start-ups. Het platform wordt geleid door oud-Eurocommissaris Neelie Kroes en is gevestigd in Amsterdam. Dik 120 kilometer zuidelijker spuit Maas enthousiast zijn eigen ideeën over het onderwerp. ‘Ik geloof niet in subsidies, die maken mensen maar lui. Er zijn andere manieren om onder­

SPRAAKMAKEND ‘Jong is het nieuwe oud. Vroeger gingen mensen naar oude grijsaards voor goede raad. Tegenwoordig leer ik het meest van jonge gasten van zeventien, achttien jaar oud, die in de digitale wereld zijn opgegroeid.’ ‘Start-ups zijn als jonge plantjes die je moet beschermen. Pas als ze groot zijn, ga je oogsten; niet als ze amper nog bladeren hebben.’ ‘Brainport Eindhoven is een mooie regio voor innovatief ondernemerschap: er is veel techno­ logische kennis aan de TU/e en Fontys. Tilburg biedt ook kennis op het gebied van data science en econo­metrie. Daarnaast is Eindhoven ook nog een van de bekendste designsteden ter wereld.’

nemers financieel te steunen. In de VS was New York op het gebied van start-ups lange tijd een ondergeschoven kindje: alles gebeurde aan de West Coast. New York heeft toen echter een speciale zone voor start-ups ingericht, waar de eerste jaren geen belasting wordt geïnd. Dat werkte. Ik heb dat plan ook voorgesteld aan minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën toen die in november de campus van de TU/e bezocht. Waarom gebruiken we niet een deel van Eindhoven als vestigingszone voor start-ups? Daar hoeft geen geld naartoe, maar dan wordt er ook geen belasting geheven. Zo geef je start-ups de kans om het maximale eruit te halen en het kost je als overheid niets, maar het levert wel werkgelegenheid op.’ Dijsselbloem reageerde niet direct dolenthousiast. Toch moet er snel iets gebeuren, voordat alle succes­ volle start-ups Nederland verlaten, waarschuwt Maas. ‘Het vinden van ‘seed capital’, kleine bedragen om iets op te starten, is in Nederland niet moeilijk. Maar zodra je hebt bewezen dat je idee werkt, is er een veel grotere investering nodig. Zeker als je een internationaal opererend bedrijf wilt opzetten. In de VS zijn meer durfkapitalisten die grote bedragen willen neerleggen, maar ze vragen vervolgens wel of de start-up bereid is te verhuizen naar de VS. Ik zie dat voortdurend gebeuren, onlangs nog bij de Eindhovense start-up Shapeways.’

‘Subsidies maken mensen maar lui’ Om veelbelovende start-ups in Nederland te houden, zouden pensioenfondsen aangesproken kunnen worden op hun investeringsgedrag, stelt Maas voor. ‘De Nederlandse pensioenfondsen beleggen nu meer dan negentig procent van het geld in het buitenland, waaronder ook in ‘venture capitalist’-fondsen in de Verenigde Staten. Laten we opstaan en een deel van dat geld in Nederland investeren. Dat geeft het innovatieve ondernemerschap hier een stevige duw.’ Geld geïnvesteerd in innovatief ondernemerschap verdient zichzelf uiteindelijk dubbel en dwars terug, is de overtuiging van Maas. Succesvolle bedrijven zorgen voor werkgelegenheid, en - op de langere termijn - voor nog meer bedrijvigheid. ‘Kijk naar Stockholm, daar hebben ze recentelijk een paar heel grote exits (overnames, red.) gehad: Spotify, Mojang, Skype, allemaal overnames


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Loopbaan MARIJN MAAS Marijn Maas (1979) studeerde Internationale Bedrijfskunde aan de Universiteit van Maastricht, maar rondde zijn studie niet af. Al als 19-jarige student startte hij in 1999 samen met zijn partner Frank Sanders de online telecomwinkel Typhone. Het was de eerste webwinkel in Nederland die mobiele telefoons verkocht. De onder­neming groeide uit tot een succesvol internetbedrijf, dat in 2008 werd overgenomen door The Phone House.

waarmee miljarden gemoeid waren. Mensen uit die bedrijven worden rijk en gaan hun geld weer investeren in nieuwe start-ups. Het geld wordt zo rondgepompt en er ontstaat een ecosysteem dat zichzelf in stand houdt. Dát wil je voor elkaar krijgen en dat lukt niet met wat subsidiegeld.’ Dat ecosysteem, waarin innovatief ondernemerschap goed gedijt, is natuurlijk niet enkel een kwestie van een openstaande geldkraan. Ook een inspirerende omgeving, waarin mensen met frisse ideeën elkaar voortdurend ontmoeten en inspireren, is essentieel om start-ups een duw in de rug te geven. ‘Start-ups moeten goedkoop kunnen huren, maar hun medewerkers moeten ook terecht kunnen in een inspirerende koffietent, waarvan iedereen weet dat die nog om een uur ‘s nachts open is. Juist op die plaatsen bloeien jonge bedrijven op - plekken waar ze van alles met elkaar kunnen delen. Samen met het bedrijf Gamehouse hebben wij daarom eind maart de eerste borrelbijeenkomst georganiseerd voor start-ups die werken op het snijvlak van internet en creativiteit. Dat gebeurt in deze regio nog veel te weinig, er is geen centrale ontmoetingsplek, althans niet op mijn vakgebied. In Silicon Valley zijn er allerlei clubs, borrels en feestjes waar ondernemers elkaar ontmoeten. Wij zouden ook een geografisch

‘Eindhoven en Amsterdam moeten intensiever samenwerken’

In de jaren hierna zette het duo zes verschillende webmarketing-bedrijven op: Blue Mango Inter­ active, SourceRepublic, Fresh Fruit Digital, FLXone, Blossom en Withlocals. Sinds 2011 zijn deze bedrijven onder­gebracht bij de Greenhouse Group in Eindhoven. In samenwerking met regionale onderwijs­ instellingen investeert de Greenhouse Group in innovatieve internetstart-ups.

gebied kunnen aanwijzen waar zulke dingen gebeuren.’ Daarbij denkt Maas overigens nadrukkelijk over de grenzen van Brainport Eindhoven heen. Als het aan hem ligt, gaan Eindhoven en Amsterdam veel intensiever samenwerken om Nederland op de kaart te zetten als start-up-regio. ‘Laten we wel wezen, de afstand tussen Eindhoven en Amsterdam is net zo groot als tussen de ene hoek van Silicon Valley en de andere. Elke regio heeft zijn eigen specialiteit: Amsterdam is sterk op het gebied van financiële en marketing start-ups, Eindhoven kent meer technisch gedreven ondernemingen. We moeten de juiste kennisinstellingen koppelen aan de juiste bedrijven en vervolgens als een eenheid naar buiten treden, eventueel ook met Enschede erbij. Dat maakt Nederland veel interessanter voor investeerders.’ Aan zijn studie Internationale Bedrijfskunde in Maastricht gaf Maas, na acht jaar ingeschreven te hebben gestaan als student, uiteindelijk de brui. Een academische studie bleek jammer genoeg slecht te combineren met het runnen van een snel groeiende eigen onderneming. Hij twijfelt even over de vraag of meer aandacht voor ondernemerschap in het curriculum hem bij de les zou hebben gehouden.


3TU. School for Technological Design

STAN ACKERMANS INSTITUTE

Op zoek naar een innovatieve oplossing voor een technisch en/of logistiek vraagstuk binnen uw organisatie? Doe een beroep op de expertise van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute.

Resultaten boeken met innovatieve oplossingen Wordt uw organisatie geconfronteerd met een uitdagend technisch of logistiek vraagstuk dat opgelost moet worden? Dan is een Professional Doctorate in Engineering (PDEng) trainee of technologisch ontwerper van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute (3TU.SAI) voor u een aantrekkelijke optie. Over ons 3TU.SAI verzorgt tweejarige post-master technologische ontwerpersopleidingen die leiden tot een Professional Doctorate in Engineering (PDEng) graad. Het instituut is een samenwerkingsverband van de Technische Universiteit Delft, de Technische Universiteit Eindhoven en Universiteit Twente. Resultaten In het tweede jaar van de opleiding voert de PDEng trainee een ontwerpopdracht uit, zowel voor als binnen het bedrijfsleven. De PDEng trainee wordt daarbij uiteraard begeleid door universitaire experts van 3TU.SAI. Dankzij hun vooropleiding als .... ingenieur en de aanvullende scholing binnen de ontwerpersopleidingen zijn onze PDEng traineess uitstekend in staat een technologisch vraagstuk in goed overleg met u als opdrachtgever zelfstandig op te lossen. Programma’s en tracks Voor een compleet overzicht van de programma’s en tracks aangeboden door 3TU.SAI, zie www.3tu.nl/programmes. Voor een brochure of meer informatie kunt u contact opnemen met 3TU.SAI, 040 - 247 2452 of sai@3tu.nl. www.3tu.nl/sai/corporate


13

kopstuk/

‘Dat zou best kunnen’, zegt hij aarzelend, ‘als er meer vakken waren geweest richting de praktijk, misschien...’ Hij kijkt er bedenkelijk bij. Dan vervolgt hij bevlogen: ‘Opleidingen zouden meer Nederlandse succesverhalen bij hun onderwijs moeten betrekken. Denk aan Booking.com, dat is wereldwijd één van de grootste digitale succesverhalen, maar we vieren het hier veel te weinig. Nodig die mensen uit op de universiteit, laat ze lezingen geven en studenten inspireren!’ Om Nederland om te vormen tot een start-up-zone zou het onderwijs sowieso meer gericht mogen zijn op ondernemer­ schap dan nu het geval is, vindt Maas. ‘Studenten moeten niet alleen naar de wetenschap kijken, maar ook naar het ondernemerschap. Waarom is het in de VS doodnormaal om na een faillissement verder te gaan, terwijl je Nederland dan met de nek wordt aangekeken? Dat is een cliché, ik weet het, maar wél waar. Scholing kan zorgen voor een andere mentaliteit en voor een hogere kwaliteit van nieuwe ideeën.’ Zelf geeft hij niet de indruk dat wat voor onderwijs dan ook hem van zijn pad had kunnen leiden. Een flinke portie eigenzinnigheid komt jonge ondernemers waarschijnlijk minstens zo goed van pas als een workshop ondernemerschap. Over zijn advies voor jongeren die zijn spoor willen volgen, aarzelt hij geen moment: ‘Ten eerste, ten tweede en ook ten derde: doe iets wat je leuk vindt en waar je passie ligt. En verder: doe! Het enige verschil tussen ondernemers en niet-ondernemers, is dat onder­nemers doen. Durf op je bek te gaan. Ga ervoor en doe het gewoon. Ga niet ondernemen om rijk te worden, maar omdat je een probleem ziet dat je wilt oplossen, omdat je een visie hebt. Ik heb niets tegen geld hoor, maar dat komt vanzelf als je bedrijf succesvol is. Ik geloof er heilig in dat als je alleen maar geld achterna rent, het vaak toch niet lukt. Je moet het verschil willen maken.’

nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de


14 15

alumni/

Tekst Judith van Gaal en Freke Sens Foto’S Bart van Overbeeke en privé-archieven

Bye bye Bunker Een biertje pakken in de AOR, uit je dak gaan bij optredens, eten in de Mensa. Welke student vertoefde niet uren in de Bunker tijdens z’n studie? De betonnen kolos is nu nog eigendom van de TU/e, maar wordt afgestoten nadat het gebouw Potentiaal na de verbouwing eind 2016 is opgeleverd. Een trip down memory lane.


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de


16 17

alumni/

Hage de Voogd (62) maakte de beginjaren van de Bunker mee. Tussen 1970 en 1977 zag hij het gebouw uitgroeien van studentensoos tot verzamelplaats van allerlei mensen.

B

Bouwkunde-alumnus De Voogd herinnert zich de jaren zeventig als een mooie, roerige tijd. ‘Als student stond je los van de maatschappij. Veel studenten stonden pas tegen twaalven op om aan het einde van de middag alweer naar de Bunker te gaan. Eten in de Mensa, tafelvoetballen in de AOR en daar de hele avond aan de bar blijven hangen.’ Bij de Bunker vond je destijds een bonte verzameling van volkswagenbusjes en lelijke eendjes. ‘Er was nog geen apk-keuring, dus veel studenten kochten voor 200 gulden hun eigen autootje. Mensen reden regelmatig stomdronken naar huis.’

In de eerste jaren was de Bunker een echte studentensoos, maar al gauw kwamen er ook bezoekers van buiten. Die kwamen af op de ‘superfeesten’ in de AOR en op het eten in de Mensa. ‘Vooral in de Mensa trof je mensen van allerlei pluimage. Zo zat ik op een dag ineens tegenover mijn voormalige leraar Frans.’ Het eten in de Mensa was volgens De Voogd niet van geweldige kwaliteit. ‘Als het echt niet te vreten was, volgde een kakafonie van slaande lepels als protest. Diezelfde lepels zijn ook eens gebruikt om andijviestamp door de zaal te lanceren.’

De Voogd was van protestantse huize, dus het lidmaatschap van SSRE lag voor de hand. ‘Maar ik voelde me meer thuis in het algemene gedeelte.’ De groep ongebonden studenten mengde niet altijd even goed met de rest. ‘Vooral de kakkers van het E.S.C. vormden een aparte club. Als niet-leden mochten wij nooit bij hen naar binnen, behalve als we een leuk uitziende dame meebrachten. Eenmaal binnen probeerden we de boel natuurlijk op stelten te zetten.’

Henk van Heusden (62) stond in de jaren zeventig achter de bar van de AOR. Ook was hij een tijdlang AOR-bedrijfsleider.

V

Van Heusden was in eerste instantie actief in het bestuur van het Reductiekantoor, het postorder­ bedrijfje in de Bunker waar studenten allerlei producten - van pannen tot stereoapparatuur met korting konden bestellen. Vanuit hier rolde hij al gauw in het bestuur van de AOR, waar hij ook als barman actief werd.

Twintig barkeepers zorgden ervoor dat de AOR-bar zeven dagen per week, van vier uur ’s middags tot twee uur ’s nachts bemand was. Regelmatig traden bands op, waaronder populaire groepen als het Britse Magna Carta. ‘Engelse muziekgroepen kwamen graag naar Nederland. Wij boekten ze vaak op maandagavond, als ze het goedkoopst waren. Zij gebruikten de Bunker als try-out voor hun Nederlandse tour.’ Ook waren er tafelvoetbalkampioenschappen, bierdrinkwedstrijden, kaart-, swing- en de befaamde p-avonden waarbij een dame uit de rosse buurt ingehuurd werd voor een


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Huub Wijnen (58), Mensakok (1974-1977): ‘De gekste capriolen om het goedkoop te houden’

O

Op een topdag bereidde hij met drie collega’s maar liefst 1.800 tot 2.200 maaltijden. Huub Wijnen werkte van 1974 tot 1977 in de Mensa en beleefde daar toptijden. Het was zijn eerste baan na de Koksschool. Wijnen had eerder stage gelopen bij de Mensa en solliciteerde vervolgens op een vacature. Hij vond het een groot voordeel dat hij niet in de weekenden hoefde te werken. Hij was dagelijks van 10.00 tot 20.00 uur in de Mensa. Hij lepelt zo de ene na de andere anekdote op. Zo herinnert hij zich de ‘opa’ die elke dag precies om 12.00 uur kwam eten. Donderdag was het altijd extra vol, Wijnen vermoedt omdat er dan nasi of bami op het menu stond. ‘En vrijdag hadden we altijd gebakken vis, dat was toen nog in die katholieke tijd.’

striptease. ‘We hoefden alleen een briefje met ‘p’ op te hangen en dan zat het ’s avonds bomvol.’ Tijdens die evenementen vloeide het bier rijkelijk. Op een gegeven moment had de AOR één van de grootste bieromzetten van het zuiden. Van Heusden: ‘Er gingen wekelijks zo’n dertig fusten doorheen.’

elijks k e w n e g n “Er gi ig fusten zo’n dert een” doorh

Alles moest zo goedkoop mogelijk, vertelt Wijnen. ‘We mochten 1,25 gulden besteden aan ingrediënten en studenten kregen dan voor 2,60 gulden soep, een hoofdgerecht en een toetje.

Wraakactie v oor teveel kerrie in de soep

Tijdens de kerstdagen organiseerden studenten zogeheten Kerst Inns. Groepen minderbedeelde Eindhovenaren konden in de Bunker voor weinig geld eten en naar live muziek luisteren. ‘In twee dagen tijd kwamen dan duizenden mensen over de vloer; van ouwe menskes tot gezinnetjes met kinderen’, aldus Van Heusden. ‘Bij veel studenten leefde destijds de wens iets voor de maatschappij te doen.’ Hij herinnert zich ook de impact van Limburgse studenten. ‘De Limburgers bepaalden doordeweeks grotendeels de sfeer. Omdat ze op vrijdag bijna allemaal naar huis gingen, leefde de AOR in het weekend veel minder.’ Van Heusden vindt niet dat zijn werk in de AOR ten koste ging van

De maaltijden waren van goede kwaliteit, maar we haalden soms de gekste capriolen uit om het goedkoop te houden. Ik weet nog dat ik honderden blikken met friet open moest trekken die we hadden opgekocht. Ik had er pijn van in mijn vingers.’ Hij weet nog goed dat een andere kok per ongeluk teveel kerrie in de soep had gedaan. De studenten namen wraak door de - volle borden als een piramide te stapelen. Als jongste medewerker ‘mocht’ Wijnen de borden opruimen. Na werktijd kookten ze vaak nog apart voor het E.S.C - die wilden niet in de grote zaal mee-eten. Ook maakte het Mensa-personeel tosti’s voor in de AOR - en pakte daar dan nog even een biertje. Ook al is hij er jaren niet meer geweest, Wijnen vindt het ‘gruwelijk jammer’ als de Bunker studentloos raakt. ‘Ik heb daar een supertijd gehad. Niemand had last van ons, de Bunker stond nog helemaal vrij. We hadden altijd leut.’

zijn studie Bouwkunde (1970-1979). ‘Destijds waren we niet bezig met snel afstuderen. Pas vanaf midden jaren zeventig werden studenten meer gedreven. Onze generatie wilde nog vooral veel lol maken.’


18 19

alumni/

Joost (54) en Marjan van den Buijs (56) hielden hun bruiloftsfeest in de AOR-bar. ‘Een heel speciale herinnering rijker’

N

‘Nee, onze relatie is niet in de AOR tot stand gekomen, zo mooi is het verhaal niet...’, laat Joost van den Buijs weten. ‘Ik ben gaan wonen in het studentenhuis waar Marjan al een tijdje zat. De verliefdheid ontstond daar wat later.’ Marjan was weinig in de AOR te vinden, Joost bracht er - zeker de eerste jaren - redelijk wat tijd door. ‘Dat was meestal na het eten in de Mensa. Dan ging ik met vrienden in de AORbenedenbar speciale koffies zoals Irish coffee en Tia Maria drinken. In de AOR-bovenbar kwam ik ook wel eens, ook voor feesten, maar ik kan niet zeggen dat ik daar veel ben geweest. Ik was meer iemand voor het sportcentrum.’ Op woensdag 16 september 1987 studeerden de twee tegelijk af aan de TU/e. Zowel Joost als Marjan studeerde wiskunde, met afstudeer-

richting informatica. Joost: ‘Omdat de familie toch moest komen opdraven, besloten wij ook maar te trouwen op die dag. ‘s Morgens naar het stadhuis, tussen de middag met de hele familie lunchen in de afstudeerzaal in het Hoofdgebouw, ‘s middags naar de afstudeerzitting - gevolgd door een receptie.

oeder Schoonm euken k poetste de voor grondig t de bruilof

We hadden ingeschat dat dat een vermoeiende bezigheid zou worden, dus hadden we het feest pas op zaterdag 19 september gepland. In de toenmalige AOR-bovenbar van de Bunker natuurlijk, waar anders ga je als student heen?

Om zeven uur wierp mijn schoonmoeder een blik op de lokale keuken waar later de hapjes zouden worden gemaakt, pakte een speciaal voor dat doel meegebracht emmertje en poetsdoeken en ging eerst eens grondig poetsen. Ondertussen pakte de rest van de familie de tuinstoelen met parasols uit de berging en maakte die ook schoon. Het werd een beregezellig en groot feest, ongeveer 150 personen waren aanwezig. Voor velen was het de eerste kennismaking met het Eindhovense studentenleven en met de speciale Belgische bieren die daar te krijgen waren. Om kwart voor zeven ‘s morgens gingen we zelf als laatsten weg, een heel speciale herinnering rijker.’

1990>>

1970>>

De eerste tekeningen van de Bunker dateren van 1966 en in 1970 stond het gebouw er. Het architectenbureau Maaskant, Van Dommelen, Kroos en Senf heeft de betonnen kolos ontworpen. De studentenverenigingen het E.S.C, SSRE en Demos werden de eerste bewoners en het gebouw bood ook onderdak aan de Mensa en de AOR, de Algemene OntmoetingsRuimte.

De drie studentenverenigingen stonden aan de wieg van café/ discotheek de AOR in 1964, toen zij een gezamenlijke ontmoetingsplek voor studenten wilden creëren. De eerste zes jaar zat de AOR nog in de binnenstad. Het werd al snel druk in het studentencafé. Het bier vloeide rijkelijk - zo rijkelijk dat er melktanks werden overgenomen van Campina die werden omgebouwd tot biertanks. In 1981 werden vier duizendliter

tanks geplaatst, die studenten als koeien beschilderden en omdoopten tot Marta 1, Berta 2, Drika 3 en Klara 4. Een grappige anekdote uit die tijd is dat de Red Hot Chili Peppers optraden op 18 februari 1988 in de Effenaar. De leden van de toen nog relatief onbekende band uit LA wilden na het optreden een biertje drinken in de AOR. Ze werden daar echter geweigerd


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Gudule Martens (49) bracht tussen 1983 en 1990 veel avonden door in de Bunker. ‘Het was een plek waar alles kon.’

