De rijke jongen

Page 1

f. s c o t t fitzgerald

DE RIJKE JONGEN Samenstelling en nawoord Ernest van der Kwast Vertaling Jan Donkers en Jan Fastenau u i t g e v e r ij p o d i u m – a m s t e r d a m


INHOUD

7

Kaper op de kust

53

Winterdromen

87

De rijke jongen

145

De laatste zuidelijke schone

171

Terug naar Babylon

204

Laatste kus

232

Nawoord van Ernest van der Kwast

238

Verantwoording


Kaper op de kust

K a p e r o p de k u st

I Dit onwaarschijnlijke verhaal vangt aan op een zee als een blauwe droom, zo kleurig als blauwzijden kousen en onder een hemel zo blauw als de irissen van kinderogen. In het westelijke deel van de hemel keilde de zon gouden schijfjes naar de zee; als je scherp genoeg tuurde kon je ze van de ene golftop naar de andere zien springen tot ze opgingen in een brede baan goudgeld die ten slotte, op minder dan een kilometer buitengaats, tot een schitterende zonsondergang zou uitdijen. Ongeveer halverwege de kust van Florida en de gouden band lag een wit stoomjacht voor anker, heel modern en gracieus, en onder een blauw-witte markies op de achterplecht zat een meisje met lichtblond haar achterovergeleund op een rotan bank De opstand der engelen van Anatole France te lezen. Ze was een jaar of negentien, slank en lenig, met een verwende, verlokkelijke mond en wakkere grijze ogen waarin nieuwsgierigheid fonkelde. Haar voeten, zonder kousen en meer getooid met dan gestoken in blauwsatijnen muiltjes die nonchalant aan haar tenen hingen, rustten op de armleuning van een bank naast de hare. Onder het lezen nam ze nu en dan een likje van een halve citroen die ze in haar hand hield. De andere, leeggezogen helft lag 7


de rijke jongen

op het dek onder haar voeten en rolde zachtjes heen en weer op het haast onmerkbare deinen van het tij. Er zat nagenoeg geen vruchtvlees meer in de tweede halve citroen en de gouden band was ongelooflijk breed geworden toen de soezerige stilte die over het jacht hing plotseling werd verbroken door het geluid van zware voetstappen en er een oudere man met een keurige grijze haardos, gekleed in een wit flanellen kostuum, boven aan de kajuitstrap verscheen. Daar bleef hij even staan tot zijn ogen aan het zonlicht waren gewend, en toen hij het meisje onder de markies ontwaarde liet hij een lang aangehouden grom van afkeuring horen. Als hij daarmee had willen bereiken dat ze overeind kwam, dan wachtte hem een teleurstelling. Het meisje sloeg bedaard twee pagina’s om, bladerde er eentje terug, bracht de citroen werktuiglijk naar haar mond en moest toen geeuwen, heel ingehouden maar onmiskenbaar. ‘Ardita!’ zei de grijsharige man streng. Ardita gaf een onbestemd geluidje. ‘Ardita!’ herhaalde hij. ‘Ardita!’ Ardita hief loom de citroen op en liet drie woorden ontsnappen voor hij haar tong bereikte. ‘Hou je waffel.’ ‘Ardita!’ ‘Wat?’ ‘Luister je naar me, of moet ik een bediende laten komen om je vast te houden terwijl ik tegen je praat?’ De citroen daalde traag, smalend neer. ‘Schrijf het maar op.’ ‘Heb op z’n minst het fatsoen om dat afschuwelijke boek dicht 8


