fv er si e
oe
Pr
rs
ie
Wiskunde voor het 1e jaar B
Pr
oe
fv e
Marieke Sarazin Stijn Seys Jan Vanhee
Hoe werk je met Formule 1? Wist je dat je elke dag verschillende soorten getallen gebruikt? En dat je elke dag werkt met cirkels, kubussen of rechthoeken? In dit leerwerkschrift ontdek je hoe je door te tellen en te rekenen, te meten en te tekenen de wereld om je heen beter begrijpt. Planner
Aan de slag
tjes
De deelmanne
s zes dagen precie t jes hebben in elijk op hun planee De deelmannet afgelegd om uiteind 14 507,4 km landde met . Hun ruimteschip aan te komen t Formula. jes op de planee 144 deelmannet r op Formula. id de planeet. dreigt er gevaa met grote snelhe Na de landing schip nadert ppen door in Een vijandig ruimte het gevaar ontsna jes kunnen aan De deelmannet jes. springen. s 15 deelmannet een krater te kunnen slecht krater elke Maar in ppen? n er niet ontsna annetjes kunne Hoeveel deelm
Bij het begin van elk hoofdstuk maak je in een korte inleiding kennis met het onderwerp waarover je iets leert.
Hoeveel km legde het schip per dag af?
Hoeveel n kraters zoude er minstens moeten zijn te om iedereen beschermen?
Hoofdstuk 4
Inleiding
Op mijn maat
Even samenvatten
131
Test op mezelf
132
Gamezone
134
Op mijn maat
Test op mezelf
Resultaat
Wat is een hoek?
p. 171
BIM1
0-1
/3
2
BIM2
0-3
/5
Oef 3
4
Oef 4
5
Oef 5
/3
/
TOM2
/5
Oef 6
/
Hoeken meten
p. 173
4
Hoeken tekenen
p. 175
BIM3
0-3
/6
4-5
6
Oef 8
Oef 7
TOM3
Oef 9
/
Oef 10
0-2
/6
3-5
6
TOM4
/4
oe
BIM4
/6
Klas:
3
Naam:
p. 172
TOM1
Nr.:
Soorten hoeken
3
Oef 2
Oef 1
Oef 11
Totaal
Oef 12
Oef 14
Oef 13
Oef 15
/20
/
Totaal
/
Totaal
/20
Scoreblad
Datum: / / 20
Op deze pagina kun je jouw leerkracht een overzicht geven van je prestaties in het hoofstuk.
Scoreblad Ik behaalde deze
/
Taak 1 Taak 2 Taak 3 Extra opdracht
1:
TOM
/
Taak 4
/
Taak 5
/
Taak 6
/ / / /
Extra opdracht
2:
Extra opdracht
3:
/
Extra opdracht
4:
/
Ik denk even
/
/
TOTAAL na over mijn
Wat kon ik zeer
/
prestaties
goed?
Waar had ik moeit e mee? Bij dit hoofdstuk Ik denk even
moet ik extra
na over mijn
Aandachtspunt
/
letten op
attitudes en vaard
igheden
Evaluatie leerlin
Heb ik mijn fouten zinvol verbeterd? Heb ik goed doorg ewerkt? Was ik telken s in orde? Heb ik zelfstandig gewerkt? Heb ik mijn taal verzorgd? Commentaar
g
0
1
2
Evaluatie leraar
3
0
1
0
2
3
0
1
0
2
3
0
1
0
2
1
3
2
3
0
1
0
2
1
3
2
3
0
1
2
3
TOTAAL
van de leraar
1
2
1
2
3 3
15
bij de aftrekking
Pr 1.1 Benamingen
resultaten
BIM
169
Wiskundetaal
118 120 122 123 126 127 129
In de ‘Planner’ kun je volgen wat je allemaal al gedaan hebt in een hoofdstuk. Als je telkens het bolletje inkleurt als je een onderdeel afgewerkt hebt, kun je mooi de voortgang volgen.
Hoofdstuk 6
1
116
In dit hoofdstuk leer je alles over lijnen.
Hoofdstuk 1
Ben ik mee?
Mijn circuit
Aan de slag
Aan de slag
Soorten lijnen Rechte, halfrechte en lijnstuk Lijnstukken meten en tekenen Onderlinge ligging van rechten Evenwijdigen tekenen Loodlijnen tekenen Coördinaten
Ben ik mee?
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen
fv e
Deze pagina biedt een overzicht van welke oefeningen je best kunt maken en je resultaten. 2
1 2 3 4 5 6 7
105 107 109 110 112 113 115
102
Mijn circuit
1
Soorten lijnen Rechte, halfrechte en lijnstuk Lijnstukken meten en tekenen Onderlinge ligging van rechten Evenwijdigen tekenen Loodlijnen tekenen Coördinaten
rs
Hoeveel plaatsjes zou één krater minstens moeten hebben om iedereen in veiligheid te brengen?
Planner
1 2 3 4 5 6 7
ie
9
Chef’ inkel ‘Chez le wok kost bij kookw Deze gietijzeren pan kost diezelfde € 79. ‘Het pannenhuis’ Bij de concurrent r. ? minde €6 pannenhuis’ de wok bij ‘Het Hoeveel kost
g
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Aan de slag
Hoofdstuk 5
Berekening: wok € 73. nhuis’ kost de Bij ‘Het panne Antwoordzin:
het verschil
Handtekening leerlin
8
de termen
de aftrekker
de aftrekking
king al en de aftrek en bereken. 1.2 Wiskundeta een aftrekking de zinnen als 18 – 3 Schrijf de volgen r dan achttien. 149 – 23 a Drie minde 149 cm meet. die Nina, cm kleiner dan 67 –12 b Maité is 23 r. kg lichte 67 kg. Uti is 12 1,28 – 0,13 c Laila weegt m lager. Said springt 0,13 t over 1,28 m. spring Kiara cm 98 – 23 d Kjenta staat 23 van het bord. cm 98 op e Bianca staat 7–2 dichter. graden n wordt het 2 het 7 °C. Morge f Vandaag is 34 – 8 kouder. is € 8 goedkoper. 34. Die van Febe € kost g 158 – 6 g Je kettin g. kreeg € 6 kortin kost € 158. Mirte h Het skipak
= 15 = 126 = 55 = 1,15 = 75 = 5 = 26 = 152
141
In ‘Aan de slag’ krijg je de leerstof te zien. Zie je dit logo in de kantlijn dan maak je zelf al een verwerkingsopdracht. Als dit logo verschijnt mag je je rekenmachine gebruiken.
Ben ik mee? Naam: Nr.:
1
/
/ 20
/ 43
72 en 4 noem je de factoren. De bewerking zelf noem je een vermenigvuldiging.
72 x 4 = 288
Het resultaat, 288, noem je het product. 72, het eerste getal, noem je het vermenigvuldigtal. 2,5
4, het tweede getal, noem je de vermenigvuldiger. Schrijf de volgende zinnen als een vermenigvuldiging en bereken.
BIM1.2
3 x 10 a Het drievoud van 10. 7x€8 b Zevenmaal een aankoop van € 8. c Wim wandelde 4 km. Jens wandelde drie keer zo ver. 4 km x 3
2
30
=
€ 56
=
12 km 1,5
Hoofdrekenen
a 7x8
=
56
g 82 x 2
=
164
b 9x5
=
45
h 38 x 3
=
114
c 3x7
=
21
i 32 x 4
=
128
d 6x9
=
54
j 92 x 5
=
460
e 72 x 100
= 7 200
k 64 x 11
=
704
f 65 x 10
=
650
l 32 x 9
=
288
e 3 x 22,6
=
12
Bereken uit het hoofd.
3 BIM3
=
Bereken uit het hoofd.
BIM2.1
BIM2.2
2
Datum:
Vul de juiste benamingen aan.
BIM1.1
Ben ik mee? In ‘Ben ik mee?’ ontdek je waar je goed of minder goed in bent. Als je je scores netjes invult op ‘Mijn circuit’, vind je makkelijk terug welke oefeningen je moet maken in ‘Op mijn maat’.
Klas:
Wiskundetaal
Hoofdstuk 7
79 - 6 = 73
het aftrektal
a 2,6 x 100
=
260
b 0,045 x 1 000
=
45
67,8
f 5,6 x 5
=
28
c 338,56 x 1 000 = 338 560
g 32,8 x 5
=
164
d 12,35 x 2
h 5 x 18,24 =
= 24,70
91,20
8
Schatten De studiereis naar Gent kost € 29,85 per persoon. We gaan met 12 leerlingen en 3 leerkrachten deze stad bezoeken. Schat in tientallen hoeveel deze studiereis zal kosten. Berekening: 15 x 30 = 450 Antwoordzin: De studiereis zal ongeveer 450 euro kosten.
2
203
Op mijn maat 1
K
Vul in met het best Elke letter komt passende woord. in een apart hokje .
O
M
M
2
A
G
E
T
I
E
A
L
L
E 3 5
Hoofdstuk 1
Getallen 1
1
K
O
M
M
Op mijn maat
T
4
A
L
T 6
L
N
N
4
L
R
I C
I
J
N
E
F
E
R
S
K 8
Getallen zonde r een komma Dit teken komt altijd voor in kommagetallen. Het kleinste cijfer dat bestaat. 7 Hier hebbe n we er tien van. 8 Welk cijfer ontbreekt in deze rij? 1–7–5–4– 3–0–8–2– 6 6
L 7
komma staat. Die bestaan uit cijfers. Het aantal cijfers dat je gebruikt om getallen te maken.
5
U
N
1 Getallen waarin een 2 3
U
E
E
N
A
Je resultaat uit ‘Ben ik mee?’ leidt je automatisch naar oefeningen op jouw maat, oefeningen die jij aankunt! Alle oefeningen binnen een onderwerp hebben hetzelfde doel. Het is jouw rijstijl die bepaalt onder welk metertje je oefent. Heb je nog veel oefening nodig, dan rijd je beter op een rustiger tempo. Maak dan de oefeningen met dit logo. Heb je gemiddeld gescoord, dan kun je overgaan op een hoger toerental. Had je een hoge score, dan mag je de oefeningen op volle snelheid maken. Die vind je naast dit logo. Vlieg niet uit de bocht! 2
Welke getallen
G
E
der?
−1
−196
Hoe noem je
3
N
herken je hieron
−12
deze getallen? negatieve getalle n Vul aan met een passend getal.
a
Het vriest twee getal natuurlijk graden. komma negat ief Onze auto staat −2 £ op de £ x £ ondergronds gepar derde verdieping keerd. −3 £ De haag is ander £ x £ halve meter hoog. d Je bankrekenin 1,5 £ g staat 15,40 euro x £ £ in het rood. e De paal zit −15,40 een halve meter £ x £ onder de grond x £ . −0,5 £ x £ x £ b
c
ie
23
ten
rs
Even samenvat al
Hoofdstuk 3
de som
de termen
139 + 72 = 211
Even samenvatten
de optelling
Op het einde van elk hoofdstuk vind je alles wat je hebt geleerd, bijeengebracht in een handige samenvatting. Die kun je gebruiken als hulp bij het studeren.
langer dan … dan, verder dan, 92 = 85 + 7 = = 65 + 20 + 7 65 + 27 83 • splitsen = 60 + 23 = 12 + 23 + 48 = 48 + 23 + 12 1 = 623 • koppelen 624 = 1 = 324 + 300 llen 324 + 299 extra, duurder
fv e
r dan, meer dan, grote
• aanvu
f het resultaat
• schat voora • cijferen
1
1 3 + 3
5
4
7
2
7
5
8
2
2
1
1
5
8
,
7
,
2
3
1
3
,
8
1
oe
6 +
Test op meze
lf
Nr.:
Naam: Schooljaar 20
Klas:
- 20
Trimester
Leraar:
1 TOM1.1
Datum:
/
/ 20
/ 20
Soorten lijnen Welke soorte
n lijnen herke
n je op de foto’s?
dstuk 3
• Wiskundeta
Test op mezelf
Pr
In ‘Test op mezelf’ kun je je vorderingen meten. Wedden dat je een versnelling hoger geschakeld bent?
Gamezone 1
Deze potloden zijn als een Mikado op elkaar gestapeld. Noteer de volgorde waarin de potloden gestapeld zijn. Begin met het bovenste potlood.
3
3
een verticale
2 TOM2.1
3
lijn
een open gebog
en lijn
een gesloten gebrok en lijn
Rechte, halfre chte en lijnstu k Geef iedere lijn de Geef ook telken best passende naam. Kies uit rechte, halfre s de juiste notati chte of lijnstu e.
3
k.
K
Q
L
a
Notatie:
Notatie:
C
P D
Notatie:
3
93
9
Hoofdstuk 4
8
25
D - A - J - E - B - C - I - G - H - F
Gamezone
5
11
Kleur de weg die de pinguïn moet volgen. O2 wil zeggen ‘ga twee ijsschotsen naar Onderen’. B wil zeggen naar Boven, L naar Links en R naar Rechts.
Teken nauwk eurig en net.
Opa trakteert met pannenkoeken voor zijn 65ste verjaardag. Hij heeft ze origineel met getallen versierd. De som van elke horizontale, verticale en schuine rij van vijf pannenkoeken moet 65 zijn. Vul jij op de lege pannenkoeken het juiste getal in?
20
2
TOM1.2
4
10
23
Elk ei is de som van de twee eieren eronder. Noteer in de lege eieren de juiste getallen.
295
In de gamezone sluit je elk hoofdstuk af met een puzzel, een spel of een uitdaging. Wiskunde is leuk!
343
137 158 185 69
68 30
38 23
15 9
9
39
6
96 50
46
26 9
2
20 11
9
8
134
Wil je nog meer? Neem je tablet of computer en verken ons onlineleerplatform. Daar vind je nog meer oefeningen. Kies online oefeningen of gaspedaal- en pitstopoefeningen zodat je de leerstof helemaal onder de knie krijgt.
3
Inhoudsopgave Hoe werk je met Formule 1? Getallen overal(l)
5
Hoofdstuk 2
Goed kijken
43
Hoofdstuk 3
Opgeteld staat netjes
69
Hoofdstuk 4
Lijnen, een kwestie van smaak!
