Berichten uit de Biotoop
Ander werk van Sabine van den Berg bij uitgeverij Oevers Nestvlinders (gedichten, 2019)
SABINE VAN DEN BERG
Berichten uit de Biotoop Wonen en werken in een van de grootste culturele broedplaatsen van Nederland
Uitgeverij Oevers Zaandam, 2019
Copyright Š Sabine van den Berg en Uitgeverij Oevers 2019 Copyright tekeningen Š Sabine van den Berg www.sabinevandenberg.com Omslagontwerp en vormgeving binnenwerk Kades-Kaden.nl NUR 325 ISBN 9789492068347
www.uitgeverijoevers.nl
INHOUD
Proloog - Wij zijn anders 9 Nijntje 16 Mammoethart 19 Gangsters 22 RoXY 25 Schrijfkast 28 Moederliefde 31 Hout 34 Bezige bijen 37 Bijvangst 40 Hondenbrokken 43 Van A naar B 46 Bosgod 49 Buitenaards leven 52 Broertjes 55 Mol 58 Verjaarspartijtje 61 Gevangenis 64 Gerucht 67 Roze bh 70 Excursies 73 Verf 76
Afscheid 79 Bekentenis 82 Rattenvanger 85 Eenden en penselen 88 Toeval 91 Heilig hout 94 Plantenfluisteraar 96 Zware jongen 99 Cadeautje 102 Scheren in ruil voor lezen 105 Onthechten 108 Nachtbraker 111 Taal 114 Blauwe maan 117 Plan B 120 Slakken 123 Karaoke 126 Piano 129 Russische beer 132 Op reis 135 Ecosysteem 138 Container 141 Zweven 144 Een hondenleven 148 Amorfe fallus 151 Elfjes 154 Vogelen 157 Slakkendag 161 Aanbidders 166 Koningin 170
Vergetelheid 174 Donkere dagen 178 Stemprothese 181 Gouden tepel 184 Spoorbaan 188 Onkruid 191 Dozen 194 De mier wil bezoek 198 Afsnijden 203 Binding 206 Nawoord - En al die anderen? 211 Verantwoording 215
Oktober 2016 PROLOOG
Wij zijn anders
‘Het lijkt Tsjernobyl wel,’ zegt mijn oudste zoon (17). Hij knikt naar de grijze betonkolossen en de vijf schoorstenen die voor ons opdoemen. Zwijgend bekijken we de groen uitgeslagen betonnen wanden. Achter doffe ramen ontdekken we schilderijen, beelden en decorstukken. We fietsen een rondje over het acht hectare tellende terrein. Het insectarium en de hokken, volières, kassen en bassins verraden de vele dier- en plantensoorten die hier ooit hebben geleefd. Veel mensen zien we niet. Vanbinnen doet het gebouw denken aan een vervallen ziekenhuis: brede gangen, blauwgrijs linoleum op de vloer, metalen wandkasten waarop gele stickers zijn geplakt met waarschuwende bliksemschichten. ‘Tsjernobyl,’ fluistert mijn zoon weer. Ik geef hem een por en wijs op het bordje Mariene Biologie. Vroeger liepen hier studenten rond die dierproeven deden en planten bestudeerden. Na hun vertrek bleef er een skelet van een 24 meter lange walvis achter, plus een verzameling potten met beesten op sterk water. ‘Oorspronkelijk was dit gebouw natuurlijk niet bedoeld om te wonen,’ zegt mijn man. Hij bekijkt de afgebrokkelde muur in de ons toegewezen hoge, kale ruimte en de vele buizen, leidingen en elektriciteitsdraden die er door het plafond steken.
