29 minute read

Onverwacht en KleurrijkDe oudste jurk van Nederland

De meerwaarde van onverwachte (schat) vondsten binnen Malta-onderzoek

Bij de opgraving van het vroege ijzertijd grafveld Slabroekse Heide op de Maashorst tussen Oss en Uden (N.-Br.) kwam in 2010 een rijk inhumatiegraf aan het licht. De persoon was bijgezet in een houten grafkamer, samen met spectaculaire bronzen en ijzeren sieraden, toiletartikelen en … enkele unieke fragmenten textiel. Na de zorgvuldige opgraving en conservering van de textielvondsten en een uitgebreide reeks analyses weten we nu, ruim tien jaar later, dat deze afkomstig waren van een rood en blauw geblokte wollen jurk van bijna 2800 jaar oud. Een onverwachte ‘schatvondst’ binnen een regulier AMZ-onderzoek die letterlijk kleur geeft aan de Nederlandse ijzertijd.

Een ‘regulier’ grafveld uit de vroege ijzertijd

Bij aanvang van het onderzoek was de verwachting dat er sprake was van een ‘regulier’ grafveld uit de vroege ijzertijd (800-500 v. Chr.). Tijdens de opgraving kwamen we ook de gebruikelijke crematiebegravingen tegen. Een aantal maal waren de crematieresten bijgezet in een urn, in andere

2 - Het inhumatiegraf is uitvoerig en gedetailleerd opgegraven waarbij meer dan tien niveaus zijn gedocumenteerd (linksboven vlak 2; rechtsboven vlak 6; rechtsonder vlak 12; linksonder vlak 13) gevallen vermoeden we dat de resten zijn bijgezet in een textielen doek in een kuil. Eén graf bevatte een bijgift: een onverbrande, ijzeren armband die tussen de crematieresten was ‘geplaatst’ (Jansen e.a. 2021). Het geheel sluit aan op de begravingen die Remouchamps van het Rijksmuseum van Oudheden hier in 1923 al opgroef. Hij vond 38 urnen inclusief een incidentele grafgift bestaande uit aardewerken potjes, Eierbecher en een paardenbit (Remouchamps 1924).

Bij het onderzoek in 1923 waren de heuvellichamen nog duidelijk zichtbaar; het merendeel van de sleuven doorsnijdt dan ook het centrum van een of meerdere heuvels. Daarnaast tekenden zich rondom een deel van de heuvels duidelijke kringgreppels af. Dat was in 2005 en 2010 anders. Door het egaliseren van de heuvels en het decennialang ploegen van de akker resteerde in veel gevallen nog slechts de bodem- vorming onder de voormalige sporen. Desondanks werden meerdere kringgreppels, palenkransen en een enkelvoudige palenrij opgetekend, naast een aantal sterk verploegde grafkuilen (Jansen e.a. 2021) (figuur 1).

Eén kuil met houtskool bevatte ten slotte een inhumatiegraf, gelegen binnen een grafveld dat uiteindelijk meer dan honderd kleine heuvels omvatte.

Onverwacht: een bijzonder inhumatiegraf uit de vroege ijzertijd

Op het eerste gezicht was er sprake van een ondefinieerbare verkleuring van de grond; een langgerekte kuil met houtskool en een enkel scherfje. De keuze om de kuil handmatig te verdiepen in plaats van te couperen is achteraf de juiste gebleken.

Nauwkeurig is de kuil in lagen van enkele centimeters verdiept, voortdurend begeleid met een metaaldetector. Alle dertien vlakken zijn gefotografeerd en een groot aantal niveaus is zorgvuldig opgetekend (figuur 2).

Op de bodem van de kuil tekende zich een lijksilhouet af, gelegen tussen twee houten balken die aan het voeten- en hoofdeinde dwars in de grafkamer lagen. De overledene, waarschijnlijk een vrouw, is gestrekt op de rug bijgezet en vervolgens afgedekt met aangekoolde, eikenhouten balken die in de lengte van de kuil zijn gelegd.

Op verschillende plaatsen ‘bij’ het lijksilhouet stuitte de metaaldetector op een reeks van metalen objecten: bronzen arm- en enkelbanden, haarringen van bronsdraad bij het hoofd, twee spelden en een set toiletgerei die ‘op’ het lichaam lag (Van der Vaart-Verschoof e.a. 2021a) (figuur 3). Ten slotte zijn, dankzij de conserverende werking van het metaal, zowel bij de arm- als bij de enkelbanden fragmenten textiel

3 - De grafgiften uit het inhumatiegraf van Uden-Slabroekse Heide, inclusief enkele van de fragmenten textiel bewaard gebleven; een unieke vondst voor deze periode, zeker op de zandgronden.

Opgraving en onderzoek van vroege ijzertijd textielresten

De metalen vondsten zijn als blokken uit het graf gelicht. Op basis van röntgenonderzoek zijn de objecten onder geconditioneerde omstandigheden opgegraven, gestabiliseerd en geconserveerd (figuur 4). De ‘mini’-opgravingen zijn uitvoerig gedocumenteerd en vastgelegd, inclusief het bemonsteren en conserveren van de textielresten.

Het onderzoek van de textielresten heeft tot een aantal bijzondere resultaten geleid. Als eerste is vastgesteld dat de wollen stof in een keperbinding was geweven.

Dit gebeurde vermoedelijk op een staand weefgetouw. Het gebruik van dergelijke weefgetouwen was wijdverbreid, getuige de vele vondsten van weefgewichten in ijzertijdnederzettingen. Het ruitpatroon ontstaat doordat bij het weven de ‘verticale’ draden (schering) en de daardoor heen geweven ‘horizontale’ draden (inslag) in groepjes van acht draden van 0,8 mm dikte in twee kleuren zijn afgewisseld (Van der Vaart-Verschoof e.a. 2021b).

Maar welke kleuren werden er gebruikt?

Na bijna 2800 jaar waren de oorspronkelijke kleuren verdwenen; het blokkenpatroon bestond nog slechts uit tinten bruin. Onderzoekers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hebben monsters van twee draden die te onderscheiden waren op ‘kleur’ onderzocht met chromatografische technieken (figuur 5). De donkere draden bleken oorspronkelijk geverfd met een rode kleurstof, gemaakt van Poolse cochenilleschildluizen. De andere draden waren blauw geverfd met kleurstof uit de wedeplant (Proaño Gaibor en Joosten 2020; Van der Vaart-Verschoof e.a. 2021b). De wedeplant kwam waarschijnlijk lokaal voor, van de schildluizen is het onduidelijk of die hier voorkwamen of dat ze uit andere delen van Europa werden geïmporteerd.

