Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 3
P채r Lagerkvist
Barabbas Roman Vertaald door Greta Baars-Jelgersma en Rolv Ravn
Met een nawoord van Tjerk de Reus
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
16:06
Pagina 4
Barabbas is het zesde deel in de reeks Christelijke klassieken: literaire romans die zijn geïnspireerd door het christelijk gedachtegoed. Onder verantwoordelijkheid van Coen Verboom en Tjerk de Reus.
© Uitgeverij Kok – Utrecht, 2013 Postbus 13288, 3507 LG Utrecht www.kok.nl De eerste druk van deze Nederlandse vertaling verscheen in 1981 bij Uitgeverij Agathon, Bussum. Vertaling Greta Baars-Jelgersma en Rolv Ravn Omslagillustratie Honoré Daumier,‘Ecco Homo’ (1852) Omslagontwerp Marion Rosendahl en Wim van de Hulst Opmaak binnenwerk ZetSpiegel, Best ISBN 978 90 435 2156 7 ISBN e-book 978 90 435 2157 4 NUR 302 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 5
1
IEDEREEN WEET HOE ZE daar aan het kruis hingen en wie om hem geschaard stonden: Maria, zijn moeder en Maria van Magdala, Veronica en Simon van Cyrene, die het kruis had gedragen, en Jozef van Arimathea, die hem in doeken had gewikkeld. Maar een eind lager op de helling, een beetje terzijde, stond een man onafgebroken te kijken naar hem die daar boven hing te sterven, en volgde zijn doodsstrijd van begin tot einde. Zijn naam was Barabbas en dit boek gaat over hem. Hij was een man van ongeveer dertig, fors gebouwd maar met een geelbleke gelaatskleur, een rossige baard en zwart haar. Zijn wenkbrauwen waren eveneens zwart, zijn ogen lagen te diep naar binnen, alsof zijn blik zich het liefst wilde verbergen. Onder het ene oog had hij een diep litteken dat gedeeltelijk onder zijn baard schuilging. Maar het doet er weinig toe hoe een mens eruitziet. Hij was de mensenmenigte helemaal van het pretorium af door de straten gevolgd, maar bleef op een afstand, een eindje achter de anderen aan. Toen de uitgeputte rabbi onder de last 5
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 6
van het kruis in elkaar was gezakt, had hij even gewacht en was een poosje blijven staan om niet te dicht bij de plek te komen waar het kruis lag, en toen hadden ze die Simon genomen en hem gedwongen het kruis te dragen. Er waren niet veel mannen onder de menigte, behalve natuurlijk de Romeinse soldaten; het waren vooral vrouwen die de ter dood veroordeelden volgden, en verder een heleboel kinderen die er altijd bij waren en het als een kijkspel beschouwden wanneer iemand die gekruisigd zou worden door hun straat werd geleid. Maar ze waren al snel uitgekeken en keerden naar hun spel terug na eerst nog een blik geworpen te hebben op de man die achter de anderen aan kwam en een lang litteken over zijn ene wang had. Nu stond hij hier boven op de galgenberg te kijken naar degene die aan het middelste kruis hing. Hij kon zijn ogen maar niet van hem afwenden. Hij had eigenlijk helemaal niet mee de berg op willen gaan, want alles was hier onrein, vol besmetting, en wie de onzalige en verdoemde plek betrad, zou ongetwijfeld iets van zichzelf achterlaten en zodoende gedwongen kunnen worden ernaar terug te keren – en dan om er voor altijd te blijven. Overal lagen schedels en beenderen verspreid en omgevallen, halfvergane kruisen die niet langer konden worden gebruikt, maar die toch niet werden weggehaald, omdat niemand iets van deze plek wilde aanraken. Waarom stond hij hier? Hij kende die man immers niet, had niets met hem te maken. Wat moest hij hier op Golgotha, hij die vrijgelaten was? Het hoofd van de gekruisigde hing voorover en hij ademde zwaar, het zou wel gauw met hem afgelopen zijn. Het was geen forsgebouwde man. Zijn lichaam was mager en vel over been, zijn armen waren tenger alsof ze nooit enige arbeid 6
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 7