T

‘Toen ik net studeerde, waren er problemen met de studiefinanciering waardoor studenten met een volledige beurs een tijdje geen geld kregen’, herinnert de Bouwkunde-alumna zich. ‘In die periode aten we in de Mensa met z’n drieën van één kaart. We verdeelden soep, vlees en toetje; pasta, aardappelen en groente mocht je onbeperkt bijvullen. Met drie man kon je zo prima eten van één kaart.’ Ze vindt niet dat de Bunker een mannen­ bolwerk was. ‘In het jaar dat ik ging studeren, hadden zich relatief veel vrouwen aangemeld. De mannen waren helemaal gelukkig. Het totaal aantal vrouwelijke studenten bedroeg overigens nog maar vijf procent hoor. Dus het was voor ons wel makkelijk aan gratis bier te komen in de AOR.’

Martens herinnert zich een nacht waarin studenten op het idee kwamen te gaan kerstboomkoppen. ‘Dat eindigde met gaten in hoofden en een hoop bloed. Gelukkig was de Eerste Hulp van het Diaconessenhuis op kruipafstand.’ Ook vond in die jaren het beruchte optreden van meidengroep Centerfold plaats. ‘Dat was een compleet gekkenhuis. De gehuurde dranghekken waren letterlijk om de portiers heen gevouwen.

controle kregen.’ In de AOR zag Martens ooit met eigen ogen hoe een slinger kakkerlakken via de bar over de kolommen omhoog marcheerde. Martens, inmiddels als architect werkzaam, heeft de Bunker nooit een mooi gebouw gevonden. ‘Maar dat gewaagde, niet-traditionele paste wel bij Eindhoven en de TU/e. Bovendien was het een plek waar alles kon. Met name in de AOR, het is idioot dat die ooit dichtgegaan is.’

‘Het niet -tradit paste wel ionele bij Eindhove n en de TU /e’ De hygiënische omstandigheden in de Bunker waren niet optimaal. ‘Het was er donker, vochtig en vies. Ik heb altijd gedacht dat de Mensa sloot omdat ze het kakkerlakkenprobleem niet onder

2000 >> door de portier omdat ze geen studentenkaart hadden en hij de groep niet kende. Begin jaren negentig draaide de AOR enorme omzetten. Na de Efteling zou het studentencafé op de tweede plaats hebben gestaan op de lijst van afnemers van Dommelsch bier. Bekende artiesten vonden hun weg naar de AOR. Zo traden onder anderen Herman Brood, Youp van ’t Hek, De Dijk en Doe Maar

op. De studenten kregen het echter steeds drukker met bijbaantjes, sporten en andere activiteiten en de toeloop naar de Bunker liep terug. Ook richtte het Stratumseind zich steeds meer op studenten. In 2005 sloot de AOR definitief haar deuren. De Mensa ging al eerder dicht, in 2000. De studentencultuurverenigingen vestigden zich in 2007 in het pand aan de Kennedylaan. Het E.S.C. zit inmiddels in het centrum van

Eindhoven en ook SSRE en Demos willen naar de stad. Voor de cultuurverenigingen wordt gekeken waar ze in het verbouwde Potentiaal terecht kunnen. Als rond de oplevering van Potentiaal (planning eind 2016) die verenigingen daar zitten, bekijkt de TU/e wat er met de Bunker gaat gebeuren.


20

alumni/

Miels van Schaik (37) was vanaf 1997 dj in de AOR. ‘Ik kon nooit genoeg krijgen van het uitzicht op een menigte die uit z’n dak ging.’

G

‘Geen donderdag ging voorbij zonder een bezoekje aan de AOR’, vertelt Van Schaik. ‘Bij een sportvereniging ontmoette ik bovendien Bommel, die als portier werkte bij de AOR. Iedereen had daar een bijnaam, vaak kende je niet eens iemands echte naam. Na een avondje doorzakken mochten we een keer blijven hangen toen de klanten naar buiten werden gewerkt, waarbij ik aan de praat raakte met dj’s Mars en Muis. Toen bleek dat er een vacature was voor een dj. Al jaren interesseerde ik mij voor muziek en draaien leek mij geweldig. Ik had dan wel geen ervaring, maar dat bleek geen probleem. Niet veel later had ik mijn sollicitatiegesprek. Ik weet nog goed wat ik antwoordde op de vraag waarom ik dj wilde worden: ‘Wat is er

Els van Oosten (32) bracht tussen 2001 en 2008 veel tijd door in de sociëteit van Eindhovens Studenten Corps (E.S.C). Die was toen nog in de Bunker gevestigd.

O

Ook in de jaren nul gold dat alles kon in de Bunker. ‘Er kon niks kapot. Daar werd dankbaar gebruik van gemaakt’, vertelt Van Oosten - die Bouwkunde heeft gedaan en de master Technologie en Beleid. Zo hing in de sociëteit van het E.S.C een houten wijnvat aan een haak in het plafond. ‘Dat vat werd regelmatig met mensen erin opgetakeld en door de sociëteit heen geslingerd.’ Tijdens haar bestuursjaar was ze eens een week bezig met het verwijderen van hooi uit de E.S.C-ruimte. ‘Het was traditie dat het vorige bestuur een feest organiseerde met als doel de sociëteit zo vies mogelijk achter te laten.’ Dat jaar werd een boerenfeest gehouden. ‘Toen wij het hooi na afloop in de open haard verbrandden, stonden al gauw politie en

nou mooier dan zo’n belangrijke bijdrage leveren aan een leuke avond voor zoveel mensen?’.’ Van Schaik mocht vanaf januari 1997 als dj aan de slag. ‘Ik kon al snel terecht op de meest gewilde plek; de donderdag­avond in de hoofdbar. Iedere week was ik verantwoordelijk voor de muziek in een zaal waar een kleine duizend man in stond. Ik was bloednerveus. Het was hard werken, maar als de avond eenmaal op gang kwam, was het genieten. Dat af en toe een cd-speler oversloeg of het licht eruit klapte, deed er niet toe. Dat was ook de charme.’ ‘Ik heb me zo jaren prima geamuseerd. Ik heb nooit genoeg kunnen krijgen van het uitzicht op een menigte die uit z’n dak ging. Sowieso was geen enkele donderdag saai, maar er waren wel donderdagen die er bovenuit staken. Zo werden er geregeld dj’s ingehuurd. Zij draaiden meestal van 1 tot 3, waarna ik het af mocht maken tot 4 uur of later. Zo heb ik Lady Aïda, Armana,

Astrid, Barthezz, Erick E, DJ Jurgen, Michel de Heij en Ronald Molendijk ‘in mijn voorprogramma’ gehad. De beste herinneringen heb ik aan stampvolle zalen zoals tijdens de Intro, zeker wanneer ik daar mijn eigen stijl mocht draaien. In het begin was dat populaire house en dat ging later via trance richting techno.’

‘Ik had La en DJ Jurg dy Aïda en ‘voorprog in mijn ramma’ staan’

brandweer aan de deur omdat de hele Kennedylaan vol rook hing.’

bonkie-muziek. Voor het E.S.C-barpersoneel was dat soms een beetje eng.’

Ze herinnert zich bestormingen door studenten­ verenigingen uit andere steden. ‘Dan probeerde honderd man onze sociëteit binnen te vallen om attributen te stelen. Op die momenten functioneerde de Bunker echt als bunker.’ Ook werd de E.S.C-sociëteit in het weekend verhuurd aan externe partijen. ‘Dat resulteerde vaak in feesten met kale mannen en bonkie-

Van Oosten kan zich nóg de geur van het gebouw voor de geest halen. ‘Er hing zo’n typische kroeglucht; een combinatie van houten vloeren en bier.’ Die onvrede resulteerde uiteindelijk in de verhuizing van de E.S.C-sociëteit naar de Ten Hagenstraat in de stad.

‘Ik ruikóg: rn die geu loeren v houten ier’ en b


3

NUMMERS VOOR

10

Ga naar www.newscientist/ slash

New Scientist verandert je kijk op de wereld met fascinerende ideeën uit de wetenschap. Het van oorsprong Engelse magazine is het grootste weekblad ter wereld op het gebied van wetenschap en technologie. De Nederlandstalige editie verschijnt maandelijks met diepgaande achtergrondartikelen en opinie. Het combineert de beste internationale artikelen met eigen kopij, waarin de focus ligt op Nederlands en Belgisch toponderzoek.

Ideeën die de wereld veranderen


22 23

achtergrond/

Tekst Han Konings Foto’S Bart van Overbeeke

Vertrekkend rector magnificus Hans van Duijn:

‘In een fusie Delft-Eindhoven zag ik niets’

Hij is de langstzittende rector van de TU/e en in de tien jaar dat Hans van Duijn aan het roer stond, heeft de universiteit turbulente veranderingen doorgemaakt. Tijd voor rust en reflectie is er in onderwijsland eigenlijk nauwelijks, zo erkent hij. De afgelopen jaren heeft hij leiding gegeven aan twee majeure onderwijsprojecten die tot doel hebben de ingenieurs van de toekomst op te leiden. Tijdens de dies natalis op 30 april draagt hij het stokje over aan zijn opvolger Frank Baaijens.

B

ij zijn aantreden als rector magnificus op 1 april 2005 pleitte Van Duijn voor rust in de academische wereld en op zijn universiteit. De veranderingen die elkaar maar bléven opvolgen, bezorgden volgens hem de studenten en staf teveel gedoe. In de vijf jaar daarvoor had de alumnus Tech­ nische Natuurkunde zelf overigens ook niet stilgezeten. Als pas aangestelde hoogleraar Toepaste Analyse werd hij, na amper vier jaar in dienst te zijn geweest, decaan van de faculteit Wiskunde en Informatica. Een jaar later schoof hij door naar het rectoraat. De jaren daarvoor had hij zijn promotie gedaan in Leiden en was hij werkzaam geweest in Delft en bij het Amsterdamse Centrum voor Wiskunde en Informatica. Want van de wiskunde was hij tijdens zijn opleiding aan de TU/e zeer gecharmeerd geraakt en zelfs tijdens zijn rectoraat doceert hij het nog. Bij zijn aantreden stuitte Van Duijn naar eigen zeggen op een zorgelijke situatie bij bepaalde

opleidingen. ‘Ze trokken weinig studenten, kenden een hoge uitval en de studenten die doorgingen, deden er ontzettend lang over’, aldus Van Duijn. ‘Ik was oprecht bang dat het ministerie zou zeggen dat bepaalde kleine opleidingen maar samengevoegd moesten worden. We moesten ons als universiteit moderniseren, en de studenten moesten hun studiegedrag aanpassen.’