De fragmenten wollen stof uit het inhumatiegraf bestonden dus uit een geweven ruitpatroon van minimaal twee kleuren. De datering in de vroege ijzertijd is een van de oudste aanwijzingen voor het gebruik van rood en blauw in heel Europa (Hofmann-De Keijzer 2016). De grafcontext en locatie wijzen er ten slotte op dat de textielfragmenten deel uitmaakten van een kledingstuk. Maar kunnen we ook de vorm van het kledingstuk achterhalen?

Van fragmenten textiel naar de oudste jurk van Nederland!

Op basis van hun kennis over spin- en weeftechnieken en het verven van wol hebben medewerkers van het preHistorisch Dorp in Eindhoven een reconstructie gemaakt. Voor het kledingstuk is bijna 10 kilometer draad gesponnen en geverfd waarvan een lap stof is geweven van 380 bij 120 centimeter. De afmetingen komen overeen met de breedte van een rij weefgewichten in een kuil die gevonden is in de ijzertijdnederzetting Maastricht-Cannerberg (Meurkens 2016, 233), al zijn er ook vondsten bekend van bredere weefgetouwen (Grömer 2016a).

Aanwijzingen voor de vorm van het kledingstuk ontbreken. De locatie van de textielfragmenten – bij de enkels en polsen – maakt enkel duidelijk dat het kledingstuk een lange rok en lange mouwen heeft gehad. Uiteindelijk is gekozen voor een jurk met geplooide rok maar een reconstructie van een los jak en rok is niet uit te sluiten. Het kledingstuk komt overeen met zeldzame afbeeldingen op situlae uit de vroege en midden-ijzertijd. Die laten met name driehoekige rokken zien, met een smalle taille en een rok die naar de zoom toe wijd uitloopt (Rösel-Mautendorfer 2016; Grömer 2016b).

4 - De bronzen sieraden zijn inclusief de textielfragmenten als blokken gelicht (links) en onder geconditioneerde omstandigheden opgegraven bij restauratieatelier Restaura (rechts)

De reconstructie maakt de moeilijk te herkennen vondsten tastbaar. Het textiel is vanuit wetenschappelijk oogpunt uniek, maar is weinig aansprekend voor het publiek. De jurk maakt de vondsten herkenbaar en geeft een aansprekende en kleurrijke inkijk in de ‘mode’, en daarmee in het dagelijkse leven, van 2800 jaar geleden (figuur 6). Ze illustreert het verhaal dat de textielfragmenten vertellen; een betekenisvol en mogelijk persoonlijk kledingstuk dat, samen met de sieraden, bijdroeg aan de (dagelijkse) identiteit van de drager.

Onverwachte (schat)vondsten in Malta-onderzoek: kosten maar vooral baten

De jurk vormt een bijzondere vondst voor de Nederlandse prehistorie. Textiel- vondsten uit de brons- en ijzertijd zijn in Nederland, maar ook daarbuiten, zeldzaam; het kwetsbare materiaal wordt zelden teruggevonden. Het gebruik van kleur in de prehistorie is eveneens een bijzondere vondst, als mede het feit dat we een onderbouwde reconstructie kunnen maken van een kledingstuk uit de vroege ijzertijd.

Het inhumatiegraf viel echter buiten de archeologische verwachting zoals die voorafgaand aan het onderzoek geschetst was in het Programma van Eisen. Op basis van het proefsleuvenonderzoek werden überhaupt geen graven verwacht. Inhumatiegraven vormen daarnaast een zeldzaam fenomeen in vroege ijzertijdgrafvelden en inhumatiegraven met rijke grafgiften en textielresten zijn nog zeldzamer. Er is dan ook sprake van een niet verwachte schatvondst binnen een regulier AMZ-onderzoek.

Het onverwachte karakter zorgt er enerzijds voor dat opgraving, conservering en uitwerking niet begroot zijn, anderzijds is er sprake van een hoge wetenschappelijke (meer)waarde die juist vraagt om een gedegen en gedetailleerde opgraving en uitwerking. Juist dergelijke ‘schatvondsten’ als het inhumatiegraf van Slabroekse Heide leiden tot nieuwe kennis en inzichten in het verleden naast de bekende verhalen. In dit geval over een kledingstuk dat letterlijk kleur geeft aan het verleden. Daarnaast bestaan dergelijke onverwachte vondsten vaak uit voor het publiek aansprekende voorwerpen, wat in dit geval pas duidelijk werd na uitgebreid onderzoek en een reconstructie.

5 - In het textiel zijn de verschillend gekleurde draden van het weefsel duidelijk zichtbaar

Zonder de intensieve en nauwgezette opgraving – vier archeologen en studenten hebben een week aan het spoor gewerkt – en een uitgebreide reeks analyses door medewerkers van verschillende instituten, studenten en specialisten uit binnen- en buitenland, hadden we dit verhaal niet kunnen vertellen. Het is naar onze mening dan ook essentieel dat dergelijke onverwachte en veelal niet te prospecteren ‘schatvondsten’ uitvoering kunnen worden onderzocht tijdens en na de opgraving op basis van de nieuwste onderzoekstechnieken. Het is daarom belangrijk om binnen de huidige tendens van routinematig en gestandaardiseerd onderzoek ruimte te creëren voor verdiepend, vraaggestuurd en vernieuwend onderzoek van vondsten van (inter) nationaal belang. Dergelijk onverwacht onderzoek gaat vaak gepaard met (relatief) hoge kosten maar leidt uiteindelijk tot nog hogere wetenschappelijke, publieke en maatschappelijke baten. De unieke jurk van Slabroekse Heide toont dat aan!

Literatuur

- Grömer, K., 2016a. The art of prehistoric textile making, the development of craft traditions and clothing in Central Europe, Veröffentlichungen der Prähistorischen Abteilung (VPA) 5, Vienna, 279.

- Gromer, K., 2016b. Representations of clothing on situlae, in: K. Grömer (red.), The art of prehistoric textile making, the development of craft traditions and clothing in Central Europe, Veröffentlichungen der Prähistorischen Abteilung (VPA) 5, Vienna, 398-403.

- Hofmann-de Keijzer, R., 2016. Dyeing, in: K. Grömer (red.), The art of prehistoric textile making, the development of craft traditions and clothing in Central Europe, Veröffentlichungen der Prähistorischen Abteilung (VPA) 5, Vienna, 140-169.

Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden 5, 69-76.

- Rösel-Mautendorfer, H., 2016. Sewing and tailoring, in: K. Grömer (red.), The art of prehistoric textile making, the development of craft traditions and clothing in Central Europe, Veröffentlichungen der Prähistorischen Abteilung (VPA) 5, Vienna, 216-240.

- Van der Vaart-Verschoof, S., R. Jansen, Q. Bourgeois en W. Verschoof-Van der Vaart 2021a. Buiten de norm? Een ‘rijk’ inhumatiegraf in het vroege ijzertijdgrafveld Uden-Slabroekse Heide, in: R. Jansen en S. van der Vaart-verschoof (red.), Heuvels op de Heide. Bronstijd grafheuvels, een ijzertijd urnenveld met elite inhumatiegraf en graven uit de Romeinse tijd op de Slabroekse Heide bij Uden, Leiden, 129-152.

