Slash 8 - april 2014

Page 1

8 april 2014

Magazine van de Technische Universiteit Eindhoven

De Opdracht:

Combineer het bestaande onderwijs met online varianten

Emmo Meijer ‘Deze overheid houdt niet van wetenschap’

Alumnibeleid: samen invulling geven aan het wij-gevoel


02 28

Jaap den Toonder (1968), hoogleraar Microsystems aan de faculteit Werktuigbouwkunde. Houdt op 20 juni 2014 zijn intreerede. J.M.J.d.Toonder@tue.nl

Tekst Nicole Testerink Foto Bart van Overbeeke

STROMINGEN

‘Van origine ben ik een wiskundige, met een achtergrond in de stromingsleer. Na mijn promotie ben ik bij Philips Research een heel andere kant op gegaan: van soldeer­verbindingen via flexibele displays naar de Blu-ray disc. Je gaat in een bedrijf een beetje met de stroom mee, en zo kwam ik terecht bij moleculaire diagnostiek - het analyseren van bijvoorbeeld dna of eiwitten in heel kleine volumes. Verschillende interessegebieden kwamen bij elkaar stromingsleer, het ontwikkelen van devices en processen om die devices te maken. Sinds 2004 ben ik deeltijdhoogleraar. En hoewel ik mijn baan bij Philips heel uitdagend vond, hoefde ik niet lang na te denken toen de mogelijkheid zich voordeed om voltijds als TU/e-prof aan de slag te gaan.’

VRIJHEID

‘De combinatie bedrijfsleven en universiteit is heel interessant. Je hebt voeling met de academische wereld waar je nieuwe dingen ziet ontstaan en jonge mensen kunt opleiden. Aan de andere kant biedt de industriële omgeving de mogelijkheid dingen toe te passen en mee te gaan met ontwikke­ lingen in de maatschappij. Samenwerken met het bedrijfsleven kan daarom leiden tot erg interessante vragen. Maar we moeten wel waken dat de inmenging van het bedrijfsleven in het academische onderzoek zo groot wordt dat je vrijheid beperkt wordt. Want dat is toch wel het mooie van een hoogleraarschap; een eigen toko waar je je kunt permitteren je eigen ideeën te ontwikkelen.’

ORGANEN-OP-EEN-CHIP

‘Een van de onderwerpen waar we momenteel met een multidisciplinair team hard aan trekken, zijn de zogenoemde organs-on-a-chip. Niet zozeer een hartje of longetje in het klein, maar het nabootsen van de functionaliteit van een orgaan op een microfluïdische chip. Daarmee kun je veel leren over de biologie van dat orgaan en de rol die de omgeving speelt, maar ook kun je zieke organen creëren. Die ziektemodellen zijn van belang voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen.’

SAMENBRENGEN

‘De interactie tussen technologie­ ontwikkeling en biologie -het speerpunt van mijn intreerede en het daaraan gekoppelde minisymposium- vind ik uitermate boeiend. Als onderzoeksgroep bevinden wij ons in de technolo­ gische hoek, maar door samen te werken met medici, celbiologen en farmaceuten is de toepassing van onze devices niet ver weg. En met onze binnenkort te openen unieke micro-fabrication faciliteit brengen we technologieën bij elkaar die je nergens anders vindt. Misschien een open deur, maar toepasbaarheid en samenwerking zijn mijn keywords.’

CREATIVITEIT

Op pagina 39 backward / met Ralph Otten

‘Met zeven kinderen is het bij ons thuis gerust druk te noemen, maar als het even kan, probeer ik tijd vrij te maken om achter de piano te kruipen. Muziek is belang­ rijk voor me. Of eigenlijk kunst in het algemeen. Er zijn veel parallellen tussen wetenschap en kunst: je hebt creativiteit nodig, moet dingen kunnen structureren en soms de zaken eens vanuit een heel andere kant bekijken. In het schilderij dat mijn dochter voor mijn nieuwe kamer heeft gemaakt, komt alles heel treffend samen: alfa, bèta en familie.’


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

no.8 april 2014

04

08

Emmo Meijer, Corporate Director R&D bij Friesland Campina

colofon Slash is het magazine voor externe relaties en alumni van de Technische Universiteit Eindhoven en verschijnt drie keer per jaar. Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Slash is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van foto’s of illustraties is toestemming van de maker nodig. www.tue.nl/slash

12

Robots én onderzoekers leren van elkaar

Redactieadres Technische Universiteit Eindhoven, Commu­nicatie Expertise Centrum, Postbus 513, 5600 MB Eindhoven, e-mail slash@tue.nl, Tel (040) 247 33 30/247 29 61 Hoofdredacteur Han Konings Eindredactie en coördinatie Brigit Span Bladconcept Maters & Hermsen Journalistiek, CEC. Vormgeving Natasha Franc

20

16/18 ACHTERGROND

25/27 ACHTERGROND

Waarheen met het alumnibeleid?

De wettelijke status van metadata

22/24 de vonk

30/31 PLANNER/ VERKENNER

Maaike Kroon

Verandermanagement in de keuken

Complexe data gevangen in prachtige plaatjes

Redactieadviesraad drs. Steef Blok, prof.dr. Carlijn Bouten, mr.drs. Ben Donders, prof.dr.ir. Maarten Steinbuch Drukwerk Schrijen-Lippertz, Voerendaal Wilt u adverteren in Slash? Meer informatie bij H&J Uitgevers, Tel (010) 451 55 10 Wilt u Slash ontvangen? Meld u aan op www.tue.nl/slash ISSN: 2212-8468

Gecombineerd met houtvezels, kun je enorme ijskoepels en kathedralen van ijs bouwen.

keep in touch Interesse in samenwerking met de TU/e, in ­studeren, werken of promoveren aan de TU/e, of het contact onderhouden als alumnus? ­Alstublieft, onze contact­gegevens.

Samenwerking (strategisch ­partnership, contract research) TU/e Innovation Lab, +31 (0)40 247 48 22, Innovationlab@tue.nl Werken of promoveren Dienst Personeel en Organisatie +31 (0)40 247 20 90, jobs@tue.nl Ontwerpers­opleidingen Stan Ackermans ­Institute +31 (0)40 247 24 52, sai@3tu.nl Studeren (bachelor, master) Onderwijs en Studenten Service Centrum, +31 (0)40 247 47 47,

studeren@tue.nl Alumni +31 (0)40 247 34 90, alumninet@tue.nl Persvoorlichting en Communicatie Communicatie ­ Expertise Centrum +31 (0)40 247 48 45, cec@tue.nl, www.tue.nl


04 05

Tekst Judith van Gaal Foto’s Bart van Overbeeke en Joep Rutgers

IJskoud

de grootste Bouwkundestudenten van de TU/e bouwden begin dit jaar de grootste ijskoepel ter wereld in het Finse Juuka. Met een mengsel van houtvezels en water voltooiden ze de koepel met een doorsnede - aan de basis - van dertig meter.

Vezelversterkt ijs

‘Vezelversterkt ijs’ was een jaar geleden al het afstudeer­ onderwerp van Remy Houben en Frank Janssen bij Building Technology. Zij ondervonden na diverse trek- en drukproeven in een vriescel dat ijs drie keer zo sterk wordt als je er houtvezels aan toevoegt. Jorrit Hijl en studiegenoot Roel Pluijmen pakten de handschoen op en deden uitgebreid onderzoek naar de constructie, vormgeving en uitvoering van de ijskoepel met een doorsnede van dertig meter. Ze zochten sponsors en in het najaar van 2013 besloten de TU/e’ers dat het project kon doorgaan: het bouwen van de grootste ijskoepel ter wereld in Finland.


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

De basis van de koepel is een enorme opgeblazen ballon, waar een netconstructie overheen gespannen wordt. Hierop wordt pykrete gespoten- een mengsel van water en zaagsel. Daarvoor is zo’n 60 kuub aan houtvezels gebruikt. Eerst wordt een laagje sneeuw aangebracht en vervolgens de pykrete. Het mengsel trekt dan in het laagje sneeuw dat vervolgens geheel bevriest. Dat proces wordt herhaald tot de laag dik genoeg is. Uiteindelijk hebben de studenten de lucht­ ballon laten leeglopen en verwijderd, waarna een ijskoepel overblijft.

Hoe is de ijskoepel gemaakt?

Tot ongeveer de helft van de hoogte is de pykrete aan­ gebracht, vertelt Jorrit Hijl, een van de initiatiefnemers: ‘Bouwtechnisch was het niet nodig ook bovenin het mengsel aan te brengen, omdat daar minder spanning op komt te staan. Bovendien vonden we het wel mooi om een transparante bovenkant te hebben.’ De onder­ kant van de ijskoepel is meer dan vier meter dik en aan de top is de laag zo’n twintig centimeter dik gewor­ den.

In oplossingen denken

De groep studenten zag zich in Finland geconfronteerd met enkele uitdagingen: zo was het de warmste winter in Finland in 146 jaar, waardoor ze pas een week later konden beginnen met de bouw van de ijskoepel. Het schema dat daarop volgde was strak: in ploegen werd 24 uur per dag gebouwd aan de koepel. Zo’n vijftig personen waren in touw om alles op tijd klaar te krijgen, geholpen door de plaatselijke brandweer. Er lag bovendien in eerste instantie geen sneeuw, de locals vertelden dat ze nooit eerder een groene kerst hadden meegemaakt. Met sneeuwmachines werd de sneeuw uiteindelijk voorzichtig aangebracht op de koepel.

Na de Icedome nu de Sagrada Familia

Het volgende project van Bouwkundestudenten - in december 2014 - wordt een Sagrada Familia van ijs. De Gaudí-toren wordt zo’n veertig meter hoog en komt net als de ijskoepel in het Finse Juuka te staan. De bouwkundigen gaan weer met pykrete aan de slag.

Op een van de laatste dagen werd per abuis te stekker van de airblower eruit getrokken, waardoor de ballon is ingezakt. Hierdoor is een deel van de schaalconstructie kapotgegaan. Met hoogwerkers is opnieuw ijs aangebracht, maar dit zorgde voor een vertraging van bijna een dag. Uiteindelijk konden de Eindhovense bouwers op 18 januari de sleutel van de grootste ijskoepel ter wereld overhandigen aan de burgemeester van Juuka.

meer info Meer foto’s van de bouw van de ijskoepel in Juuka zijn te vinden op www.flickr.com/ photos/pykretedome


06 07

memo/

studenten presenteren zuinige stadsauto Isa

Eerste Gratis videocollege over ‘Sports and Building Aerodynamics’ De TU/e brengt eind april haar eerste MOOC uit via het internationale educatieplatform Coursera. Met deze gratis Massive Open Online Course gaat de universiteit haar naam uit dragen als excellent kenniscentrum. Prof.dr.ir. Bert Blocken van de faculteit Bouwkunde presenteert de eerste MOOC met de naam Sports and Building Aerodynamics. De TU/e mikt per cursus op tienduizend inschrij­ vingen. Met het oog op de productietijd, ongeveer vier maanden per MOOC, wil de TU/e jaarlijks drie online cursussen op de markt brengen.

Eredoctoraat

voor Norman Fleck Isa is de naam van de ‘EM-02’, de nieuwe auto van TU/ecomotive. Het studenten­ team doet in mei met zijn ‘praktische, comfortabele en zuinige stadsauto’ mee aan de Shell-Eco Marathon in Rotterdam. Het team hoopt op korte termijn een RDW-goedkeuring te krijgen voor Isa.

Hoogleraar Norman Fleck (1958) van de Cambridge University ontvangt op 24 april tijdens de 58ste Dies Natalis een eredoctoraat van de TU/e. Fleck wordt wereldwijd gezien als een autoriteit op het gebied van micromechanica. Op woensdag 23 april wordt een symposium gehouden onder de naam Future Directions in Micromechanics. Tussen onderzoekers van de TU/e en de groep van Fleck bestaan al enige jaren hechte banden. Over en weer vindt uitwisseling van wetenschappers plaats en er zijn diverse gezamenlijke publicaties opgesteld.

Zwaartekracht: veertig miljoen naar TU/e De TU/e heeft een grote slag geslagen bij de Zwaartekrachtsubsidies eind 2013. Bij drie van de zes programma’s zijn onderzoekers van de TU/e betrokken, goed voor in totaal zo’n 40 miljoen euro. De grootste klapper (20 miljoen) komt ten bate van een volledig Eindhovens

programma rond geïntegreerde nano­ fotonica (EE en TN). Daarnaast gaan substantiële bedragen naar de studie van netwerken (10 miljoen, W&I) en een nieuw centrum voor de productie van duurzame brandstoffen (10 miljoen, ST).


