Sylvia Heinlein
d
r h e e p l u d s en e en B
lauwe Hork
Humor
De superhelden en Blauwe Hork Een leesboek uit de serie Vaantjes Oorspronkelijke titel: Die Superhelden und der blaue Honk Oorspronkelijke uitgever: Tulipan Verlag, München Auteur: Sylvia Heinlein Illustraties: Sabine Wiemers Nederlandse vertaling: Charlotte Bakker Redactie: Carry Elemans Vormgeving: Vijfkant Nederland Copyright © 2014 Tulipan Verlag, Berlijn Copyright E-book editie © 2018 Uitgeverij Bontekoe
Uitgeverij Bontekoe Statenlaan 8 6828 WE Arnhem T 026 751 8901 www.uitgeverijbontekoe.nl Copyright © 2018 Uitgeverij Bontekoe is een imprint van Sonsbeek Publishers bv. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder de schriftelijke en voorafgaande toestemming van de uitgever.
r h e e p lden u s e d en B
lauwe Hork Sylvia Heinlein
Rober t, Pim en ik hebben een club. De club heet De Besten. Omdat we drie beste vrienden zijn. En omdat we sowieso de beste zijn.
Het beste dat we ooit hebben meegemaakt, was met echte superhelden. Gigaman, Sterrenman en Geckogirl – die bestaan namelijk echt! Niet alleen in de strips.
In de stripwinkel ontdekten we de superhelden. De winkel is van de Kwaaie. We noemen hem zo omdat hij altijd boos is.
De Kwaaie heef t een geheime kamer. Daar zaten de superhelden. Ze ver veelden zich dood.
We vroegen of ze naar onze schuur wilden komen. Sindsdien zijn ze elke dag bij ons.
Gigaman vloog ons vaak naar school. Toen we een sleutel in een put lieten vallen, viste Geckogirl hem er weer uit. En toen de Xbox kapotging, keek Sterrenman met zijn laserogen naar binnen. Zo wist hij wat er mis was en konden we hem maken. We hebben het superleuk samen! Maar op een dag waren de helden het zat.
“Ik wil iets anders doen,” zeurde Gigaman. “Ik heb geen zin meer om langzaam rond te vliegen. Ik ben geen schoolbus! Zal ik laten zien hoe snel ik van hier naar het eind van de straat kan vliegen? Ik ben namelijk de beste superheld.” “Ho ho?!” zei Geckogirl. Ze was het er niet mee eens. “Dat hoor ik zeker niet goed. Er is hier maar EEN superheld de beste!
Beter gezegd: een superheldin. En dat ben IK!” “Ha ha ha!” lachte Gigaman. “Wat ben je toch schattig, Kikkermeisje!” Dat vond Geckogirl niet leuk. “Grrr! Schattig?! Wie is hier schattig? Jij draagt een suffe cape, ik niet.”
Ik vind het naar als ze ruzie hebben. Daarom vroeg ik snel of ze het goed wilden maken. “Jullie zijn allebei gaaf!” zei ik. “Jullie zijn allebei echt super!” “Jawel!” riep Sterrenman. “Maar ik ben beter. IK ben de beste!” “Ik zal iets lekkers halen,” stelde ik voor. “En dan gaan we rustig zitten en praten we erover.”
Maar toen rolde Geckogirl haar tong om Gigaman heen. Ze zwaaide hem door de lucht. Daarna pakte Gigaman haar op. Hij vloog met haar heel ver omhoog. We konden ze niet meer zien. Toen nam hij een duikvlucht. Ik wist niet dat Geckogirl zo kon gillen.
9
“Hou op met die onzin!!!” riep Pim. Hij kan echt hard schreeuwen, die Pim. “Anders mogen jullie geen tv kijken! En krijgen jullie na het eten geen toetje!” Maar de superhelden hielden niet op. Ze begonnen nog maar net. “Ik zal eens laten zien wie de beste is,” siste Geckogirl. “Wedden dat ik die bus helemaal met slijm kan bedekken?”
10
Helaas kwam er net een moeder met een kinder wagen langs. Geckogirl spuugde haar slijm ook op de vrouw. De moeder gilde: “Ieieiejaaah!”. En het kind huilde: “Boehoehoeoe!”. Rober t, Pim en ik hielpen alles weer op te ruimen. Maar toen alles eindelijk schoon was, gingen de helden door met vechten.
“Moet je zien!” zei Gigaman. “Wedden dat ik binnen drie tellen naar het andere eind van de straat vlieg?” En hij was weg. Woesj! Hij was zo snel dat er een orkaan ontstond. Helaas kwam de postbode net de hoek om. Zijn tas vloog weg. Het duurde uren voor Rober t, Pim en ik alle brieven weer hadden gevonden.
12
“Nu is het genoeg!” klaagde Rober t. “Doe nu toch aardig!” “We doen aardig,” zei Sterrenman. “Zien jullie dat huis daar? Ik kan van hier door de muur kijken. Dan zeg ik wie er in de kamer is. Goed? Dat is toch niet onaardig? En dan kunnen jullie zien wie hier de beste is!” Maar helaas maakte hij met zijn laserogen een gat in de muur.