De kleine geschiedenis van Rotterdam.

AUTEUR

Paul van de Laar UITGAVE THOTH

Details

Gebonden, 144 pagina’s, geïllustreerd, ISBN: 978-90-6868-835-1

PRIJS

€ 16,95 in 1962 de grootste haven van de wereld, een status die het sinds 2004 niet meer heeft. Maar dat heeft er niet toe geleid dat Rotterdammers minder groot willen denken, want het is de overtreffende trap die hen drijft. Of het nu gaat om de hoogste gebouwen of de uitgestrektheid van Maasvlakte 2, veroverd op de zee.

Rotterdam is van oorsprong een middeleeuwse stad. Maar deze associatie heeft vrijwel niemand met deze modernste skylinestad van Nederland. Rotterdam heeft niet zoveel op met zijn verre verleden, tenzij het past in het succesverhaal van de wereldhavenstad. Rotterdam transitopolis, de stad die al vóór 1914 figureerde in de ranglijst van wereldhavensteden.

- Jansen, R., A. Louwen, A. van den Broek en C. van der Linde, 2021. Heuvels op de Heide. Het vroege ijzertijdgrafveld Slabroekse Heide opnieuw opgegraven, in: R. Jansen en S. van der Vaart-Verschoof (red.), Heuvels op de Heide. Bronstijd grafheuvels, een ijzertijd urnenveld met elite inhumatiegraf en graven uit de Romeinse tijd op de Slabroekse Heide bij Uden, Leiden, 71-128.

- Meurkens, L., 2016. Dynamics in Iron Age Habitation, in: I.M. van Wijk (red.) Settlement dynamics on the Cannerberg. Archaeological Research of Bandkeramik and Iron Age settlements (Archol Rapport 300), Leiden, 217-240.

- Proaño Gaibor, A. en I. Joosten 2020. Princess grave Uden-Slabroekse Heide. Dyestuff and fibre analyses of Iron Age textiles, RCE Research Report No. 2019-088, Amsterdam: Cultural Heritage Agency of the Netherlands, Cultural Heritage Laboratory.

- Remouchamps, A.E., 1924. Opgravingen van een urnenveld te Uden,

- Van der Vaart-Verschoof, S., K. Grömer, A. Proaño Gaibor, I. Joosten, D. de Looff, Y. Lammers-Keijsers, J. Nientker, B. Reissland, R. Jansen, P. Schoorl en A. Reurink 2021b. Gekleurd gekleed. Textiel uit een bijzonder inhumatiegraf uit de vroege ijzertijd bij Uden-Slabroekse Heide, in: R. Jansen en S. van der Vaart-verschoof (red.), Heuvels op de Heide. Bronstijd grafheuvels, een ijzertijd urnenveld met elite inhumatiegraf en graven uit de Romeinse tijd op de Slabroekse Heide bij Uden, Leiden, 203-216.

De wetenschappelijke publicatie over het onderzoek naar dit grafveld, ‘Heuvels op de Heide. Bronstijd grafheuvels, een ijzertijd urnenveld met elite inhumatiegraf en graven uit de Romeinse tijd op de Slabroekse Heide bij Uden’ (red. Richard Jansen & Sasja van der Vaart-Verschoof) is verkrijgbaar via Sidestone Press: https://www.sidestone.com/books/heuvels-op-de-heide.

Eerder is al een publieksboek over het onderzoek verschenen, uitgegeven door Matrijs en Staatsbosbeheer. ‘Verleden van een bewogen Landschap’ is geredigeerd door Richard Jansen en Klaas van der Laan en verkrijgbaar via Matrijs:https://www.matrijs.com/ Verleden-van-een-bewogen-landschap.-Landschaps-en-bewoningsgeschiedenis-van-de-Maashorst.html

Die globale maritieme connecties voedden niet-Nederlandse aspiraties om zich tot vooruitstrevendste stad van Nederland te ontwikkelen. Het terreurbombardement van mei 1940 schiep onbedoeld licht, lucht en ruimte voor deze ambitie. De naoorlogse welvaartsstad werd nationaal en internationaal geprezen om zijn voortvarendheid, veerkracht en vitaliteit. Dankzij de petroleumindustrie werd Rotterdam

Het huidige kosmopolitische Rotterdam wordt niet gemeten in aantallen gestapelde zeecontainers, maar in de diversiteit van de Rotterdammers. Ook zonder de zuigende werking van de haven kiezen zij deze stad als permanente of tijdelijke woonplek. Met elkaar schrijven deze Rotterdammers mee aan een nieuw script van de toekomstige wereldhavenstad. n

AUTEURS

Jaap Evert Abrahamse en Reinout Rutte UITGAVE THOTH

DETAILS

Gebonden, 80 pagina’s, rijk geïllustreerd, ISBN: 978-90-6868-840-5

PRIJS

€ 29,95

Deze

atlas beschrijft de ruimtelijke ontwikkeling van Amsterdam aan de hand van een reeks historische en nieuw getekende kaarten, vanaf het begin tot onze tijd, vanuit internationaal perspectief. Amsterdam wordt vergeleken met onder meer Venetië, Londen, Parijs en Wenen. Amsterdam ontstond rond 1200 als havenstadje op de plek waar de Amstel uitmondde in het IJ en groeide in de zestiende eeuw uit tot centrum van Holland. In de Gouden Eeuw ontwikkelde het zich tot een machtige handelsmetropool met wereldwijde connecties. In deze tijd verrees de beroemde grachtengordel, vonden ingrijpende veranderingen plaats in de bestaande stad en werd het landschap in de wijde omgeving naar de eisen van de stad ingericht met droogmakerijen en buiten- plaatsen. Na een periode van stagnatie volgde op de opening van het Noordzeekanaal in 1876 hernieuwde groei, die resulteerde in grootschalige uitbreidingen en binnenstedelijke veranderingen. In de twintigste eeuw was Amsterdam een van de eerste grote steden ter wereld die werd gepland onder invloed van modernistische ideeën over licht, lucht en ruimte. In die tijd ontstond een reeks tuinsteden, culminerend in de stad van de toekomst, de Bijlmermeer. De meest recente stadsuitbreidingen vinden plaats op een reeks kunstmatige eilanden in het IJ, maar het meest opvallend zijn de succesvolle herontwikkeling van voormalige haventerreinen en de opkomst van een internationaal zakencentrum op de Zuidas, nabij de luchthaven Schiphol. n

Queen compleet.