Kaper op de kust

te doen en die verrekte citroen twee minuten weg te leggen.’ ‘Jeetje, kun je me nou niet één moment met rust laten?’ ‘Ardita, ik heb net een telefoontje gekregen –’ ‘Een telefoontje?’ Voor het eerst toonde ze iets van interesse. ‘Ja, van –’ ‘Bedoel je dat ze je een telefoonkabel hebben laten leggen hierheen?’ viel ze hem verbaasd in de rede. ‘Ja, en zojuist –’ ‘Varen andere boten er dan niet tegenaan?’ ‘Nee. Hij ligt op de bodem. Vijf min–’ ‘Goh, niet te geloven! De wonderen der techniek zijn de wereld nog niet uit, hè?’ ‘Laat je me nu nog uitspreken of niet?’ ‘Vooruit dan.’ ‘Nou, het schijnt – nu ben ik van mijn à propos –’ Hij zweeg verward en slikte een paar keer. ‘O ja. Jongedame, kolonel Moreland heeft weer gebeld om me op het hart te drukken jou mee te brengen naar het diner. Zijn zoon Toby is helemaal uit New York gekomen om kennis met je te maken en hij heeft nog wat andere jongelui uitgenodigd. Voor de laatste keer, ga je –’ ‘Nee,’ zei Ardita kortaf. ‘Ik doe het niet. Ik ben meegegaan op deze stomme cruise omdat ik dacht dat we naar Palm Beach zouden varen, en dat wist jij best, en ik peins er niet over om kennis te maken met een stomme ouwe kolonel of een stomme jonge Toby of wat voor stomme ouwe jonge mensen dan ook of om naar andere stomme ouwe stadjes in dit idiote Florida te gaan. Dus of je brengt me naar Palm Beach, of je houdt je waffel en hoepelt op.’ 9


de rijke jongen

‘Goed. Nou is het genoeg geweest. Je bent zo verzot op die vent – een man die berucht is om zijn uitspattingen, een man die jouw naam niet eens in de mond zou hebben mogen nemen van je vader – dat je meer bij de demi-monde thuishoort dan bij de kringen waarin je verondersteld wordt te zijn opgegroeid. Van nu af aan –’ ‘Ja ja ja,’ onderbrak Ardita hem spottend, ‘van nu af aan zoek ik het zelf maar uit. Dat heb ik al eens eerder gehoord. Je weet dat ik niets liever zou willen.’ ‘Van nu af aan,’ verkondigde hij hoogdravend, ‘ben je mijn nichtje niet meer. Ik –’ ‘O-o-o-o!’ De kreet perste zich uit Ardita als uit een gekwelde, gedoemde ziel. ‘Je verveelt me dood, hou op! Ga weg! Spring overboord en verdrink! Of moet ik dit boek naar je smijten?’ ‘Waag het niet om –’ Pats! De opstand der engelen vloog door de lucht, miste zijn doel op een mopneuslengte en bonkte vrolijk de kajuitstrap af. De grijsharige man deed instinctief een stap achteruit en daarna twee voorzichtige passen naar voren. Ardita sprong overeind, richtte zich op tot haar hele 1 meter 63 en staarde hem met haar vonkenschietende grijze ogen uitdagend aan. ‘Blijf van me af!’ ‘Hoe durf je!’ schreeuwde hij. ‘Ik doe verdomme wat ik wil!’ ‘Je bent een onuitstaanbaar kreng geworden. Jouw karakter –’ ‘Jullie hebben me zo gemaakt! Een kind heeft van zichzelf geen slecht karakter, alleen maar door toedoen van haar familie! Hoe ik ben komt door jullie.’ 10


Kaper op de kust

Haar oom mompelde iets binnensmonds, draaide zich om, stevende naar de voorplecht en riep met luide stem om de sloep. Daarna liep hij terug naar de markies, waar Ardita weer was gaan zitten en haar aandacht op de citroen richtte. ‘Ik ga aan land,’ zei hij langzaam. ‘Ik kom vanavond om negen uur weer aan boord en dan varen we terug naar New York, waar ik je voor de rest van je eigengereide leven aan je tante zal overdragen.’ Hij zweeg en keek haar aan, en toen leek het of de volslagen kinderlijkheid van haar schoonheid door zijn opgepompte woede prikte en hij hulpeloos, verward, totaal verdwaasd leegliep. ‘Ardita,’ zei hij niet onvriendelijk, ‘ik ben niet van gisteren. Ik ben een man van de wereld. Ik weet hoe mannen in elkaar zitten. En kind, verstokte losbollen beteren hun leven pas als ze oud en moe zijn, en dan zijn ze zichzelf niet meer. Dan zijn het lege doppen.’ Hij keek haar aan alsof hij instemming verwachtte, maar toen hij geen enkele reactie kreeg ging hij verder. ‘Misschien houdt die man van je, dat zou kunnen. Hij heeft van veel vrouwen gehouden en zal van nog meer vrouwen houden. Nog geen maand geleden, één maand, Ardita, had hij een beruchte affaire met die roodharige vrouw, Mimi Merril, en beloofde hij haar de diamanten armband die zijn moeder van de Russische tsaar had gekregen. Dat weet je – je leest de krant.’ ‘Sensationele schandaalverhalen van een bezorgde oom,’ zei Ardita met een geeuw. ‘Laat er een film van maken. Verdorven bon vivant lonkt naar rebelse maar deugdzame jonge vrouw. Rebelse deugdzame jonge vrouw finaal verleid door zijn choquerende 11