hadden verricht. Een eigenaardige man. Zijn baard was dun en zijn borst helemaal onbehaard, als bij een jongen. Hij vond hem niet sympathiek. Van het ogenblik af dat hij hem op de binnenplaats van de burcht voor het eerst had gezien, had hij gevoeld dat er iets bijzonders met die man was, al zou hij niet kunnen zeggen wat het was; hij had het alleen zo gevoeld. Hij meende nog nooit van zijn leven zo iemand te hebben gezien, al was het waarschijnlijk ook toe te schrijven aan het feit dat hij rechtstreeks uit de donkere kerker was gekomen en zijn ogen nog niet aan het licht gewend waren. Daardoor zag hij hem eerst als het ware omgeven door een verblindend schijnsel. Vlak daarop was het schijnsel natuurlijk verdwenen en werd zijn gezichtsvermogen weer normaal. Zijn ogen zagen toen weer alles, niet alleen hem die daar eenzaam op de binnenplaats van de burcht stond. Maar hij was nog steeds van oordeel dat er iets heel eigenaardigs met die man was, dat hij anders was dan alle anderen. En het kwam hem volkomen onbegrijpelijk voor dat die man een gevangene was en evenals hijzelf ter dood was veroordeeld. Dat kon hij maar niet begrijpen. Niet dat hij er iets mee te maken had‌ maar hoe konden ze nu zo iemand veroordelen? Het was immers duidelijk dat hij onschuldig was. Ja, en toen was die man weggeleid om gekruisigd te worden‌ en hemzelf hadden ze de boeien afgedaan en gezegd dat hij in vrijheid werd gesteld. Daar kon hij natuurlijk niets aan doen. Dat was natuurlijk hun zaak. Ze konden kiezen wie ze wilden, dat stond hun volkomen vrij, en het was nu toevallig zo gelopen. Ze waren beiden ter dood veroordeeld, maar een van hen zou in vrijheid worden gesteld. Hij was zelf verbaasd geweest over hun keuze. Terwijl men hem van de ketenen had bevrijd, had hij de ander tussen de soldaten in, met 7
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 8
het kruis al over de schouder, door de poort zien verdwijnen. Hij was blijven staan en had door de verlaten ingang naar buiten gekeken. Toen had de schildwacht hem een duw gegeven en tegen hem geschreeuwd: ‘Wat sta je daar nou te staren, maak dat je wegkomt, je bent vrij!’ En toen was hij wakker geschrokken en door dezelfde poort naar buiten gegaan. Toen hij de ander moeizaam zijn kruis dragend de straat had zien uitlopen, was hij hem gevolgd. Waarom wist hij niet. En ook niet waarom hij hier urenlang naar de kruisiging en de lange doodsstrijd had staan kijken, hoewel hij er helemaal niets mee te maken had. Maar zij, die daar boven om het kruis geschaard stonden, hadden er toch ook niet hoeven te zijn? Tenzij ze het uit eigen vrije wil deden. Niets dwong hen toch mee naar boven te gaan en zich met onreinheid te bezoedelen? Het waren vast familieleden en goede vrienden van hem. Vreemd, dat ze er zich helemaal niet om schenen te bekommeren dat ze onrein werden. Die vrouw was zeker zijn moeder, al leek ze helemaal niet op hem. Maar wie zou eigenlijk wel op hem kunnen lijken? Zij leek zo op het eerste gezicht een niet al te vriendelijke en stugge boerenvrouw. Af en toe streek ze met de rug van haar hand over haar mond en langs haar neus, omdat ze haar tranen haast niet kon bedwingen. Maar ze huilde niet. Ze treurde niet zoals de anderen en keek ook met andere ogen naar hem op. Ja, dat zou wel zijn moeder zijn. Zij zou vermoedelijk het meeste medelijden met hem hebben, hoewel het aan de andere kant ook leek of ze hem verweet dat hij daar hing en het zo ver met hem was gekomen, dat hij gekruisigd werd. Maar Hij zou het er op een of andere manier wel naar gemaakt hebben dat hij hiertoe was veroordeeld, al zag hij er ook nog zo rein en onschuldig uit, en zij kon dat zeker niet goedkeuren. Zij 8
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 9
wist natuurlijk dat hij onschuldig was, ze was immers zijn moeder. Trouwens – wat hij ook mocht hebben misdaan, zij zou hem natuurlijk altijd als onschuldig hebben beschouwd. Hij, Barabbas, had geen moeder. Ook geen vader trouwens, hij had er zelfs nooit over horen spreken. En voor zover hij wist, had hij ook geen familie. Als ze hem hadden gekruisigd, zou er dan ook heel wat minder geweeklaag zijn geweest dan om hem daar. Ze sloegen zich op de borst en gedroegen zich alsof ze nog nooit zulk diep verdriet hadden gevoeld, en het was aan één stuk door een verschrikkelijk gesnik en geklaag. Die daar aan het rechter kruis kende hij wel. Als die hem toevallig hier beneden zou zien staan, zou hij misschien denken dat hij voor hem hierheen was gekomen, om er getuige van te zijn hoe vreselijk hij werd gepijnigd. Maar dat was echt niet zo, daar was hij helemaal niet voor gekomen. Hoewel hij het ook helemaal niet erg vond te zien hoe die ander werd gekruisigd, want als er één de dood verdiende, was het die schurk, al was het dan ook voor heel iets anders dan waarom hij was veroordeeld. Maar waarom keek hij eigenlijk naar hem… en niet naar hem daar in het midden, voor wie hij hierheen was gekomen en die op de plaats hing die oorspronkelijk voor hemzelf bestemd was geweest? Die hem gedwongen had hierheen te komen en die zo’n wonderbaarlijke macht over hem had. Macht? Als er iemand machteloos was, dan was hij dat wel. Niemand kon ellendiger aan het kruis hangen dan hij; de twee anderen maakten lang niet zo’n erbarmelijke indruk en schenen ook lang niet zo erg te lijden als hij. Ze hadden meer uithoudingsvermogen, dat zag je zo. Hij had niet eens de kracht om zijn hoofd op te richten, het hing helemaal voorover. Nu tilde hij het echter even op, Zijn magere, onbehaarde borst ging hijgend op en neer en hij ging met zijn tong over 9
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 10
zijn uitgedroogde lippen en zei kreunend dat hij dorst had. De soldaten, die op enige afstand iets lager op de helling lagen te dobbelen – het was ze gaan vervelen dat de gekruisigden nog steeds niet dood waren – hoorden het niet. Maar een van de familieleden ging naar hen toe en zei het hen. Daarop kwam een van de soldaten met tegenzin overeind, doopte een spons in een aarden emmertje en stak hem die op een stok toe. Maar toen hij de vunze smaak van het vocht proefde dat hem werd aangeboden, wilde hij het niet hebben. Die vlegel moest er smalend om lachen, en toen hij weer bij zijn kameraden terug was, lagen ze er met z’n allen om te grinniken. Wat een tuig! De familieleden – of wie het ook mochten zijn – keken met wanhopige blikken op naar de arme gekruisigde die steeds erger begon te hijgen; het was duidelijk dat hij weldra de geest zou geven. En het was ook maar het beste dat het spoedig afgelopen was, zodat hij geen pijn meer zou hoeven lijden. Dat vond hij daar beneden ook. Kwam er maar een einde aan! Zodra het was afgelopen, zou hij zich haasten weg te komen en nooit meer denken aan wat hij hier had gezien… Maar plotseling viel er een duisternis over de hele heuvel alsof de zon geen licht meer gaf, het werd bijna pikdonker, en in dat duister riep de gekruisigde met luide stem: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ Het klonk angstaanjagend. Wat zou hij daarmee bedoelen? En waarom werd het donker? Het was immers midden op de dag. Het was volkomen onbegrijpelijk. De drie kruisen waren nog slechts vaag te onderscheiden, het was een schrikwekkend gezicht. Er ging vast iets vreselijks gebeuren. De soldaten waren opgesprongen en hadden hun wapens gegrepen – want wat er mocht gebeuren, het eerste wat ze deden was altijd naar hun wapens grijpen. Ze stonden daar, hun lansen geheven in een kring om 10
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 11
de kruisen heen, en hij hoorde hen ontsteld tegen elkaar fluisteren. Ja, nu waren ze bang. Nu lachten ze niet meer! Ze waren natuurlijk bijgelovig! Hij was zelf ook bang. En blij, toen het weer wat licht begon te worden en alles weer wat gewoner werd. Langzaam week de duisternis, als in de ochtendschemering. Het daglicht verspreidde zich over de heuvel en over de rondom staande olijfbomen. De vogels, die stil waren gevallen, begonnen weer te zingen. Het was precies als bij het aanbreken van de dag. De familieleden boven op de heuvel stonden roerloos. Er was geen gehuil of geweeklaag meer te horen. Ze stonden maar omhoog te kijken naar hem daar aan het kruis‌ en zelfs de soldaten deden dat. Alles was zo stil geworden. Nu kon hij gaan waarheen hij wilde. Nu was alles voorbij. En de zon scheen weer en alles was weer net als altijd. Het was maar gedurende enkele ogenblikken donker geweest – toen hij stierf. Ja, nu moest hij gaan, dat was duidelijk. Er was geen enkele reden voor hem om hier nog langer te blijven, nu de ander dood was. Voor hij wegging, zag hij nog hoe ze hem van het kruis namen en hoe de beide mannen hem in een fijne linnen doek wikkelden. Zijn lichaam was helemaal wit van kleur en ze gingen er heel voorzichtig mee om, alsof ze bang waren dat ze hem nog iets zouden kunnen aandoen, ze hem misschien nog op een of andere manier pijn zouden kunnen doen. Ze gedroegen zich echt vreemd, want hij was toch een gekruisigde? Het waren wel wat eigenaardige mensen. Maar de moeder stond met tranenloze ogen te kijken naar wat haar zoon was geweest, en haar grove, donker getinte gelaat leek niet in staat te zijn uitdrukking te geven aan haar verdriet. Het was duidelijk dat ze niet kon begrijpen wat er was gebeurd en het nooit zou kunnen vergeven. Haar begreep hij beter dan de anderen. 11
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 12
Toen ze allen tezamen op enige afstand langs hem liepen, de mannen het in doeken gewikkelde lichaam dragend, daarachter de vrouwen in een droeve stoet, zei een van de vrouwen – op Barabbas wijzend – fluisterend iets tegen zijn moeder. Die bleef staan en keek met zo’n hulpeloze en verwijtende blik naar hem dat hij zich niet kon voorstellen die ooit te zullen vergeten. Ze liepen verder de heuvel af en sloegen daarna links af, een andere weg in. Hij volgde hen, maar op zo’n afstand dat zij het niet zouden merken. In een verderop gelegen hof legden ze de dode in een graf dat in de rotsen was uitgehouwen. En nadat ze bij het graf hadden gebeden, rolden ze een grote steen voor de ingang en gingen weg. Toen zij weg waren, ging ook hij de hof in en stond daar een ogenblik bij het graf. Maar hij bad niet, want hij was een misdadiger en zijn gebed zou toch niet worden verhoord, te meer omdat zijn misdaad nog niet was geboet. Hij kende de dode trouwens niet eens. Hij stond er alleen maar een poosje. Daarna keerde ook hij naar Jeruzalem terug.
12
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 13
2
NADAT HIJ DOOR DE Davidspoort de stad in was gelopen, kwam hij even later op straat de vrouw met de hazenlip tegen. Ze liep dicht langs de huizen en deed of ze hem niet zag, maar hij merkte dat zij hem wel degelijk had gezien en zeker niet had verwacht hem ooit nog te ontmoeten. Misschien dacht ze wel dat hij gekruisigd was. Hij liep achter haar aan, haalde haar in en kwam toen naast haar lopen, en op die wijze ontmoetten ze elkaar weer. Dat had niet hoeven gebeuren. En hij had haar ook niet hoeven aanspreken. Hij was er zelf verbaasd over dat hij dat deed. Zij ook trouwens, voor zover hij kon merken. Ze keek met een schuwe blik naar hem, toen ze echt niet anders meer kon. Ze spraken niet over wat hen beiden bezighield. Hij vroeg alleen waar ze naartoe ging en of ze nog iets uit Gilgal had gehoord. Zij antwoordde niet meer dan strikt noodzakelijk was en sprak zoals gewoonlijk erg onduidelijk, zodat hij moeilijk kon verstaan wat ze zei. Ze moest nergens naartoe, en toen hij haar vroeg waar ze woonde, gaf ze geen antwoord. Hij zag dat haar rok onderaan bij de zoom helemaal gerafeld was en dat 13
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 14
ze niets aan haar vuile brede voeten droeg. Hun gesprek viel dood en ze liepen naast elkaar zonder iets te zeggen. Uit een openstaande deur, die als een zwart gat toegang verleende tot een huis, klonken luidruchtige stemmen en net toen zij erlangs liepen, kwam een grote, dikke vrouw naar buiten stuiven, luid Barabbas’ naam roepend. Ze was dronken en zwaaide woest met haar vette armen van opwinding en vreugde over het weerzien en wilde hem onmiddellijk mee naar binnen nemen. Hij aarzelde en leek zich ook enigszins voor zijn zonderlinge gezelschap te generen, maar ze trok hem mee en dreef hen beiden eenvoudig naar binnen. Daar werd hij in het halfdonker met luide kreten begroet door twee mannen en drie vrouwen die hij pas na een poosje, toen zijn ogen aan de schemering waren gewend, kon onderscheiden. Ze maakten gelijk plaats voor hem aan de tafel, schonken hem wijn in en praatten door elkaar. Over dat hij uit de gevangenis was gekomen en was vrijgelaten, en over het ongelooflijke geluk dat die ander in zijn plaats was gekruisigd! Ze stroomden over van wijn en van verlangen om zijn geluk te delen. Ze raakten hem aan om er ook deel aan te hebben, en een van de vrouwen stak haar hand onder zijn hemd en raakte zijn harige borst aan, iets waar de dikke vrouw om moest schaterlachen. Barabbas dronk met hen, maar hij zei niet veel. Hij zat bijna onafgebroken voor zich uit te staren met zijn zwartbruine ogen, die zo diep gelegen waren dat het was alsof ze zich wilden verbergen. Ze vonden dat hij wat vreemd was, maar dat was hij wel vaker. De vrouwen schonken hem nog meer wijn in. En hij dronk opnieuw en liet hen praten, maar zelf mengde hij zich bijna niet in het gesprek. Uiteindelijk begonnen ze zich verbaasd af te vragen wat er 14
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 15
toch met hem was, waarom hij zo deed. Maar de dikke, forsgebouwde vrouw legde haar arm om zijn hals en zei dat ze toch wel konden begrijpen dat hij zo was nadat hij zo lang in een donker hol in de gevangenis vastgeketend had gelegen en de dood nabij was geweest. ‘Want een ter dood veroordeelde is eigenlijk al dood,’ zei ze, ‘en wanneer hij dan later vrijgelaten en begenadigd wordt, is hij toch dood, want hij is dat nu eenmaal al geweest en alleen maar weer uit de dood opgestaan; en dat is heel wat anders dan te leven en te zijn zoals wij.’ Toen de anderen smalend om haar woorden lachten, werd ze woedend en dreigde hen allen de deur uit te jagen, behalve Barabbas en de vrouw met de hazenlip, die ze weliswaar niet kende, maar die haar vriendelijk en bescheiden voorkwam, zij het een beetje onnozel. De beide mannen lachten zich bijna een ongeluk dat een vrouw zo tegen hen tekeerging. Maar ze kalmeerden gauw, werden weer ernstig en begonnen fluisterend een gesprek met Barabbas, waarin ze hem vertelden dat ze zodra het donker werd weer de bergen in moesten: ze waren hier alleen maar gekomen om een geitje te offeren dat ze hadden meegenomen, maar dat niet door de priesters was goedgekeurd. Ze hadden het verkocht en in plaats daarvan twee duiven geofferd die wel aan alle voorschriften hadden voldaan. En omdat ze toen nog wat geld over hadden gehad, waren ze hier bij de dikke vrouw binnengegaan om wat vertier te zoeken. Ze waren benieuwd te horen wanneer hij weer bij hen in de bergen dacht terug te zijn en vertelden waar zij zich nu ophielden. Barabbas knikte dat hij hen had begrepen, maar hij gaf geen antwoord. Een van de vrouwen was over de man begonnen die in Barabbas’ plaats was gekruisigd en vertelde dat zij hem een keer had gezien, zij het alleen maar in het voorbijgaan. De mensen hadden toen gezegd dat hij een schriftgeleerde was 15
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 16
die al predikend rondtrok en wonderen verrichtte. Daar stak helemaal geen kwaad in en er waren zo veel anderen die dat ook deden, dat hij vast voor iets heel anders was gekruisigd. Het enige wat ze zich nog kon herinneren, was dat hij er erg mager had uitgezien. Een ander vertelde dat zij hem nooit had gezien, maar had gehoord dat hij zou hebben gezegd dat de tempel zou instorten en Jeruzalem door een aardbeving zou worden verwoest, en dat hemel en aarde daarna in vlammen zouden opgaan. Dat was natuurlijk krankzinnig en het was dan ook geen wonder dat hij tot de kruisdood was veroordeeld. Maar de derde zei dat hij het meest onder armen had verkeerd en hun placht te beloven dat zij het koninkrijk der hemelen zouden binnengaan. Zelfs aan lichtekooien had hij dat beloofd. Dat leidde tot grote vrolijkheid, al vonden ze het erg mooi gezegd, als het tenminste waar was! Barabbas luisterde naar hen en leek niet langer zo afwezig, al kwam er nog geen schaduw van een glimlach op zijn lippen. Hij schrok toen de dikke vrouw haar arm om zijn hals sloeg en zei dat het haar niets kon schelen wat die ander voor iemand was geweest – die was nu immers toch dood. Hij was gekruisigd en niet Barabbas, en dat was de hoofdzaak. De vrouw met de hazenlip, die er eerst ineengedoken en schijnbaar wat verstrooid bij had gezeten maar daarna met gespannen aandacht naar de beschrijving van die andere man had geluisterd, gedroeg zich nu plotseling heel eigenaardig. Ze stond op en staarde haar metgezel met een uitdrukking van schrik op haar bleke, uitgehongerde gelaat aan, en met haar vreemde nasale stem riep ze: ‘Barabbas!’ Dat was op zichzelf natuurlijk niets bijzonders, ze noemde hem immers alleen maar bij zijn naam. Maar de anderen keken toch verwonderd naar haar, niet begrijpend waarom ze dat zo opeens 16
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 17
uitriep. Barabbas deed ook al zo vreemd en zijn blik dwaalde rusteloos rond, zoals wel vaker, wanneer hij iemand niet wilde aankijken. Ze begrepen natuurlijk niet wat daarvan de reden kon zijn, het deed er overigens ook weinig toe. Het was maar het beste er verder geen aandacht aan te schenken. Want wat iemand ook van Barabbas mocht zeggen, hij was een goede kameraad, al deed hij soms wat vreemd en wist je nooit precies wat je aan hem had. De vrouw dook weer in elkaar op haar stuk tapijt op de aarden vloer, maar bleef hem met fonkelende ogen aankijken. De dikke vrouw kwam met eten voor Barabbas, want ze had bedacht dat hij wel uitgehongerd moest zijn; daar, in de gevangenissen van die vervloekte schobbejakken, zouden ze wel niets behoorlijks te eten krijgen. Ze zette brood en zout en een stuk gedroogd schapenvlees voor hem neer. Hij at er niet veel van, schoof het al gauw naar de vrouw met de hazenlip toe, alsof hij verzadigd was. Zij greep er gulzig naar en verslond het als een dier – snelde daarna opeens het huis uit en verdween. Toen waagden ze het hem te vragen wat dat voor een vrouw was. Maar hij antwoordde niet. Net iets voor hem. Zo was hij nou altijd, niemand kwam ooit iets van hem te weten wanneer het zijn eigen zaken betrof. ‘Wat waren dat voor wonderen die die prediker placht te verrichten,’ vroeg hij, zich tot de vrouwen wendend, ‘en wat predikte hij eigenlijk?’ De vrouwen legden uit dat hij zieken had genezen en boze geesten uitgedreven, en hij zou ook doden hebben opgewekt, maar niemand wist met zekerheid of dat waar was; dat zou natuurlijk wel niet. En ze hadden er geen idee van wat hij predikte. Een van hen had gehoord dat hij een verhaal had verteld van iemand die een groot feestmaal liet aanrichten, het was een bruiloft of zo. Maar er kwa17
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 18
men geen gasten, en toen waren zijn bedienden de straat op gegaan om iedereen uit te nodigen die ze tegenkwamen, maar ze kregen alleen maar bedelaars en arme stakkers mee die volkomen uitgehongerd waren en nauwelijks nog kleren aan hun lijf hadden. En toen was de voorname heer boos geworden, of misschien had hij ook wel gezegd dat het er niet toe deed… ach nee, ze wist zich het verhaal eigenlijk niet meer precies te herinneren. Barabbas leek de hele tijd aandachtig te luisteren, alsof ze iets heel merkwaardigs hadden verteld. En toen een van hen zei dat die vent natuurlijk weer zo iemand was geweest die zich voor de messias had uitgegeven, ging hij met zijn hand over zijn grote rode baard en verzonk in gepeins, net of hij ergens diep over zat na te denken. ‘De messias?… nee, dat was hij niet,’ mompelde hij in zichzelf. ‘Ja, het is wel duidelijk dat hij dat niet heeft kunnen zijn,’ zei een van de mannen, ‘want dan hadden ze hem immers nooit kunnen kruisigen en zou dat gespuis zelf tegen de grond zijn geslagen. Weet je dan niet wat een messias is?’ ‘Natuurlijk wel! Dan zou hij natuurlijk van het kruis zijn afgestapt en ze allemaal hebben vermoord!’ ‘Een messias die zich laat kruisigen! Wie heeft er nu ooit zoiets gehoord!’ Barabbas zat nog steeds met zijn baard in zijn grote hand naar de grond te kijken. ‘Nee, dat was hij niet…’ ‘Drink toch eens, Barabbas, en zit niet zo in jezelf te mompelen,’ zei een van zijn kameraden, hem aanstotend. Het was merkwaardig dat hij dat durfde, maar hij deed het. Barabbas nam werkelijk een slok uit de stenen beker en zette die daarna peinzend weer neer. De vrouwen haastten zich de beker weer bij te vullen en wisten hem te bewegen nog een slok te nemen. De wijn miste anders nooit z’n uitwerking, 18