AUTEURS Benoît Clerc

UITGAVE

Wbooks

DETAILS

Gebonden, 528 pagina’s, 334 afbeeldingen, ISBN: 978-94-6258-432-7

PRIJS

€ 49,95

De imposante carrière vol ups en downs van gitarist Brian May, drummer Roger Taylor, bassist John Deacon en de flamboyante zanger Freddie Mercury. Beleef het hele muzikale avontuur van Queen opnieuw met zeldzame anekdotes, interviewfragmenten, songteksten en honderden iconische foto’s in kleur en zwartwit. Reis mee van de eerste single Keep Yourself Alive naar het laatste nummer dat door Freddie Mercury werd geschreven A Winter’s Tale, via het onvergetelijke Bohemian Rhapsody tot samenwerkingen met Paul Rodgers en Adam Lambert. Queen compleet is een onmisbaar naslagwerk voor de fans.

Art Nouveau in Nederland.

AUTEURS Bé Lamberts

UITGAVE

Noordboek

DETAILS

Hardcover, 416 pagina’s, ISBN: 978-90-5615-689-3

PRIJS

€ 49,90

WeWill Rock You, Another One Bites the Dust en I Want to Break Free. Monsterhits van de briljante en tijdloze band Queen. Queen compleet vertelt chronologisch gearrangeerd en met groot oog voor detail het verhaal van de 15 legendarische albums en 188 hits.

Het nieuwste deel in de bestsellerserie over de grootste muzikanten uit de popgeschiedenis, waaronder The Beatles, Bob Dylan en Jimi Hendrix. n

Debloeitijd van de Art Nouveau rond het fin de siècle was kort maar hevig. Na jarenlang een buitenbeentje in de Nederlandse bouwkunst te zijn geweest, kwam in de jaren zestig de herwaardering voor de Art Nouveau op gang. Inmiddels wordt het belang van Art Nouveau voor de ontwikkeling van de bouwkunst algemeen erkend en neemt de interesse voor deze bijzondere, flamboyante stroming in de architectuur toe. In Art Nouveau in Nederland neemt Bé Lamberts u mee langs een groot aantal opmerkelijke zaken, die aansporen om bijzondere architectuur ter plekke te bekijken en die verwondering oproepen over dit waardevolle, maar zo kwetsbare erfgoed. Bé Lamberts studeerde kunst- en architectuurgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij werkte als onderzoeker en medewerker monumentenzorg bij diverse overheidsinstellingen en organisaties. n

UITGAVE

Waanders

UITGAVE Waanders

DETAILS

Paperback, 176 pagina’s, ca. 150 afbeeldingen,

ISBN: 978-94-6262-407-8

PRIJS

€ 29,95

Inde negentiende eeuw waren het de Franse kunstenaars, van de School van Barbizon tot het (post)impressionisme, die het voortouw namen om niet meer een verzonnen of geïdealiseerde natuur te schilderen, maar de echte natuur. Ze trokken met hun schilderkist naar buiten om de omringende natuur en het wisselde licht vast te leggen in een palet dat steeds lichter en helderder werd van toon. Tegelijkertijd veranderen ook hun opvattingen over hoe die werkelijkheid het best weergegeven kan worden en zien we in hun werk geleidelijk al een vooruitwijzing ontstaan naar de abstracte kunst.

Die frisse wind in de (natuur)schilderkunst waait vanuit Frankrijk ook naar Nederland en België, en vice versa. Grote namen als Monet, Cézanne, Pissarro, Maris, en Van Gogh komen voorbij, maar ook minder bekende, zoals die van de Belgische schilder Emile Claus.

Aan de hand van een elftal artikelen en meer dan honderdvijftig afbeeldingen gaat de lezer met de kunstenaars mee op pad, de natuur in. Over vriendschappen tussen schilders, hun schildermaterialen, de lijsten die ze om hun werken kozen, de relatie tussen kunst en literatuur en nog veel meer. n

AUTEUR Sieger Vreeling

UITGAVE Verloren

DETAILS

Paperback, 228 pagina’s, rijk geïllustreerd.

ISBN: 978-90-8704-962-1

PRIJS

€ 29,00

De maatschappij veranderde vanaf circa 1850 ingrijpend en de architectuur veranderde mee. Er werden talloze nieuwe gebouwtypen gebouwd. In de overzichtswerken van de architectuurgeschiedenis worden de fundamentele veranderingen niet of nauwelijks behandeld. De architectuur wordt beschreven aan de hand van de bouwstijlen. Achter de gevel gebeurde echter veel meer. n

DETAILS

Gebonden, 160 pagina’s, geïllustreerd met 120 afbeeldingen in kleur, ISBN: 978-94-6262-411-5

PRIJS

€ 24,95

Je kon er aan het eind van de negentiende eeuw niet omheen: weelderige illustraties van feeërieke vrouwen, ritmisch gestileerde bloemen en planten, zwierige lijnen. Als een van de meest invloedrijke en gevierde kunstenaars in het fin-desiècle in Parijs, creëerde Alphonse Mucha (1860-1939) een onderscheidende stijl die synoniem is gaan staan voor de art nouveau. Zijn populaire affiches en illustraties behoren rond 1900 tot de hoogtepunten van deze internationale stijl.

In samenwerking met de Mucha Foundation toont dit boek een ruime selectie van zijn werk. n

Den Haag 1945-1970.

Mooie stad achter de duinen.

AUTEUR

Dick Brongers

UITGAVE

WBooks

DETAILS

Gebonden, 144 pagina’s, ca. 140 afbeeldingen in zw/w, ISBN: 978-94-6258-456-3

PRIJS

€ 24,95

DenHaag 1945-1970 | Mooie stad achter de duinen schetst een intrigerend beeld van het naoorlogse leven in de Hofstad. De stad ontwikkelt zich in razend tempo tot een internationale ‘wereldstad aan zee.’ Den Haag weet uit de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog te herrijzen.

Wederopbouw en een toenemende welvaart gaan hand in hand. Den haag is het toneel van vele fascinerende ontwikkelingen in de samenleving.

De gehavende stad krabbelt op, herbouwt en breidt uit. Zo zijn de polders Escamp en Mariahoeve jarenlang één grote bouwpunt om voor zoveel mogelijk huisvestingsmogelijkheden te zorgen. Den Haag is een stad van ambtenaren en wordt ondertussen steeds multicultureler. Ook jongeren laten van zich horen, zij eisen meer en meer hun plek op in de maatschappij. Foto’s uit die tijd zijn grotendeels bewaard gebleven in het Haags Gemeentearchief en tonen de ongekende veerkracht van die ‘mooie stad achter de duinen’. In Den Haag 1945-1970 wordt het dagelijk leven in Den Haag op herkenbare wijze in beeld gebracht en zal bij menigeen gevoelens van nostalgie oproepen.

Het zesde deel van de succesvolle reeks Nederland in de wederopbouw. n

JR Chronicles.