‘Ik was bang dat we door de bodem zouden zakken’ Met een pittig interview in universiteitsblad Cursor en tijdens zijn rede bij de opening van het nieuwe academisch jaar gooide Van Duijn de knuppel in hoenderhok. ‘Dat moest ik doen, want ik was echt bang dat we door de bodem zouden zakken. Het duurde toch nog even

voordat het besef doorbrak. Sommige mensen vonden het allemaal het bewijs dat we gewoon moeilijke opleidingen aanboden. Van mijn kritiek op het beroerde niveau van de wiskunde werden sommige opleidingendirecteuren witheet. Maar ik was er stellig van overtuigd dat ons hele onderwijs stevig opgeschud moest worden.’


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

‘Ik hoop dat de campus levendiger wordt’

ook de Graduate School van start. Hieronder valt al het onderwijs dat wordt aangeboden na de bachelor, dus naast de masters ook de ontwerpopleidingen en promotietrajecten. ‘Op een snelle invoering van het Bachelor College hebben we destijds veel druk gezet’, vertelt Van Duijn. ‘Samen met hoogleraar Lex Lemmens, die later dean is geworden van het Bachelor College, hebben we er de vaart in gezet, want anders zou er zo weer een jaar verloren gaan. Voor mij en voor de organisatie was Lex bij de uitvoering van dit proces goud waard. Als dean is hij verantwoordelijk voor de vijf basisvakken die aan alle studenten worden gegeven en hij kijkt bijvoorbeeld ook of en in welke mate gebruik gemaakt wordt van de keuzeruimte in het curriculum.’

‘Veel tijd in je studie steken valt voor mij niet onder de term ‘schools’’ Van Duijn noemt het - terugkijkend op de invoering - ‘een spannende periode, want het was best een risico om met zo’n ingrijpende operatie aan de slag te gaan. Onze vraag was: gaat het lukken? En daarna moesten we afwachten of het ook ging werken en of het zou aanslaan. Gaan de studenten met dit model beter studeren en kunnen onze docenten die verandering aan, want we vragen nogal wat van ze. Ze moesten hun vak ombouwen en aan de slag met bijvoorbeeld tussentoetsen en clickers.’

Hard werken en de inzet van taskforces en veel medewerkers maakten het mogelijk om in september 2012 een nieuw onderwijsmodel in te voeren: het Bachelor College. Dat moest de student meer keuzevrijheid bieden en op die manier de opleidingen ook aantrekkelijker maken voor meisjes. In het komende collegejaar gaat

Werd daarmee het onderwijs niet te schools? ‘Die kritiek kregen we wel eens van de betere studenten, die relatief gemakkelijk door hun studie rollen en er ook nog een boel naast doen. Maar grosso modo hebben denk ik veel studenten er baat bij. En gewoon veel tijd in je studie steken, valt voor mij niet onder de noemer ‘schools’. Zelf ondervond ik ook dat het niet meevalt om een tussentoets te maken. Daar moet je ingroeien. Maar daarbij moeten we wel in de gaten houden dat de werkdruk

voor onze medewerkers niet te groot wordt. Want we vragen veel van ze.’ Een ander groot project dat Van Duijn zeker niet onbenoemd wil laten en dat ook veel tijd en energie kostte, was de Instellingstoets die door OCW verplicht werd gesteld. Hiermee moest het bestuur laten zien in control te zijn. ‘In 2013 hebben we daar met man en macht aan gewerkt om die toets met een goed resultaat af te sluiten en het was voor ons soms ook een eyeopener. Er is zoveel veranderd in de buitenwereld qua wetgeving, eisen voor tentaminering en nog andere zaken. Heel die operatie kwam bovenop alles waar we al mee bezig waren. Dat maakte het wel zwaar.’ Wat vindt Van Duijn van de kritiek op het volgens sommigen doorgeslagen rendementsdenken op universiteiten? ‘Het is waar dat we in de academische wereld zaken tegenwoordig graag cijfermatig benaderen. Kijk naar prestatie­ afspraken die universiteiten hebben moeten maken met het ministerie van OCW. Dat is blijkbaar de tijdsgeest en daar moet je het dan toch mee doen. Aan onze universiteit zitten we er, denk ik, netjes tussenin. We geven kleinschalig onderwijs met een goede verhouding in het aantal studenten op een docent. Als ik met onze studenten praat, heb ik niet de indruk dat ze heel erg bezig zijn met wat in Amsterdam (de bezetting van het Bungehuis en het Maagdenhuis door UvA-studenten om meer inspraak af te dwingen, red.) gebeurt. Wij praten ook met grote regelmaat met onze studenten, zeker als het om ingrijpende aanpassingen gaat die hen betreffen. Dat we hier niet heel grote opleidingen als rechten of psychologie hebben, helpt natuurlijk, maar bij ons zit zeker ook nog ruimte voor groei.’ Als rector is hij vanzelfsprekend ook verantwoordelijk voor het onderzoek. Is hij tevreden over de ontwikkelingen op dat vlak? ‘Wat dat betreft was Kerst 2013 echt een topjaar voor me. We hebben toen Jan Mengelers, die topman was bij TNO, binnengehaald als nieuwe voorzitter, enorm goed gescoord bij het Zwaartekrachtprogramma van NWO en we gingen van start met ons Impulsprogramma, waarmee we in


24 25

achtergrond/

samenwerking met het bedrijfsleven 250 extra promotieplaatsen creëren. Dat was allemaal zo goed in balans. DIFFER opent na de vakantie de deuren hier op de campus en we hebben het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen van hoogleraar Bert Meijer opgezet. Daar ben ik trots op, maar je moet het wel voortdurend in de gaten houden, anders ontglipt het je.’

‘Beide Raden van Toezicht, die er zeer bedrijfsmatig inzaten, waren daar erg van gecharmeerd en er is heel serieus naar de mogelijkheid gekeken. Maar ik vond dat niet kunnen. Twee instellingen die zo ongelijk waren qua omvang en met dezelfde aandachtsgebieden. Ik wilde dat niet voor mijn rekening nemen’, zegt hij breed glimlachend.

De samenwerking met Delft en Twente kreeg tijdens zijn rectoraat ook een steviger fundament. ‘Binnen de 3TU Federatie die in 2007 ontstond, hebben we gezamenlijk veel weten te bereiken en daar ook financiële ondersteuning voor ontvangen van OCW. De lijntjes tussen de drie instellingen zijn kort en we stemmen goed af wie wat doet en of we elkaar op bepaalde gebieden kunnen aanvullen en versterken.’

‘We zijn echt niet aan het toewerken naar een grote Brabantse universiteit’

Tussen neus lippen door vertelt Van Duijn dat rond de tijd van het vertrek van voorzitter Amandus Lundqvist in april 2010 een fusie tussen Delft en Eindhoven heel dichtbij was.

Op dit moment beschouwt hij de Universiteit Utrecht en het bijbehorend academisch zieken­ huis als de belangrijkste universitaire partners voor de TU/e. ‘Op zeker vijf onderzoekslijnen zijn we gezamenlijk actief en voor de toekomst zie ik daar heel mooie kansen liggen.’

Vorig jaar maakte Van Duijn nog bekend dat de TU/e samen met de Tilburg University in 2016 een Graduate School voor Big Data & Entrepreneurship wil opzetten in Den Bosch. Zien we in de toekomst meer van dit soort gezamenlijke projecten? ‘Als je op bepaalde gebieden, zoals Big Data, complementair bent qua onderwijs en onderzoek heb je volgens mij goud in handen. In dit geval met Tilburg is dat zo. We moeten er wel voor waken om dit initiatief niet te bestuurlijk op te tuigen. Op de Chemelot Campus in Heerlen werken we overigens ook al samen met Maastricht. Verder staat er op dit moment niets vergelijkbaars op stapel. We zijn echt niet aan het toewerken naar één grote Brabantse universiteit, hoor.’ Een vraag mag natuurlijk niet ontbreken, nu eind vorig jaar het TU/e DNA-boek werd gepubliceerd. Waaruit bestaat voor hem dat DNA? ‘De zorg voor kwaliteit en de zorg voor onze opleidingen. Dat is ook iets dat we nooit ter discussie stellen. Kijk maar hoe zorgvuldig we omgaan met

Alumnus aan het roer als nieuwe rector Hoogleraar Frank Baaijens (1958) neemt op 30 april het stokje over van Hans van Duijn. Hij beschouwt het als een groot voorrecht om rector te worden aan de universiteit waar hij ooit afstudeerde en promoveerde. ‘Dit is een prachtige universiteit met zeer gemotiveerde en betrokken studenten en medewerkers. Voor mij is het een geweldige uitdaging om de TU/e de komende jaren zodanig vorm te geven en te positioneren dat jongeren graag bij ons komen studeren en dat de beste onderzoekers, docenten en staf bij ons willen werken.’ De gestage groei van de bacheloropleidingen is volgens hem goed voor de universiteit, maar vooral ook voor de samenleving. ‘Er is een enorme behoefte aan goed opgeleide ingenieurs. De TU/e biedt uitstekende opleidingen, kijk maar naar de evaluaties in de jaarlijkse Elsevier-enquête. Intensief contact tussen onderzoeker/docent en student en verwevenheid met onderzoek staan hierbij centraal. Die snelle groei van het studentenaantal gecombineerd met de grote veranderingen in ons onderwijsmodel, geeft wel aanleiding tot een hoge werkdruk. Naast de persoonlijke gevolgen hiervan, moeten we ook oppassen dat de intensiteit en kwaliteit van ons onderzoek daar niet onder gaat lijden. Zeker nu de competitie voor de schaarser wordende middelen daarvoor ontegenzeggelijk intenser wordt. De hoge kwaliteit van ons onderwijs is namelijk onlosmakelijk verbonden met ons uitstekende onderzoek en de daaraan gekoppelde infrastructuur.’


Advertentie

nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

automotive.tuwien.ac.at

benoemingen. Daarnaast de integratie van onze instelling in Brainport. De korte lijntjes tussen docent en student en tussen staf en bestuur. Dat zie je ook terug in het loopbruggenstelsel. Nieuw is dat we ook steeds internationaler worden, zowel qua staf als studenten en promovendi. Dat was tien jaar geleden heel anders. Ik hoop dat ook de campus levendiger wordt, met ook na zes uur nog veel activiteit. De permanente bewoning gaat daar hopelijk voor zorgen.’ Na het neerleggen van zijn rectoraat blijft Van Duijn nog wel actief aan de TU/e. ‘Ik wil weer significant meer tijd steken in mijn onderzoek. Zo ga ik bij de groep van hoogleraar David Smeulders van Werktuigbouwkunde bijdragen leveren op het wiskundig vlak. Ook wachten er nog uitnodigingen van universiteiten in Lyon en Austin, Texas om daar onderwijs te komen verzorgen. En bestuurlijk zal ook nog wel het een en ander op me af komen, maar dat gaat wel op een veel lager pitje.’