Hoofdstuk 5
Solden maken het verschil
rs
ie
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 6 Hoekengewijs
101 137 167
Een nieuwe vloer
Hoofdstuk 8
Gemeten, gewogen en goedgekeurd
223
Hoofdstuk 9
De deelmannetjes
263
Hoofdstuk 10
Fluitje van een cent
301
Hoofdstuk 11
Sla een goed figuur
333
oe
fv e
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 12
Lach je een breuk
Pr
Hoofdstuk 13 Omtrek
4
2
191
365 403
1
Getallen overal(l)
Wat is het verschil tussen een cijfer en een getal?
ie
Hoe rond je af? Met een vijl?
rs
Waar of niet waar? 432 = 234 Ook al heeft het getal dezelfde cijfers?
oe
fv e
Wanneer is een getal natuurlijk?
getallen Kunnen ma een kom ? n hebbe
rs Zijn cijfe ? jk li natuur
Lees je graag het getal 87458124 of liever 87 458 124?
Pr
Wat zijn negatieve getallen?
Zijn natuurlijke getallen positief?
Hoeveel getallen bestaan er eigenlijk?
Ben ik mee?
ie
1 Getallen 2 Rang en waarde van een cijfer in een getal 3 Getallen splitsen en samenstellen 4 Getallen lezen en schrijven 5 Getallen op een getallenas 6 Getallen op een rangschikken 7 Getallen afronden 8 Getallen in tabellen en diagrammen
oe
Op mijn maat
Soorten getallen 1.1 Natuurlijke getallen 1.2 Kommagetallen 1.3 Positieve en negatieve getallen Rang en waarde van een cijfer in een getal Getallen splitsen en samenstellen 3.1 Getallen splitsen 3.2 Getallen samenstellen Getallen lezen en schrijven 4.1 Getallen lezen 4.2 Getallen schrijven Getallen op een getallenas Getallen rangschikken 6.1 Natuurlijke getallen en kommagetallen 6.2 Positieve en negatieve getallen Getallen afronden 7.1 Afronden op een tiental 7.2 Afronden op een eenheid 7.3 Afronden op een tiende 7.4 Afronden op een honderdste Getallen in tabellen en diagrammen
fv e
Aan de slag 1 2 3 4 5 6 7 8
rs
Hoofdstuk 1
Planner
Pr
Even samenvatten Test op mezelf Gamezone
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen In dit hoofdstuk leer je alles over getallen.
6
9 10 10 10 11 12 12 12 13 13 13 14 15 15 16 17 17 18 18 18 19 21 23 24 26 28 29 30 32 34 38 39 41
p. 19
8 Getallen in tabellen
en diagrammen
p. 17
p. 15
Getallen afronden
7
rangschikken
p. 14
p. 13
/2
/4
/6
/6
/5
/10
/4
/3
Totaal /40
BIM8
BIM7
BIM6
BIM5
BIM4
BIM3
BIM2
BIM1
Totaal
Oef 51
Oef 45
5-6
Oef 52
2
Oef 34
ie
5-6
Oef 18
9-10
rs Oef 33
Oef 31
Oef 24
Oef 15
Oef 3
3
/
/
/
/
/
/
/
/
/
Resultaat
/2
/4
/6
/6
/5
/10
/4
/3
Totaal /40
TOM8
TOM7
TOM6
TOM5
TOM4
TOM3
TOM2
TOM1
Test op mezelf
Datum: / / 20
Oef 46
Oef 50
Oef 44
Oef 49
Oef 43
1
Oef 40
Oef 48
Oef 39
Oef 38
3-4
Oef 32
Oef 28
Oef 29
Oef 30
3-4
3-4
Oef 21
Oef 27
Oef 23
Oef 20
3-5
Oef 17
Oef 12
Oef 47
Oef 37
Oef 26
Oef 11
fv e Oef 14
Oef 10
6-8
3-4
Oef 42
0
0-2
0-2
0-2
0-2
Oef 9
Oef 2
2
Op mijn maat
Oef 41
Oef 36
Oef 35
Oef 25
Oef 22
Oef 19
Oef 13
Oef 16
Oef 8
Oef 5
Oef 6
Oef 7
0-5
0-2
Oef 4
Oef 1
0-1
oe
Pr
Ben ik mee?
Nr.: Klas:
6 Getallen
getallenas
5 Getallen op een
schrijven
4 Getallen lezen en
samenstellen
3 Getallen splitsen en
p. 12
p. 11
2 Rang en waarde van
een cijfer in een getal
p. 9
Soorten getallen
1
Aan de slag
Naam: Hoofdstuk 1
Mijn circuit
/
7
Hoofdstuk 1
Scoreblad Ik behaalde deze resultaten BIM
/
TOM
/
Taak 1
/
Taak 4
/
Taak 2
/
Taak 5
/
Taak 3
/
Taak 6
/
/
Extra opdracht 2 :
/
Extra opdracht 3 :
Extra opdracht 4 :
ie
Extra opdracht 1 :
/
rs
/
TOTAAL
fv e
Ik denk even na over mijn prestaties
/
Wat kon ik zeer goed?
Waar had ik moeite mee?
Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op
oe
Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden
Evaluatie leerling
Evaluatie leraar
Heb ik mijn fouten zinvol verbeterd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik goed doorgewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Was ik telkens in orde?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik zelfstandig gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik mijn taal verzorgd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Pr
Aandachtspunt
TOTAAL
15
Commentaar van de leraar
Handtekening leerling
8
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Hoofdstuk 1
Aan de slag 1 Soorten getallen
Mama, hoe oud ben ik nu?
ie
Getallen zijn in ons leven echt onmisbaar. Ook in het verleden hadden mensen al aantallen nodig om iets duidelijk te kunnen maken. Ze krasten strepen op een steen of maakten inkervingen op een stok. Vandaag gebruik je geen streepjes meer maar cijfers. Met die cijfers maak je getallen. In het dagelijkse leven en in de lagere school maakte je al gebruik van heel wat verschillende getallen.
De kruin van deze boom is zes meter hoog.
fv e
Gisterenmiddag werden we verwend met een aangename temperatuur.
rs
Noteer telkens het passende getal bij de omschrijving.
Ik scoorde vierenvijftig punten.
oe
’s Morgens was het nog bitter koud.
Pr
Caesar werd vermoord in het jaar 44 voor Christus.
Mijn vriend Abdel woont op de derde verdieping.
De wortels zitten tot vijf meter onder de grond.
Mijn rugnummer staat op mijn truitje gedrukt.
De Eiffeltoren is 317,5 m hoog.
Om het werelduurrecord te verbreken, moet de wielrenner gemiddeld 55,1 km/uur fietsen.
9
Hoofdstuk 1
1.1 Natuurlijke getallen We beschikken over tien cijfers. Noteer ze van klein naar groot.
Met deze tien cijfers kun je ontelbaar veel getallen maken. • Welke getallen zonder komma kun je bouwen door elk van de cijfers 0 en 3 en 4 juist één keer te gebruiken?
ie
Al die getallen (zonder komma) noem je natuurlijke getallen. Kleur alle natuurlijke getallen op de vorige pagina groen. 1.2 Kommagetallen
rs
Komma’s spelen een belangrijke rol!
fv e
Zoek de fouten:
Een groot brood kost 250 euro
oe
• Welke getallen met een komma kun je bouwen door elk van de cijfers 0 en 3 en 4 juist één keer te gebruiken?
Pr
Al die getallen (met een komma) noem je kommagetallen.
Kleur alle kommagetallen op de vorige pagina blauw. 1.3 Positieve en negatieve getallen • Getallen met een – voor noem je negatieve getallen. Dat zijn getallen kleiner dan nul. Voorbeeld: -3°C
• Getallen zonder een – voor noem je positieve getallen. Dat zijn getallen groter dan nul. Voorbeeld: +20 °C = 20°C (Het toestandsteken + mag weggelaten worden.) • Het getal nul is het enige getal dat zowel positief als negatief is. Kleur alle negatieve getallen op de vorige pagina rood.
10
Hoofdstuk 1
2 Rang en waarde van een cijfer in een getal Dit zijn twee gelijke getallen want ze zijn even lang en hebben dezelfde cijfers.
Welke fout maakt deze jongen?
Wat loopt er verkeerd in zijn denkwijze?
Afhankelijk van de rang van een cijfer in een getal, krijgt dat cijfer een bepaalde waarde.
Honderdtallen
Tientallen
h
oe
Vul aan.
ie
Duizendtallen
t
rs
Honderdduizendtallen
E ,
honderdsten
T
Ik ben hoger in rang, dus ik ben meer waard!
fv e
H
tienden
D
Eenheden
HD TD Tienduizendtallen
M
Miljoentallen
Schrijf het getal 4 562 397,18 in de tabel.
Rang is lang.
Waarde is altijd een getal.
Het cijfer
heeft als RANG de
en heeft als WAARDE
4
miljoentallen
4 000 000
3
7
8
Pr
6
Schrijf het getal 521 374,06 in de tabel en vul hieronder aan. heeft als RANG de
Het cijfer
en heeft als WAARDE
2
0
7
11
Hoofdstuk 1
3 Getallen splitsen en samenstellen 3.1 Getallen splitsen
E 5
t 6
+ 8H + 0T + 5E
+ 6t
D
H
T
E
M 0T ma ERK OP g weg gelate worde n n!
,
t
= 4 805,6 = 4D + 8H + 5E + 6t
h
d
rs
TD
d
+ 0,6
Splits deze getallen. HD
h
ie
+5
=
+0
,
=
4D
=
=
4 000 + 800
T 0
=
H 8
=
D 4
=
TD
=
HD
=
M
=
Het getal 4 805,6 splits je zo:
=
1 345
=
12 087
=
12,3
=
0,45
=
4 201,09
=
oe
fv e
450
3.2 Getallen samenstellen
Pr
Je kunt ook omgekeerd te werk gaan. Dan stel je een getal samen. 4D + 5H + 1E + 7t + 8h
= 4 000 + 500 + 1 + 0,7 + 0,08
= 4 501,78
a 2H + 7T + 5E
=
=
b 1D + 5H + 4T
=
=
c 7H + 9T + 2t
=
=
d 5T + 4t + 5h
=
=
e 6TD + 8D + 5H + 4T + 9h =
=
f 3t + 8h
=
Stel deze getallen samen:
12
=
Hoofdstuk 1
4 Getallen lezen en schrijven 4.1 Getallen lezen De tabel is een handig hulpmiddel om getallen vlotter te kunnen lezen. HD 3
2
TD 0
5
D 2
H 1
T 5
E 7
,
8
9
0
6
,
2
4
,
0
0
6
3
0
1
2
t
h 4 miljoen 302 duizend 157 (eenheden) 8 duizend 906 eenheden 2 tienden 2
4 eenheden 2 honderdsten
,
3
9
ie
M 4
4.2 Getallen schrijven
rs
Ook de schrijfwijze van de getallen helpt je om getallen makkelijker te lezen: je laat wat plaats na de Miljoentallen en de Duizendtallen.
Het komt er dus op neer dat je de cijfers vóór de komma in groepjes van drie noteert, van rechts naar links.
26458
4750750
3015,25
14389,805
2024552,23
oe
7838
fv e
Schrijf deze getallen duidelijker door de cijfers te groeperen.
Lees.
In 2018 werd het wereldkampioenschap voetbal voor de 21ste keer georganiseerd. Er namen 32 ploegen aan deel.
Pr
Het gastland was Rusland. Rusland is 17 100 000 vierkante kilometer groot. Het land telt zo’n 143 500 000 inwoners. Elk land mocht 23 spelers selecteren. Dat maakt dat aan het toernooi 736 voetballers deelnamen. Bij het begin van het toernooi waren al 4 905 169 tickets verkocht.
© Gansstock / Shutterstock.com
Het grootste stadion is dat van Moskou. Daar kunnen 81 015 supporters in. Er waren 64 wedstrijden, goed voor minstens 5 760 minuten voetbal. De wedstrijd België – Brazilië, die België overigens won, werd in België door 2 221 137 tv-kijkers gevolgd. België behaalde een schitterende 3de plaats. Je leerkracht dicteert drie getallen. Schrijf ze hieronder op volgens de afspraak.
13
Hoofdstuk 1
5 Getallen op een getallenas Een getallenas kun je vergelijkingen met een thermometer. Alle getallen hebben hun plaats op de getallenas. 20 positieve getallen
10 0
0 -20
negatieve getallen
negatieve getallen
0
10
20
positieve getallen
rs
-20
De afstand van 0 tot 1 = de eenheid
De pijl duidt de richting van 0 naar 1 aan.
fv e
Het getal 0 = de oorsprong
0
ie
-10
-10
-1
0
1
negatieve getallen
positieve getallen
oe
Vul de ontbrekende natuurlijke getallen op de getallenas aan. 0
1
0
8
Pr
Vul de ontbrekende kommagetallen op de getallenas aan. 0
1
0
1
Vul de ontbrekende positieve en negatieve getallen op de getallenas aan.
14
0
0
1
1
Hoofdstuk 1
6 Getallen rangschikken 6.1 Natuurlijke getallen en kommagetallen • Wie is de oudste en wie is de jongste van deze vier vriendinnen? Laura Ronja
• Wie is de grootste en wie is de kleinste van deze kameraden? Morris Nassim
Yana
Rik
Finn
... is jonger dan ...
... is groter dan ...
11 jaar
1,73 m
1,7 m
1,67 m
oe
14 jaar
1,85 m
fv e
15 jaar
rs
16 jaar
ie
Noone
Hun lengtes kun je rangschikken (= ordenen). van groot naar klein
11 < 14 < 15 < 16
> > >
Pr
Hun leeftijden kun je rangschikken (= ordenen). van klein naar groot
< betekent ... is kleiner dan ...
> betekent ... is groter dan ...
• Om kommagetallen te vergelijken zorg je er best voor dat er overal evenveel cijfers na de komma staan. Dat doe je door het kommagetal met nullen aan te vullen. • Getallen die even groot zijn duid je aan met een gelijkheidsteken. Vul in met het juiste symbool. Kies uit <, > of =. 34 33
8 647 8 467
501 873 301 875
2,7 2,3
10,25 10,5
974 545 974 545
12,5 21,5
363,7 363,70
975,54 974,6
15
Hoofdstuk 1
6.2 Positieve getallen en negatieve getallen Welke dag was de koudste van de week? maandag donderdag
dinsdag
woensdag ... was kouder dan ...
ie
Duid op de thermometer telkens de gemeten temperatuur aan. Welke temperatuur werd op welke dag gemeten? Vul aan.
30
20
20
10 0
20
20
10
10
0
0
0
-10
-10
-10
-3°C
0°C
5°C
Pr
30
10
oe
-10
-5°C
30
fv e
30
rs
Welk symbool kun je tussen de temperaturen zetten? Kies uit. <, > of =.
Opmerking: ga je naar rechts op de getallenas, dan worden de getallen steeds groter;
ga je naar links op de getallenas, dan worden de getallen steeds kleiner.
-5 -4 -3 -2 -1 0 -5 < -4 < -3 < -2 < -1 < 0 <
1 1 <
2 2 <
3 3 <
4 4 <
5 5
Schrap wat niet past. Vul in met het juiste symbool. Kies uit <,> of =. -2°C is warmer / kouder dan 0°C
-2
0
3°C is warmer / kouder dan 5°C
5°C is warmer / kouder dan -5°C
5
-5
0,5°C is warmer / kouder dan -1°C
-7°C is warmer / kouder dan -10°C -7
16
3
5
0,5
-1
-10 -2,5°C is warmer / kouder dan -1,8°C -2,5
-1,8
Hoofdstuk 1
7 Getallen afronden In de winkel reken je best vooraf uit hoeveel je ongeveer moet betalen. Zo kom je niet voor onaangename verrassingen te staan. 7.1 Afronden op een tiental • Zet het getal 23 op de juiste plaats op de getallenas. 20
30 23 ligt tussen en
Bij welk tiental is 23 het dichtst gelegen?
23 afgerond op een tiental wordt
ie
Tussen welke tientallen is 23 gelegen?
• Zet het getal 56 op de juiste plaats op de getallenas. 58
rs
50
56 ligt tussen en
Bij welk tiental is 56 het dichtst gelegen?
56 afgerond op een tiental wordt
fv e
Tussen welke tientallen is 56 gelegen?
• Zet het getal 75 op de juiste plaats op de getallenas. 70
73
AFSPRAAK Ligt het getal precie s in het midden tussen twee getallen, dan rond je af naar bove n.
75 ligt tussen en
Bij welk tiental is 75 het dichtst gelegen?
75 afgerond op een tiental wordt
oe
Tussen welke tientallen is 75 gelegen?
Pr
AFSPRAAK Om af te ronden op een bepaalde rang, kijk je naar het cijfer van de volgende rang. • Is dat cijfer 0, 1, 2, 3 of 4, dan rond je af naar beneden. • Is dat cijfer 5, 6, 7, 8 of 9, dan rond je af naar boven.
Rond elk bedrag af op een tiental.
388,afgerond op een tiental
37,-
63,-
25,
17
Hoofdstuk 1
7.2 Afronden op de eenheid Markeer het cijfer van de eenheden in het getal
17,8
Tussen welke getallen zonder komma is 17,8 gelegen? 17,8 ligt tussen en . Bij welk getal is 17,8 het dichtst gelegen?
17,8 afgerond op de eenheid wordt
€ 1,96
afgerond op een euro
€ 2,28
€ 4,09
€ 6,50
rs
kostprijs
ie
Rond de bedragen van deze producten af op een euro (zonder komma in de oplossing).
7.3 Afronden op een tiende
45,57
fv e
Markeer het cijfer van de tienden in het getal
Tussen welke getallen met één cijfer na de komma 45,57 ligt tussen en . is 45,57 gelegen? Bij welke getal is 45,57 het dichtst gelegen?
45,57 afgerond op een tiende wordt
Pr
oe
Rond elk bedrag af op een tiende.
kostprijs
€ 2,41
afgerond op een tiende
€ 4,58
€ 0,75
€ 3,09
7.4 Afronden op een honderdste Papa tankt de auto vol. Er kan 52,23 liter benzine (E5) in de tank. Eén liter benzine (E5) kost 1,56 euro. Hoeveel moet hij volgens je rekenmachine betalen?
Markeer het cijfer van de honderdsten. Hoeveel zal papa in werkelijkheid betalen?
18
Hoofdstuk 1
8 Getallen in tabellen en diagrammen Tabellen stellen gegeven getallen overzichtelijk voor. Een tabel bestaat uit horizontale rijen en verticale kolommen. Om een tabel juist te begrijpen, moet je de titels van de rijen en de kolommen altijd aandachtig lezen. Mechelen
65
10:22
08:23
06:23
09:23
07:24
10:23
08:24
06:24
09:24
07:25
10:24
08:25
06:26
09:25
07:27
10:25
08:27
06:30
09:27
07:31
10:27
08:31
09:31
10:31
ie
amble
Dorp
rs
i Charlero
Brussel
Brugge
Aarlen 117
09:22
07:23
61
72
65
117
170
282
294
170
282
282
149
159
282
185
97
152
187
149
97
159
152
61
61
269
158
269
185
158
56
57
114
JAAR 0 TOT 2 EN VAN KINDER JAAR 3 TOT 11 EN VAN KINDER 54 JAAR N 12 TOT SENEN VA VOWAS EN + 55 JAAR EN VAN SENIOR VALIDEN ANDERS EN KINDER VALIDEN ANDERS
128
29
78
91
VAKKEN
Gratis € 27,00 € 31,00 € 27,00 € 27,00 € 16,00
U
TOT%
KG%
Frans
2
75,5
74
Godsdienst
2
69,8
76
Lichamelijke opvoeding
2
68,4
72,4
Mavo
3
71,8
76,8
Muzikale opvoeding
1
71
71,7
Pr
Leuven
72
prijzen
rk - dag
pa het pret Ontdek
oe
Gent
187
61
06:22
fv e
Brussel i Charlero
294
105
10:21
08:22
Procter & G
Hombeek
40
40
211
07:22
Fortuinstraat
Mechelen
ken ken
Bastena Brugge
228 228
06:21
09:21
Dodoens
Mechelen
Bastena
en Antwerp en
10:20
08:21
rt
BA NET TELE
Antwerp Aarlen
09:20
07:21
Brusselpoo
Mechelen
105
06:21
Louizastraat
Mechelen
211
288
08:20
Leuven
B
288
07:20
lsestraat
Gent
PER
naar elgië and B n G a V U-l naal ander E Natio ek 5 € 1,0 gespr 0 5 € 0,9 € 0,2 S U 5 5 XIM € 0,6 € 0,2 PRO E 5 5 NG € 0,3 € 0,2 ORA 0 € 0,2 SE N OSTE SM-K
288
06:20
Oude Brusse
Mechelen
N ELMI
288
n 18
Mechelen
UUT
288
Station perro
Zoek volgende gegevens op in de juiste tabel en beantwoord. • Hoeveel kost één minuut naar het buitenland bellen bij Proximus?
• Wat is de afstand in kilometer tussen Leuven en Antwerpen?
• Hoeveel betaalt je opa van 62 jaar voor een dagje pretpark?
• Scoort de leerling beter voor Mavo dan voor Frans?
• Als je om 8u20 de bus neemt aan perron 18, wanneer ben je dan aan de Fortuinstraat?
19
Hoofdstuk 1
Ook diagrammen stellen gegevens overzichtelijk voor.
STAAFDIAGRAM
DOTPLOT
40
aantal leerlingen
35 30 25 20 15 10 5 0
voetbal
volleybal basketbal
fietsen
zwemmen skeeleren
keuze sportdag keuze sportdag
lekkerste chips
LIJNDIAGRAM
CIRKELDIAGRAM
fv e
rs
ie
oe
BEELDDIAGRAM
57
77
53
2014
2015
2016
2017
Pr
69
Slachtoffers bij woningbranden in België
Zoek op in het juiste diagram. • Wat is de populairste sport op de sportdag?
• Hoeveel leerlingen zijn er in 2019 in 1B gestart?
• Staan de bugles chips in de top drie van lekkerste chips? • Kiest de helft van de leerlingen een appel voor dessert? • Welk jaar telde het grootste aantal slachtoffers van woningbranden?
20
Hoofdstuk 1
Ben ik mee? Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 40
1 Soorten getallen BIM1
Markeer. 0
7
15
De natuurlijke getallen in het blauw.
3,5
35
145
De positieve getallen rood en de negatieve getallen in het geel.
12,4
ie
De cijfers in het groen.
BIM2
-87,5
Vul in voor het getal 409 158,02. Het cijfer 5 heeft de
als rang en is dus waard. als rang en is dus waard.
fv e
Het cijfer 4 heeft de Het cijfer 2 heeft de
als rang en is dus waard.
Het cijfer 8 heeft de
als rang en is dus waard.
3 Getallen splitsen en samenstellen
HD TD D
H
T
E ,
t
h
578
=
3 659
=
4 500,09
=
0,45
=
2,09
=
Pr BIM3.2
4
Splits deze getallen.
oe
BIM3.1
3
rs
2 Rang en waarde van een cijfer in een getal
-145
5
Stel deze getallen samen. a 7H + 8T + 1E
=
=
b 5E + 6t + 4h
=
=
c 2D + 4H + 1T + 5E
=
=
d 6T + 4h + 8E
=
=
e 3H + 7 D + 5 T
=
=
5
21
Hoofdstuk 1
4 Getallen lezen en schrijven BIM4
Getallendictee. a
c
b
d
e 5
5 Getallen op een getallenas Vul op de invullijntjes de ontbrekende getallen aan.
2 0,75
1
0
1
rs
6 Getallen rangschikken Vul in met <, > of =. a
567
576
c
-6
b
12,7
72,1
d 15,68
4
e
-4
15,7
f
0
fv e
BIM6
10
ie
BIM5
6
-7 -7,5
6
7 Getallen afronden BIM7
Rond deze prijzen af.
oe
€ 33,99
€ 3,74
€ 269,89
op een tiental
Pr
op de eenheid
€ 2,35
op de eenheid
op een tiende
4
8 Getallen in tabellen en diagrammen
BIM8
Waar of niet waar? a De meeste Facebookgebruikers zijn tussen de 25 en 34 jaar.
6,9 %
13-17 jaar
12,1 %
18-24 jaar
12,9 %
25-34 jaar 35-44 jaar 24,4 %
b Mensen ouder dan 60 maken geen gebruik van Facebook.
45-54 jaar 55-64 jaar
18,5 %
25,3 %
leeftijd Facebookgebruikers in België
22
2
Hoofdstuk 1
Op mijn maat 1 Getallen 1 Vul in met het best passende woord. Elke letter komt in een apart hokje. 1
2
1 Getallen waarin een komma staat.
3
2 Die bestaan uit cijfers.
4
Het aantal cijfers dat je gebruikt 3 om getallen te maken.
5
ie
Getallen zonder een komma 4
6
Dit teken komt altijd voor in 5 kommagetallen.
rs
Het kleinste cijfer dat bestaat. 6 Hier hebben we er tien van. 7 8 Welk cijfer ontbreekt in deze rij? 1–7–5–4–3–0–8–2–6
fv e
7
8
Pr
oe
2 Welke getallen herken je hieronder?
Hoe noem je deze getallen? 3 Vul aan met een passend getal. getal natuurlijk komma negatief a
Het vriest twee graden.
£
£
£
b
Onze auto staat op de derde verdieping ondergronds geparkeerd.
£
£
£
c
De haag is anderhalve meter hoog.
£
£
£
d Je bankrekening staat 15,40 euro in het rood.
£
£
£
e
£
£
£
De paal zit een halve meter onder de grond.
23
Hoofdstuk 1
2 Rang en waarde van een cijfer in een getal
TD
D
H
T
E
Honderdduizendtallen
Tienduizendtallen
Duizendtallen
Honderdtallen
Tientallen
Eenheden
,
t
h
honderdsten
HD
tienden
M
Miljoentallen
4 Schrijf de cijfers van de getallen op de juist plaats in de tabel.
425
b
15 048
c
325 147
d
2 405 785
e
125,75
fv e
rs
ie
a
5 Vul aan met de juiste rang. 1
het cijfer van de
5
het cijfer van de
0
het cijfer van de
oe
In 458 102 is
2
het cijfer van de
4
het cijfer van de
3
het cijfer van de
6
het cijfer van de
2
het cijfer van de
5
het cijfer van de
Pr
In 65 023,04 is
In 2 075 108,64 is
6 Noteer telkens het cijfer van de eenheden. 358,25
46,18
2 020
7 Noteer telkens het cijfer van de honderdsten. 85,25
24
143,04
8 799,3
In 397 815 heeft het cijfer
Hoofdstuk 1
8 Vul aan met de juiste waarde. 7 de waarde van 1 de waarde van 3 de waarde van In 81 709,35 heeft het cijfer
8 de waarde van 9 de waarde van 5 de waarde van 1 de waarde van
ie
In 4 306 798,12 heeft het cijfer
7 de waarde van
rs
4 de waarde van 6 de waarde van
7 159
fv e
9 Noteer de waarde van het cijfer 7 in elk van deze getallen. 0,367
25,07
10 Noteer de waarde van het cijfer 8 in elk van deze getallen.
475,8
78,06
oe
18 201
11 Verwissel het cijfer van de duizendtallen met het cijfer van de tientallen. Duid aan wat er gebeurt. 2 627 wordt
32 687 wordt
Het getal wordt groter.
Het getal wordt groter.
Het getal wordt groter.
Het getal wordt kleiner.
Het getal wordt kleiner.
Het getal wordt kleiner.
Het getal blijft gelijk.
Het getal blijft gelijk.
Het getal blijft gelijk.
Pr
83 614 wordt
12 Kleur telkens het cijfer van de eenheden in het cijferrooster. 1 488,51
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4,125
45 873
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
87,04
50 801
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
755,63
90 407,18
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8 703,047
4,365
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
701 488
25
Hoofdstuk 1
3 Getallen splitsen en samenstellen 13 Splits deze getallen. TD
D
H
T
E
,
t
=
b 21 790
=
c 80 458
=
d 25,46
=
e 1 904,08
=
a 545
rs
= 40 000 + 5 000 + 90 + 8 + 0,06 = 4TD + 5D + 9T + 8E + 6h
fv e
45 098,06
= =
b 1 870,5
=
oe
= c 35 704,06
=
=
d 900,12
=
Pr
=
e 30 007,05
ie
a 4 852
14 Splits de getallen zoals in het voorbeeld.
= =
15 Splits deze getallen.
26
h
a 408,5
=
b 8 760,04
=
c 254,01
=
d 408 542
=
e 6 540 900
=
= 30 000 + 5 000 + 800 + 60 + 0,1
= 35 860,1
a 7D + 4H + 6T + 5E
=
=
b 9TD + 8D + 5H + 6T
=
=
c 5H + 2T + 1E + 8t + 9h
=
=
d 8T + 4E + 5t + 1h
=
=
e 8E + 8t + 3h
=
=
f 1HD + 6TD + 5D
=
=
g 9TD + 3D + 7E + 2t
=
ie
3TD + 5D + 8H + 6T + 1t
Hoofdstuk 1
16 Stel de getallen samen zoals in het voorbeeld.
=
rs
17 Stel deze getallen samen. Gebruik een tussenstap. =
b 2TD + 7D + 6T
=
c 5HD + 2D + 8E + 9h
=
d 1H + 5E + 8h
=
=
=
=
=
=
=
=
=
=
e 2t + 7h f 6E + 8h
oe
g 2t + 6h
fv e
a 7D + 5H + 5E + 4t
h 3HD + 2t + 6T
= = =
18 Stel deze getallen samen.
=
=
b 9t + 8E + 5D + 8TD + 3T =
=
c 6TD + 1HD + 8H + 9M
=
=
d 4E + 5t + 1T + 6H
=
=
e 3h + 7t
=
=
f 1H + 5t + 5E
=
=
g 9TD + 1M + 6E + 5T
=
=
Pr
a 8D + 5E + 7H + 1t
27
Hoofdstuk 1
4 Getallen lezen en schrijven 19 Lees de tekst.
rs
Per dag waren er ongeveer 88 135 festivalgangers. Er kampeerden 55 807 mensen op het festival. Er werden gratis 44 500 paar oordoppen verdeeld. Er waren 995 chemische toiletten. Er stond 20,5 kilometer aan hekken. Er lag 36 500 vierkante meter houten vloer, goed voor een oppervlakte van 62,5 tennisvelden. Het festival telt elk jaar zo’n 7 050 medewerkers. Die verbruiken tijdens het festival onder andere: – 10 578 broden, – 1 025 kilogram kaas, – 5 134 liter soep, – 850 kilogram krabsla, – 10 297 potjes yoghurt.
ie
Het festival in cijfers
20 Schrijf deze getallen leesbaarder door de cijfers te groeperen.
b 18230
c 116020
d 4158,7
e 458015
f 8282,03
g 7700815
h 8246297
fv e
a 1587
oe
21 Lees de getallen in de tekst aandachtig. Noteer ze dan in cijfers. Houd rekening met de afspraken in verband met het schikken van cijfers.
Pr
Een weekend Tomorrowland in cijfers Op het terrein staan achthonderdvijfentwintig mooi versierde vuilnisbakken. Er worden tweehonderdvijftigduizend afvalzakken gebruikt. Er gaan meer dan één miljoen pintjes over de toog. Vijfenveertigduizend hamburgers worden er geserveerd. De eerste dag gaan duizend zevenhonderdvierenveertig mensen naar de EHBO. Naast de vele Belgen zijn er ook twaalfduizend zevenhonderdvijfenzeventig Britten, Zwitsers, Australiërs en Duitsers. g Op de vijftien podia staan vierhonderddrieënzeventig artiesten. h Veertienduizend negenhonderddrieënvijftig festivalgangers vliegen met Brussels Airlines naar België om te komen feesten op Tomorrowland.
a b c d e f
28
a
e
b
f
c
g
d
h
Hoofdstuk 1
5 Getallen op een getallenas 22 Vul op de invullijntjes de ontbrekende getallen aan. 1 8
b 10
c d
10
14
e
0 0
1
ie
0
a
0,5
18
3
b
9
1,5
c
2
e
−4
oe
d
fv e
12
a
rs
23 Vul op de invullijntjes de ontbrekende getallen aan.
−3
1
2
Pr
24 Plaats de getallen op de juiste plaats op de getallenas. a 2,25 en 2,5
2
3
b 2,4 en 3
2,1
2,5
c 0 en −3 −5
1
d −0,5 en 1,5 0
1
2
29
Hoofdstuk 1
6 Getallen rangschikken 25 Ken je de betekenis van de symbolen nog? Markeer wat bij elkaar hoort in dezelfde kleur. is kleiner dan
=
is gelijk aan
>
is groter dan
<
26 Vul in met het juiste symbool. Kies uit <, > of =.
23
2 035
2 053
15 874
18 574
34
36
9 253
9 253
711 195
171 195
89
98
7 834
8 734
855 612
855 856
ie
28
27 Vul in met het juiste symbool. Kies uit <, > of =.
2,4
10,25
5,4
4,5
8,64
32,5
32,05
3,03
12,47
12,40
5,85
8,55
8,60 3,3
974,54
fv e
28 Vink het juiste antwoord aan.
10,52
rs
1,8
a In Ieper meet men -2°C en in Brugge -1°C. Welke stad is het warmst?
£ Ieper
974,54
£ Brugge
b Dennis parkeert zijn auto op niveau -3. Odiel parkeert op niveau -1. Wie parkeert het laagst? £ Dennis £ Odiel
oe
c In Gent vriest het 5 graden. In Antwerpen vriest het 1 graad. Welke stad is het koudst ? £ Gent £ Antwerpen d Je zus moet je nog 15 euro. Je broer heeft nog 17 euro schulden bij jou. Wie heeft het meeste schulden? £ je zus £ je broer
Pr
e De bankrekening van Louise staat op € -25,40. Die van Imani op € -17,80. Wie heeft het meeste schulden? £ Louise £ Imani 29 Schrap wat niet past. Vul in met het juiste symbool. Kies uit <,> of =.
30
a
-4°C is warmer / kouder dan 2°C
-4
2
b
3°C is warmer / kouder dan -3°C
3
-3
c
0°C is warmer / kouder dan -10°C
0
-10
d
-6°C is warmer / kouder dan -10°C
-6
-10
e
-1,5°C is warmer / kouder dan -0,5°C
-1,5
-0,5
20 10 0 -10
30
-1,5
-5
-1,4 -0,2
-1
4,3
-4,45
-2 1,5
3
-10
-9
-2
0
-4
-6
2,5
Hoofdstuk 1
30 Vul in met juiste symbool. Kies uit. <, > of =.
-0,25
31 Vul in met het juiste symbool. Kies uit <, > of =. 1H + 5T + 6E
1H + 6T + 5E
4t + 5h
5t + 4h
3D + 5E + 6H
6H + 3D + 5t
9h
8t
6D + 4TD + 4E + 1H
9h
1t + 9h
4TD + 6D + 1H + 4E
kleinste
b 0–1–0–1
c 2–7–8–0
d 0–0–5–4
rs
grootste
fv e
a 7–9–6–1
ie
32 Noteer het kleinste en het grootste natuurlijke getal dat je kunt vormen door elk van de vier cijfers precies één keer te gebruiken.
33 Geef het kleinste en het grootste kommagetal dat je kunt vormen door elk van de volgende vier cijfers precies één keer te gebruiken. kleinste
b 1–0–4–7-,
c 3–0–0–1-,
d 1–1–7–1-,
Pr
oe
a 5–6–3–9-,
grootste
34 Bekijk goed de afbeelding.
Wat het zwaarste is, geef je cijfer 1.Wat het minste weegt, geef je cijfer 5. Je weet wel dat de figuren 604 gram,550 gram, 135 gram, 351 gram en 250 gram wegen. Zet de gewichten bij de juiste figuur. figuur cijfer
gewicht
31
Hoofdstuk 1
7 Getallen afronden 35 Rond elk bedrag af op een tiental.
kostprijs
€ 128,95
€ 213,15
afgerond op een tiental
€ 365,75
€ 78,95
afgerond op de eenheid
rs
kostprijs
ie
36 Rond elk bedrag af op de eenheid.
€ 65,55
€ 38,20
fv e
€ 81,95
€ 135,95
oe
37 Rond elk bedrag af op een tiende en op de eenheid.
Pr
€ 59,65
€ 127,50
€ 38,75
artikel
32
€ 37,25
€ 569,00
€ 223,10
folderprijs afgerond op een tiende
afgerond op de eenheid
kruiwagen
haardroger
wasmachine
droogrek
ladder
betonmolen
Hoofdstuk 1
38 Bram en Sasha tanken hun wagen vol met brandstof. a Bram tankt 44 liter B7 (diesel). De prijs per liter is € 1,429. Hoeveel moet hij betalen? Rond de prijs af tot op een honderdste.
b Sacha tankt 36 liter E10 (EURO 95). De prijs per liter is € 1,770. Hoeveel moet hij betalen? Rond de prijs af tot op een honderdste.
c Wie heeft het meest betaald?
ie
rs
39 In de praktijk rond je niet altijd af naar het getal dat het dichtst bij je uitkomst ligt. Je gezond verstand gebruiken is vaak de boodschap. Vul aan met het passende getal. Schrap telkens wat niet past.
fv e
a In een minibusje is er plaats voor 10 personen. Voor een uitstap ben je met 14 personen. Hoeveel minibusjes moet je voorzien om iedereen te kunnen meenemen? Het aantal busjes wordt hier naar beneden/boven afgerond. b Vanaf 16 jaar mag je met een brommer rijden. Bassim is nu 15 jaar en 11 maanden oud. Bassim mag nu wel/niet met een brommer rijden.
oe
Zijn leeftijd wordt hier naar beneden/boven afgerond. c De houtverf nodig voor een trap kun je in potten van 2 liter kopen. Om de trap te schilderen heb je 4,3 liter nodig. Je kunt niet anders dan potten van 2 liter kopen.
Pr
Het aantal potten verf wordt hier naar beneden/boven afgerond.
40 Vul aan.
a 125,41 afgerond op een eenheid wordt
b 655 afgerond op een tiental wordt
c
2,345 afgerond op een tiende wordt
d 4,587 afgerond op een honderdste wordt
e 13,548 afgerond op de eenheid wordt
f
457 afgerond op een tiental wordt
g 87,798 afgerond op een honderdste wordt
33
Hoofdstuk 1
8 Getallen in tabellen en diagrammen 41 Op vrijdag, zaterdag en zondag gaat Jarno naar de dartsclub in het jeugdhuis. Het beelddiagram toont het aantal door hem gewonnen partijen. a Op welke dag won Jarno de meeste partijen?
b Hoeveel partijen won hij op zondag?
ie
c Hoeveel partijen won hij in totaal?
rs
42 We vroegen een aantal leerlingen hoeveel honden ze hebben als huisdier. Vul de tabel aan. aantal honden
aantal leerlingen
1
2
3
4
oe
fv e
0
Pr
43 Het staafdiagram toont het favoriete vak van alle 1B-leeringen in een Vlaamse school. a Wat is het favoriete vak? b Hoeveel leerlingen vinden wiskunde het leukst? c Hoeveel leerlingen doen het liefst talen?
34
Hoofdstuk 1
44 Jarne heeft de afstanden die hij afgelopen week per dag fietste, in een staafdiagram gezet. a Hoeveel kilometer fietste hij op donderdag? b Hoeveel kilometer fietste hij in het weekend? c Op welke dag fietste hij het meest?
ie
rs
45 Van 40 leerlingen werd het merk van hun smartphone in een cirkeldiagram gezet. Waar of niet waar? Vink aan. a Er zijn meer leerlingen met een Nokia dan met een Apple. £ waar
fv e
£ niet waar
b 20 leerlingen hebben een Samsung smartphone.
£ waar
£ niet waar
oe
c Nokia en Huawei komen evenveel voor.
£ waar
£ niet waar
46 Op dit diagram kun je het aantal verkeersdoden per miljoen inwoners aflezen. Aantal verkeersdoden per miljoen inwoners
130 130
120 118 112 110
Pr
Roemenië Griekenland Polen Bulgarije Letland Litouwen Luxemburg België Cyprus Tsjechië Slovenië Hongarije Portugal Oostenrijk Estland Slovakije EU Italië Frankrijk Spanje Denemarken Ierland Finland Malta Duitsland Zweden Nederland VK
b Doet Nederland het beter dan wij?
97
90 89 87 84 82 79 76 75 72 69 68 67
c In welk land is het verkeer het veiligst?
60 55 54 53 51 50
d Schrap wat niet past:
39 39 38 0
20
40
60
a Op de hoeveelste plaats staat België in Europa?
80
NB-Infografiek | Bron: Europese Commisie
100
120
140
België doet het beter/slechter dan het gemiddelde van de Europese Unie (EU). Daarmee doet België het goed/slecht wat het aantal verkeersdoden betreft.
35
Hoofdstuk 1
47 Dit schijfdiagram stelt de dagindeling van Shana voor. Hoeveel uren besteedt zij aan: slapen studeren school sport spel tv 48 Je kreeg onderstaande factuur voor een aankoop.
ie
Factuur Factuurnummer: 2019-001 Datum omschrijving 01-10 Zakje snoep 01-10 Suikerwafel (verpakt per tien) 01-10 Flesje plat water
totaal 0,50 24,00 4,50 29,00 6,09 € 35,09
fv e
rs
aantal stukprijs 1 2,50 4 6,00 3 1,50 totaal excl. btw totaal btw te betalen
b Hoeveel kost één pak suikerwafels?
c Hoeveel kosten drie flesjes water?
oe
a Hoeveel zakjes snoep werden er gekocht?
btw% 21% 21% 21%
Pr
49 Hieronder zie je wanneer het pretpark geopend is. Waar of niet waar? Vul aan. a Op 13 oktober kan ik het pretpark bezoeken.
£ waar
£ niet waar
b Op 21 oktober kan ik vanaf 10u het park bezoeken.
£ waar
£ niet waar
c Op 27 oktober is het park open tot 21u.
£ waar
£ niet waar
d Waarom is het park op maandag 28 oktober wel open en de andere maandagen niet?
36
a Welke dag zijn we vandaag?
Het weer voor Couvin
Vandaag 3° 6°
Hoofdstuk 1
50 Een weerbericht voor de komende dagen.
3° 0°
Morgen Woensdag
4° 2°
-2° 2° -3° 2° 0° 2°
Donderdag Vrijdag Zaterdag
Zwakke wind
b Welke dag is de warmste? c W at is de laagste verwachte temperatuur?
Meer weer op www.meteo.be
a Je bent met een groep van 15 personen. Hoeveel betaal je per ticket?
b Hoeveel betalen je ouders per ticket?
fv e
c Je bent 12 jaar. Hoeveel betaal je per ticket?
TARIEVEN TOERISTISCH TREINTJE (het ticket blijft de ganse dag geldig) volwassene 3 EUR groepen 1,50 (vanaf 20 personen) EUR 1,50 kinderen (van 4 tem 12 jaar) EUR kinderen jonger dan 4 jaar in gratis gezinsverband
rs
ie
51 Op het provinciaal domein kun je het treintje nemen.
52 De kusttram houdt halt op verschillende plaatsen langs de kust. Waar of niet waar? Vink aan.
Koksijde
Oostduinkerke
Nieuwpoort Lombardsijde Wes
Pr
St at i Pl on op s Mo ala ed nd Ke er L rk am bi Es c pl an Ce ad nt e r Go um lfs Sin traa t- t St Ides er ba l Ba der d Ze d e Le je u Sc nel hi aa p n Ba gat d Du in p Gr ark oe Zo nen nn dij k Ba eblo -Ba d em d Ys er m Ca on rd de i St jnla ad an Y. M. C Do .A. rp Ba d ( Sin L) tBa Lau d rei (W n
oe
De Panne
waar
niet waar
a De kusttram start aan het station van De Panne.