Uitgave

Wbooks i.s.m. Groninger Museum

DETAILS

Hardcover, 240 pagina’s, 165 afbeeldingen in kleur en zw/w, ISBN: 978-94-6258-470-9

PRIJS

€ 29,95

DeFranse kunstenaar JR maakt al meer dan twintig jaar grote kunstwerken in de openbare ruimte. Door (soms illegaal) gebouwen, pleinen en muren te beplakken met metershoge portretfoto’s geeft hij zichtbaarheid aan mensen die vaak genegeerd worden. Zo krijgen zij, inwoners van arme wijken, vrouwen, ouderen, immigranten of minderheden, een podium voor hun verhaal.

JR: Chronicles brengt de meest iconische projecten van JR bijeen. Muurcollages, (portret)foto’s en registraties van het beplakken geven een beeld van zijn indrukwekkende carrière: van de vroege graffitikunst die hij als tiener in Parijs maakte, tot zijn maatschappelijke projecten en monumentale kunstwerken op gebouwen in steden verspreid over de wereld. Hoewel JR’s identiteit niet veel verder wordt onthuld dan zijn initialen, maken we kennis met zijn werkwijze, motivatie en positiviteit. Met humor, een kritisch geluid en de kracht van het beeld, zet JR mensen en media op scherp. Wie eenmaal oog in oog heeft gestaan met de street art van JR, kijkt daarna ook met een andere blik naar zijn eigen samenleving. Hét boek bij de gelijknamige tentoonstelling in Groninger Museum. n

Echte van hilversum.

AUTEURS

Max Cramer, Arie den Dikken, Anton Groot, Annette Koenders, Ineke Marx-van Daal, Rob Marx, Harry van der Voort

UITGAVE

Verloren

DETAILS

Gebonden, 272 pagina’s, rijk geïllustreerd, ISBN: 978-90-8704-948-5

PRIJS € 30,00

Vanwege Vincent.

Hilversum wordt vaak aangeduid als het Mekka van de jonge bouwkunst in Nederland. Tien jaar lang hebben 7 specialisten onderzoek gedaan naar 50 architecten.

In deel 1 van de 4-delige reeks komt de periode 1850-1915 aan bod. In deze tijd oefende de overheid grote invloed uit op de ontwerpen.

Er verschijnen vier delen, die elk los €30 kosten. Wie de set van 4 delen ineens bestelt, betaalt €100 en krijgt de boeken telkens direct bij verschijnen toegezonden. Het laatste deel verschijnt in november 2022. n

De Hemelbouwer; Een biografie van Eise Eisinga

AUTEUR

A. Dijkstra

UITGAVE Noordboek RECENSENT

Rolf Wisseling

DETAILS

Gebonden (met stofomslag), 198 pagina’s, geïllustreerd met afbeeldingen

In zw/w en kleur, noten, literatuur, ISBN 978-90-5615-789-0

PRIJS

€ 22,50

AUTEUR

Ron Dirven

UITGAVE

Wbooks i.s.m. Stedelijk Museum Breda

DETAILS

Gebonden, 220 afbeeldingen in kleur, ISBN: 978-94-6258-476-1

PRIJS

€ 29,95

Vincent van Gogh werd onafgebroken geïnspireerd door zijn geboortestreek West-Brabant; door de natuur en het eenvoudige boerenleven. Het Vincent van GoghHuis heeft de afgelopen tien jaar bijna 150 kunstenaars uit verschillende windstreken, zowel jonge talenten als gevestigde namen, uitgenodigd om een tijdlang te werken op de geboorteplek van Van Gogh om zich door de sfeer van deze plaats te laten inspireren. De uitkomsten van deze residenties zijn bijzonder divers. Iedereen vindt weer een ander aspect uit het leven en werk van Van Gogh om op te reageren.

Tot op de dag van vandaag volgen ze in zijn voetsporen en brengen ze hommage aan de kunstenaar uit Zundert. Vanwege Vincent komen zij tot nieuwe kunst.

In Vanwege Vincent wordt teruggekeken naar de tien jaar dat in Zundert dit AiR (Artist in Residence) programma loopt. De bijdragen van de kunstenaars, fotografen, filmers, schrijvers en vormgevers die deelnamen aan het programma laten zien dat Vincent van Goghs invloed op de kunsten nog altijd groot is. De tentoonstelling is van 18 december 2021 tot en met 1 mei 2022 te bezoeken in het Stedelijk Museum Breda. n

Het tweede kwart van de 18de eeuw kan worden beschouwd als de tijd waarin de strijd tussen het denken over een ondoorgrondelijke Goddelijke almacht en de door natuurwetenschappen bevestigde menselijke ratio definitief in het voordeel van het laatste zou worden beslist. De laatste bladzijden van het aloude Boek der Natuur werden omgeslagen, terwijl de ‘Inleiding’ van Newtons Principia (= Mathematical Principles of Natural Philosophy; 1686/7 // 1713) en de Verlichting zich onstuitbaar over Europa verspreidden.1 Newton zette de wereld op zijn kop met natuurwetten, wetten die theoretisch waren afgeleid van de geobserveerde natuur, maar die praktisch voorspellende betekenis bleken te hebben. Newton bereikte binnen enkele tientallen jaren de universiteiten en zijn zonnestelsel en die van Huygens en anderen werden in boeken afgedrukt en frequent als wetenschappelijke (tafel)modellen of curiosa geconstrueerd. De Friese stad Franeker was al vroeg gezegend met een kleine universiteit, die er gevestigd is geweest van 1585 tot 1811. De intellectuele infrastructuur van deze academie straalde in de 18de eeuw ook uit naar de Friese bevolking, waarvan de meest ontwikkelde amateurs en autodidacten vanaf de vroege 20ste eeuw wel ‘boerenprofessoren’ zijn genoemd. Onder hen waren instrumentmakers die zich ook verdiepten in wiskunde en astronomie en die een secundair, niet academisch netwerk onderhielden.2 Dit netwerk ging langzaamaan ten onder na het opheffen van de universiteit.

In de schaduw van de Franeker academie en de Verlichting kwam in de jaren 1774-1781 een planetarium tot stand, dat tot op de dag van vandaag (vrijwel ononderbroken) de standen van de zon, van (onze) maan en van de zes op dat moment bekende planeten van ons zonnestelsel nauwkeurig aanwijst.3 De ontwerper en constructeur van het planetarium in Franeker was zo’n niet-academische ‘professor’. Het was ene Eise Eisinga, die meestal wolkammer wordt genoemd. Van de hand van wetenschapshistoricus A. Dijkstra verscheen enkele maanden geleden een biografische schets van Eisinga. Hieruit moet blijken dat Eisinga toch een iets andere persoon is geweest, dan twee eeuwen lang in een wat romantisch beeld - en bezien door een waas van mythen - werd gedacht. We zullen kijken of de auteur hierin in voldoende mate is geslaagd.