Professional MBA Automotive Industry

Ready to speed up your career? CONTENTS • Accounting & Controlling • Management Science • Organizational Behavior & Human Resource Management • Marketing & Competition Strategy • Corporate Finance • European & International Business Law • Managerial Economics • Communication Skills & Social Competence • Process & Quality Management in the Automotive Industry • Automotive Production & Logistics • Master’s Thesis

Fundamenteel onderzoek blijft volgens hem noodzakelijk voor de vernieuwing en ontwikkeling van de onderzoekscompetenties van de TU/e. ‘Naast onze eigen middelen - die relatief beperkt zijn - zijn in het bijzonder NWO en de European Research Council (ERC) de aangewezen bronnen voor de financiering van dit onderzoek. Anderhalf jaar geleden scoorde de TU/e nog uitstekend binnen het Zwaartekrachtprogramma van NWO. Ik vind het ook een goede ontwikkeling dat de van oorsprong op de persoon gerichte programma’s van NWO en ERC nu ook open staan van teams van onderzoekers. De complexiteit van de huidige onderzoeksvragen vereist namelijk samenwerking van onderzoekers over de grenzen van de disciplines heen. Dat is ook iets waar we aan de TU/e goed in zijn.’ Voor het verder aanhalen van de banden met de alumni is hij ook een groot voorstander. ‘Die kunnen geweldige ambassadeurs voor onze universiteit zijn en een bron van inspiratie voor de studenten. Hun loopbanen zijn zeer divers en al die geaccumuleerde ervaring en kennis is van groot nut voor de huidige student. Zo zou het mooi zijn als we een netwerk van ervaren alumni-ondernemers kunnen inzetten bij het coachen van startende TU/e-afgestudeerden.’

MODALITIES 4 semesters, part-time, organized in modules & in English ADMISSION REQUIREMENTS Academic degree & a minimum of 2 years of professional experience INFO SESSIONS April 23, 2015 • 05.00 p.m. • TU Vienna May 28, 2015 • 05.00 p.m. • TU Vienna NEXT PROGRAM START October 22, 2015 APPLICATION DEADLINE July 01, 2015 EUROPEAN UNION European Regional Development Fund

Technische Universität Wien Continuing Education Center Operngasse 11 • A-1040 Wien T +43/(0)1/58801-41701 • automotive@tuwien.ac.at

Apply now!


26 27

OddSpot Tekst Tom Jeltes Beeld Bart van Overbeeke

Computermodellen presteren vaak beter dan experts van vlees en bloed. Zelfs bij taken waar je dat niet zou verwachten, zoals het stellen van medische diagnoses. Op verzoek van de afdeling Dermatologie van het Eindhovense Catharina Ziekenhuis, die wordt overstelpt met bezorgde mensen, ontwikkelde Chris Snijders een app, OddSpot, waarmee je met 90 tot 95 procent zekerheid kunt bepalen of dat verdachte plekje op je huid wellicht slecht nieuws betekent.

Op basis van veertien eenvoudige vragen over jezelf en het bewuste plekje, eventueel aangevuld met een foto, geeft OddSpot de kans dat het gaat om ‘actinische keratose’ of ‘basaalcelcarcinoom’, twee van de meest voorkomende voorstadia van huidkanker.

Volgens Snijders, hoogleraar Sociologie van Techniek en Innovatie aan de TU/e, presteert de app bijna net zo goed als de dermatoloog zelf, en is het veel beter dan de huisarts in staat om de juiste diagnose te stellen.


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

90 procent

zekerheid dat de app OddSpot de juiste diagnose stelt


28 29

VONK/

Waar werd de kiem gelegd voor de liefde voor techniek bij hoogleraren van de TU/e: de Vonk.

Tekst Joep Huiskamp Foto Bart van Overbeeke Illustratie Bettina Speckmann

‘Cartografie vind ik fascinerend’

Wiskunde studeren wilde ze als kind al, hoewel een muziekstudie ook lonkte. Bettina Speckmann (42) legde de basis voor haar wetenschappelijke loopbaan aan de universiteit in haar geboorteplaats Münster, maar trok daarna de wijde wereld in. Na Vancouver en Zürich belandde ze in 2003 in Eindhoven, waar ze sinds 2012 hoogleraar applied geometric algorithms is.

‘Ik kom uit een klassiek academisch gezin: mijn vader is emeritus hoogleraar medicijnen en mijn moeder was huisarts. Binnen mijn familie bestond er geen discussie over studeren en promoveren: dat deed je gewoon. Net als mijn grootvader en vader ging ik naar het Gymnasium Paulinum in Münster, opgericht in 779 en daarmee de oudste zelfstandige middelbare school in Duitsland. Oorspronke­ lijk was het een jongensschool en veel docenten waren nog niet aan meisjes gewend. Een natuurkundeleraar zei me dat ik nooit een hoger cijfer zou kunnen halen dan de beste jongen in de klas. Ik trok me daar niets van aan. Ik kon goed leren en mijn moeder was als hoogopgeleide vrouw een soort rolmodel. De passie voor de wiskunde is aangewakkerd door mijn grootvader. Hij leerde me als kleuter rekenen met houten blokjes en dat vond ik fascinerend. Op de middelbare school kreeg ik wiskunde van een inspirerende lerares. Ze was gepromoveerd en maakte duidelijk dat schoolwiskunde just the beginning was. Ik wilde dus wiskunde studeren, ook al heb ik kort muziek overwogen. Op mijn vierde kreeg ik wat ze in Duitsland musikalische Früherziehung noemen en vanaf mijn twaalfde had ik orgelles. Dat vond ik schitterend.

Later haalde ik een diploma voor kerkmuziek: als parttime organist had ik een goedbetaald studentenbaantje. Als een pastoor of dominee in Münster een organist nodig had voor een mis of bruiloft kreeg ik vaak een telefoontje. Ik hield ook van toneelspelen en vind doceren superleuk. Dat helpt me nu wanneer ik als docent on stage voor het publiek sta. Je verhaal moet informatief en onderhoudend zijn.

‘Ik had al vroeg de ambitie om hoogleraar te worden’ Ik heb in Münster mijn master Wiskunde en een minor Informatica gehaald. Een universitaire baan waarin ik zelf kon bepalen waaraan ik onderzoek wilde doen leek me ideaal. Ik had al vroeg de ambitie om hoog­ leraar te worden, maar je moet natuurlijk zien of je dat ook lukt. Met een beurs van de Studienstiftung kon ik direct na mijn afstuderen voor een jaar naar de University of British Columbia in Vancouver. Daar kreeg

ik het aanbod om te promoveren. Ik ben er vijf jaar gebleven tot ik een postdocpositie aan de ETH in Zürich kreeg. Ik werkte daar in een supergroep en mijn contract zou verlengd worden, toen er in 2003 een mail van Mark de Berg kwam. Hij was als hoog­ leraar algoritmiek aan de TU/e benoemd en was een groep aan het opbouwen. Ik had intussen een relatie met een Nederlandse onderzoeker met wie ik nu getrouwd ben; hij was toen universitair docent in hetzelfde vakgebied en ik pendelde privé al tussen Zwitserland en Utrecht. Ik koos voor een UD-positie aan de TU/e en verruilde de ETH voor Eindhoven. Sinds 2012 heb ik een aanstelling als hoog­ leraar aan de TU/e. Mijn werk richt zich op geometrische algoritmes met toepassingen in veel gebieden. Analyses van geografische data kun je aan de hand van algoritmische methodes visualiseren in kaarten. Cartografie vind ik fascinerend. Het onderwerp waarmee ik destijds de ICT Award won, werd in de media gepopulariseerd tot vogels, voetgangers en voertuigen. Ik werkte namelijk in een groot Europees project met onder andere data over vogeltrek van Amsterdamse onderzoekers.


b.speckmann@tue.nl

nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de


30

VONK/

Op dit moment voer ik onderzoek uit in het kader van mijn Vici-grant. Dat gaat over bewegende objecten, fenomenen die niet goed in één punt te vangen zijn. Tracking data van mensen of auto’s kun je mooi abstraheren door ze als een bewegend punt te definiëren. Maar een aanzwellende orkaan, een veranderende kustlijn, een gletsjer of een rivierbedding zijn moeilijk als één punt te vatten. Het voorspellen van deze geografische patronen is niet mijn expertise: wij werken vooral aan de algoritmes om via de geometrie deze ingewikkelde patronen te herkennen en daar informatie uit te halen. Dat past goed bij data science, maar het geometrische aspect maakt de analyse geheel anders dan bijvoorbeeld data uit bedrijfsprocessen.

Ik wil de komende jaren vooral gebruiken om mijn eigen groep op te bouwen. Die draait puur op externe middelen: studenten in mijn groep worden bekostigd uit de tweedeen derde-geldstroom.

‘Ik zeg nooit nee tegen nieuwe ideeën’ Wanneer alles loopt zoals me dat voor ogen staat, werk ik over tien jaar nog aan de TU/e.

En het loopt op rolletjes. Ik prijs me gelukkig met de goede studenten hier. Collega’s van universiteiten in uithoeken van Duitsland vertellen me dat de getalenteerde studenten daar juist wegtrekken. De technisch geïnteres­ seerde studenten uit het zuiden van Nederland weten ons goed te vinden, al trekken we jammer genoeg nog nauwelijks vrouwen. Mijn prioriteiten liggen bij mijn aio’s. Die zijn heel productief en willen voortdurend nieuwe ideeën met me bespreken. Daar kan ik nooit nee tegen zeggen.’

‘Een aanzwellende orkaan is moeilijk als één punt te vatten’ Ik heb recent een proposal gehonoreerd gekregen voor een onderzoeksproject in het kader van de topsector creative industries. Het gaat om een project van een half miljoen euro waarin we samenwerken met de UvA en OCLC, een organisatie die een enorme databank met bibliotheekgegevens beheert. Daar weet men van miljarden boeken de auteur, titel, uitgever, editie en soms waar en wanneer zo’n boek gebruikt is. Met zulke data kun je fantastische kaarten maken die de verspreiding van boeken en disseminatie van kennis laten zien. We gaan systemen bouwen die algoritmes en visualisatie samenvoegen, waardoor het voor gebruikers mogelijk wordt om sneller diepgaande informatie uit data te krijgen. Groepen detecteren in bewegende objecten. Hoe groter de groep hoe donkerder de kleur.


TU/eXperience Day Zondag 31 mei 2015

Alumni

tue.nl/tuexperience

Your fascination Alumniprogramma:

our connection Lezingen Robotica en Data Science De grote TU/e Alumni Quiz Alumni Forumgesprek Hernieuwde kennismaking met je faculteit

Spannende demo’s en workshops voor kinderen en jongeren


32 33

5x1/

Vergassen van biomassa Door middel van een vergassingsproces kan biomassa, zoals hout of gras, nuttig worden gebruikt als hernieuwbare energiebron. Naarmate het onderzoek naar dit proces vordert, wordt het economisch steeds aantrekkelijker om biomassa te vergassen. De hoop is dan ook dat biomassa op termijn een significante bijdrage kan leveren aan de Nederlandse energieproductie. Remco Lancee richtte zich in zijn promotieonderzoek op het natuurlijke mineraal olivijn, dat als katalysator wordt gebruikt bij het vergassingsproces. Hij onderzocht hoe dit materiaal zich gedraagt en onder welke omstandigheden het materiaal optimaal werkt. Hiervoor maakte hij veel gebruik van XPS (X-ray Photoelectron Spectroscopy), een oppervlaktegevoelige karakteriseringstechniek die snel gedetailleerde informatie geeft over samples.