£
£
b Je passeert eerst Schipgat, dan Oostduinkerke Bad en dan pas Duinpark.
£
£
c Je reist richting Nieuwpoort. De vierde halte na Esplanade is Ster der Zee.
£
£
d Je neemt de tram in Nieuwpoort richting De Panne. Je komt eerst Koksijde tegen en dan pas Oostduinkerke.
£
£
37
Hoofdstuk 1
Even samenvatten
20 positieve getallen
10 0
0
-10
negatieve getallen
-20
ie
• Ons talstelsel bestaat uit tien cijfers: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9. • Met die tien cijfers kun je oneindig veel getallen maken. • Getallen met een komma noem je kommagetallen. Getallen zonder komma noem je natuurlijke getallen. • Getallen met een – voor noem je negatieve getallen. Dit zijn getallen kleiner dan nul. • Getallen zonder een – voor noem je positieve getallen. • Alle natuurlijke getallen zijn positieve getallen. • Het getal nul is zowel positief als negatief. • Een getal is makkelijker te lezen als de cijfers voor de komma van rechts naar links geordend staan per drie. komma
4 014 124, 125
rs
Bijvoorbeeld: miljoen
duizend
• G etallen splitsen: • Getallen samenstellen: • Getallen rangschikken:
38
1 1 <
2 2 <
t
h
honderdsten
Honderdtallen
E ,
tienden
Duizendtallen
Miljoentallen
Pr ...
-5 -4 -3 -2 -1 0 -5 < -4 < -3 < -2 < -1 < 0 <
T
Eenheden
H
Tientallen
D
Tienduizendtallen
HD TD
oe
M
Honderdduizendtallen
fv e
• R ang en waarde van een cijfer in een getal: In het getal 245,1 heeft het cijfer 4 als rang de tientallen en als waarde 40.
3 3 <
4 4 <
245,1 = 2H + 4T + 5E + 1t 1H + 5T + 2E + 3h = 152,03 <
is kleiner dan
>
is groter dan
=
is gelijk aan
• O m getallen af te ronden op een bepaalde rang, kijk je naar het cijfer van de volgende rang. Is dat cijfer 0, 1, 2, 3 of 4, dan rond je af naar beneden. Is dat cijfer 5, 6, 7, 8 of 9, dan rond je af naar boven. 67,5 afgerond op een eenheid wordt 68 omdat het volgende cijfer na de eenheden een 5 is.
5 5
...
Hoofdstuk 1
Test op mezelf Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 40
1 Soorten getallen
7
–8,2
125
Een cijfer.
Een natuurlijk getal.
Een kommagetal
Een positief getal.
Een negatief getal.
ie
Welk soort getal herken je? Vink aan.
rs
TOM1
3
2 Rang en waarde van een cijfer in een getal Vul in voor het getal 708 124,69.
fv e
TOM2
heeft als RANG de
Het cijfer 4 7
oe
1 9
en heeft als WAARDE
4
3 Getallen splitsen en samenstellen Splits deze getallen.
Pr
TOM3.1
a 125
=
b 13 509
=
c 4 740 000 =
TOM3.2
d 0,85
=
e 26,05
=
5
Stel deze getallen samen. a 5H + 9T + 4E =
d 6E + 2t + 5T + 4TD =
b 7t + 5h
e 8D + 6H + 4T + 2E =
=
c 1T + 5t + 6h =
5
39
Hoofdstuk 1
4 Getallen lezen en schrijven TOM4
Getallendictee a
c
b
d
e 5
5 Getallen op een getallenas Vul op de invullijntjes de ontbrekende getallen aan.
14
20
2
2,6
–2
Vul in met <, > of =. 12,4
12,400
b
-2,5
0
c
13,05
12,56
e
fv e
a
0
rs
6 Getallen rangschikken TOM6
ie
TOM5
d
-687
-786
7T + 5t
f 2H + 2h
6
70,05 1H + 2t
6
7 Getallen afronden
Rond deze prijzen af.
oe
TOM7
B7 (diesel)
€ 429
€ 1,429
op een tiental
Pr
op een honderdste
€ 2,45
op de eenheid
op een tiende
4
8 Getallen in tabellen en diagrammen
TOM8
Hieronder zie je wat mensen vooral in hun PMD-zak stoppen. Wat zit er in een PMD-zak? 2,2 %
15,4 % Plastic flessen en flacons 42,7 %
10,8 %
40
Metalen verpakkingen
Overschot/rest
b R ond het getal dat erbij hoort af op de eenheid.
Zakken
Drankkartons
29,0 %
a W at stoppen mensen het meest in hun PMD-zak?
2
Hoofdstuk 1
Gamezone 1 Aan het prikbord in de klas hangen de vijf winnende poezenfoto’s van een wedstrijd. Schrijf de naam van de fotograaf en de naam van de poes op de juiste plaats in de tabel.
2e prijs
3e prijs
· De 5e prijs is niet voor fotograaf Obe. · De 4e prijs is voor fotografe Romy. · De poes Minou was goed voor de 2e prijs. · Collete is de kat van Elouise, die niet de 3e prijs won. · De foto van Pluisje hangt links van de foto die Ewout maakte. · De kat van Obe heet Stella. · Minou is de kat van Ewout. · Dikzak is niet de kat van Axelle.
4e prijs
prijs
fotograaf
poes
rs
1e
5e prijs
ie
1e prijs
3e
fv e
2e
4e
5e
oe
2 Een Sudoku (4x4) is een Japanse puzzel waarbij de cijfers 0 tot en met 4 in elk hokje moeten worden ingevuld. In elke rij, in elke kolom en in elke blok van 4 hokjes mogen de cijfers 0 tot en met 4 slechts één keer voorkomen. Maak deze 4x4-sudoku’s. makkelijk
minder makkelijk
1
Pr
2 1 3 2
4
3 4
moeilijker
4
3
4
2
3
1
1
2
makkelijk Het kan ook met symbolen. Teken het juiste symbool in het juiste hokje.
moeilijker
£
r
Í r £
r
Í 41
Hoofdstuk 1
3 Gust is dol op beestjes. Kijk goed en help hem zoeken naar het antwoord op de vraagjes. a Hoeveel verschillende beestjes zijn er?
1
2
b Welk beestje komt het minst voor?
3
4
c Welk beestje komt het meest voor?
5
ie
6
d Welke twee rijen zijn helemaal gelijk?
7
rs
8
e In welke rij staan allemaal verschillende beestjes?
fv e
4 Los de vragen op. Markeer telkens de letter die bij de juiste oplossing staat. Maak met de verzamelde letters een woord. Pas op! De letters staan nog niet in de juiste volgorde. a Wat is het grootste getal dat je kunt vormen met 4 verschillende cijfers? N 9 999
oe
T 1 000
S 9 876
b Wat is de rang van de 6 in dit getal: 5 683 005? V M
N HD
K TD
Pr
c Hoe splits je het getal 103 250? A 1HD + 3D + 2H + 5T
E 1HD + 3TD + 2H + 5T
Z 1HD + 3D + 2H + 5E
P 3 051
A 3 105
d Vorm het getal 5E + 3D + 1H. O 5 301
e Welk teken past tussen deze getallen? 58 795 58 975 V > f
T =
Rond het getal 12 857 af op een tiental! C 12 900
Wat is het woord?
42
A <
B 12 850
N 12 860
P 12 800
Goed kijken
Pr
oe
fv e
rs
ie
2
Als je goed wil kijken, moet je voldoende tijd nemen. Bekijk wat je wilt observeren van alle kanten. Vooraan ziet een figuur er heel anders uit dan bovenaan en achteraan.
Planner
Hoofdstuk 2
Aan de slag 1 Kijklijnen 2 Vorm en grootte van figuren 2.1 Gelijke figuren 2.2 Gelijkvormige figuren en vervormde figuren 3 Camerastandpunten en aanzichten 4 Meetkundige figuren 4.1 Ruimtefiguren 4.2 Vlakke figuren
1 Kijklijnen 2 Vorm en grootte van figuren 3 Camerastandpunten en aanzichten 4 Meetkundige figuren
Ben ik mee?
ie
Op mijn maat
rs
Even samenvatten Test op mezelf
fv e
Gamezone
Pr
oe
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen
In dit hoofdstuk leer je goed kijken.
44
47 48 48 48 49 50 50 50 51 53 55 57 61 64 65 67
4 Meetkundige figuren p. 50
en aanzichten
3 Camerastandpunten
p. 49
p. 48
2 Vorm en grootte van
figuren
p. 47
1 Kijklijnen
Aan de slag
/2
/2
/3
/3
Totaal /10
BIM4
BIM3
BIM2
BIM1
Totaal
Oef 22
Oef 21
Oef 11
Oef 6
Oef 1
0-1
0-1
0-1
Oef 23
Oef 8
Oef 2
0-1
Oef 7
Oef 3
Oef 9
Oef 4
Oef 25
Oef 26
Oef 20
Oef 14
Oef 24
Oef 17
Oef 12
2
2
2
2
Op mijn maat
Oef 27
Oef 16
Oef 15
Oef 13
Oef 10
Oef 5
Oef 19
Oef 18
/
/
/
/
/
Resultaat
ie
3
3
3
3
rs
fv e
oe
Pr
Ben ik mee?
/2
/4
/1
/3
Nr.: Klas: Datum: / / 20 / Hoofdstuk 2
Totaal /10
TOM4
TOM3
TOM2
TOM1
Test op mezelf
Mijn circuit Naam:
45
Scoreblad Ik behaalde deze resultaten /
TOM
/
Taak 1
/
Taak 4
/
Taak 2
/
Taak 5
/
Taak 3
/
Taak 6
/
/
Extra opdracht 2 :
/
Extra opdracht 3 :
Extra opdracht 4 :
ie
Extra opdracht 1 :
/ /
rs
Hoofdstuk 2
BIM
TOTAAL
fv e
Ik denk even na over mijn prestaties
/
Wat kon ik zeer goed?
Waar had ik moeite mee?
Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op
oe
Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden
Evaluatie leerling
Evaluatie leraar
Heb ik mijn fouten zinvol verbeterd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik goed doorgewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Was ik telkens in orde?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik zelfstandig gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik mijn taal verzorgd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Pr
Aandachtspunt
TOTAAL
15
Commentaar van de leraar
Handtekening leerling
46
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Aan de slag
Hoofdstuk 2
1 Kijklijnen Aan de hand van de kijklijnen kun je het gezichtsveld van een persoon bepalen. Zo ontdek je wat iemand wel of niet kan zien. Zijn de volgende voorwerpen voor Bram zichtbaar of onzichtbaar? onzichtbaar
het tafeltje met fotokader naast de kast
£
£
moeder
£
£
de plant
£
£
de televisie
£
£
rs
fv e
Op de speelplaats staat een zitbank.
ie
zichtbaar
zichtbaar
onzichtbaar
stoel A
£
£
stoel B
£
£
stoel C
£
£
stoel D
£
£
stoel E
£
£
Pr
oe
Vink voor de aangegeven stoelen aan of de bank op de speelplaats zichtbaar of onzichtbaar is.
47
2 Vorm en grootte van figuren 2.1 Gelijke figuren Figuren kunnen gelijk zijn van vorm en grootte. Dat noemen we gelijke figuren. Hoofdstuk 2
We hebben dezelfde vorm ĂŠn dezelfde grootte. We zijn gelijk.
ie
2.2 Gelijkvormige figuren en vervormde figuren
rs
Om een figuur gelijkvormig te vergroten of te verkleinen, moet je alle afmetingen van die figuur in dezelfde verhouding vergroten of verkleinen. Alleen dan krijg je een gelijkvormige figuur.
fv e
Doe je dat niet, dan krijg je een vervormde figuur.
oe
Ik heb dezelfde vorm, maar niet dezelfde grootte. Ik ben gelijkvormig.
Ik ben duidelijk vervormd
Pr
Ik heb dezelfde vorm, maar niet dezelfde grootte. Ik ben gelijkvormig.
Vul in met gelijk, gelijkvormig of vervormd.
48
3 Camerastandpunten en aanzichten Je fotografeert een beer vanuit verschillende camerastandpunten. Zo krijg je verschillende aanzichten van de beer.
1
Hoofdstuk 2
2
6
Hiernaast zie je het bovenaanzicht van de beer. Noteer bij elke foto hieronder het nummer van de camera waarmee de foto genomen is.
3
5
camera
camera
camera
camera
fv e
camera
rs
ie
4
camera
De meest gebruikte aanzichten zijn het vooraanzicht, het bovenaanzicht en het linkerzijaanzicht. bovenaanzicht
linkerzijaanzicht
Pr
oe
vooraanzicht
Teken het vooraanzicht, het bovenaanzicht en het linkerzijaanzicht van de blokkenstapeling. Houd rekening met de kleur van de blokken.
49
4 Meetkundige figuren 4.1 Ruimtefiguren
fv e
rs
ie
Hoofdstuk 2
Ruimtefiguren kun je vastnemen. Ze nemen een plaats in de ruimte in. Ken je deze nog?
4.2 Vlakke figuren
Pr
oe
Vlakke figuren zijn gesloten meetkundige figuren in een plant vlak. Ken je deze nog?
50
Ben ik mee? Naam: Datum: / / 20
/ 10
Hoofdstuk 2
Nr.: Klas:
1 Kijklijnen BIM1
Hoeveel ganzen kan persoon A zien?
Hoeveel ganzen ziet persoon B?
muur
pad
rs
ganzen
ie
Teken persoon C op het pad die de meeste ganzen kan zien.
B
fv e
A
3
2 Vorm en grootte van figuren
Welke banaan is gelijk, gelijkvormig of vervormd? Vink aan.
Pr
oe
BIM2
£ gelijke figuren £ gelijkvormige figuren £ vervormde figuren
£ gelijke figuren £ gelijkvormige figuren £ vervormde figuren
£ gelijke figuren £ gelijkvormige figuren £ vervormde figuren 3
51
3 Camerastandpunten en aanzichten BIM3
Kobe neemt een foto van zijn vrienden. Duid de foto aan die door Kobe is genomen.
Hoofdstuk 2
c) £
fv e
rs
ie
a) £
b) £
d) £
2
4 Meetkundige figuren
Geef telkens de best passende naam.
