De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 1
de veertig van heytze
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 2
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 3
Ingmar Heytze
De veertig van Heytze
Uitgeverij Podium Amsterdam
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 4
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 5
Inhoud Inleiding 7 Gerrit Achterberg, Verdemen 10 Hans Dorrestijn, Lente 12 Bergman, Reisbrief 14 Philip Larkin, Dagen 16 Martinus Nijhoff, De troubadour 18 Frans Kuipers, Kwallen, 20 Frank Koenegracht, Een jongen die zijn meisje kwijtraakt... 22 Koos Schuur, Aarzelende minstreel 24 Bob den Uyl, Dood op de fiets 26 Eva Cox, Ik wil 28 Anna Świrszczyńska, Dat zou niet goed zijn 30 Lernert Engelberts, Verlaten terrein 32 Frank Koenegracht, Epigram 34 Annie M.G. Schmidt, Pardon! 36 Alain Teister, Utrecht revisited 38 Anton Korteweg, Toen en nu 42 Rutger Kopland, De god in mijn hersenen 44 Menno Wigman, Telefunken 46 Edward van de Vendel, Het ergste 48 John Burnside, De laatste man die Oebychs sprak 50 Ester Naomi Perquin, Jij bent de verkeerde 54 Hans Andreus, Er zullen anderen komen of niet... 56 Jan Arends, Ik heb vandaag een bloem geplukt... 58 K. Schippers, In de verte 60 Spinvis, Astronaut 64 Tjitske Jansen, Voor zijn verjaardag 66 Tom Lanoye, Het is een magere troost... 68 5
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 6
Henrik Nordbrandt, Angst voor bezems 70 K. Michel, Vuistregels 72 Menno Wigman, Tot besluit 74 Toon Tellegen, Het noodlot 76 Miroslav Holub, Tovenaarsklaaglied 78 Van der Graft, Denk mijn naam wanneer ik dood ben... 82 M. Vasalis, De dood 84 Luuk Gruwez, God schrijft een brief 86 Wim Brands, Ansichtkaart 90 Koenraad Goudeseune, Klusser 92 Ellen Deckwitz, Het zou kunnen dat ik het op deze foto ben... 94 Neil Hilborn, OCS 96 Alexis de Roode, Dag liefje 100 Verantwoording 103 Aftiteling 107
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 7
Inleiding De verre voorloper van de iPod heette KB Discomatic. Het was een ‘draagbare’ jukebox van tweeëntwintig kilo, waar veertig vinylsingles in pasten. Niemand minder dan John Lennon had een Discomatic, die hij midden jaren zestig meenam op tournee, om altijd zijn favoriete muziek bij zich te hebben. De Discomatic bevatte Lennons muzikale geheugen, en de veertig plaatjes die hij ermee draaide, waren de directe inspiratiebronnen voor nieuwe nummers. Ik weet zeker dat elke kunstenaar, of het nu een gigant als John Lennon is of een lokale letterknecht als ik, zijn eigen Discomatic heeft; de ultieme selectie van favoriete liedjes, gedichten, schilderijen, films, beelden, geluiden, composities, romans of foto’s die hem inspireren, en waaruit hij schaamteloos, dan wel besmuikt elementen vist om zelf te gebruiken. De veertig van Heytze is mijn persoonlijke selectie uit alle Nederlandstalige poëzie die ik heb gelezen. Drie van deze gedichten zijn vertalingen naar het Nederlands. In nog eens drie gevallen heb ik een uitzondering gemaakt voor een Engels gedicht waarvan ik geen vertaling kende, en dat ik daarom uit pure hebzucht zelf maar heb vertaald naar het Nederlands. Krijn Peter Hesselink dank ik voor zijn constructieve blik op die vertalingen. Daarbij bevat dit boek ook twee liedteksten die in mijn ogen werken als poëzie. Dit zijn de teksten waarin ik herken wat ik zelf probeer te schrijven. Soms zijn ze zo mooi dat ik weet dat ik ze nooit zal kunnen evenaren, soms zo vreemd dat ze me uitdagen om dat toch te proberen, soms zo herkenbaar dat 7