Zonlicht opslaan in waterstof Zonne-energie vormt een veelbelovend alternatief voor conventionele energiebronnen, maar methoden om efficiĂŤnt gebruik te maken van die zonne-energie zijn nog volop in ontwikkeling. Het is aantrekkelijk om energie uit zonlicht direct om te zetten naar brandstoffen zoals waterstof. Dat kan in een proces dat fotokatalytische watersplitsing wordt genoemd. Yi Zhang maakte zogeheten foto(elektro)katalysatoren om het rendement van dit proces te verhogen. Ze keek hiervoor onder meer naar hoe de lichtabsorptie kan worden bevorderd en de ladingsoverdracht kan worden versneld. Haar onderzoek, waarvoor ze plasmageassisteerde atoomlaagdepositie gebruikte, heeft geleid tot een methode voor waterstofproductie met goedkope en eenvoudige materialen en apparatuur.

5X1 minuut

Slash spitte door de stapel meest recente proef­schriften en lichtte er vijf voor u uit. Dat is in vijf minuten informatie opnemen waar u anders uren aan had ­moeten besteden.


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Vetzuren in een ziek hart Hartfalen is wereldwijd de voornaamste doodsoorzaak. Het hart heeft brandstof nodig om zijn functie als bloedpomp uit te oefenen. In een gezond hart bestaat die brandstof voor het grootste deel uit vetzuren, en in mindere mate uit glucose. Desiree Abdurrachim onderzocht het effect van veranderingen in de verbranding van vetzuren op het functioneren van het hart. Door diabetes aangetaste harten, bijvoorbeeld, zijn vrijwel volledig afhankelijk van vetzuren, en dat hangt samen met een verhoogd risico op hartfalen. Ze ontwikkelde MRI-en MRS(magnetic resonance spectroscopy)-technieken om de hartfunctie en de stofwisseling in levende muizen te kunnen meten. Die technieken zijn vervolgens gebruikt om muizen te onderzoeken met een aangepaste vetzuurstofwisseling.

Onderscheid tussen dood en levend tumorweefsel Bij een nieuwe manier om tumoren door verhitting te behandelen, High Intensity Focussed Ultrasound of HIFU, wordt de temperatuur van de tumor tijdens de behandeling gemeten met MRI. Deze methode, die gebruikmaakt van ultrageluid, heeft voor de patiënt het voordeel dat er niet geopereerd hoeft te worden. Stefanie Hectors onderzocht met welke vormen van MRI succesvol behandeld tumorweefsel onderscheiden kan worden van eventueel overgebleven levend tumorweefsel. Ze keek daarbij vooral naar combinaties van verschillende MRI-scans door middel van clusteringtechnieken. Deze analysemethode kan leiden tot een snellere invoering van HIFU voor de behandeling van kwaadaardige tumoren.

Kunstmembraan voor niercellen De huidige dialyse­ behandeling voor nierpatiënten laat te wensen over. Het gebruik van levende niercellen om het bloed te zuiveren ligt daarom voor de hand. Om cellen levend én functioneel te houden buiten het menselijk lichaam, is echter een kunstmatige omgeving nodig die de natuurlijke omgeving van deze cellen nabootst. Het zogeheten basale membraan waarop deze cellen groeien, is hierbij erg belangrijk. Björne Mollet onderzocht de mogelijkheden om niet-covalente, ofwel supramoleculaire bouwstenen te gebruiken om een synthetisch basaal membraan te maken. Doordat de verbindingen tussen deze bouwstenen reversibel zijn, kun je ze eenvoudig combineren op een manier die gelijkenis vertoont met de opbouw van natuurlijke materialen.


34 28 35

Tekst Monique van de Ven foto Bart van Overbeeke

Beiden rondden aan de TU/e een studie af. De planner koos het pad dat het meest in lijn is met zijn opleiding. De verkenner waagde zich buiten de grenzen van zijn opleiding.

Alarm Op de lagere school hield ik al een spreekbeurt over elektriciteit; ik had zelf schakelingetjes geknutseld om te laten zien hoe dat allemaal werkte. De zolder was tijdens de middelbare school mijn elektronicawerkplaats; het lag er vol oude tv’s, soldeerbouten, noem maar op. Pronkstuk was mijn zelfgebouwde alarmsysteem. Mijn moeder moest met een kartonnen kaartje met aluminiumfolie en een code erin de zolder openmaken. Mijn idee was om elektrotechniek te gaan studeren, totdat begin jaren tachtig de computer in kwam. Mijn oom, een hoge baas bij Philips, bracht in een vakantie de ‘Instructor 50’ mee naar huis. Later kwam hij met de ‘P2000’, die je op een tv kon aansluiten. Dat vond ik het einde. Met programmeren kun je je gedachten nóg sneller in iets omzetten zonder superhandig te hoeven zijn. Mijn eerste eigen computer was een TRS-80 Color Computer - ik voel die duizend gulden nóg in mijn zak branden toen ik naar de winkel ging.

Simpele regels Bij Technische Informatica begon ik met Logica - helemaal mijn vak. Logica is een prachtig systeem van simpele regels, waarmee je heel mooie en ingewikkelde dingen kunt maken. Ik haalde bij het eerste tentamen een tien. Ik merkte wel al gauw dat ik meer van de technische automatisering ben dan van de administratieve automatisering. Het allerleukste is als je dingetjes kunt laten bewegen. Robotjes bouwen - het maximale geluk.

In dienst

PLANNER EMILE VAN GERWEN Leeftijd 47 Functies • Software developer FEI Company • Software architect Imtech ICT • Software designer Imtech ICT • Ingenieur Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium • Wetenschappelijk onderzoeker KPN (destijds PTT) Research Studie • 1985-1990 Technische Informatica, TU/e

Mijn afstudeerbegeleider Martin Rem had gevraagd of ik bij hem wilde promoveren, maar ik wilde liever iets op het grensvlak van industrie en onderzoek gaan doen. Na mijn dienstplicht kwam ik bij PTT Research, daar werkte ik aan het automatisch lezen van giro­ betaalkaarten en overschrijvingskaarten. Systemen werden destijds vooral ingezet ter verificatie, maar ons systeem was zo goed dat we al een groot deel van de stromen automatisch konden verwerken. Daarna ging ik naar het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium. Dat leek me het ultieme; ik had, na jarenlang spelen met flightsimulators, intussen namelijk mijn vliegbrevet gehaald. Maar het ging daar allemaal zó over de lange termijn, over politiek, over subsidies, en zo weinig over het resultaat. Ik vond het verschríkkelijk.

Stempel Hier bij FEI hield ik me eerst bezig met de besturing op een lager niveau, inmiddels zit ik meer richting de applicatiekant. Zo’n elektronen­ microscoop is een heel ingewikkeld apparaat; het is lastig om daar als niet-fysicus een stempel op te drukken. Aan de andere kant: de software is zó complex, daar zit veel uitdaging in. Wat ik erg leuk vind, is om niet alleen een oplossing voor een probleem te bedenken, maar vooral ook te laten zien: waaróm is dit nou een goede oplossing? Ik zou graag weer meer actief zijn aan de wetenschappelijke kant, bijvoorbeeld via het begeleiden van afstudeerders van de TU/e. Maar dat is bij FEI wel moeilijk; de meeste wetenschappelijke ontwikkeling hier is op fysisch gebied, niet op softwaregebied. We hebben de internationale top op het vlak van elektronenmicroscopie in huis; ik moet niet de illusie hebben dat ik daar ‘even’ mee kan meepraten.


Tekst Monique van de Ven foto Vincent van den Hoogen

nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Compromis Ik was op school redelijk oké in de exacte vakken; het was een soort natuurlijke flow om door te stromen naar een technische opleiding. Daarmee kwam je bovendien altijd goed terecht, was de gedachte. De keuze voor Werktuigbouwkunde was er vooral een vanuit buikgevoel; het leek een mooi compromis tussen Technische Bedrijfskunde, dat ik destijds toch als wat minder technisch zag, en Technische Natuurkunde waarvan ik wist dat het best pittig was.

Passie Ik heb stagegelopen bij Shell, ben afgestudeerd bij Philips. Hartstikke leuk, maar ik had toen al het idee dat de meer werktuigbouwkundige functies waarin ik werkte voor de toekomst een minder goede fit met mij zouden zijn. Ik was erachter gekomen dat ik, behalve voor de vakinhoud, minstens evenveel passie had voor bijvoorbeeld het organiseren en invullen van evenementen, zoals een grote Europese Week in 1991. Vierhonderd studenten uit heel Europa, grote gastsprekers, goeie feesten - ik vind nog steeds dat we toen, met weinig ervaring en relatief weinig mensen, iets heel groots hebben neergezet.

Mootjes Terugkijkend had ik misschien toch beter Technische Bedrijfskunde kunnen gaan doen, maar ik ben er wel trots op dat ik Werktuigbouwkunde heb gestudeerd. Sowieso zijn technische studies bijzonder gaaf, alleen al doordat je stevig op de proef wordt gesteld. Wat je er onder andere heel goed leert, is complexe problemen in mootjes hakken - stukjes die ook uit te leggen zijn aan een grote groep mensen. Ik heb daar twintig jaar later nog elke dag plezier van.

Discussie Leuk aan het werken voor Coca-Cola is dat je deel uitmaakt van iets groots, van een merk dat wereldwijd bekend is. Maar als je leiding geeft aan ‘Nederland’, is de organisatie goed te overzien. De grote landen trekken bovendien toch vaak net wat meer aandacht; dat betekent dat je hier, binnen dat grote internationale systeem, relatief veel bewegingsvrijheid hebt. Nederland is een uitdagende markt. We hebben best veel concurrentie en er is altijd maatschappelijke discussie rondom frisdrank - vaak gedreven door imago, meer dan door feiten. Om als Coca-Cola in zo’n omgeving te winnen, is een mooie uitdaging.

Natuurbehoud Duurzaamheid is een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering van Coca-Cola; ik vind het aangenaam dat ik daaraan een klein steentje kan bijdragen. Uiteindelijk zou ik graag actiever worden op het gebied van natuurbehoud. Ik roep al zeker tien jaar, wanneer mensen mij vragen wat ik ‘later’ wil worden: directeur van de Vogelbescherming of Natuurmonumenten. Dat is min of meer serieus - al zijn er vast mensen die hiervoor beter gekwalificeerd zijn dan ik.

Gut feeling Do the right thing, dat is mijn favoriete kreet. Vecht voor wat goed is, zelfs al heb je daar zelf misschien geen profijt meer van. En al is de praktijk vaak ingewikkelder, duurder of bewerkelijker - probeer af en toe je gut feeling te volgen, want dat heeft het vaak bij het rechte eind.

