Slash 9 - september 2014

Page 1

9 SEPTEMBER 2014

Magazine van de Technische Universiteit Eindhoven

De Opdracht:

Een warm welkom voor de zorgrobot

Ionica Smeets ‘Je moet niet alles willen populariseren’

De Intro door de jaren heen


02 28

Patrizia Marti (1963), hoogleraar Culture Based Design aan de faculteit Industrial Design. Houdt op 24 oktober 2014 haar intreerede.

p.marti@tue.nl

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

Tekst Han Konings Foto Bart van Overbeeke

no.9

KAAPSTAD ACTIVEREN MERLEAU- GEDREVENHEID PONTY

september 2014

‘Op een conferentie in Kaapstad in 2008 ontmoette ik wijlen Kees Overbeeke, hoogleraar bij Industrial Design. Kees hield daar een inspirerende voordracht. Enkele weken daarna nam hij contact met me op en dat leidde ertoe dat ik het jaar daarop mijn sabbatical doorbracht aan de TU/e. In 2012 promoveerde ik bij ID. Inmiddels combineer ik mijn hoogleraarschap aan de TU/e met mijn positie van senior researcher aan de Universiteit van Siena.’

‘In projecten proberen we door het samenvoegen van techniek, vormgeving, esthetiek en kunst mensen aan te zetten tot handelen. Dit jaar bijvoorbeeld voerden we in Siena - met studenten van beide universiteiten - een project uit dat erop gericht was burgers echt een stem te geven in het stadsbeleid. Daar kwamen verrassende en boeiende ontwerpen uit, die we in beide steden aan gemeente­ bestuurders presenteerden. In Eindhoven werden er direct veel vragen over gesteld. In Siena duurde het een paar dagen voor er reacties kwamen. Maar één van de projecten komt wel in het bidbook dat Siena samenstelt voor de uitverkiezing tot Culturele Hoofdstad van 2019.’

‘Op het gebied van mijn specialisatie, human-system interaction, heeft Eindhoven een uitstekende reputatie. De focus ligt hier niet enkel op de techniek, maar ook heel sterk op het ontwerp en de gebruiker. Daar ligt ook mijn belangstelling en daar betrek ik ook nog esthetische en filo­sofische inzichten bij. Ik ben afgestudeerd in de filosofie aan de Universiteit van Rome. De Franse fenomenoloog Merleau-Ponty is daarbij van belang voor mij. Hij stelde dat onze subjectieve waarneming belangrijk is voor het begrijpen van de wereld én voor de interactie ermee.’

24

‘De academische besluitvorming wijkt aan de TU/e sterk af van die in de Italiaanse praktijk. Hier in Eindhoven zijn veel dingen mogelijk en krijg je snel een antwoord op je voorstellen: ‘ja’ of ‘nee’. In Italië kost zoiets veel tijd, de bureaucratie is er echt enorm. Maar overeenkomsten zijn er ook. Ik vind die vooral bij de studenten. Zowel in Siena als in Eindhoven zijn ze enorm enthousiast over hun vak en voelen ze echt de drang en verantwoordelijkheid om dingen aan te pakken.’

GROEI

‘De sterke groei van het aantal studenten aan de TU/e, ook bij ID, baart me weleens zorgen. De kwaliteit van het onderwijs is hier echt hoog. Ik kan het weten, want ik heb bij veel andere universiteiten gewerkt. Om die kwaliteit te kunnen waarborgen, is het belangrijk dat de werkgroepen niet te groot worden. Ik hoop dat ons dat lukt. Al is het natuurlijk wel verheugend dat zoveel studenten nu voor deze universiteit kiezen.’

04

Slimmer trainen met smartgoals

colofon

Op pagina 43 backward / met Bert Brouwers

Slash is het magazine voor externe relaties en alumni van de Technische Universiteit Eindhoven en verschijnt drie keer per jaar. Gehele of gedeeltelijke overname van artikelen uit Slash is alleen toegestaan na overleg met de redactie en met bronvermelding. Voor het gebruik van foto’s of illustraties is toestemming van de maker nodig. www.tue.nl/slash

08

Wiskundemeisje Ionica Smeets

Redactieadres Technische Universiteit Eindhoven, Commu­nicatie Expertise Centrum, Postbus 513, 5600 MB Eindhoven, e-mail slash@tue.nl, Tel (040) 247 33 30/247 29 61 Hoofdredacteur Han Konings Eindredactie en coördinatie Brigit Span Bladconcept Maters & Hermsen Journalistiek, CEC. Vormgeving Natasha Franc

16

12/14 ACHTERGROND

29/31 ACHTERGROND

One-stop-shop voor hightechbedrijven

In de bres voor de wetenschap

26/28 de vonk

34/35 PLANNER/ VERKENNER

Ingrid Heynderickx

Twee keer Bouwkunde, twee keer anders

De Intro, toen en nu

Redactieadviesraad drs. Steef Blok, prof.dr. Carlijn Bouten, mr.drs. Ben Donders, prof.dr.ir. Maarten Steinbuch Drukwerk Schrijen-Lippertz, Voerendaal Wilt u adverteren in Slash? Meer informatie bij H&J Uitgevers, Tel (010) 451 55 10 Wilt u Slash ontvangen? Meld u aan op www.tue.nl/slash ISSN: 2212-8468

Meer lucht zuiveren met afvalglas in beton

keep in touch Interesse in samenwerking met de TU/e, in ­studeren, werken of promoveren aan de TU/e, of het contact onderhouden als alumnus? ­Alstublieft, onze contact­gegevens.

Samenwerking (strategisch ­partnership, contract research) TU/e Innovation Lab, +31 (0)40 247 48 22, Innovationlab@tue.nl Werken of promoveren Dienst Personeel en Organisatie +31 (0)40 247 20 90, jobs@tue.nl Ontwerpers­opleidingen Stan Ackermans ­Institute +31 (0)40 247 24 52, sai@3tu.nl Studeren (bachelor, master) Onderwijs en Studenten Service Centrum, +31 (0)40 247 47 47,

studeren@tue.nl Alumni +31 (0)40 247 34 90, alumninet@tue.nl Persvoorlichting en Communicatie Communicatie ­ Expertise Centrum +31 (0)40 247 48 45, cec@tue.nl, www.tue.nl


04 05

Tekst San van Suchtelen Foto’s Bart van Overbeeke

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

Verlichte opfrisser

Test-modellen De goaltjes mogen eenvoudig ogen; aan het huidige ontwerp ging een reeks testmodellen vooraf. De Graaf: ‘Het eerste concept had vooral een onderzoeksdoel, waarmee we de invloed van communicatie in trainings­ situaties testten. Dat idee leverde meteen zoveel positieve respons op (onder meer van PSV, red.), dat een commercieel vervolg voor de hand lag. Met een subsidie van de Stichting Technische Wetenschappen (STW) konden we één set bouwen, waar we goed mee konden testen en de behoefte konden peilen. Optimaal veilig en gebruiksvriendelijk waren de poortjes nog niet. Die manco’s hebben we met dank aan het Eindhoven Investeringsfonds en het bedrijf VDL kunnen verhelpen. Uiteindelijk bouwden we een derde versie, voor een aanzienlijk lagere kostprijs. Dankzij een tweede financiële injectie van VDL konden we het jongste ontwerp maken dat geschikt is voor massaproductie. Hierop rust een patent.’

op het trainingsveld

Je moet ‘t maar aandurven om nog iets te willen toevoegen aan erkende en ingesleten trainingsmethodieken, zoals die van voetbalgoeroe Wiel Coerver, waarmee de sportende jeugd al decennialang wordt grootgebracht. Toch vonden Mark de Graaf en Chris Heger van de faculteit Industrial Design de tijd rijp voor een moderner en vooral uitdagender geluid op het trainingsveld. Na twee jaar proefdraaien volgt in september de lancering van TU/e-spin-off SmartGoals, dat zijn vleugels inmiddels ook naar het hockeyterrein heeft uitgeslagen.

Van Poldervogels tot AC Milan De poortjes van SmartGoals worden momenteel bij 25 hockeyverenigingen en 50 voetbalclubs gebruikt. De Graaf: ‘Bij het voetbal gaat het om een divers gezelschap afnemers. Van lokale clubs en particuliere voetbalscholen tot clubs uit de eredivisie. Ook de jeugdopleiding van AC Milan werkt ermee. We focussen ons nu vooral op de Nederlandse markt, maar hebben de ambitie om over tien jaar alle verenigingen te laten trainen met SmartGoals’. Ook Manchester United traint met de SmartGoals, bekijk het filmpje: http://vimeo.com/44327345

Wat is SmartGoals? SmartGoals is een hulpmiddel dat sporttraining aantrekkelijker maakt. Aan de basis ligt een serie poortjes, die draadloos met elkaar communiceren en met een gekleurd lichtsignaal aangeven door welk poortje er gerend, gepassed of gescoord moet worden. De passage van een bal of speler wordt waargenomen door een infrarood-signaal. De poortjes zijn zo geprogrammeerd dat de lichten na een passage uitgaan en het gepasseerde doeltje zelf - at random op zoek gaat naar een doeltje dat de actieve status overneemt. Dit is een decentraal proces. Er zit dus geen hiërarchie tussen de poortjes. Vooral dit onberekenbare element, dat de reactie­ snelheid op de proef stelt, vormt volgens de bedenkers een belangrijke toegevoegde waarde van deze spelvorm ten opzichte van een traditionele training. Mark de Graaf: ‘Voetballers beklagen zich nog wel eens over de saaiheid van trainingen. Dit zorgt steeds voor nieuwe spelsituaties, waardoor de gebruikers zich zelden zullen vervelen’.

Wat train je ermee? De goals zijn er vooralsnog in twee varianten. Een met lage poortjes voor hockey-, en een met hogere poortjes voor voetbaltrainingen. Behalve in hoogte verschillen ze van elkaar doordat de pylonen van de voetbalpoortjes met een stalen verbinding op hun plek worden gehouden. Bij hockey is zo’n frame niet nodig. Over de toepasbaarheid voor andere sporten wordt nagedacht. De goaltjes zijn voor diverse trainingsdoeleinden te gebruiken zoals hoge balcirculatie, ruimtelijk inzicht, techniektraining, warming-ups, pass-, trap- en push(hockey) oefeningen, positiespel, loop-, coördinatieherstel- en conditietrainingen, afwerken en partijvormen. De trainer kan de oefening aanpassen door de goals te verplaatsen, de hoeveelheid goals te veranderen, de kleur van de verlichting te veranderen (bij partijvormen) en een tijdklok in te stellen. In dat laatste geval verspringt het lichtsignaal van poort, als er niet snel genoeg gescoord wordt.

Eenvoud tegen koudwatervrees Iets nieuws beginnen binnen een conservatieve wereld als de voetballerij vraagt om een laagdrempelig en instapklaar product, zonder afhaakmomenten als een vermoeiende handleiding of een ingewikkeld besturingspaneel. Wat dat aangaat, is de set goaltjes snel uitgezet, de accu in een zucht aangesloten en is de afstandsbediening voor een kind te begrijpen. Een set SmartGoals, bestaande uit zes goaltjes, een afstandsbediening, een laadstation en oefenstof van René Meulensteen van Manchester United, kost 2.750 euro.

www.smartgoals.nl


06 07

memo/

Beurs voor vrouwen met power

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

Technologist: innovatief en Europees Technologist is een nieuw internationaal magazine dat zijn lezers elke drie maanden nieuws, achtergrond en opinie over wetenschap en technologie biedt vanuit Europees perspectief. Ook is er veel aandacht voor innovaties die bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen op het gebied van duurzame energie, voedsel, gezondheid, communicatie en mobiliteit. Het magazine is een gezamenlijke uitgave van de École Polytechnique Fédérale de Lausanne (EPFL), Danmarks Tekniske Universitet (DTU), de Technische Universität München (TUM) en de TU/e. Samen vormen deze instellingen de EuroTech Universities Alliance: een netwerk van onderzoeksuniversiteiten opgericht in 2011. Het magazine wordt weliswaar gefinancierd door de vier universiteiten, maar de bijdragen komen van onafhankelijke wetenschapsjournalisten. In juni werd het eerste nummer gelanceerd in Kopenhagen en in september verschijnt de tweede editie. Een abonnement voor twee jaar (8 nummers) kost 38 euro. www.technologist.eu.

Ding ook mee naar de Marina van Damme Beurs die het Universiteitsfonds Eindhoven (UFe) dit jaar voor de vijfde keer toekent. De beurs, die op 19 november wordt uitgereikt, is bestemd voor getalenteerde, vrouwelijke ingenieurs die aan de TU/e zijn afgestudeerd en/of gepromoveerd. Het bedrag van 9.000 euro kun je bijvoorbeeld gebruiken voor een inter­ nationale oriëntatie in de vorm van een studie, stage of project. Of wellicht heb je een ander goed plan hoe je je kennis kunt verdiepen of verbreden. Stuur vóór 15 oktober aanstaande jouw plan in waarvoor je de beurs wilt inzetten met je cv. Ken je een alumna die de beurs verdient, breng haar dan onder de aandacht van de jury. Aanmelding: www.tue.nl/marinavandamme

Hoofdgebouw op de schop

Alumni

op LinkedIn Ben je TU/e-alumnus en wil je op de hoogte blijven van activiteiten voor alumni en TU/e-nieuws én wil je weten wat oud-studiegenoten nu doen of contact met hen zoeken of onderhouden? Word dan lid van de TU/e Alumni Groep op LinkedIn. Inmiddels zijn al ruim 11.500 alumni lid van de groep. www.linkedin.com/groups/ TU-e-Alumni-Network-48516

Onlangs is een begin gemaakt met de totale renovatie van het Hoofdgebouw. Deze zestien bouwlagen tellende kolos is in de jaren zestig ontworpen door architect en stedenbouw­ kundige Samuel van Embden. De renovatie valt in drie onderdelen uiteen: de uithuizing

van alle gebruikers voor 2015, sloop en asbestsanering tot medio 2016, gevolgd door tweeëneenhalf jaar wederopbouw. Eind 2018 moet het gebouw dan onderdak bieden aan twee faculteiten, acht onder­steunende diensten en het College van Bestuur.