Pr
oe
BIM4
52
2
Op mijn maat
Hoofdstuk 2
1 Kijklijnen 1 Wie heeft deze foto’s genomen? Verbind de juiste foto met het juiste kind.
rs
Kind B
ie
Kind A
fv e
Kind C
2 Welke dieren kunnen de kinderen uit oefening 1 niet zien?
oe
Kind A kan Kind B kan Kind C kan
de tijger niet zien £ £ £
de giraf niet zien £ £ £
het nijlpaard niet zien £ £ £
Pr
3 Waar of niet waar? Vink aan.
waar
niet waar
Freek ziet Marit links van Giel.
£
£
Chris kan Pia zien.
£
£
£
£
£
£
Anna kan iedereen zien.
£
£
Giel kan Marit niet zien.
£
£
Freek kan Anna niet zien. Youssef ziet Chris rechts van Freek.
53
4 Bij het inschatten van een verkeersituatie zijn kijklijnen erg belangijk. Op de figuur belemmeren twee vrachtwagens telkens het zicht. Teken de kijklijnen om na te gaan of Lennert de aankomende en voorbijgereden auto kan zien. a)
b)
Hoofdstuk 2
onzichtbaar £ £
auto 1 auto 2
zichtbaar £ £
onzichtbaar £ £
ie
auto 1 auto 2
zichtbaar £ £
rs
5 Freek staat in het klaslokaal en maakt gebruik van een verrekijker. Anna neemt plaats in de ingang van het lokaal. Abdel staat wat verder in de gang achter Anna.
Wie heeft de kleinste kijkhoek?
Wie kan door het raam kijken?
Wie kan het grootste aantal stoelen zien?
Pr
oe
fv e
Wie heeft de grootste kijkhoek?
zicht door de zijruit
OPGELET!
Blijf uit de
DO HO DE EK
fietspad zicht door de voorruit dode hoek
54
zicht via correct afgestelde spiegels
2 Vorm en grootte van figuren
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
rs
£ gelijk
ie
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
Hoofdstuk 2
6 Welke figuur is gelijk, gelijkvormig of vervormd? Vink aan.
fv e
£ gelijkvormig £ vervormd
£ gelijk
£ gelijkvormig £ vervormd
7 Welke figuur is gelijk, gelijkvormig of vervormd? Vink aan.
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
Pr
oe
£ gelijk £ gelijkvormig £ vervormd
55
8 Zijn de afbeeldingen een vergroting of een verkleining van de werkelijkheid? a)
b)
Hoofdstuk 2 £ vergroting £ verkleining
£ vergroting £ verkleining
c)
d)
£ vergroting £ verkleining
£ vergroting £ verkleining
d) £
f) £
e) £
g) £
oe
fv e
b) £
rs
ie
9 Welke is de schaduw van Anton?
c) £
Pr
a) £
10 Schrap wat niet past.
De tekeningen van de Belgische kunstenaar Peter Raedschelders, vallen op omdat ze gevormd zijn met gelijke / gelijkvormige / vervormde figuren die zonder open stukken met elkaar verbonden zijn. De vogels lijken door elkaar te staan, maar sluiten toch volledig op elkaar aan.
high res nog in te voegen
56
3 Camerastandpunten en aanzichten
Hoofdstuk 2
11 Vul in. Kies uit vooraanzicht, bovenaanzicht en zijaanzicht.
ie
12 Welke foto is door welke fotograaf genomen? Verbind de juiste foto met de juiste letter.
fv e
B
rs
A
C
oe
13 Noteer bij elk beeld het nummer van de camera waarmee het beeld is gemaakt. a)
6
Pr
1
2
3
5
camera
4
b)
c)
camera
camera
57
14 Teken van elke blokkenstapeling het vooraanzicht, het bovenaanzicht en het linkerzijaanzicht. Houd rekening met de kleur van de blokken. vooraanzicht
bovenaanzicht
linkerzijaanzicht
b)
vooraanzicht
bovenaanzicht
linkerzijaanzicht
rs
ie
Hoofdstuk 2
a)
fv e
15 Duid van de blokkenstapeling het passende vooraanzicht, bovenaanzicht en linkerzijaanzicht aan.
oe
vooraanzicht
£
£
£
£
£
£
£
Pr
bovenaanzicht
£ linkerzijaanzicht
£
58
Hoofdstuk 2
16 Vink het juiste grondplan van het huis aan.
c) £
d) £
e) £
rs
b) £
ie
a) £
17 Je rijdt de wijk binnen via ingang A. Met welke ingang, 1 tot en met 9, op het grondplan komt ingang A overeen?
fv e
3
→
2
→
→
1
4
9→
→
5
→
oe
A
7
→
→
→
8→
6
Ingang A komt overeen met ingang op het grondplan
Pr
18 Welk huis hoort bij het gegeven vooraanzicht?
a) £
b) £
c) £
d) £
59
19 Teken van elke blokkenstapeling het vooraanzicht, het bovenaanzicht en het linkerzijaanzicht. Houd rekening met de kleur van de blokken. vooraanzicht
bovenaanzicht
linkerzijaanzicht
b)
vooraanzicht
bovenaanzicht
linkerzijaanzicht
c)
vooraanzicht
rs
ie
Hoofdstuk 2
a)
linkerzijaanzicht
oe
fv e
bovenaanzicht
Pr
20 Met welke toren op het grondplan komt de rode toren overeen?
2 1
3
6 7
10 8
De rode toren komt overeen met toren op het grondplan.
60
4
5
9
11
4 Meetkundige figuren
Hoofdstuk 2
21 Duid de ruimtefiguren met rood aan. Duid de vlakke figuren met groen aan.
rs
ie
b)
c)
oe
a)
fv e
22 Schrijf onder elke ruimtefiguur de juiste naam.
d)
Pr
23 Schrijf onder elke vlakke figuur de best passende naam. a)
b)
c)
d)
61
24 Welke ruimtefiguren herken je in onderstaande fotoâ&#x20AC;&#x2122;s? c)
e)
g)
b)
d)
f)
h)
rs
ie
Hoofdstuk 2
a)
fv e
25 Welke vlakke figuren herken je in de rode aanduiding op de fotoâ&#x20AC;&#x2122;s? Geef de best passende benaming. c)
e)
g)
Pr
oe
a)
62
b)
d)
f)
h)
26 Schrijf onder elke ruimtefiguur de juiste naam. c)
e)
g)
b)
d)
f)
h)
ie
Hoofdstuk 2
a)
rs
fv e
27 Noteer telkens een ruimtefiguur en een vlakke figuur die je herkent in deze gebouwen? gebouw
ruimtefiguur
oe Pr
vlakke figuur
63
Even samenvatten • Aan de hand van de kijklijnen kun je het gezichtsveld van een persoon bepalen.
figuur
gelijke figuur
gelijkvormige figuur
zelfde vorm niet dezelfde grootte
• Aanzichten
bovenaanzicht
fv e
vooraanzicht
zij
voor
• Meetkundige figuren
oe
Ruimtefiguren
piramide
kubus
balk
Pr
bol
cilinder
kegel
Vlakke figuren
driehoek
cirkel
64
niet dezelfde vorm
rs
zelfde vorm zelfde grootte
boven
vervormde figuur
ie
Hoofdstuk 2
• Gelijke, gelijkvormige en vervormde figuren
vierkant
rechthoek
parallellogram
ruit
trapezium
zijaanzicht
Test op mezelf Naam: Datum: / / 20
/ 10
Hoofdstuk 2
Nr.: Klas:
1 Kijklijnen TOM1
Hoeveel bomen kan Niels zittend zien (A)?
Hoeveel bomen ziet Niels als hij rechtstaat (B)?
B
oe
C
fv e
A
rs
ie
Vergroot of verkleint de kijkhoek als Niels achteruit gaat (C)?
3
Pr
2 Vorm en grootte van figuren TOM2
Welk meisje hoort bij de gegeven schaduw?
a) £ b) £
c) £
1
65
3 Camerastandpunten en aanzichten TOM3
3.1 Antwoord met vooraanzicht, bovenaanzicht of rechterzijaanzicht van de b lokkenstapeling. Houd rekening met de kleuren.
Hoofdstuk 2
3
ie
3.2 Omcirkel de tekening die overeenstemt met het aanzicht van Layla.
rs
Layla
fv e
A
C
B
D
1
TOM4
oe
4 Meetkundige figuren
Welke ruimtefiguren herken je in dit bouwsel?
Pr
2
66
Gamezone
Hoofdstuk 2
Origami is een kunstvorm uit Japan. Origami betekent letterlijk de kunst van het papier vouwen. Je vertrekt vanuit een vierkant met als zijde 15 cm. Je vouwt volgens het stappenplan driehoeken, vierkanten, rechthoeken â&#x20AC;Ś Je bekomt na wat handig en nauwkeurig werk echte kunststukjes. Proberen maar â&#x20AC;Ś
Pr
oe
fv e
rs
ie
1 Een duif
67
2. Een kikker
rs
ie
Hoofdstuk 2
Pr
oe
fv e
Wedden dat je op internet nog heel wat voorbeelden kunt vinden !
68
Opgeteld staat netjes
Pr
oe
fv e
rs
ie
3
Carlo wil graag wat opbergruimte voor zijn tuinmateriaal. Hij koopt uit de nieuwe reclamefolder een tuinhuis en een opbergkast. Hoeveel moet Carlo betalen? Steven koopt een hogedrukreiniger en een tuinhaspel met bijbehorende tuinslang. Hoeveel moet Steven daarvoor betalen? Hilde koopt met haar spaargeld een tuinparasol. Ze koopt ook nog een tuintafel met vier comfortabele stoelen. Hoeveel betaalt Hilde?
Planner
Op mijn maat
Even samenvatten Test op mezelf
rs
1 Wiskundetaal 2 Hoofdrekenen 3 Schatten 4 Cijferen 5 Rekenen met je rekentoestel
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen
Pr
In dit hoofdstuk leer je alles over de optelling.
70
73 73 73 74 74 75 76 77 77 78 79 80 81 83 84 88 89 92 95
96
oe
Gamezone
ie
Ben ik mee?
fv e
Hoofdstuk 3
Aan de slag 1 Wiskundetaal 1.1 Benamingen bij de optelling 1.2 Wiskundetaal en de optelling 2 Hoofdrekenen 2.1 Hoofdrekenen met natuurlijke getallen 2.2 Hoofdrekenen met kommagetallen 3 Schatten 4 Cijferen 4.1 Natuurlijke getallen optellen 4.2 Kommagetallen optellen 4.3 Termen van volgorde verwisselen 5 Rekenen met je rekentoestel
98
p. 74
p. 76
p. 77
p. 80
2 Hoofdrekenen
3 Schatten
4 Cijferen
5 Rekenen met je
/7
/10
/5
/10
/3
Totaal /35
BIM5
BIM4
BIM3
BIM2
BIM1
Oef 32
Oef 27
Oef 37
Oef 36 Oef 38
Oef 33
Oef 25
Oef 22
Oef 19
Oef 11
4-5
6-8
Oef 30
Oef 28
Oef 39
Oef 34
Oef 31
Oef 26
Oef 23
Oef 20
Oef 15
Oef 14
Oef 12
Oef 3
6-7
9-10
5
Oef 17
9-10
3
/
/
/
/
/
/7
/10
/5
/10
/3
Totaal / 35
TOM5
TOM4
TOM3
TOM2
TOM1
Test op mezelf
Datum: / / 20
Hoofdstuk 3
/
Resultaat
ie
rs
fv e Oef 16
Oef 10
4
Oef 13
6-8
2
Op mijn maat
Oef 9
Oef 5
Oef 2
Oef 35
0-3
Oef 29
0-5
Oef 21
Oef 18
0-3
0-5
0-1
oe
Oef 8
Oef 7
Oef 6
Oef 4
Oef 1
Pr
Ben ik mee?
Nr.: Klas:
rekentoestel
p. 73
1 Wiskundetaal
Aan de slag
Mijn circuit Naam: /
71
Scoreblad Ik behaalde deze resultaten /
TOM
/
Taak 1
/
Taak 4
/
Taak 2
/
Taak 5
/
Taak 3
/
Taak 6
/
/
Extra opdracht 2 :
/
Extra opdracht 3 :
Extra opdracht 4 :
ie
Extra opdracht 1 :
/ /
rs
Hoofdstuk 3
BIM
TOTAAL
fv e
Ik denk even na over mijn prestaties
/
Wat kon ik zeer goed?
Waar had ik moeite mee?
Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op
oe
Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden
Evaluatie leerling
Evaluatie leraar
Heb ik net gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik zelfstandig gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Was ik telkens in orde?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik het rekentoestel zinvol gebruikt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik telkens het resultaat vergeleken met mijn schatting?
0
1
2
3
0
1
2
3
Pr
Aandachtspunt
TOTAAL
15
Commentaar van de leraar
72
Handtekening leerling
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Aan de slag 1 Wiskundetaal 1.1 Benamingen bij de optelling
Hoofdstuk 3
Shirley koopt een stofzuiger van € 139. Ze koopt ook een nieuwe dweilset van € 72. Hoeveel moet Shirley in totaal betalen?
ie
Berekening:
fv e
de termen
rs
Antwoordzin:
de som
oe
139 + 72 = 211 de optelling
Pr
1.2 Wiskundetaal en de optelling
Schrijf de volgende zinnen als een optelling en bereken. a Vijf meer dan zeventien.
=
b Na 90 minuten wedstrijd werden er 7 minuten extra voorzien. = c Jens is 26 cm groter dan Maaike, die 149 cm meet.
=
d Kirsten weegt 48 kg. Lies is 13 kg zwaarder.
=
e Joris springt over 1,15 m. Silke kan 0,23 m hoger.
=
f Abdel woont op 2,8 km van school. Arne woont 2,1 km verder. = g Je uurwerk kost € 56. Dat van Febe is € 18 duurder.
=
h Bert kan 13 minuten langer hardlopen dan Karel, die het maar 17 minuten volhoudt.
=
73
2 Hoofdrekenen 2.1 Hoofdrekenen met natuurlijke getallen • Splitsen lukt altijd 223 + 128 = 233 + 100 + 20 + 8 = 333 + 20 + 8 = 353 + 8 = 361
Los deze optellingen op door te splitsen. a 75 + 22 =
=
Hoofdstuk 3
b 63 + 28 =
=
Houd de eerste term, splits de tweede term en tel die in stapjes op.
ie
c 216 + 65 =
d 624 + 39 =
Los deze optellingen op door koppels te maken.
fv e
48 + 23 + 12 = 48 + 23 + 12 = 60 + 23 = 83
=
rs
• Soms kun je koppels maken
=
a 54 + 13 + 26
=
=
b 21 + 25 + 29 + 15 =
Pr
oe
Onderzoek steeds of je geen getallen handig bij elkaar kunt nemen.