de rijke jongen

verleden. Plannen voor een rendez-vous in Palm Beach. Verijdeld door bezorgde oom.’ ‘Kun je me vertellen waarom je zo graag met hem wilt trouwen?’ ‘Geen idee,’ zei Ardita bits. ‘Misschien omdat hij, goed of slecht, de enige man is die ik ken met fantasie en het lef om voor zijn opvattingen uit te komen. Misschien om van die jonge onbenullen af te zijn die niets anders omhanden hebben dan me overal achterna te zitten. Maar wat die fameuze Russische armband betreft kun je gerust zijn. Die gaat hij me in Palm Beach geven, als jij je van je slimme kant toont.’ ‘En die – roodharige vrouw dan?’ ‘Die heeft hij al een half jaar niet meer gezien,’ zei ze boos. ‘Denk je nu echt dat ik niet genoeg eergevoel heb om daarvoor te zorgen? Heb je nu nog niet in de gaten dat ik alles kan doen wat ik wil met elke man?’ Ze stak haar kin in de lucht als het standbeeld France Aroused dat het weerbare Frankrijk van de Eerste Wereldoorlog symboliseerde, en deed toen een beetje afbreuk aan haar pose door de citroen naar haar mond te brengen. ‘Ben je zo gefascineerd door die Russische armband?’ ‘Nee, ik probeer alleen maar het soort argumenten aan te voeren dat aan jouw intelligentie appelleert. En ik wou dat je ophoepelde,’ zei ze. Haar ergernis vlamde weer op. ‘Je weet dat ik nooit van gedachten verander. Je loopt me al drie dagen te vervelen, het is om gek van te worden. Ik ga niet aan land! Níét! Hoor je me? Ik ga níét!’ 12


Kaper op de kust

‘Goed, en je gaat ook niet naar Palm Beach,’ zei hij. ‘Van alle egoïstische, verwende, losgeslagen, vervelende, onhandelbare meisjes die ik heb –’ Flatsj! De halve citroen trof hem in zijn hals. Tegelijkertijd klonk er een luide stem naast het jacht. ‘De sloep ligt klaar, Mr. Farnam.’ Te barstensvol woorden en verontwaardiging om iets te kunnen zeggen wierp Mr. Farnam nog één vernietigende blik op zijn nichtje voor hij zich omdraaide en snel de touwladder afdaalde.

II Vijf uur wentelde neer van de zon en stortte geluidloos in zee. De gouden band verwijdde tot een glinsterend eiland en een zacht briesje dat aan de randen van het zonnescherm had zitten frunniken en een van de bungelende blauwe muiltjes heen en weer had laten wiegen raakte opeens bezwangerd met een lied. Het was een mannenkoor dat close harmony zong, volmaakt op de maat van een begeleidend geluid van roeiriemen die door het blauwe water kliefden. Ardita richtte haar hoofd op en luisterde. Carrots and peas, Beans on their knees, Pigs in the seas, Lucky fellows! Blow us a breeze, Blow us a breeze, 13


de rijke jongen

Blow us a breeze With your bellows. Ardita’s voorhoofd rimpelde van verbazing. Ze bleef doodstil zitten en luisterde aandachtig toen het koor een tweede couplet inzette. Onions and beans, Marshalls and Deans, Goldbergs and Greens And Costellos. Blow us a breeze, Blow us a breeze, Blow us a breeze With your bellows. Met een kreet gooide ze haar boek neer op het dek, waar het in spreidstand neerzeeg, en haastte ze zich naar de reling. Op vijftien meter van het jacht naderde een grote roeiboot met zeven mannen erin; zes ervan zaten aan de riemen en eentje stond op de achtersteven de maat van hun lied aan te geven met een dirigeerstokje. Oysters and rocks, Sawdust and socks, Who could make clocks Out of cellos? –