Voetbalrobots TU/e winnen

WK In een spannende finale heroverden de voetbalrobots van het TU/e-team Tech United eind juni hun wereld­ titel van 2012 tijdens de RoboCup 2014 in het voetballand bij uitstek: Brazilië. Ze wonnen met 3-2 van team Water uit China, het team waar ze vorig jaar tijdens de WK-editie in Eindhoven nog door geklopt werden. AMIGO, de zorgrobot van de TU/e, eindigde op de tweede plaats in de @Home-league.

Overeenkomst Philips Research De TU/e en Philips Research gaan een meer­jarige strategische samen­ werking aan. Collegevoorzitter Jan Mengelers en Henk van Houten, general manager van Philips Research, maakten dat begin juni bekend. Over anderhalf à twee jaar moeten hierdoor zeventig extra promovendi aan de slag zijn, die onderzoek verrichten naar digitale innovaties op het gebied van gezondheidszorg, verlichting en datawetenschap. Volgens Philips-topman Van Houten is deze verbintenis qua omvang een van de grootste die het concern wereldwijd heeft afgesloten met een kennisinstelling en sluit ie prima aan bij de transitie de Philips de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Mengelers is ook van mening dat de focusgebieden van Philips uitstekend passen bij die van de TU/e. ‘Daarbij is het ook goed dat onze studenten tijdens hun studie al in aanraking komen met dit type onderzoek. Zij zijn wellicht de toekomstige werknemers van Philips’, aldus de voorzitter. Met de samenwerking is zo’n 28 miljoen euro gemoeid. Het Máxima Medisch Centrum, Catherina Ziekenhuis en het expertisecentrum Kempenhaege zijn er ook bij betrokken.

Oeuvreprijs Bert Meijer De KNAW heeft eind juni de Prijs Akademiehoogleraren uitgereikt aan TU/e-hoogleraar Bert Meijer (59). Meijer is hoogleraar Organische Chemie en toonaangevend in de wereld op het gebied van supramoleculaire polymeren. Met deze prijs, waaraan een bedrag van een miljoen euro verbonden is, bekroont de KNAW het oeuvre van onderzoekers die tot de wereldtop behoren. Meijer mag zelf een bestemming voor het geldbedrag bedenken. In 2001 kreeg Meijer al de Spinozapremie van NWO en in 2010 een Advanced Grant van de European Research Council.


08 09

kopstuk/

Ze mag dan ‘s lands bekendste wiskunde-popularisator zijn, zelf heeft Ionica Smeets dat vak met vallen en opstaan geleerd. ‘Het is een illusie dat je de kennis die jij in jaren studie hebt opgedaan, in één optreden of artikel aan een publiek kunt overbrengen.’ Na drie boeken heeft het wiskundemeisje nog meer ambities: ‘Ik zou heel graag buitengewoon hoogleraar worden. Het lijkt me erg leuk om eerstejaars te laten zien hoe leuk wiskunde is en wat je ermee kunt.’ Ionica Smeets Wiskundemeisje en -popularisator


10 11

kopstuk/

Tekst Enith Vlooswijk foto’s Vincent van den Hoogen

W

‘Wiskundigen vroegen me ooit tijdens een con­ferentie in Eindhoven hoe ze meer aandacht konden creëren voor het onderwerp. Vervolgens bleek dat ze een aanvraag van Hart van Nederland hadden geweigerd!’ Ionica Smeets trekt een stomverbaasd gezicht. Gezeten aan haar eettafel in Leiden vertelt ze over de basisregels van de wetenschapscommunicatie. De belangrijkste les: leer breed denken en je in te leven in een publiek dat nooit een collegezaal van binnen heeft gezien. Dat dit echt niet altijd meevalt, weet ze uit eigen ervaring. ‘Als ik iets zelf interessant vind, wil ik eigenlijk dat iedereen het te weten komt. Tegenwoordig vraag ik me echter af of ik een soortgelijk nieuwsbericht ook zou willen lezen over scheikunde. Zo niet, dan kan ik het artikel beter niet schrijven. Natuurlijk ga ik nog steeds wel op mijn bek.’ Dat ‘op haar bek gaan’ vond de wiskundige zo instructief dat ze besloot om haar ervaringen op het gebied van wetenschapscommunicatie te delen met anderen. Wat haar boek ‘Het exacte verhaal’ extra charmant maakt, is dat niet alleen zijzelf, maar ook andere bekende popularisators - wetenschappers, voorlichters, journalisten openhartig vertellen over hun trucs en leer­momenten. Bijvoorbeeld Ivo van Vulpen, deeltjesonderzoeker bij Nikhef, die ooit een camerateam over de vloer kreeg toen hij iets moest vertellen over het Higgsdeeltje. Terwijl hij een verhaal van een uur had voorbereid, ging de camera na twee minuten uit. Fijn als een ander daarvan ook kan leren, redeneerde Smeets.

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

‘Het boek is bedoeld voor iedereen die zich bezighoudt met het uitleggen van exacte wetenschap voor een breed publiek. Het had mij veel tijd en moeite bespaard als er jaren geleden al zo’n boek was geweest.’

Loopbaan Ionica Smeets Ionica Smeets (1979) stapte na haar propedeuse Technische Informatica aan de TU Delft over op Technische Wiskunde.

Dat ze vooral schrijft over de communicatie van bètawetenschappen is omdat de onderwerpen in die vakgebieden meestal verder van een breed publiek af staan dan psychologie of geschiedenis. Ze zijn daardoor lastiger uit te leggen. Bovendien zijn bèta’s zelf vaak wat onhandiger in hun presentatie, weet Smeets. Een zekere klungeligheid lijken ze soms zelfs te cultiveren. ‘Sommige wetenschappers hebben het idee dat als mensen iets gelikt en populair brengen de inhoud dan wel prut moet zijn. En als je iets houtje-touwtje uitlegt, dan zal de inhoud wel beter zijn. Dat is een vreemd causaliteitsprincipe.’

SPRAAKMAKEND ‘Veel wetenschappers vinden Bas Haring een flapdrol, maar baseren dat oordeel puur op het feit dat hij ook lezingen geeft voor SBS6. Die lezingen zijn niet voor hen bedoeld.’ ‘Ik vond kettingbreuken een heel tof promotieonderwerp, maar ik heb er nog nooit een populair praatje over gehouden. Je moet niet alles willen populariseren.’ ‘Ik heb alles door schade en schande geleerd. Als ik terugkijk naar hoe ik zelf sommige lezingen heb gedaan, denk ik, Ionica, zo doe je dat dus niet.’

Inhoud hoeft niet te botsen met toegankelijkheid. Natuurlijk snapt Smeets ook wel hoe moeilijk het is om als wetenschapper de ballast van je eigen kennis af en toe te laten vallen. ‘Uitleg aan een breed publiek moet je zien als een benadering van hoe het écht zit. Dat vond ik in het begin het allermoeilijkst. Dirk van Delft, de toenmalige chef Wetenschap van het NRCHandelsblad, zei me ooit: soms moet je kiezen tussen twee opties. Of de lezers snappen het en de collega’s zijn ontevreden, of de collega’s zijn tevreden, maar de lezers snappen het niet. Dan moet je toch kiezen voor de lezers. Indertijd was ik het er niet mee eens. Ik zat middenin mijn promotie, heel diep in de wiskunde. In de loop der jaren ben ik gaan inzien dat Van Delft het toch beter wist dan ik. Het is een illusie dat je de kennis die jij in jaren studie hebt opgedaan, in één optreden of artikel aan een publiek kunt overbrengen. Als je het belangrijkste punt kunt overbrengen, is dat al heel mooi.’

Proefkonijnen in de kroeg Gedegen voorbereiding met proefkonijnen helpt. Zelf trakteert Smeets haar moeder regelmatig op een voorproefje van haar lezingen. De bekende bioloog Freek Vonk, weet ze inmiddels, doet hetzelfde met zijn vrienden in de kroeg. ‘Als er een publicatie in Nature of Science verschijnt, gaat hij er een hele middag voor zitten om eventuele interviews voor te bereiden. Dat is heel slim. Een fout die veel wetenschappers maken, is te denken dat ze alles al over het artikel weten, en dat ze zich dus niet hoeven voor te bereiden.’

Tijdens haar studie schreef ze journalistieke artikelen voor het faculteitsblad en universiteitskrant Delta. In 2005 begon ze, in navolging van een blog over natuurkunde van een Utrechtse studente, samen met Jeanine Daems een wiskundeblog: wiskundemeisjes.nl. Dit blog werd een succes en mondde uit in de publicatie van het boek ‘Ik was altijd al heel slecht in wiskunde’. Het was ook de opstap

Smeets zat verschillende keren aan tafel bij De Wereld Draait Door om een wiskundig onderwerp toe te lichten. Ze vindt het verwonderlijk hoeveel impact zo’n uitzending heeft. ‘Ik word er nog steeds op aangesproken, dat is het fascinerende van televisie. Het is alleen ook heel goed om te beseffen dat het daarbij meer draait om een soort positief beeld, dus het is niet zo erg als je een foutje maakt. Wat Robert Dijkgraaf en Freek Vonk doen, is van tevoren beslissen: deze twee dingen wil ik echt zeggen. De rest van het gesprek hou je gewoon zo gezellig mogelijk. Vooral Robert Dijkgraaf is daar een meester in.’ In haar boek geeft Smeets de lezers tips om aan te sluiten bij actualiteiten. Wie het slim aanpakt, kan zomaar gebeld worden door de redactie van Eén Vandaag of DWDD. Maar waarom zou een wetenschapper dat moeten ambiëren? ‘Voor je eigen voortbestaan, bijvoorbeeld. Wie te onzichtbaar is, loopt het risico dat de subsidiekraan wordt dicht­gedraaid. Een ander doel van popularisatie is dat je een nieuwe generatie wetenschappers wilt aantrekken. Maar het is ook heel prettig om gewoon je enthousiasme te delen. Onderzoek doen als wiskundige kan soms heel eenzaam zijn.

Wetenschappers cultiveren hun klungeligheid

naar andere projecten om wiskunde en wetenschap te populariseren. Samen met filosoof Bas Haring deed Smeets onderzoek naar wetenschapspopu­ larisatie en schreef ze het boek ‘Vallende kwartjes’. Ze presenteerde het programma ‘Eureka’ van de KRO en als freelance auteur schreef en schrijft ze over wiskunde voor onder meer NRCHandelsblad, Technisch Weekblad en De Volkskrant. Daarnaast geeft ze regelmatig lezingen. In september komt haar derde boek uit: ‘Het exacte verhaal. Wetenschapscommu­ nicatie voor bèta’s’.

Popularisatie gaf mij tijdens mijn promotie de mogelijkheid te praten over mijn vakgebied.’ De vluchtigheid van de media staat in schril contrast met de lange-termijnblik van de wetenschap. Toch hoeft dat volgens Smeets geen probleem te zijn. ‘Je kunt de actualiteit juist uitstekend gebruiken om klassieke ideeën uit het vakgebied te beschrijven. Je kunt bijvoorbeeld vertellen over stemmechanismen wanneer er verkiezingen aankomen. Dat is beter dan hijgerig nieuws over een uitvinding in het lab die over honderd jaar misschien een toepassing kan krijgen.’ Wanneer dit interview wordt afgenomen, is Smeets nog druk bezig met de puntjes op de i van haar derde boek. Ze twijfelt even op de vraag waar ze nu nog over droomt. ‘Ik zou heel graag, net zoals filosoof Bas Haring, buitengewoon hoogleraar worden. Het lijkt me erg leuk om eerstejaars van andere faculteiten te laten zien hoe leuk wiskunde is en wat je ermee kunt. Voor een universiteit is het goed om mensen als Bas en ik in dienst te hebben: het hoort erbij om publiek voor te lichten. Nu doen dat soms mensen die liever onderzoek doen. Laat dat dan maar lekker aan mij over.’


12 13

achtergrond/

Tekst Tom Jeltes Foto’s Bart van Overbeeke en ASML

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

luchtstroming, communicatie en software. Dat moet allemaal tot in de finesses geïntegreerd worden.’ Dat lukt alleen als experts uit diverse disciplines bij elkaar gebracht worden - een belangrijke taak voor het HTSC. Behalve Steinbuch en Van den Hof maken nog vier hoogleraren deel uit van het ‘kernteam’ van het centrum. Naast Werktuigbouwkunde en Electrical Engineering - die de twee klassieke componenten van de mechatronica vertegenwoordigen - zijn ook de faculteiten Technische Natuurkunde en Wiskunde & Informatica in dit kernteam vertegenwoordigd. Daarmee wordt het toenemende belang van de fysica en software in hightechsystemen nog maar eens benadrukt. Verder zijn nu zo’n vijftien andere hoogleraren van deze vier faculteiten betrokken bij onderzoek dat binnen het bereik van het HTSC valt. Er zijn echter plannen om ook chemici, industrieel ontwerpers en bedrijfskundigen bij het centrum te betrekken. En op termijn willen de initiatiefnemers ook gaan samenwerken met de hogescholen Fontys en Avance, TNO, en de universiteiten van Delft, Twente en Leuven.

Nieuw High Tech Systems Center TU/e:

De ‘one-stop-shop’ voor hightechbedrijven Bedrijven kunnen sinds begin deze maand op één centrale plek terecht voor hightech-oplossingen. Het High Tech Systems Center (HTSC) van de TU/e moet hét loket worden voor mechatronische expertise in de regio Brainport en daarbuiten. De universiteit neemt daarmee het initiatief voor de multidisciplinaire, overkoepelende aanpak die onontbeerlijk is voor de toekomstige generaties hightechsystemen.

‘E

en belangrijke reden om het High Tech Systems Center op te zetten, was de kritiek die we als universiteit kregen vanuit de hightechsector’, vertelt Maarten Steinbuch, hoogleraar aan TU/e-faculteit Werktuigbouwkunde. Samen met collega-hoogleraar Paul van den Hof (Electrical Engineering) is Steinbuch vertegenwoordigd in de wetenschappelijke directie van het HTSC. ‘De sector voelde zich onvoldoende vertegenwoordigd door de drie Strategic Area’s van de TU/e; Health, Energy en Smart Mobility. Daarnaast zie je dat de universiteiten binnen het huidige topsectorenbeleid de regie moeten

nemen om samen met de industrie roadmaps te maken. Voor de topsector High Tech Systemen en Materialen voelden wij die verantwoordelijkheid ook.’ De directe aanleiding voor de oprichting van het HTSC was een onderonsje met chipmachinefabrikant ASML, aldus Steinbuch. ‘ASML had vlak daarvoor besloten dat hun instituut voor nanolithografie in Amsterdam terecht zou komen. Ze wilden daarnaast echter in onze regio structureler gaan samenwerken op het gebied van mechatronica. We vonden dat een goed idee, maar alleen als

Niet te snel te groot willen worden

we daar meer bedrijven bij zouden betrekken. Dat gesprek was het vonkje dat nodig was, maar het kruitvat stond al klaar.’ ASML investeert net als een reeks andere hightechbedrijven - zoals Philips, printerfabrikant Océ en voedselverwerker Marel - fors in het HTSC en is bij diverse projecten betrokken. ‘Voor de volgende generatie opto-lithografische machines zoekt ASML de grenzen van de fysica op’, legt Van den Hof uit. ‘Alle fysica is belangrijk voor het positioneren van de wafers. Niet enkel de klassieke mechatronica is essentieel, maar ook de beheersing van de optiek, temperatuur,

Katja Pahnke en Maarten Steinbuch.

Maar dat is allemaal nog toekomstmuziek, benadrukt managing director van het HTSC ir. Katja Pahnke. ‘We willen gefocust beginnen en ons concentreren op datgene waar we hier nu goed in zijn, zodat we snel succes kunnen boeken. Dat succes is nodig om erkenning te krijgen. Als je te snel groot wilt groeien, loop je het risico dat je een lege structuur opzet, een interface zonder iets erachter.’ Steinbuch beaamt dat: ‘We willen geen waterhoofd zonder inhoud creëren.’


14

3TU. School for Technological Design

achtergrond/

Op zoek naar een innovatieve oplossing voor een technisch en/of logistiek vraagstuk binnen uw organisatie? Doe een beroep op de expertise van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute.

De wetenschappelijke inhoud van het HTSC wordt vormgegeven door vier programma’s, waarbinnen op termijn zo’n tweehonderd promovendi aan het werk moeten zijn. ‘Nu zijn er aan de TU/e ongeveer honderd promovendi actief die aan hightechsystemen werken’, vertelt Pahnke. ‘Over vier jaar willen we dat aantal dus verdubbeld hebben.’ Voor een belangrijk deel moet die verdubbeling bewerkstelligd worden door het Impulsprogramma van de TU/e, waarin de universiteit een promotieplaats creëert voor elke door het bedrijfsleven gefinancierde promovendus. Er is nu een veertigtal promotieplaatsen ingevuld, waarvan dus de helft door de industrie wordt betaald. Dat komt neer op een bijdrage van acht miljoen euro vanuit het bedrijfsleven. Maar het HTSC wil meer doen dan alleen extra promotieplaatsen creëren. Er komt ook een tweejarige ontwerpersopleiding in High Tech Systems Design, waarin plaats zal zijn voor een vijftiental kandidaten voor een PDEng-titel. En hoewel er geen aparte bachelor- of masteropleiding High Tech Systems gepland is, komen er wel speciale honorsprogramma’s in zowel de bachelor- als in de masterfase. Om de nieuwe lichting onderzoekers een plek te bieden, is het onderzoekscentrum op zoek naar duizend vierkante meter extra laboratoriumruimte. In het logo van het HTSC hebben de vier eerdergenoemde onderzoeksprogramma’s een prominente plek gekregen. Om een indruk te geven van waar het centrum zich mee bezig gaat houden, geeft Steinbuch wat voorbeelden van onderzoek uit elk van die programma’s. ‘Onder Hardware & Systems Design valt onder meer de ontwikkeling van hele snelle actuatoren, de motoren waarmee bijvoorbeeld de waferscanners van ASML worden bewogen. Model Based Design houdt zich bezig met het zodanig ontwerpen van software dat je al tijdens de ontwerpfase kunt aantonen dat het in het apparaat ook echt betrouwbaar werkt. Dat is belangrijk voor in printers van Océ, elektronenmicroscopen van FEI, en natuurlijk ook in robots. Disturbance & Environment Uncertainties gaat bijvoorbeeld over zorgrobots, die om moeten kunnen gaan met een onzekere, menselijke omgeving. We gaan ook aan de slag met de voedselsector; we willen robots geschikt

STAN ACKERMANS INSTITUTE

EUV demo-installatie bij ASML. maken om bijvoorbeeld kippen te slachten. Dat is vies werk dat mensen niet graag doen. Precision Control, tenslotte, draait om nauwkeurigheid. Printkoppen maken vaak telkens dezelfde beweging. Daarvan kun je gebruik maken via ‘lerend regelen’, een principe dat je ook in veel andere apparaten kunt toepassen.’

Op termijn worden dat vier voltijdsfuncties. Het moeten mensen zijn met een industriële achtergrond, zodat ze de vertaalslag naar de buitenwereld kunnen maken. Daarnaast moeten het ook systeemdenkers zijn die weten hoe je onderzoek intern op een multidisciplinaire manier kunt inrichten.’

Van actuatoren naar printkoppen, zorgrobots en kippenslachtmachines

De bedoeling is dat het HTSC de komende jaren uitgroeit tot hét aanspreekpunt voor hightechbedrijven. De one-stop-shop noemt Steinbuch dat. ‘Bedrijven moeten niet hoeven zoeken naar waar in de organisatie de voor hen relevante expertise zit. Ze stappen naar het HTSC met hun probleem en wij kunnen vervolgens heel snel bepalen wie ze nodig hebben. De TU/e fellows krijgen daar ook een rol in. En het kan best zijn dat we dan doorverwijzen naar bijvoorbeeld Twente, omdat ze daar ergens meer verstand van hebben.’

De vier onderzoeksprogramma’s zullen elk geleid worden door een TU/e fellow - een bijzondere (tijdelijke) aanstelling aan de TU/e voor mensen uit relevante sectoren buiten de academische wereld. Pahnke: ‘We hopen dit jaar nog twee fellows in deeltijd aan te stellen.

Dit najaar betrekt het onderzoekscentrum een eigen stek in het gebouw Matrix, waarop het HTSC-logo een prominente plaats krijgt. Dat is belangrijk, benadrukt Pahnke. ‘We willen zichtbaar zijn, een bruisende ontmoetingsplek creëren. Het HTSC moet echt smoel krijgen.’

Resultaten boeken met innovatieve oplossingen Wordt uw organisatie geconfronteerd met een uitdagend technisch of logistiek vraagstuk dat opgelost moet worden? Dan is een TOIO (Technologisch-Ontwerper-In-Opleiding) van 3TU.School for Technological Design, Stan Ackermans Institute voor u een aantrekkelijke optie. Over ons Het Stan Ackermans Institute verzorgt tweejarige post-master technologische ontwerpersopleidingen. Het instituut is een samenwerkingsverband van de Technische Universiteit Delft, de Technische Universiteit Eindhoven en Universiteit Twente. Resultaten In het tweede jaar van de opleiding voert de TOIO een ontwerpopdracht uit, zowel voor als binnen het bedrijfsleven. De TOIO wordt daarbij uiteraard begeleid door universitaire experts van het Stan Ackermans Institute. Dankzij hun vooropleiding als ingenieur en de aanvullende scholing binnen de ontwerpersopleidingen van het Stan Ackermans Institute, zijn onze TOIO’s uitstekend in staat een technologisch vraagstuk in goed overleg met u als opdrachtgever zelfstandig op te lossen. Programma’s en tracks Voor een compleet overzicht van de programma’s en tracks aangeboden door het Stan Ackermans Institute, zie www.3tu.nl/programmes. Voor een brochure of meer informatie kunt u contact opnemen met het Stan Ackermans Institute, 040 – 247 2452 of sai@3tu.nl. www.3tu.nl/sai


16 17

alumni/

Tekst Norbine Schalij Foto’S Bart van Overbeeke, Archief TU/e, Martien Coppens en privé-foto’s

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

JAREN ‘60

De Intro door de jaren heen

947) olters (1 W e r r ie P : 1964

o in k Liep Intr otechnie isering e: Elektr d r er in adv e m e m rn Stude e d n o ig en interi d n in lfsta enterre jv ri d Is nu: ze e b r o svezel vo m.b.t. gla t n e managem

De kiemen werden gedropt

Kennismaken met de stad waarin je gaat studeren en met de mensen met wie je dat gaat doen, gebeurt vooral tijdens de Intro. Met maffe spellen, veel drank en vooral veel lol. Wat is er in de loop van de jaren aan de Intro veranderd? Met portretten van deelnemers- uit ieder decennium één- schetst Slash hier de geschiedenis.

I

n de jaren zestig werden de aankomende eerstejaars van onze universiteit met bussen naar de kazerne in Oirschot gebracht, om ze daar in drie dagen alle informatie te geven over het studenten­ leven. Over de financiering, de kledingvoorschriften, het studieprogramma en nog veel meer. Na deze algemene introductie hielden de drie studentenverenigingen hun eigen intro, zoals nog steeds het geval is. In de jaren zeventig nam de Stichting Inter Kommunikatie (StIK) de ‘begeleiding van de vorming van de studenten’ voor haar rekening. Behalve met de universiteit en het studentenleven werd er ook kennisgemaakt met de stad. Meisjes kregen speciale aandacht vanaf de jaren tachtig in de vorm van enkele extra dagen voorafgaand aan de Introweek, de zogenoemde Pre-Intro. Als gevolg van het aanbieden van Engelstalige opleidingen kwamen er vanaf 2007 ook internationale studenten

naar Eindhoven. Voor hen werd ook een periode aan de Intro vastgeplakt, waarin ze - soms tot grote schrik - kennismaakten met hilarische spellen als vla-sjoelen of met zoveel mogelijk mensen in één auto gepropt worden. Een van de laatste opzienbarende veranderingen (in 2012 en 2013) was de samensmelting met Fontys Hogescholen en de Design Academy Eindhoven tijdens de Intro. Dat wil zeggen; één dag in de introweek gingen alle nieuwe studenten van deze onderwijsinstellingen samen de stad verkennen en feestvieren tijdens de LichtIn. Wie aan de Intro denkt, denkt aan de cantus. Het afsluitende feest waar alle studenten samen liederen zingen en ondertussen proberen hun bier niet te morsen. Ahum. De cantus is aan de TU/e pas begonnen in 1996. De huidige algemene introcommissie wil er nog niet vanaf. Een oplossing voor de nieuwe wet dat aan studenten jonger dan 18 jaar geen alcohol mag worden geschonken, vonden zij dit jaar in het tappen van alcoholvrij bier.

In 1964 begon Pierre Wolters met zijn Elektrotechniekstudie aan de Technische Hogeschool in Eindhoven. Hij kreeg een algemene introductie van drie dagen in de kazerne in Oirschot. Daar werd heel serieus informatie over studeren gegeven, maar ook flink gefeest. ‘Er is daar in een nacht een tafel gesneuveld en de schade daarvan is hoofdelijk omgeslagen naar alle studenten. Ik moest 1,50 gulden betalen.’ Wolters werd lid van Demos en kreeg daar een introductie die tien dagen duurde. Tien héél lange dagen. Met daarin ook aandacht voor uiterlijk (hoe knoop je een stropdas?) en etiquette. ‘De studenten kwamen uit alle lagen van de bevolking. Voor mij was het niet nodig, maar voor sommigen was het fijn dat in de mensa werd uitgelegd hoe je mes en vork gebruikt.’ Tijdens de introperiode heetten de aankomende eerstejaars bij Demos ‘kiemen’. Eén dag werden ze door de vereniging op sleeptouw genomen door de TH, herinnert Wolters zich. Meer indruk heeft de dropping op hem gemaakt. Een kiem of tien werd ’s avonds in een geblindeerde bus weggebracht en in onbekend terrein achtergelaten. ‘Voor mijn gevoel waren we halverwege Tilburg en Eindhoven. We begonnen op goed geluk te wandelen en kwamen ’s ochtends in Eindhoven aan. Ik herinner me een bakker die ons een nog warm broodje gaf. Uiteindelijk liepen we de Willemstraat in waar destijds de sociëteit van Demos was. Bij een hifiwinkel bleef een deel van onze groep staan en de rest liep door. Nog een klein stukje. Het was zeven uur ’s ochtends, we waren doodmoe.’

Pierre Wolters kwam als eerste de soos binnen. ‘En daar kregen we de wind van voren. Ons werd te verstaan gegeven dat samen uit, ook samen thuis betekent. Daar hebben we veel gedoe mee gehad, we zijn er twee uur lang over doorgezaagd. Een verontschuldiging van onze kant was niet voldoende. Ik vond het rot dat ze niet geloofden dat we tot honderd meter voor de eindstreep alles samen hadden gedaan, maar ik heb er toch geen vervelende gevoelens aan overgehouden. Ik was het wel met de argumentatie van de ouderejaars eens.’ Na deze ervaring - en meer: ‘Samen brood smeren. Veel drank. Gedoe om mijn snor die eraf moest, maar er niet af ging. Kennismaken met disputen’- waren de Demos-introgangers na tien dagen kiem-af.


18 19

alumni/

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

JAREN ‘70

JAREN ‘80

ls (1967) Marjon Swinke

59) en (19 s s i l e N Elphi o in: 1977

86 Liep Intro in: 19 kunde uw Bo e: rd Studee reau Nelissen van ingenieursbu Is nu: directeur

ntr kunde Liep I eit : Bouw e d r -facult e n TU/e Stude a v n a deca Is nu: unde k w Bou

Een sneak preview voor meisjes

‘Er ging een wereld voor me open’ ‘Ik kwam als een verzopen kat binnen aan de TH, dat weet ik nog goed. Het regende de eerste introdag in 1977 verschrikkelijk, dat zal iedere deelnemer zich nog herinneren. We zaten in een auto op weg naar de campus en in de Berenkuil kon de auto door het water niet meer verder. Toen we uitstapten, stonden we tot ons middel in het water. Vervolgens gingen we liften, geen idee hoe ver het nog was. Een vriendelijke TH-medewerker nam ons mee.’ Elphi Nelissen, destijds Bouwkundestudent, nu decaan aan deze faculteit, weet nog heel veel van haar introtijd. Naast wie ze ging zitten - nog steeds een goede vriendin -, dat haar intropapa snotverkouden was en waar hij zijn papieren zakdoekjes liet, een bezoek aan de maquettewerkplaats in de W-hal. ‘Er ging een wereld voor me open. Voor het eerst in mijn leven kwam ik zo laat thuis dat de bakker het brood al aan het bakken was en de krantenjongen al door de straat liep.’ Opgegroeid in Maastricht moest Nelissen even wennen aan Eindhoven: ‘Ik vergeet nooit dat we op de Markt kwamen en dat daar géén terrasjes waren. Eindhoven was toen een heel saaie stad.’

Ze was bij Bouwkunde een van de twintig meisjes op een totaal van 120 studenten. ‘Daarom heb ik heel bewust een vrouwensport gekozen. Eerst handbal en later softbal. Ik had ook wel eens behoefte aan vrouwenpraat.’ Vanaf 1972 voorzag de Technische Hogeschool Eindhoven in een algemene introductie. De organisatie van de introweek was in handen van de Stichting Inter Kommunikatie (StIK). Nelissen weet nog waar ze zaten in het Auditorium en dat je daar naartoe kon voor vragen. Een paar jaar later is ze er zelf naar binnen gegaan om zich aan te melden als intromama.

In de jaren tachtig en negentig besloot de TU/e een Pre-Intro te houden: op de woensdag en donderdag vóór de introweek konden de aankomende vrouwelijke studenten alvast kennismaken met de universiteit en vooral met elkaar. Marjon Swinkels deed in 1986 mee als Bouwkundestudent aan deze zogenoemde Pre-Intro. ‘Ik heb er goede herinneringen aan. Het werd me duidelijk dat er meer meisjes waren die net als ik voor een betástudie kozen. Van mijn middelbare school en mijn vriendinnen was ik het enige meisje dat in Eindhoven ging studeren. Het was fijn, en het ontnam me het laatste restje twijfel, om te weten dat meer meisjes dezelfde keuze hadden gemaakt. Ook omdat je tijdens de Pre-Intro met heel veel meisjes meteen een goed contact had, en twee heel leuke dagen.’

In de groepjes zaten meisjes van verschillende studierichtingen, in tegenstelling tot de Intro die een week later werd gehouden. ‘Dat was ook fijn voor de meisjes die Elektro wilden gaan doen, zij waren slechts met z’n drieën.’ Zeker in het begin van Swinkels’ studiejaren had ze nog veel contact met studentes van andere faculteiten, bijvoorbeeld door samen te eten. ‘Wat ik me vooral herinner van de Pre-Intro is de ongedwongen gezellige sfeer die er heerste.’ Het voelde voor Swinkels niet als positieve discriminatie. ‘Het is niet zo dat er jongens en meisjes waren en dat de meisjes speciaal behandeld werden, er waren gewoon twee extra dagen voor meisjes.’ Ze vindt het jammer dat de Pre-Intro sinds begin deze eeuw niet meer gehouden wordt.


20 21

alumni/

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

JAREN ‘90

JAREN ‘00 1975) ergh ( b n e y ke Ble 96 logie Marie echno in: 19 T ntro ndige Shell Liep I cheiku S : ger bij e a d n r a e e M d u in t S Cha Supply Is nu:

Bobby John y Va

rocky (1987 Liep Intro ) in: 2009 Studeerde: Automotive Is nu: sales support spec ialist bij The Mathw orks

Snel ‘thuis’ voelen als internationale student

Veel vrijheid bij organiseren van de Intro Tot 1999 werd de Intro georganiseerd door twee coördinatoren, vanaf die tijd stelt het Onderwijs en Studenten Service Centrum (STU) een commissie samen van zes personen die een afvaardiging vormen van de koepels van de studie-, gezelligheids-, sport- en cultuurverenigingen. In 1996 werd de Intro georganiseerd door twee coördinatoren: Roland Breedveld en Marieke Bleyenbergh. Als student­ assistent waren ze een jaar lang meerdere dagen per week bezig met het voorbereiden van het intensieve programma dat ze de nieuwe lichting eerstejaars wilden aanbieden. Maandelijks was er contact met vertegenwoordigers van studie- en studentenverenigingen. Bleyenbergh, destijds derdejaars Scheikundige Technologie, heeft dat jaar ‘ook nog min of meer doorgestudeerd’. Ze vond het organiseren een leuke klus vanwege de vrijheid om het programma in te richten. ‘We wilden een cantus en we hielden een cantus.’ ‘Het regelen van sponsoren, het overleggen met de verenigingen, vergunningaanvraag bij de gemeente, het initiëren van nieuwe ideeën zoals de cantus. Al doende heb ik veel geleerd. Eerder was het cultuurfestival van de Intro op de Markt in de binnenstad, wij wilden het graag op het plein van het Stratumseind houden. We spraken af met twintig kroegbazen dat ze ieder duizend gulden sponsorden. Zo konden we de band Van Dik Hout en het cabarettrio Enge Buren contracteren. Het budget vanuit de TU/e lag onder de tienduizend gulden. Ik vond het een uitdaging extra fondsen te werven om meer mogelijk te maken.’

1996 was wat internet betreft een keerpunt, herinnert Bleyenbergh zich. ‘We konden het net gebruiken, sommige mensen hadden e-mail, maar er was nog niet veel op te vinden. Het is heel grappig om achteraf te vertellen dat we voor het plannen van de buitenfilm het KNMI hebben moeten bellen - en daarvoor moesten we het nummer ook nog opvragen bij de PTT-inlichtingen. We wilden namelijk in januari weten hoe laat in september de zon zou ondergaan.’ Wat de introcoördinatoren niet konden voorspellen, was de processierupsenplaag van 1996. Bleyenbergh: ‘Ik weet nog dat we heel wat tubetjes Azaron hebben laten aanrukken voor de eerste hulp en de studenten op de grond van de aula de processierups rollend over elkaar nadeden.’ En die activiteit is sindsdien vaker gezien - mét of zonder rupsenplaag.

In 2009 startte de Indiër Bobby Johny Varocky zijn masterstudie Automotive aan de TU/e. Hij volgde, samen met alle internationale studenten, drie weken lang een introductieprogramma. De eerste week was bestemd voor praktische zaken, zoals inschrijven bij de gemeente en het openen van een bankrekening. ‘Vanaf de tweede week begon de lol’, zegt Varocky. Die week draaiden de internationale introgroepen mee met de algemene Intro voor de eerstejaars. Onder leiding van intropapa’s en -mama’s speelden ze kennismakingspelletjes en hadden ze feestjes op verschillende plekken van de universiteit en de stad. ‘Voor internationale studenten, die ver van hun thuis zijn, is de Intro een mooie kans om vrienden te maken en je snel thuis te voelen in je nieuwe land.’ Varocky voelde zich verbonden met de leden van zijn groepje omdat iedereen, net als hij, huis en haard verlaten had voor een studie in een ver land. Toch had hij ook graag wat meer gemixt met de Nederlandse studenten, master en bachelor. ‘Op die manier komt er meer interactie tussen de bachelors en masters, ook na de Intro. Daarnaast is er meer kans dat meer studenten zich inschrijven bij verenigingen.’

Hij leerde in de Intro dat de directheid van de Nederlanders niet als bot moet worden ervaren. Het besef dat hier een cultuurverschil is, vermindert volgens de Indiër miscommunicatie en vergroot onderlinge tolerantie. Over twee activiteiten in zijn Intro vertelt Varocky aan iedereen die het maar horen wil: het fietsframefrommelen en natuurlijk de cantus waar hij zong, danste en bier over iedereen heen gooide. ‘Het was een passende afsluiting van een fantastische introweek.’


22 23

alumni/

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

JAREN ‘10

‘Cantus maakt van Eindhoven

een studentenstad’

Feesten en fietsframefrommelen Tweemaal heeft de TU/e tot nu toe een dag van haar Intro samen laten smelten met de intro van Fontys en de Design Academy Eindhoven. Dat was in 2012 en 2013. In 2014 was er geen LichtIn. Dat had een agendatechnische oorzaak. De TU/e hield haar Intro een week eerder dan Fontys. Deze gezamenlijke donderdag, de Lichtin, was ook direct de grootste studentenintro van Nederland. Zevenduizend studenten liepen in groepjes met felgekleurde (en kapot­geknipte) T-shirts door de binnenstad en sloten de dag af met een groots feest in het Beursgebouw. Dat feest van 2012 herinnert Karel Moeskops zich nog goed: ‘Goede artiesten, fijne sfeer’, maar van de interactie met de Fontysstudenten weet hij niet veel meer. Hij weet nog wel precies wat zijn intropapa’s als eerste tegen zijn introgroepje zeiden. Dat ging over bier en wat zij vonden van het alcoholverbod voor overdag. Behalve feesten deed introganger Moeskops ook mee aan de spelletjes georganiseerd door zijn faculteit Werktuigbouwkunde. Zo moesten zij onder andere fietsframe­ frommelen. In zo kort mogelijke tijd een fiets zo klein maken dat hij door een fotoframe te halen was. ‘Op een gegeven moment hoorden we dat het spel stilgelegd zou worden omdat de veiligheidsbrillen er nog niet waren. Toen kregen we haast, maar het bleef leuk.’ Door de jaren heen zijn de spellen en feesten meer en meer aan veiligheidsvoorschriften gebonden. Nu moet overal een vergunning voor worden geregeld. Geluidsoverlast in de buurt maakte eerder een eind aan het Bunkerfestival, de wet op alcohol maakt dat de cantus in 2014 met alcoholvrij bier wordt gehouden. De Intro weerspiegelt de veranderingen in de maatschappij.

94) ps (19 o k s e Mo de Karel wkun n: 2012 u ntro i uigbo Liep I Werkt t n e d stu Is nu:

Het hoogtepunt van de Intro is voor Siem Simon, alumnus van Techniek en Maatschappij, zonder twijfel de cantus. Onder luid gezang bier ontvangen dat ingeschonken wordt uit gieters. Wie de afgelopen achttien jaren in Eindhoven gestudeerd heeft, wéét wat een cantus is. Vanaf de eerste maal dat de cantus gehouden werd bij de Intro van de TU/e - in 1996 - heeft Siem Simonis vijftien keer de rol van senior op zich genomen en leidde hij het zangfestijn. ‘Prosit corona!’, riep hij dan naar de zaal. ‘Prosit senior!’, riepen de eerstejaars terug, en dan werd er gedronken. Hun kelen werden schor van liederen als ‘Io vivat’, ‘Bier her’, ‘The wild rover’ en ‘Het kleine café aan de haven’. De cantus is aan de TU/e geen aloude traditie. De intro­ coördinatoren zochten in 1996 een studentikoze activiteit voor de vrijdagmiddag. Siem Simonis had bij zijn studenten­ vereniging Demos het verschijnsel cantus leren kennen. ‘Vanaf het moment dat ik dat meemaakte, in de zaal, leek het me geweldig om op het podium te staan. Vanwege mijn vlotte babbel en luide stem paste ik daar ook. Maar tussen ons gezegd en gezwegen: ik zing rampzalig vals.’ Mede daarom kwam er bij de introcantus een heuse procantor, een voorzanger. Simonis hoefde zich alleen bezig te houden met de orde en de sfeer in de zaal. ‘Omnes ad pedes!’, riep hij als hij wilde dat iedereen ging staan, ‘omnes ad sedes!’ wanneer het tijd was om te zitten. De cantus begon in een tent langs het Limbopad, werd het tweede jaar in de Bunker gehouden, en kreeg daarna een plaatsje in een tent op het Laplaceplein. Vorig jaar was er geen tentzeil nodig; de cantus vond onderdak in de markthal van MetaForum. Ook de lichting van 2014-2015 vierde daar haar cantus. Voor het eerst met alcoholvrij bier, om de minderjarigen niet te hoeven uitsluiten. Het is een bijzonder spektakel en het maakt van Eindhoven een studentenstad, vindt Simonis. ‘Alleen Eindhoven en Tilburg hebben een cantus bij hun algemene introweek. Het zorgt er wel voor dat de eerstejaars het gevoel krijgen in een leuke studentenstad terecht te komen.’

‘In vijftien jaar is de cantus zoveel groter geworden. Ik heb het van minder dan duizend deelnemers naar tweeduizend zien gaan’, zegt Simonis. ‘Je kunt dan geen individuen op het podium nodigen, je moet grappen met de hele zaal maken. We hebben een keer alle eerstejaars wijsgemaakt dat ze meededen aan een recordpoging ‘met zoveel mogelijk mensen ad fundum drinken’.’ Simonis lacht nog bij de herinnering aan de eerstejaars die na afloop hun naam kwamen opgeven voor het Guiness Book of World Records.


24 25

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

50 Procent

extra luchtzuiverend

Lichtdoorlatend beton Tekst TOM JELTES Beeld Bart van Overbeeke

In de groep Bouwmate足 rialen van hoogleraar Jos Brouwers wordt pionierend werk verricht met titaniumoxide. Door deze stof te verwerken in beton, behang of houtwolcementplaat krijgen deze bouw足 materialen luchtzuiverende en zelfreinigende eigenschappen. De werking van titanium足 oxide is gebaseerd op een zogeheten fotokatalytisch effect: onder invloed van licht zet het titanium schadelijke

gassen als stikstof- en zwaveloxiden en vluchtige organische stoffen om in onschuldige stoffen. Door stukjes glas te verwerken in beton met titaniumoxide dringt licht verder in het materiaal door en wordt de luchtzuiverende werking versterkt. Het feit dat gebruik wordt gemaakt van afvalglas, maakt dit lichtdoor足latende beton in meerdere opzichten milieuvriendelijk.