Het ontstaan van het planetarium wordt algemeen in verband gebracht met het begin 1774 in Friesland en elders rondgaande gerucht dat de wereld op 8 mei van dat jaar zou vergaan. Deze catastrofe zou het gevolg zijn van de (overigens correcte,) astronomische berekening dat er een optische samenstand was in het sterrenbeeld Ram van ‘onze’ Maan en de vier planeten Mercurius, Venus, Mars en Jupiter. De door velen gevreesde conjunctie verliep echter zonder gevolgen en raakte in de vergetelheid. Hoe het zij, het hemelverschijnsel zou ook Eise (Jeltes) Eisinga hebben gefascineerd en het zou hem er in datzelfde jaar toe hebben gebracht in zijn woning een planetarium te bouwen. In hoeverre deze opvatting klopt, valt – bij gebrek aan een steekhoudende bron –niet met zekerheid te achterhalen, maar de in noot 2 bedoelde Zuidervaart heeft er zijn bedenkingen bij. Verder moet op dit punt in deze recensie worden opgemerkt dat Dijkstra in zijn Inleiding meerdere mythen opsomt die het beeld van Eisinga zouden hebben beïnvloed. Ze zijn samen te vatten onder drie noemers: 1. Hij genoot weinig onderwijs, maar hij zou toch meerdere (nooit in druk verschenen) wiskundeboeken hebben geschreven, 2. Hij zou – in het verlengde van wat hiervoor is geschreven - zijn planetarium hebben geconstrueerd om de massale onrust rondom de ondergang van de wereld onder de Friese bevolking te ontzenuwen en tevens zou hij het instrument zonder hulp van buitenaf hebben gebouwd, 3. Hij zou, als wolkammer, een ‘eenvoudige ambachtsman’ zijn geweest. Dijkstra stelt dan: “Dit boek zal op meer punten het geromantiseerde beeld van Eisinga bijstellen. Uit tientallen, voorheen onbekende, brieven en andere bronnen viel een beeld te construeren van het leven van Eise Eisinga, zijn opleiding, zijn financiële positie, zijn bedrijf en zijn politieke activiteiten.” [vet: R.W.] (pp. 10-13)

Hij gaat dan flink aan de slag om die geromantiseerde opvattingen over Eisinga te bestrijden, maar het lijkt er soms op dat hij het tegen zijn eigen stroman opneemt. De mythen – en ook ermee verbonden verhalen - komen namelijk voor een deel voort uit Dijktra’s eigen koker. Als die mythen al bestaan, dan zijn ze te wijten aan gepopulariseerde weergaven van contemporaine bronnen en literatuur. Maar in zulke laat-18de- en vroeg-19deeeuwse boeken, artikelen en kranten - en tot en met de latere biografische uitgaven en herdenkingsbundels – steeds wordt uitgegaan van de échte bronnen. En wie die meer of minder uitgebreide teksten tot zich heeft genomen, ziet dan ook niet zo veel ‘verrassende nieuwe inzichten in het leven van de Hemelbouwer en het ontstaan van het Planetarium’ als hij hoopte. Dijkstra zegt dit boek geschreven te hebben ‘als wetenschapper, maar met een zo breed mogelijk publiek voor ogen.’ Dat is uiteraard prima, maar dit ontslaat hem niet van de verplichting man en paard te noemen, onder het motto ‘ere wie ere toekomt’. En voldoende duidelijk maken dat een flink deel van het materiaal dat wordt gepresenteerd soms al 90 jaar of meer geleden in druk is verschenen, behoort tot dit ‘man en paard noemen’. De mogelijk grootste misser is het niet noemen van Samuel Gessner, die in 2014 uitgebreid onderzoek verichtte naar geschiedenis en techniek van het planetarium. Uw recensent is van mening dat Dijkstra’s opmerking ‘In een publicatie in voorbereiding doe ik uitgebreid verslag van mijn wetenschappelijke studie naar Eisinga’, al in de eerste alinea’s van deze biografie had moeten staan - en niet pas in de allerlaatste. (pp. 187, 188) Dit gezegd hebbend, nu over naar de feitelijke inhoud van deze uitgave: wie was die Hemelbouwer Eise Eisinga dan wel helemaal? En vooral: krijgen we hierop bevredigend zicht en heeft Dijkstra zich voldoende in de persoon en in zijn context weten te verplaatsen?

Eise Eisinga (geboren in 1744 te Dronrijp; overleden in 1828 te Franeker) was op grond van familietraditie wolkammer van professie. In weerwil van de naam, waren wolkammers echter niet in de eerste plaats handwerkslui, maar ook en vooral tamelijk welvarende handelaren en fabrikanten in (wollen) garens en textiel. Dit verklaart mede het feit dat zowel zijn vader, een broer en Eise in de gelegenheid waren zich te verdiepen en te bekwamen in het ‘buitenaardse’ – zoals in wiskunde, mechanica en astronomie. Eise Eisinga’s wereld was dan ook veel groter dan die van een kleine neringdoende, in wiens bestaan geen geld of gelegenheid kon bestaan voor escapades en ‘hobbyisme’. Eise’s vader, zelf bemiddeld meester-wolkammer, liet hem al jong kennismaken met de beginselen van astronomie en mechanica en verder ging Eise naar de dorpsschool. Vervolgens kreeg hij vanaf 1759 in Franeker les in aritmetica, geometrie en later in astronomie van ene Willem Wytzes. (p. 44: echt blauwverver / wolkammersknecht?) Vanaf die tijd ontstonden verschillende handschriften op wiskundig en astronomisch terrein, waarvan de mythe zegt dat ze door Eisinga’s zelfstudie in de periferie van de universiteit zijn ontstaan. Dijkstra laat echter zien dat ze de directe neerslag vormden van onderwijs: ze zijn aantekeningen voor eigen gebruik van een ijverige en leergierige schooljongen. Zo toont hij met enige goedgekozen voorbeelden aan dat Eisinga’s schrijfsels en schetsen nauwgezette kopieën zijn van bladzijden uit een leerboek Natuurkunde van ene Benjamin Martin. (pp. 45-50) Hier helpt Dijkstra dus echt een mythe naar de maan. In 1768 trouwde Eise Eisinga met Pietje Jacobs en vestigde het paar zich in het door zijn ouders voor hun gekochte huis De Ooijevaar in het hart van Franeker. Hier werd een wolkammerij ingericht – vermoedelijk in het achterhuis - en enkele jaren later werd ook Eisinga’s planetarium hier gerealiseerd. Die andere mythe, namelijk dat een poging tot ontzenuwing van alom heersende paniek voor een naderend ‘Armageddon’ de directe aanleiding voor Eisinga’s bouw van een planetarium zou zijn geweest, is als sneeuw voor de zon verdwenen doordat hiervoor - ook volgens Dijkstra - nooit bewijs is gevonden. Hier staat tegenover dat de mythe dat Eisinga nooit hulp kreeg bij de constructie, gemakkelijk is te weerleggen, zo stelt Dijkstra. Hij doet dit dan op basis van bronnen, maar de eerder genoemde Van Swinden schreef al in 1780 dat Eise’s vader en een ‘uurwerkmaker’ enkele specialismen voor hun rekening namen. Dijkstra voegt eraan toe dat bronnen duidelijk maken dat ook Eise’s broer Stephanus hem bijstond. Weinig nieuws onder de zon dus, behalve dat hij nog oppert: “En het lijkt aannemelijk dat bij het ophangen van de grote tandwielen en het plaatsen van nieuwe balken in zijn huis nog meer mensen geholpen hebben.” De laatste, maar wel heel belangrijke mythe die Dijkstra noemt en ontzenuwt, is die waarin Eisinga is neergezet als een eenvoudige ambachtsman. Maar bronnen en literatuur hebben er vanaf de laatste decennia van de 18de eeuw geen twijfel over laten bestaan dat hij een vooraanstaand lid was van de Franeker samenleving was. Deze mythe – zo die al bestaat – is een vrij modern verzinsel, dat mogelijk valt te herleiden naar het tegenwoordig weinig meer begrepen bedrijf van ‘wolkammer’. In een Jaarboek der Bataafsche Republiek (1796) worden ‘Wolkammers of Fabriqueurs in Sayetten’ over één kam geschoren en wordt in één oogopslag duidelijk dat zij ondernemers zijn - en geen eenvoudige arbeiders. Fabrikeurs hielden ruwweg het midden tussen entrepreneurs en kooplieden. In de eigentijdse literatuur noemt men hem consequent ‘burger(man)’. Een ambachtsman of een handwerksman, dát was Eisinga bepaald niet - en al helemaal niet ‘een eenvoudige’. Dat blijkt ook in het vervolg van Dijkstra’s boek. Zo speelde Eise Eisinga vanaf het midden van de jaren ‘70 een voorname rol in de armenzorg en het stedelijk bestuur van Franeker. (Hierop wordt nog teruggekomen.) En ook onderhield hij een netwerk van zakelijke contacten, waarvoor hij onder meer regelmatig naar steden als Amsterdam, Rotterdam en Leiden moet zijn gereisd. Dit laatste komt overigens niet zo goed uit de verf in Dijkstra’s betoog en het wordt ook niet geschraagd met bewijs. Indirect bestaat zulk bewijs echter wel degelijk. Zo schreef Van Swinden in 1780 dat Eisinga jaarlijks voor zaken naar Leiden reisde.