• Misschien kun je aanvullen 324 + 299 = 324 + 300 - 1 = 624 - 1 = 623
=
c 12 + 20 + 88 + 7 =
=
d 34 + 26 + 66
=
=
Los deze optellingen op door aan te vullen. a 613 + 199 =
=
b 283 + 596 = 299 ligt dicht bij 300. Je telt 300 bij, maar dat is 1 te veel. Je moet dus 1 terug aftrekken.
74
=
c 718 + 998 =
=
d 834 + 297 =
=
2.2 Hoofdrekenen met kommagetallen • Splitsen lukt altijd
Los deze optellingen op door te splitsen.
113,2 + 6,65 = 113,20 + 6 + 0,60 + 0,05 = 119,20 + 0,60 + 0,05 a 5,2 + 1,7 = 119,20 + 0,05 = 119,85
= =
b 36,45 + 8,35 = =
Hoofdstuk 3
c 17,2 + 22,45 =
d 5,37 + 6,68 =
Los deze optellingen op door koppels te maken. a 2,2 + 4 + 3,8
=
fv e
22,7 + 6,5 + 3,3 = 22,7 + 6,5 + 3,3 = 26 + 6,5 = 32,5
=
rs
• Soms kun je koppels maken
=
ie
Houd de eerste term, splits de tweede term en tel die in stapjes op.
=
b 6,8 + 1,3 + 1,6 + 1,2 =
oe
Onderzoek steeds of je geen getallen handig bij elkaar kunt nemen.
Pr
• Misschien kun je aanvullen
32,23 + 5,98 = 32,23 + 6 - 0,02 = 38,23 - 0,02 = 38,21
=
c 0,76 + 5,7 + 6,24
=
=
d 24,75 + 3,25 + 25,25 = Los deze optellingen op door aan te vullen. a 14,24 + 2,95 =
=
b 37,21 + 18,99 =
5,98 ligt dicht bij 6. Je telt 6 bij, maar dat is 0,02 te veel. Je moet er dus 0,02 weer aftrekken.
=
=
c 78,67 + 36,97 =
=
d 203,1 + 72,98 =
=
75
3 Schatten In heel wat situaties is het handig om vooraf te weten hoeveel het resultaat ongeveer zal zijn. • Rond de termen af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Tel de afgeronde getallen uit het hoofd op. Hoofdstuk 3
Voorbeeld: Ik heb nog € 13 op zak. Ik wil mijn vriendin en mezelf trakteren op een broodje.
Keuze uit waldkorn of ciabatta
N a po li
........................................................
€ 5,75
P er u g g ia
...............................................
€ 6,25
Buffel mozarella en tomaat uit de oven met pesto, rucola, gegrilde artisjok en balsamicosiroop ..........................................................
€ 6,50
Lauwwarme geitenkaas met honing, pijnboompitten, zongedroogde tomaatjes, rucola en pesto
M ila n o
Antwoordzin: b Geef drie combinaties die je kunt betalen.
fv e
Roma
Schatting:
rs
Italiaanse ham, buffel mozarella, tomaat en verse rucola
a Heb ik genoeg geld voor een Peruggia en een Milano?
ie
Ver s e It a lia a n s e br o o d jes
.....................................................
€ 7,25
Gegrilde kip en bacon, sla, tomaat en avocado besprenkeld met basilicum-aioli
F io r en ze
..................................................
en en en
€ 7,50
oe
Rundercarpaccio, groene pesto, verse rucola, pijnboompitten en snippers van Parmezaanse kaas
Pr
Mien kocht deze producten in de supermarkt. Had ze genoeg met de € 15 die ze van moeder meekreeg? Winkelprijs
1 zak chips
€ 0,95
1 mueslireep
€ 0,55
1 pizza
€ 3,95
1 fles chocomelk
€ 1,45
1 stripboek
€ 4,95
1 fles cola
€ 2,15
1 kg appels
€ 1,90
Schatting totaal
76
Antwoordzin:
€ 3,
Afgeronde prijs
5 € 0,9 € 0,55
€ 1,45
95
€ 4,95
€ 2,15
€ 1,90
4 Cijferen 4.1 Natuurlijke getallen optellen Carlo wil graag wat opbergruimte voor zijn tuinmateriaal. Hij koopt uit de nieuwe reclamefolder een tuinhuis en een opbergkast. €12
95
Schat hoeveel hij moet betalen. Stap 1: schatten
5
€ 48
opbergkast
rs
tuinhuis
afgeronde prijs
ie
folderprijs
Hoofdstuk 3
• Rond de termen af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Tel de afgeronde getallen uit het hoofd op.
Schatten: + =
fv e
Om te weten hoeveel de som precies zal zijn, moet je een stapje verder gaan. Je moet cijferen. Hoeveel moet Carlo precies betalen voor zijn tuinhuis en opbergkast? Stap 2: cijferen T
E
Cijfers van dezelfde rang schrijf je altijd netjes onder elkaar.
Vergelijk steeds je resultaat met je schatting.
Pr
+
H
Stap 3: controleren
oe
D
en
Antwoordzin:
Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som. a 223 + 475
b 458 + 327
c 848 + 376
Schatten:
Schatten:
Schatten:
+
+
+
77
4.2 Kommagetallen optellen 8,5
teven koopt uit de reclamefolder een hogedrukreiniger S en een tuinhaspel met bijbehorende tuinslang.
€ 24
€ 129
,45
Hoeveel moet hij daarvoor betalen?
Stap 1: schatten
folderprijs
tuinhaspel en tuinslang
rs
hogedrukreiniger
afgeronde prijs
ie
Hoofdstuk 3
• Rond de termen af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Tel de afgeronde getallen uit het hoofd op.
Schatten: + =
Stap 2: cijferen
+
T
fv e
H
Stap 3: controleren
E
,
t
h
d
oe
D
en
Schrijf ook de komma’s altijd netjes onder elkaar.
Vul lege plaatsen op met nullen.
Pr
Antwoordzin:
Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som.
a 25,32 + 33,54
b 234,5 + 382,36
c 57,6 + 8,63
Schatten:
Schatten:
Schatten:
+
78
+
+
4.3 Termen van volgorde wisselen Hilde koopt met haar spaargeld een tuinparasol. Ze koopt ook nog een tuintafel met vier comfortabele stoelen. Hoeveel betaalt ze?
7
€ 12
€14
89
Stap 1: schatten
tuintafel met vier stoelen
rs
parasol
afgeronde prijs
ie
folderprijs
Hoofdstuk 3
• Rond de termen af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Tel de afgeronde getallen uit het hoofd op.
Stap 2: cijferen
+
H
en
T
Stap 3: controleren
E
Bij een optelling mag je gerust de termen van volgorde veranderen.
oe
D
fv e
Schatten: + =
Pr
Antwoordzin:
Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som.
a 853 + 2 069
b 4,27 + 136,08
c 58 + 247
Schatten:
Schatten:
Schatten:
+
+
+
79
5 Rekenen met je rekentoestel oms is het handig als je een rekenmachine kunt gebruiken. S Dat is zeker zo als de getallen wat groter zijn en enkele cijfers na de komma bevatten.
fv e
rs
e geeft een feestje voor je vrienden. J In de supermarkt koop je frisdrank voor € 37,55. Je slaat ook een voorraad chips, nootjes en koekjes in. Daaraan geef je € 46,60 uit. Bovendien laat je je verleiden om ook wat feesthoedjes, toeters en confetti te kopen. Dat kost je € 28,75.
ie
Hoofdstuk 3
Je hebt zeker en vast een eenvoudig rekentoestel thuis. Ook je gsm heeft er één. En heb je al eens gebruikgemaakt van de rekenmachine op je computer?
Hoeveel moet je aan de kassa betalen? Schatten: Berekening:
oe
Antwoordzin:
Pr
Boeket wit Boeket geel Boeket oranje Boeket rozen Boeket herfst
€ 23,95 € 19,75 € 20,45 € 25,90 € 17,95
Kirsten koopt drie bossen bloemen. Ze kiest voor een boeket herfst, een boeket oranje en een boeket wit. Er is een korting van € 2,50 voor wie meer dan € 50 besteedt in de bloemenzaak.
Hoeveel moet Kirsten betalen in de bloemenzaak? Schatten: Berekening: Antwoordzin:
80
Ben ik mee? Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 35
1 Wiskundetaal Vul de juiste benamingen aan.
Hoofdstuk 3
BIM1.1
376 en 25 noem je de
376 + 25 = 401
De bewerking zelf noem je een
ie
1,5
Het resultaat, 401, noem je de BIM1.2
Schrijf de volgende zinnen als een optelling en bereken. a 68 meer dan 34.
rs
=
fv e
b Pieter deed 25 minuten langer dan Karel over de wandeltocht van 10 km. Karel deed er 128 minuten over. c Joren is 17 cm groter dan Bieke, die 146 cm meet.
=
=
1,5
2 Hoofdrekenen
Los deze optellingen op met hoofdrekenen. a 533 + 6
=
f 12,7 + 15,8 + 3,3 =
b 15,8 + 4,5
=
g 278 + 199
=
c 4,2 + 5,75
=
h 16,98 + 32,24
=
d 73 + 88
=
i 497 + 366
=
j 14,37 + 22,95
=
oe
BIM2
Pr
e 156 + 83 + 14 =
10
3 Schatten
BIM3
Schat het totaal in honderdtallen. a Arne koopt een handcamera en een microfoon. b Luka koopt een tv en een handcamera.
8
€ 19
€ 699
€ 102
c Bilal koopt een statief en een handcamera. d Heike koopt een tas en een handcamera.
e Ellen koopt een verrijdbare camera, een microfoon en een tv.
5
€ 49 6
€ 99
€ 293
5
81
4 Cijferen BIM4.1
Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som. a 765 + 287
b 67,4 + 344
c 4,87 + 1,52
Schatten:
Schatten:
Schatten:
BIM4.2
+
Tiny koopt een T-shirt van € 18,95 en een jeans van € 57,65. Hoeveel kost haar nieuwe outfit?
ie
Hoofdstuk 3
+
rs
Schatten:
fv e
Berekening:
Antwoordzin:
6
4
5 Rekenen met je rekentoestel
Tijdens de voorbije Tour de France legden de renners de eerste dag 237 kilometer af. De tweede dag kregen ze 198 kilometer te verwerken. Hoeveel kilometer hebben de renners na die twee dagen afgelegd?
oe
BIM5.1
Schatten:
Pr
Berekening:
Antwoordzin:
BIM5.2
3
Dit weekend trek je met je vrienden en vriendinnen naar zee. Het treinticket kost € 18,75. Aan zee verwen je jezelf met frietjes en een ijsje. Dat kost je nog eens € 13,85. Hoeveel euro heb je in totaal uitgegeven? Schatten: Berekening: Antwoordzin:
82
4
Op mijn maat 1 Wiskundetaal 1 Onderstreep de termen in het groen. De som onderstreep je in het blauw. 5,65 + 7,02 = 12,67
15 + 3 + 6 = 21 Hoofdstuk 3
13 + 25 = 38
45 en 36 noem je de 45 + 36 = 81
ie
2 Vul de juiste benamingen aan.
De bewerking noem je de
3 Vul aan.
rs
81 is de
a Bepaal de term die hoort bij 76 om 120 als som te hebben.
b Bepaal de som van 22 en 99.
fv e
c Bepaal zelf de termen van een optelling met als som 87.
4 Schrijf de volgende zinnen als een optelling en bereken. a 38 meer dan 5.
=
b Een extra korting van € 7 bovenop de korting van € 14. = =
d 18 kg zwaarder dan 13 kg.
=
e 12 m verder dan 17 m.
=
oe
c Vijf euro duurder dan 28 euro.
Pr
5 Schrijf de volgende zinnen als een optelling en bereken. a Joren fietste 12 seconden langer dan Steffi, die er 29 seconden over deed.
=
b Saïd is 1,54 m groot. Merel is 0,17 m langer.
=
c Martijn is 14 kg zwaarder dan Lieze, die 47 kg weegt.
=
d Sandrine sportte 15 minuten extra bovenop haar dagelijkse sessie van 50 minuten.
=
e Mirte koopt een outfit van € 57. Die van Friedl is € 16 duurder.
=
83
2 Hoofdrekenen 6 Zoek het spreekwoord.
54 + 7 =
60 + 9 =
5 + 72 =
8 + 54 =
nemen
de
61
62
69
ie
bij knijpen
iemand
52
36
neus
een
77
71
hand
rs
Hoofdstuk 3
32 + 4 =
35
fv e
Spreekwoord:
7 Los deze optellingen op met hoofdrekenen. f
b 62 + 6 =
g 63 + 59 + 77 =
c 119 + 42 =
h 17 + 33 + 62 =
d 83 + 17 =
i
72 + 78 + 36 =
oe
14 + 32 + 46 =
a 385 + 3 =
16 + 111 + 34 =
e 37 + 67 =
j
8 Met je vrienden speel je darts. De totaalscore van twee pijltjes bepaalt wie er wint. Wim:
17 + 38 =
Pr
Mieke: 33 + 36 =
Winnaar:
Pieter: 45 + 16 = Anja:
32 + 51 =
9 Met je vrienden speel je darts. De totaalscore van drie pijltjes bepaalt wie er wint. Wim:
27 + 36 + 33 =
Mieke: 33 + 36 + 34 =
Winnaar:
Pieter: 26 + 16 + 45 = Anja:
84
22 + 24 + 48 =
10 In restaurant ‘Het Vette Everzwijn’ schrijft de kokkin de prijs van haar gerechten als sommen. Plaats de letter van de gerechten bij de overeenkomstige som. Let op! Soms kan een som meerdere keren als antwoord voorkomen.
everzwijn natuur
16 + 35
66
b
everzwijn met kaaskorstje
15 + 42
56
c
gemarineerd everzwijn van het huis
27 + 33
57
d
everzwijn met boschampignons
18 + 48
41
e
everzwijn à la romaine
39 + 12
51
f
traag gegaard everzwijn met bier
24 + 42
71
g
everzwijnpaté met seizoensgroenten
37 + 24
61
h
everzwijn à volonté
53 + 18
60
i
everzwijn in een huwelijk met konijn
33 + 38
81
j
everzwijn rijkelijk overgoten met honing
17 + 34
46
fv e
rs
ie
a
Hoofdstuk 3
Het Vette Everzwijn
11 Zoek het spreekwoord. 38 + 57 =
18 + 46 =
29 + 32 =
34 + 57 = 26 + 26 =
oe
35 + 16 = kop
aarde
steken
61
85
52
in
hoofd
51
71
je
zand
64
95
91
Pr
het
Spreekwoord:
12 Hoeveel krijg je als je telkens de vier vakjes samentelt?
40 70
50 65
80 60
150 40
170 20
45 80
20 160
135 20
20 30
60 20
80 10
120 155
85
13 Reken uit het hoofd.
b Jason is 1,97 m groot. Zijn broer Wesley meet 1,56 m. Hoe groot zijn ze samen?
c Een nieuwe fiets kost € 897. Je wil ook een fiets-gps van € 136. Hoeveel kost het samen?
d Je knipt eerst 4,97 m stof af en daarna nog eens 2,36 m. Hoeveel meter stof knipte je in totaal af?
e Je mengt 525 ml haarlotion met een parfum van 38 ml. Hoeveel ml heb je in totaal?
f Je lievelingscavia weegt 258 g. Het zusje weegt 179 g. Hoeveel gram wegen ze samen?
rs
ie
Hoofdstuk 3
a Je koopt een printer van € 72,95 en een inktpatroon van € 23,75. Hoeveel betaal je in totaal?