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 8
ik me voor mijn kop sla dat ik ze niet zelf heb verzonnen. Een definitieve keuze is het niet. Ook John Lennon verving weleens een plaatje. Bovendien kan ik niet weten welke dichters ik nog moet ontdekken. Dit zijn niet per se de veertig beste gedichten die ik ken, al zijn het allemaal grote favorieten. Mijn jukebox bevat ook werk van dichters die maar één enkel gedicht hebben geschreven dat me fascineert, en er ontbreken heel veel dichters met een oeuvre dat ik afgrondelijk bewonder, maar waarin net niet dat ene gedicht staat dat ik al halverwege de eerste lezing zelf had willen schrijven. Samen vormen ze een bundel van één dichter die niet bestaat, het briljante debuut van mijn eigenhandig in elkaar genaaide Dichter van Frankenstein, de dichter die ik al meer dan vijfentwintig jaar probeer te worden, terwijl ik langzaam maar zeker in mezelf verander. De gedichten in dit boek hebben een onmisbare invloed op mijn eigen poëzie, waarvan ik hoop dat andere dichters er op hun beurt weer iets bruikbaars in terugvinden: een oog, een hart, een vierkante centimeter kippenvel. Deze gedichten hebben ervoor gezorgd dat ik niets liever doe dan dichten, dat ik niets liever wilde worden dan dichter. Januari 2014, Ingmar Heytze
8
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 9
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 10
Abuis Gerrit Achterberg schreef beslist geen gitzwart oeuvre bij elkaar. Dat denken alleen mensen die zijn werk niet kennen, of het te lang niet hebben herlezen. Achterberg was een van de grootste Nederlandse dichters van de vorige eeuw, maar waarschijnlijk herinneren de meeste mensen zich vooral dat hij zijn hospita heeft vermoord. Het is niet moeilijk te betogen dat ‘Verdemen’, althans voor een titaan als Achterberg, een vrij zwak, ietwat rammelend sonnet is. Juist daarom houd ik zo van dit gedicht; het is invoelbaar in plaats van ongenaakbaar. De regel ‘Verdomme als ik Verdemen niet ontmoet’ en vooral de slotregel huizen voor eeuwig in mijn hoofd. Ze zijn universeel toepasbaar op elk moment dat er iets misgaat: deur valt dicht met sleutels aan de binnenkant, op het nippertje gehaalde trein vertrekt in tegengestelde richting van bestemming, splinternieuw kledingstuk maakt scheu rend geluid bij het aantrekken, et cetera. Ik denk vaak aan ‘Verdemen’, eigenlijk op elk moment dat er een kloof gaapt tussen de wereld zoals hij is en zoals ik hem liever had gezien. En dat bord met Verdemen? Dat is nergens te vinden. De naam ‘Verdemen’ is zowel bij de Kamer van Koophandel als bij het Meertens Instituut onbekend. Tot nader order moet ik dan ook aannemen dat er nooit werkelijk ‘Verdemen’ op een gevel aan het spoor tussen Utrecht en Arnhem heeft gestaan, laat staan een Verdemen met Zonen. Zelfs de letter kunde staat voor een raadsel. Ook hier zit ergens een abuis, en dat is precies wat het tot een gedicht maakt.
10
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 11
Gerrit Achterberg
verdemen Er staat Verdemen aan de spoorlijn van Arnhem naar Utrecht komende — & Zonen. Ik kan het u gemakkelijk aantonen: links bovenaan tegen een gevel an. Ik weet van deze man niets anders dan dat hij Verdemen heet en hij heeft Zonen en dat hij aan de spoorlijn is gaan wonen, waar ieder zich van overtuigen kan. Ik zou hem voor de aardigheid misschien eens op kunnen gaan zoeken in zijn huis en kijken wat hij in het leven doet. Verdomme als ik Verdemen niet ontmoet. Het is van uit de trein een pas of tien. Natuurlijk zit er ergens een abuis.
11
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 12
Applaus De platenkast van mijn ouders viel in twee genres uiteen: jazz van mijn vader, en cabaret en kleinkunst van mijn moeder. In de jaren zeventig was cabaret iets anders dan nu. De meeste cabaretiers traden op in duo’s of groepen, waarbij ze niet alleen eigen teksten brachten, maar ook vaak liedjes en sketches, geschreven door dichters. Als jongetje zat ik, ongeveer vanaf mijn derde jaar, met een veel te grote koptelefoon naar die anderhalve meter vinyl te luisteren. Zodoende ken ik de mooiste liedjes van dichters als Rob Chrispijn, Jan Boerstoel en Lennaert Nijgh uit mijn hoofd. Ik ben enige tijd stapelverliefd geweest op Claudia de Breij, omdat ze precies dezelfde platenkast uit haar hoofd kent. Die tekstdichters kende ik overigens alleen van de platenhoezen. Als persoon verschenen ze pas op de radar zodra ze zelf begonnen met optreden, zoals Hans Dorre stijn. Met zijn eerste lp Bofkont, uit 1974, ging hij op tournee als zanger en pianist. Mijn ouders gingen kijken in Tejater Kikker te Utrecht — ik vind het ook moeilijk dat het toen zo gespeld werd — en bleken, op de gekwelde zanger en de barvrouw na, de enige twee aanwezigen. Hans Dorrestijn nam vijf jaar geleden officieel afscheid van het podium in een vol Carré. ‘Lente’, waarin de tijd als een achtmillimeterfilm wordt teruggespoeld om alles wat niet mocht gebeuren de vergetelheid in te jagen, staat al op die lp uit 1974. Ik vind het nog altijd zijn allermooiste liedje.
12
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 13
Hans Dorrestijn
lente Laat het vriezen dat het kraakt! Laat het sneeuwen dat het wit! En laad opnieuw de kolenkit Nu de liefde me zo tegenzit Verschrompel knoppen die ik haat! Dooi! Trek terug tot een klein wak! En zaaier! Zaaier, zaai het zaad Terug tot weer een volle zak! En haal het vee weer uit de wei En keer dan achterwaarts bewegend Drogend daar het opwaarts regent Weer naar je warme boerderij Laat het vriezen dat het kraakt! Laat het sneeuwen dat het wit! En laad opnieuw de kolenkit Nu de liefde me zo tegenzit Help noordenwind! Keer terug van zuid! Rommel weer aan deur en ruit! En laat de mensen van de kook Weer overgaan op oliestook Dan komt mijn liefste in wintertij Als tranen stijgen naar mijn ogen Waar ze één voor één verdrogen Weer rug’lings terug bij mij, bij mij 13
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 14
Kamerbreed Bergman (1921–2009) was de eerste dichter die ik ooit las als dichter. Zoals ieder kind las ik gedichten, maar dan als rijmpjes in prentenboeken (‘Zag ik dat goed?/ ’t Was de Kat met de Hoed!’). Pas toen ik Bergman ontdekte, begreep ik dat een gedicht ook iets anders kon zijn dan een verhaaltje op rijm. Bergmans bundel Kamerbreed stond bij mijn ouders in de kast. Het is dat er ‘gedichten’ op het omslag stond, want ik vond het maar rare teksten: ultrakorte, verbeten, ietwat misantropische boodschappenlijstjes met een venijnige trap aan het slot. De ‘ik’ in Bergmans gedichten is meestal iemand die het liefst zou losbreken uit een leven dat hij niet wil. In ‘Reisbrief’, dat weliswaar verdacht veel lijkt op een verhaaltje op rijm, kijkt de dichter juist als buitenstaander naar een leven waar hij als toerist niet in kan. Het gedicht is compleet opgebouwd uit rijmende paren (disticha, knikt de kenner), waarmee een echte dichter veel meer kan dan chocoladeletters cadeau doen. Toen ik zelf begon met schrijven en voordragen, respec tievelijk op mijn vijftiende en mijn zeventiende, rolde ik op zeker moment een dichterscircuit binnen waarin ook Bergman, de in het dagelijks leven gepensioneerde leraar Aart Kok, weleens optrad. Hij had een postuur en een stem die respect afdwongen. Je kon horen dat hij voor de klas had gestaan: hij sprak nog een beetje met de dictie van het dictee. Omdat er veel goede grappen in zijn gedichten zitten, werd er vaak en veel gelachen, wat hij stoïcijns negeerde. Zoveel viel er volgens Bergman nu ook weer niet te lachen in dit bestaan. 14
De veertig van Heytze.indd | Sander Pinkse Boekproductie | 31-12-13 / 12:57 | Pag. 15
Bergman
reisbrief waarde vriend het is hier prachtig de koeien zijn ontroerend drachtig de spoorlijn loopt dwars door het dal een vrouw beheert de waterval elk huis of hok met beemd en gaard verkoopt men op een ansichtkaart de mensen lopen traag en stug en komen op geen stap terug men zegt god heeft ons klein gebouwd maar sneed ons uit behoorlijk hout dit alles sta ik aan te zien zo is het paradijs misschien en verder is hier alles prachtig het wordt me soms wel eens te machtig
15