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

TU/e steekt tien miljoen in Chemelot InSciTe

De komende zes jaar steekt de TU/e tien miljoen euro in het Chemelot Institute for Science and Technology (InSciTe). Binnen dit internationale onderzoeksen kennis­instituut gaat de TU/e met vier andere partijen de krachten bundelen om uit biomassa innovatieve chemische

ASML sponsort nu ook Nederlandse TU-masters ASML gaat jaarlijks vijfentwintig beurzen beschikbaar stellen voor de beste Nederlandse master­ studenten van de drie TU’s. De chip­ fabrikant investeerde de afgelopen jaren vooral in buitenlandse talenten, maar wil zich met de nieuwe beurzen nadrukkelijker gaan richten op potentials uit eigen land. Het gaat om beurzen van tienduizend euro, te verdelen over twee jaar.

bouw­stenen te maken en om nieuwe biomedische materialen te ontwikkelen. De partijen waarmee de TU/e gaat samen­ werken zijn de Universiteit Maastricht/ Maastricht UMC+ en de experts van chemie­ gigant DSM en de Chemelot Campus.

Op die campus in Sittard-Geleen wordt de komende periode een proeffabriek gebouwd, waar alle partijen die onderzoek uitvoeren naar de productie van de chemische bouwstenen voor biobased materialen, terecht moeten kunnen.

Jan Mengelers nieuwe bestuurs­voorzitter Ir. Jan Mengelers is op 1 maart begonnen als voorzitter van het College van Bestuur van de TU/e, als opvolger van Arno Peels. Met Mengelers treedt een alumnus aan als collegevoorzitter; hij studeerde in 1979 als werktuigbouwkundige af aan de TU/e. ‘Ik wil de eerste tijd vooral goed luisteren, zien wat er speelt. Ik vind het in ieder geval belangrijk om de verbinding met de regio te versterken. Een andere impliciete wens is dat we de weg naar Brussel beter weten te benutten’, aldus de nieuwe CvB-voorzitter. Qua profilering en herkenbaarheid is volgens hem voor de TU/e nog heel wat te winnen de komende jaren. ‘Deze universiteit moet uit zijn bescheidenheidsrol komen. Van ‘bescheiden op de achtergrond’ moeten we naar ‘bescheiden op de voorgrond’. Bescheidenheid is een goede eigenschap, maar we mogen best trots zijn op dingen die hier bereikt worden en ons daarop laten voorstaan.’


08 09

kopstuk/

Emmo Meijer wordt nog altijd vervuld met optimisme wanneer hij ziet hoeveel creatieve jonge entrepreneurs er in Nederland rondlopen. Hij komt ze overal tegen, niet in de laatste plaats aan de universiteiten. Dit innovatieve potentieel wordt volgens hem nog te vaak niet op waarde geschat. Minder gelukkig is hij met alle terugtrekkende bewegingen die de overheid maakt als het aankomt op het formuleren van een duidelijke visie op het technologie- en wetenschapsbeleid. Dat de overheid de regie hierbij niet stevig in handen neemt, zal Nederland uiteindelijk opbreken, is zijn stellige overtuiging. Emmo Meijer Corporate Director R&D bij Friesland Campina



10 11

kopstuk/

Tekst Han Konings foto’s Bart van Overbeeke

E

Emmo Meijer (1951) is goed bekend met de TU/e. Al bijna dertig jaar is hij als deeltijdhoogleraar Macromoleculaire en Organische Chemie verbonden aan de faculteit Scheikundige Techno­ logie. Maar zijn carrière heeft zich verder altijd binnen het bedrijfsleven afgespeeld. Sinds drie jaar is hij directeur R&D bij FrieslandCampina. Druk bezig met het op poten zetten van een nieuwe infrastructuur voor het onderzoek nu die twee bedrijven zijn samengegaan. Daarvoor was hij werkzaam in vergelijkbare functies bij DSM en Unilever. Hij maakt daarnaast deel uit van vele nationale en internationale overlegorganen op het gebied van wetenschap en innovatie, en is onder meer actief als toezichthouder bij de Universiteit Utrecht en de KU Leuven. Vorig jaar zette ScienceGuide hem op plek 7 in een top-10 van meest invloedrijke en inspirerende mensen in de Nederlandse kennissector. Hij werd geprezen als een bruggenbouwer tussen wetenschap en het bedrijfsleven. Zelf erkent hij ook dat mede door zijn lange verbintenis met de TU/e als deeltijdhoogleraar hij op die relatie altijd een goed zicht heeft gehad. Meijer: ‘De buitenwacht keek daar in het verleden anders naar en beschouwde de universiteit lang als een ivoren toren, maar zo heb ik dat nooit ervaren. Vooral de drie technische universiteiten kennen al van oudsher veel interacties met het bedrijfs­ leven, al werd dat nooit zo goed in beeld gebracht.’ Dat in het curriculum aan de meeste universiteiten inmiddels veel aandacht is voor ondernemerschap,

doet Meijer veel deugd. ‘Dat was vroeger echt anders. Daar kreeg je als net afgestudeerde pas iets van mee wanneer je aan de slag ging binnen een bedrijf. Nu gebeurt dat al tijdens de studie en bestaat ook de mogelijkheid om er vanaf dat stadium al in ondersteund te worden. Dat doen we met Bright Move, het startersprogramma van de TU/e, Fontys, Brainport Development en de BOM, waar ik als commissaris nauw aan verbonden ben. Ik vind het altijd weer verrassend en verheugend om te zien hoeveel jonge entrepreneurs er rondlopen in Nederland. Het is interessant om te zien met wat voor ideeën zij bezig zijn en hoe ze die ideeën uitbouwen tot business-modellen. Als het gaat over innovatiekracht in Nederland, maak ik me daar geen zorgen over.’

Visie

SPRAAKMAKEND ‘Studenten hebben nu volop de mogelijkheid om de wereld van het zelfstandig ondernemen al in een vroeg stadium te leren kennen. Maar van mij hoeft zeker niet ieder­ een die stap te maken.’ ‘Het maakt me niet uit of er in Nederland dertien of acht universiteiten zijn, als in onderlinge samen­ hang maar de juiste keuzes worden gemaakt.’ ‘Sommige provincies hebben veel geld in kas door de verkoop van hun energiebedrijven. Met die middelen gaan ze regionale onderzoekspolitiek bedrijven. Ik begrijp dat wel, maar zonder regie van de landelijke overheid vind ik dat een vreemde ontwikkeling. Het is ook geld dat snel is uitgegeven.’

Waar Meijer zich al enige tijd wél enorme zorgen over maakt, is het feit dat de overheid geen regie meer wenst te voeren over waar het in Nederland naartoe moet met het wetenschaps- en technologiebeleid. ‘De gouden driehoek tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen bestaat niet meer. Vanuit Den Haag wil men het overlaten aan die twee laatste partijen. Ik vind echter dat de overheid nog steeds een heel prominente rol dient te vervullen als het gaat om fundamenteel strategisch onderzoek en om het onderwijs dat daaraan gekoppeld is. Den Haag moet daar een duidelijke visie voor ontwikkelen. Zeker met betrekking tot de grote maatschappelijke uitdagingen waar we voor staan. De overheid moet laten zien hoe Nederland zich positioneert rondom dat soort uitdagingen. Maar de laatste jaren duwt Den Haag die regierol juist van zich af. Mede daardoor gaat er aan die kant ook veel expertise verloren en hebben het bedrijfsleven en de kennisinstellingen geen deskundige aanspreekpunten meer binnen de diverse ministeries. Dat vind ik een zeer zorgelijke ontwikkeling.’ Volgens Meijer wordt alle beleidsvorming van de overheid vooral nog gedreven door bezuinigings­ politiek. ‘Wetenschap staat bij alle politieke partijen laag op de agenda. Alleen D66 lijkt er zich nog druk om te maken. Deze overheid houdt niet van wetenschap. De doelstellingen die op Europees niveau zijn afgesproken als het gaat om investeren in onderzoek en onderwijs worden bij lange na niet gehaald. Nu vind ik niet dat we ons teveel op die


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

Loopbaan Emmo Meijer Emmo Meijer (1951) studeerde chemie aan de VU Amsterdam en trad na zijn promotie in 1979 in dienst bij DSM. In 2001 werd hij er de eerste Chief Technology Officer. Begin 2005 maakte hij de overstap naar Unilever als senior vice-president met de wereldwijde ver­ antwoordelijkheid voor Foods R&D, later uitge­ breid naar de totale R&D voor alle divisies. In 2009 verschoof zijn werk­terrein naar strategie. Sinds 1 april 2011 is hij directeur R&D van FrieslandCampina.

getallen moeten focussen, want het niet halen daarvan heeft ook structurele redenen, maar het ontbreekt gewoonweg aan ambitie. De Nederlandse overheid vindt het al mooi als we 2,5 procent van het BBP investeren en dat percentage zakt steeds verder weg. Kijk dan eens naar Duitsland, daar bestaat de sterke ambitie om tien procent van het BBP te besteden aan onderzoek en onderwijs!’ Meijer is bang dat het voor Nederland zo snel moeilijk gaat worden om nog de concurrentie aan te gaan met het buitenland. ‘Grote bedrijven, multinationals kunnen altijd wereldwijd kijken waar voor hen de kansen liggen. Die hebben minder last van dit overheidsbeleid. Maar als ik kijk naar de bedrijven die nadrukkelijker zijn aangewezen op het Nederlandse wetenschaps- en onderwijsveld, dan maak ik me zorgen. Die bedrijven hebben nu nog een groot kennis­systeem tot hun beschikking waar ze uit kunnen putten, maar hoelang blijft dat nog zo als deze overheid zich er niet toe bekent dat systeem overeind te willen houden? Daarvoor zijn diepteinvesteringen nodig. De wereld om ons heen zit inmiddels ook niet stil.’ Meijer is ook lid van de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT). ‘Binnen dit gremium komt het overheidsbeleid vanzelf­ sprekend ook aan bod en daar worden vrij scherpe opmerkingen over gemaakt. Nu beschrijven we Nederland als het gaat om het wetenschapsniveau

‘Deze overheid houdt niet van wetenschap’

Daarnaast is hij actief als deeltijdhoogleraar aan de TU/e, toezichthouder bij de Univer­siteit Utrecht en KU Leuven, lid van de Netherlands Academy of Technology and Inno­ vation en van de Advies­ raad voor Wetenschapsen Technologiebeleid. Hij is ook voor­zitter van het Top Institute Food and Nutrition en voorzitter van het Topconsortium voor Kennis en Innovatie AgriFood&Innovation. Sinds 2003 is hij erelid van de KNCV. In 2012 ontving hij de zilveren penning van de KNAW.

nog vaak als een hoogvlakte met enkele pieken erin. Bij AWT vragen we ons af of Nederland nog wel in staat is die hoogvlakte te handhaven als je kijkt naar de beperkte middelen die daarvoor beschikbaar zijn.’ Zou het samengaan van uni­versiteiten nog kunnen bijdragen aan een beter wetenschapsmilieu, zoals een fusie van de drie technische universi­teiten? Volgens Meijer niet, waarbij hij al direct de aan­ tekening maakt dat veel fusies ook helemaal verkeerd uitpakken. ‘Fusies worden vaak gezien als een soort van symbolische handeling, waardoor alles wel goed zal komen. Ik hecht er meer waarde aan dat partijen elkaar leren erkennen en elkaar weten te vinden op de echte zwaartepunten. Tussen universiteiten onderling zijn daar al uitstekende samenwerkingsmodellen uit voortgekomen. De samenwerking tussen de TU/e en de Univer­ siteit Utrecht en het UMC vind ik daar een heel mooi voorbeeld van. Maar ook hier is ondersteuning nodig van de overheid.’ Dan maar de blik richten op Brussel? ‘Dat is nu wel een trend, ook de overheid stimuleert het om voor financiering bij de Europese Unie te gaan kijken. Maar Nederland heeft op dat vlak eigenlijk altijd al heel behoorlijk gescoord en dus denk ik niet dat dat nog heel veel beter zal gaan. Ook in Brussel klaagt men overigens over het gebrek aan visie van de Nederlandse overheid.’


12 13

achtergrond/

Tekst Nicole Testerink Foto’s Bart van Eijden Illustraties David Ernst

Samenwerkende onderzoekers

laten robots van elkaar leren


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

Robots laten samenwerken via een eigen online platform om zo handelingen te vereenvoudigen en te versnellen. Vier jaar geleden gingen de TU/e, Philips en vier buitenlandse technische universiteiten met deze doelstelling van start in een door de Europese Commissie gefinancierd project. En nu is er RoboEarth, een soort wikipedia voor robots.

V

oor steeds meer taken worden robots ingeschakeld of zijn plannen daarvoor. Zo is er zorg­ robot AMIGO die ziekenhuisperso­ neel kan ondersteunen of een helpende hand kan bieden in het huishouden. Tot nu toe worden dit soort robots per taak geprogrammeerd. Maar het gebruik van robots kan veel efficiënter wanneer zij van elkaar zouden kunnen leren, menen René van de Molengraft, universitair hoofddocent aan de faculteit Werktuigbouw­ kunde en tevens directeur van robotvoetbal­ team Tech United, en zijn Duitse collegaonderzoeker Oliver Zweigle van de Universität Stuttgart. Van de Molengraft: ‘Als in de toekomst een personal robot net zo’n gemeengoed wordt als de personal computer en je een robot iets kunt leren wat hij kan delen met andere robots, dan kan dat een behoorlijke impact hebben.’ Hun gemeenschappelijke plan groeit uit tot een subsidievoorstel dat vervolgens gehono­ reerd werd in het Europese samenwerkings­ programma FP7: in 2010 kon RoboEarth van start gaan. Kennis delen is niet uniek. Via internet doen mensen dagelijks niets anders. Maar voor robots ligt dat anders. De manier van kennis representeren moet ondubbelzinnig zijn, het moet kunnen worden opgeslagen en geherinterpreteerd worden. En uiteindelijk moet de robot op de juiste wijze handelen. Naar de losse componenten wordt al veel onderzoek gedaan, maar het combineren hiervan tot een nieuw systeem is nieuw en maakt RoboEarth spraakmakend.

‘Elke partner in het project heeft een eigen stuk expertise, essentieel om het project te laten slagen. En doordat iedereen vanuit een ander perspectief naar de materie kijkt, kun je grotere stappen maken’, zegt Zweigle, die zich samen met collega’s van de Technische Universität München bezighoudt met kennisopslag. De groep van Van de Molengraft werkt aan kennisrepresentatie en het onderzoeken hoe ruimtes gemodelleerd kunnen worden. Dit is noodzakelijk om objecten vast te leggen en de robots in een ruimte te laten bewegen. De Universidad de Zaragoza is een grote speler op het gebied van perceptiesystemen en mapping: hoe neemt de robot iets waar? Hoe robots leren, wordt uitgezocht op de Eidgenössische Technische Hochschule Zürich. Daarnaast ontwikkelen ze de RoboEarth Cloud Engine, die gebruikt wordt voor het doorrekenen en interpreteren van informatie. Deze informatie komt uit een in Stuttgart ontworpen database waar van alles wordt opgeslagen: kennis voor navigatie, het uitvoeren van taken, object­ herkenning en de nodige software componenten. Kortgezegd is project RoboEarth dus het creëren van een loop van robot naar deze database naar robot waardoor robots kennis kunnen hergebruiken en zo van elkaar kunnen leren.


14

achtergrond/

Medio januari van dit jaar vindt na vier jaar onderzoek de einddemonstratie plaats in het lab van Werktuigbouwkunde. In een nagebouwde ziekenhuiskamer - gescand door robot Ari - wil een patiënt iets te drinken. AMIGO, de zorgrobot van de TU/e, kan deze taak met behulp van Ari’s informatie uitvoeren, en alhoewel het drinken op de grond belandt en er wat kleine storingen zijn, is de test een groot succes te noemen.

Van de Molengraft: ‘We leveren nu een proto­ type, en het is nog helemaal geen productie­ rijp systeem. Voordat we echt een product kunnen afleveren, zijn we zo weer tien jaar verder. In de tussentijd blijven er stappen gemaakt worden. We hebben aangetoond dat een systeem als RoboEarth noodzakelijk is om robots op een nuttige en veilige manier in te zetten, en we weten nu waar zo’n systeem precies aan moet voldoen.’

‘Mensen willen op zo’n dag natuurlijk bewe­ gende robots zien, maar je moet je realiseren dat het hier om experimentele software gaat. In dit geval draait het om wat er zich ín de robot afspeelt, dat is voor ons veel spannender’, legt Sjoerd van den Dries uit. Als promovendus bij Werktuigbouwkunde is hij al enkele jaren bezig met RoboEarth.

De goede samenwerking tussen de verschil­ lende partners is een van de succesfactoren van het project gebleken. ‘Een geweldig multidisciplinair project, waar je elkaar naar een hoger level tilt door kennis te combineren’, vertelt Gajan Mohanarajah, PhD in Zürich, enthousiast.

‘We demonstreren een systeemontwerp bestaande uit geïntegreerde componenten waar we de afgelopen tijd met de diverse groepen aan gewerkt hebben. In dit specifieke voorbeeld -serve a drink- zie je heel mooi hoe kennis gedeeld wordt. Dat klinkt eenvoudig, maar uiteindelijk moet zoiets vertaald worden naar voltages in motoren; je werkt op het allerkleinste niveau.’

De vraag is hoe het nu verdergaat. Komt er een RoboEarth 2.0? “Wat vaststaat, is dat we deze ingeslagen weg vervolgen”, zegt Van de Molengraft. “We gaan nog zien op welke manier en met welke partners, zowel vanuit de universitaire wereld als uit het bedrijfs­ leven. In RoboEarth heeft Philips meegewerkt als industriële partner en het is goed zo’n naam aan boord te hebben. Anderzijds is

Google Zorgrobot Amigo

het voor bedrijven de manier om kennis te ontwikkelen. Steeds meer grote namen als Google zien in dat ze stappen in deze richting moeten gaan zetten om een vinger in de pap te houden. De bereidheid om in dergelijke projecten te stappen zal de komende tijd daarom toenemen.’ Van de Molengraft acht de kans heel reëel dat er over vier jaar weer een grote demonstratie plaatsvindt. “Wie weet in dezelfde ziekenhuis­ setting, met opnieuw een serverende AMIGO. Maar dan wel met veel meer robotcollega’s en een flinke ziekenhuiszaal vol bedden. Want met RoboEarth als solide basis kan het heel snel gaan nu.”

MEER INFO www.roboearth.org/


Publieksdag Zondag 18 mei 2014 12.00 - 17.00 uur

tue.nl/publieksdag

jouw idee

onze techniek


16 17

alumni/

Tekst Monique van de Ven Foto’S Bart van Overbeeke EN iSTOCKPHOTO

Hand in hand

invulling

geven aan het

wij-gevoel Onderzoekers buitelen al jaren over elkaar heen om erop te wijzen hoe universiteiten falen in hun alumnibeleid. Hoe ze kansen laten liggen om - liefst al tijdens de opleiding - een band voor het leven te smeden waarvan beide partijen de vruchten plukken. Ook aan de TU/e kwam het alumnibeleid nooit echt goed van de grond, erkent Harry Roumen, voormalig universiteitssecretaris. Maar daarin moet - nu écht - verandering komen. Roumen is één van de nieuwe kartrekkers van het alumnibeleid van de TU/e.

H

oe hij als alumnus zijn band met de TU/e ervaart? Een lastige vraag voor Roumen, die na zijn afstuderen in 1970 zijn hele werkzame bestaan aan de Eindhovense universiteit doorbracht. Maar de contacten met alumni vanuit ‘zijn’ faculteit Electrical Engineering hielden niet over, zegt hij voorzichtig. Ook van mede-alumni hoort hij regelmatig dat ze de band met de uni­ versiteit graag hechter zouden zien en dat ze überhaupt maar zelden iets horen van de TU/e.

Hij wijst onder meer op de ‘niet-optimale’ verhoudingen tussen diverse betrokkenen en op het spanningsveld tussen het centrale en facultaire beleid. Sabine van Gent, directeur van het Communicatie Expertise Centrum van de TU/e die het alumnibeleid de laatste anderhalf jaar onder haar hoede heeft, vult aan: ‘Activiteiten gericht op alumni moet je ook dichtbij de facul­ teiten houden; daarmee voelen de alumni zich het meest verbonden, vooral daar onderhouden ze hun netwerk’.

Roumen, tot twee jaar terug bestuurlijk mede­ verantwoordelijk, zegt de hand daarbij ook in eigen boezem te steken: ‘Het alumnibeleid aan de TU/e is nooit goed structureel vormgegeven’.

Dat neemt niet weg dat er volgens beiden een degelijke universiteitsbrede basis voor het alumnibeleid moet zijn, te beginnen met een goede centrale registratie. Via Alumninet heeft

de TU/e momenteel zo’n zeventig procent van haar alumni - in totaal een kleine 35.000 - in beeld. De oud-studenten vormen volgens Van Gent één van de belangrijkste groepen stakeholders van de TU/e. ‘Zij zijn onze belang­ rijkste ambassadeurs.’ Om de banden met die groep vertegenwoor­ digers aan te halen, trok de TU/e afgelopen najaar twee boegbeelden aan die het alumni­ beleid moeten helpen een boost te geven: oud-secretaris Roumen en emeritus hoog­ leraar Jan Blom. Ook werd een Raad van Advies voor het alumnibeleid opgericht. Deze bestaat op dit moment, naast Roumen en Blom, uit Loek Overes (onlangs afgestudeerd bij Bouw­


kunde en nu werkzaam bij Rijkswaterstaat), Aukje Doornbos (werkzaam bij DSM en in 2009 winnaar van de Young Professional of the Year Award) en Eric van Schagen, CEO van Simac. Zij vertegenwoordigen de drie generaties alumni waarvoor de TU/e, in nauwe afstemming met die drie groepen, onder meer gerichte activiteiten wil gaan opzetten. Roumen: ‘Ik kan me voorstellen dat een jonge alumnus in zijn of haar stadium van carrière en leven andere verwachtingen van de universiteit heeft dan bijvoorbeeld een gearriveerd zakenman als Eric van Schagen.’ Rond de groep van gevestigde alumni wordt volgens Roumen een exclusief netwerk opgericht. Volgens de oud-secretaris ligt

er een lijst met zo’n vijfentwintig namen van personen die de universiteit hiervoor wil benaderen, met name gebaseerd op hun zakelijke posities, invloed en netwerken. Roumen noemt onder anderen voormalig Philips-topman Gerard Kleisterlee en Marijn Dekkers, CEO van Bayer. ‘Maar ik vind bijvoorbeeld dat ook John Körmeling bij die groep hoort; een gevestigd kunstenaar met een achter­grond in de architectuur’. Roumen ziet de gevestigde alumni in eerste instantie als ‘onze topambassadeurs. Zij vervullen belangrijke functies in de gemeenschap, op allerlei gebieden. Als zij bij hun werkzaamheden willen uitdragen dat ze trots zijn op onze universiteit,

dan helpt dat de TU/e weer bij bijvoorbeeld het werven van nieuwe studenten’. Maar ook beschouwt Roumen de club van top-alumni als mogelijk ‘klankbord voor het algemene beleid van de universiteit’. Van Gent voegt daar aan toe: ‘We zullen deze groep niet zozeer vragen wat ze vindt van bijvoorbeeld een voorgenomen nieuwe studierichting, maar hopen wel op suggesties met betrekking tot onder andere het onderwijs in algemene zin. Wat missen deze alumni wellicht bij onze afgestudeerden die binnen hun bedrijven aan de slag gaan?’ De bedoeling is dat deze top-alumni komend najaar voor het eerst bij elkaar komen.


18

achtergrond/

‘ik wil mijn trots op deze universiteit ook uitdragen’ Harry Roumen Fundraising, dat vooral een begrip is bij Ameri­ kaanse universiteiten en hun alumni, maakt volgens Roumen de komende jaren nog geen deel uit van het Eindhovense alumnibeleid. ‘Maar ik kan me voorstellen dat als je eenmaal een degelijk alumnibeleid hebt, het ook makke­ lijker wordt om fundraising meer handen en voeten te geven.’ Van Gent: ‘Ik hoor vaak van alumni dat ze graag ook iets terug willen doen voor de universiteit.’ Wat de TU/e en haar oud-studenten over en weer voor elkaar kunnen en willen betekenen, daarover is en gaat de universiteit in gesprek met onder meer de Raad van Advies, de alumniverenigingen en straks ook de club van top-alumni. Sowieso ligt er geen blauwdruk voor het nieuwe alumnibeleid, benadrukt Van Gent herhaaldelijk, ‘dat moet ontstaan’. Wel liggen er volgens haar allerlei ideeën, waarbij de TU/e zich ook laat inspireren door collega-universiteiten in binnenen buitenland. Ze noemt onder meer de Univer­ siteit van Tilburg -waarvan ze zelf alumnus is-, waar iemand zich nadrukkelijk richt op het registreren en onderhouden van de banden met niet-Nederlandse alumni van de instelling.

Niet dat ze de internationale TU/e-alumni zelf als een aparte doelgroep zou willen beschouwen, haast Van Gent zich te zeggen, maar ze vindt de keuze van Tilburg wel interessant. Van Gent spreekt van ‘stippen aan de horizon’ die in het kader van het alumnibeleid zijn gezet, maar de uiteindelijke koers ligt nog allesbehalve vast. Op het wensenlijstje voor de korte termijn staan in elk geval het organiseren van diverse, interactievere alumni-evenementen en bedrijfs­ bezoeken door het jaar heen. Ook wil de TU/e het life long learning en de mogelijkheden hiertoe aan de universiteit weer nadrukkelijk onder de aandacht brengen. Verder wordt nagedacht over een nieuw geschenk voor afgestudeerden in plaats van de blauwe sjaal die ze nu krijgen, over een koppeling van de alumnidag aan de jaarlijkse Publieksdag en een mentorprogramma met inzet van alumni voor studenten. Ook op de planning staat het ontwikkelen van een meer interactieve website, waarop alumni onder andere makkelijker met elkaar in contact kunnen komen. Van Gent vindt het lastig om te zeggen wanneer het alumnibeleid ‘geslaagd’ is. ‘Het gaat hier

om het aanhalen van de banden, het uitbouwen van een relatie, dat doe je in samenspraak. En dat kost tijd.’ Roumen noemt 2016, het volgende lustrumjaar van de TU/e, als het geschikte moment om te bekijken en te meten wat bereikt is. Roumen: ‘Heeft de Raad van Advies goede adviezen gegeven? Heeft de club van top-alumni een zinvolle bijdrage geleverd, voor zichzelf en de universiteit? Hebben we mooie activiteiten voor alumni gehad? Hebben alumni het gevoel dat de band tussen hen en de univer­siteit versterkt is?’ Volgens Roumen zijn de TU/e en haar bestuurders zich er in elk geval meer dan ooit van bewust dat ze meer energie moeten steken in hun alumni. En dat begint liefst al bij iemands inschrijving als student aan de TU/e. Wederkerigheid, collectieve trots en community-gevoel zijn daarbij de sleutelwoorden. Ook na je afstuderen kun je nog steeds van alles doen met en voor de TU/e, benadrukt Roumen. ‘Ik ben zelf in elk geval nog steeds keitrots op deze universiteit. En dat wil ik uitdragen.’


3TU. School for Technological Design

STAN ACKERMANS INSTITUTE

Op zoek naar een innovatieve oplossing voor een technisch en/of logistiek vraagstuk binnen uw organisatie? Doe een beroep op de expertise van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute.

Resultaten boeken met innovatieve oplossingen Wordt uw organisatie geconfronteerd met een uitdagend technisch of logistiek vraagstuk dat opgelost moet worden? Dan is een TOIO (Technologisch-Ontwerper-In-Opleiding) van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute voor u een aantrekkelijke optie. Over ons Het Stan Ackermans Institute verzorgt tweejarige post-master technologische ontwerpersopleidingen. Het instituut is een samenwerkingsverband van de Technische Universiteit Delft, de Technische Universiteit Eindhoven en Universiteit Twente. Resultaten In het tweede jaar van de opleiding voert de TOIO een ontwerpopdracht uit, zowel voor als binnen het bedrijfsleven. De TOIO wordt daarbij uiteraard begeleid door universitaire experts van het Stan Ackermans Institute. Dankzij hun vooropleiding als ingenieur en de aanvullende scholing binnen de ontwerpersopleidingen van het Stan Ackermans Institute, zijn onze TOIO’s uitstekend in staat een technologisch vraagstuk in goed overleg met u als opdrachtgever zelfstandig op te lossen. Programma’s en tracks Voor een compleet overzicht van de programma’s en tracks aangeboden door het Stan Ackermans Institute, zie www.3tu.nl/programmes. Voor een brochure of meer informatie kunt u contact opnemen met het Stan Ackermans Institute, 040 – 247 2452 of sai@3tu.nl. www.3tu.nl/sai


20 21

Telefoondata in context Tekst Tom Jeltes Beeld Stef van den Elzen en Jack van Wijk

We zien een visualisatie van het mobiele telefoonverkeer op het netwerk van Orange in Ivoorkust op 17 maart 2012, gemaakt door ir. Stef van den Elzen en prof.dr.ir. Jack van Wijk van de Visualisatie­ groep van Wiskunde & Informatica en spin-off SynerScope van diezelfde groep - goed voor de Best Visualisation Award bij de Orange Data for Development Challenge. Elke dubbele lijn staat voor de verbinding tussen twee zendmasten, waarbij elke tak staat voor een van de beide gespreks­ richtingen. De groene verbindingen duiden op een toename van het aantal gesprekken ten opzichte van de periode ervoor; de rode representeren een afname (de gele lijnen ontstaan

door overlappende groene en rode lijnen). De meeste verbindingen zijn logischerwijs binnen en met de grootste stad Abidjan aan de kust (rechtsonder). In de periode waarvan Orange de telefoondata beschikbaar stelde (december 2011 t/m april 2012) was er veel onrust in Ivoorkust; de zittende president weigerde na verloren verkiezingen op te stappen. In de visu­a­lisaties zijn diverse ingrijpende gebeurte­ nissen terug te vinden, zoals rellen, waarover de door de machthebbers gecontroleerde lokale media destijds niet hebben bericht. Zonder geavanceerde visuali­satietechnieken zouden dergelijke feiten verborgen blijven in de enorme berg data.


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

255 zendmasten van Orange in Ivoorkust


22 23

VONK/

Tekst Joep Huiskamp Foto’s Bart van Overbeeke en corbis

“Ik kan mijn onderzoeks-

nieuwsgierigheid hier kwijt”

Maaike Kroon (33) was de jongste vrouwelijke hoogleraar in Nederland bij haar benoeming aan TU/e-faculteit Scheikundige Technologie in 2010. De hoogleraar scheidingstechnologie zette haar groep from scratch op en wil uitgroeien tot een grote internationale onderzoeksgroep.


m.c.kroon@tue.nl

rd r we Waa gezaaid oor iem de k liefde v raren e d gle voor van hoo ? e niek TU/ tech aan de n gaat a t aarv shar En w rzoeker n: nde ppe het o eller klo . sn onk De V

Als meisje vond ze school maar saai en wilde ze astronaut worden. Maar dan wel met de garantie dat ze na een ruimtevlucht veilig kon terugkeren naar de aarde. Ze koos uiteindelijk voor een studie chemische technologie in Delft. Daar haalde ze ook haar PhD, al deed ze het onderzoek daarvoor deels in Athene en deels in de Verenigde Staten. Op haar 25ste behaalde ze haar doctorstitel en daarna werkte ze in Barcelona en als visiting assistant professor aan Stanford University in Californië. In 2010 volgde haar benoeming aan de TU/e en daarmee werd ze op haar negenentwintigste de jongste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Intussen bouwt ze gestaag aan haar onderzoek met de ambitie om uit te groeien tot een grote internationale onderzoeksgroep.

‘Het vierde jaar van mijn studie heb ik doorgebracht bij drie bedrijven; ik deed een ontwerpopdracht voor Shell, werkte op de researchafdeling van PURAC en later deed ik een stage in Tokio bij Toshiba. Ik kreeg duidelijke richtlijnen over wat mijn taak was en merkte dat het niet de bedoeling was daarvan af te wijken, ook al stuitte ik op iets interessants in het onderzoek. Dat heeft me doen besluiten dat industriële research op dat moment niets voor mij was. Rond mijn 22ste ontstond de ambitie om hoogleraar te worden. Je onderzoek zelf kunnen bepalen en de vrijheid hebben om je ergens in te kunnen verdiepen leek me heel aantrekkelijk. Onderzoeksnieuwsgierigheid kun je in vrijheid aan een universiteit kwijt.’ Het is wel een drukke baan, hoogleraar zijn. Zeker omdat ik daarnaast intussen ook een andere wens heb kunnen vervullen: moeder worden. We hebben intussen twee kindjes. Als hoogleraar van een startende groep heb ik nog weinig stafleden en behoorlijk veel onderwijslast, dus geef ik veel college. Ik begeleid momenteel acht promovendi. Dat is wel ongeveer het maximum zonder een UD of UHD in mijn groep. Natuurlijk ben ik gebonden aan contacturen, maar het schrijven van een artikel bijvoorbeeld kan ik flexibel inplannen en dat is met het oog op de kinderen handig. Van een hoogleraar wordt steeds meer verwacht dat er onderzoeksgeld wordt binnengehaald. Artikelen en onderzoeksvoorstellen schrijven gaat me gelukkig goed af. Onderwijs is een kerntaak van een universiteit en als onderzoeker vind ik het leuk om uit te leggen waar ik mee bezig ben. Veel hoogleraren worden als opvolger van een voorganger benoemd in een bestaande groep, met een bestaand onderzoeks­ programma en medewerkers met expertise. Dat was in mijn geval niet zo. Mijn voorganger heeft een baan in de industrie aanvaard en al zijn medewerkers zijn elders gaan werken of met pensioen gegaan. Toen ik hier begon, was er dus geen staf, maar wel een lab en onderwijstaken. Ik ben mijn eigen subsidie­ aanvragen gaan schrijven en kon mijn groep from scratch opzetten. Die situatie heeft ervoor

nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

gezorgd dat al het werk wat we nu doen, gebeurt op basis van mijn eigen ideeën. Er werd al snel een Europees subsidieverzoek gehonoreerd, dus konden er promovendi en een postdoc komen. Op dit moment heb ik geen andere functies binnen de faculteit. Omdat ik de enige vrouwelijke hoogleraar aan mijn faculteit ben, word ik wel vaak uitgenodigd in bijvoorbeeld benoemingscommissies. Ik ben goed ingevoerd in het TU/e-netwerk. De meeste contacten buiten de faculteit heb ik bij BMT en Werktuigbouwkunde. Ik ben ook lid van de KNAW Jonge Akademie waarvan jonge, ambitieuze onderzoekers lid zijn. Zo ken ik TU/e-collega’s als Carlijn Bouten, Mark Peletier en Bettina Speckmann.

‘Slimmere manieren voor scheiden leveren snel veel geld op’ Ik werk voornamelijk aan onderzoek naar het energiezuinig uitvoeren van chemische scheidingsprocessen. Er is relatief veel belangstelling voor mijn vakgebied, want veel chemische bedrijven maken gebruik van scheidingtechnologie. Zestig tot tachtig procent van de kosten gaan daar inzitten, dus het bedenken van slimmere manieren voor scheiden levert al snel veel geld op. Dat maakt het wat makkelijker om externe middelen te verwerven. We doen bijvoorbeeld onderzoek naar ontzilting, biogaszuivering en biomassafractionering, maar ook naar het gebruik van natuurlijke oplosmiddelen (solvents, red.) in verschillende scheidingsprocessen. Stoffen die in planten worden gemaakt en die we kunnen gebruiken als solvent voor biorefinery-processen. Dat past prima binnen de TU/e Strategic Area Energy. Ik denk dat er de komende jaren kansen liggen om niet alleen samenwerking aan te gaan met de chemie- en de energiesector, maar ook met waterzuivering, de papierindustrie en life sciences. Mijn onderzoek is op dit moment sterk aan de biologie gerelateerd. De solvents die ik gebruik, komen van nature in planten voor.


24

VONK/

De natuur imiteren in scheidingsprocessen, daar word ik enthousiast van. Veel natuurlijke stoffen hebben een hoog smeltpunt, zeg boven de honderd graden. Wanneer je ze mengt, zul je zien dat het smeltpunt wat lager wordt. Glucose bijvoorbeeld is een natuurlijke stof die in planten voorkomt met een smeltpunt van 146 graden. Appelzuur heeft een smeltpunt van 130 graden. Meng je die twee in de juiste verhouding, dan krijg je al bij kamertemperatuur een vloeistof. Het smeltpunt is dus sterk verlaagd. Zulke plantaardige vloeistoffen kun je als scheidingsvloeistof gebruiken, net zoals dat ook gebeurt in de natuur. In tijden van droogte maken planten namelijk suikers en zuren vrij in de cellen om te overleven. Een plant gaat dood als er geen vloeistof is om het interne transport te regelen. Dus zorgt het metabolisme in de cel ervoor dat er zo’n vloeistof komt, ook als er weinig water is. Die natuurlijke oplosmiddelen willen we gaan toepassen. We hebben er inmiddels al vijftig nieuwe van gevonden. Een plant neemt koolstof­dioxide op en staat zuurstof af. Wij vermoeden dat dit soort vloeistoffen een hoge affiniteit voor koolstofdioxide heeft. Die vloeistoffen zouden we dus kunnen gebruiken om koolstofdioxide te absorberen. Dat ben ik nu aan het meten. De vrijheid om dat soort dingen te onderzoeken, is wat ik leuk vind aan een universiteit.

‘Mijn overstap was ook een strate­gische zet’ Eindhoven is ambitieus. Ik heb de indruk dat de media best vaak aandacht voor ons onderzoek hebben. Is er iets dat de publiciteit kan halen, dan moet je dat vooral doen. De laatste tijd zijn we daar binnen de faculteit nadrukkelijker mee bezig. Mijn overstap naar Eindhoven was voor mij ook een strate­ gische zet, omdat de procestechnologie hier groeide. Je staat sterker met meer mensen. Mijn eigen groep is nog niet zo groot, dus je kent iedereen goed. Ik vind dat de TU/e weinig tussenlagen kent en dat maakt de mensen beter benaderbaar. Wanneer ik hier een aanvraag moet presenteren, oefen ik dat voor mijn collega’s en daar zit de decaan dan ook bij. Ik denk dat de kans om een geheel nieuwe groep te beginnen zoals ik hier kreeg ook te maken heeft met de omvang van de universiteit. Dat zou niet zo snel kunnen bij een grotere universiteit. Steeds meer bedrijven zoeken samenwerking met ons. Eindhoven heeft traditionele banden met DSM, maar sinds kort hebben we ook een strategische alliantie met Shell en werken we samen met Chemelot. Chemisch techno­­ logen hebben ze overal nodig, niet alleen bij de grote chemische bedrijven maar ook

bijvoorbeeld bij ingenieursbureaus of in het MKB. Ik denk dat de TU/e het heel goed doet. Binnen de bedrijven weten de mensen dat, maar het grote publiek weet dat nog te weinig. De studenten in de Randstad zijn wat anders qua karakter dan hier. In Delft werden meningen vaak wat directer verwoord. Ik merk dat er hier ook wat meer vrouwen studeren. De introductie van het Bachelor College heeft dat gestimuleerd en dat maakt de sfeer heel anders. Toen ik in Delft begon met mijn studie, waren we met zes meisjes op 44 studenten. Het maandagochtendgesprek van de jongens op het practicum ging vaak over twee dingen: voetbal en stoere verhalen over vrouwen. Dat zou hier niet zo gauw gebeuren. Ik vind het heel erg leuk als mijn studenten successen boeken, als we een grant binnen­ halen of als een afstudeerder een prijs wint bij een internationale wedstrijd. Dat soort gelegenheden grijpen we dan ook aan om met de groep ’s avonds een borrel te gaan drinken of uit eten te gaan. Je ziet mensen groeien als ze hier komen afstuderen. Ik merk ook dat ik zelf ouder word. Toen ik begon met lesgeven had ik nagenoeg dezelfde leeftijd als mijn studenten. Ik was destijds ook de jongste hoogleraar in Nederland. Nu wordt het leeftijdsverschil steeds groter.’

Onderzoek Kroon zorgt voor doorbraak in productiemethode papier Onderzoek van Maaike Kroon zorgt ervoor dat papier in de toekomst goedkoper en aanzienlijk milieuvriendelijker geproduceerd kan worden. Kroon vond uit hoe hout in de toekomst zowel energie­ zuiniger als milieuvriendelijker kan worden ‘ontleed’ in onder meer cellulose, de grondstof voor papier. Vertegenwoor­ digers uit de papierindustrie spreken van een sensationele

methode. Ze is er ook in geslaagd om daarbij op een snelle en goedkope manier zuivere lignine vrij te maken. De chemische industrie heeft veel belangstelling voor deze grondstof, onder meer om er afbreekbare plastics mee te maken. De middelen van Kroon doen hun werk op veel lagere temperaturen dan bij het chemische proces waarmee de papierindustrie momen­ teel werkt; namelijk op 60

tot 80 graden in plaats van 150 tot 200 graden. Ook zou er geen hoge druk meer nodig zijn om de scheiding van hout in lignine en pulp op gang te brengen. Volgens Kroon heeft haar vinding veel potentie. ‘We moeten nog wel verder onderzoek doen, maar we zien veel mogelijkheden. Ik verwacht dat de papier­ industrie er over zo’n tien jaar van zal kunnen profiteren.’


25

achtergrond/

Tekst Enith Vlooswijk Foto’s Bart van Overbeeke en istockphoto

nr.1 nr.8 november april 2014 2011 / MAGAZINE VAN de

‘De Nederlandse rechtstaat is in de prullenbak beland’ Nog voordat het NSA-schandaal de wereld opschudde, presenteerden de hoogleraren Jan Smits en Bert-Jaap Koops bij het ministerie van Binnenlandse Zaken de resultaten van een studie naar verkeersgegevens (metadata). Sindsdien houdt Den Haag zich muisstil over het onderwerp. Volgens TU/e-hoogleraar Smits is het hoog tijd dat zowel politici als ingenieurs hun verantwoordelijkheid nemen voor de rechtstaat.

V

oor hem op tafel liggen een smartphone en een tablet. Zodra hij zich even niet kan herinneren wanneer een bepaalde wet ook alweer inging, glijden zijn vingers snel over een van de schermen. ‘Ik kan het niet laten, ik vind het uiteindelijk toch te leuk’, zegt hij bijna verontschuldigend. ‘Maar ik begin wel steeds meer paranoïde te worden.’ We zitten in een Utrechts café dat ons gratis wifi aanbiedt. Prof.mr.dr. Jan Smits, hoog­ leraar Recht en Techniek aan de TU/e, legt uit waarom hij zich zorgen maakt: ‘Wij maken allebei verbindingen via wifi. Als opsporings­ambtenaren dat willen, kunnen ze uitzoeken dat wij ons op deze dinsdagochtend beiden in dit café bevonden. Ik ben als hoogleraar verbonden aan de TU Eindhoven, jij bent wetenschapsjournalist. De kans is groot dat we hier samen zaten te praten over mijn onderzoek.’ Wat hij maar wil zeggen, is dat niet-inhoude­ lijke gegevens over onze communicatie vaak wel degelijk kunnen leiden tot inhoudelijke informatie. Zulke ‘niet-inhoudelijke’ gegevens worden ‘verkeersgegevens’ genoemd, sinds het Snowden-schandaal beter bekend als metadata. Met wie we waar, wanneer en hoe lang bellen, welke websites we bezoeken, waar we ons bevinden, wie we mailen en met welk onderwerp: allemaal verkeersdata.


26 27

Los van elkaar geven ze misschien niet zoveel informatie, maar de combinatie van allerlei metadata zegt vaak meer over ons leven dan een lange handgeschreven brief aan een verre tante zou doen. Dat is reuze handig voor opsporingsambtenaren, die deze gegevens momenteel vrijelijk kunnen opvragen bij de telecomproviders. De vraag is of sommige verkeersgegevens wellicht niet beter als ‘inhoud van communicatie’ kunnen worden beschouwd, net zoals de inhoud van een brief of een telefoongesprek. In een studie naar verkeersgegevens hebben Smits en zijn Tilburgse collega prof. dr. Bert-Jaap Koops deze vraag proberen te beantwoorden. De aanleiding was een concept-wetsvoorstel waarin verkeers­ gegevens zouden worden uitgesloten van bescherming onder artikel 13 over briefgeheim (zie kader). Overheidsambtenaren mogen het briefgeheim alleen schenden als de rechter dat toestaat.

‘Wat is inhoud, wat is vorm?’ ‘Juristen zijn altijd bezig met het onderscheid tussen inhoud en vorm’, legt Smits uit. ‘Of iemand nu een computer hackt, of een bordje met ‘verboden toegang’ negeert, dat is voor een jurist gewoon een strafbaar feit. De vraag was dus of verkeersgegevens de inhoud van de communicatie betreffen, of alleen de vorm.’ Die vraag kwam van juristen van het mini­ sterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De studie vond plaats in 2012 en de bevindingen verschenen begin 2014 in het boek ‘Verkeersgegevens en artikel 13 Grondwet; een technische en juridische analyse van het onderscheid tussen verkeersgegevens en inhoud van communicatie’. Kort door de bocht luidt de conclusie dat een groot deel van de verkeersgegevens volgens de hoogleraren inderdaad moeten vallen onder artikel 13 (briefgeheim).

Dat geldt niet voor alle verkeersgegevens. Het e-mailadres van een verzender of een ontvanger beschouwen de heren bijvoorbeeld als ‘vorm’, terwijl de onderwerpregel als ‘inhoud’ geldt. Ook een IP-adres is ‘vorm’, maar een URL-regel gaat door voor ‘inhoud’. Met veel tijd en moeite vallen alle verkeersgegevens in te delen in deze verschillende categorieën. Toch is dat niet wat de hoog­leraren de wetgever aanraden te doen.

meteen duidelijk geweest dat daarvoor een wettelijk kader bestond. Ze wisten het!’

‘Het probleem is dat elke indeling die de wetgever maakt, vermoedelijk gaten of onduidelijkheden openlaat die in de praktijk om interpretatie vragen’, legt Bert-Jaap Koops uit per e-mail. ‘Daarom is nadere reflectie nodig, die de wetgever zou moeten uitvoeren. Voor de wat langere termijn komen we dan op de suggestie dat het vermoedelijk geen zin meer heeft om überhaupt nog verkeers­gegevens te onderscheiden van inhoud, en de wetgever zou idealiter het wettelijk kader daarop moeten aanpassen.’

‘In 2012 zaten in Nederland 12.000 mensen onterecht in de gevangenis, daar is 20 miljoen euro aan schade­­vergoeding voor uitgekeerd. Als dit zo doorgaat, neemt dat aantal alleen maar toe. Wat zijn we aan het doen? Nederland was het eerste land dat de doodstraf afschafte en levenslang als alternatief daarvoor in de wet opnam. Nu zijn we het strengst straffende land in Europa. Het zijn allemaal tekenen van hetzelfde fenomeen: de rechtstaat is in de prullenbak terechtgekomen.’ Niet alleen de politiek heeft schuld aan het afbrokkelen van de rechtstaat. Ook ingenieurs moeten hun verantwoordelijkheid nemen, vindt Smits. ‘Het is de verantwoorde­lijkheid van ingenieurs om mee te ontwerpen met

Het boek van Smits en Koops valt te lezen als een goed onderbouwde waarschuwing tegen het ongebreidelde gebruik van metadata door opsporingsambtenaren. Sinds het NSA-schandaal staat dat onderwerp erg in de belangstelling, maar de studie was al een jaar geleden afgerond. Smits: ‘Binnenlandse zaken heeft de studie eind januari 2013 gekregen, in februari gaven we een presentatie aan alle ambtenaren bij de inlichtingendienst. Hun reactie was er vooral een van bezorgdheid: zouden ze hun werk nog wel kunnen doen, achter terroristen aangaan? Met dat werk heb ik helemaal geen probleem, maar wel als ze van alle burgers terroristen maken.’ Als het gaat om het verzamelen en doorspelen van telefoongegevens door de binnenlandse veiligheidsdiensten naar de VS, heeft het ministerie van Binnen­landse Zaken volgens Smits nogal wat boter op het hoofd. ‘Dat ze nu voortdurend het woord ‘metadata’ gebruiken, maakt mij zo boos. Dat is een nieuw woord dat geen wettelijke bescherming impliceert. Als ze bij Binnenlandse Zaken ‘verkeersgegevens’ hadden gezegd, was

In mei 2013 ontving de Raad van State de studie. Dat er sindsdien nog altijd geen advies naar de Tweede Kamer is gegaan, is volgens Smits een teken dat de politiek met de conclusies van de studie in de maag zit. De manier waarop de Nederlandse overheid omgaat met de rechten van haar burgers, zint de hoogleraar allerminst.

Jan Smits


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

het recht. Bij de toepassing van technologieën moeten ze in een heel vroeg stadium rekening houden met de mensenrechten. We kunnen niet meer vertrouwen op overheden die alleen maar gulzig op zoek gaan naar data.’ ‘Het kost nu bijvoorbeeld 0,13 dollarcent om iemand af te luisteren, omdat systemen zo open zijn. Als het duurder wordt, moeten veiligheidsdiensten gaan kiezen. Een ander voorbeeld: wat voor auto heb je, een Skoda? Daar zit een motormanagementsysteem in dat precies bijhoudt waar, hoe hard en hoe lang je rijdt. Als auto’s die informatie eenmaal met elkaar gaan uitwisselen, liggen die gegevens voor het grijpen. De TU/e is intensief betrokken bij dit onderwerp, ‘car to car communication’. Maar ik ben al zo vaak tegen de lamp gelopen met het aankaarten van dit onderwerp, dat ik bijvoorbeeld Maarten Steinbuch, TU/e-hoogleraar Auto­motive, niet eens bel. Niet omdat ik onvriendelijk word bejegend, maar omdat het niets uithaalt.’

‘We kunnen niet meer vertrouwen op overheden die gulzig op zoek gaan naar data’ Steeds meer voorwerpen in onze directe omgeving zijn uitgerust met elektronica om het leven gemakkelijker te maken. Gevraagd naar zijn mening over het internet of things, zucht de hoogleraar diep. ‘Er zijn verschillende integriteits­ rechten. In oplopend belang is dat het recht op privacy, briefgeheim, huisrecht en lichamelijke integriteit.

Internet of things heeft betrekking op al die rechten. Binnenin ons lichaam hebben we straks nanopillen, we kleden ons in slimme kleren, we wonen in een slim huis met eromheen een tuin vol slimme zaken. Ook de publieke ruimte waarin we ons bewegen, zit vol met slimme apparatuur. Eigenlijk is deze studie een soort schaamlapje als je alleen artikel 13 over briefgeheim aanpakt. Als je niets doet aan de andere integriteitsrechten, heeft het geen zin.’ De aanpassing van artikel 13 blijkt al behoorlijk complex, laat staan een integrale herziening van de integriteitsrechten volgens de voortschrijdende technologie. Sterker nog, je kunt je afvragen of de snelle ontwikkelingen op dit gebied wel zijn te vatten in waterdichte wetsontwerpen. Bert-Jaap Koops ziet het echter optimistisch in. ‘Deze vraag wordt mij altijd gesteld. Ik antwoord meestal: ja, tot op zeker hoogte kan dat wel, als je tijdig nadenkt over mogelijk toekomstige ontwikkelingen en intelligente formuleringen gebruikt in de wet. Wetsaanpassing zal altijd nodig blijven, maar de techniek gaat nu ook weer niet zo snel dat je die nooit ziet aankomen.’

Nederlandse grondwet: geen brieven openen, wel e-mails onderscheppen Nieuwsgierige opsporingsambtenaren mogen niet zomaar hun neus in onze brieven steken. Artikel 13 (briefgeheim) van de Nederlandse grondwet is er glashelder over: 1. Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter. 2. Het telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen. Natuurlijk hadden de auteurs van het artikel nog nooit gehoord van smartphones, memory sticks of internet. Toch geldt dit artikel voor elke manier waarop burgers met elkaar communiceren: de overheid mag niet zomaar afluisteren of meelezen. Een prettige gedachte, maar sinds 2009 geldt tegelijkertijd de Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens, ook wel de Data-retentiewet genoemd. Deze bepaalt dat telecomproviders verplicht zijn tot het bewaren van onze verkeers- en locatiegegevens voor een periode van twaalf maanden. De overheid mag deze gegevens zonder tussenkomst van de rechter gebruiken voor de opsporing en vervolging van daders van ernstige misdrijven. Dit wil niet zeggen dat de overheid onze mails uitgebreid kan doorlezen. Wel heeft zij onbeperkt toegang tot de zogenaamde metadata. Denk aan de geadresseerde van een mail, de tijd waarop het bericht werd gestuurd, de plaats waarop dat gebeurde en het onderwerp van de mail. Deze vallen weliswaar onder de Wet bescherming persoonsgegevens, maar opsporingsambtenaren kunnen er zonder tussenkomst van een rechter over beschikken. Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan een wet die het Nederlandse Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten mogelijk moet maken om ook de inhoud na te pluizen van al onze communicatie via de kabel. In dat geval mogen opsporingsambtenaren dus ook onze e-mail­ berichten (of Whatsapp-berichten, Facebookgesprekken enzovoorts) bestuderen. Welke voorwaarden hieraan verbonden moeten zijn, is nog onderwerp van discussie.


28 29

5x1/

Prostaatkanker opsporen met belletjes Bij een vermoeden van prostaat­ kanker worden met een naald diverse stukjes prostaat­weefsel (biopten) verwijderd voor analyse. Deze procedure is niet patiënt­ vriendelijk en moet bovendien vaak worden herhaald als de biopten bij toeval geen tumorcellen bevatten. Maarten Kuenen heeft een beeldvormings­ techniek helpen ontwikkelen waarbij met ultrageluid de verspreiding van geïnjecteerde microbellen in de prostaat kan worden gevolgd. Doordat microbelletjes door de allerkleinste bloedvaten stromen, kunnen met deze techniek afwijkingen in de vaatstructuur worden opgespoord die duiden op de aan­ wezigheid van tumoren. Met de voorgestelde methode komen ook gerichtere behandel­ methoden binnen bereik, zonder ongewenste bijeffecten als incontinentie en impotentie.

Implantaten tot leven wekken Voor mensen die lijden aan hart- en vaatziekten kunnen protheses voor hartkleppen en bloedvaten (bijvoorbeeld voor bypasses) van levensbelang zijn. Anthal Smits werkte aan ‘slimme’ protheses die, zodra ze geïmplanteerd worden in de bloedbaan, het lichaam stimuleren om zelf ter plekke een nieuw bloedvat of hartklep te laten groeien, ongeveer zoals een wondje in de huid normaal gesproken weer dichtgroeit. De prothese van kunststof lost ondertussen langzaam op, zoals een suikerklontje oplost in water, en zo blijft er een levende lichaamseigen hartklep of bloedvat over. Doordat het resultaat een levend weefsel is, kunnen deze protheses potentieel zelfs meegroeien met het lichaam, wat essentieel is voor kinderen met aangeboren hartafwijkingen.

5X1 minuut

Slash spitte voor u door de stapel meest recente proef­ schriften en lichtte er vijf voor u uit. Dat is in vijf minuten informatie opnemen waar u anders uren aan had ­moeten besteden.


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

Efficiënte brandstoffen voor toekomstige motoren Tot op heden bestaat er bij motoren een ‘trade-off’ in uitstoot van uitlaatgassen, waar een reductie in één emissiesoort zorgt voor een verhoging van een andere. Zo zorgt een lage verbrandings­ temperatuur voor minder stikstofoxiden en fijnstof, maar komt er door de lagere efficiëntie per saldo meer CO2 vrij. Niels Leermakers onderzocht hoe met alternatieve brandstoffen zowel efficiënte als schone verbranding bereikt kan worden. Om beter te begrijpen wat er in het binnenste van de motor gebeurt, bestudeerde hij de verbranding onder meer in transparante, glazen motoren, zodat hij met behulp van laserlicht het verbrandingsproces tot in detail kon volgen.

Robot voor microchirurgie

ROBOTS als zorgverleners

Door moderne chirurgische technieken kunnen mensen die een stuk weefsel in hun lichaam missen (bijvoorbeeld nadat een tumor is weggehaald, bij aangeboren afwijkingen of na een ongeluk) geholpen worden door het ontbrekende weefsel te reconstrueren met behulp van huid, vet, spier of bot uit een ander deel van het lichaam. Hiervoor moeten ook bloedvaten en zenuwen opnieuw verbonden worden. Vanwege de vereiste precisie is dit een ingreep waarvoor een zeer vaste hand en grote mate van concentratie nodig is.

Elena Torta onder­ zocht hoe robots kunnen worden gebruikt om in ‘intelli­ gente’ woningen een deel van de zorgtaken over te nemen. Dat moet ertoe leiden dat mensen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Dergelijke robots moet kunnen communiceren met mensen om hen van dienst te kunnen zijn. Als de robot is verbonden met een sensornetwerk dat informatie verzamelt over de patiënt of een oudere, kan de robot deze informatie gebruiken. Als het zuurstofgehalte in het bloed van een patiënt hiertoe aanleiding geeft, kan de robot bijvoor­ beeld gezondheidsoefeningen voordoen.

Raimondo Cau ontwikkelde een nieuw soort robot (de Micro Surgical Robot, MSR) speciaal voor microchirurgie. De robot stelt chirurgen in staat om makkelijker en nóg preciezer te werk te gaan.

Torta gebruikte voor haar onderzoek een huma­ noïde robot, de NAO. Dat deze robot in staat is tot typische menselijke non-verbale communi­ catie, zoals blikken en gebaren, verhoogt de kwali­ teit van de interactie tussen mens en robot.


30 28 31

Tekst Antoinette van der Vorst foto Roger Mastroianni

Beiden rondden aan de TU/e een studie af. De planner koos het pad dat het meest in lijn is met zijn opleiding. De verkenner waagde zich buiten de grenzen van zijn opleiding. Menselijke kant van techniek Al jong was ik goed in de bètavakken. Logisch dus dat ik een studie zocht in de technische richting. De menselijke kant van techniek sprak me ook aan. Daarom koos ik voor de destijds nieuwe opleiding Techniek en Maatschappij. In mijn carrière is techniek altijd een deel gebleven van mijn werk en mijn werkgevers, maar ik heb me wel steeds meer naar de menselijke kant verplaatst. Dat ik nu HR-manager ben bij Philips, is vooral terug te voeren op de interesse die ik altijd voor mensen heb gehad.

Impact Na mijn studie startte ik als consultant bij ABN AMRO. Ik kwam terecht in de project­financiering van elektriciteitscentrales in het Midden-Oosten. Daarbij kwam mijn technische kennis weer van pas. Na een aantal jaren realiseerde ik me dat ik bij de bank een heel kleine schakel was in een groot geheel. Ik ben iemand die graag verschil wil maken: ik wil dat mijn werk direct ergens aan bijdraagt. Zo ging ik het HR-vak in. De combinatie tussen business en mens past heel goed bij mij.

Philips Ik kwam terecht bij het onderdeel MRI van Philips, dat onder meer MRI-scanners ontwikkelt, produceert en op de markt zet. Het was net of ik weer op de TU/e rondliep. De technische discussies die gevoerd worden, beslissingen die daarop gebaseerd zijn: techniek en innovatie zijn werelden waar ik heel veel van houd. Ik heb hart voor mensen die iets maken dat veel kan betekenen voor anderen.

Amerika Omdat het grootste deel van mijn HR-verantwoordelijkheden in de Verenigde Staten liggen, woon ik met mijn partner en twee kinderen sinds de zomer van 2013 in Cleveland, Ohio. Het is een bijzondere ervaring om in the US te werken. Hier is het bijvoorbeeld veel belangrijker welke woorden je kiest voor wat je wilt zeggen dan bij ons in Nederland. Amerikanen zijn meer genuanceerd dan dat Nederlanders kunnen zijn. Ik haal ontzettend veel voldoening uit mijn werk als HR-manager. Hoe goed een business draait, is afhankelijk van degenen die het leiden. Ik mag meebepalen wie die leiders zijn en heb een belangrijke rol in hoe zij zich ontwikkelen. Zij bepalen ook de cultuur van een bedrijf. En cultuur bepaalt voor een groot deel of een business succesvol is of niet.

Droomjob Heel graag wil ik nog jaren bij Philips blijven werken. Hoofd HR worden van Group Innovation of Research, dat is mijn droom. Dat is waar de uitvindingen worden gedaan, waar nieuwe dingen ontstaan. Ik weet niet of het realistisch is, want het is een zware job, maar je moet jezelf een fantastische droom geven in het leven. Iets waar je je energie naartoe kunt sturen.

PLANNER Saskia Velthuizen Leeftijd 42 Functies: • Management trainee, projectmanager, business consultant bij ABN AMRO • Senior consultant Recruitment bij Vroom & Van den Heuvel • HR-manager Advanced Diagnostic Imaging (CT, MRI, Molecular Imaging) bij Philips Healthcare in de Verenigde Staten Studies: • 1990 - 1996 Techniek en Maatschappij TU/e (nu Innovation Sciences)


Tekst Antoinette van der Vorst foto Bart van Overbeeke

nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

VERKENNER ILONA CLINTJENS Leeftijd 45 Functie • Assistent in Opleiding, Universiteit van Amsterdam • Projectsecretaris, ministerie van Justitie • Consultant, Defensie Telematica Organisatie • Consultant, Penta Scope • Management consultant, Syntegra • Projectleider, Vermogensplanet • Consultant verandermanagement en procesimplementatie, TNO ICT • Eigenaar, trainer en consultant Divertido Studies • 1988 - 1994 Technische Bedrijfskunde, TU/e • 2007 - 2009 Creatief denken, COCD

Mensen helpen Arts, dat wilde ik worden. Mensen helpen. Tot ik bedacht dat mijn zachte karakter misschien niet zo geschikt zou zijn in die harde wereld van pijn en problemen. En dus besloot ik in plaats daarvan organisaties te gaan helpen. Dat betekent nog steeds het werken met mensen, maar op een andere manier. Na mijn studie Technische Bedrijfskunde heb ik altijd gewerkt als consultant bij verschillende bedrijven. Tot aan 2010 was mijn pad vrij ‘logisch’. In 2010 kwam daar verandering in met de oprichting van mijn eigen bedrijf Divertido.

Divertido Divertido begon ik in de eerste plaats als kookstudio. Ik houd enorm van koken en wilde dat graag met mensen delen. Tijdens kooksessies ontdekte ik steeds meer wat samen koken doet met een groep. Door mijn ervaring in het bedrijfsleven zag ik dat het gedrag van een team terugkomt in het

samen koken. Toen bedacht ik koken in te gaan zetten als teambuilding en begeleiding bij verandertrajecten. Nu geef ik én normale kooksessies én meerdaagse workshops aan bedrijven en organisaties. Ik krijg er energie van. Als mensen een plezierige dag en avond hebben gehad, ben ik blij.

Workshop Tijdens tweedaagse workshops ga ik aan de slag met een groep collega’s. Op de eerste dag komt de huidige manier van samenwerken aan bod. Vaak gaat het om een nieuw team dat na een reorganisatie is ontstaan. Of het is een bestaand team waarin de structuur om een verandering vraagt. ’s Avonds koken de collega’s samen. De dingen die ik tijdens het koken observeer, geef ik de volgende dag terug.

Ravioli Samen koken laat de bestaande relaties tussen collega’s heel mooi zien. Zo was er

ooit een groep waarvan een aantal personen ravioli maakte. Zij gingen daar helemaal in op, hadden geen oog meer voor hun collega’s. Die stonden op hun beurt met hun armen over elkaar te wachten tot de ravioli klaar was. Met honger natuurlijk. De volgende dag hebben we dat besproken. Is het in je werk ook zo dat je opgaat in je eigen werkzaamheden? Of overleggen jullie samen en verdeel je de taken? Zoiets levert interessante en soms stevige discussies op.

Verbinden Ik vind het geweldig om met een groep mensen bezig te zijn en die naar een einddoel te brengen. Elke sessie is weer anders. De ene groep moet je meer sturen, bij de andere gaat het vanzelf. Ik voel kennelijk aan wat nodig is. Ik zie dat samen koken mensen verbindt. Het begint met het snijden van een uitje. Dan beginnen mensen te praten en zie je heel mooi hoe de interactie is in een groep. Dit is wat ik nog heel lang wil doen.


32 33

DE OPDRACHT


Tekst Nicole Testerink foto’s Bart van Overbeeke

nr.1 nr.8 november april 2014 2011 / MAGAZINE VAN de

Blended learning: hype of onderwijsrevolutie?

Videocolleges, opgaven die te raadplegen zijn via internet, een forum waar studenten vragen kunnen achterlaten. Blended learning - een combinatie van bestaande en webgerelateerde onderwijsvormen - is niet volstrekt nieuw. Maar sinds prestigieuze universiteiten als Harvard en Stanford - en ook de TU/e vanaf deze maand - gratis colleges aanbieden in de vorm van MOOC’s (Massive Open Online Courses) is de discussie over blended learning in een stroomversnelling terechtgekomen. Zes onderwijs- en ervaringsdeskundigen over hoe blended learning een rol kan spelen in het Nederlandse universitaire onderwijs.


34 35

DE OPDRACHT

Dr. Tijn Borghuis, projectmanager en docent Bachelor College, faculteit IE&IS, TU/e. ‘We zijn met onze video­ lectures afgeweken van het standaard­ model docent-naast-het bord door van alles te doen wat niet mocht en nu zegt iedereen juist: geweldig!’

Prof.dr. Perry den Brok, hoogleraar Onderwijsinnovatie aan de Eindhoven School of Education, TU/e. ‘Als het om het bereiken van potentiële studenten gaat, laten we dan een MOOC maken voor leerlingen van het voortgezet onderwijs, daar zit onze toekomst.’

igenlijk hadden we nu toch op z’n minst digitaal moeten discussiëren om de term blended learning kracht bij te zetten; iedereen achter z’n eigen laptop’, zegt Henk Frencken wanneer alle deelnemers een plek hebben gevonden aan de ovale tafel in de University Club. Ze zijn bij elkaar gekomen om te praten over een niet te missen ontwikke­ ling in onderwijsland: blended learning. Heel breed gedefinieerd een mix tussen de klassieke vormen van onderwijs en de nieuwere vormen waarbij internet betrokken is - de digitale leeromgeving. Of, zoals Wilfred Rubens opmerkt: ‘Een combinatie tussen leren met en zonder ict in allerlei vormen, een containerbegrip eigenlijk’. ‘En dat is eigenlijk juist goed’, meent Perry den Brok. ‘Geen cursus is hetzelfde, en iedereen heeft een eigen attitude en wensen. Een pasklare aanpak is er niet en daarom is het goed dat er een grote bak is waar docenten uit kunnen pakken.’ En docenten pakken daar sneller iets uit dan ze denken. Want hoewel de oudere generatie soms in eerste instantie niets op heeft met blended learning, blijkt dat elke docent wel iets van ict toepast in zijn onderwijsmethode, zegt Frencken. Hij geeft geregeld workshops aan docenten, recent nog aan een groep ‘wat grijzere’ biologen. ‘Met zo’n term hebben ze niets, ik laat daarom graag wat cartoons zien. Van een desperate juf die haar leerlingen tegen het plafond geplakt ziet: ‘ik had me de flipped classroom toch heel anders voorgesteld’. Er wordt gelachen en vervolgens verloopt een discussie over het classroom flippen - vervanging van klassikaal onderwijs door online varianten - veel levendiger en zijn ze aan het eind van de middag razend enthousiast over hun eigengemaakte instructievideo die in het eerstvolgende college gebruikt kan worden. Het gaat erom dat je studenten kunt engageren, deelgenoot kunt maken van je professie en blended learning kan daar een mooi middel in zijn.’ Den Brok is het daar ten dele mee eens: ‘Als het leerprocessen eenvoudiger of aantrekkelijker maakt dan is het zeker een goed idee. Zo niet, dan moet je online middelen vooral níet inzetten. Ik ben daar heel duidelijk in: kijk eerst naar het onderwijs, dan pas naar de techniek die je daarbij kunt inzetten.’

Toch blijkt dat blended learning soms ook pure noodzaak is, zoals uit het voorbeeld van Tijn Borghuis. Hij is één van de docenten die het basisvak Modelleren geeft aan ruim twaalfhonderd eerstejaars TU/e-studenten. ‘We hebben eerst geprobeerd om college te geven, maar met zo’n grote groep is dat niet de meest geslaagde vorm van informatie­ overdracht. Of het aan de huidige generatie ligt laat ik in het midden, maar sommigen weten gewoon niet waar een hoorcollege voor is. Daarnaast heb je te maken met een groot verschil in leertempo, uit observaties en berekeningen zelfs een factor acht. En dan heb ik het niet over het genie en iemand ver achterin de zaal die je niet hoort, maar over de grote stroom. We zijn daarom overgegaan tot flippen. Videolectures, locatieopnames, tutorgroepen en hoorcolleges op kleinere schaal - een flinke mix aan onderwijsvormen. Studenten kunnen nu via verschillende routes kennis tot zich nemen op hun eigen tempo, en deze aanpak lijkt zoden aan de dijk te zetten.’

‘Je moet nooit ergens achter aan hobbelen zonder reflectiemomenten’ Na deze eerste verkenning van het begrip blended learning is het tijd voor een gerichtere vraagstelling. Wat zijn de kansen, waar liggen de knelpunten en, vooral ook, hoe pakken we die aan? Kortom: hoe kunnen we blended learning succesvol toepassen in het universi­ taire onderwijs? Discussieleider Lucas Asselbergs zet de deelnemers aan tot het grenzeloos spuien van suggesties die vervolgens enigszins gerangschikt op de flip-over terecht komen. De gekleurde memoblaadjes zijn te klein voor alle ideeën


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

en al snel vliegen grotere volgeschreven exemplaren over tafel. Als eerste komt het belang van onderwijsvisie en reflectie aan de orde. Den Brok: ‘Met online cursussen bereik je veel studenten en het is een mooi uithangbord voor de universiteit. Maar hoe hoog is het uiteindelijke rendement en haal je zo het beste uit je studenten? Je moet als instelling goed nadenken over wat je wilt met je onderwijs. Iedereen lijkt iets met blended learning te willen, steeds meer universiteiten bieden MOOC’s aan. Maar is dat omdat het ook daadwerkelijk binnen de eigen onderwijsvisie past of wordt er achter een hype aangelopen?’ ‘Daar heb ik nog wel een mooi voorbeeld van’, valt Rubens bij. ‘Ik werd laatst gebeld door een hogeschool, ze wilden aan de slag met MOOC’s. Na wat doorvragen bleek dat ze die aan hun huidige studenten wilden aanbieden. Hebben die dan problemen om naar jullie instelling te komen, vroeg ik. Dat was het niet. Ze wilden graag een MOOC omdat iedereen dat deed.’ Rubens zucht diep en vervolgd geagiteerd. ‘Het is echt ongelofelijk. Vooral bestuurders hebben er een handje van aan een hype te willen meedoen. Ik ben al heel lang bezig met de rol van ict in het onderwijs, maar dat werd door veel CvB’s voortdurend weggewuifd. Pas toen Stanford en MIT ermee begonnen en met hun eerste MOOC’s 160.000 studenten trokken, werden ze wakker. Ik geloof ook niet dat MOOC’s gaan werken als een lawine in het onderwijs, terwijl menigeen dat nu wel roept. Maar ja, dan worden ze zenuwachtig en omarmen blended learning onder het motto ‘wij moeten ook modern doen’. Een totaal verkeerde beweegreden, je moet nooit ergens achter aan hobbelen zonder reflectiemomenten: waar zijn we nu mee bezig en waarom?’ Ook de angst voor het verdwijnen van persoonlijk contact is een belangrijk aandachtspunt, volgens Jim Stolk. ‘We moeten ervoor waken dat persoonlijk contact altijd mogelijk blijft. Onder studenten heerst de vrees dat ze steeds verder van docenten af komen te staan. Er wordt vaak gedacht dat studenten het wel makkelijk vinden om vanuit bed videocollege te volgen, maar een


36 37

DE OPDRACHT

Drs. Henk Frencken, onderwijskundig adviseur bij het ICLON, Universiteit Leiden, en programmaleider van het consortium E-merge. ‘Laat studenten ook in de zandbak meespelen. Goedkoop, uiterst creatief en het socialiseert ze in de academische professies.’

Dr. René van Hassel, docent Bachelor College, faculteit Wiskunde & Informatica, TU/e. ‘Ik gebruik al jaren een mengsel van colleges en het een en ander van internet, en nu heet dat blended learning?’

echte student wil dat niet.’ Volgens Borghuis hoeft digitaal onderwijs sociaal contact zeker niet uit te sluiten: ‘Mensen vormen van nature gemeenschappen. Ik weet van studenten die een bepaalde MOOC volgden dat ze als een van de eerste dingen software gingen schrijven zodat ze konden zien wie er in de buurt nog meer hetzelfde vak volgde. Vervolgens werd afgesproken om samen te studeren. Het kan ook juist een stimulans zijn om van elkaar te leren.’ Maar wat is dan nog precies de rol van de docent, als studenten elkaar onderwijzen en ze hun materiaal van internet halen, brengt René van Hassel naar voren. ‘Een goede docent is onvervangbaar’, stelt Den Brok gerust. ‘College geven is bovendien niet het enige wat je doet.’ Iedereen is het erover eens dat leraren te allen tijde nodig zijn, zeker nu het meester-gezel leren weer in opkomst is en het online leren afgewisseld wordt met andere vormen van onderwijs. ‘Het leer­ proces zal verschuiven, zonder twijfel’, zegt Frencken. ‘Studenten halen hun online lectures steeds vaker overal vandaan, niet alleen van de eigen universiteit. De discussie zit er aan te komen of de universiteit een onderwijsprovider blijft

of ook een onderwijsbroker zal worden, die onderwijs van anderen certificeert.’ Waar Rubens aan toevoegt: ‘Interessant hoe de universiteiten dat in de komende jaren gaan oppakken en er hun stempel op gaan zetten. En hoe bedrijven zich gaan bezighouden met het op afstand beoordelen van studenten. De eerste exameninstituten waar je na het volgen van een MOOC voor een habbekrats examen kunt doen zijn er al.’

‘Denk je dat het antwoord ‘ja’ is, steek dan je clicker in de lucht’


nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

Discussieleider Asselbergs wil de brainstorm­ ronde graag besluiten met enkele kansrijke voorbeelden van blended learning. Stolk noemt meteen de zogenoemde clickers, een persoonsgebonden apparaatje om interactie tijdens een college te bevorderen. ‘Het is misschien recalcitrant om te zeggen, maar afgezien van de fraudegevallen en de aanschafprijs is het een erg handig middel. Het maakt het mogelijk om in grotere groepen herhaaldelijk collegestof te toetsen.’ ‘Ach’, zegt Van Hassel, ‘dat kun je ook doen door rechtstreeks vragen aan de zaal te stellen en handen te laten opsteken. ‘Of de standaard docentengrap: denk je dat het antwoord ‘ja’ is, steek dan je clicker in de lucht’, vult Borghuis lachend aan. Rubens: ‘Er zitten toch wel degelijk voordelen aan het formatief toetsen, of dat nu met clickers is of met een ander student responsive system. Je kunt kijken of studenten de materie begrepen hebben en meteen feedback geven op de score. Daarnaast is het een doeltreffend instrument om studenten te betrekken bij discussies en meningsvorming.’ Naast de clickers worden ook de online masterclasses in combinatie met live docent-interviews genoemd en videosimulatie­­ oefeningen zoals bij sommige leraren­

opleiding gebeurt voordat een docent voor het eerst voor de klas staat. Normaliter zou de discussiemiddag afgesloten worden met een overwogen lijst van maat­ regelen om blended learning in het universitaire onderwijs te doen laten slagen. Maar omdat het onderwerp nog relatief onontgonnen is en er binnen de groep te divers wordt gedacht, zet Asselbergs in op een korte lijst aandachts­ punten. Na een ronde langs de deelnemers vat hij nog eens samen: onderlinge samenwerking, het instellen van reflectiemomenten wat willen we als instelling, waarom en hoe voeren we het uit-, het belang van persoonlijk contact, anders organiseren van de docentprofessionalisering, een centrale faciliteit waar docenten terecht kunnen voor vragen rondom blended learning en waar ze geholpen kunnen worden met het opzetten ervan en tot slot het erbij betrekken van studenten in het geheel. Geen perfect pakket misschien, maar het heeft wel inzichten opgeleverd en inspiratie tot verdere discussie over het nieuwe digitale leren. Dan kijkt Den Brok op zijn horloge en verontschuldigt zich: ‘Ik moet nog online een artikel beoordelen. Want ook dat gaat blended tegenwoordig.’

Drs. Wilfred Rubens, adviseur e-learning, Open Universiteit ‘Bestuurders roepen vaak dat ze blended learning belangrijk vinden, laat dat dan ook eens op een goede manier zien.’

Jim Stolk, BSc., Commissaris Onderwijs studentenfractie Groep-één en studentlid faculteitsraad Industrial Design, TU/e. ‘Laat blended learning geen proefballonnetje zijn, we moeten niet instappen omdat het alleen maar leuk is.’


38

agenda/

april

23

Symposium Future Directions in Micromechanics

Voorafgaand aan de diesviering wordt op woensdag 23 april een symposium gehouden onder de naam ‘Future Directions in Micromechanics’, waarbij eredoctor Norman Fleck een prominente plaats zal innemen. Tijd: 9.30 - 17.00 uur • Plaats: Blauwe Zaal Auditorium, TU/e-campus Meer info: http://goo.gl/zPCWyB

Dies natalis TU/e

De 58ste verjaardag van de universiteit wordt op 24 april vanaf 15.30 uur gehouden in de Paterskerk. Tijdens deze viering, met het thema ‘High Tech Systems’ krijgt professor Norman Fleck van het Cambridge Centre for micromechanics een eredoctoraat van de TU/e. Na de viering is er een receptie in de Wintertuin van hotel Pullman Eindhoven Cocagne, Vestdijk 47, Eindhoven. Tijd: 15.30 - 18.00 uur • Locatie: Paterskerk, Tramstraat 37 te Eindhoven

mei

14

Symposium Moving Solutions

Het jaarlijkse symposium van W.S.V. Simon Stevin focust dit jaar op transport. Hierbij komen de nieuwste technologische ontwikkelingen in verschillende takken van transport aan bod. Tijd: 8.30 - 17.00 uur • Plaats: Lichttoren, Eindhoven Meer info: http://movingsolutions.eu/

‘Het is zeer risicovol om een promotie­ commissie in een zelfrijdende auto te vervoeren die is ontworpen in het kader van het nog te verdedigen promotieonderzoek.’ Stelling bij het proefschrift ‘Analysis and design of controllers for cooperative and automated driving’ van Jeroen Ploeg.

april

24

/gesteld

‘Na de toewijzing van het WK voetbal aan een land waar het te droog is om gras te laten groeien, ligt het in de lijn der verwachtingen dat de winterspelen binnenkort ook in de woestijn plaatsvinden.’ Stelling bij het proef­ schrift ‘Manipulating spins. Novel methods for controlling magne­ tization dynamics on the ultimate timescale’ van Sjors Schellekens.

mei

18

TU/eXperience-Publieksdag

Bezoekers kunnen de TU/e beleven met activiteiten die in het teken staan van ‘Energie, gezondheid en slimme mobiliteit’. In diverse gebouwen op de campus kan iedereen, jong en oud, kennismaken met de universiteit. De /eXperience-Publieksdag wordt gehouden in het kader van de Dutch Technology Week. Tijd: 12.00 - 17.00 uur • Plaats: TU/e-campus Meer info: http://tue.nl/publieksdag

mei

18

mei

24

Dutch Technology Week

Onder de noemer Week of Wonders wordt van 18 tot en met 24 mei de derde editie van Dutch Technology Week (DTW) gehouden. De TU/e is een van de partners in deze week. Professionals, scholieren, studenten en technologieliefhebbers kunnen tijdens deze week ervaren hoe leuk en spannend het is om mee te werken aan uitvindingen die de wereld veranderen. Meer info: http://dutchtechnologyweek.com/nl/

‘One who compares dissertationrelated complications with those that may occur during childbirth, forgets the lack of a caesareanequivalent for the former’. Stelling bij het proefschrift ‘Efficient Fuels for Future Engines’ van Niels Leermakers.

‘What research data and waste have in common in that it’s worthwhile to reuse them.’ Stelling bij het proefschrift ‘A construction waste generation model for developing countries’ van Lilliana Abarca-Guerrero.

‘Waarschijnlijk wist de National Security Agency al dat ik deze stelling in mijn proefschrift ging opnemen.’ Stelling bij het proef­ schrift ‘Domain walls shift gears. Novel ways to control magnetic domain-wall motion’ van Jeroen Franken.

‘Being at the right place at the right time is as important as hard work.’ Stelling bij het proef­ schrift ‘Waveguide Single-Photon and Photon-NumberResolving Detectors’ van Döndü Sahin.


39

Ralph Otten (1949), hoogleraar Electronic Systems aan de faculteit Electrical Engineering. Houdt op 23 mei 2014 zijn afscheidsrede.

R.H.J.M.Otten@tue.nl

Tekst Nicole Testerink foto Bart van Overbeeke

JASJE-DASJE SCHRIJNEND COMIC SANS WIJZE HEREN ‘In Eindhoven -toentertijd nog de Technische Hogeschool Eindhoven- werd voor het eerst van Elektrotechniek één discipline gemaakt in tegenstelling tot de Delftse klassieke scheiding van sterk- en zwakstroom. Revolutio­ nair waren de demonstraties van de universele machine, gemaakt naar een concept van het befaamde MIT. En het was de tijd dat colleges pas begonnen nadat een amanuensis ons als studenten -keurig gekleed in colbert en stropdas- tot stilte had gemaand. Overigens werd het standaard studentenkostuum al snel vervangen door meer vrijere kledij na de studentenbezettingen.’

‘Na heel wat jaren IBM en een hoogleraarschap aan de TU Delft ben ik uiteindelijk per toeval weer bij de TU/e uitgekomen. Naast onderzoek en onderwijs op het gebied van ontwerptechnologie ben ik ook opleidingsdirecteur van Elektrotechniek geweest. We kampten met hoge percentages afvallers. Als je dan toch moet afhaken dan liever tijdig, was mijn standpunt. Ik kende bijna alle studenten bij naam, en met een collega maakten we na het eerste blok van vijf weken een lijstje van de afhakers en blijvers. Heel schrijnend, maar ons lijstje was op een enkeling na altijd juist. Tegen de statistiek kun je niet vechten, ondanks een nieuw ingevoerd curriculum. Ik ben groot voorstander van het toetsen op begrip, en niet zozeer de trucjes. Samen met een accent op het toepassen van de wiskunde waren dat toch wel mijn speerpunten.’

‘Bij veel studenten sta ik bekend als de Comic-Sans-man. Het gebruik van dat lettertype is in overleg geadopteerd. Bij het geven van een nieuw vak had ik als noodoplossing sheets van MIT over datzelfde vak achter de hand, in Comic Sans. Incidenteel terugvallen op die bestaande sheets viel dan niet zo op. Ik vind het contrast tussen het informele karakter van Comic Sans en programmateksten -vaak in Courier- bovendien heel duidelijk. Twee jaar geleden heb ik de Comic Sans Lifetime Achieve­ ment Award gekregen van de Coen en Sander Show op 3FM; helaas heb ik nog steeds geen beeldje voor in de trofeeënkast.’

Op pagina 2 forward/ met Jaap den Toonder

‘Als universiteit leiden we studenten grotendeels op voor de industrie. Blijf dus niet in die ivoren toren zitten, maar trek de wereld in. In de jaren zeventig werd dat mij aanbevolen, op mijn beurt heb ik daar ook mijn studen­ ten en collega’s toe aangezet. Zelf heb ik na mijn promotie een kleine tien jaar in de Verenigde Staten voor IBM gewerkt. Ik heb er vrienden voor het leven gemaakt. Het is mooi dat een aantal van die oud-collega’s ondanks hun hoge leeftijd nu op mijn afscheids­ symposium komt spreken.’

VERZAMELAAR

‘In mijn uittreerede zal ik het ongetwijfeld over memetics gaan. De studie naar de evolutie van ideeën en cultuur heeft me altijd al getrokken, hoe dat van het ene brein op het andere kan overgaan. Daarnaast komen er in onze familie verzamel­ genen voor, die ik ook bezit. Ik heb een uitgebreide collectie single malt whiskeys, waaronder een Thor - als TU/e Elektro’er toch iets speciaals. En met mijn vijfentwintig meter lange boekenrij over Verdi moet die bibliografie er ook nog wel een keer komen.’


40

Strijd tegen kanker vanaf 3000 BC

nr.8 april 2014 / MAGAZINE VAN de

Tekst Tom Jeltes foto iStockphoto

Sinds 2007 is kanker de voornaamste doodsoorzaak in Nederland, vóór hart- en vaatziekten. En door de vergrijzing neemt het aantal nieuwe gevallen van kanker toe. Gelukkig groeien door de voortschrijdende medische wetenschap ook de overlevingskansen van kankerpatiënten. Ook aan de TU/e wordt gewerkt aan nieuwe methoden voor diagnose en behandeling van deze levensbedreigende ziekte. Ca. 3000 voor Christus Oudst bekende beschrijving van een behandeling van kanker in een Egyptische papyrus: het wegbranden van tumoren in de borst.

Anno nu Dr. Massimo Mischi en collega’s van Signal Processing Systems (Electrical Engineering) ontwikkelen een methode om prostaatkanker op te sporen met standaard ultrageluid­ scanners. De tumoren worden zichtbaar gemaakt door een contrastvloeistof met kleine luchtbelletjes in te spuiten, die het typische bloedvatenpatroon rond de tumor onthullen. Dit is veel minder belastend dan puncties.

18de eeuw De Schotse chirurg Joe Hunter gelooft dat sommige vormen van kanker kunnen worden genezen met een operatie, mits de tumor zich niet heeft ingenesteld in omliggend weefsel.

Anno nu In samenwerking met Philips werken deeltijdhoogleraar prof.dr. Holger Grüll en zijn collega’s van Biomedical NMR aan het gerichter toedienen van chemotherapie, om bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkomen. Dit gebeurt door de tumor te verwarmen met ultrageluid en het medicijn op te sluiten in speciale vetbolletjes, die het medicijn vrijlaten boven 40 graden Celsius.

1882 De Amerikaan William Stewart Halsted is de eerste arts die een borstamputatie uitvoert als remedie tegen borstkanker.

1895 Wilhelm Conrad Röntgen ontdekt de straling die later naar hem genoemd zal worden. Al binnen enkele maanden werd de straling gebruikt voor diagnoses en na drie jaar voor de eerste radiotherapie (bestraling kankercellen).

1898 Marie en Pierre Curie ontdekken de radioactieve stof radium, die ze later gebruiken als stralingsbron voor radiotherapie.

2004 Introductie van het eerste medicijn dat de vorming van bloedvaten rond de tumor tegengaat.

1941 Charles Huggins ontdekt dat hormonen invloed hebben op prostaat- en borstkankercellen.

Jaren ‘70 Nieuwe beeldvormingstechnieken, zoals CT, MRI en PET, worden ontwikkeld.

1946 Louis Goodman en Alfred Gilman tonen aan dat stikstofmosterdgas tumoren kan doen slinken. De chemotherapie is geboren.

2001 Een medicijn tegen chronische leukemie, imatinib, wordt goedgekeurd. Het eerste medicijn dat de moleculaire oorzaak van een bepaald type kanker aanpakt. Het remt de signaaloverdracht tussen kankercellen.

1988 Door straling uit verschillende richtingen te combineren krijgt bij intensiteitgemoduleerde radiotherapie alleen de tumor een hoge dosis straling te verwerken, en blijft het omliggende weefsel zoveel mogelijk gespaard.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.