Dijkstra verhaalt verder over het feit dat Eisinga’s planetarium vanaf de voltooiing een tijdje wereldnieuws was en dat er in de loop der jaren duizenden hooggeplaatste, ook buitenlandse bezoekers te gast waren. Al gauw volgden echter de politieke en sociale verwikkelingen van de Patriottische en de Franse tijd. Eisinga was toen, net als veel andere prominente inwoners van Franeker, een overtuigd patriot (en daarmee een anti-orangist!) – wat onder meer inhield dat hij waarde hechtte aan – wat we nu zouden noemen – een ‘democratischer’ bestuur. Het patriottisme vierde midden jaren 1780 hoogtij in Franeker. Maar in 1787 keerden de kansen ten voordele van de Oranjegezinden, met als direct gevolg dat een groot aantal patriotten naar Frankrijk of naar een van de Duitse vorstendommen vluchtte. Ook Eise Eisinga, die eerst in het Duitse Steinfurt en daarna, tot medio 1790, in Gronau in ballingschap ging. Eerst toen waagde hij het terug te keren naar de Nederlanden – zij het niet naar Friesland. En terecht, zoals in april van het volgende jaar bleek, want in Visvliet, een gehucht aan de grens van Groningen met Friesland, werd hij gearresteerd en vervolgens in Leeuwarden veroordeeld tot vijf jaar verbanning uit Friesland. Dit werd het begin van een periode van drie jaar waarin hij in datzelfde Visvliet zijn activiteiten in de textiel oppakte. De zaken namen evenwel opnieuw een andere wending toen patriottische vrijkorpsen in 1795 weer in het zadel werden geholpen door Franse invasielegers en Eisinga plotseling kon terugkeren naar Franeker. Een puntje van kritiek is hier echter op zijn plaats. Het lijkt alsof Dijkstra dit deel van zijn Eisingabiografie als nieuw ontgonnen terrein presenteert, maar dat is nogal bezijden de waarheid. De meeste schetsen van zijn levensloop laten de periode 1787-1795 misschien iets minder gedetailleerd zien, maar ze gaan er bepaald niet aan voorbij. In 1928 is er zelfs uitgebreid geciteerd uit bronnen. De omwenteling van 1795 leidde intussen wel tot een nieuwe glorieuze periode in Eisinga’s leven, ook al bleven verschillende van zijn dromen en ambities onvervuld. Een beoogd, tweede, maar belangrijk groter planetarium is er bijvoorbeeld niet gekomen4 en ook de (gedeelde) aanstelling als curator van de universiteit van Franeker bleek uiteindelijk een hap gebakken lucht. Hier staat tegenover dat Eisinga direct bij het begin van deze fase van zijn leven terugkeerde in publieke ambten, zoals in de stadsregering van Franeker en in het provinciaal bestuur. En hij schopte het hierbij zelfs tot ‘Den Haag’: in de jaren 1796 en 1798 was hij afgevaardigde in de Nationale Vergadering namens Friesland! (pp. 103-147) En dan – was hij wellicht een van de vele opportunistische windvanen? - ook na de ineenstorting van het Franse gezag, in 1813, hield Eisinga zich staande. Vooral zijn ‘Broederschap van de Orde van de Nederlandsche Leeuw’ en het bezoek van Koning Willem I aan het planetarium, in 1816 resp. 1818, betekenden erkenningen van zijn uitzonderlijke kwaliteiten en verdiensten. De waardering werd uiteindelijk geformaliseerd door overname van het huis met planetarium door het Rijk – voor het destijds formidabele bedrag van 10.000 gulden! - na een Koninklijk Besluit van december 1825.5 De echte transactie vond overigens pas ruim negen maanden later plaats, op

4 oktober 1826. Kort hierna verhuisde Eise Eisinga naar het buurhuis aan de rechterzijde van de poort en steeg, waarna een volgende generatie de feitelijke zorg voor het planetarium kreeg.6 Hiermee was in één klap Eisinga’s grootste wens in vervulling gegaan: het veiligstellen van zijn instrument.7 Nadat de ontwerper en constructeur op 27 augustus 1828 was overleden, bleef zijn naam bekend dankzij het naar hem vernoemde ‘(Koninklijk) Eise Eisinga Planetarium’.