13
Zo ging het dagen door. De helden bleven ruziemaken.
“IK ben de stoerste!”
“Ik ben de GAAFSTE!”
14
“IK ben de tofste!”
“Ik ben de SLIMSTE!”
“IK ben de beste!”
“Ik ben de snelste!”
15
16
Na een tijdje konden we het niet meer aanhoren. We hebben de helden in de schuur gelaten en gingen naar de stad. Voor de stripwinkel bukten we. De Kwaaie mocht ons niet zien. Hij zou vast heel boos op ons zijn. De superhelden waren nu altijd bij ons. Ze kwamen nooit meer bij hem langs. Maar de Kwaaie was er niet. De winkel was dicht. Daarom konden we rustig door het raam naar de strips kijken. Tot iemand ons vastgreep. Tjak! De Kwaaie had ons van achter beslopen. Hij had ons te pakken! “Jullie wilde ik net hebben!” bromde hij. “Wij moeten eens praten.”
17
“U mag de superhelden terug hebben!” riep ik. “We zullen ze snel naar u brengen!” Maar de Kwaaie wilde de superhelden niet terug hebben. “Ze zijn gek geworden!” zei hij. “Ik heb alles gezien. Straks gaan ze nog huizen slopen. Of met auto’s gooien! Zo geloof t niemand dat zij de goeden zijn. En dan koopt niemand meer strips. Als ze niet snel stoppen met die onzin, moet ik mijn winkel sluiten!”
18
De Kwaaie was wanhopig. En wij ook. De stripwinkel was de beste winkel van de stad! Die mocht nooit sluiten. Toen haalde de Kwaaie een pizza voor ons. Want als je pizza eet, kun je heel goed nadenken. Daarna hadden we veel te doen.
19
Een paar dagen later zagen we iets vreemds in de stad: Blauwe voetstappen! Een blauw spoor! We renden snel naar huis. Maar alleen Gigaman was in de schuur. “Aaah!” riepen we. “Hèèèèlp! De Blauwe Hork! De Blauwe Hork komt eraan!”
Gigaman schrok. “Ik zal jullie redden! Ik zal de hele stad redden! Ik zal die Blauwe Hork vinden en verslaan. Dan ziet iedereen wie de beste is!�
21
Hij vloog weg. Hij volgde het blauwe spoor. Rober t, Pim en ik f ietsten snel achter hem aan. Tot we bij het park kwamen. Daar hield het spoor ineens op, vlak voor een grote, oude boom. “Hij is hier vast in een auto gestapt. Waar zou hij zijn?” vroeg Gigaman. “Hé, zien jullie die blauwe vlek op de stam? Hij heef t dit aangeraakt. Er zit vast iets in dit gat verstopt!”
22
Wij wilden meteen een hand in het gat steken. Maar het ging niet. “We hebben hulp nodig,” zei ik. “We hebben Geckogirl nodig. Met haar tong lukt het vast.”
23
Maar Gigaman wilde het per se alleen doen. Eerst prikte hij met een stok in het gat. Toen brak de stok. Daarna kiepte hij een vuilnisbak om. Hij vond een stuk ijzerdraad. Maar de draad was veel te kor t. “Goed dan,” zei Gigaman toen. “Het is niet anders… Bel Geckogirl maar.” Dat deden we meteen en Geckogirl kwam snel. “Als je wilt, mag je me helpen de Blauwe Hork te vangen,” zei Gigaman. “Omdat ik zo’n gulle bui heb.” “Puh!” zei Geckogirl. “Ik help alleen als je het lief aan me vraagt!” “Wil je ons alsjeblief t helpen?” mompelde Gigaman na een tijdje.
24
“Wat?” vroeg Geckogirl. “Ik kan je helaas niet verstaan.” “Alsjeblief t!!” brulde Gigaman. Toen viste Geckogirl met haar tong in het gat in de boom. Ze haalde er een sleutel uit.
25
Gigaman vloog weg met Geckogirl op zijn rug. Zzzzssjjj! Rober t, Pim en ik f ietsten snel achter ze aan. De Leestraat was een beetje een enge straat. Er stonden veel lege huizen. De stoep lag vol met af val en andere troep. Wij waren de enigen op straat.
26
Voor de deur van nummer drie zagen we het weer: het blauwe spoor! We bespraken wat we nu zouden doen. “Het is simpel,” f luisterde Gigaman. “Ik doe de deur open en storm naar binnen.”
27
“Niet doen! Kijk hier!”
“Ja, het is te gevaarlijk. We moeten hem te slim af zijn. Ik ga wel even kijken.”
28
“Het is stikdonker binnen. Ik zag alleen een lange, donkere gang. Er waren heel veel deuren. Maar die waren dicht.”