26 27

VONK/

i.e.j.heynderickx@tue.nl

Tekst Joep Huiskamp Foto’s Bart van Overbeeke

De Vlaamse Ingrid Heynderickx (52) promoveerde in de fysica en maakte in 2013 na een onderzoeksloopbaan binnen Philips Research de overstap naar de TU/e. Ze werd hoogleraar Perception in Human Technology Interaction bij de faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences. Vanaf 2015 zal ze er het decanaat bekleden.

Nieuwe deuren OPENEN

‘Ik ben geboren als oudste in een gezin met twee dochters. Mijn vader werkte voor de Belgische belastingdienst, mijn moeder was opgeleid als docent textiel. Ik was nog een peuter toen we in Antwerpen naar de linkeroever van de Schelde verhuisden. Daar heb ik mijn jeugd doorgebracht. Het stadsdeel Linkeroever was echt anders dan het Antwerpen aan de overkant, wat ze ‘t stad noemen. Het was een hechte gemeenschap, waar gezinnen met jonge kinderen naartoe trokken. Mijn lagere school lag er ook, een degelijke katholieke meisjesschool. Ik was als kind geen poppenmeisje, speelde liever buiten en genoot van het avontuurlijke bij de scouts. Leren ging me makkelijk af. Mijn ouders stimuleerden dat ik na de lagere school de Latijnse ging doen, de Vlaamse tegenhanger van het Nederlandse gymna­ sium. Dat betekende dat ik voortaan iedere ochtend met bus en tram naar ‘t stad afreisde. Op de Linkeroever hadden we met wat vrienden een vereniging met een eigen sociëteit in het parochiecentrum. We verdienden in de aanpalende feestzaal wat bij in de bediening bij bruiloften en partijen. Het ging er heel informeel aan toe in die club. Ook ik was niet iemand die per se voorop wilde staan, maar als iets even wat stroever liep, ging ik mee aan de kar trekken. In het Vlaamse ‘gymnasium’ kregen we ook bètavakken, maar met minder uren les. In het vijfde jaar kwam voor mij de omslag. Ik had helemaal geen zin meer om me te verdiepen ‘in wat de schrijver bedoelde in regel vijf’. De wiskunde en natuurkundevakken vond ik veel leuker. We hadden een nogal chaotische docente fysica die de stof slecht uitlegde. Al op de kleuterschool schijn ik gezegd te hebben dat ik schooljuf wilde worden en nu kreeg ik de kans: in de middag­ pauze spijkerde ik mijn klasgenoten bij die moeite hadden met wis- en natuurkunde. Het was leuk en bovendien een goede manier om de stof zelf te leren beheersen. Ik besloot om natuurkunde te gaan studeren, maar had een achterstand in te halen en kreeg van mijn docenten weinig support voor die keuze. Dat maakte mij alleen maar meer gedecideerd.

Ik schreef me in aan de universiteit van Antwerpen en vond snel aansluiting bij een groepje van zes studenten. Van hen kreeg ik, precies omgekeerd zoals het op de middelbare school was gegaan, een aanvullende spoedcursus natuurkunde. Tot mijn eigen verbazing haalde ik het eerste jaar zonder kleerscheuren. Het was mijn plan om docent te worden en ik haalde mijn lesbevoegdheid voor het hoger middelbaar onderwijs. Na vier jaar stond ik op het knooppunt. Wat nu? De school waar ik stage liep, vroeg me om als docent terug te komen. Maar ik kreeg van mijn hoogleraar ook het aanbod om een PhD-traject te doen. Het leek me alle twee leuk. De doorslag om toch voor die promotie te kiezen baseerde ik op de redenering dat doceren altijd nog zou kunnen, maar dat het vanuit een onderwijsbaan een stuk moeilijker zou zijn om te promoveren.

‘Bij het decanaat word ik geprikkeld door de uitdaging’ Op de middelbare school was ik nooit het type dat thuis bezig was met proefjes. Ik ben meer een puzzelaar: al op mijn tiende loste ik elke zaterdagochtend met mijn grootvader een kruiswoordraadsel of een rekenpuzzel op. Tijdens mijn natuurkundestudie vond ik het oplossen van vraagstukken ook het leukste. Dingetjes programmeren, daar hield ik van. Mijn PhD-onderzoek lag op het gebied van de experimentele vastestoffysica. Ik voegde lood of ijzer toe aan keukenzout en bestraalde dat bij erg lage temperaturen met röntgenstralen. Dat creëerde allerlei lokale kristaldefecten. Als je deze defecten onder bepaalde omstandigheden met uv-licht bestraalde, gaven ze licht. Mijn onderzoek bestond uit het met behulp van elektronspinresonantie in kaart brengen en modelleren van die defecten. Het was een mooie puzzel om me

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

in vast te bijten. Ik kreeg de smaak te pakken en besloot om als onderzoeker verder te gaan. Exxon in Brussel en Philips Research in Eindhoven nodigden me uit op sollicitatiegesprek. Het gesprek bij Exxon vond ik vrij onaangenaam. Bij Philips was de sfeer heel anders. Ik was nét 25 toen ik kon beginnen in Eindhoven. Ik huurde een kamer bij een ouder echtpaar, maar hield mijn flatje op de Linkeroever aan. Ik ben iemand van de geleidelijke overgang: het is leuk om een nieuwe deur te openen, maar oude deuren trek ik maar moeilijk achter me dicht. Dus ik pendelde door de week nog al eens heen en weer voor koorrepetities en volleybal. Na twee jaar vond ik mijn draai bij Philips en heb ik een huis in Geldrop gekocht. In de Natlab-traditie werd ik op een onder­ werp gezet waarin ik niet thuis was. Ik begon met optica voor vloeibaar kristallijne displays. Lcd-schermen waren in opkomst en ze hadden in de groep iemand nodig die de optica en de fysica ging ondersteunen. Ik kreeg te horen dat ik zelf maar eens moest nadenken over wat er aan onderzoek zou moeten gebeuren. Een dergelijke vrijheid is nu niet meer denkbaar. Het onderzoek dat ik oppakte, lag op het grensvlak tussen techniek en perceptie. Als je zo’n lcd-scherm kantelde, zag je het hele beeld grijzig worden, of zelfs in contrast omdraaien. Bij laptopschermen kun je dat nog zien. Door de optica en menselijke perceptie beter te begrijpen, kon ik oplossingen voor het probleem aandragen; daar is mijn fascinatie voor perceptie begonnen. Binnen Research was het toen gebruikelijk om na een jaar of vijf van onderwerp te veranderen om de geest lenig te houden, dan wel om door te stromen naar de Business. Mijn toenmalige manager vond dat ik dat laatste moest doen, maar ik wilde echt in het onderzoek blijven. Met steun van deze en gene heb ik toen het management kunnen overtuigen en ben ik in het beeldkwaliteits­ onderzoek gerold. Mijn groepje begon met twee man, groeide uit naar zes en uiteinde­lijk naar acht mensen.


28

29

VONK/

Het leek me uitdagend om mijn onderzoek­ passie te combineren met doceren. Ik kreeg de kans om deeltijdhoogleraar te worden aan de TU Delft. Hoe ik daarna in Eindhoven terecht ben gekomen? Als lid van de benoemingscommissie voor de TU/e-leerstoel die nu bekleed wordt door Wijnand IJsselsteijn, merkte ik dat er belangstelling was voor een hoogleraar op het gebied van perceptie. Dat leek op mijn lijf geschreven; ik ben met de decaan gaan praten en zo is dat balletje gaan rollen. In de zomer van 2013 werd ik

benoemd. Het bevalt me goed; het leuke aan een universiteit is dat je vanuit de eigen visie onderzoek kan doen dat er toe doet. Ik geloof heilig dat je op grensgebieden tussen wetenschappelijke disciplines interessante nieuwe innovaties vindt. Wanneer je samenwerkt in multidisciplinaire teams, zoekt naar toepassingen op het grensvlak tussen twee gebieden en dat ook nog doet in een goede teamsfeer, dan kun je samen excelleren. Ik merk dat ik wat losser in mijn jasje zit na jarenlang meer

achtergrond/

Tekst Tom Jeltes Foto Bart van Overbeeke

nr.9 nr.1september november 2014 2011 / MAGAZINE VAN de

dan zestig uur per week onder hoge druk gewerkt te hebben. Niet dat ik minder werk, maar ik ervaar meer de academische vrijheid en houd energie over. Het is snel gegaan. De faculteit IE&IS was op zoek naar een nieuwe decaan. In een gesprek met de universiteitssecretaris kreeg ik de vraag of ik wilde nadenken over mijn kandidatuur. Ik vertrok daarna twee weken naar China , waar ik gasthoogleraar ben aan de Southeast University in Nanjing. Daar heb ik kunnen nadenken en daarna ben ik met wat collega’s gaan praten. Aanvankelijk had ik wat twijfels: wat zou er met mijn PhD-studenten gebeuren, zou ik nog wel tijd overhouden voor mijn contacten met Philips en voor mijn internationale netwerk? Maar ik werd ook geprikkeld door de uitdaging. Dus vanaf begin 2015 neem ik de rol van decaan op me, wat ik echt als een nieuw avontuur ervaar.

‘Op de grensvlakken tussen wetenschappelijke disciplines vind je interessante nieuwe innovaties’ In het begin van mijn loopbaan moest ik wennen aan het directe van de Nederlandse cultuur. Ik was redelijk rustig en meegaand en kwam terecht in een cultuur waarin sommige mensen luid en duidelijk hun mening verkondigen. Er is ook een groot verschil in de beleving van hiërarchie in Vlaanderen en Nederland. In de jaren tachtig nog sprak je je baas in België niet met de voornaam aan, laat staan dat je in een groep jouw mening over zijn standpunten gaf. In Nederland gebeurde dat tot mijn grote verbazing wel. In de loop der jaren ben ik daaraan gewend geraakt; mijn moeder vindt me nu redelijk vrank geworden. In de TU/e omgeving zal ik eerder het type zijn dat luistert en probeert te begrijpen wat de ander bedoelt. Maar ik zal niet nalaten om mijn visie te geven. Als het nodig is, pak ik de handschoen op en vind ik het leuk om leiding te geven.’

In de bres voor de wetenschap De betrouwbaarheid van de wetenschap lijkt in gevaar door de toegenomen publicatiedruk en een eenzijdige nadruk op nieuw, innovatief onderzoek. Reden voor experimenteel psycholoog dr. Daniël Lakens, universitair docent bij de afdeling Human-Technology Interaction van de TU/e, om zich in woord en daad teweer te stellen tegen perverse prikkels van wetenschapsfinanciers en -uitgevers.

P

ubliceren, publiceren, publiceren. In het huidige wetenschapsbestel is dat de enige manier om te overleven. Door die publicatiedwang komt de zorgvuldigheid van wetenschappelijk onderzoek onder druk te staan, vindt Lakens. Hij vreest dat vaak te weinig tijd wordt genomen om nog eens goed te controleren of gevonden effecten niet op toeval berusten, waardoor de wetenschappelijke literatuur vervuild raakt met onjuiste resultaten. Naast zijn sociaal-psychologische experimenten heeft de uitgesproken wetenschapper daarom een bijzondere interesse ontwikkeld voor het verbeteren van onderzoeksmethodologie, met een nadruk op het verantwoord gebruik van statistiek. Tegelijkertijd schroomt hij niet om publiekelijk zijn mening te geven over wat er mis is aan het huidige wetenschapsbestel, via blogs, lezingen en in landelijke kranten. ‘Gelukkig heb ik persoonlijk niet zoveel last van publicatiedruk; het type onderzoek dat ik doe, maakt het voor mij relatief simpel om veel te publiceren. Maar voor veel van mijn collega’s is dat minder eenvoudig.’ Dat er in zijn eigen vakgebied inderdaad een probleem bestaat, bewees Lakens onlangs door samen met zijn Amerikaanse collega

Brian Nosek een speciale uitgave van vakblad Social Psychology te verzorgen, gevuld met louter herhalingen van bekende sociaalpsychologische studies. In meer dan een derde van de gevallen werden de geclaimde effecten niet bevestigd. Een resultaat dat schokkend genoemd mag worden. Aan het exacte percentage mislukte replicaties moet overigens niet te veel belang worden gehecht, zegt Lakens. ‘De bewuste studies vormen namelijk geen willekeurige steekproef. We hebben vooral gekozen voor klassieke studies die je terug kunt vinden in leerboeken voor eerstejaars studenten, maar die niet of nauwelijks bevestigd zijn door ander onderzoek. En daarnaast voor recenter onderzoek dat veel persaandacht heeft gekregen. Dan verwacht je ook een slechter resultaat dan gemiddeld.’ Dat lang niet alle oorspronkelijke bevindingen werden bevestigd, maakt echter wel duidelijk dat dergelijk replicatieonderzoek een plaats verdient in het wetenschapssysteem.

‘Replicatie-onderzoek is simpelweg niet in het belang van de onderzoeker’

Want hoewel reproduceerbaarheid een van de pijlers is van de wetenschap, worden experimenten zelden exact gekopieerd. Dat zo weinig onderzoek wordt overgedaan is eenvoudig te verklaren; het is simpelweg niet in het belang van de onderzoeker, legt Lakens uit. ‘Tijdschriften accepteren in principe alleen ‘nieuwe’ studies, met onderzoek dat nog niet eerder is gedaan. Voor exacte replicaties is eigenlijk geen ruimte.’ En dus kiezen de wetenschappers eieren voor hun geld; om in aanmerking te komen voor subsidies of een aanstelling is een lange publicatielijst namelijk van levensbelang. Dat betekent ook dat de omvang van steekproeven tot het minimum wordt gereduceerd: als een relatief kleine populatie proefpersonen voor een tijdschrift al acceptabel is, dan zijn weinig onderzoekers geneigd om meer tijd en geld te investeren in extra proefpersonen. Het onvermijdelijke gevolg is dat er jaarlijks talloze artikelen verschijnen waarvan de conclusies gebaseerd zijn op toevallige effecten. En dan hebben we het alleen nog maar over statistiek, terwijl onder meer de affaire Diederik Stapel ons heeft geleerd dat je in het huidige wetenschapssysteem ook jarenlang kunt wegkomen met verzonnen resultaten.


30 31

achtergrond/

Bovenstaand probleem is natuurlijk niet exclusief voor de psychologie - bij medisch onderzoek is het probleem van te kleine steekproeven vanwege de hoge kosten waarschijnlijk zelfs nog groter - maar onder aanvoering van de eerder genoemde Brian Nosek en het door hem opgerichte Center for Open Science, loopt de sociaal-psychologie nu wel voorop in de pogingen om de wetenschap robuuster te maken. Niet al Lakens’ vakgenoten zijn daar even blij mee, vertelt hij. ‘Er zijn ook onderzoekers die wel geloven dat er iets moet gebeuren, maar die vinden dat dit beter in stilte kan worden gedaan. Die zijn bang dat er door de negatieve publiciteit minder geld voor ons vakgebied komt.’ Ook de reacties van wetenschappers wier onderzoek werd ontkracht in Social Psychology liepen uiteen. ‘We hebben in eerste instantie de persoonlijke band onderschat die onderzoekers vaak met hun resultaten hebben. De meesten bleken veel behoefte te hebben aan een weerwoord. Die mogelijkheid hebben we ze geboden in een tweede speciale uitgave.’ Anderen namen het overigens heel sportief op, vindt Lakens. ‘Die lieten simpelweg weten blij te zijn met de extra informatie en dat ze daar nog eens goed over na zouden denken. Ze sloegen zelfs de uitnodiging af om te reageren - en daar een makkelijke publicatie mee te scoren.’

Het experiment met Social Psychology heeft niet alleen inhoudelijk maar ook publicitair veel opgeleverd. Zo wijdde Science een uitgebreid commentaar aan het project en schreven zowel de Volkskrant als NRC erover in het wetenschapskatern - overigens nadat Lakens de redacties hierop had geattendeerd. ‘Dat heb ik gedaan omdat ik het belangrijk vind om te laten zien dat wij als psychologen vooroplopen, terwijl deze problemen in alle wetenschapsgebieden leven. Want de beloningsstructuur is overal hetzelfde. Die stukken in de krant zijn overigens leuk, maar ik vind het belangrijker dat er in tientallen veelgelezen wetenschapsblogs over ons initiatief is geschreven. Doordat het onderwerp van gesprek was, heeft iedereen in ons vakgebied over het belang van replicatieonderzoek moeten nadenken. Daar ben ik trots op.’

‘Geef kleine subsidies voor replicatie-onderzoek’ Als de voortekenen juist zijn, is er daadwerkelijk verandering op komst. Volgens Lakens hebben al diverse tijdschriften plannen om iets met replicaties te doen, of studies te accepteren

op basis van het onderzoeksplan - dus vóórdat de experimenten daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Dergelijke ‘preregistratie’, al gebruikelijk bij het testen van medicijnen, is net als replicatie een middel om de betrouwbaarheid van de wetenschap te bevorderen. Het voorkomt namelijk dat studies waarin geen interessante effecten worden aangetoond ergens in een bureau-la verdwijnen. Terwijl de toevalstreffers (of frauduleuze studies) met aansprekende resultaten juist wél in de wetenschappelijke literatuur terechtkomen. En daardoor ontstaat een vertekend beeld. Om ook in Nederland structureel iets te veranderen, is Lakens in gesprek gegaan met wetenschapsfinancier NWO. ‘Ik heb voorgesteld om kleine subsidies van vijfduizend euro ter beschikking te stellen voor replicatiestudies. Dat wilden ze inderdaad gaan doen. Het is alleen nog niet duidelijk wanneer.’ Lakens hoopt dat de bovengenoemde ontwikkelingen leiden tot herwaardering van de zorgvuldigheid in de wetenschap.‘Om vooruitgang te boeken heb je wilde, creatieve ideeën nodig, maar ook mensen die de tijd nemen om dingen tot in detail uit te pluizen en te checken. Van dergelijke wetenschappers wordt vaak slechts benadrukt dat ze niet zo creatief zijn, maar dan onderschat je toch echt het belang van dat werk.’


32 33

5x1/

Het verschil tussen model en werkelijkheid Voor veel bedrijfsprocessen, zoals de claimafhandeling van een verzekeraar, bestaan vaste protocollen. Toch worden dergelijke stappen­ plannen lang niet altijd gevolgd; in bepaalde situaties is het simpelweg beter om af te wijken van de algemene regels. Omdat veel bedrijfsprocessen tegenwoordig worden ondersteund door ict-systemen, worden alle stappen opgeslagen in zogeheten event logs. Hierdoor is het mogelijk om te zien waar de in werkelijkheid gevolgde procedure afwijkt van het model. Arya Adriansyah werkte aan een methode waarmee je niet alleen dergelijke afwijkingen kunt zien, maar ook kunt achterhalen waardoor deze worden veroorzaakt. De methode kan worden gebruikt om processen in ziekenhuizen en bij gemeentes te verbeteren.

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

Elektriciteit uit schoon gas De meeste elektriciteit wordt in centrales opgewekt met gasturbines. In de nieuwste lichting gascentrales wordt syngas gebruikt, een gasvormige brandstof die uit biomassa kan worden gewonnen. Voor een efficiënte verbranding, met minder uitstoot en een hoge opbrengst, moet deze brandstof bepaalde eigenschappen hebben bij hoge druk. Mayuri Goswami paste als eerste een aan de TU/e ontwikkelde experimentele techniek, de ‘Heat Flux Method’, toe bij hoge druk om de zogeheten laminaire verbrandingssnelheid te bepalen. De resultaten kunnen worden gebruikt om betere, milieuvriendelijke gasturbines te ontwikkelen.

5X1 minuut

Slash spitte door de stapel meest recente proef­schriften en lichtte er vijf voor u uit. Dat is in vijf minuten informatie opnemen waar u anders uren aan had ­moeten besteden.

Bacteriën die sensoren maken Met fluorescente sensoreiwitten, die in een bepaalde kleur oplichten als ze binden aan mineralen of antilichamen, kan snel worden vastgesteld of iemand een bepaalde ziekte onder de leden heeft, en of een behandeling aanslaat. Bovendien kan met behulp van dergelijke eiwitten en een speciale microscoop veel geleerd worden over hoe lichaamscellen werken. Laurens Lindenburg ontwikkelde fluorescente eiwitten in verschillende kleuren waarmee in één lichaamscel tegelijk meerdere stoffen gemeten kunnen worden. De fluorescente eiwitten worden geproduceerd door bacteriën, en kunnen eenvoudig worden gedeeld door het DNA van deze bacteriën per post op te sturen.

Robots leren lopen Robots kunnen mensen onder­ steunen bij ongezonde, gevaarlijke, onbereikbare of arbeidsintensieve taken. Het grote voordeel van lopende robots is dat ze meer plekken kunnen bereiken dan rijdende robots. Pieter van Zutven onderzocht wat er nodig is om tweebenige robots te laten lopen. Hij bepaalde hoe de loopsnelheid afhangt van de stapgrootte, de leunhoek van de torso en de afzetkracht. Ook ontwikkelde hij een regelaar die de robot met een gewenste snelheid laat lopen en garandeert dat deze in balans blijft. De methode werd getest op de humanoid robot TUlip. Het onderzoek is niet alleen nuttig voor robots: het biedt ook inzicht in menselijk lopen, waardoor bijvoorbeeld protheses verbeterd kunnen worden.

Draadloos je mobieltje opladen Radiofrequente straling (RF) bevat niet alleen informatie (voor bijvoorbeeld radio, mobiele telefonie, of internet), maar ook energie die kan worden opgevangen en omgezet in gelijkstroom. Daarvoor is een device nodig waarmee radio­ frequent (RF) vermogen kan worden ‘geoogst’. Shady Keyrouz ontwikkelde een prototype van een dergelijke RF-oogster om draadloze sensoren mee van energie te voorzien. Zulke sensoren kunnen van pas komen bij gezondheidszorg op afstand. Bovendien zou je met een RF-oogster in principe overal waar WiFi beschikbaar is (tegenwoordig in veel horeca­gelegenheden en publieke ruimten) automatisch je mobiele telefoon kunnen opladen.


34 28 35

Tekst Judith van Gaal foto Bart van Overbeeke

Tekst Judith van Gaal foto Bart van Overbeeke

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

Beiden rondden aan de TU/e een studie af. De planner koos het pad dat het meest in lijn is met zijn opleiding. De verkenner waagde zich buiten de grenzen van zijn opleiding. Opa Mijn opa was eigenaar van aannemersbedrijf Vlassak in Cranendonck en wees me altijd aan welke huizen hij had gebouwd. Dat maakte zo’n indruk. Nog steeds vind ik het mooi om te zien hoe je huisvesting, één van de belangrijkste levensbehoeftes, kunt realiseren. Ik ben nu directeur vastgoed bij de Vitalis Woonzorg Groep, en daarmee verantwoordelijk voor de kwaliteit van 360 miljoen euro aan vastgoed en installaties in Eindhoven, Heerlen, Helmond en Breda. Verder ben ik sinds maart 2013 directeur van Vitalis Boscotondo, een locatie in Helmond met 128 appartementen. Tenslotte ben ik er als directeur van Landgoed de Klokkenberg in Breda verantwoordelijk voor dat 441 wooneenheden en 60 zorghotelkamers worden ontwikkeld.

Niet solliciteren Ik heb vrijwel nooit een sollicitatiebrief hoeven schrijven. Er kwam steeds wel weer iets op mijn pad, vaak via mijn netwerk. Nog tijdens mijn studie ben ik aan de slag gegaan bij de TU/e als financieel-economisch vastgoedadviseur en heb toen het masterplan voor de campus mee ontwikkeld. Toen de afdeling dreigde te worden opgeheven, zat ik net met Wooninc. aan tafel en die boden me een baan aan als projectontwikkelaar. Vervolgens kwam ik via contacten bij de gemeente Eindhoven, waar ik als programmamanager Wonen en Wijken de rechterhand was van wethouder Mary Fiers. Ik werkte veel met bestuurders van de vijf woningcorporaties in Eindhoven en zo lunchte ik een keer met de voorzitter van de Raad van Bestuur van Vitalis. Als ik bij hen zou komen, zou er snel een functie als directeur vastgoed voor mij vrijkomen, eerder dan gepland. PLANNER Jessie van Rooij Leeftijd 34 Functies: • Vitalis WoonZorg Groep: directeur Vastgoed, directeur Landgoed de Klokkenberg, directeur Boscotondo • Gemeente Eindhoven: manager wonen en wijken • Wooninc: projectontwikkelaar • TU/e: financieel-economisch vastgoedaviseur Studies: • 1999 - 2003: Tilburg University International Economics and Finance • 1997 - 2002: TU/e Bouwkunde, Vastgoedbeheer

Fineut en techneut Ik heb zowel verstand van financiën als van technische zaken, ben fineut en techneut. Dat is een van de redenen dat ze me bij Vitalis wilden hebben. Toen ik aan de TU/e studeerde, deed ik van alles erbij: ik gaf tennisles, ging veel de stad in en was actief bij verenigingen. Professor Keeris zei tegen me: ‘Je hebt zoveel energie. Stop die niet alleen in nevenwerkzaamheden en stappen, maar verbreed je financiële kennis.’ Ik heb zijn advies opgevolgd en ben Economics and Finance in Tilburg gaan studeren. Ik heb daar nog steeds profijt van.

Koersvast Ik weet wat ik wil en ben koersvast. Een TU/e-docent probeerde me ervan te overtuigen dat ik de richting Constructief Ontwerpen moest volgen - omdat ik goed was in wis- en natuurkunde - maar ik wist allang dat ik vastgoedbeheer wilde doen. Ook wist ik al vroeg dat ik in de maatschappelijke sector wilde werken. Het gaat mij niet om geld cashen, ik wil iets voor mensen betekenen. Mijn doel is om vanuit bewustzijn en verbinding optimale zorg, woonfaciliteiten en welzijn voor mens en organisatie te creëren. In mijn huidige baan staat het zorgen voor goede huisvesting voorop. Ook voor de toekomst weet ik wat ik wil: een bestuursfunctie. Dat is mijn droombaan. Of ik ook een bestuursfunctie aan de TU/e zou ambiëren? Dat zou ook geweldig zijn, om zo die manier iets voor studenten te kunnen betekenen.

Architectuur Als tienjarige bedacht ik dat het geweldig is om een idee te hebben dat daadwerkelijk wordt gerealiseerd en gebruikt. Zo kwam ik uit bij architectuur. Op de middelbare school volgde ik exacte vakken en na een jaar reizen ging ik aan de TU/e studeren. Ik wilde mijn droom realiseren, maar heb me door de bachelor architectuur heen moeten worstelen. In 2010 zei een docent me dat ik buiten mijn studie wel heel veel op mijn bordje had en daardoor niet optimaal presteerde in mijn bachelor. Ik ging kritisch naar mezelf kijken en bleek met acht dingen tegelijk bezig te zijn. Maar juist die extra activiteiten gaven me veel energie. Rond die tijd heb ik besloten de master bouwprocesmanagement te volgen, dat lag me beter dan architectuur. In september 2011 ben ik gestart met mijn eigen bedrijf: GAAF | positieve energie.

Optimisme Ik heb mijn bedrijf vanuit een heldere visie opgericht. In 2011 heerste er volop pessimisme, ook binnen de faculteit Bouwkunde. Ik wilde daar iets positiefs tegenover stellen. Studenten zijn hoog opgeleid, Nederland is een van de rijkste landen in de wereld. En tóch klagen we. Ik besloot in 2011 om alleen nog gave dingen te doen en te voorzien in iets wat Nederland volgens mij het hardst nodig heeft: optimisme.

Trainingen De kern van mijn bedrijf is het geven van trainingen in debatteren en presenteren. Ook begeleid ik bij gesprekken tussen uiteenlopende groepen. Zoals laatst bij een dialoog tussen de rector van de Universiteit van Amsterdam en studenten uit de medezeggenschapsraad. Ik heb opdrachten door heel het land - die krijg ik via via. Als ik voor een zaal sta met honderd man, komen er altijd achteraf wel een paar naar me toe voor mijn kaartje. Sinds mijn zestiende heb ik ervaring met trainen, als vrijwilliger bij de Nationale Jeugdraad. Werken met groepen is echt mijn passie, ik kan er zo’n bak van mijn energie in gooien.

Dromen en doorzetten Mijn droom van toen ik 10 jaar was, gaat in vervulling. Bouwbedrijf Heijmans, waar ik stage heb gelopen, gaat mijn idee voor een verplaatsbare woning voor eenpersoons­ huishoudens realiseren. Super dat het er komt! Ik heb mezelf weer een nieuw doel gesteld: ik wil in 2017 de beste dagvoorzitter van Nederland zijn. Ik heb met mensen gesproken over hoe ik dat doel kan bereiken. Ze gaven me onder meer de tip om zelf evenementen te organiseren. Dat ik daar zelf niet op was gekomen! Dromen en doorzetten lonen.

VERKENNER Rudy van Beurden Leeftijd 27 Functies • Oprichter en eigenaar GAAF | positieve energie • Trainer bij de Nationale Jeugdraad • Afstudeerder bij Heijmans Vastgoed Studies • 2011-2013 Master of Science Construction Management Engineering, TU/e • 2006-2011 Bachelor of Science, Architecture, TU/e


36 37

DE OPDRACHT

Tekst Nicole Testerink foto’s Bart van Overbeeke

nr.9 nr.1september november 2014 2011 / MAGAZINE VAN de

Een warm welkom voor de zorgrobot? We lijken er niet omheen te kunnen: de komende jaren gaan robots een steeds belangrijkere rol spelen in de zorgsector. Maar hoe krijgen we de hulpbehoevende bejaarde of patiĂŤnt in het ziekenhuis zover dat hij of zij de robot als een aanvaardbaar alternatief ziet voor een menselijke verzorger of chirurgenhand? Een tafel vol experts uit de onderzoekswereld en het bedrijfsleven buigt zich over de vraag hoe je een robot sociaal acceptabel gedrag kunt laten vertonen om de acceptatie te vergemakkelijken.


38 39

DE OPDRACHT

C

entraal op tafel staan de humanoid robot NAO en precisierobot MicroSure. Grote afwezige is AMIGO, de zorgrobot van TU/e-robotteam Tech United. Hij was in Brazilië, waar de RoboCUp 2014 - het WK voor robots - plaatsvond. AMIGO haalde daar zilver. ‘Het is indrukwekkend om te zien hoe zorgrobots tijdens de @Homecompetitie zulke grote opdrachten kunnen uitvoeren, maar tegelijkertijd is het ook het moment waar je de beperkingen ziet’, zegt Janno Lunenburg. ‘AMIGO wordt heel goed ontvangen en mensen vinden hem heel mooi. Maar om autonome robots geaccepteerd te krijgen, is meer nodig.’ En juist om dat laatste zijn de deelnemers van deze Opdracht bij elkaar gekomen. Dat zorgrobots in de nabije toekomst steeds meer ingezet gaan worden, behoeft volgens hen geen discussie; maar de sociale accep­ tatie ervan des te meer. Toch is de term zorg­ robot ook wel een grote vergaarbak, meent Raymond Cuijpers. ‘Je hebt chirurgenrobots, therapierobots, huishoudrobots, huisdier­ robots en zo kan ik nog wel even doorgaan. Elke robot heeft een eigen focus, we moeten geen appels met peren gaan vergelijken.’ Dat interactie en acceptatie hand in hand gaan, komt niet uit de lucht vallen. De onderzoeksgroep van Cuijpers is al geruime tijd bezig

Ir. Janno Lunenburg, promovendus Control Systems Technology, faculteit Werktuigbouwkunde, TU/e en teamleider van het zorgrobot @Home-team van Tech United. ‘Als een robot een bepaalde taak niet kan, moet ‘ie niet de indruk wekken dat ‘ie dat wel kan.’

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

met zorgrobot-acceptatie. Op het lijstje van elementen die een zorgrobot volgens hem moet hebben, staat meer natuurlijke mensrobot interactie bovenaan. ‘Er zijn veel mense­ lijke acties die voor een robot heel moeilijk zijn, zoals het schudden van een hand. Voor ons is dat iets heel natuurlijks in de sociale omgang.’ ‘En neem bijvoorbeeld aankijkgedrag’, valt Sandra Bedaf bij. ‘Het maakt heel veel uit of een robot je een kop koffie aanreikt met zijn gezicht achterste­ voren, of de juiste kant op.’ Jaap Ham knikt instemmend, de sociaalpsychologische kant van mens-robot-interactie is zijn werkterrein. De kop koffie is voor Bedaf tevens een opstap om een ander punt ter sprake te brengen. ‘Mensen geven aan dat ze de robot de baas willen zijn. Een ethisch dilemma, want dat maakt tegelijkertijd passief. Laat je een robot koffie halen voor iemand die dat zelf nog wel kan? Mensen gaan minder doen door de introductie van een zorgrobot. We moeten ons dus eigenlijk afvragen: acceptatie door wie?’ ‘Het passieve hangt ook sterk van het type robot af’, zegt Herjan van den Heuvel. ‘Voor mensen met beginnende dementie maken we sociale robots die cognitief moeten ondersteunen. Zonder armen en benen, want het halen van een kop koffie is bij deze cliënten het probleem niet. We willen hen juist prikkelen van de bank te komen. Wat mij betreft ligt de focus op het intelligentievlak.

Sandra Bedaf, MSc, junior onderzoeker Technologie in de Zorg, Hogeschool Zuyd. ‘We moeten niet uit het oog verliezen wat de invloed van een robot op de lange termijn is.’

Er kan software- en hardwarematig al heel veel, maar om robots echt functioneel te maken zal de hogere intelligentie eerst een stuk beter moeten.’ Joyce Nuys wil graag nog een kanttekening maken bij het sociale aspect. ‘Het is een discussie tussen nice to have en need to have, in die zin ben ik heel praktisch ingesteld. Als je als cliënt voor bijna alles afhankelijk bent van iemand dan is iedere vorm van hulp zeer welkom, ook al is deze hulp minder sociaal. Zet die robots dus op de markt. Een eerste stap is nodig, en van daaruit kunnen we voortborduren.’

Een asociale robot kan goed zijn Na deze eerste verkenning kruipt discussieleider Lucas Asselbergs in de rol van patiënt. Hoe is het als je in een ziekenhuisbed ligt en er staat iets naast je dat pseudo­menselijk beweegt - hij maakt klassieke robotbewegingen - in plaats van de vertrouwde dokters­ handen? Op een groot vel vat hij de genoemde punten samen in een schema: robot, interactie met de gebruiker, integratie met de omgeving. Aan de hand hiervan spoort

Joyce Nuys, manager business development Roboticare, onderdeel van Venson Care Group. ‘Wanneer duidelijk is wat een robot kan en dat consistent is, ebben de beelden van op hol geslagen robots uit enge films vanzelf weg.’

Asselbergs aan in groepjes na te denken hoe sociale acceptatie vergroot kan worden. Er wordt druk gediscussieerd en er ontstaat al snel een hele stapel aan gekleurde memo’s. Halverwege onderbreekt Asselbergs de deelnemers voor een kort intermezzo. Wat is sociaal acceptabel gedrag eigenlijk? Een kort rondje leert dat daar verschillend over gedacht

wordt. Frases als ‘rekening houden met de sociale situatie’, ‘voldoen aan de verwachtingen’, ‘fysieke vorm van contact maken’ en ‘waarden en normen’ vliegen over tafel. En kan een robot ook sociaal onacceptabel gedrag vertonen? Want als je met je rug naar je toehoorder staat, is dat dan onacceptabel of vervalt dan het humanoid uiterlijk en wordt de robot ineens een apparaat dat niet zo goed functioneert? Lunenburg: ‘Het uiterlijk van de robot speelt daar zeker een rol in. Heeft het een soort van hoofdje, of is het een rondrijdende printer met armpjes? Als het niet de illusie van een hoofd heeft, verwacht je ook niet aangekeken te worden.’ ‘We willen soms te graag allerlei menselijke eigenschappen toedichten aan robots, mogelijk zit daar de wrijving’, oppert Nuys. Ham: ‘Mensen zijn inderdaad geneigd heel snel te antropomorfiseren, zelfs bij de doodste dingen. Als je ze daar vanaf kunt houden, heb je ook minder van doen met verwachtingspatronen. Voor sommige doelstellingen kan het daarom goed zijn a-sociaal te blijven. En dat kan al beginnen met de naamgeving. Geen operatie­robot, maar een operatieapparaat bijvoorbeeld, dat staat veel verder van je af.’ Ondertussen heeft Asselbergs de groeps­ suggesties gerangschikt en blijkt het brainstormpanel vol te zitten met ideeën. Vertrouwen is een begrip dat meermaals

Dr.ir. Raymond Cuijpers, universitair hoofd-

Dr. Jaap Ham, universitair hoofddocent

docent Human Technology Interaction aan de faculteit IE&IS, TU/e. ‘Een robot kan geen verantwoording nemen, dus het moet heel transparant zijn wie waarvoor verantwoordelijk is.’

Human Technology Interaction aan de faculteit IE&IS, TU/e. ‘De illusie dat een robot een mens is, is moeilijk te doorbreken.’

‘Voor acceptatie heb je eerst vertrouwen nodig’ genoemd wordt. Cuijpers: ‘Voor acceptatie heb je als eerste stap vertrouwen nodig en er zijn veel dingen die daaraan kunnen bijdragen. Zoals functioneel nuttig zijn: een stofzuigerrobot moet echt kunnen stofzuigen. Daarnaast zijn technische betrouwbaarheid, een vriendelijke uit­ straling en het kunnen ingrijpen door de gebruiker belangrijk om vertrouwen te genereren.’ Renée van den Heuvel: ‘Voor een cliënt is het zeker belangrijk dat ze greep hebben op wat de robot doet, je legt ze zo ook een stukje regie in handen. Vaak betekent dat ook een regie van hun eigen leven, het gevoel dingen zelf te kunnen.’ Volgens Cuijpers ligt het nog iets genuanceerder: ‘Je hebt eigenlijk te maken met een wisselende regie. Medische verantwoording door een zorginstelling is daarbij essentieel. Zo kan bij een cliënt drie keer per dag de zuurstofconcentratie in het bloed worden bepaald. De regie ligt daarbij in eerste

Herjan van den Heuvel, PDEng, roboticaspecialist kenniscentrum Smart Homes. ‘Je kunt uren over een robot vertellen, maar laat het de mensen zelf ervaren.’


40 41

DE OPDRACHT

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

meerwaarde ook in kwaliteit. Sommige operaties worden beter uitgevoerd door een robot dan een arts, daar moeten we patiënten van overtuigen. En ook al vindt de eind­gebruiker het niet prettig, een operatierobot kan meer operaties uitvoeren in een bepaalde tijd. Dan hebben we het dus over economische meerwaarde, ook niet onbelangrijk.’

instantie bij de zorgrobot. Maar ook bij de cliënt, die kan tijdens een meetmoment naar de wc moeten of een afspraak hebben. En als een meting fout dreigt te gaan, dient de zorg­ instelling in te grijpen. Het regelen van de autonomie is iets wat nu nog niet bestaat, maar wat wel hard nodig is.’ Herjan van den Heuvel: ‘Als we het over vertrouwen hebben, denk ik dat het leer­ proces heel belangrijk is. Als je gaat samenwonen, komt er ook geen wildvreemde in je huis wonen. Je leert iemand kennen, gaat nog eens wat drinken, een avondje uit, dat bouw je rustig op. Maar een zorgrobot heb je ineens vierentwintig uur in huis. Waarom kun je niet eerst leren dat je robot betrouwbaar is, en daarna zeggen: kom maar bij mij wonen?’ En dat is eigenlijk nog niet eens zo’n slecht idee, want ook bij aanschaf van een scoot­ mobiel krijg je een cursus, waarbij je een parcours aflegt en leert remmen. Emilia Barakova ziet ook hier een taak voor professionals: ‘Als een therapeut of arts aangeeft dat een robot betrouwbaar is, wordt dat vaak veel sneller geaccepteerd. Of voer de handelingen eerst samen met een zorgverlener uit, en laat het de robot langzaam overnemen.’ Ham: ‘Vertrouwen heeft tijd nodig, de hulphond was er ook niet ineens. Zonder vertrouwen ontstaat er geen band. Dat klinkt heel vreemd bij een robot,

Renée van den Heuvel, MSc, junior onderzoeker Technologie in de Zorg, Hogeschool Zuyd. ‘Meer autonomie en regie voor de cliënt is wel wat waard.’

Verleid worden door een robot Met vertrouwen en meerwaarde afgevinkt, komt de discussie op de derde stap: verrijking. Gaat het ook om het plezier wat je aan een maar ook in de relatie mens en robot is het ontwikkelen van een band evident.’ De volgende stap in het acceptatieproces van robots in de zorg is de meerwaarde die ze hebben, zo blijkt uit de brainstorm. Vaak is die meerwaarde niet meteen duidelijk, dus daar valt nog winst te halen, meent Cuijpers. ‘Een stofzuigerrobot is misschien niet perfect, hij rijdt tegen meubels aan en maakt niet elk

plekje even goed schoon. Maar de meerwaarde ligt niet in het stofzuigen zelf, het gaat om een stukje onafhankelijkheid. Er hoeft niemand ingeschakeld te worden als er visite komt, de robot zorgt voor het extra schoonmaken. We moeten mensen leren dat ze door zo’n systeem meer tijd krijgen voor wat ze graag willen doen, in plaats dat ze tijd en energie kwijt zijn aan afwassen en dweilen.” Raimondo Cau: ‘Bij operatierobots ligt de

Dr.ir. Emilia Barakova, universitair docent Designed Intelligence aan de faculteit Industrial Design, TU/e. ‘Synergie tussen mens en robot is het sleutelwoord.’