Tot slot nogmaals de vraag: krijgen we met deze uitgave een bevredigend zicht op wie Eise Eisinga was en heeft Dijkstra zich hiertoe voldoende in de persoon en in zijn context weten te verplaatsen? Wat de maatschappelijke context betreft – de Verlichting en de Patriottentijd als meest markant – wordt de lezer voldoende bediend. Hiernaast bracht Dijkstra veel historisch materiaal (opnieuw) aan het licht en weet hij een interessante en goed leesbare biografische schets van het leven van Eise Eisinga te presenteren. Met opzet – schets – want deze uitgave lijkt nog maar een summiere inkijk in ’s mans leven te bevatten. Dat komt enerzijds doordat de auteur zich niet altijd ten diepste verplaatste in het karakter van zijn onderwerp en hem meer als een ‘object’ ten tonele voert dan dat hij hem ‘subjectief waarneemt’. Eisinga komt hierdoor iets minder van het papier los dan haalbaar zou zijn geweest. Diens karakter en de ontwikkeling ervan in de loop van zijn lange leven komen maar moeizaam uit de verf. Was hij een wat in zichzelf gekeerde brombeer, een wellevende echtgenoot (en /)of een toegewijde vader – het wordt helaas niet zo duidelijk. Twee voorbeelden om dit te verduidelijken. Toen Eisinga in 1787 uit Franeker en Friesland vluchtte, liet hij zijn (eerste) vrouw en kinderen achter. Waarom? En ook: wat was de reden voor het onder voogdijschap van familie blijven van die kinderen, nadat zij was overleden (juli 1788), terwijl hijzelf, tamelijk dichtbij - in het Groningse Visvliet – een nieuw bedrijf was begonnen? Was dat usance bij verbanning? Ook als de beschikbare bronnen weinig of niets zeggen over zijn echtgenote en over het waarom hiervan, dan zou een biograaf toch moeten gaan ‘graven’ – of zelfs moeten beginnen met interpreteren of speculeren. Binnen datgene wat Dijkstra erover te berde brengt, staat centraal Eisinga’s verzuchting dat hij ‘liever arm en berooid naar Franeker [zou] terugkeren, dan als een rijk man […] in de vreemde om te swerven […]’. Maar deze verzuchting staat te midden van een technisch vertoog en ze wordt gevolgd door een zin vol zelfmedelijden, die beide geen plaats kregen bij Dijkstra.8 Het beeld dat hiermee ongewild blijft hangen, is dat Eise Eisinga wellicht een tikkeltje monomaan was – of zelfs een nerd - zoals Dijkstra wel heeft geopperd. Om die indruk te nuanceren, zou een ‘empathisch’ artikel kunnen dienen dat op naam staat van ene Maurits Goldsmid.

Deze helaas incompleet gebleven levensbeschrijving verscheen in het tijdschrift De Navorscher en betrof Eisinga’s jaren 1744-1790.9 En hiernaast moet zeker ook genoemd worden de boeiende, maar helaas niet op trefwoord doorzoekbare website http://www.eiseeisingadeverlichtinginnede.nl Samenvattend: zoals de auteur zelf al aangaf, is dit nog niet de definitieve biografie en is hij bezig met een ‘uitgebreid verslag van [zijn] wetenschappelijke studie naar Eisinga.’ Tot het verschijnen van dat verslag, is de voorliggende uitgave vooral een handzame update van grotendeels bekende feiten, die in de oorspronkelijke drukwerken echter minder gemakkelijk te vinden zijn. Te hopen valt dat in het nog te verschijnen verslag Eisinga’s zielenroerselen en beweegredenen wat meer worden uitgediept of geïnterpreteerd. Niettemin: De Hemelbouwer; Een biografie van Eise Eisinga is een fijn boek voor een breed publiek. De belangstelling zal groeien nu het planetarium in januari jl. is voorgedragen voor erkenning als Werelderfgoed.

Noten

1 Enkele relevante teksten zijn hier via een (verkorte url digitaal benaderbaar gemaakt: https://tinyurl. com/2p8t7ucy ; https://nl.wikipedia.org/wiki/ Verlichting_(stroming)

2 https://tinyurl.com/4cb9n8hm (=2012) Deze is overigens sceptisch ten aanzien van de uitzondelijke kwaliteiten van Eisinga’s planetarium.

3 Enige relevante teksten betreffende Eise Eisinga en het planetarium - waarnaar hier soms wordt verwezen - zijn te benaderen via: https://tinyurl.com/574y-

Colofon

Vitruvius is een informatief, promotioneel, onafhankelijk vaktijdschrift dat beoogt kennis en ervaring uit te wisselen, inzicht te bevorderen en belangstelling te kweken voor de vakgebieden archeologie, cultuurlandschap, monumenten, immaterieel erfgoed en volkscultuur.

DIGITAAL ABONNEMENT

Digitaal abonnement (4 nrs./p.jr.)

Particulier EUR 50,- (incl. btw)

Bedrijfsabonnement EUR 60,- (excl. btw)

4kcc (=1780) https://tinyurl.com/449dxp37 (=1928) ; https://tinyurl.com/4yrwzrfs (=2002)

4 Er zijn wel enkele kleinere hemelmodellen van hem bekend, waarvan er één is opgesteld in Franeker.

5 De verkoop aan het Rijk had veel meer voeten in de aarde dan Dijkstra doet geloven. Mulder de Ridder (=2002) bestrijdt ook de juistheid van de elders wel genoemde datum van 28 december 1825 (van deze dag bestaan geen K.B.’s) en vermeldt als juiste datum 20 december 1825. De koopsom van 10.000 gulden werd in tien jaarlijkse termijnen voldaan en werd verhoogd met enige extra faciliteiten en bedragen.

6 E. Havinga e.a. (=1928), 55.

7 In 1859 kwamen het huis en het kunstwerk in bezit van de stad Franeker. Overigens verwierf het pas in 2006 het predicaat ‘Koninklijk’; in dat jaar werden Eise Eisinga en het planetarium ook opgenomen in de ‘Canon van Nederland’ (https://www.canonvannederland.nl/nl/eiseeisinga).

8 E. Havinga, e.a. (=1928), 174, 175, 196. Slechts op één andere plaats worden de kinderen genoemd, nl. in de brief uit Gronau, van 16 maart 1790. “[…] de Kostelijke [= kostbare] tijd die ik tans moet doorbringen Sonder ijets tot nut van mij en mijn Kinderen te kunnen doen […]”

9 M. Goldsmid (1939, 1940), ”Eise Eisinga, een zeer bequaam en aanmerckelíjk Man,” In: De Navorscher […], 88e jrg., pp. 276-288 ; 89e jrg., pp. 1-14. n

REDACTIE

Blijdenstijn, R.

Cramer, drs. M.A.

Diederiks, R.P.H.

Niemeijer, drs. A.F.J.

Verschuure-Stuip, Mw. dr. ir. G.A.

Vreeze, dr. ir. N. de

FREQUENTE BIJDRAGEN

Van Hellenberg Hubar, Mw. dr. B.C.M. en Coenen, Mw. M.

© Copyrights Uitgeverij Educom, April 2022, ISSN 1874-5008.

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd met welke methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

This article is from: