Woordjes Stampen voor Anderstaligen 1

Page 1

je 2 k NTboe p l hu

Anneke Koorn

WOORDJES STAMPEN voor anderstaligen

VanDorp Educatief



Anneke Koorn

NT2 hulpboekje

WO OR DJ ES STA M PE N voor anderstaligen

VanDorp Educatief


Dit is een uitgave van: Uitgeverij VanDorp Educatief Postbus 42 3956 ZR Leersum

e-mail: info@vandorp.net website: www.vandorp.net

Omslag ontwerp: Eric Jan van Dorp Vertalingen: M. Atalay (Tr), M. Klaassen (En), E. Poggio (Fr) ISBN 978 90 77698 18 1 NUR 114 © 2007/2016 Anneke Koorn © 2007/2016 Uitgeverij VanDorp Educatief (deze uitgave) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden opgeslagen of vermenigvuldigd op welke wijze dan ook, zonder de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de uitgever.


In de serie NT2 hulpboekjes zijn ook verschenen: Nederlandse grammatica voor anderstaligen Anneke Koorn - ISBN 90 77698 019 Dit praktische boekje geeft korte en duidelijk uitleg van de belangrijkste Nederlandse grammaticaregels in vier talen: Nederlands, Engels, Frans en Turks. Het is bedoeld als naslagwerk voor anderstaligen die bezig zijn met het leren van de Nederlandse taal. Na een korte uitleg van een grammaticaregel, volgen enkele voorbeeldzinnen. Ook wordt een aantal belangrijke regels, zoals het gebruik van lidwoorden, ontkenning en zinsvolgorde, in schema's verduidelijkt. Kijk op: www.nederlandsalstweedetaal.nl

Woordvolgorde van de Nederlandse taal Marja Paalman - ISBN 90 77698 167 Dit praktische geeft korte en duidelijke uitleg over de woordvolgorde van de Nederlandse taal. De uitleg is in vier talen: Nederlands, Engels, Frans en Turks. Het is bedoeld als naslagwerk voor anderstaligen die bezig zijn met het leren van de Nederlandse taal. Na een korte uitleg van de regel, volgen steeds enkele voorbeeldzinnen. Bij het boekje is ook een oefenboekje te downloaden. Kijk op: www.nederlandsalstweedetaal.nl

3



Leer 800 woorden in 30 dagen

Een taal leren begint bij het verwerven van een basiswoordenschat. Met behulp van dit boekje leert u systematisch elke dag 2 keer 10 woorden rond een bepaald thema. De thema’s zijn: • • • • • • • • •

getal en tijd natuur kleding leren en werken verkeer en vervoer de winkel eten en drinken wonen gezond en ziek

Bovendien leert u elke dag 1 werkwoord met de belangrijkste vervoegingen. Zo leert u dus dagelijks 26 woorden. In het laatste hoofdstuk vindt u nog eens een compleet overzicht van alle geleerde werkwoorden met de vervoegingen. Na een week dan laat u zich overhoren door iemand anders. Kent u alle woorden, dan gaat u door naar de volgende week. Maakt u nog veel fouten, dan herhaalt u eerst de woorden van die week en probeert u de toets nogmaals. Na 30 dagen, kent u de 800 belangrijkste woorden voor uw basiswoordenschat.

5


Learn 800 new words in 30 days

To learn a language, you have to start by learning some basic vocabulary. This booklet will help you every day to systematically learn 2 x 10 new words based on a specific theme. The themes are:: • • • • • • • • •

numbers and time nature clothes education and work traffic and transport shopping food and drink accommodation health and illness

You will also learn 1 verb and the most important forms of conjugation every day. This means that you will learn 26 new words every day. The last chapter includes a complete list of all the verbs you have learned, plus their conjugation. At the end of each week, you can ask someone you know to test you. If you know al words, you can continue with the next week’s vocabulary. If you do not, you simply review the vocabulary from that week and then test again.

6


Apprenez 800 mots en 30 jours

l’apprentissage d'une langue commence par l'acquisition d'un vocabulaire de base. A l'aide de ce petit livre, vous apprenez chaque jour systématiquement 2 fois 10 mots autour d'un thème défini. Les thèmes sont: • • • • • • • • •

le nombre et l'heure la nature les vêtements apprendre et travailler le trafic et les transports le magasin manger et boire habiter en bonne santé et malade

De plus, vous apprenez chaque jour un verbe avec ses principales conjugaisons. Vous apprenez ainsi 26 mots par jour. Dans le dernier chapitre, vous trouvez une liste complète de tous les verbes appris avec leurs conjugaisons. Après une semaine, vous pouvez alors demander à une personne de votre entourage de vous interroger sur les mots appris. Après 30 jours, vous connaissez les 800 mots les plus importants pour votre vocabulaire de base.