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 19
maar Barabbas bleef nu maar steeds enigszins afwezig voor zich uit zitten staren. Zijn kameraad stootte hem opnieuw aan. ‘Vooruit, drink eens en wees blij dat je het er levend hebt afgebracht en hier onder je beste vrinden bij een goed glas wijn mag zitten, in plaats van aan het kruis te hangen en te verrotten. Is dit soms niet beter? Heb je het hier niet goed? Bedenk toch eens, Barabbas, dat je er nog bent, dat je nog leeft! Je leeft nog, Barabbas!’ ‘Ja. Jazeker,’ zei hij. ‘Natuurlijk…’ Op die manier wisten ze hem langzamerhand zover te krijgen dat hij niet meer zo verstrooid voor zich uit zat te staren en meer als een gewoon mens deed. Ze dronken en praatten een poosje over allerlei dingen en vonden dat er nu niets bijzonders meer aan hem te merken was. Maar terwijl ze daar zo over allerlei dingen zaten te praten, kwam hij plotseling met een eigenaardige vraag. Hij vroeg hen namelijk hoe zij het verklaarden dat het vandaag opeens donker was geworden en de zon een tijdlang haar licht leek te hebben verloren. ‘Donker? Wat donker?’ Ze keken hem verbaasd aan. ‘Het was toch niet donker geweest? Wanneer dan?’ ‘Was het niet omstreeks het zesde uur ongeveer?’ Nee maar… wat was dat nu voor een flauwekul. Geen mens had toch zeker zoiets gezien! Hij raakte in verwarring en keek wantrouwig van de een naar de ander. Allen verzekerden dat zij en ook niemand in heel Jeruzalem iets van die duisternis hadden gemerkt. Meende hij werkelijk dat het donker was geworden? Midden op de dag? Dat was toch wel heel merkwaardig. Maar als hij dat werkelijk had gedacht, dan kwam dat zeker doordat zijn ogen niet helemaal normaal meer waren, omdat hij zo lang in een donker hol opgesloten had gezeten. Ja, dat was het natuurlijk. 19
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 20
De dikke vrouw zei ook dat het daar van kwam en dat hij toen nog niet weer helemaal aan het daglicht was gewend, zodat hij een ogenblik lichtblind was geweest, wat trouwens helemaal geen wonder was. Hij keek hen weifelend aan… maar scheen zich daarna wel enigszins opgelucht te voelen. Hij ging wat rechterop zitten en strekte zijn hand uit naar de beker. Hij nam er een diepe teug uit en zette die toen niet gelijk weer neer, maar stak hem in de lucht om hem opnieuw te laten vullen. Dat gebeurde ook, en ze dronken allen en het was duidelijk dat de wijn hem nu veel beter begon te smaken. Hij dronk zoals hij altijd placht te doen als hem wijn werd aangeboden, en het was goed te merken dat hij heel wat levendiger werd door de drank die hij naar binnen kreeg. Hij was nog niet zo erg mededeelzaam, maar begon toch al het een en ander van zijn verblijf in de gevangenis te vertellen. Ja, het was natuurlijk een hel geweest. Geen wonder dat hij er een beetje eigenaardig van was geworden. Maar dat hij was vrijgelaten! En dat ging niet zo gemakkelijk, als je eenmaal in hun klauwen was beland. Zo’n geluk als hij had gehad! In de eerste plaats dat het net met Pasen had moeten zijn dat hij gekruisigd had zullen worden, want dan was het immers gewoonte een van de gevangenen vrij te laten. En dat hij dat toen juist had moeten zijn! Wat een ongelooflijk geluk! Dat vond hij zelf ook en toen ze hem een kameraadschappelijk duwtje gaven, hem op z’n rug klopten en hun hete adem in zijn gezicht bliezen, glimlachte hij en klonk met hen, met de een na de ander. Hij ontdooide helemaal en werd hoe langer hoe levendiger. De wijn steeg hem naar het hoofd, en omdat hij het zo warm had, knoopte hij zijn hemd los, ging er net als de anderen bij liggen en maakte het zich gemakkelijk. Het was aan alles te merken dat hij het best naar zijn zin had. Hij sloeg zelfs zijn arm om de vrouw 20
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 21
die het dichtst bij hem lag en trok haar naar zich toe. Zij lachte en sloeg haar armen om zijn hals. Maar de dikke nam hem haar af en zei dat ze nu pas zag dat haar schat nog niets veranderd was, want nu was hij weer helemaal de oude, gezond en wel, na de verschrikkingen van die vreselijke gevangenis. En hij moest zich maar nooit weer verbeelden dat het op klaarlichte dag zo maar opeens donker werd, o neeneenee, tuttuttut‌ Ze trok hem tegen zich aan en streek met haar vooruitstekende lippen over zijn gezicht, streelde hem met haar dikke vingers in zijn nek en speelde met zijn rode baard. Ze waren allemaal blij om zijn verandering, blij dat hij weer helemaal de oude was, weer zoals hij soms kon zijn als hij goedgehumeurd was. En nu kwamen ook de anderen pas goed los. Ze dronken en praatten luid en vrolijk, en waren het over alles eens. Ze vonden dat ze het maar wat gezellig hadden, zoals ze daar nu bij elkaar lagen en door de drank en hun onderlinge gesprekken steeds uitgelatener werden. De mannen, die maandenlang geen wijn hadden geproefd en geen vrouw hadden gezien, haalden nu hun schade in. Weldra zouden ze weer naar hun bergen terugkeren; ze hadden niet veel tijd meer en wilden het eens goed vieren dat ze in Jeruzalem waren en dat Barabbas vrij was! Ze dronken zich een roes aan de zure, sterke wijn en verlustigden zich met al de vrouwen, behalve met de grote dikke, namen hen een voor een mee achter een verderop in het vertrek hangend gordijn, kwamen met rode hoofden en hijgend weer tevoorschijn, en begonnen opnieuw te drinken en lawaai te maken. Ze deden alles grondig, zoals ze gewend waren. Zo ging het door tot het donker begon te worden. Toen stonden de beide mannen op en zeiden dat het tijd voor hen werd weer op weg te gaan. Ze namen afscheid en sloegen hun 21
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 22
geitenvellen om zich heen waaronder ze hun wapens verborgen, en wankelden naar buiten de schemerige straat op. De drie vrouwen gingen na hun vertrek dadelijk achter het gordijn liggen, en beschonken en doodop als ze waren, vielen ze meteen in slaap. Toen de dikke met Barabbas alleen was, vroeg ze hoe hij erover dacht, of het nu ook eens geen tijd werd voor hen, en of hij daar, na de gruwelijke behandeling die hij had ondergaan, soms geen behoefte aan had… zij van haar kant had erg veel zin iemand die zo lang in de gevangenis had gesmacht en bijna was gekruisigd, te verwennen. Ze nam hem mee naar het dak, waar zij voor het hete jaargetijde een hut van palmbladeren had. Daar gingen ze liggen en zij liefkoosde hem tot hij helemaal wild werd en zich op haar dikke lichaam wierp alsof hij het nooit weer wilde loslaten. De halve nacht ging voorbij zonder dat ze ook nog maar enig besef van uur en plaats hadden. Eindelijk konden ze niet meer en de vrouw ging op haar zij liggen en viel onmiddellijk in slaap. Hij lag wakker naast haar bezwete lichaam omhoog te kijken naar het dak van de loofhut, en peinsde over die man aan het middelste kruis en over wat daarboven op de galgenberg was gebeurd. Daarna lag hij te denken over die duisternis, hoe dat toch eigenlijk was geweest. Zou het kunnen, zoals de anderen zeiden, dat hij het zich maar had verbeeld? Of zou het misschien alleen boven op Golgotha zo zijn geweest, aangezien zij er niets van hadden gemerkt? Daarboven was het wel degelijk donker geworden, de soldaten waren immers bang geweest, en zo het een bij het ander… of zou hij zich dat ook maar hebben verbeeld? Was het allemaal enkel inbeelding geweest? Nee, hij kwam er niet uit, kon er geen verklaring voor vinden… Hij moest weer denken aan de man aan het kruis. Zo lag hij met zijn ogen open, zonder te kunnen slapen, de vlezige rug 22
Barabbas 1-160:Opmaak 1
13-03-2013
14:52
Pagina 23
van de vrouw tegen zich aan. Tussen de verdorde bladeren van het dak door kon hij de hemel zien‌ want dat moest de hemel zijn, al zag hij geen sterren, enkel duisternis. Ja, nu was het overal donker, niet alleen op Golgotha.
23