VERKENNER JOHN BRANDS Leeftijd 46 Functies • Vicepresident en country director van Coca-Cola Enterprises Nederland • Associate marketing director Procter & Gamble • Customer business development director Procter & Gamble • Consultant Boston Consulting Group • Key account manager en associate sales manager Procter & Gamble Studie • 1987 - 1993 Werktuigbouwkunde, TU/e


36 37

De Opdracht/

Open access:

hoe maken we wetenschappelijke kennis vrij toegankelijk? wereldwijd publiceren zonder woekerwinst


Tekst Nicole Testerink foto’s Bart van Overbeeke

nr.1nr.11 november april 2015 2011 / MAGAZINE VAN de

Over tien jaar moeten - als het aan de overheid ligt - alle Nederlandse wetenschappelijke publicaties voor iedereen vrij toegankelijk zijn. Maar vooralsnog verlopen de onder­hande­lingen tussen universiteiten en uitgeverijen moeizaam. Open access, een vloek of zegen? Na afloop van het Open Access Symposium, op 10 maart aan de TU/e, schuift een zestal experts uit de wereld van bibliotheek, uitgeverij en academie aan bij Slash om een prangende vraag te bediscussiëren. Want hoe kan op deze korte termijn de nieuwe open access-cultuur het beste gerealiseerd worden voor alle betrokken partijen?


38 39

De Opdracht/

A

ls onderzoeker aan een universiteit leef je - vaak zonder het te beseffen in een bubbel. Overal is wetenschappelijke kennis voorradig en moeiteloos blijf je op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Maar wanneer je als ingenieur van een klein bedrijfje een wetenschappelijk artikel wilt raadplegen, blijkt kennis ineens met grote hekken omgeven. Daarom moeten wetenschappelijke artikelen op korte termijn voor iedereen gratis te lezen zijn, vindt staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker. En daar staan de Opdrachtdeelnemers volledig achter. ‘Academische kennis die gemaakt wordt met publieke middelen hoort in het publieke domein. Punt!’, stelt Leo Waaijers krachtig. Iedereen knikt instemmend. Waaijers is een van de experts die zich kort na afloop van het Open Access Symposium hebben verzameld in de Eindhovense universiteitsbibliotheek, het hart van de wetenschappelijke kennis.

Omgeven door boeken en zwoegende studenten proberen ze onder leiding van discussieleider Lucas Asselbergs de obstakels op de onontkoombare open access-route weg te nemen. Want hoewel ze in dezelfde boot roeien, zijn er toch ook zeker tegengestelde belangen.

‘Het kernprobleem is de monopolie-positie van grote uitgeverijen’ ‘Het kernprobleem ligt in de monopoliepositie van de grote uitgeverijen’, trapt Anthonie Meijers af. ‘De zogenoemde article processing costs die daardoor ontstaan zijn veel te hoog. Om open acces te laten slagen,

zullen deze kosten significant moeten reduceren. De winsten van de uitgeverijen zijn nog steeds enorm. Dat wordt allemaal betaald door de universiteiten en dus van ons onderzoeksgeld. Echt een kwalijke zaak. Het is niet dat ik tegen uitgeverijen ben, maar wel tegen prijzen die geen redelijke afspiegeling zijn van de gemaakte kosten.’ ‘Er zijn momenteel inderdaad enorme prijsverschillen te zien tussen de diverse tijdschriften’, haakt Waaijers in. ‘Een groot aantal van hen hanteert een zero publication fee, maar er zijn ook tijdschriften die wel tot vierduizend euro per publicatie durven te vragen. En dat verschil wordt echt niet alleen gedekt door de verschillen van kwaliteit in peer review - de zogenoemde collegiale toetsing. Onder de zero’s zitten ook uitstekende tijdschriften. Ik denk dat we ons moeten realiseren dat met het omarmen van open access de uitgeverijen een ommezwaai maken naar een dienstverleningsmodel.

Prof.dr.ir. Anthonie Meijers, universiteits-

Merle Rodenburg MSc, verantwoordelijke

Leo Waaijers, open access consultant

hoogleraar Filosofie en Ethiek van de Techniek aan de faculteit IE&IS, TU/e. ‘We moeten af van het uitgeversmonopolie’

open access en research data management en specialist wetenschappelijke informatie bij het Informatie Expertise Centrum, TU/e. ‘Zowel uitgeverijen als financiers zouden regelingen moeten afstemmen; het systeem is nu onduidelijk en absoluut niet transparant’

platform Quality Open Access Market (QOAM), oud-bibliothecaris TUD en WUR. ‘Onderzoekers moeten prijsbewust de markt op wanneer ze hun artikel willen publiceren’


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

commerciële uitgeverijen. ‘Om hun organisatie draaiende te houden, moeten ze vergelijkbare prijzen vragen als een uitgeverij als Springer. Dat zegt genoeg.’ Waaijers, geagiteerd: ‘Het jaarverslag van Elsevier of Springer van de CEO aan de aandeelhouders zou verplichte kost moeten zijn voor de universiteitsbibliotheken. Waarin hij pocht op vijfendertig tot veertig procent winst. En bij die vijfendertig procent zegt: ‘Het is wat aan de lage kant, ik beloof u volgend jaar meer’. Dát zegt ook genoeg.’

‘Maak onderzoekers prijsbewust’

Waar je eerst je auteursrechten afdroeg in ruil voor publicatie, verlenen ze nu een dienst. In essentie is dat het organiseren van peer review, met nog wat mooie dingen eromheen zoals opmaak en verspreiding. Dat dienstverleningsmodel is een marktmodel en we moeten er nu alles aan gaan doen om die markt van de grond te tillen. Maak onderzoekers maar prijsbewust, maak de verschillen in kosten zichtbaar. Dan kunnen we een grote slag slaan.’ Toch valt het met de genoemde woekerwinsten en article processing costs wel mee, zegt Laura

Hassink. Ze zit namens Elsevier aan tafel, een uitgeverij die nog in een pittige onderhandeling is verwikkeld over het open access beleid met universiteitenvereniging VSNU. ‘Natuurlijk zijn we een commercieel bedrijf, we maken winst en hebben aandeelhouders. Maar er zijn genoeg onafhankelijke studies gedaan waarbij de prijs per artikel is onderzocht. Qua prijsniveau zit Elsevier heel gemiddeld.’ En volgens Max Haring van uitgeverij Springer blijkt uit dergelijke studies dat ook non-profit organisaties, zoals de Public Library of Science (PLoS), met hun prijs niet ver weg zitten van de

De prijsbewuste wetenschapper. Lucas Asselbergs schrijft het in vette letters op een groot vel papier. Al meermaals is het ter tafel gekomen en het lijkt een sleutelbegrip in de discussie over open access. Volgens Merle Rodenburg is het belangrijk de wetenschapper zo veel mogelijk te informeren en ondersteunen. ‘In dat kader is het ook goed om te beseffen dat open access ooit begonnen is als tegenhanger omdat het huidige publicatie­ systeem, met hoge licentiekosten en winsten, te duur is. Nu zien we een verschuiving van kosten en wordt het er zeker niet goedkoper op gemaakt. Een vergelijkingssite, zoals je al hebt om zorgverzekeraars te vergelijken, zou een mooie stap zijn om onderzoekers meer inzichten in de kosten te geven. En tegelijk een hulp bij het kiezen van een geschikt open access tijdschrift.’


40 41

De Opdracht/

Dat klinkt allemaal wel heel aardig, meent Meijers, maar de wetenschapper laat zich voor het grootste deel leiden door de reputatie van een tijdschrift. ‘Een publicatie in Nature helpt je carrière meer dan een artikel in het Eindhoven Journal of Physics.’ Waaijers: ‘Natuurlijk mag een onderzoeker kiezen voor prestige, maar laat hem daar dan ook voor betalen. Dat geldt ook als je in een Mercedes wilt rijden. Prima, maar je moet er wel voor betalen.’ Met als verschil dat prestige voor een onderzoeker niet optioneel is, merkt Marijtje Jongsma op. ‘We worden gedwongen om voor prestige te kiezen. Dat geldt zeker voor jonge onderzoekers. Wil je een goede vervolgbaan of in aanmerking komen voor een subsidie, dan heb je geen andere keuze dan om voor prestige te gaan. Anders pleeg je gewoon scientific suicide.’

‘Als je niet voor prestige gaat, pleeg je scientific suicide’ Prestige blijkt een lastig begrip. Is prestige niet wat we vinden dat prestige is? En praten we het elkaar ook niet teveel aan, op basis van baanbrekende artikelen die ooit gepubliceerd zijn of bepaalde mensen die als boegbeeld in de editorial board zitten? Hoe kun je concurreren op prestige? Meijers: ‘De enige manier is om als universiteit zelf prestigieuze alternatieven aan te bieden. Laat iemand als Bert Meijer of Nobelprijswinnaar Gerard ‘t Hooft zijn naam verbinden aan een nieuw open access tijdschrift. Dat maakt het verschil.’ Rodenburg is ook benieuwd hoe financiers als NWO omgaan met toekomstige subsidie­ aanvragen. ‘Want naast je staat van dienst is het voor een subsidieaanvraag heel belangrijk waar je gepubliceerd hebt. NWO zegt wel dat ze open access steeds

belangrijker vinden, maar ik hoor ze geen uitspraken doen of ze dan ook op een nieuwe manier gaan beoordelen. Je kunt niet aan de voorkant het een vragen en aan de achterkant een andere maatstaf hanteren. Dat is meten met twee maten.’ Volgens Jongsma is dat ook het conflict op de werkvloer. ‘Als je hier in Nederland promotieonderzoek doet en veel open access publiceert, is het belangrijk dat wanneer je vervolgens in Amerika een postdoc wilt doen, open access ook geaccepteerd wordt. We moeten wereldwijd een slag maken. En misschien moeten we ook maar eens af van het publiceren om te publiceren en terug naar de kern van echte wetenschapscommunicatie.’ Goedkeuring uit misschien wel een onverwachte hoek, die van de uitgeverijen.

Hassink: ‘We krijgen ontzettend veel manuscripten binnen. De rejection rate blijft maar toenemen. Het zou goed zijn als we toewerken naar minder, maar beter.’ Daarnaast wil ze nog aanstippen dat uitgeverijen - in ieder geval Elsevier - graag de stap willen zetten naar open access, maar alleen als dit op een duurzame manier gebeurt. ‘Als we Nederlandse artikelen gratis beschikbaar maken, kunnen we buitenlandse onderzoekers er niet voor laten betalen. En je kunt hen ook niet dwingen zelf open access te publiceren. De meeste landen kiezen de groene route (zie kader) als het gaat om open access; Nederland en UK zijn met de gouden variant hier echt een uitzondering op.’ Meijers: ‘Maar dan ook wel voor iedereen duurzaam. We moeten nu zowel abonnementen als processing costs betalen, met een budget dat alleen maar afneemt.


nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Wetenschappelijk publiceren in drie modellen

Dat is voor zowel bibliotheken als onder­ zoekers niet bepaald duurzaam te noemen.’ En juist wanneer de discussie goed op gang begint te komen, is het al weer tijd om af te ronden. Omdat er voor de deelnemers al een hele symposiumdag opzit, is besloten deze Opdracht-sessie niet de gebruikelijke drie uur te laten duren. Toch heeft discussieleider Asselbergs na een uur brainstormen zijn vel papier aardig vol gekregen met nuttige aanbevelingen. De prijsbewuste wetenschapper heeft gezelschap gekregen van begrippen als transparantie, internationale samenwerking, alternatieve tijdschriften en kreten als follow the money en prijs afwegen tegen prestatie. Een ding is wel duidelijk: er valt nog veel werk te verzetten voordat de ingenieur buiten de universiteit vrijelijk de literatuur in kan duiken.

