2 minute read

Moeilijke woorden krijgen een ander kleurtje. Ze worden verklaard in de marge bij de lestekst en ook in de woordenlijst vanaf blz. XXX

Filips de Schone vreest een opstand en stuurt een leger naar Vlaanderen. De kern van de Franse troepenmacht bestaat uit ongeveer 2 500 adellijke ruiters. Dat moet de Fransen een beslissend voordeel geven omdat een ruiterleger sterker wordt geacht ten

opzichte van voetvolk. Het ‘Vlaamse’ leger telt bijna

uitsluitend voetvolk (een derde uit Brugge) en wordt geleid door de adellijke vrienden en familieleden van de graaf. Ook een aantal ‘Waalse’ strijders zijn daarbij. De graaf van Namen is immers een zoon van de Vlaamse graaf.

Op 11 juli 1302 staat het Vlaamse leger opgesteld achter beken buiten de muren van Kortrijk op een veld: de Groeningekouter. De Vlamingen zouden het niet lang kunnen uithouden in de volle zon. Als de Fransen wachtten, zou het Vlaamse leger zijn sterke posities moeten verlaten. De Franse bevelhebber Robert d’Artois weigert echter om af te wachten. d’Artois kiest voor de aanval. De Fransen vallen net voor de middag met hun ruiters aan, maar de Vlamingen houden stand. Met hun pieken of goedendags (steek- en slagwapens) werpen zij honderden ridders van hun paard. Zij slachten de ridders en edelen af. Ook Robert d’Artois overleeft het niet. Na enkele uren vluchten de Fransen weg. Ze moeten 500 paar vergulde ruitersporen achterlaten, vandaar de

benaming: Guldensporenslag.

Het graafschap Vlaanderen blijft voorlopig onafhankelijk. De Fransen slaan echter terug en de Vlaamse graaf aanvaardt in 1305 het verdrag van Athis-surOrge. Het graafschap krijgt een zware belasting opgelegd en wordt opnieuw een Frans leen. Vlaanderen ontsnapt wel aan de aanhechting bij het Franse kroondomein.

voetvolk:

soldaten te voet

Guldensporenslag:

na de strijd tussen het Franse en het Vlaamse leger worden op het slagveld 500 paar gulden sporen verzameld van gesneuvelde ‘Franse’ ridders. Pas in de 19e eeuw spreekt men daarom over de Guldensporenslag.

BRON 1 Vlaanderen met buurlanden, 1302

OPDRACHT 1

• Welke vier partijen staan er tegenover elkaar volgens de lestekst? • Wie is er bondgenoot van wie? • Vermeld bij elke partij één doel dat ze willen bereiken.

KENNEN

1 het begrip ‘monarchie’ uitleggen 2 de begrippen ‘patriciërs’, ‘kroondomein’, ‘klauwaard’ en

‘leliaard’ uitleggen 3 de oorzaken van het conflict tussen de Franse koning en de

Vlaamse graaf uitleggen 4 de verhoudingen tussen de verschillende partijen uitleggen 5 de overwinning van de Vlamingen verklaren 6 twee bepalingen uit het Verdrag van Athis-sur-Orge geven 7 aantonen dat in de 19e eeuw de Guldensporenslag een andere betekenis krijgt 8 de Brugse metten verklaren

KUNNEN

1 historische vragen beantwoorden 2 de betrouwbaarheid van een bron beoordelen in functie van een historische vraag 3 informatie uit bronnen en kaarten afleiden 4 bronnen vergelijken

OPDRACHT 2

• Toon aan met behulp van bron 1 dat het conflict geen strijd is tussen Franstaligen en

Nederlandstaligen. • Toon aan de hand van twee concrete voorbeelden aan.

This article is from: