6 september 2013
Magazine van de Technische Universiteit Eindhoven
De Opdracht:
Breng elektrisch rijden op gang
Baptiest coopmans ‘TU/e moet plaats in Brainport-regio beter benutten’
uitdagende chemie tussen eindhoven en utrecht
02 28
Johan van Leeuwaarden (1978), hoogleraar Stochastic Networks, opleidingsdirecteur Graduate Program Wiskunde. Zijn intreerede is op 20 september 2013.
J.S.H.v.Leeuwaarden@tue.nl
Tekst Antoinette van der Vorst Foto Bart van Overbeeke
Absolute Graduate waarheid Program ‘Het mooie aan wiskunde is voor mij dat je in een abstracte wereld leeft met een absolute waarheid. Alles wat je bedenkt, probeer je te bewijzen. Dat past bij mij. Het heeft te maken met streven naar helderheid en inzicht. Dat is overigens alleen in mijn vak zo, daarbuiten mag het ook best wat losser. Ik lees graag een roman die niet helemaal klopt, bijvoorbeeld.’
‘Als opleidingsdirecteur van het Graduate Program Wiskunde denk ik mee over hoe we ons wiskunde-onderwijs vormgeven, nu en in de toekomst. Vooral in de master willen we ‘young professionals’ opleiden: studenten moeten niet alleen inhoudelijk veel kennis hebben, maar zichzelf ook andere vragen stellen als ‘waar doe ik het voor, wat is de betekenis van mijn vak?’
Goede baan Miljarden gebruikers ‘Zeker in de wiskunde heb je kansen op een goede baan. In de hightech, maar ook in de financiële wereld en de servicesector. Dat wil ik uitdragen. Ik geef ook masterclasses voor middelbare scholieren. Altijd stel ik dan de toepassing van wiskunde centraal. Zo gaat het vak leven en zie je wat je er allemaal mee kunt doen.’
no.6 september 2013
16
‘In mijn onderzoek richt ik me met name op nieuwe wiskunde om het gedrag van grote netwerken te begrijpen en te verbeteren. Netwerken zoals internet, Facebook, energie- en verkeersnetwerken bieden fascinerende uitdagingen voor de wiskunde. Hoe bedien je miljarden gebruikers het beste? Hoe groot moet de capaciteit van een netwerk zijn? Dat zijn vragen waar wij ons mee bezighouden.’
Data Science
Op pagina 39 backward Klaas Kopinga
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
‘Data Science is een groot onderzoeksgebied dat voor ons ligt. Door alle netwerken die er nu zijn, is er heel veel data beschikbaar. We kunnen die data gebruiken om netwerkgedrag beter te maken én om maatschappelijke problemen op te lossen. Als we precies weten wie er wanneer op de weg zit bijvoorbeeld, waarom zijn er dan nog steeds files? Of als je nauwkeurig weet hoeveel en wanneer iemand energie verbruikt, kun je vraag en opslag van energie dan adaptief maken? Ik verwacht grote ontwikkelingen in het slim inzetten van data.’
20/21 INGEZOOMd OLED’S
Met ‘Stella’ gaan 22 studenten van de TU/e begin oktober dwars door Australië in de World Solar Challenge
30/31 planner/ verkenner Silvy & Katja
04
Operatie robot PRECEYES verlengt de carrière van de oogchirurg
08
Baptiest Coopmans, voorzitter van de Raad van Toezicht van de TU/e
12
RedactieadresTechnische Universiteit Eindhoven, Communicatie Expertise Centrum, Postbus 513,
5600 MB Eindhoven, e-mail slash@tue.nl, Tel (040) 247 33 30/247 29 61 Hoofdredacteur Han Konings Eindredactie en coördinatie Corine Legdeur Communicatie Bladconcept Maters & Hermsen Journalistiek, CEC. Vormgeving Natasha Franc Redactieadviesraad drs. Steef Blok, prof.dr. Carlijn Bouten, mr.drs. Ben Donders, prof. dr.ir.Maarten Steinbuch Drukwerk Schrijen-Lippertz, Voerendaal
32 De vonk Cees Midden
Elektrisch rijden
De TU/e en de Universiteit Utrecht werken intensief samen aan solar fuels
colofon Slash is het magazine voor externe relaties en alumni van deTechnische Universiteit Eindhoven en verschijnt drie keer per jaar. Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Slash is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van foto’s of illustraties is toestemming van de maker nodig. www.tue.nl/slash
24 de opdracht
Wilt u adverteren in Slash? Meer informatie bij H&J Uitgevers, Tel (010) 451 55 10 Wilt u Slash ontvangen? Meld u aan op www.tue.nl/slash ISSN: 2212-8468
keep in touch Interesse in samenwerking met de TU/e, in studeren, werken of promoveren aan de TU/e, of het contact onderhouden als alumnus? Alstublieft, onze contactgegevens.
Samenwerking (strategisch partnership, contract research) TU/e Innovation Lab, +31 (0)40 247 48 22, Innovationlab@tue.nl Werken of promoveren Dienst Personeel en Organisatie +31 (0)40 247 20 90, jobs@tue.nl Ontwerpersopleidingen Stan Ackermans Institute +31 (0)40 247 24 52, sai@3tu.nl Studeren (bachelor, master) Onderwijs en Studenten Service Centrum, +31 (0)40 247 47 47,
studeren@tue.nl Alumni Alumni Office, +31 (0)40 247 34 90, alumninet@tue.nl Persvoorlichting en Communicatie Communicatie Expertise Centrum +31 (0)40 247 48 45, cec@tue.nl, www.tue.nl
04 05
Tekst Tom Jeltes Foto Bart van overbeeke
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
operatieve microscoop
chirurgie op de vierkante micrometer Oogchirurgie is een delicaat werkje, dat uitzonderlijk vaste handen vereist. Carrières van oogchirurgen worden vaak vroeg afgebroken omdat hun handen te veel gaan trillen. Bovendien zijn bepaalde operaties überhaupt onmogelijk met de hand uit te voeren. Met het PRECEYES Surgical System, voortgekomen uit de TU/e-faculteit Werktuig bouwkunde, moeten die problemen tot het verleden gaan behoren. De chirurg bestuurt het systeem (de instrument manipulator) met een soort geavanceerde joystick (de motion controller). Hierdoor kunnen trillingen worden weggefilterd en kunnen handelingen tot op enkele micrometers nauwkeurig worden verricht.
Sensoren
Dankzij zogeheten absolute encoders is te allen tijde bekend waar en in welke oriëntatie het instrument zich precies bevindt. Ook controleert een optische sensor of het instrument wel goed in de houder zit.
remote center of motion
Geen onderdeel van PRECEYES, maar wordt door de chirurg gebruikt om het operatiegebied te bekijken.
Positie-encoders Deze meten de beweging van de chirurg. Via de computer worden de trillingen van zijn of haar hand weggefilterd en kan een instelbare schaling worden toegepast: elke centimeter die de chirurg beweegt, kan worden teruggebracht tot enkele micrometers in het oog. Deze combinatie van trillingsreductie en positieschaling maakt operaties met ongeëvenaarde precisie mogelijk.
Lichte en stijve constructie Het dunne aluminiumframe zorgt ervoor dat de instrument manipulator snel en nauwkeurig kan positioneren zonder een krachtige aandrijving. Hij verbruikt hierdoor slechts een paar watt. Het gefotografeerde deel van het frame heeft een wanddikte van 0.5 mm en weegt maar 35 gram.
Lokale elektronica
Tijdens de operatie draait het instrument rond de plek waar het door de oogbol steekt. Bewegingen langs de hoofdas van de manipulator zijn mogelijk door een ingenieuze constructie in de vorm van een parallellogram. Hierdoor ontstaan geen zijwaartse krachten op de incisie in de oogbol. Door de geringe dikte van de instrumentschacht (slechts een halve millimeter) hoeft het wondje niet gehecht te worden en heelt het vanzelf.
Instrumentklem
Veel signalen worden op de instrument manipulator lokaal verwerkt. Als input krijgt deze elektronica slechts een voedingsspanning en het bewerkte digitale signaal van de computer. De output bestaat uit maar liefst 42 signalen, waarmee de bewegingen van de instrument manipulator tot op enkele micrometers nauwkeurig worden aangestuurd en de motion controller van haptische feedback wordt voorzien.
De instrumenten voor de operatie (zoals minuscule mesjes, schaartjes en pincetten) worden via een ‘glijbaantje’ de klem in geleid en vervolgens vastgeklikt. Hiervoor worden bestaande chirurgische instrumenten voorzien van een behuizing die precies in de klem past.
Haptische feedback
Contragewicht veiligheidspal De instrumentmanipulator is via een veiligheidspalletje verbonden met een vast frame. Als de stroom uitvalt, als de chirurg merkt dat er iets mis gaat, of wanneer het systeem een plotselinge beweging detecteert, schiet het palletje los en klapt de instrument manipulator binnen een fractie van een seconde op gecontroleerde wijze weg.
Elektromotoren in de motion controller van PRECEYES zorgen ervoor dat de chirurg weerstand voelt als hij dingen doet die het systeem wil voorkomen. In de toekomst wordt deze zogeheten haptische feedback wellicht gekoppeld aan sensoren in het operatie-instrument, zodat de chirurg letterlijk kan voelen wat hij doet. De motor kan ook worden gebruikt voor mechanische trillingsreductie, simpelweg door een demping aan te bieden aan bewegingen van de chirurg.
De cilinder van exact 445 gram is compact gehouden door gebruik van wolfraamcarbide, een materiaal dat zwaarder is dan lood. Het contragewicht zorgt ervoor dat het PRECEYES Surgical System zodanig is gebalanceerd dat het massamiddelpunt altijd op de as ligt. Dat betekent dat het systeem niet ‘omvalt of wegdraait’ als de stroom uit staat - wel zo veilig.
www.preceyes.nl
06 07
memo/
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
TU/e Academic Awards 2013:
Gezocht:
vrouwen met ambitie Op woensdag 13 november 2013 kent het Universiteitsfonds Eind hoven (UFe) voor de vierde keer de Marina van Damme Beurs toe aan een getalenteerde, aan de TU/e afgestudeerde en/of gepromoveerde vrouwelijke ingenieur. Sta jij aan het begin van je carrière of kun je een duwtje in de rug gebruiken bij de volgende stap in je loopbaan? Stuur dan je cv met een plan waarvoor je de beurs wilt inzetten in vóór 8 oktober 2013. De beurs bestaat uit een bedrag van 9000 euro die je bijvoorbeeld kunt gebruiken voor een internationale oriëntatie in de vorm van een studie, stage of project. Of misschien heb je een goed plan hoe je op een andere wijze je kennis kunt verdiepen of verbreden. Kijk voor meer informatie en aanmelding op www.tue.nl/marinavandamme . De uitreiking van de beurs is onderdeel van de Jong Alumnidag van de TU/e, die op dezelfde dag plaatsvindt. Wil je daar meer van weten? Kijk dan op www.tue.nl/jongalumnidag
een vrouwenaangelegenheid Tijdens de academische jaarsluiting die de TU/e officieel vierde, zijn de TU/e Academic Awards 2013 uitgereikt. De universiteit zet hiermee het beste afstudeerwerk, het beste ontwerprapport en het beste promotieproject in het zonnetje. Dit jaar was het voor de eerste keer een volledig vrouwelijke aangelegenheid. Voor het beste afstudeerwerk waren in totaal elf kandidaten voorgedragen. Natasha Holz Amorim de Sena MSc van de faculteit Bouwkunde was volgens de jury de beste van dit jaar. Ze krijgt de academische jaarprijs voor haar masterstudie ‘Ilhas: filling the gaps’. Een project
dat zich afspeelt in Porto en gericht is op de zogeheten ‘Ilhas’; de Portugese benaming voor piepkleine huisjes die in de negentiende eeuw zijn gebouwd. De Sena ontwikkelde een plan zodat de bewoners van deze Ilhas op eigen kracht hun woonsituatie kunnen aanpassen en hun eigen sociale, economische en fysieke omstandigheden kunnen verbeteren. De ontwerpprijs ging naar Si Zeng MSc PDEng van de faculteit Scheikundige Technologie voor haar rapport ‘Separation of Carbonates from Alcohols in Alternative DMC Synthesis Routes’. Aan de productie van Dimethylcarbonate (DMC) kleven nadelen, zoals een hoog energieverbruik en lastige scheidingsprocessen. Zeng richtte haar focus op een zogeheten Rotating Disk Contractor (RDC) en het gebruik van Phenol waardoor scheidingsprocessen in beide gevallen aantoonbaar minder energie vergen. De prijs voor de beste promotie ging naar Maartje Bastings. Ze deed onderzoek naar naar medische toepassingen van biomaterialen. In het bijzonder naar manieren om biomaterialen te voorzien van eiwitclusters om daarmee de interactie met cellen te verbeteren.
Korting op boekenreeks Making Europe Waren politici, wetenschappers, consumenten of activisten de drijvende krachten achter een verenigd Europa? Of waren het misschien ingenieurs? De zesdelige boekenreeks Making Europe. Technology and Transformations, 1850-2000 maakt de rol van techniek in de Europese geschiedenis zichtbaar. Het Making Europe-programma is tien jaar geleden door de Stichting Historie der Techniek opgezet in samenwerking met de TU/e. De medewerking van 150 onderzoekers uit binnen- en buitenland heeft al geresulteerd in een digitaal Europees museum voor wetenschap en techniek (www.inventingeurope.eu). De boekenreeks gaat in op de historische invloed van grootschalige infrastructuren, van de spoorwegen tot het internet; van internationale kennisnetwerken, van CERN tot de ruimteorganisatie ESA en behandelt de dagelijkse praktijk, van het drinken van melk tot het benutten van windenergie.
Binnenkort verschijnen de eerste twee delen van de rijk geïllustreerde serie, die nieuwe inzichten biedt voor beleidsmakers, politici en iedereen die geïnteresseerd in de rol van technologie in de geschiedenis van Europa. Tot 30 september is er voor de TU/e-gemeenschap een unieke voorintekenactie: voor 160 euro kunt u de hele zesdelige serie bestellen (inclusief BTW, exclusief administratie- en verzendkosten). Dat is een korting van 62 procent. Voor meer informatie zie: www.makingeurope.eu.
TU/e wordt tweede bij Wereldkampioenschap Robocup 2013 Eind juni vond in de Genneperparken in Eindhoven het wereldkampioenschap Robocup 2013 plaats. Deze eredivisie van het robotvoetbal waarin de TU/e participeert, is de Middle Size League. Elk team bestaat uit vijf tafelhoge spelers, die volledig zelfstandig spelen, zonder menselijke begeleiding. Zij voetballen op een veld van 18 bij 12 meter. Tech United
doet sinds 2008 mee met zijn TURTLEs, die een bal kunnen schieten met een snelheid van 10 meter per seconde. Vorig jaar veroverden de TURTLEs de wereldtitel, na eerder vier jaar op rij tweede te zijn geworden. Dit jaar verloor het Eindhovense team helaas de finale op het Chinese team Water. In Eindhoven deden meer dan 3000 deelnemers over de hele
wereld mee. De ruim veertig teams waren afkomstig uit onder andere Brazilië, China, de Verenigde Staten, Candad, India, ZuidKorea, Iran, Japan en Australië. In totaal bezochten ongeveer 40.000 geïnteresseerden de wedstrijden en andere demonstraties van robots. Ook koningin Maxima bezocht de Robocup 2013 en volgde een wedstrijd van het Eindhovense team.
Een Mondriaan uit de computer Kunst en techniek hebben meer gemeen dan vaak wordt gedacht. Dat bewijst TU/e-hoogleraar Loe Feijs. Hij schreef een computerprogramma dat ‘Mondriaans’ creëert en maakte hiermee een mooie variant op de beroemde Victory Boogie Woogie. In de jaren negentig verdiepte hij zich in wat een Mondriaan tot een Mondriaan maakt. Als het mogelijk is een abstract werk in computercode te vatten, dan heb je iets geleerd over de essentie van het kunstwerk. De code is dan te zien als het DNA van het schilderij, volgens Feijs. Het is de kunst om met zo weinig mogelijk code toch het volledige schilderij te beschrijven. Een van de uitdagingen van het nabootsen van Mondriaan is het creëren van de illusie van een rooster, zonder uit te gaan van een vooraf aangebrachte structuur. De oplossing die Feijs hiervoor vond bestaat uit het willekeurig plaatsen van groeikernen (met een random-generator), die vervolgens uitgroeien tot lijnen. Nooit waagde Feijs zich aan de Boogie Woogies (behalve de Victory maakte Mondriaan ook een Broadway Boogie Woogie). Totdat het Gemeentemuseum in Den Haag, dat ’s werelds mooiste collectie Mondriaans heeft hangen -waaronder de Victory Boogie Woogie-, een prijsvraag uitschreef. Feijs zag hierin een mooie gelegenheid om feedback te krijgen van experts. Dus zette Feijs zich eerder dit jaar weer aan het programmeren. Voor de wedstrijd selecteerde Feijs een van de beter gelukte Victory’s. De jury was enthousiast, met als resultaat dat zijn inzending nu levensgroot in zijn werkkamer in het Hoofdgebouw van de TU/e staat. Ook liet het Gemeentemuseum een filmpje maken waarin elementen van de compositie verbonden worden aan stukjes programmeercode. Deze film wordt naast de originele Victory Boogie Woogie vertoond. Het leverde Feijs ook nog een optreden op bij Pauw & Witteman.
08 09
kopstuk/
De Brainport-regio met een overvloed aan grote en middelgrote bedrijven en start-ups, biedt de TU/e een positie die volgens hem uniek is in universitair Nederland en waar nog veel meer profijt uit te halen valt. Baptiest Coopmans is sinds een jaar voorzitter van de Raad van Toezicht van de universiteit waar hij vijfentwintig jaar geleden afstudeerde als technisch bedrijfskundige. ‘Wat deze regio te bieden heeft, vind je niet in Amsterdam, Delft of Twente. Ik gun het de universiteit als we het de komende jaren allemaal nog dichter bij elkaar weten te brengen.’ Baptiest Coopmans Voorzitter van de Raad van Toezicht van de TU/e
10 11
kopstuk/
B
Baptiest Coopmans (1965) komt uit een middenklasse gezin, waarbij alle kinderen werden gestimuleerd te gaan studeren. De opleiding Technische Bedrijfskunde trok in 1983 zijn aandacht omdat je daar modelmatig bedrijfskunde kon studeren. ‘Geen softe vorm, maar een opleiding met een basis in de werktuigbouwkunde en wiskunde. Ik ben toch een bèta.’ Hij zag zichzelf zeker niet als econoom, maar meer als consultant. Later trok de commerciële kant van het bedrijfsleven toch harder, wat resulteerde in functies bij Unilever en KPN. ‘Dat modelmatig werken is altijd wel gebleven.’ In mei van dit jaar ging hij aan de slag als algemeen directeur van UPC Nederland. De band met Eindhoven en de universiteit is wel altijd gebleven. ‘Ik heb nog steeds twee plaatsen in het PSV-stadion. Tijdens mijn studie aan de TU/e had ik veel waardering voor de korte, snelle lijnen, het niet bureaucratisch doen en de pragmatische manier van denken. Daarbij zou het gevaar kunnen ontstaan dat je als organisatie klein gaat denken, terwijl een ambitieus perspectief op de toekomst noodzakelijk is. Aan deze universiteit stond op dit punt altijd wel wat spanning en daarom is het ook zo goed om te zien dat de TU/e op een aantal gebieden echt een wereldspeler is geworden. Dat groots denken is er zeker.’ Toen Coopmans vorig jaar werd gevraagd voor de functie, zei hij direct ja. ‘Ik wilde al een tijdje wat meer doen voor dit stukje van de wereld: de BV Nederland. Daar komt nog bij dat een technische universiteit een belangrijke maatschappe
Tekst han konings foto’s kick smeets
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
lijke taak heeft: het opleiden van hooggekwalificeerde ingenieurs. Die zijn nodig als we willen vernieuwen of meer doorbraken moeten realiseren. Op dit moment leiden we er te weinig op. Van de dienstensector alleen kunnen we in Nederland niet bestaan, we zullen ook moet produceren. Kijk naar het Wirtschaftswunder in Duitsland: dat komt tot stand omdat daar fors wordt geïnvesteerd in onderwijs, in middelgrote bedrijven en in techniek.’
SPRAAKMAKEND ‘Het topsectorenbeleid van de overheid levert een bruikbaar stramien voor samenwerking, is goed voor het ontwikkelen van mensen, kan dienen als een blauwdruk voor de economie en is handig bij het binnenhalen van subsidies. Maar met dit beleid zet je wel heel veel mensen samen aan één tafel. Voor ondernemerschap en samenwerking is dat problematisch, want we willen wellicht niet dat iedereen aan de tafel weet wat we met die andere partij bespreken.’ ‘Als je kijkt naar successen in andere landen, zijn die gebaseerd op twee factoren. Om te beginnen moet er rechtszekerheid zijn, je moet in vrijheid kunnen praten. Als dat er is moet je in twee dingen investeren: onderwijs en infrastructuur. Theoretisch moet een maatschappij die hierop inzet, alle andere zaken verder kunnen ontwikkelen. Daarom is het in deze tijden van crisis mijn zorg dat we overal op gaan bezuinigen, terwijl onderwijs en infrastructuur de pijlers voor de toekomst zijn.’
Coopmans is er niet op tegen om scholieren wat meer te sturen in de richting van techniek. ‘Kunnen we het ons veroorloven ze helemaal vrij te laten in hun keuze, of is het mogelijk ze met bepaalde middelen al wat te laten voorsorteren in die richting? In Singapore bestaat intensief overleg tussen ministeries, de onderwijswereld en het bedrijfsleven. Samen maken die partijen een planning met betrekking tot de groepen mensen die nodig zijn voor de toekomst van deze succesvolle stadstaat. Dat hoeft in Nederland niet in die mate, maar we hebben het onderwijs hier wel heel veel vrijheid gegeven. Ik zeg weleens gekscherend: je kunt hier afstuderen op het ontleden van een kikker, maar het is de vraag of je daarin ook een baan gaat krijgen. Daar komt nog bij: bètavakken en techniek zijn gewoon heel leuk. In Nederland vechten we helaas nog altijd tegen het nerdy imago dat we er zelf op geplakt hebben.’
Bachelor College Dat de TU/e met de aanpassingen in het bachelor onderwijs daar verandering in wil aanbrengen, noemt Coopmans fantastisch. ‘Ik heb grote bewondering voor alles wat er tot nu toe al is gepresteerd met het Bachelor College en zeker voor de mensen die daaraan hebben meegewerkt. Ik was daar echt van onder de indruk en het werkt ook inspirerend voor me. Het is nu zaak de kwaliteit daarbij goed te borgen, want we hebben meer hoogopgeleide ingenieurs nodig en niet meer ingenieurs van lagere kwaliteit. Dan gaat het ook niet om tientallen meer, maar om honderden. Bij de drie technische universiteiten ligt de opdracht daarvoor te zorgen en om hoogwaardig onderzoek goed te koppelen aan hoogwaardig onderwijs. Want wat zeker niet moet gebeuren is dat het onderzoek op zichzelf komt te staan. Het is O en O samen. Daarnaast moeten ook maatschappelijke aspecten een
Loopbaan Baptiest Coopmans Baptiest Coopmans (1965) is sinds mei 2013 algemeen directeur van UPC Nederland. In september 2012 trad hij aan als voorzitter van de Raad van Toezicht van de TU/e. Hij rondde in 1988 de opleiding Technische Bedrijfskunde af aan de TU/e en startte
in dat jaar bij Unilever. Daar was hij in diverse functies werkzaam tot 2006. Van 2006 tot 2012 werkte hij bij KPN, waar hij deel uitmaakte van het bestuur. Zijn laatste functie daar was managing director Reputation, Brand and Quality.
gaan studenten erover in gesprek met elkaar en gaan ze ook naar middelbare scholen om erover te vertellen.’
Brainport
plaats krijgen in de opleidingen en studenten moeten zo snel mogelijk weten of ze op de goede plek zitten. Dat is precies wat het Bachelor College probeert te doen en het getuigt van lef dat men dat vorig jaar ook direct universiteitsbreed heeft gedaan.’ Als extra bijeffect van het Bachelor College ziet Coopmans dat hiermee tussen de diverse ‘zuilen’ die er binnen de universiteit bestaan, meer verbanden zijn ontstaan. ‘Mensen voelen nu meer dat ze aan de TU/e een wezenlijke bijdrage leveren en niet enkel aan hun individuele vakgroep of faculteit. Al ligt daar natuurlijk nog altijd de belangrijkste focus voor een docent en wetenschapper. Langzaam ontstaat echter het gevoel: “wij zijn één universiteit”. Dat is waardevol, want de TU/e is niet echt groot, dus is het belangrijk om met één boodschap naar buiten te treden. Dat maakt organisaties succesvol.’ Volgens hem moet het Bachelor College nu twee à drie jaar de tijd krijgen zich verder te ontwikkelen. ‘Het grootste risico is om in de beginfase nog een keer te gaan vernieuwen. Wat voor ingenieurs wel een probleem is, want die willen altijd vernieuwen. Laat dit onderwijsmodel zich nu eerst zetten en tot wasdom komen. Dan
‘Ik heb grote bewondering voor alles wat tot nu toe al is gepresteerd met het Bachelor College’
Dat het Bachelor College een van de sterktes van de TU/e is geworden, staat voor Coopmans buiten kijf. Maar met een andere, al bestaande sterkte wordt volgens hem nog te weinig gedaan: de positie van de TU/e in de Brainport-regio. ‘Qua profilering moet de TU/e hier meer uithalen. Iedereen binnen de universiteit zou moeten nagaan wat hij of zij nog meer kan halen uit dat cluster van bedrijven en instellingen. Brainport is een merknaam, iets waar andere regio’s jaloers op zijn. Dat ASML haar instituut voor nanotechnologie onlangs niet heeft willen vestigen op de campus van de TU/e is ontzettend jammer. ASML zal haar redenen wel hebben om voor Amsterdam te kiezen. Maar dan is er nog altijd een gebied met de High Tech Campus, zeven à acht grote bedrijven, een woud aan middelgrote bedrijven en start-ups én de TU/e. Dat vind je nergens anders in Nederland. Niet in Amsterdam, niet in Twente en niet in Delft. Ik gun het TU/e dat we dat allemaal nog dichter bij elkaar weten te brengen. Brainport biedt daarnaast ook nog volop mogelijkheden voor stages en opdrachten voor afstudeerders en promovendi. Werkervaring opdoen bij grote bedrijven, die ook op wereldniveau actief zijn; welke universiteit biedt haar studenten die mogelijkheid?’ Coopmans is overtuigd van de belangrijke rol die de TU/e ook in de toekomst zal blijven vervullen op maatschappelijk vlak en als leverancier van ingenieurs. ‘Ik ben er trots op dat ik daar in deze functie ook een steentje aan kan bijdragen.’
12 13
achtergrond/
Tekst Nicole Testerink Foto’s Bart van Overbeeke
die gebruikt kunnen worden als brandstof (zie kader op pagina 14), krijgt mede dankzij het schone karakter ervan steeds meer aandacht. Het is een van de redenen waarom de Eindhovense hoogleraar Emiel Hensen (heterogene katalyse) en zijn Utrechtse collega Bert Weckhuysen (anorganische chemie en katalyse) in vol vertrouwen hun onderzoek bundelen. Hensen: ‘Onze focus ligt op het ontwikkelen van katalysatoren, chemische stoffen die de omzetting kunnen versnellen op een manier die zo energiezuinig mogelijk is. Omdat de omzetting van zonlicht naar brandstof nieuw is, zijn er ook nieuwe versnellers nodig. Het Nederlandse katalyseonderzoek is al jaren sterk georganiseerd en ook Eindhoven en Utrecht weten elkaar al lange tijd te vinden op dit vlak.’
Uitdagende chemie tussen Eindhoven en Utrecht Sinds de TU/e in 2011 een strategische alliantie sloot met de Universiteit Utrecht en het Universitair Medisch Centrum Utrecht wordt er op drie onderzoeksgebieden intensief samengewerkt. Duurzame energie in de vorm van zonnebrandstof, de zogeheten solar fuels, is er een van. Samenwerkingspartners hoogleraar Emiel Hensen (TU/e) en hoogleraar Bert Weckhuysen (UU) zijn meer dan enthousiast over de meerwaarde van dit preferred partnership voor de ontwikkelingen binnen hun onderzoeksgebied.
D
e zon als directe energieleverancier. Hoewel het de meest logische bron van hernieuwbare energie is, staat het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van zonnebrandstof relatief gezien nog in de kinderschoenen. Maar daar komt verandering in. Want met het opraken van fossiele brandstoffen wordt er in toenemende mate gekeken naar andere, duurzamere vormen van energie. De mogelijkheid tot het opslaan van zonne-energie in chemische bindingen
‘De samenwerking tussen onze beide universiteiten op het katalytisch vlak is onderdaad niet geheel nieuw’, benadrukt ook Weckhuysen. ‘Al sinds 1991 bestaat er tussen beide instellingen een onderzoeksas op dit gebied. Zo wisselt het wetenschappelijk directeurschap van het toonaangevende Nederlands Instituut voor Onderzoek in de Katalyse (NIOK) al tijden tussen Eindhoven en Utrecht. Op dit moment ben ik wetenschappelijk directeur en is Emiel Hensen voorzitter. In dat kader wilden we graag iets nieuws en uitdagends neerzetten. Toen de plannen bekend werden voor een strategische alliantie tussen de TU/e en UU hebben we de koppen bij elkaar gestoken en solar fuels voorgedragen als één van speerpunten. En met succes.’
Complementariteit Juist de complementariteit van beide groepen draagt daar volgens Hensen aan bij. Waar de expertise van de TU/e zit in het modelleren hoe moleculen op kataly tische oppervlaktes worden omgezet, gebruiken de onderzoekers in Utrecht veel experimentele spectroscopische technieken om met licht te bekijken hoe katalysatoren precies werken. En die twee benaderingen
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
zijn synergetisch. Hensen: ‘Je kunt wel allerlei spectroscopie willen doen, maar voor interpretatie van de resultaten op moleculair niveau zijn onze berekeningen van belang. Andersom willen wij bereke ningen doen aan relevante systemen, waarbij experimentele kennis over hoe een katalytisch oppervlak er precies uit ziet, noodzakelijk is. Niet voor niets bestond al lang de wens om intensiever samen te werken.’ Dat de groepen elkaar al kennen, zien beide hoogleraren als een groot voordeel. ‘We zijn geen eendagsvlieg’, aldus Weckhuysen, ‘en we hebben al laten zien dat deze samenwerking kans van slagen heeft. Investeren in een nieuwe relatie hoeft niet meer, want die is er al. De lijntjes zijn kort. Zo heb ik de mobiele nummers van Emiel en Rutger van Santen (emeritus hoogleraar Katalyse aan de TU/e). We hebben ’s avonds heel wat heen en weer gebeld – welke richting willen we nu precies op, welk project heeft het meeste potentie? Dit alles heeft zeker geholpen om uitgekozen te worden als een van de drie speerpunten binnen de alliantie.’
Van spuitwater wijn maken Er werd gekozen om ‘het onderzoeksmandje wiseful te vullen’. Zo vindt er onderzoek plaats naar de omzetting van water naar waterstof onder invloed van zonlicht (zie kader op pagina 15). Uiteindelijk is het ultieme doel om waterstof en koolstofdioxide om te zetten naar stoffen als azijnzuur en methanol, een complex proces dat Weckhuysen omschrijft als ‘van spuitwater wijn maken’. Onderzoek op het scherpst van de snede, dat is volgens Hensen hoe beide wetenschappers het graag zien. ‘De meest spannende vindingen binnen de wetenschap vinden plaats op de grensvlakken van disciplines. Je ziet nu dat er verschillende invalshoeken binnen de katalyse samenkomen en dat kan tot hele mooie dingen leiden.’ Het vergroten van de kritische massa op het gebied van solar fuels sluit aan bij de komst van FOM-instituut DIFFER (Dutch Institute for Fundamental Energy Research) naar
14 15
achtergrond/
de TU/e-campus in 2015. DIFFER heeft een coördinerende rol binnen het fundamentele energieonderzoek in Nederland, met als een van de thema’s kernfusie en solar fuels. Hensen: ‘Het is vooruitzien om een onderzoeksgroep neer te zetten waarvan de expertise aansluit bij het onderzoeksprofiel van DIFFER. Op deze manier wordt gezorgd dat nieuwe samenwerkingen ondersteund worden. Solar fuels is een veld met een lange tijdhorizon, waardoor het belangrijk is te investeren in nieuwe mensen met nieuwe inzichten.’ Ook Weckhuysen ziet de aansluiting met DIFFER als een belangrijke impuls van het zonnebrandstofonderzoek. ‘Ik zie veel nieuwe mogelijkheden. Denk aan het ontwikkelen van geavanceerde apparatuur voor Nederlandse energie-onderzoekers en die van de alliantie in het bijzonder. We bouwen als het ware een vliegwiel. Een mooi solar fuelprogramma waarbinnen we jonge mensen opleiden en uitdagend onderzoek doen. Een eerste kiem is recent gelegd doordat de Colleges van Bestuur in het kader van de alliantie twee tenure-tracks hebben gefinan cierd.’ Met de komst van de nieuwe univer sitair docenten Jan-Philippe Hoffman, die Utrecht verruilde voor Eindhoven en Monica Barosso, in Utrecht aangenomen als expert op het gebied van solar fuels, is de kruis bestuiving tussen de twee universiteiten begonnen.
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Naast het doen van excellent onderzoek vinden er ook interessante ontwikkelingen plaats op educatief vlak. Hensen: ‘Vanuit het NIOK en met steun van NWO zijn we bezig met de opzet van een onderzoeksschool die dit najaar al van start gaat. Bachelorstudenten kunnen instromen in een tweejarig masterprogramma waarin ze een gedegen basis in de katalyse krijgen met een specialisatie op het gebied van fotokatalyse. Naast de TU/e
en de UU doen ook de Universiteit Leiden en de Universiteit Twente hieraan mee. Een lokale master die aan de thuisuniversiteit gevolgd wordt, maar met voldoende keuzeruimte om specifieke vakken aan de andere universiteiten te volgen, zodat studenten een goed overzicht krijgen van het onderzoek op de diverse locaties. Aan het einde van de master bestaat de mogelijkheid om een PhD-voorstel te schrijven, waarbij de
Zonnebrandstof in het kort Bij zonnebrandstof wordt zonlicht gebruikt als directe energiebron door het om te zetten in chemische bindingen. Dat kan waterstof zijn, of meer complexere moleculen, zoals methanol. In de natuur is het gebruik van zonne-energie een bekend concept in de vorm van fotosynthese. Daarbij zetten
plantenbladeren koolstofdioxide om in suikers. Het maken van solar fuels wordt daarom ook wel artificiële fotosynthese genoemd. Om de omzetting van grondproducten in brandstoffen te versnellen en de reactie zo energiezuinig mogelijk te laten verlopen, worden katalysatoren ingezet -
chemische versnellers. Het uiteindelijke reactieproduct kan afgestemd worden op wat het meest gunstig is voor de chemische industrie. Vloeibare solar fuels zijn het meest compatibel met het huidige brandstofsysteem en zijn daarom het voorlopige einddoel.
Nieuw talent Door het strategisch aannemen van bepaalde wetenschappers kunnen er volgens Weckhuysen nu meters gemaakt worden in de vorm van gezamenlijke experimenten, publicaties en nieuwe projectvoorstellen. ‘Je ziet dat we elkaar op allerlei vlakken versterken. Zo’n alliantie genereert nieuwe projecten; je hebt voor jezelf de focus weer scherp, maar kijkt tegelijkertijd ook een stapje verder. Ook voor subsidieaanvragen, zeker op het internationale vlak, is het steeds belangrijker dat er op de grensvlakken van disciplines gewerkt wordt en heeft multi disciplinair werken zeker een meerwaarde.’
Emiel Hensen (rechts) en Jan-Philippe Hoffman van de TU/e.
vier besten gehonoreerd worden met een aanstelling. Maar het opleiden van jong talent is voor ons ook van belang richting het bedrijfsleven. Voor de industrie zijn solar fuels nog een brug te ver, het moet meer bekendheid krijgen. Door het leveren van studenten met een herkenbaar profiel kunnen we solar fuels ook bij hen in de picture zetten.’
Maatschappelijk draagvlak De onderzoeksgroep van Weckhuysen wordt vaak als voorbeeld gezien als het gaat om samenwerking met het bedrijfsleven. De Utrechtse hoogleraar erkent dat duurzame industriële relaties waardevol zijn, zeker in een tijd waarin de eerste geldstroomfinanciering aan onderzoeksgroepen schaarser is. Al werd in juni van dit jaar aan Weckhuysen nog een prestigieuze Spinozaprijs van 2,5 miljoen euro toebedeeld door NWO. Maar investeringen vanuit het bedrijfsleven in het solar fuels veld zijn voorlopig nog toekomstmuziek. ‘We zijn nu zo ver dat we het principe van zonnebrandstof kunnen beschrijven, maar de fundamenten staan er nog niet. Zeker op het gebied van de complexere omzettingen is er nog veel onzeker en is onderzoek daarnaar des te belangrijker. Doordat we nu meer kritische massa kunnen inzetten, komt dat hopelijk in een versnelling en zijn we eerder bij een echte doorbraak. En die is weer belangrijk om de industrie over de streep te trekken.’ Ook Hensen geeft aan dat samenwerken met het bedrijfsleven kan leiden tot een win-win situatie. ‘Op de lange termijn kan het werk aan fundamentele vraagstukken voor het bedrijfsleven zeer relevante informatie opleveren. Als je op moleculair niveau begrijpt hoe een katalysator werkt, kun je met deze kennis richting geven aan het industriële onderzoek. Katalyse is een vrij toepasbaar onderzoeksveld, daar kunnen aan twee kanten de vruchten van geplukt worden.’ Even zo belangrijk als aandacht vanuit het bedrijfsleven vindt Weckhuysen het creëren van maatschappelijk draagvlak voor zonnebrandstof. De recente aandacht in media, mede
Bert Weckhuysen en op de achtergrond Monica Barroso van de Universiteit Utrecht.
Slimme moleculen vangen meer licht Een van de gezamenlijke projecten die de TU/e en de UU gaan opstarten op het gebied van zonnebrandstof, richt zich op het optimaal opvangen van zonlicht. Want hoe meer zonlicht, hoe hoger de uiteindelijke brandstofopbrengst. In dat kader wordt ook samengewerkt met de faculteit Technische
Natuurkunde. Zij kunnen een stuk glas of plastic voorzien van bepaalde lichtvangende moleculen waardoor licht van verschillende golflengtes gescheiden kan worden. Uiteindelijk moeten deze nieuwe manieren om zonlicht te vangen gaan resulteren in een apparaatje, bijvoorbeeld
dankzij de toekenning van de Spinozaprijs, kan daar volgens hem zeker aan bijdragen. ‘Er is een groeiende interesse voor dit onderwerp, het algemene publiek vindt het iets exotisch hebben. Ook kunnen we zo uitleggen wat er met hun belastinggeld gebeurt, dat chemie niet vies en vervuilend is en dat we duurzaamheid ook hoog in het vaandel hebben staan. Transities gaan traag,
een soort zonnecel. Daarnaast willen wetenschappers van beide universiteiten nieuwe fotoabsorberende materialen gaan ontwikkelen om de huidige veelal kostbare edelmetalen te kunnen vervangen door goedkopere systemen.
zeker in het energieveld. Maar als we deze verduurzaming willen realiseren, moeten we nu stappen maken. Mede dankzij de strategische alliantie kunnen we daar nu echt voor gaan. Zo ben ik weer terug bij het vliegwiel, dat we nu op alle fronten kunnen laten draaien: intellectueel, educatief en maatschappelijk. Daar moet uiteindelijk toch iets heel moois uit voortkomen.’
16 17
achtergrond/
‘Down under’ naar de top Tijdens de World Solar Challenge die op 6 oktober losbarst in Australië, gaat het Solar Team Eindhoven van de TU/e vanzelfsprekend voor de winst. Maar het is niet zo dat de race niet geslaagd zou zijn als de studenten niet winnen. Bovenal wil het team ‘Stella’ - de eerste gezinsauto ter wereld op zonne-energie - na ruim drieduizend kilometer heelhuids over de eindstreep brengen. Dat alleen al wordt een hele opgave: bij de laatste editie in 2011 volbracht nog niet een op de vijf teams de race door de Australische outback.
Tekst Monique van de Ven Foto’s Bart van Overbeeke
an ambitie en drive heeft het het Solar Team Eindhoven (STE) geen moment ontbroken, zoveel is zeker. ‘De auto van de toekomst ontwikkelen’, zo formuleerde het team zonder blikken of blozen het ultieme doel bij de officiële start in oktober 2012. De eerste ideeën hiervoor waren in het vroege voorjaar van 2012 komen opborrelen bij Werktuigbouwkundestudenten Lex Hoefsloot en Roy Cobbenhagen, op dat moment bijna klaar met hun bachelor. Een gezinsauto op zonne-energie wilden ze bouwen, praktischer en comfortabeler dan ‘al die platte vleugels op wielen’ die de World Solar Challenge al sinds de start in 1987 domineren. In betrekkelijke stilte gingen ze aan het werk en zochten ze versterking bij medestudenten, maar ook bij hoogleraren die hun ideeën steunden. Pas daarna stapten ze met hun plannen naar het College van Bestuur. ‘We wilden niet overkomen als het zoveelste groepje studenten dat even vlug iets leuks heeft bedacht’, verklaart teamlid Juliëtte van der Lof. Pas in oktober 2012 trad het Solar Team Eindhoven officieel naar buiten en presenteerde zijn plannen en de ploeg. Het kernteam bestaat uit 22 studenten afkomstig van zes verschillende faculteiten, die gesteund door een bestuursbeurs van de TU/e - ieder hun studie een jaar opzij zetten om aan de eerste gezinsauto op zonne-energie te werken. STE is onderverdeeld in diverse subteams, die zich onder meer bezighouden met de uiteenlopende technische aspecten van de auto. Zo kijkt de ene groep naar de ultieme aerodynamische vorm van de auto en ontwerpt een andere groep een intelligent dashboard.
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Elektrotechnici zorgen er op hun beurt voor dat elke zonnestraal zo efficiënt mogelijk van de zonne panelen op het dak naar de motoren gaat. Het organisatieteam maakte intussen werk van zaken als de planning, communicatie, voorbereidingen voor de reis en sponsoring. Zo wist STE bedrijven aan zich te binden die het team steunen en haalde het geld binnen via crowdfunding met de verkoop van zogenoemde Solar Miles voor een bedrag van honderd euro per mijl. Nu, anderhalf jaar na de eerste prille ideeën, is het team er bijna klaar voor. Medio augustus vloog het voltallige team naar Australië en begin september arriveerde Stella zelf, per cargovlucht - een transport per boot zou teveel tijd hebben gekost. En die tijd is ook in Australië, vlak voor de race, kostbaar. Het team is nog een paar weken doende met testen en optimaliseren. Teamlid en chauffeur André Snoeck: ‘Hoe houdt Stella zich bijvoorbeeld onder de extreme weersomstandigheden en op een ander soort wegdek? Blijft het batterijenpakket goed genoeg, hoe gaat het de chauffeurs af qua rijden?’ Eindhovens grootste concurrentie voor de race komt uit Duitsland en Australië, verwachten Snoeck en teamgenoot Jirry Pons. Het team uit het Duitse Bochum deed al eens met een tweepersoons wagen mee aan de World Solar Challenge en het Australische team Sun Swift eindigde bij de vorige race in de top-5. Verder is het volgens Pons altijd afwachten waarmee de Japanners op de proppen komen. ‘Tot vlak voor de start laten die niets los over hun auto. Je weet dus nooit zo goed wat je van ze kunt verwachten.’
18 19
achtergrond/
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Stella in short De naam Stella is afkomstig van de Latijnse benaming voor ster. De auto is 4,49 meter lang, 1,65 meter breed en 1,15 meter hoog en weegt nog geen 400 kilo. Hiervan nemen de batterijen aan boord zo’n 66 kilo voor hun rekening. De carrosserie is gemaakt van twee lagen carbon met daartussenin een laag schuim: licht, maar heel sterk. Hoe lichter de auto, hoe lager de rolweerstand en hoe groter haar bereik. De zonnewagen heeft een relatief plat dak bovenop een enigszins druppelvormige auto. Het was een zoektocht naar het optimum tussen de aerodynamica en de prestaties van de zonnepanelen erbovenop. Zes vierkante meter aan hoogrendement silicium zonnepanelen, om precies te zijn - volgens STE de beste in hun klasse, maar wel commercieel verkrijgbaar.
World Solar
Challenge
De zonnewagen heeft smalle banden, die qua breedte tussen een fiets- en autoband inzitten, om de rolweerstand zoveel mogelijk te ver minderen. In de voorwielen zijn de motoren verwerkt - voor een zonnewagen overigens niet uitzonderlijk, dit spaart namelijk gewicht uit voor tandwielen voor de overbrenging. Elektrische energie kan hierdoor zo efficiënt mogelijk worden omgezet in mechanische energie.
De World Solar Challenge is een tweejaarlijkse wedstrijd voor zonnewagens, waaraan teams van over de hele wereld meedoen, veelal afkomstig van universiteiten. De eerste race was in 1987. Solar Team Eindhoven doet dit jaar mee aan de twaalfde editie. De race voert van Darwin naar Adelaide over een afstand van ruim drieduizend kilometer. Nieuw dit jaar is de Cruiser-klasse waaraan tien teams meedoen, waaronder dus ook het Solar Team Eindhoven. Zonnewagens in deze klasse worden niet alleen beoordeeld op snelheid, maar ook op het aantal vervoerde personen, de externe energiebehoefte en het gebruiksgemak van de wagen. Op één punt scoort Eindhoven bij voorbaat bonuspunten: Stella is de enige deelnemende zonnewagen die ruimte biedt aan vier passagiers.
Nederlandse concurrentie is er niet; de teams van de TU Delft en Universiteit Twente rijden mee in een andere categorie, de traditionele Challengerklasse. Van enige competitiedrang om de jarenlange Delftse zonne successen te evenaren, heeft Snoeck geen last. ‘Natuurlijk waren we ons, zeker aan het begin van het project, wel bewust van bijvoorbeeld alle media-aandacht die Delft altijd voor haar zonnewagens heeft gehad.
Maar verder zijn we helemaal niet met Delft bezig. Het zijn collega’s, geen concurrenten.’ Snoeck zegt wel enige druk te voelen voor de race, ‘maar die komt niet zozeer van buiten, maar vanuit mezelf. We hebben deze auto gebouwd, nu moeten we laten zien dat ie ook drieduizend kilometer kan rijden. Winnen is natuurlijk leuk, daar gáán we voor - maar het is niet
Bij het ontwerp van de console van de auto was het streven om daar zo weinig mogelijk knoppen op te hebben. Zo is een touchscreen scherm verwerkt in het dashboard en loopt over de console een strip van led-lampen, die bijvoorbeeld
zo dat de race niet geslaagd is als we níet winnen.’ Teamgenoot Pons zegt het niet zozeer te voelen als een druk, maar meer als een drive. Hij wil presteren. En presteren betekent bovenal: finishen. En dat is nog helemaal niet zo vanzelfsprekend, zo bleek bijvoorbeeld nog in 2011 toen amper een handvol van het dertigtal deelnemende teams de eindstreep haalde. ‘Er kan altijd iets gebeuren’,
stelt Pons nuchter. ‘Maar onze auto is wel een stuk solider dan de ‘vleugels op wielen’ die we al een tijdje kennen. Stella is een stuk zwaarder en qua vorm is het minder kritiek als het bijvoorbeeld gaat om zijwinden.’ Na de World Solar Challenge gaat Solar Team Eindhoven met Stella op tournee, onder meer langs middel bare scholen en evenementen.
Op de terugweg vanuit Australië staat bijvoorbeeld direct een stop gepland in Singapore, waar op dat moment de International Energy Week plaatsvindt. Het is ook zeker de bedoeling dat er in september 2014 een nieuw team klaarstaat om zich voor te bereiden op de hierop volgende editie in 2015.
www.solarteameindhoven.nl
zichtbaar maken dat de bestuurder de auto in zijn vooruit heeft gezet (iets wat, in tegenstelling tot bij een auto met een gewone verbrandingsmotor, niet hoorbaar is). De knoppen die toch echt onmisbaar bleken, zijn strak weggewerkt in het stuur. Een slim stuur trouwens, dat de bestuurder onder andere waarschuwt bij te hard rijden; op dat moment zet het stuur subtiel wat uit. De richtingaanwijzers worden geactiveerd door links of rechts in het stuur te knijpen. Stella heeft geen airconditioning; die luxe vreet teveel extra energie. De inzittenden moeten genoegen nemen met de buitenlucht die wordt aangevoerd via de ‘luchtinhapper’ aan de voorkant van de auto. Daarnaast dragen de chauffeur en passagiers in Australië speciale koelvesten. Stella’s maximumsnelheid is 120 kilometer per uur, maar in Australië zal ze gemiddeld 70 kilometer per uur rijden. Bij die snelheid verbruikt de wagen 1,7 KW, vergelijkbaar met een strijkbout. Op een zonnige dag in Nederland kan de auto, met volle batterijen, ruim 600 kilometer afleggen; in Australië zal dat zelfs zo’n 100 kilometer meer zijn. Ook ’s nachts kan Stella nog eens 400 kilometer rijden. Stella genereert met haar zonnecellen gemiddeld meer elektriciteit dan ze verbruikt. Zo maakt de auto het mogelijk dat het energieoverschot terug kan worden gegeven aan het elektriciteitsnet. Per saldo levert de auto dus meer energie op dan ze gebruikt en is daarmee ‘energiepositief’.
20 21
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Lichtbron van de toekomst Tekst Ivo Jongsma Beeld Bart van Overbeeke
OLEDs - organische lichtemitterende diodes - zijn lichtgevende vlakken en daardoor prettigere lichtbronnen dan puntbronnen zoals een peertje of een normale LED. Daarnaast kunnen ze flexibel en doorzichtig zijn, wat allerlei nieuwe mogelijkheden biedt. In tegenstelling tot normale LEDs worden ze gemaakt van goedkope materialen, waarvan maar een heel dun laagje nodig is. De verwachting is dan ook dat ze bij massaproductie goedkoop gaan worden. Ze worden daarmee gezien als lichtbron van de toekomst. Witte OLEDs bestaan uit gestapelde ultradunne lagen met elk een eigen kleur licht, die samen wit licht opleveren. Tot nu toe was het onmogelijk vooraf te berekenen wat voor licht precies gaat komen uit een witte OLED; fabrikanten moesten dat met ‘trial and error’ uitpro beren. Onderzoekers van onder meer de TU/e, Philips Research en de Technische Universiteit van Dresden hebben nu een hulpmiddel ontwikkeld waarmee ze heel precies kunnen berekenen welk licht een OLEDontwerp gaat opleveren.
Ze modelleerden hiervoor de complexe processen in OLEDs op moleculaire schaal. TU/e-onderzoeker Peter Bobbert: ‘Vooraf dachten we dat dat nooit mogelijk zou zijn.’ Fabrikanten kunnen nu veel gerichter en goedkoper OLEDs gaan ontwerpen en de energie-efficiëntie en levensduur kunnen omhoog.
< 100 nanometer actieve dikte van de OLED
22 23
interview/
Tekst Tom Jeltes Foto Rob Stevens
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Werken voor de meest kwetsbare vorm van leven De Leuvense hoogleraar Sabine Van Huffel kreeg eind april tijdens de dies natalis van de TU/e een eredoctoraat uitgereikt. De Vlaamse is een autoriteit op het gebied van biomedische signaalbewerking en in eigen land een erkend rolmodel voor vrouwen in de wetenschap. Ze is zeer gecharmeerd van het Eindhovense streven om vindingen waar mogelijk te vertalen in concrete producten.
e inrichting van de werkkamer van hoogleraar Sabine Van Huffel op het idyllische Kasteelpark Arenberg zegt veel over de Eindhovense eredoctor. De muren hangen vol met posters voorzien van spreuken als ‘the female engineer’ en ‘5 jaar vrouwen’, en de vensterbank wordt opgesierd met een kalender met foto’s van leden van ‘haar’ groep Biomedical Data Processing. Van Huffel bewijst dat je tegelijk moeder kunt zijn van vijf kinderen en van twee dozijn promovendi en postdocs, een rol kunt spelen in het publieke debat over vrouwen in de wetenschap, en óók nog ‘met kop en schouders’ kunt uitsteken boven de concurrentie - aldus haar erepromotor hoogleraar Jan Bergmans. Aan de buitenkant mag het onderkomen van het departement Elektrotechniek van de KU Leuven ontegenzeggelijk grandeur uitstralen, van binnen oogt het meer prozaïsch. Betegelde gangen met
kale muren en zware deuren geven het interieur een aanblik die beter past bij de praktische functie van het gebouw. ‘We zijn wel wat krap behuisd’, vertelt de gastvrouw. ‘Maar gelukkig wordt er binnenkort uitgebreid, waardoor er voldoende ruimte zal zijn voor eventuele gasten uit Eindhoven.’ Die Eindhovense gasten worden namelijk verwacht: naar aanleiding van het eredoctoraat voor Sabine Van Huffel zijn er plannen voor samenwerking tussen haar Leuvense onderzoeksgroep en onder meer de groep Signal Processing Systems van erepromotor Bergmans. Dat zou moeten resulteren in het aanstellen van gemeenschappelijke promovendi, die hun onderzoek deels in Eindhoven en deels in Leuven zullen uitvoeren.
Drijfveer ‘We zullen ons richten op neonatale monitoring (het elektronisch meten van onder meer de hersenen hartfunctie van pasgeborenen)’, vertelt Van Huffel. ‘Daar houd ik
me al langere tijd mee bezig, omdat het me aan het hart gaat. Pasgeborenen zijn de meest kwetsbare vorm van leven en een juiste behandeling is van vitaal belang voor de ontwikkeling van de kinderen op latere leeftijd. De TU/e heeft veel ervaring met monitoring op een manier die minder ingrijpend is voor de kinderen, door de meetapparatuur bijvoorbeeld in te bouwen in kleding. Het nadeel daarvan is echter dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van het meetsignaal. Met onze expertise kunnen wij eraan bijdragen dat toch zo veel mogelijk informatie uit het signaal kan worden verkregen.’ Behalve de groep van Jan Bergmans, die valt onder Electrical Engineering, zullen wellicht ook onderzoekers van de faculteit Biomedische Technologie bij de samenwerking worden betrokken. In ieder geval is het de bedoeling dat Philips Research een rol gaat spelen. ‘Ik vind het heel belangrijk dat dit onderzoek ook leidt tot een concreet product. Het gebeurt
namelijk te vaak dat een bepaalde methode slechts wordt gebruikt zolang de bedenker ervan erbij betrokken is, terwijl je juist iets blijvends wilt creëren. Daar moet je een vinding voor kunnen verkopen. En daar zijn jullie in Nederland, en zeker in Eindhoven, beslist beter in dan wij.’ Het is tekenend voor Van Huffel: ze doet geen onderzoek om het onderzoek, of ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Het enige dat telt is dat de door haar ontwikkelde techniek ten gunste komt van de levenskwaliteit van patiënten. Dat is de drijfveer die ervoor zorgt dat ze vrijwel letterlijk dag en nacht werkt. Die motivatie heeft een duidelijk aanwijsbare oorsprong, vertelt ze. ‘Toen ik zestien was, moest ik aan mijn rug geopereerd worden vanwege scoliose. Daarvoor moest ik twee maanden in het ziekenhuis blijven. Ik lag op een kamer met nog drie andere meisjes, die alle drie aan botkanker leden en bij wie een been geamputeerd moest worden. Twee van hen zijn binnen een jaar overleden en de derde, die
net zo oud was als ik, werd mijn beste vriendin.’
Geduld Als ze terugdenkt aan die periode, herinnert ze zich vooral de warmte en zorg van de artsen en zusters. ‘Tot op dat moment wilde ik sportlerares worden, maar dat
was vanwege mijn rug niet meer mogelijk. Bovendien wilde ik iets terugdoen en bij een voorlichtings dag voor computerwetenschappen kreeg ik het cruciale inzicht dat ik mijn talent voor wiskunde zou kunnen aanwenden om de medische technologie te verbeteren. Ik zat echter op een meisjes-
school waar ik maar vier uur per week wiskunde kreeg; veel te weinig om toegelaten te worden tot een ingenieursopleiding. Toen heb ik in mijn laatste jaar alles op alles gezet om te slagen voor het toelatingsexamen voor ingenieur. Dat is me gelukt.’ Toch moest ze in de jaren daarna nog veel geduld hebben. Pas na een algemene opleiding van vijf jaar tot ingenieur computer wetenschappen kreeg ze de kans om een medisch onderwerp te kiezen voor haar eindproject. Tenminste, dat dacht ze. ‘Men vond dat echter maar een stom idee. Ik ben toen zelf op zoek gegaan naar een geschikt onderwerp.’ Na omzwervingen vond ze dat in het Leuvense ziekenhuis, waar ze analyseerde vanuit welke richting je een tumor het best kunt bestralen. Het bleek het begin van een glansrijke carrière in de bio medische signaalbewerking. Van Huffel toont zich enthousiast over de opleiding Biomedische Technologie van de TU/e. Ze had het zelf willen studeren, zegt ze. ‘Toen die opleiding in Eindhoven werd gestart, vond ik dat fantastisch. Ik heb me ook ingezet om het vakkenpakket biomedische techniek in de masters elektrotechniek en werktuigbouwkunde hier in Leuven uit te bouwen tot een volwaardige master tot bio medisch ingenieur. Het is hier nu de richting waarin, na architectuur, relatief de meeste meisjes afstuderen.’
Collegialiteit Toen ze hoorde van haar uitverkiezing tot eredoctor was ze verbaasd en vereerd. ‘Zelden heb ik gelobbyd voor awards. Ik voel niet veel voor een derge-
‘Hier is geen competitie, zeg ik altijd tegen nieuwe medewerkers. Daar kijken ze soms wel van op.’ lijke personencultus. Ik geef liever prioriteit aan de begeleiding van studenten. De maatschappij is daarmee beter geholpen.’ Ze verdient de eer dan ook niet alleen, haast ze zich te zeggen. Ze ziet het als een eer voor haar hele onderzoeksgroep. ‘Er zit meer kennis rondom mij, dan in mijn eigen hoofd’, zo verwoordt ze dat gevoel. Samenwerking en collegialiteit zijn de basis voor Van Huffel. ‘Hier is geen competitie, zeg ik altijd tegen nieuwe medewerkers. Daar kijken ze soms wel van op, maar ik geloof heilig dat je meer kunt bereiken door samen te werken dan door met elkaar de competitie aan te gaan. In de huidige wetenschapscultuur loont het vooral veel te publi ceren. Daarom is men geneigd nieuwe resultaten zo lang mogelijk geheim te houden. Ik ben ervan overtuigd dat hierdoor kennis verloren gaat. Ik probeer daarom binnen mijn groep de saamhorigheid te bevorderen.’ Dat lijkt te lukken; de jonge ouders binnen haar groep vragen zelfs collega’s als peter of meter. ‘Dat gaat best ver; het geeft ook aan dat ze steun aan elkaar hebben in goede en kwade dagen. Zulke vriendschap maakt dat mensen beter samenwerken.’
24 25
Tekst Nicole Testerink foto’s Bart van Overbeeke
Stekkerauto in de versnelling Hoe krijgen we de Nederlander in de elektrische auto?
nr.6 nr.1september november 2013 2011 / MAGAZINE VAN de
Hoewel de elektrische auto steeds meer verkocht wordt, heeft menig Nederlander nog drempelvrees voor de auto-met-stekker. De beperkte actieradius en aanschafkosten zijn veelgehoorde argumenten om toch voor een gewone auto te gaan. De Nederlandse overheid subsidieert elektrisch rijden met diverse maatregelen en streeft in 2020 200.000 elektrische auto’s op de weg te hebben, 2,5 procent van het totaal. Slash gaat een stap verder en vraagt zich af: hoe kunnen we er voor zorgen dat in 2020 het Nederlandse wagenpark voor meer dan 5 procent uit elektrische auto’s bestaat? Vijf experts uit de academische wereld en het bedrijfsleven voeren een gedreven discussie hoe de Nederlander massaal aan de stekkerauto te krijgen.
26 27
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
dr.ir. Igo Besselink, universitair docent Dynamics and Control en samen met Erwin Meinders initiatiefnemer van de elektrische auto Lupo EL die ontwikkeld is aan de TU/e. ‘Snelladen is de range-extender’
ir. Anton Wolthuis, verantwoordelijk voor het innovatieprogramma van AutomotiveNL en voorheen van High Tech Automotive Systems (HTAS) ‘Belangrijk om elektrische auto’s ook als funauto neer te zetten’
prof.dr.ir. Maarten Steinbuch, (universiteits)hoogleraar Control Systems Technology en lid van het Formule E-Team, een nationaal overleg dat de overstap naar elektrisch rijden mogelijk moet maken ‘Door de Tesla zijn we in een klap verlost van het golfkarretjessyndroom’
is het zeker geen ideale oplossing.’ Ook de beperkte ruimte van een plug-in hybride wordt aangehaald. Besselink: ‘Zo’n auto zit tot de nok toe vol met techniek. Vergelijk dat met de Tesla, die heeft zowel voor als achter bagageruimte. Zeker voor de kleinere auto’s zie ik de plug-in hybrides als heilloos.’ Er wordt besloten te focussen op de volkomen elektrische auto, waar iedereen voorstander van is. ‘Maar, zegt Wolthuis, ‘we moeten wel in ons achterhoofd houden dat de plug-in hybride eigenlijk een overgang is naar het pure elektrische rijden. Vanaf 2020 denk ik dat we ervan af zijn, maar tot dan geeft het een stuk veiligheidsmarge met zo’n zeshonderd kilometer extra range, in afwachting van de verbeterde batterijtechniek.’ Of zoals discussieleider Lucas Asselbergs beeldend samenvat: ‘Het lijkt op de introductie van de stoomboot. Ook toen werd er nog lange tijd met zeilen aan boord gevaren, want als de wind dan toch waait...’
Stekker eruit
ir. Gerbert van de Ven, recent afgestudeerd werktuigbouwkundige in de richting Automotive, en is hierin nu bezig met het oprichten van een start-up. ‘Ik kan het niet vaak genoeg zeggen: elektrisch rijden moet goedkoper’
Erwin Meinders is als medewerker Onderwijs en Onderzoek aan de faculteit Werktuigbouwkunde betrokken bij diverse projecten rondom elektrisch rijden. ‘Elektrische auto’s moeten zichzelf bewijzen, en niet afhankelijk zijn van subsidies’
n met elektrisch rijden bedoel ik eigenlijk de volkomen elektrische auto, niet de hybride auto die vaak als tussenoplossing wordt gezien’, zwengelt Igo Besselink meteen de discussie aan. ‘Het is mooi dat je met een Prius zuiniger rijdt, maar je bent nog steeds afhankelijk van olie. Wat mij betreft subsidiëren we alleen de volledig elektrische auto’s’. Daarmee ligt de eerste vraag op tafel: wat verstaan we precies onder een elektrische auto en hoe zit het met de hybride auto’s? Maarten Steinbuch wil dan ook nog onderscheid maken tussen hybride en plug-in hybride -een auto die je kunt opladen aan het stopcontact. Anton Wolthuis verduidelijkt: ‘Een plug-in hybride auto heeft naast de accu een verbrandingsmotor waar een generator tegenaan geplakt zit. Die laadt de batterij bij zodat de elektromotor weer vooruit kan. En een hybride auto, dat is meer zoals een vouwcaravan. Het is geen caravan, het is geen tent, maar je hebt wel de nadelen van beide: een natte tent bij regen en je rijdt langzaam. Hoewel ik de plug-in hybride wel als elektrische auto zie, met een stekker eraan,
Wanneer na de eerste evaluatieronde de individuele ideeën opgeschreven mogen worden, blijkt hoe creatief de groep is in het in de elektrische auto krijgen van de medemens. Al na een paar minuten verandert het witte schrijfbord in een kleurenzee van memoblaadjes. De meeste suggesties zijn onder te verdelen in financiële en technische maatregelen. ‘Om maar met die eerste categorie te beginnen, er is een enorme behoefte aan consistent beleid’, zegt Meinders. ‘Met al die wisselende regelingen vertrouwen mensen de overheid niet meer; voor je het weet trekken ze de stekker er uit en zit jij met de kosten.’ Er wordt lacherig voorgesteld de overheid daarom buitenspel te zetten, maar omdat het geld toch ergens vandaan moet komen lijkt een andere manier van subsidiëren meer baat te hebben. Wolthuis: ‘De financiële zeker heid voor de burger moet er hoe dan ook komen. Waarom wordt in plaats van de auto de batterij niet gesubsidieerd? Juist dat plusje en minnetje in de auto zorgt voor extra kosten.’ ‘Of beloon mensen naar het aantal kilowatt dat ze daadwerkelijk verbruiken, het aantal elektrische rijkilometers’, gooit Steinbuch in de groep. ‘En gratis stroom, daar kunnen we ook wel wat mee. Tesla doet dat briljant,
in Amerika hebben ze superladers neergezet en zolang je een Tesla hebt, mag je gratis tanken. Dat is pas een statement.’ Hoewel iedereen het erover eens is dat juist belonen het elektrisch rijden stimuleert, voelt Igo Besselink – met een knipoog - ook wel voor ‘strafmaatregelen’.’ We kunnen toch best iets aan de andere kant doen? Maak de benzine duurder of voer als beleidsmaatregel in dat een tweede auto voor de deur geen verbrandingsauto mag zijn. Volgens mij werkt dat prima.’
Eigen paard Het staat vast dat de kosten gedrukt moeten worden om meer mensen over te halen tot aanschaf van een elektrische auto. Naast allerlei subsidiemaatregelen kan dat ook op andere manieren, zoals Gerbert van de Ven voorstelt. ‘Het lijkt me een goed plan om elektrische auto’s te delen. Je pakt op punt A een auto en zet hem bij B weer neer, om op een later tijdstip met weer een andere wagen terug naar A te rijden. Kostenverlagend en aangezien de jongeren van nu minder aan bezit lijken te hechten zou een abonnements auto best kans van slagen kunnen hebben.’ Er wordt stil gestaan bij de vervoersbehoefte in de toekomst – in vergelijking met landen
zoals China neemt men aan dat de automarkt in Nederland stabiel blijft - maar ook bij de twee markten: mensen die minder trots zijn ‘op het bezit van’ en mensen die het wel belangrijk vinden een mooie auto te hebben. Moet een elektrische auto beide groepen blijven bedienen? ‘Geen probleem’, volgens Van de Ven. ‘Mensen die graag te koop lopen met hun Porche 911 zijn bereid om geld in een auto te steken, ook een elektrische. De groep die minder waarde hecht aan bezit is meestal ook niet bereid veel geld aan een auto uit te geven en dus is het voor hen goedkoper een abonnement te nemen. Bezit is echt niet meer alles.’ Dat betwijfelt Wolthuis. ‘Uiteindelijk speelt dat toch wel een rol, kijk maar bij de cowboys – die willen ook allemaal een eigen paard.’ Om serieus te vervolgen: ‘Ik denk dat het wel heel belangrijk is aan doelgroepidentificatie te doen. Waar kan winst gehaald worden? Naar mijn mening zit dat vooral in het zakelijke verkeer - denk aan transport en openbaar vervoer.’ ‘Vergeet de ouderen niet’, voegt Besselink nog toe, ‘misschien iets minder voor het imago, maar zij hebben geld te besteden, maken niet zoveel kilometers meer en willen meestal wel iets voor het milieu doen.’
28
29
5x1/
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Tumoren te lijf met ultrageluid en chemo
Auto van de toekomst Op technisch gebied wordt er voornamelijk gepraat over laadpalen en batterijcapaciteit. Een van de veelgenoemde redenen om geen elektrische auto aan te schaffen is voor veel mensen de beperkte actieradius. Steinbuch: ‘Een goede oplossing hiervoor zijn de snellaadstations. Je gaat geen acht uur bij een tankstation staan langs de snelweg. Ik ben ervan overtuigd dat de range-angst dynamisch afneemt wanneer mensen hun auto vliegens vlug kunnen laden.’ Op dat vlak is er ook volgens Van de Ven nog veel mogelijk: ‘Supercapacitors staan nu nog in de kinderschoenen, maar er wordt veel onderzoek naar gedaan om daar een grote hoeveelheid energie in op te slaan. En de oplaadtijd is veel sneller, in een minuutje ben je klaar.’ ‘Het zou voor de efficiëntie ook geen kwaad kunnen een bedrijf op te zetten dat zich volledig richt op het opladen van batterijen’, meent Steinbuch. Verbeterpunten genoeg, maar er moet wel uitgekeken worden dat de verbrandingsauto niet te veel als voorbeeld wordt genomen, zegt Wolthuis. ‘We willen te graag dat een elektrische auto precies zo werkt en doet als een verbrandingsauto en laten hem daardoor dingen doen die hij eigenlijk niet kan. Voor het ontwikkelen van de auto van de toekomst wordt uitgegaan van het voertuig van vandaag, dat moeten we niet doen. Anders denken is mijn devies.’
Chemotherapie is berucht om zijn nare bijwerkingen: niet alleen de tumorcellen lijden onder de medicijnen, maar ook de gezonde cellen. Mariska de Smet onderzocht een methode om de ‘chemo’ heel gericht bij de tumor te laten belanden, waardoor betere resultaten kunnen worden bereikt met minder bijwerkingen. Dit gebeurt door de tumor te verwarmen met ultrageluid en het medicijn op te sluiten in speciale vetbolletjes, die het medicijn vrijlaten bij temperaturen boven 40 graden Celsius. Zodra de vetbolletjes de verwarmde tumor bereiken, wordt ter plekke het medicijn afgegeven. Het proces kan bovendien live worden gevolgd op een MRI-scanner, waardoor direct duidelijk is of een vervolgbehandeling nodig is.
Elektrische auto opladen in een paar minuten
5X1 minuut
Negatieve publiciteit Dan nog de problematiek rond de laadpalen: er zijn teveel systemen, te veel palen, palen op verkeerde plaatsen. ‘Een wereldwijde standaard voor snelladen zou niet misstaan’, zegt Besselink ‘Nu verschilt de aanpak voor auto’s van Japanse, Amerikaanse en Europese makelij. Voor de gebruiker geeft dat een stuk onzekerheid: ‘Heb ik wel het goede systeem gekocht?’ Ook Meinders vindt dat de gebruiker meer geholpen zou moeten worden. ‘Er wordt nu nog teveel met laadpalen rondgestrooid. Met als gevolg dat er ook palen staan die nauwelijks gebruikt worden. Zorg voor een strategische, minimale verdeling over de regio, maar daarnaast wel dat de directe gebruikersomgeving optimaal bedeeld is.’ Na een uur stevige discussie is iedereen het
erover eens dat de aspecten waar invloed op uitgeoefend kan worden in kaart zijn gebracht. Toch wil Maarten Steinbuch nog een laatste punt aandragen. ‘Waar we op dit moment veel last van hebben is de negatieve publiciteit, vanuit allerlei hoeken. We moeten telkens maar weer opboksen tegen negatieve signalen, tegen mensen vanuit bestaande business die zich bedreigd voelen en een plek in de media krijgen. Als we dat zouden kunnen wegnemen, kan de hoeveelheid mensen die een positief gevoel heeft bij elektrisch rijden flink opgekrikt worden. Want elektrisch rijden is natuurlijk gewoon echt heel gaaf.’ Met een laatste blik op het overvolle schrijfbord besluit Wolthuis: ‘Hoewel we hier op de
TU/e zitten, zie ik voornamelijk organisa torische topics. De techniek is er dus, op verbetering van de batterij na. We moeten werken aan het organiseren van laadpunten, standaardisatie van systemen, de prijsdruk en bepalen welke segmenten er met prioriteit ontwikkeld moeten worden. Daar kunnen we de versnelling pakken.’
Slash spitte voor u door de stapel meest recente proef schriften en lichtte er vijf voor u uit. Dat is in vijf minuten informatie opnemen waar u anders uren aan had moeten besteden.
Momenteel kost het nog zes tot acht uur om de accu van een elektrische auto te laden voor een relatief kleine afstand (ca. 160 km). Het is mogelijk om een accu veel sneller te laden, maar dat betekent wel dat je ook een veel hogere stroom aan het elektriciteitsnet onttrekt. Gierri Waltrich werkte aan een snellaadsysteem met een extra voeding waarmee de accu van een elektrisch voertuig in een paar minuten opgeladen kan worden zonder het elektriciteitsnet te zwaar te belasten. Zo’n snellaadsysteem vergroot niet alleen de effectieve actieradius van het voertuig, maar maakt het ook mogelijk om de auto snel elektriciteit te laten leveren aan het net.
De juiste partner voor commercieel succes Als bedrijven besluiten samen te gaan werken, loopt dat in meer dan de helft van de gevallen mis. Vaak komt dat doordat ze te snel met elkaar in zee gaan, zonder vooraf essentiële zaken met elkaar af te stemmen. Danielle Twardy - Duisters maakte op basis van literatuuronderzoek, kwantitatief survey-onderzoek en panels met alliantiemanagers een stappenplan voor succesvolle allianties tussen bedrijven. Dat moet binnenkort leiden tot een soort ‘datingsite’ voor het MKB, waarop bedrijven anoniem een potentiële partner kunnen selecteren.
Meten aan een ziek hart Een ziek hart trekt minder goed samen, waardoor er minder bloed wordt rondgepompt. Het is echter moeilijk om te bepalen in welke fase van hartfalen een hartpatiënt zich bevindt. Met MRI heeft Bastiaan van Nierop geprobeerd verschillende facetten van hartfalen zichtbaar te maken in muizenharten. Hij werkte onder meer aan een MRI-techniek waarmee je precies kunt meten hoeveel milliliter bloed er per minuut per gram spierweefsel de hartspier instroomt. Dit soort technieken moeten op termijn bijdragen tot een betere diagnose en dus betere behandeling van hartkwalen.
Nanodeeltjes als vehikel voor katalysatoren Water zou het ideale ‘groene’ oplosmiddel zijn voor duurzame, schone en energiezuinige chemische reacties. Helaas werken katalysa toren (verbindingen die nodig zijn om reacties te versnellen) niet altijd in water. Om dat probleem op te lossen, maakte Patrick Stals polymeren met een katalytische werking. Deze polymeren bevatten ‘plakkerige’ zijgroepen, waardoor ze zichzelf opvouwen tot in water oplosbare, gestructureerde nanodeeltjes. De katalysator bevindt zich in een watervrije holte in het nanodeeltje, hetgeen water een geschikte omgeving voor deze katalytische reacties maakt.
30 28 31
Tekst Antoinette van der Vorst foto’s Bart van overbeeke
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Beiden rondden aan de TU/e een studie af. De planner koos het pad dat het meest in lijn is met zijn opleiding. De verkenner waagde zich buiten de grenzen van zijn opleiding.
VERKENNER Katja Roose Leeftijd 32 Functie • 2001 - heden Professioneel kitesurfer Wereldkampioen en houdster van het Nederlandse snelheidsrecord voor vrouwen. • 2007 - 2013 Accountmanager, trade marketeer, senior channelmanager en marketingmanager bij KPN • 2013 - heden Oprichter en eigenaar SurfSupplementS, bedrijf in hoogwaardige voedingssupplementen
Cartografie
PLANNER Silvy Horbach Leeftijd 43 Functies: • 1995 - 1998 Consultant Synaxion Urbidata • 1998 - 2003 Researcher Océ • 2003 - heden Clustercoördinator vastgoed en landmeten, gemeente Schijndel • 2010 - heden Eigenaar BGT Services • 2012 - heden Projectmanager Stichting GBKN-zuid Studies: • 1988 - 1992 Technische Informatica HTS Heerlen • 1992 - 1995 Technische Informatica TU/e, specialisatie geografische informatica
Tijdens mijn studie Technische Informatica wilde ik ook wat anders dan alleen de ‘droge’ stof. Ik vond mogelijkheden bij de Universiteit Utrecht, waar ik een aantal keuzevakken volgde in cartografie. Ik studeerde af in de richting informatiesystemen met een specialisatie in geo en cartografie. Al snel na mijn afstuderen kwam ik terecht bij een bedrijf dat voor verschillende opdrachtgevers werkte. Ik was gedetacheerd bij de gemeentes Breda en Tiel, betrokken bij de aanleg van de hogesnelheidslijn en bij projecten van Rijkswater staat. Allemaal hadden die klussen te maken met informatiesystemen en kaarten.
Eigen bedrijf Inmiddels werk ik al bijna tien jaar bij de Gemeente Schijndel. Daar ben ik verantwoordelijk voor het geo-ict-beleid en ontwikkeling. Een paar jaar geleden besloot ik dat ik wat ik daar doe, ook over wil brengen binnen andere gemeenten. Zo startte ik mijn eigen bedrijf: BGT Services. Ik doe projectmanagement en consultancy voor gemeenten over BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie.
BGT BGT is een groot project dat vanuit de overheid speelt binnen alle gemeenten in Nederland. In januari 2016 moet de eerste fase van dit project afgerond zijn, en er is nog heel veel werk te verzetten. Wat het inhoudt? Binnen gemeenteland wordt heel veel gemeten door landmeters: wegen, plantenbakken, stoepen, groenstroken.
Alle meetgegevens komen samen op een gedetailleerde kaart, de zogenoemde basiskaart waar vele partijen in Nederland informatie vandaan halen. Onder meer wegenbouwers of aannemers kunnen die kaarten opvragen. Het probleem is, dat er niet echt één standaard is voor hoe die kaarten eruit moeten zien. Elke gemeente maakt daar haar eigen keuzes in. Het BGT-project moet ervoor zorgen dat alle kaarten hetzelfde ‘format’ krijgen. Oude, bestaande kaarten moeten worden omgezet naar een nieuwe, vaak veel gedetailleerdere standaard. Dat betekent voor veel gemeenten en andere betrokkenen een andere manier van werken. Ik begeleid gemeenten bij die verandering.
Kennis overbrengen Niet alleen gemeenten zijn betrokken bij dit proces. Zij werken weer samen met organisaties als Rijkswaterstaat, de provincie, waterschappen, ProRail. De samenwerking tussen al die partijen kan beter. Ook daar heb ik een rol in. Ik geef workshops en sessies waarin ik samen met de betrokkenen het proces doorloop en uitleg. Het gestructureerd denken heb ik zeker meegenomen vanuit mijn studie. Het overbrengen van kennis heeft er bij denk ik altijd al ingezeten, ik heb het mezelf verder eigen gemaakt. Ik vind het heerlijk om mijn kennis op een interactieve manier over te brengen. Het moment dat je ziet dat het kwartje valt, dat is mooi. Dan denk ik: hier doe ik het voor. Wat ik doe heeft nut. Het nut van de verandering.
Studies • 2001 - 2007 Technische innovatiewetenschappen
Internationaal ondernemen
Kitesurfen, dat is voor mij ultiem buiten spelen. Het geeft een enorm gevoel van vrijheid. Spelen met water en wind is altijd anders. Iedere dag. De liefde voor water zat er bij mij al vroeg in: ik groeide op in Zeeland. Toen ik aan mijn studie begon, startte ik ook met kitesurfen. Ik was geen weekend in Eindhoven. Altijd trok de zee. In mijn afstudeerjaar deed ik mee aan de World Tour. ’s Ochtends werkte ik op de meest exotische plekken aan mijn scriptie, ’s middags deed ik mee aan wedstrijden. Zwaar? Ja. Maar het lukte.
Toen bekend werd dat kitesurfen een olym pische sport zou kunnen worden, heb ik mijn baan opgezegd. Voorbereiden op Olympische Spelen én werken, dat gaat simpelweg niet. Helaas is de beslissing om kitesurfen olympisch te maken weer teruggedraaid. Toen besloot ik te doen wat mij al jaren trok: zelfstandig ondernemer worden. In mijn bedrijf kan ik de link leggen tussen wat ik geleerd heb in mijn sport en in het bedrijfsleven. Ik werk samen met ondernemers over de hele wereld. Dat is wat ik wil: internationaal ondernemen. Dat past bij mij, bij mijn levens stijl en mijn reizen. Door middelen als Skype en internet is niet je kantoor maar de hele wereld je werkplek.
KPN
Gaan voor de top
Na mijn studie ontmoette ik een manager van KPN die me de kans gaf om topsport met een baan te combineren. Daarmee heb ik geluk gehad: KPN heeft namelijk geen topsport beleid. Ik heb daar tijdens mijn jaren bij het bedrijf wel voor gevochten, maar het is niet gelukt. Als accountmanager en marketeer was mijn baan redelijk flexibel dus ik kon het goed combineren. Natuurlijk was het wel altijd kiezen en managen. Maar door goed overleg en werkverdeling kon ik regelmatig weken weg voor wedstrijden in het buitenland.
Ik vind sport fantastisch, maar ik zoek ook een mentale uitdaging. Daarom heb ik naast kitesurfen altijd willen werken. Dat vraagt heel veel plannen en organiseren, je moet gestructureerd zijn. Het is soms zwaar. Maar als je wilt dan is er veel mogelijk. Ondanks dat het veel van me vraagt en het niet altijd gemakkelijk is, is dit voor mij overall de beste manier om mijn leven te leven. Zowel in mijn sport als in mijn bedrijf ga ik voor de top. Steeds een beter resultaat bereiken, dat drijft mij.
Buiten spelen
32
De vonk/
Tekst Joep Huiskamp Foto Bart van Overbeeke
C.J.H.Midden@tue.nl
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
/special
‘wetenschapper nog altijd gezien als baken van objectiviteit’ Psycholoog Cees Midden is sinds 1991 als hoogleraar human technology interaction aan de TU/e verbonden. Belangrijk onderzoeksthema in zijn groep: hoe kun je gezonder, duurzamer of veiliger gedrag stimuleren door in de omgeving waarin mensen dagelijks verkeren slimme persuasive technology in te bouwen?