9
‘Dit moeten we wel even dichtsmeren,’ mompelt onze jongste zoon (14) met gebogen hoofd. Tussen zijn voeten gaapt een rond gat ter grootte van een koekje waardoor hij een glimp van de fietsenkelder opvangt. Er zijn mensen die zich, als de vijftig nadert, graag in een rietgedekte villa in een chique plaatsje zouden zien. Haren – het Wassenaar van Groningen – voldoet in dat opzicht helemaal aan het ideaal. Alleen wonen wij er niet in, maar tussen de villa’s. In het begin maakten onze zoons er een spelletje van om in het dorp de ‘Biotopers’ eruit te pikken. Tufte er een oude bus of camper voorbij of zagen ze iemand met warrig haar, dan knikten ze en zeiden: ‘Biotoop.’ ‘Waar zien jullie dat aan?’ vroeg ik een keer. ‘Hippies,’ verklaarden ze. Natuurlijk ziet de Harense bevolking ons ook zo. Pasgeleden mocht ik aanschuiven bij radiozender Haren FM om over mijn nieuwe roman te praten. De interviewer informeerde waar precies ik in Haren woonde. Hij trok zijn neus op bij het antwoord. ‘De Biotoop? Dat is toch dat alternatieve met ateliers? Kun je daar wónen?’ ‘Hij bekeek me ineens alsof ik een andere soort was,’ vertelde ik ’s avonds aan mijn man. ‘Dat ben je ook,’ antwoordde hij. ‘Wij zijn anders.’ Wij zijn anders gewórden. Als jonge dertigers leidden we een yuppenleven in de Amsterdamse Jordaan, beiden werkend op de redactie van een glanzend tijdschrift (Elle Wonen en Esquire). Vrijwel elke avond spraken we af in een restaurant. En we
10
bezochten wekelijks borrels, presentaties en openingen. Het was onze rijke, stadse tijd. Zonder kinderen. Als we door de dorpen ten noorden van de stad reden – Durgerdam, Holysloot, Ransdorp – droomden we weg bij de oude huizen die we daar zagen. Maar we wilden ook schrijven. Niet alleen voor tijdschriften en kranten, maar voor onszelf, en dat mocht best wat minder glanzend. We vonden allebei een uitgever en begonnen met freelancen. We kregen twee kinderen en puilden uit onze Amsterdamse woning van vijftig vierkante meter. Al gauw ontdekten we dat we als freelancers weinig kans maakten op een hoge hypotheek; een mooi, oud huis in Holysloot zat er echt niet in. In Sexbierum, vlak bij de Afsluitdijk aan de Waddenzee, vonden we wél een betaalbaar droomhuis. Een monument uit 1845, compleet met bedsteden en een zonnige tuin. Met erachter een oude schoenmakerij waarin we werkten. Het huis was vrijstaand en lag naast een kerkhof. Geen burenoverlast meer, geen stress, nauwelijks verkeer en alle vrijheid om te schrijven. Ruim tien jaar is dat huis een bron van geluk geweest. Maar onze kinderen ontgroeiden het dorp en de hypotheek vormde toch een druk; we moesten nog altijd hard werken. We hadden voor een kunstenaarsleven gekozen en wilden dat volhouden. Het werd dus de Biotoop, waar we nu voor het eerst een pand delen. Nog nooit leefden we samen met zoveel gelijkgestemden, want ook de meeste anderen hier kozen voor een kunstenaarsbestaan. Of er veel veranderd is? Ja, ons seksleven bijvoorbeeld. Toen we net in de Biotoop woonden, hoorde ik iemand zeggen dat er een nieuw stelletje was, twee mensen van wie je het niet zou denken. ‘Hoe weet je dat nou?’ vroeg ik. ‘Misschien zijn ze alleen bevriend.’ 11
‘Nee, ze doen hét. Je weet het misschien nog niet, maar je hoort álles in de Biotoop. Ik hóór ze steeds!’ We waren dus gewaarschuwd en omdat er in onze ruimte alleen tl-bakken hangen (‘Gezellig,’ zei mijn man, ‘het lijkt hier Aldi wel’) vrijen we tegenwoordig muisstil bij kaarslicht. We eten trouwens ook altijd bij kaarslicht en ik moet zeggen: dat heeft wel iets. Als mensen ernaar vragen, beschrijf ik de Biotoop als een kruising tussen een ziekenhuis, een studentenhuis en een camping. Ook op die plaatsen kun je elkaar tegenkomen in pyjama of badjas. Soms vraag ik me af of het leven in een flat ook zo zou kunnen zijn, maar ik denk van niet. Daar heb je minder met je buren te maken. Wij delen sanitair, gereedschap, wasmachines en opslagruimtes. Iedereen in de Biotoop mag gebruikmaken van de Open Kas, een kas waarin een pizza-oven en een houtkachel staan. We hebben een weggeefwinkel, een restaurant, een bar, een fitnessruimte en een bioscoop. Wie wil, kan een moestuintje beginnen op het grote gezamenlijke veld waar ook een vuurplaats is. En voor de kinderen zijn er speelhoeken, trampolines en klimtoestellen. Het idee dat alles van iedereen is, maakt me blij. Natuurlijk levert het delen ook weleens ergernis op. Zoals die keer dat we een professionele verfspuit mochten lenen om ons plafond mee te bewerken. Na urenlang afplakken van stopcontacten, muren, vloeren en ramen goten we het reservoir vol latex en zetten de machine aan. Er klonk een hoop herrie en er gutste latex uit de motor, maar spuiten deed hij niet. Helaas was er een onderdeel kapot gegaan en had de vorige gebruiker dat niet gemeld.
12
Zo zijn er meer voorbeelden – een buurvrouw leende haar auto uit en kreeg hem terug met een lege tank – maar over het algemeen gaat het boven verwachting, dat delen. Een groot verschil met hoe we eerst woonden, is dat we tegenwoordig een douche en wc delen met de buren. Vooral onze jongste zoon vindt dat lastig. Om ’s nachts in je uppie slaapdronken je weg te moeten vinden op een schemerige gang valt niet mee en een plasemmer op je kamer is natuurlijk niet cool. Toen hij eens op een zwoele zomernacht richting wc ging, zag hij een paar mannen een joint roken in de opening van de buitendeur ernaast. Hij besloot te gaan plassen aan de andere kant van de gang en was lang weg. Vlak daarna moest ook de oudste en híj bleef nog langer weg. Toen ik bezorgd naar hem op zoek ging, stond hij in zijn onderbroek geanimeerd met de twee rokers te kletsen. Even hebben we overwogen een eigen douche en wc te bouwen in onze ruimte; we hadden gehoord dat er meer mensen waren die dat hadden gedaan. Maar toen we voorzichtig de beheerder polsten, hielp hij ons meteen uit de droom. ‘Een douche zou wel fijn zijn, hè? Maar die geeft veel vocht en het is hier al vochtig.’ Hij richtte zich tot mijn zoons: ‘En een wc hier wil je niet. Als je dan een vriendinnetje over de vloer krijgt en je moet ineens nodig...’ Hij liet zijn lippen flapperen en produceerde een scheetgeluid. ‘Dan geniet iedereen mee.’ Uit gesprekken met de mannen van de technische dienst begreep ik dat het verouderde rioleringssysteem een probleem is en blijft. Dit gebouw is niet berekend op zo veel huishoudens. De beheerder had ons, heel begrijpelijk, willen ontmoedigen.
13
De regels binnen de Biotoop zijn ruimer dan bij andere verhuurders. We betalen officieel geen huur, maar een vergoeding plus servicekosten; al met al een stuk lager dan gebruikelijk. En omdat het een slooppand is, is er veel meer mogelijk. Verbouwingen gaan altijd in overleg met de beheerder. Zijn houding is er over het algemeen een van laissez-faire – alleen ingrijpen als het nodig is. Onze woonkamer is zestig vierkante meter groot en drieënhalve meter hoog. We hebben drie slaapkamers, waarvan twee zonder ramen – het zijn de voormalige donkere kamers van het instituut. Onze oudste zoon maakte een bioscoopje van de zijne. Hij timmerde een bar, scharrelde zijn inboedel bij elkaar in de weggeefwinkel en kocht een popcornmachine bij Action. Hij zegt zijn leven lang wel in de Biotoop te willen blijven wonen. De vrijheid en de lage woonlasten spreken hem aan. Ook mijn man is blij met ons nieuwe leven. Hij voelt zich jonger en lichter, zegt hij. Hij doet alleen nog maar werk waar hij achter staat en binnenkort rondt hij zijn derde studie af. Alleen onze jongste zou liever in ‘een gewoon huis’ wonen. Aanvankelijk hield hij bezoek af, maar inmiddels komen er vriendjes langs, die doorgaans onder de indruk zijn van de ruimte. Het labyrint van gangen en kelders en de vele uithoeken van het terrein met voormalige hokken en volières blijken een attractie waar ze ’s nachts met zaklampen rondstruinen. Bij vertrek zeggen ze de Biotoop ‘best cool’ te vinden, wat een glimlachje aan onze jongste ontlokt. Ik hoop dat hij de mogelijkheden uiteindelijk net zo gaat waarderen als zijn broer. We hebben hem uitgelegd dat hij zijn dure vooropleiding aan het conservatorium kan volgen omdat we op deze manier wonen. En dat hij hierdoor ook nog allerlei
14
verschillende sporten kan beoefenen. We doen alle vier wat we graag willen, maar dat heeft een prijs: een gangbare woning in de stad valt af. In de krant lees ik een artikel over Tsjernobyl, dat dertig jaar na de ramp nog steeds onbewoonbaar is. De foto’s van lege gebouwen, vervallen huizen en achtergebleven voorwerpen onder een dikke laag stof zijn mooi in hun lelijkheid. Wat het meest opvalt, is dat bepaalde diersoorten er nu opleven omdat ze er met rust worden gelaten. Mijn oudste zoon kijkt over mijn schouder naar de foto’s. ‘Lekker lelijk, het lijkt de Biotoop wel.’ ‘Inderdaad,’ antwoord ik, ‘en weet je wat er zo mooi aan is: bepaalde soorten gedijen juist prima op plaatsen waar de meeste andere niet willen wonen.’
15
Oktober 2016
Nijntje
Voordat we in de Biotoop neerstrijken, huren we ook al via CareX, een bedrijf dat in Groningen, Drenthe en Friesland leegstand voorkomt door tijdelijk woon- en werkruimte te creëren. Eerst bewonen we een huisje in Groningen dat plaats moet maken voor nieuwbouw. Daarna betrekken we een voormalige instelling in Sappemeer. Onze leefruimte bestaat uit een lange gang met aangrenzende studio’s en daarboven een grote zolder. Ook hebben we een professionele keuken en een grote wasruimte tot onze beschikking. Ideaal, zolang zo’n pand niet ineens gesloopt wordt of een andere bestemming krijgt. CareX biedt dan vaak andere woonruimte aan, maar een garantie is er niet. Je moet als huurder dus flexibel zijn en met onzekerheid kunnen omgaan. Dat vergt enige moed met een gezin. Ik heb dan al wel van de Biotoop in Haren gehoord en weet dat je daar kunt blijven wonen tot 1 januari 2020. Dat lijkt mij een zegen na de paar stressvolle verhuizingen. De Biotoop zit de komende jaren barstensvol. Doei! Dat is de strekking van de eerste e-mail die ik van de beheerder krijg. Tegen beter weten in – want in de Biotoop is weinig verloop – bel en mail ik hem geregeld om te vragen of er woonruimte voor ons is. De stem van de beheerder is op z’n zachtst gezegd
16
indrukwekkend. Keer op keer doen zijn antwoorden mij aan de telefoon ineenkrimpen: z’n woorden hebben het effect van een rollende donder. En omdat zijn antwoorden steevast ontkennend zijn, ga ik hem in mijn verbeelding steeds meer zien als een reusachtige poortwachter, een onverbiddelijke Viking die mij de toegang ontzegt. Tot mijn opluchting neemt zijn vriendin soms ook de telefoon op, al zijn haar antwoorden minstens zo teleurstellend. Op een dag ontvangen we het officiÍle nieuws dat we al een poos vrezen: we staan binnenkort op straat. De instelling waarin we wonen, is verkocht en de nieuwe eigenaar gaat verbouwen. Voor het eind van de maand moeten we er weg, maar we hebben geen alternatief. Voor de zoveelste keer bel ik naar de Biotoop. De vriendin van de Viking neemt op. Ze toont begrip voor onze situatie en belooft dat ze zal kijken wat ze kan doen. Een paar dagen later belt ze terug: er komt een ruimte vrij! Eindelijk maak ik dan ook persoonlijk kennis met de Viking en zie dat ik er in mijn fantasie niet ver naast zat. Hij heeft een woeste, rode baard, draagt een zware ring in zijn oor en net als zijn stem is ook zijn gestalte overweldigend. Ik voel me klein en kwetsbaar als hij met zijn stevige handdruk mijn vingers haast vermorzelt. Inmiddels is de Viking mijn buurman. In het begin vond ik het een twijfelachtige eer om zo dicht bij hem te wonen en vluchtte ik onze ruimte in als hij over de gang liep.
17
Op een avond knip ik het haar van een van mijn zoons. Met de stofzuiger haal ik de afgeknipte kriebelharen van zijn rug; hij gilt en spartelt terwijl ik hem onder handen neem met het mondstuk. Buiten is het inmiddels aardedonker, de rolgordijnen zijn nog open. Ineens horen we een bulderende lach en zien we een grijnzend gebit voor het raam. De Viking laat zijn hond uit en heeft het schouwspel gevolgd. Niet veel later krijg ik een bos tulpen van hem. Zomaar. Omdat we buren zijn. De Viking heeft een zoontje dat sprekend op hem lijkt. Elke ochtend verkennen ze samen het terrein. Vandaag hoor ik ze al van verre aankomen. De Viking met zijn zware bas, zijn zoontje met het aandoenlijke geluid van een driejarige. Samen zingen ze uit volle borst: ‘Nijntje, lief klein konijntje. Nijijijntje!’ Ik moet grinniken, hoe heb ik ooit bang kunnen zijn voor deze man?
18