Toen had Pim een idee. “Sterrenman! Hij kan door deuren heen kijken. Dan weten we waar de Hork is!” Gigaman en Geckogirl zeurden eerst even. Ze wilden het graag zonder Sterrenman doen. Maar even later riepen ze hem toch. Hij kwam er al snel aan. “Als je wilt,” bood Geckogirl aan, “mag je Gigaman en mij helpen de Blauwe Hork te vangen. Maar alleen omdat we zo’n gulle bui hebben.”
29
“Pff t!” deed Sterrenman. “Ik help alleen als jullie het lief vragen!” “Wil je ons alsjeblief t helpen?” mompelden Gigaman en Geckogirl. “Nou goed dan,” zei Sterrenman. Hij sloop naar de deur en gluurde door de kier. Toen hij terugkwam stak hij een duim op. “Het is de laatste kamer rechts. Er zit een dik beest in de hoek. Het is te donker om hem beter te zien. Maar het is vast de Hork.” “Goed,” zei Geckogirl. “Daar gaan we, helden!” De superhelden haalden diep adem. Toen liepen ze het huis binnen. Ze slopen doodstil door de donkere gang. Rober t, Pim en ik gingen natuurlijk mee. Voor de laatste deur rechts stonden ze stil. Ze keken elkaar aan en knikten. “Een …” f luisterde Geckogirl. “Twee …” zei Sterrenman zacht.
30
“Eèèn drie!” f luisterde Gigaman. Hij trok de deur open. Achter elkaar stormden ze de kamer in.
31
De Blauwe Hork kwam brullend op hen af. “Grooaaaaaarrrr! Wrraaaawrraaarraaaaa!” Hij was woest en wild. Sterrenman schoot bliksem naar hem. De Hork werd verblind. Hij viel om als een dronken beer. En toen Woeoeoessj! vloog Gigaman om hem heen. Hij ging zo snel als een raket. Hij maakte een wer velwind. De wind blies de Hork omhoog. Daarna deed Geckogirl Sssjlakkk! met haar tong. Ze greep de Hork vast. En Tjakk! met een klap trok ze hem op de grond.
32
33
Daar lag hij op de grond, de Blauwe Hork. “Auhw! Auhw!” huilde hij. “Hou op! Ik geef me over!” “Jaaa!” riepen Rober t, Pim en ik. “Hou maar op! Jullie hebben gewonnen! Het spel is uit!” “Jongens!” zei Gigaman. “Het is geen spel!” “Jawel!” zei Pim. “Bekijk hem maar eens goed.”
De superhelden keken naar de Hork. “Maar … maar …!” stotterde Geckogirl. “Nee, nee, nee!” riep Gigaman. “Ik geloof het haast niet!” “Het is … het is echt …” stamelde Sterrenman.
35
“Jep!” kreunde de Kwaaie. “Ik ben het! Help me overeind, wil je?” De Kwaaie zag er echt goed uit. Net als de echte Blauwe Hork. We hadden hem erg goed verkleed. We bonden eerst kussens om hem heen. Daarna maakten we hem van top tot teen blauw. Ik vond vooral de pruik erg goed. We hadden hem van een vies oud kleedje uit de schuur gemaakt. We legden uit hoe het was gegaan. Hoe ner veus de Kwaaie werd van hun geklier. En hoe we het spoor hadden gemaakt. Dat we de sleutel in de boom hadden gelegd. En hoe we de Kwaaie als Blauwe Hork hadden verkleed.
36
37
“Jullie moeten weten waar het echt om gaat.”
“Geen van jullie is de beste. In je eentje zijn jullie best goed.”
“Maar samen kan niemand jullie verslaan. Dan zijn jullie de beste! Net als wij!”
“Begrepen?!”
De superhelden knikten verlegen. Ze beloofden nooit meer te zullen klieren en vechten. 38
En ze hielden het vol, wel een hele dag. Maar de dag daarna … “Laten we weer iets doen zoals gisteren!” zei Geckogirl. “De Kwaaie verkleedt zich als een beroemde ster. En de drie Besten zijn kleine trollen. De trollen ontvoeren de ster en ik …” “Nee, anders!” zei Gigaman toen. “De Kwaaie verstopt zich in het bos. In een hol. Ik vlieg door het bos en vind hem en jullie …” “JIJ vindt hem?” riep Sterrenman. “Dat is ook niet eerlijk!”
39
We kwamen erachter hoe het is om echte superhelden te hebben. Het is lang niet zo leuk als in de strips. In het echt is het zo: Superhelden moeten iets spannends te doen hebben. Anders worden het etters. Maar we hebben er iets op gevonden. Elke dag gaan we met de helden naar de speeltuin. Daar kunnen ze zich uitsloven tot ze moe zijn. En geloof me, dan is er pas rust in de tent.
40
Vaantjes is een serie leesboeken voor jonge lezers vanaf 7 jaar. De verhalen hebben humor, zijn zeer toegankelijk geschreven en prachtig geĂŻllustreerd. Voor kinderen die moeite hebben met lezen, zijn de Meeluisterboeken erg geschikt; Ingesproken op mee-lees tempo. Lezen en luisteren tegelijk. Kijk op makkelijklezen.nl