14


Kaper op de kust

De blik van de koorleider rustte opeens op Ardita, die gebiologeerd over de reling leunde. Hij gaf een abrupte zwiep met zijn stokje en het gezang stopte meteen. Ze zag dat hij de enige blanke in de boot was; de zes roeiers waren negers. ‘Narcissus ahoi!’ riep hij beleefd. ‘Wat heeft al die herrie te betekenen?’ vroeg Ardita vrolijk. ‘Is dit de roeiploeg van het plaatselijke gekkenhuis?’ Intussen schuurde de sloep langs de zijkant van het jacht en een kolossale neger in de boeg draaide zich om en greep de touwladder. Daarop verliet de leider zijn plek op de achtersteven en voor Ardita doorhad wat hij van plan was klom hij snel langs de ladder omhoog en stond hij hijgend voor haar op het dek. ‘De vrouwen en kinderen zullen gespaard worden!’ zei hij bruusk. ‘Alle huilende baby’s zullen terstond worden verdronken en alle mannen worden in dubbele boeien geslagen!’ Ardita stak haar handen van opwinding diep in de zakken van haar jurk en gaapte hem aan, sprakeloos van verbijstering. Hij was een jonge man met een smalende trek om zijn mond en de helderblauwe ogen van een gezonde baby in een donker, gevoelig gezicht. Zijn vochtige krulhaar was pikzwart, als van een donker uitgeslagen Grieks beeld. Hij had een slank postuur, was goed gekleed en bewoog zich zo gracieus als een lichtvoetige quarterback. ‘Goh, ik sta perplex!’ zei ze verbouwereerd. Ze keken elkaar afwachtend aan. ‘Geeft u het schip over?’ ‘Is dit een aanval van humor?’ vroeg Ardita bits. ‘Bent u gestoord, of is dit uw ontgroening voor het studentencorps?’ 15


de rijke jongen

‘Ik vroeg of u het schip overgeeft.’ ‘Ik dacht dat alcohol verboden was,’ zei Ardita laatdunkend. ‘Hebt u nagellak gedronken? Maak dat u wegkomt van dit jacht!’ ‘Wat?’ De stem van de jongeman drukte ongeloof uit. ‘Wegwezen! U hebt me best gehoord!’ Hij keek haar even aan alsof hij stond te overwegen wat ze had gezegd. ‘Nee,’ zei zijn smalende mond toen langzaam. ‘Nee, ik ga niet van dit jacht. U mag weggaan, als u wilt.’ Hij liep naar de reling, gaf een kort bevel en meteen klauterde de bemanning van de roeiboot de ladder op en stelde zich in het gelid voor hem op, met een roetzwarte, potige neger aan het ene einde en een miniatuurmulat van 1 meter 45 aan het andere. Ze leken eender gekleed te zijn in een soort blauw pak versierd met stof, modder en rafels; ieder had over zijn schouder een kleine witte, zwaar ogende zak hangen en droeg onder zijn arm een groot zwart foedraal waarin zo te zien een muziekinstrument zat. ‘Geef – ácht!’ gebood de jongeman, en hij klakte zijn eigen hakken met een scherpe tik tegen elkaar. ‘Op de plaats – rúst! Maak front! Babe!’ De kleinste neger stapte haastig naar voren en salueerde. ‘Ja baas!’ ‘Neem de leiding, ga benedendeks, overmeester de bemanning en knevel ze, allemaal behalve de machinist. Breng die bij me. En zet die zakken daar bij elkaar aan de reling.’ ‘Ja baas!’ Babe salueerde weer, draaide zich om en wenkte de vijf anderen bij zich. Na een kort gefluisterd beraad daalden ze allen zonder geluid te maken achter elkaar de kajuitstrap af. 16


Kaper op de kust

‘Luister,’ zei de jongeman opgewekt tegen Ardita, die dat laatste tafereel in matte stilte had aanschouwd, ‘als u op uw eer van jonge, vrijgevochten vrouw – wat waarschijnlijk niet veel voorstelt – wilt zweren dat u dat verwende mondje van u achtenveertig uur lang potdicht houdt, dan mag u in onze boot naar de kust roeien.’ ‘En anders?’ ‘Anders gaat u op dit schip mee de zee op.’ Met een ingehouden zucht van verlichting als na een lastige klip die was omzeild liet de jongeman zich neer op de bank waarvan Ardita kort tevoren was opgestaan en strekte loom zijn armen. Zijn mondhoeken ontspanden waarderend toen hij rondkeek naar de fraaie gestreepte markies, het gepoetste koperwerk en het luxueuze toebehoren aan dek. Zijn oog viel op het boek en daarna op de uitgezogen citroen. ‘Hm,’ zei hij, ‘Stonewall Jackson beweerde dat hij een helder hoofd kreeg van citroensap. Is uw hoofd een beetje helder?’ Ardita verwaardigde zich niet te antwoorden. ‘Want binnen vijf minuten zult u een besluit moeten nemen of u weggaat of blijft.’ Hij raapte het boek op en sloeg het nieuwsgierig open. ‘De opstand der engelen. Klinkt goed. Frans, hè?’ Hij keek haar met hernieuwde interesse aan. ‘Bent u Frans?’ ‘Nee.’ ‘Hoe heet u?’ ‘Farnam.’ ‘Farnam hoe?’ ‘Ardita Farnam.’ 17


de rijke jongen

‘Nou, Ardita, het haalt niets uit om daar met je tanden te staan knarsen. Je zou die nerveuze gewoonten af moeten leren nu je nog jong bent. Kom bij me zitten.’ Ardita trok een etui van bewerkte jade uit haar zak, pakte er een sigaret uit en stak hem met bestudeerde onverstoorbaarheid op, al besefte ze dat haar hand een beetje trilde. Daarna liep ze met haar lenige, wiegende tred naar hem toe, ging op de andere bank zitten en blies een mondvol rook naar de markies. ‘Je kunt me niet van dit jacht af krijgen,’ zei ze kalm, ‘en je bent niet goed bij je hoofd als je denkt dat je er ver mee zult komen. Om half zeven zal mijn oom gezorgd hebben dat er allemaal radiotelegrammen kriskras over de zee schieten.’ ‘Hm.’ Ze spiedde snel naar zijn gezicht en zag duidelijk iets van bezorgdheid gegrift in de ietsjes neergetrokken mondhoeken. ‘Het maakt mij niets uit,’ zei ze schouderophalend. ‘Dit jacht is niet van mij. Ik heb er geen bezwaar tegen om een paar uur rond te varen. Ik wil je zelfs dat boek lenen zodat je iets te lezen hebt op de boot van de kustwacht die je naar Sing Sing brengt.’ Hij lachte smalend. ‘Als je me raad wilt geven, doe geen moeite. Dit is onderdeel van een plan dat is beraamd nog voor ik van het bestaan van dit jacht af wist. Als het deze boot niet was geweest dan was het de volgende geweest die voor anker voor de kust lag.’ ‘Wie ben je?’ vroeg Ardita opeens gebiedend. ‘En wat ben je?’ ‘Je hebt besloten om niet aan land te gaan?’ ‘Ik heb het zelfs geen moment overwogen.’ 18


Kaper op de kust

‘Wij staan met ons zevenen algemeen bekend als Curtis Carlyle and his Six Black Buddies,’ zei hij. ‘Laatstelijk van de ‘‘Winter Garden’’ en de ‘‘Midnight Frolic’’.’ ‘Jullie zijn zangers?’ ‘Dat waren we tot vandaag. Nu zijn we, vanwege die witte zakken die je daar ziet, op de vlucht voor het gerecht, en ik moet me erg vergissen als de beloning die voor onze aanhouding is uitgeloofd inmiddels niet tot twintigduizend dollar is opgelopen.’ ‘Wat zit er in die zakken?’ vroeg Ardita nieuwsgierig. ‘Nou,’ zei hij, ‘laten we het voor dit moment maar modder noemen – Floridamodder.’

III Minder dan tien minuten na het onderhoud dat Curtis Carlyle met een zeer bange machinist voerde was het jacht Narcissus afgevaren en stoomde het zuidwaarts door een zwoele tropische schemering. De kleine mulat, Babe, die Carlyles onvoorwaardelijke vertrouwen scheen te hebben, had de leiding genomen. Mr. Farnams bediende en de kok (de enige bemanningsleden aan boord, afgezien van de machinist) hadden zich verzet maar kwamen nu tot inkeer, stevig vastgesnoerd op hun kooi beneden. Trombone Mose, de grootste neger, werd met een pot verf aan het werk gezet om de naam Narcissus van de boeg te verwijderen en door Hula Hula te vervangen. De anderen hadden zich op het achterdek verzameld en zich in een verwoed dobbelspel gestort. Nadat Carlyle opdracht had gegeven voor het bereiden van een 19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.