7


30 günde 800 kelime ögreniniz

Bir dilin ögrenilmesi temel kelime hazinesinin ögrenilmesiyle baslar. Bu kitapçigin yardimiyla sistemli bir sekilde her gün 2 kez belli bir konuyla ilgili 10 kelime ögreneceksiniz. Konular sunlardir: • • • • • • • • •

le nombre et l'heure la nature les vêtements apprendre et travailler le trafic et les transports le magasin manger et boire habiter en bonne santé et malade

Ayrica her gün en önemli çekimleriyle 1 fiil ögreneceksiniz. Yani bu sekilde her gün 26 kelime ögrenmis olacaksiniz. Son bölümde bütün ögrenilen fiilleri çekimleriyle toplu bir halde bulabilirsiniz. Otuz gün sonra temel kelime hazineniz için en önemli 800 kelimeyi bileceksiniz.

8


Hoe leert u de woorden? 1.

Lees het woord. Staat de vertaling niet in uw taal? Zoek de vertaling op in een woordenboek en schrijf het achter het woord.

2.

Kent u de betekenis van het woord niet? Zoek deze dan eerst op.

3.

Lees het woord hardop.

4.

Kijk goed naar het woord.

5.

Schrijf het woord op.

6.

Controleer het. Niet goed? Doe het nog een keer.

7.

Maak een zin met het woord.

8.

Schrijf de zin op.

9.

Controleer het. Of laat het controleren door iemand anders. Niet goed? Doe het nog een keer.

10.

Kijk naar de andere woorden van hetzelfde thema.

11.

Schrijf woorden die bij elkaar horen in groepjes van 2, 3 of 4 naast elkaar op.

12.

Herhaal elke dag de woorden van de dagen ervoor.

13.

Maak na elke week de toets op internet.

14.

Gebruik de geleerde woorden zoveel mogelijk.

15.

Zoek in kranten, folders, op tv, op internet naar de geoefende woorden.

16.

Leer de woorden zoveel mogelijk in de context: lees de zin waarin het woord staat.

9


What is the best way to learn new vocabulary? 1.

Read the word. If the translation is not in your own language, look it up in a dictionary and fill in the translation next to the Dutch word.

2.

If you do not know the meaning of the word, look it up.

3.

Read the word out loud.

4.

Study the word closely.

5.

Write it down.

6.

Check the spelling. Is it correct? If not, write it again.

7.

Make a sentence using the word.

8.

Write down the sentence.

9.

Check it, or ask someone else to check it. Is it correct? If not, write it again.

10.

Study the other vocabulary from the same theme.

11.

Write down words that belong together in groups of 2, 3 and 4 words.

12.

Review every day the vocabulary from previous days.

13.

At the end of each week, take the Internet test.

14.

Use the vocabulary you have learned as much as possible.

15.

Look for the vocabulary you have already learned in the newspaper, in brochures, on TV and on the Internet.

16.

Learn the vocabulary in context as much as possible: read the whole sentence that contains the new word.

10


Comment apprenez-vous les mots? 1.

Lisez le mot. la traduction ne figure pas dans votre langue? Cherchez-la dans un dictionnaire et écrivez-la après le mot.

2.

Vous ne connaissez pas la signification du mot? Commencez alors par la chercher.

3.

Lisez le mot à haute-voix.

4.

Regardez bien le mot.

5.

Ecrivez le mot.

6.

Contrôlez-le. Pas correct? Recommencez.

7.

Faites une phrase avec le mot.

8.

Ecrivez la phrase.

9.

Contrôlez-la. Ou faites la contrôler par une autre personne. Pas correcte? Recommencez.

10.

Regardez les autres mots du même schéma.

11.

Ecrivez les mots de la même famille en groupe de 2, 3 ou 4 les uns après les autres.

12.

Répétez chaque jour les mots du jour précédent.

13.

Faites après chaque semaine le test sur internet.

14.

Utilisez le plus possible les mots appris.

15.

Cherchez les mots appris dans les journaux, les dépliants, à la télévision, sur internet.

16.

Apprenez les mots autant que que possible dans le contexte: lisez la phrase où se trouve le mot.

11


Kelimeleri nasil ögreneceksiniz? 1.

Kelimeyi okuyunuz. Kelimenin dilinizde tercümesi yazmiyor mu? Tercümesini sözlükte arayip kelimenin arkasina yaziniz.

2.

Kelimenin anlamini bilmiyor musunuz? Bunu ilk önce arayiniz.

3.

Kelimeyi yüksek sesle okuyunuz.

4.

Kelimeye iyi bakiniz.

5.

Kelimeyi yaziniz.

6.

Kontrol ediniz. Iyi degil mi? Bir daha tekrarlayin.

7.

Kelimeyle bir cümle kurunuz.

8.

Cümleyi yaziniz.

9.

Kontrol ediniz ya da baskasina kontrol ettiriniz. Sayet dogru degilse bir daha tekrarlayiniz.

10.

Ayni konunun diger kelimelerine bakiniz.

11.

Grup olusturan 2, 3 ya da 4 kelimeyi grup halinde yan yana yaziniz.

12.

Hergün önceki günlerin kelimelerini tekrarlayiniz.