Dr.ir. Raimondo Cau, projectleider Medical Robotic Technologies. ‘Zet in op een wederzijdse vriendschappelijke relatie tussen robot en gebruiker.’

robot beleeft? De blindengeleidehond komt weer ter sprake, die doet af en toe dingen waarvoor hij niet geprogrammeerd is, maar die wel leuk zijn. Want sociaal contact wordt pas echt interessant als het afwijkt van de verwachtingen. Willen we dat robots soms ook iets spontaans ondernemen? Ham: ‘We zitten nu meer in het domein van de verleiding. Er bestaat een mooi overzicht wat je nodig hebt om technologie verleidend te maken. Het moet eerst goed werken, moet aanwezig zijn en goed met ons samenwerken. Pas dan komen we toe aan de geavanceerde stappen van de verleiding, zoals persuasion, maar die zijn wel heel belangrijk.’ Als laatste fase komt het leerproces van de robot aan de orde. Want als een robot spontane acties uit kan voeren, moet hij dan ook niet kunnen waarnemen wat de reactie van de gebruiker daarop is? De robot kan zo leren wat passend is in een bepaalde context,

zodat een geïndividualiseerde robot ontstaat. ‘Dat is zeker van belang in een langetermijnvisie’, beaamt Cuijpers. ‘Als een robot langer bij iemand in huis is, gaat het vervelen als ie elke keer hetzelfde doet. Je wilt dus dat zo’n systeem rekening kan houden met de wensen van de gebruiker, en het liefst dat hij ook nog van rol kan wisselen als hij te maken krijgt met een andere persoon. Daar ligt nog een hele uitdaging.’ Aan het einde vat Asselbergs de besproken oplossingen nog eens samen. Betrouwbaarheid, meerwaarde, verrijking en continu aanpassen in combinatie met lerend vermogen van de zorgrobot. Dat is volgens de deelnemers uiteindelijk de viertrapsraket waardoor de robot in de zorg een normaal beeld zou moeten worden. Maar vooralsnog moeten we het doen met AMIGO die koningin Máxima een bloemetje aanreikt, of bondskanselier Merkel een kaasblokje.


42

43

agenda/

Bert Brouwers (1949), hoogleraar Procestechnologie aan de faculteit Werktuigbouwkunde en oprichter en aandeelhouder van het bedrijf Romico. Houdt op 31 oktober 2014 zijn afscheidsrede.

j.j.h.brouwers@tue.nl

Tekst Enith Vlooswijk foto Bart van Overbeeke

september

oktober

10 2 Tentoonstelling - World Press Photo 14 Dit jaar werden er maar liefst 98.671 foto’s ingestuurd door 5.703 fotografen van 130 verschillende nationaliteiten voor de World Press Photo. Het zijn de beste persfoto’s van het afgelopen jaar. Schokkende, ontroerende en soms mysterieuze beelden en achter iedere foto zit een weer ander verhaal. De tentoonstelling is voor drie weken te bewonderen op de TU/e. De toegang is gratis. Tijd: ma t/m vr van 9.00 - 18.00 uur en za en zo van 12.00 - 17.00 uur Plaats: Hoofdgebouw, TU/e-campus Meer info: www.worldpressphoto.org september

18

september

21

Evenement - Tuna Festival

Diverse Tuna-groepen uit binnen- en buitenland zullen in de Eindhovense binnenstad het publiek verblijden met vrolijke muziek, romantische serenades en spectaculaire capa- en panderetta-shows. TU/e-vereniging Tuna Ciudad de Luz bestaat dan vijftig jaar. Daarom op 18 september al een muzikale vooravond op het TU/e-terrein. Gratis toegang. Plaats: TU/e-campus en binnenstad Eindhoven Meer info: www.tunafestival.nl/tunafestival-2014/programma/

oktober

3

Symposium - Stadsdistributie van en voor de toekomst

Hoe gaan we om met de toename in stadsdistributie? Wat zijn oplossingen voor de toekomst? Welke effecten heeft dat op e-commerce en retail goederenvervoer? De TU/e en Dinalog organiseren een symposium over stadsdistributie van en voor de toekomst. Met demonstraties en voorbeelden. Deelname gratis, registreren tot 24 september. Tijd: 12.00 - 16.30 uur • Plaats: Zwarte Doos, TU/e-campus Meer info: http://static.tue.nl/uploads/media/uitnodiging-symp-cargo_def.pdf oktober

17

oktober

18

Kennismaking - Open dagen TU/e

Wie in 3-, 4-, 5- of 6-vwo zit en interesse heeft in een bacheloropleiding aan de TU/e moet een van deze Open dagen bezoeken. Je komt alles te weten over de inhoud van het bacheloronderwijs en de beroepsmogelijkheden. Je neemt een kijkje in de onderwijsruimtes en laboratoria en maakt kennis met het veelzijdige studentenleven in Eindhoven. Op 12 en 13 december zijn ook nog open dagen. Tijd: 9.00 - 15.30 uur • Plaats: Auditorium, TU/e-campus • Meer info: www.tue.nl/studeren/ oktober

oktober

18 26 Manifestatie - Dutch Design Week De trends van morgen zijn straks al te zien tijdens de Dutch Design Week (DDW). Vanaf 18 oktober staan in Eindhoven de deuren naar de toekomst open voor dit internationaal vermaarde evenement waar elk jaar 300.000 bezoekers op af komen. Ook de TU/e presenteert zich uitvoerig in het Klokgebouw. Aan de TU/e-campus kan men op 22 oktober ook een gesprek met DDW-directeur Martijn Paulen bijwonen (12.40 - 13.35 uur, Auditorium). Plaats: Binnenstad Eindhoven en TU/e-campus Meer info: www.ddw.nl

/gesteld ‘Van onderzoekers wordt verwacht state-of-the-art werk te documenteren in een publicatiesysteem dat stamt uit de middeleeuwen.’ Stelling bij het proefschrift ‘Control and Identification of Bipedal Humanoid Robots. Stability Analysis and Experiments’ van Pieter van Zutven

‘The first step in becoming a faster programmer is to unplug the mouse.’ Stelling bij het proefschrift ‘Improving the Programmability of GPU Architectures’ van Cedric Nugten

‘Het gebruik van ‘sociale media’ in gezelschappen leidt niet zelden tot asociale situaties.’ Stelling bij het proefschrift ‘Miniemulsion Polymerisation of very Hydrophobic Monomers’ van Tom Jansen

‘Being concerned about invasion of your privacy, because you provided personal information, is like being sunburnt at the beach; once you realise you should prevent undesirable consequences, it is too late.’ Stelling bij het proefschrift ‘Designing for Adaptive Lighting Environments. Embracing complexity in designing for systems’ van Remco Magielse

‘Like in a Pac-Man game, while the professors are freeing precious empty slots in their schedules, it is the PdD students’ task to prevent them from doing so.’

‘Het is paradoxaal dat hoewel de wetenschap draait om het delen van kennis, wetenschappers kennis achterhouden om er als eerste over te kunnen publiceren.’

Stelling bij het proefschrift ‘Cooperative Speed Assistance. Interaction and Persuasion Design’ van Qonita Shahab

Stelling bij het proefschrift ‘Dynamic Magnetic Particle Actuation for Integrated Lab-onChip Biosensing’ van Alexander van Reenen

Wiskunde

‘Ik ben heel wiskundig gericht, maar zie de wiskunde vooral als een slagvaardig middel om tot toepassingen te komen. Ik wil niet stranden in abstracties. Rond 1600 werden de basiswetten van de natuurkunde geformuleerd, maar de techniek bestaat al veel langer. De methode van vallen en opstaan, trial and error, heeft tot de nodige technieken geleid. Nog altijd is een groot deel van de ontwikkelingen in de industrie gebaseerd op empirie. Wetenschap is echt niet altijd de snelste weg naar succes.’

Start-ups

‘Ik wil na mijn vertrek vol gas beginnen met mijn eigen start-ups in Maastricht; kansen bieden aan jonge ingenieurs die hun talenten kwijt kunnen in het realiseren van succesvolle producten. Ik ben erg blij dat Enexis onze RPS-technologie gaat gebruiken om gecondenseerde aardgascomponenten te filteren uit gasleidingen. Daarmee bouwen we een casus op, zodat bedrijven als Shell zien dat de voordelen heel groot zijn. Nieuwe technologie moet zichzelf altijd eerst bewijzen.’

Centrifuge

‘In de jaren zeventig deed ik onderzoek voor Urenco naar de interne stromingen in de ultracentrifuge van onderzoeksinstituut AMOLF. Pas veel later, in 1987, ontwikkelde ik aan de Universiteit Twente de Rotational Particle Separator (RPS), een technologie om stoffen van elkaar te scheiden in een soort centrifuge. De RPS blijkt nu een echte ‘game changer’ in de procesindustrie. Al in de jaren zeventig had Joop Los, indertijd vice-directeur van AMOLF, sterke vermoedens dat zoiets mogelijk moest zijn. Hij heeft me meerdere keren gezegd om daar eens over na te denken, maar ik was daar toen niet in geïnteresseerd. Ik had er geen ruimte voor in mijn hoofd. Ik denk vaak terug aan die tijd. Joop is nu dood, maar ik zou graag nog eens met hem praten en hem vertellen dat zijn gevoelsmatige idee klopte.’

Advies

‘Mijn advies aan jonge wetenschappers: denk onafhankelijk en wees kritisch. Een opleiding afronden zegt nog niet zoveel. Afstudeerders denken bij de diplomauitreiking vaak dat ze het al gemaakt hebben, maar dan begint het pas. De meerwaarde van de opleiding moet in de praktijk worden waargemaakt. In de VS is dat veel duidelijker, dat is een meer prestatie­ gerichte maatschappij. Steve Jobs, Mark Zuckerberg en Bill Gates maakten allen hun studie niet af en waren zeer succesvol. Het vergt lef om zomaar met je studie te stoppen. De grootste veranderingen komen uiteindelijk van onafhankelijke denkers zoals zij.’

Leren

‘Ik wil continu nieuwe dingen voor mijn kiezen krijgen. Dat blijft boeiend. Ik zeg het ook tegen mijn studenten: blijf leren. Ik heb wel eens rondgelopen op een golfbaan, maar daarvan denk ik: hebben ze niets beters te doen? Werken is mijn hobby en zolang ik het kan en er lol in heb, ga ik ermee door.’

Op pagina 2 forward/ met Patrizia Marti


44

Dataopslag sinds 1725

nr.9 september 2014 / MAGAZINE VAN de

Tekst Tom Jeltes foto iSTOCKPHOTO

De snel toenemende rol van computers in vrijwel alle facetten van de moderne samenleving wordt gedreven door de explosieve groei van de opslagcapaciteit van computergegevens. De ontwikkeling van nieuwe opslagmedia speelt hierbij een belangrijke rol. Ook de TU/e draagt hieraan een steentje bij. 1725 De Fransman Basile Bouchon bedenkt de ponskaart om weefgetouwen mee aan te sturen. Het principe is ook heel geschikt voor automatische piano’s en draaiorgels.

2014 TU/e-onderzoekers (zie 2012/2013), tonen aan dat magnetische bits 1000x sneller geschakeld kunnen worden dan we gewend zijn bij de huidige harddisktechnologie.

1889 De Amerikaan Herman Hollerith vindt een rekenmachine (computer) uit die werkt met input en output op ponskaarten.

2013 Medewerkers van de Universiteit van Southampton demonstreren het vijfdimensionaal geheugen, waarbij data met ultrakorte laserpulsjes wordt vastgelegd in glas. Met deze techniek past tot 360 terabyte in het volume van een dvd. Het onderzoek valt onder het Europese project FEMTOprint, dat vanuit de TU/e wordt geleid.

1943 Supercomputer Colossus gebruikt papierlint om de nazicodes te kraken. 1951 UNIVAC is de eerste computer die werkt met magneetband. 1956 IBM komt met de eerste harddrive, waarop data in willekeurige volgorde van een snel ronddraaiende magneetschijf gelezen wordt. In de daaropvolgende decennia groeit de opslagcapaciteit van een paar megabytes naar meerdere terabytes.

2012 en 2013 Onderzoekers van Fysica van Nanostructuren (TU/e-faculteit Technische Natuurkunde) ontdekken nieuwe methodes om transport van magnetische bits in racetrackgeheugen te manipuleren, onder meer via elektrische velden en het Spin-Hall-effect.

1971 De floppy disk, wederom van IBM, is makkelijk verwisselbaar en te transporteren. Ook hierop wordt de data magnetisch vastgelegd. 1984 Eerste flashgeheugen, waarop informatie permanent op elektrische wijze wordt opgeslagen, in eerste instantie voor geheugen op het moederbord van computers, maar sinds 2000 ook als USB-stick. 1985 Op de cd-rom, gebaseerd op de compact disc voor audio, wordt data vastgelegd in putjes op het oppervlak van de schijf. De data wordt uitgelezen met een laser. De code die hierbij nog altijd wordt gebruikt, is bedacht door Philipsman en TU/e-alumnus Kees Schouhamer Immink.

1988 Ontdekking van giant magnetoresistance (GMR), waarbij de elektrische weerstand van een materiaal sterk afhankelijk is van het aanwezige magneetveld. Dit effect heeft belangrijke toepassingen in harddisks. De TU/e doet in de beginfase samen met Philips Research belangrijk onderzoek aan GMR. Het levert Philips patenten op en emeritus hoogleraar Wim de Jonge en deeltijdhoogleraar Reinder Coehoorn van de TU/e krijgen de Gilles Holstprijs voor hun ontdekkingen.

2008 Eerste demonstratie magnetisch racetrack­ geheugen bij IBM door Stuart Parkin, distinguished professor van de TU/e. In deze vorm van geheugen bewegen magnetische bits onder invloed van een elektrische spanning door nanodraden. Dat levert in potentie geheugen op met een hoge dichtheid en zonder bewegende onderdelen.

1995 De dvd werkt op basis van hetzelfde principe als de cd, maar biedt een grotere opslagcapaciteit op hetzelfde schijfformaat. Dat maakt dvd behalve voor audio en computerdata ook geschikt voor film.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.