In het klassieke model publiceren wetenschappers hun artikel in een tijdschrift waar kennisinstellingen, zoals universiteiten, een abonnement op moeten nemen om het desbetreffende tijdschrift te kunnen lezen. Het vrij toegankelijke open access publiceren kent twee varianten: groen en goud. In de groene variant moet nog steeds betaald worden voor een abonnement, maar mag de onderzoeker de laatste auteursversie online zetten in bijvoorbeeld een universitaire database. Bijna 80% van de uitgevers staat auteurs al toe om binnen 12 maanden voor ‘groen’ te gaan. Ook de TU/e zet in op de groene route: vanaf 1 april 2015 zijn TU/e-onderzoekers verplicht hun finale manuscript in te leveren bij het Informatie Expertise Centrum. Na het verstrijken van een eventueel embargo zorgen zij dat het desbetreffende artikel te vinden is in de TU/e Repository. Bij de gouden variant is het tijdschrift gratis, maar betaalt de wetenschapper aan de uitgever voor de publicatie van zijn artikel.

Laura Hassink, senior vicepresident Physical Sciences Elsevier. ‘ ‘Als we morgen wereldwijd op open access overstappen zou dat een hoop problemen oplossen’

Dr. Marijtje Jongsma, voorzitter Vakbond voor de Wetenschap (VAWO). ‘Verlies het loopbaanperspectief van jong wetenschappelijk talent niet uit het oog, open access publiceren is niet overal geaccepteerd’

Dr.ir. Max Haring, executive editor van het open access tijdschrift SpringerPlus, Springer. ‘De onderzoeker moet zelf kunnen kiezen wat het beste past’


42

gesteld/

‘De uitvinding van de knop ‘Ongedaan maken’ is een Nobelprijs voor de Informatica waard.’

‘Als de huidige prijsontwikkelingen doorzetten, zal duurzaam opgewekte elektriciteit binnen 50 jaar goedkoper zijn dan elektriciteit op basis van fossiele brand­ stoffen.’

Stelling bij het proefschrift ‘Metal Implant Artifact Reduction in Magnetic Resonance Imaging’ van Chiel den Harder.

Stelling bij het proefschrift ‘Packed bed chemicallooping combustion; experimental demon­ stration and energy analysis’ van Paul Hamers.

‘The best way to rate the appreciation of a TV show, movie or music piece, is by measuring the amount of illegal downloads.’ Stelling bij het proefschrift ‘Real-time Scalable Video Coding for Surveillance Applications on Embedded Architectures’ van Marijn Loomans.

‘Sociale media maken van passanten een blijvertje.’ Stelling bij het proefschrift ‘Complexiteit de baas?! Zorgtechnologie is mensenwerk’ van Michaël Lansbergen.

‘voq ghur bl’reS nov Hol je’ (transliterated from Klingon) ‘Beginning with a phrase in a foreign language increases one’s credibility’ Stelling bij het proefschrift ‘Hydrodynamics of Rotating Multiphase Flows’ van Kevin van Eeten.

‘Many people are not aware of the potential impact of robotics on human life… until they see a bunch of robots playing soccer.’ Stelling bij het proefschrift ‘A Modelbased Robust Control Approach for Bilateral Teleoperation Systems’ van César A. López M.

Advertentie

“Wonder if cars could be powered by coffee?” Arthur Kay, co-founder and CEO of bio-bean and winner of the Postcode Lottery Green Challenge 2014

Are you a sustainable entrepreneur with an innovative business plan that helps combat climate change? Sign up for the Postcode Lottery Green Challenge and you could win €500,000 to take your plan to the next level, creating a fairer, greener world for everyone. Deadline for entries is 1st June 2015. Find out more at www.greenchallenge.info

,000

0 0 5 IN € W O T N A L P S S E IN S LE BU B A IN A T S U S R U O Y H C IT P sign up at w w w.gre

enchallenge.info

Encouraging change.


43

Pieter Wijn (1950), deeltijdhoogleraar Klinische Fysica, School of Medical Physics and Engineering Eindhoven. Vormgever van opleiding Klinische Fysica. Houdt zijn afscheidsrede op 12 juni 2015, aansluitend op het symposium ‘De Toekomst van Opleiding en Onderzoek in de Klinische Fysica: Een voorbeeld uit Eindhoven’.

p.f.f.wijn@tue.nl

Tekst Norbine Schalij foto Bart van Overbeeke

Medisch specialist Belangrijkste stap MRI ‘Na mijn TN-studie aan de TH in Eindhoven promoveerde ik in 1980 in Nijmegen bij medische fysica en dermatologie. In de jaren zeventig ontstond klinische fysica als beroep, in 2005 werd het opgenomen in de wet BIG als een medisch specialisme. De structuur van de opleiding tot klinisch fysicus in Eindhoven - de eerste twee jaar meer cursorisch samen met de TU/e en de laatste twee jaar praktisch in een ziekenhuis - wordt het Eindhoven Model genoemd. Het werd de basis van de structuur van de opleiding zoals die in de wet is opgenomen en kreeg navolging in Europese regelgeving.’

‘In 1988 heb ik de kans gepakt om in Eindhoven te gaan werken als klinisch fysicus bij het Sint Joseph Ziekenhuis (nu het Máxima Medisch Centrum, red.) en om zo bij Technische Natuurkunde mensen op te leiden. Daarvoor verliet ik mijn baan bij hart- en vaatchirurgie in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen. Ik ben gefascineerd door opleiden en heb altijd graag met serieuze jonge mensen gewerkt. Ik wil ze optillen, niet vasthouden. Dat wil zeggen dat ik ze een goede basis geef en ze daarna loslaat. Jonge mensen kunnen meer dan je inschat.’

Pleister op de moederbuik

‘De bewakingssignalen bij pasgeboren kinderen die we opvangen in de Neonatale Intensive Care Unit - die vanaf 1988 in het Máxima Medisch Centrum in gebruik is - zijn ook te gebruiken als informatiebronnen om de conditie te bepalen. Op vergelijkbare wijze kunnen we nu ook de conditie van ongeboren baby’s beoordelen. We zijn al zo ver dat we deze info verzamelen met een pleister op de moederbuik. In de toekomst passen we deze analyses ook toe om ziektes bij pasgeborenen te voorkómen. Dan kunnen zij hun energie gebruiken om te groeien in plaats van te herstellen van een ziekte.’

‘In 1995 introduceerde ik MRI in het Sint Joseph Ziekenhuis. Samen met de TU/e en Philips werd deze niet alleen voor diagnostiek ingezet, maar ook voor wetenschappelijk onderzoek. In 2000 was de relatie met Philips zodanig dat die bereid was om gratis een oudere MRI binnen de faculteit Technische Natuurkunde te plaatsen en operationeel te houden. Met de sloop van N-laag verdween deze MRI, maar in het Darcy-lab is een waardige opvolger gekomen.’

Opa

‘Tot oktober 2016 ben ik nog voorzitter van de Raad van Bestuur van de Stichting Opleiding Klinisch Fysicus. Ik denk dat ik nog wel een tijdje in de gaten houd hoe mijn werk gecontinueerd gaat worden. Er is nu nog geen opvolging voor de colleges ‘Klinische MRI’ en ‘Functiemeting en bewaking’. Maar ik ga ook genieten van mijn negen kleindochters en van mijn hobby’s dammen en biljarten.’

Op pagina 2 forward/ met Lex Lemmens


44

Aerodynamica

nr.11 april 2015 / MAGAZINE VAN de

Tekst Tom Jeltes foto Bert Blocken

Aerodynamica wordt al snel geassocieerd met snelle auto’s en vliegtuigen met weinig luchtweerstand, maar in de breedste zin van het woord gaat aerodynamica over alles wat met de beweging van gassen te maken heeft. Zo wordt aan de TU/e bijvoorbeeld ook gerekend aan windhinder in de gebouwde omgeving en onderzoekt men het effect van atmosferische turbulentie op het weer. 220 voor Christus Archimedes formuleert het principe van opwaartse stuwkracht in een fluïdum (vloeistof of gas): De opwaartse kracht die een lichaam in een vloeistof of gas ondervindt is even groot als het gewicht van de verplaatste vloeistof of gas. Volgens de legende bedacht de Griekse wijsgeer dit in bad. Vervolgens zou hij naakt de straat op zijn gerend onder het uitroepen van de kreet ‘Eureka!’.

1799 De Italiaan Giovanni Batista Venturi beschrijft voor het eerst het zuigeffect dat optreedt als een fluïdum door een vernauwing stroomt. Dit fenomeen staat nu bekend als het Venturi-effect.

1822 De Fransman Claude-Louis Navier formuleert de bewegingsvergelijkingen voor fluïda, later Navier-Stokesvergelijkingen genoemd.

1904 De Duitse ingenieur Ludwig Prandtl presenteert het concept van de grenslaag op een wiskundeconferentie in Heidelberg.

1922 De Brit Lewis Fry Richardson ontwikkelt een numerieke procedure voor weersvoorspelling.

Jaren 1980 De vakgroep Transportfysica van de TU/e ontwikkelt windmolens die ook bij lage windsnelheden ingezet kunnen worden om water op te pompen in Sri Lanka, Soedan en de Kaapverdische eilanden.

1989 De TU/e past de computer­simulatietechniek Computational Fluid Dynamics toe op windonderzoek en loopt daarmee internationaal voorop.

2014 Hoogleraar Bert Blocken verzorgt de eerste Massive Open Online Course (MOOC) van de TU/e over ‘Sports and Building Aerodynamics’. De gratis online cursus trekt circa 13.000 deelnemers van over de hele wereld en behandelt onder meer de optimale volgorde van wielrenners tijdens een ploegentijdrit.

2006 Nederland is het eerste land ter wereld met een norm voor de analyse van windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving: NEN8100.

Vanaf jaren 1990 De groep Turbulentie en Werveldynamica (Technische Natuurkunde) werkt samen met KNMI op het gebied van luchtstromingen in de atmosfeer.

2013 Het Solar Team Eindhoven wint de Cruiserklasse van de World Solar Challenge in Australië met een aerodynamisch geoptimaliseerde personenwagen op zonne-energie.

2014 De TU/e beslist om een nieuwe en unieke atmosferische grenslaagwindtunnel te bouwen op de campus. Naar verwachting is deze eind 2015 klaar.

2015 De TU/e kent een eredoctoraat toe aan prof. Theodore Stathopoulos van Concordia University in Montreal, in het vakgebied Urban Physics & Wind Engineering.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.