13.

Her bir haftanin sonunda internet’te testi yapiniz.

14.

Ögrenilen kelimeleri mümkün oldukça çok kullaniniz.

15.

Gazetelerde, brosürlerde, televizyonda veya internette çalisilan kelimeleri arayiniz.

16.

Kelimeleri mümkün oldukça baglaminda ogreniniz: kelimenin bulundugu cümleyi okuyunuz.

12


Woordjes stampen


Dag 1

Leer de volgende 20 woorden Getal en tijd

Numbers and time

Le nombre et l'heure

één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien

one two three four five six seven eight nine ten

un deux trois quatre cinq six sept huit neuf dix

tellen ik tel wij tellen

to count I count we count

compter je compte nous comptons

Natuur

Nature

La nature

de mens de man de vrouw het kind de jongen het meisje de baby het dier de hond de kat

the person the man the woman the child the boy the girl the baby the animal the dog the cat

l'être humain l'homme la femme l'enfant le garçon la fille le bébé l'animal le chien le chat

lopen ik loop wij lopen

to walk I walk we walk

marcher je marche nous marchons

14


Dag 1

Leer de volgende 20 woorden Getal en tijd

Sayi ve zaman

één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien

bir iki üç dört bes alti yedi sekiz dokuz on

tellen ik tel wij tellen

saymak sayiyorum sayiyoruz

Natuur

Doga

de mens de man de vrouw het kind de jongen het meisje de baby het dier de hond de kat

Insane erkek kadin çocuk oglan kiz bebek hayvan kopek kedi

lopen ik loop wij lopen

yürümek yürüyorum yürüyoruz

15


Dag 2

Leer de volgende 20 woorden Kleding

Clothes

Les vêtements

de jas de trui de bloes de riem de broek de rok de jurk de sok het t-shirt het overhemd

the coat / jacket the pullover the blouse the belt the (pair of) trousers the skirt the dress the sock the T-shirt the shirt

la veste le pull-over le chemisier la ceinture le pantalon la jupe la robe la chaussette le t-shirt la chemise

aantrekken ik trek aan wij trekken aan

to put on I put on we put on

mettre je mets nous mettons

Leren en werken

Education and work

Apprendre et travailler

de tafel de stoel het bureau het boek het schrift het potlood de pen de leerkracht de leerling de student

the table the chair the desk the book the notebook the pencil the pen the teacher the pupil the student

la table la chaise le bureau le livre le cahier le crayon le stylo l'enseignant l'élève l'étudiant

leren ik leer wij leren

to learn I learn we learn

apprendre j'apprends nous apprenons

16


Dag 2

Leer de volgende 20 woorden Kleding

Kiyafet

de jas de trui de bloes de riem de broek de rok de jurk de sok het t-shirt het overhemd

palto kazak bluz kemer pantalon etek elbise çorap tisört gömlek

aantrekken ik trek aan wij trekken aan

giymek giyiyorum giyiyoruz

Leren en werken

ögrenmek ve çalismak

de tafel de stoel het bureau het boek het schrift het potlood de pen de leerkracht de leerling de student

masa sandalye yazi masasi kitap defter kursun kalem kalem ögretmen ögrenci ögrenci

leren ik leer wij leren

ögrenmek ögreniyorum ögreniyoruz

17


Dag 3

Leer de volgende 20 woorden Verkeer en vervoer

Le trafic et les transports le bus le tram le train la voiture le vélo le métro

het vliegtuig de boot/het schip de veerpont het station

Traffic and transport the bus the tram the train the car the bike the metro-subwayunderground the plane the boat /the ship the ferry the train station

rijden ik rijd wij rijden

to drive I drive we drive

conduire je conduis nous conduisons

De winkel

The shop

Le magasin

de winkel de betaling de aankoop de bestelling de bakker de slager de supermarkt de koopavond het winkelcentrum

the shop the payment the purchase the order the baker the butcher the supermarket late night shopping the shopping centre

le magasin le paiement l'achat la commande le boulanger le boucher le supermarché la nocturne le centre commercial

kopen ik koop wij kopen

to buy I buy we buy

acheter j'achète nous achetons

de bus de tram de trein de auto de fiets de metro

18

l'avion le bateau le bac la gare


Dag 3

Leer de volgende 20 woorden Verkeer en vervoer

Trafik ve tasimacilik

de bus de tram de trein de auto de fiets de metro het vliegtuig de boot/het schip de veerpont het station

otobüs tramvay tren araba bisiklet metro uçak bot/gemi feribot istasyon

rijden ik rijd wij rijden

sürmek sürüyorum sürüyoruz

De winkel

Dükkân

de winkel de betaling de aankoop de bestelling de bakker de slager de supermarkt de koopavond het winkelcentrum

dükkân ödeme satin alinan mal siparis firinci kasap süpermarket alisveris aksami alisveris merkezi

kopen ik koop wij kopen

satin almak satin aliyorum satin aliyoruz

19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.