Hoe ben je als sociale wetenschapper in de technologie beland? ‘Ik ben in 1976 afgestudeerd als sociaal psycho loog. Het was de tijd van de energiecrisis. De politiek vond dat er meer aandacht moest komen voor de maatschappelijke aspecten van energievoorziening. Het ECN, het energie onderzoekcentrum Nederland in Petten maakte daar werk van. Ik was de eerste sociale wetenschapper die in die technische omgeving aan de slag ging. Later groeide mijn interesse voor onderzoek naar de perceptie van risico’s rond energieproblematiek. Bijvoorbeeld rond de opslag van radioactief afval. Hoe komen mensen tot een oordeel over een risico? We vergeleken de oordelen van leken met die van experts en probeerden te begrijpen waarom daar zo’n discrepantie in zat. Leken hebben per definitie minder inhoudelijke kennis dan experts, maar ontwikkelen vaak intuïtieve oordelen die niet gebaseerd zijn op de rationaliteit. Onderzoek liet zien dat leken wel degelijk afwegingen maken tussen voordelen, nadelen, risico’s en economische effecten. Maar de scheiding tussen de rationele deskundige en de emotionele leek was complexer dan we dachten. Ik vind het prima dat wetenschap kritisch gevolgd wordt door de media. Ik ben lid van een commissie van het Rathenau instituut die zich buigt over het publieke vertrouwen in de wetenschap. Over de hele linie kun je
meer gedragsmatige fix langs gescheiden paden lopen. Eigenlijk hebben ze alles met elkaar te maken. Het gedrag van mensen wordt in sterke mate beïnvloed door hun omgeving. De uitdaging is om onze omgeving zo te ontwerpen dat die bijna automatisch stimuleert tot duurzaam gedrag. Soms werkt dit automatisch. Wanneer je snelwegen super breed maakt, gaan mensen harder rijden. Houd je ze smaller, dan daalt de gemiddelde snelheid. Zo kunnen we in onze apparatuur allerlei interfaces inbouwen, die mensen helpen om zich duurzamer te gedragen. Dat heet persuasive technology. We zien dat dergelijke feedback effectief is, mits het ontwerp eenvoudig en intuïtief gebruikt kan worden en geen irritatie oproept.’ constateren dat autoriteit betwijfeld wordt. Dat geldt voor politici, bankiers, priesters en medici. Wetenschappers worden weliswaar steeds kritischer bekeken, maar gelden in vergelijking met andere beroepsgroepen nog steeds als baken van objectiviteit en neutraliteit, ondanks vreselijke affaires zoals die rond Diederik Stapel.’ Kunnen duurzaamheidproblemen opgelost worden met techniek of met veranderen van menselijk gedrag? ‘Veel te lang is volgehouden dat in kwesties rond duurzaamheid de technische fix en de
Wat vind je van het Bachelor College? ‘Voor onze discipline is het Bachelor College van de TU/e geweldig. Het aandeel gedragswetenschappen in het curriculum is groter geworden en beter geïntegreerd. Voor onze nieuwe major Psychologie en technologie bestaat veel belangstelling. We zijn begonnen met 46 studenten en gaan waarschijnlijk richting tachtig in het nieuwe jaar. Dat is prachtig. Over een jaar of twee ga ik met emeritaat. Ik ben van plan een boek te schrijven over persuasive technology. Het wordt nu tijd om de resultaten van jarenlang onderzoek bij elkaar te brengen.’
3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute
Technologisch ontwerpers, innovatieve oplossingen Welke eigenschappen kenmerken de innovator van de toekomst? Hoe worden mensen opgeleid tot een technologisch ontwerper die binnen de hightech industrie hoogwaardige innovaties tot stand brengt? En die in staat is theoretische kennis om te zetten in vernieuwende producten en diensten waarmee business gegenereerd kan worden? Bij 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute, worden de technologisch ontwerpers, de innovatoren van morgen klaargestoomd in nauwe samenwerking met de hightech industrie in Nederland en daarbuiten. De 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute is een samenwerkingsverband tussen de drie technische universiteiten van Nederland: Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven en Universiteit Twente en verzorgt tweejarige post-master technologische ontwerpersopleidingen. In deze special leest u meer over het instituut, waar het voor staat en over de samenwerkingspartners uit de hightech industrie.
34 / special / Technologisch ontwerpers, innovatieve oplossingen
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
naar twee extra studiejaren? De hightech omgeving van Brainport Eindhoven snakt immers naar technici. Ben Donders, de coördinator van het SAI, mengt zich in de discussie. ‘Het is geen gewone studie, maar een betaalde opleiding, net als een promotie. Bovendien trekken de programma’s heel veel buitenlandse studenten naar Eindhoven. De Graduate School geeft een duidelijk ‘gezicht’ aan zowel de promotie- als de ontwerpers opleidingen richting het buitenland.’
De ontwerpersopleiding is een prachtig vehikel voor innovatie
Collectief Interpreneurship
Links: Ben Donders, rechts: Hans Niemantsverdriet
‘Mensen vragen me weleens wat je in Eindhoven kunt doen. Dan zeg ik: een start maken met je carrière terwijl je een opleiding volgt, internationale contacten opdoen én binnen een hightech omgeving werken aan innovaties.’ Prof. dr. Hans Niemantsverdriet, directeur van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute (SAI) en Dean van de TU/e Graduate School, wil de wereld laten weten welke kansen in Eindhoven voor het oprapen liggen. Wie kiest voor een master aan de TU/e, krijgt automatisch een bijzondere vervolg optie in de schoot geworpen: de mogelijkheid om na die master te kiezen voor een ontwerpersopleiding. Het SAI verzorgt een tweejarig postgraduate traject dat kandi daten klaarstoomt voor de titel ‘Professional Doctorate in Engineering (PDEng). Afgestudeerden hebben een belangrijk
streepje voor op ‘gewone’ ingenieurs. ‘Tijdens het eerste jaar worden de kandi daten getraind in het opzetten van projecten. Er is veel aandacht voor zogenaamde ‘soft skills’ zoals projectmanagement en het samenwerken in multidisciplinaire teams. Na dat eerste jaar is iemand echt al bedreven in het omzetten van theorie naar de industriële praktijk. Ze komen dus beter beslagen ten ijs het bedrijfsleven binnen’, legt Niemantsverdriet uit. De hightech industrie is nauw betrokken bij de opleiding. Het tweede jaar werken de kandidaten aan een ontwerpgerichte opdracht die ze bij een bedrijf volbrengen. Het project eindigt met een tastbaar product: een nieuw stuk software bijvoorbeeld, of een werkend prototype.
TU/e Graduate School Het SAI biedt 20 tweejarige ontwerpprogramma’s, waarvan er 12 in Eindhoven worden gegeven. De overige programma’s
‘de trainees werken aan innovaties binnen multidisciplinaire teams’
zijn te volgen in Delft (5) en Twente (3). Eindhoven heeft niet alleen een ruimere keuze aan ontwerpersopleidingen, maar sinds kort zijn deze bovendien volledig geïntegreerd in een overzichtelijke Graduate School, eveneens geleid door Niemants verdriet. De combinatie van die twee functies ligt volgens hemzelf voor de hand. ‘Masterstudenten moeten keuzes kunnen maken die goed aansluiten bij hun vervolgopleiding’, zegt hij. ‘De ontwerpersopleidingen en de Graduate School moeten dus goed in elkaar passen.’ Wie bijvoorbeeld een promotie overweegt, kan kiezen voor een meer fundamenteel, onderzoekgericht masterprofiel. Geïnteresseerden in de ontwerpersopleiding kunnen vakken kiezen die daar juist goed bij aansluiten. Dat klinkt allemaal mooi en aardig, maar heeft een Nederlandse student wel oren
Ruim driekwart van de PDEng-trainees komt van over de grenzen. Voor hen is het behoorlijk aantrekkelijk om hun carrière te beginnen met een betaalde opleiding: ze maken kennis met de Nederlandse werkcultuur en komen in contact met potentiële werkgevers. Voor de industrie zelf heeft dat ook voordelen. Door het gebrek aan Nederlandse technici zijn zij vaak genoodzaakt om werknemers van elders te zoeken. ‘Onze kandidaten leren te reflecteren op wat ze doen’, legt Niemantsverdriet uit. ‘Wat voor waarde heeft hun werk voor de hightech maatschappij? Hoe werk je samen aan innovaties binnen multidisciplinaire teams? Dat klinkt allemaal heel vanzelfsprekend, maar ik ken genoeg universiteiten die hier totaal geen aandacht aan schenken.’ Dat laatste is een belangrijke handicap in een regio die juist bekendstaat om collectief interpreneurship: onderzoeks instanties, universiteiten en hightech bedrijven werken in Brainport Eindhoven intensief samen aan innovaties. De ontwerpersopleidingen sluiten hier mooi op aan.
Groei De instroom van trainees nam de afgelopen drie jaar toe van 100 naar 120 kandidaten
per jaar. Het doel is dit aantal, mede door de betere positionering binnen de Graduate School, te laten toenemen tot 150 in 2015. ‘Dit vereist niet alleen een goede promotie richting de potentiële kandidaten, maar ook richting het bedrijfsleven dat de projecten moet financieren. Hoogleraren vervullen daarbij een cruciale rol’, vertelt Donders. ‘Het is heel belangrijk dat zij tijdens hun gesprekken met het bedrijfsleven benadrukken dat er drie mogelijkheden zijn om de expertise van de TU/e binnen te halen: via een afstudeerder, een promovendus, of een PDEngtrainee. Een promotie vergt een vierjarige investering van een bedrijf. Met name voor het midden- en kleinbedrijf is dat een behoorlijk hoge drempel. Zij kunnen investeren in een PDEng-traject van tien tot twaalf maanden. Dat kost ze 5000 euro per maand, waarvoor ze een hoogwaardige arbeidskracht, plús de expertise van een universitaire vakgroep binnenhalen. Daarnaast kan de vakgroep haar theorieën toetsen aan de praktijk. Dat is dus aantrekkelijk voor alle partijen.’ Groei is niet de enige ambitie die Niemantsverdriet koestert voor het SAI. Internationale samenwerking met gelijkgestemde onderwijsinstanties staat eveneens hoog op de agenda. Samen met de TU München, de Deense DTU en de Zwitserse EPFL vormt de TU/e Eurotech Universities. ‘We proberen de opleiding op de kaart te krijgen bij de EU en het European Institute of Innovation and Technology’, zegt Niemantsverdriet. ‘Het EIT is opgericht om innovatieprocessen in Europa te stimuleren. Ze zien daar graag dat het hoger onderwijs, onderzoeksinstanties en het bedrijfsleven samen werken aan innovaties. Bij het SAI wordt dat al jaren in praktijk gebracht. De ontwerpersopleiding is een prachtig vehikel voor laagdrempelige innovatie.’
36 / special / Technologisch ontwerpers, innovatieve oplossingen
Lees de volledige interviews op de website van het Stan Ackermans Instituut: www.3tu.nl/sai
design engineers met een zelfsturende attitude
werken op de rand van het (on)mogelijke
Hij rondde zijn ontwerpersopleiding Software Technology (ST) af in 1996. Tegenwoordig is Marcel Boosten als Solution Architect Diagnostics bij Philips Healthcare, zelf begeleider van ontwerpers van de opleiding ST die daar hun eindproject uitvoeren. Volgens Boosten getuigt de PDEng diploma niet alleen van de juiste karakteristieken van een technologisch ontwerper: de motivatie om kennis te verbreden, zich willen blijven ont-
‘Wiskunde intrigeerde me al van kinds af aan en ik wilde hiermee iets doen voor de maatschappij’, vertelt Katya Vladislavleva, eigenaar van het Belgische bedrijf Evolved Analytics Europe BVBA, gespecialiseerd in geavanceerde datawetenschappen en voorspellende modelleringstechnologieën en oplossingen. Na haar master Theory of Intelligent Systems in Moskou sloeg zij met de ontwerpersopleiding Mathematics for Industry (MI) de begeerde
wikkelen en een zelfsturende attitude. ‘Ook weet je dat de trainees een strenge selectie hebben doorstaan. Goede design engineers zijn nog altijd schaars op de arbeidsmarkt.’ Boosten: ‘Bij de kop-staart-projecten met procesof productverbetering als doel, moeten de trainees binnen korte tijd veel meters kunnen maken om onze organisatie in staat te stellen na afronding van het project de opgeleverde resultaten verder in te kunnen zetten.’
Marcel Boosten
Solution Architect Diagnostics, Philips Healthcare
Tijd is schaars, innoveren noodzakelijk Volgens dr. Aly Aamer Syed, Senior Scientist bij NXP, is tijd schaars binnen de hightech omgeving. ‘Dus ook tijd vrij maken om potentieel goede ideeën te toetsen en verder uit te werken om je innovatieve voorsprong te behouden is een uitdaging waar wij als organisatie dagelijks mee te maken hebben’, vertelt Syed. De oplossing? ‘Binnen de afdeling Advanced Applications Labs bij NXP Research, ligt de focus op het slimmer
maken van gebouwen en systemen. Dit vraagt om trainees van verschillende disciplines. We werken daarom samen met de opleidingen Information and Communication Technology, Smart Energy Buildings and Cities en Software Technology. De trainees leveren binnen een jaar concrete resultaten en een prototype. De ideeën die succesvol en haalbaar blijken, werkt NXP R&D verder uit tot nieuwe producten’, aldus Syed.
Programmamanager Human Capital bij Dinalog
Katya Vladislavleva
Eigenaar Evolved Analytics Europe BVBA
Een vliegende start
Aly Aamer Syed
Binnen de universitaire wereld is veel kennis van logistiek en supply chain management aanwezig in de vorm van proefschriften en onderzoeken. De student of onderzoeker werkt inmiddels ergens anders en het werk ligt in de bibliotheek, zonder dat de logistieke sector er weet van heeft. ‘In de Conversion Factory zetten we deze kennis om in producten en diensten voor deze sector’, zo vertelt Albert Douma, Programmamanager Human Capital bij Dinalog (Dutch Institute for Advanced Logistics). Om de benodigde kennis en capaciteit
Met het volgen van de ontwerpers opleiding Process and Product Design maakte de carrière van Si Zeng, onderzoekster bij AkzoNobel, werkelijk een vliegende start. ‘Het eindproject dat ik uitvoerde bij AkzoNobel was onderdeel van een innovatief ontwerptraject. Voor mijn project moest ik verschillende routes onderzoeken en vervolgens bepalen welke route de beste was voor de productie van een nieuw en groener product voor de organisatie’, vertelt
Zeng enthousiast. ‘Niet alleen heb ik dankzij het volgen van de opleiding waardevolle, praktische ontwerpervaring opgedaan, ook kreeg ik al halverwege het project al een baan aangeboden bij AkzoNobel! De orga nisatie wist immers al wat ze in huis hadden.’ Het project bleek een nominatie waard voor de TU/e Academische Jaarprijzen 2013, waarmee Zeng in juli de eerste prijs ontving.
Si Zeng
Senior Scientist bij NXP
Open innovatie en horizontale samenwerking
Albert Douma
brug tussen wiskunde en industrie. ‘Nu, tien jaar later, werk ik zelf met trainees van de ontwerpersopleiding MI in Eindhoven. Waarom? Binnen ons vakgebied werken we op de rand van het (on)mogelijke. We willen onze beste producten alsmaar verbeteren, sneller en goedkoper produceren. Dat vraagt om uitzonderlijke design engineers, mensen die de wereld willen veranderen. Deze mensen vind je bij het Stan Ackermans Institute.’
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
hiervoor te kunnen leveren werkt Dinalog intensief samen met de ontwerpersopleiding Logistics Management Systems. Douma: ‘De trainees van deze opleiding worden ondersteund door ervaren professionals uit het bedrijfsleven en wetenschappelijk personeel van de TU/e. Deze samenwerking levert een prachtig resultaat op voor alle betrokken partijen volgens Douma: ‘het bedrijf behoudt haar innovatieve voorsprong en de trainees ontwikkelen zich tot een nieuwe generatie logistiek professionals.’
Onderzoekster bij de Expert Capability Group Process Technology, AkzoNobel
Bloed, zand en tranen De groei van de wereldpopulatie en klimaatverandering vragen om steeds efficiëntere en betrouwbaardere bagger methoden. Kris Zych ontwikkelde tijdens zijn technologische ontwerpersopleiding Design and Technology of Instrumentation voor IHC Merwede een RF Density meter om de dichtheid van de baggerslurry te meten door middel van radiogolven. Een doorbraak voor de organisatie en een project waarmee Zych in 2012 eveneens de TU/e Academic Award voor beste ontwerpproject won. ‘Het was geen eenvoudig project.
De belangen waren groot evenals de behoefte aan innovatie. Het was maandenlang dag en nacht testen, analyseren en bijsturen. Het vergde werkelijk bloed, zand en tranen’, herinnert Zych zich. ‘Het verzoek van IHC Merwede om het efficiëntere prototype verder uit te werken als een PhD-project is voor mij een prachtige vervolgstap in mijn carrière, voor de organisatie de mogelijkheid om het prototype verder uit te werken tot een solide en toekomstbestendig ontwerp’, vertelt Zych.
Kris Zych
R&D ingenieur, IHC Merwede
38
39
agenda/
Klaas Kopinga (1948), hoogleraar Fysisch Technische Informatieverwerking - onderzoeksgroep Transport in Permeable Media, voormalig decaan faculteit Technische Natuurkunde, adviseur Causa BV, voorzitter Belangenvereniging Omwonenden Welschap. Zijn afscheidscollege ‘Is meten wel weten?’ is op 18 oktober 2013. k.kopinga@tue.nl
Tekst Antoinette van der Vorst foto Bart van overbeeke
september
19
Symposium - EnergyDay
De eerste van de zogenaamde EnergyDays voor het studiejaar 2013-2014 staat in het teken van het inmiddels veelbesproken schaliegas. Dr. Hans de Pater (Fenix Consulting Delft) and prof. Rien Herber (RUG) en een spreker van het Rathenau Institute zullen ingaan op dit thema. Tijd: van 13.30 – 17.00 uur • Plaats: Zwarte Doos, TU/e-Campus Meer info: http://www.tue.nl/onderzoek/energy/energydays/ oktober
2
Publieksdebat-Autonoom rijden & veiligheid
Aan de horizon verschijnt de auto die volledig zelf rijdt. Onderzoek naar autonome auto’s en testen door autofabrikanten vinden al plaats. In dit debat gaat het met name over het thema veiligheid. Hoe maken we bijvoorbeeld veilige software en hoe voorkomen we een crash? Debateer mee met sprekers uit het veld. Tijd: van 19.30 - 22.30 uur • Plaats: Zwarte Doos, TU/e-Campus Meer info: www.tue.nl/onderzoek/smart-mobility/agenda
oktober
19
oktober
27
Manifestatie – Dutch Design Week
Spannende ideeën, waanzinnige experimenten en buitengewone samenwerkingen. Deze vormen de basis van Dutch design. De twaalfde editie van dit grote evenement toont de trends van vandaag en biedt unieke inzichten in de nabije toekomst van design, met een grote hoeveelheid creativiteit en inventiviteit van honderden gerenommeerde ontwerpers en jonge talenten. Eén van de onderdelen van de DDW is de Graduation Show van de Built Environment en de tentoonstelling van Wiel Arets in gebouw Vertigo van de TU/e. Plaats: Eindhoven • Meer info: www.ddw.nl oktober
28
oktober
30
Congres - Automotive User Interfaces 2013
AutomotiveUI´13, de vijfde international conferentie over Automotive User Interfaces en Interactieve Voertuig Toepassingen, is het belangrijkste forum voor User Interfaces (UI)-onderzoek in het auto motive domein. AutomotiveUI´13 brengt onderzoekers en professionals uit de praktijk samen in zowel de technische als de menselijke aspecten van in-car user interfaces en toepassingen. Tijdens het congres ligt de nadruk op nieuw ontwikkelde in-car diensten. Daarbij gaat het om onderwerpen en manieren om bestuurdersprestaties te verbeteren en de uiteenlopende behoeften van verschillende gebruikersgroepen in kaart te brengen. Bovendien is er aandacht voor de bestuurdersbeleving en de emotionele en sociale aspecten van het autorijden.
/gesteld ‘Playing Solitaire using the embedded computer in $150.000 lab equipment is a waste of resources; Minesweeper is much more fun.’ Stelling bij het proefschrift ‘Photonic Integrated Circuits for Shaped Pulse Laser Systems’ van Mohammed Tahvili.
‘Not everything that can be solved by technology, should.’
‘De meeste ziekten gaan vanzelf over als je er maar niet op tijd bij bent.’
Stelling bij het proefschrift ‘Head Up Games’ van Iris Soute
Stelling bij het proefschrift ‘Adverse Drug Reactions in Individual Patient Care’ van Carolien van der Linden
13
Symposium Jong Alumnidag ‘bouwen aan ambitie’ en uitreiking Marina van Damme Beurs
Van 13.00 tot 18.00 uur vinden er op 13 november een aantal workshops plaats, special voor jonge alumni. De middag wordt vanaf 16.00 uur afgesloten met de uitreiking van de Marina van Damme beurs. Ben jij een jonge vrouwelijke alumna en sta je aan het begin van je carrière of kun je een duwtje in de rug gebruiken? Kijk dan op pagina 06/07 van deze Slash voor meer informatie of op www.tue.nl/marinavandamme en stuur je cv in vóór 8 oktober. Tijd: van 13.00 - 18.00 uur • Plaats: TU/e-Campus Meer info: www.tue.nl/alumni
‘Veertig jaar werk ik inmiddels op de universiteit: een echte TU/ecarrière. Nadat ik hier promoveerde, deed ik zo’n twintig jaar onderzoek naar magnetisme in vaste stoffen. Eerst uitsluitend fundamenteel, later meer toegepast, in samenwerking met het NatLab. Heel veelzijdig. Ik heb toen ook een jaar in Berlijn doorgebracht. Na twintig jaar onderzoek binnen hetzelfde onderwerp, rees bij mij de vraag: ‘wat nu?’. Omdat we toen al bezig waren met het automatiseren van metingen, was voor mij de stap naar meer computergestuurd meten logisch.’
‘Het verwijzen naar het einde van de Wet van Moore is een onderschatting van het vermogen tot innovatie waar de halfgeleider industrie toe in staat is.’ Stelling bij het proefschrift ‘Atomic Layer Deposition of Platinum: from Surface Reactions to Nanopatterning’ van Adrie Mackus
Plaats: TU/e-Campus • Meer info: http://www.auto-ui.org/13
november
TU/ carrière
‘Ook in niettechnische beroepen is er een schrijnend tekort aan technici.’ Stelling bij het proefschrift ‘Laser Diagnostics on Atmospheric Pressure Plasma Jets’ van Bram van Gessel
‘Promotieonderzoek is meer dan alleen wetenschappelijk onderzoek: het is tevens een meerjarige cursus stressbestendigheid, anger-management en volharding.’ Stelling bij het proefschrift ‘ Markers of Inducible Myocardial Ischemia in the Systemic Circulation’ van Jan-Willem Sels
Op pagina 2 forward/ met Johan van Leeuwaarden
Pionieren
‘Computergestuurd meten was toen heel actueel. Op de markt kon je nog geen kant-en-klare systemen kopen. Er kwam een structurele vakgroep Fysisch Technische Informatieverwerking met mij als hoofd. Het was een bijzondere tijd. De computers waren toen lang niet zo krachtig als nu: we moesten slimme koppelingen maken tussen het experiment en de computers waar we mee werkten. Een tijd van uitvinden en pionieren.’
Poreuze Hersens materialen en beton ‘Via een promovendus van Bouwkunde kwam de vraag naar het meten van vochttransport in poreuze constructiematerialen als baksteen. Zo ontstond de onderzoeksgroep Transport in Permeable Media. Later kwam daar ook onderzoek naar hersenen bij, samen met het Máxima Medisch Centrum. Hersenen zijn in feite ook poreuze materialen. We doen ons onderzoek vooral met MRI.’
‘Van hersens tot beton: in mijn carrière heb ik me met van alles beziggehouden. Daarom heb ik het zo lang volgehouden hier. Ik had altijd afwisseling. Ook toen ik decaan was. Dat was een genot. Ik ben trots op deze faculteit, waar je voldoende de breedte en de diepte in kunt gaan. Dat moet ook: een onderzoeker die zijn nieuwsgierigheid niet kan botvieren, dat wordt helemaal niks.’
Geen verveling
‘1 oktober is mijn eerste pensioendag. Maar ik blijf komen tot mijn laatste promovendi weg zijn. Daarnaast blijf ik adviseur voor Causa, waar ik samen met zeven andere mensen onderzoek doe naar sterilisatie-apparatuur in ziekenhuizen. Verder ben ik actief als voorzitter binnen de vereniging Belangenbeharti ging Omwonenden Welschap. En ik krijg straks meer tijd voor mijn kinderen en kleinkinderen. Zo kan ik wat meer op bezoek bij mijn oudste zoon in Taiwan. Nee, van verveling zal bij mij nooit sprake zijn.’
40
Tissue Engineering 3000 b.c.
nr.6 september 2013 / MAGAZINE VAN de
Tekst Tom jeltes foto bart van overbeeke
‘Tissue engineering’ is het kweken van lichaamseigen cellen, zowel buiten als binnen het lichaam, voor onderzoeks- en therapeutische doeleinden. Lichaamseigen weefsels worden na transplantatie niet afgestoten en gekweekte weefsels –zoals hartkleppen- groeien mee met het lichaam. Ook kunnen gekweekte weefsels worden gebruikt om de werkzaamheid en giftigheid van medicijnen op een veilige (en diervriendelijke) manier buiten het lichaam te testen. De TU/e is een van de universiteiten in Nederland waar tissue engineering wordt ingezet voor de medische wetenschap. ca. 3000 voor Christus in Indiase teksten wordt huidtransplantatie al beschreven.
2013 TU/e’er Sandra Hofmann Boss ontvangt een ERC Starting Grant voor ‘tissue engineering’ van bot.
1881 John Girdner transplanteert huid van een overleden donor: de eerste geslaagde ‘allogene’ transplantatie.
2012 Patricia Dankers ontvangt een prestigieuze Starting Grant van de European Research Council om kunstmatige ‘extracellulaire matrices’ te ontwikkelen die kunnen dienen als houvast voor kweekweefsels.
1949 Christopher Polge weet cellen langdurig in bevroren staat in leven te houden.
2009 Onder leiding van Patricia Dankers wordt aan de TU/e gewerkt aan een biologische kunstnier met echte niercellen.
1982 Ioannis Yannas (MIT) ontwikkelt een afbreekbare, poreuze en flexibele matrix om diepe wonden mee af te dekken. Het biedt houvast aan lichaamscellen van de patiënt en verdwijnt vanzelf als de wond is dichtgegroeid met huidcellen.
2007 TU/e-onderzoek naar gekweekte hartkleppen leidt tot de spin-off QTIS/e.
1987 Bij een congres van de National Science Foundation wordt de term ‘tissue engineering’ voor het eerst gebruikt.
1998 Start laboratorium voor cel- en weefselkweek aan de TU/e.
2002 De term ‘regeneratieve geneeskunde’ komt in zwang. Deze term beschrijft het geheel van tissue engineering, stamceltherapie en de ontwikkeling van biomaterialen voor medische toepassingen.
2006 De sterkste hartklep ter wereld wordt gekweekt aan de TU/e door Carlijn Bouten, Anita Driessen-Mol en Frank Baaijens. Gekweekte hartkleppen groeien mee met het lichaam, waardoor riskante operaties bij kinderen voorkomen kunnen worden.