6
16
oe
24
fv e
14 Elke steen van de piramide is gelijk aan de som van de getallen op de twee stenen eronder. Welke getallen ontbreken?
44
33
15 Tovervierkant
Pr
Elke horizontale, verticale en diagonale rij van vijf getallen heeft als som 65! Heb je alles opgelost, controleer dan even of je alle getallen van 1 tot en met 25 terugvindt.
11
12 17
20 25
8
13 18
23
86
24
16 9
1 2
15
16 Vul de blanco vakjes in zodat de puzzels kloppen. +
=
51 +
+
32
66 =
=
57
=
=
+
65
+
=
89
+
+
=
92
fv e
=
47
=
98
+ 35
+
ie
78
=
rs
+
+
72
+
=
23
+
Hoofdstuk 3
26
=
=
147
+
=
140
De getallen die nodig zijn voor de oplossing staan onder de figuur.
Pr
oe
17 De grote driehoek is verdeeld in twee kleinere driehoeken en een ruit. In elke figuur staat een getal. Dat getal is telkens de som van de hoekpunten. Welke getallen horen op de hoekpunten?
18
18
17
0
3
5
6
8
9
87
3 Schatten 18 Ik ga naar de supermarkt. Ik wil onderstaande artikelen kopen. Ik heb € 7 bij. Heb ik geld genoeg? afgeronde prijs
Hoofdstuk 3
€ 1,95
€ 3,45
€ 0,50
schatting totaal
Antwoordzin:
ie
prijs
prijs
rs
19 Arne gaat naar een elektronicawinkel. Hij zou graag deze artikelen kopen. Schat in tientallen hoeveel hem dit zou kosten. afgeronde prijs
€ 347,95
€ 403,00
oe
fv e
€ 72,95
Antwoordzin:
schatting totaal
Pr
20 Op een sportsite vind je deze sportartikelen. Schat op de eenheid. Maat XS: € 7,95 Maat S: € 8,95 Maat M: € 11,45
Maat 152: € 14,95 Maat 158: € 16,45 Maat 164: € 20,95
Verzendkosten € 7,75
Maat 37: € 29,95 Maat 38: € 29,95 Maat 39: € 34,95 Maat 40: € 34,95
a Gert bestelt een shirt maat 158. Schatting: b Jomme bestelt een shirt maat 164 en een broek in maat S. Schatting: c Marc bestelt van alles de kleinste maat. Schatting:
88
4 Cijferen 21 Schat en bepaal de som.
+
3
6
9
9
+
c Schatten:
7
2
5
1
7
8
+
d Schatten:
4
8
7
1
5
2
+
2
6
2
6
4
7
Hoofdstuk 3
b Schatten:
a Schatten:
ie
22 Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som. b 2 249 + 287 Schatten:
c 4 576 + 549 Schatten:
d 237 + 2 258 Schatten:
+
+
rs
a 4 238 + 1 091 Schatten:
+
fv e
+
23 Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som. a 8 619 + 1 126 Schatten:
c 5 743 + 12 972 Schatten:
d 216 + 2 826 Schatten:
Pr
oe
b 2 414 + 6 942 Schatten:
24 Schat en bepaal de som. a Schatten:
b Schatten:
c Schatten:
d Schatten:
6 1 4
,
2 9
7 0 9
,
7 5
8 2 7
,
0 5
6 0 7
+ 2 6
,
4 8
+
,
8 0
+ 3 2
,
7 5
+
6
9
,
3 5
89
25 Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som. a 39,35 + 5,08 Schatten:
b 607,8 + 79 Schatten:
+
c 17,015 + 3,87 Schatten:
+
d 9,4 + 14,72 Schatten:
+
+
Hoofdstuk 3
26 Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som. b 5,18 + 7,116 Schatten:
c 8,643 + 54,71 Schatten:
ie
a 22,462 + 73,751 Schatten:
fv e
rs
27 Vul de ontbrekende cijfers in.
4
2
5
oe
+
6
6
4 +
8
3
4
1 7
8
Pr
28 Vul de ontbrekende cijfers in.
4
+
8
5
9
8
9
2,
7
+ , 8
9
7, 5
3
+
1
29 Op camping ‘De Groene Long’ staan 125 tenten en 47 caravans. Hoeveel kampeerplekken zijn er ingenomen op de camping? Schatten: Berekening:
90
Antwoordzin:
8 3 4
0
30 Deze winter ben je van plan dierenpark ‘De Zonnegloed’ te bezoeken. Ook je opa (66 jaar) en je broer (10 jaar) gaan mee. Hoeveel inkomgeld zullen jullie samen moeten betalen? Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
€ 8,5 € 8,5 € 8,5
Hoofdstuk 3
ie
€ 11 € 11 € 11
rs
individuele bezoeken 0 - 2 jaar 3 - 11 jaar Volwassenen kortingstarief Rolstoelgebruiker Lerarenkaart 60+
zomer winter maart t/m november t/m oktober februari gratis gratis € 11 € 8,5 € 13 € 9,5
Pr
oe
Schatten: Berekening:
fv e
31 Simon heeft twee spaarrekeningen bij de bank: één van € 3 156,80 en één van € 764,50. Hij besluit het geld af te halen en laat alles op een nieuwe rekening plaatsen die meer intrest oplevert. Hoeveel stort Simon op die nieuwe rekening?
Antwoordzin:
32 Bij een inzamelactie voor het Kinderkankerfonds haalde klas 1A € 458 op. Klas 1B deed het ongeveer even goed met € 474. Hoeveel haalden beide klassen samen op? Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
91
5 Rekenen met je rekentoestel 33 Als vogelliefhebber ben je dol op verschillende vogelkastjes en voederbakjes. Bereken wat je moet betalen als je alles koopt.
€2
2,9
5
3
Hoofdstuk 3
€1
€ 18
€ 19,85
rs
ie
Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
oe
Schatten: Berekening:
fv e
34 Dean heeft een nieuwe Amerikaanse voetbaluitrusting nodig. Bereken hoeveel hij moet betalen.
broek
helm
€ 129,75
€ 154,65
schoenen
shirt
€ 188,85
€ 39,95
Antwoordzin:
Pr
35 Ik mag van mijn ouders mijn kamer wat opfrissen. De kamer laten behangen kost € 148. Schilderen kost nog eens € 277. Hoeveel zal de opfrisbeurt kosten?
Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
92
oe
fv e
rs
ie
Hoofdstuk 3
36 Kimberley laat zich verleiden door een reclamefolder. Ze wil graag een nieuwe printer, een draadloze muis en een draadloos toetsenbord. Ze neemt ook nog kerstverlichting en een kerstballenbox mee voor in haar klaslokaal. Hoeveel moet ze in totaal betalen?
Pr
Schatten: Berekening:
Antwoord:
37 De familie Decorte vertrekt op zomervakantie. Hun mobilhome heeft 51 064,2 km op de teller staan. De reisweg heen en terug bedraagt 3 256,3 km. Ter plaatse maken ze enkele uitstappen voor een totaal van 897,2 km. Hoeveel km staat er op de teller als ze weer thuiskomen?
Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
93
38 Een buschauffeur legt de eerste dag 365 km af. De tweede dag legt hij 137 km meer af. De derde dag legt hij evenveel km af als de eerste twee dagen samen. Hoeveel km legt hij in totaal af? eerste dag
tweede dag
derde dag
totaal
ie
Hoofdstuk 3
Antwoordzin:
fv e
rs
39 Sofie heeft € 150 om een nieuwe outfit te kopen. Ze heeft haar oog laten vallen op onderstaande artikelen. Zoek vier combinaties die ze kan kopen zodat ze genoeg geld heeft. Let wel: ze mag ook niet meer dan € 30 overhouden.
€ 66,45
A
B
C
Pr
€ 22,75
E
D
€ 78,95 € 63,00
5
€ 33,1 F
G
Combinatie
94
€ 68,75
5
€ 53,7
oe
€ 14,50
H
Geschatte prijs
Correcte prijs
Even samenvatten • Wiskundetaal
Hoofdstuk 3
de som
de termen
ie
139 + 72 = 211
rs
de optelling
meer dan, groter dan, extra, duurder dan, verder dan, langer dan … 65 + 27
• splitsen
= 65 + 20 + 7
= 85 + 7 = 92
fv e
• koppelen 48 + 23 + 12 = 48 + 23 + 12 = 60 + 23 = 83 • aanvullen 324 + 299
= 324 + 300 - 1 = 624 - 1 = 623
• schat vooraf het resultaat
oe
• cijferen
3
1
5
4
7
2
7
5
Pr
+
1
3
8
1
2
2
1
6
,
5
8
+
7
,
2
3
1
3
,
8
1
95
Test op mezelf Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 35
1 Wiskundetaal Hoofdstuk 3
TOM1.1
Vul de juiste benamingen aan. 376 en 25 noem je de 376 + 25 = 401
De bewerking zelf noem je een
TOM1.2
ie
Het resultaat, 401, noem je de
1,5
Schrijf de volgende zinnen als een optelling en bereken.
=
rs
a 38 meer dan 64.
=
c Jana is 14 cm groter dan Emma, die 149 cm meet.
=
2 Hoofdrekenen TOM2
fv e
b Alex deed 16 minuten langer over de wandeltocht van 10 km dan Michiel. Karel deed er 116 minuten over.
1,5
Los deze optellingen op met hoofdrekenen. a 533 + 6 b 15,8 + 4,5
f 12,7 + 15,8 + 3,3 =
=
g 278 + 199
=
=
h 16,98 + 32,24
=
=
i 497 + 366
=
j 14,37 + 22,95
=
oe
c 4,2 + 5,75
=
d 73 + 88
e 156 + 83 + 14 =
Pr
3 Schatten TOM3
Mila gaat naar de supermarkt. Zij zou graag deze artikelen kopen. Schat in tientallen hoeveel dit zou kosten. prijs
afgeronde prijs
€ 21,95
€ 58,65
€ 23,15
schatting totaal
96
10
Antwoordzin:
5
4 Cijferen a 351 + 42 Schatten:
c 54 + 824 Schatten:
e 675 + 367 Schatten:
g 67 + 444 Schatten:
+
+
+
+
b 61,3 + 36,4 Schatten:
d 68,72 + 28,8 Schatten:
f 855 + 92,6 Schatten:
h 56,875 + 3,71 Schatten:
fv e
rs
50
Hoofdstuk 3
Schat, schrijf onder elkaar en bepaal de som.
ie
TOM4
10
5 Rekenen met je rekentoestel
In de Ronde van Italië, de Giro, moeten de renners verschillende bergen oprijden. Ze beklimmen onder andere de Gavia (2 621 m hoog) en de Stelvio (2 758 m hoog). Hoeveel meter hebben ze dan in totaal geklommen ?
oe
TOM5.1
Schatten: Berekening:
Pr
Antwoordzin:
TOM5.2
3
Dit weekend ga je met de jeugdbeweging naar Bellewaerde in Ieper. Het treinticket kost € 22,75. Een ingangsticket kost € 29,60. Hoeveel euro kosten de tickets samen? Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
4
97
Gamezone 1 Binairo Vul het rooster zo in dat elke rij en elke kolom gevuld is met 6 nullen en 6 ééntjes.Niet meer dan twee nullen of twee ééntjes mogen naast of onder elkaar staan. Dezelfde rijen en kolommen zijn niet toegestaan. Er is één unieke oplossing. 0
1
1
1
0
0
0
0
1
0 1
0
0
0
1
0
0
1
1
1
0
1
fv e
1
0
0
1
1
1
0
rs
0 1
ie
Hoofdstuk 3
1
1
0
0
1
0
1
1
Pr
oe
0
0
1 1
1
1
1
1
0
1
0
0 1
0
0 1
0 1
1 1
1 0
0
0
1
1
1
98
1
1
1
0
0 1
0 0
0
0 1
0
2
a Uit hoeveel blikken bestaat de stapel?
b Hoeveel blikken zijn het als je er nog een laag onder zet?
6
8
2
6
1
4
2
0
6
ie
e Hoeveel lagen heb je met een stapel van 55 blikken?
Eén cijfer is correct en staat op de juiste plaats.
rs
KRAAK JIJ DE CODE?
Eén cijfer is correct, maar staat op de foute plaats. Twee cijfers zijn correct, maar staan op de foute plaats.
fv e
3
d Hoeveel lagen heb je met een stapel van 28 blikken?
Hoofdstuk 3
c Hoeveel blikken heb je nodig voor een stapel van 8 lagen?
7
3
8
Er is niets correct.
8
7
0
Eén cijfer is correct, maar staat op de foute plaats.
Zoek uit welke familie in welk huis woont. De gegevens hieronder kunnen je daarbij helpen.
Pr
oe
4 Wie woont waar? Hier zie je een huizenblok van zeven huizen.
nr. • De familie Jacobs woont in het midden • De familie Grocek woont op het nummer dat je door 11 kunt delen. • De familie Çaliskan woont op het nummer dat je door 9 en door 2 kunt delen. • De familie Weert woont op het nummer dat op een 6 eindigt, als je het halveert. • De familie Ramzi woont op het eerste nummer dat je met drie cijfers schrijft. • De familie Janssen woont op het nummer dat je door 13 kunt delen. • De familie Brijde woont op het nummer dat 3 geeft als de cijfers van dat nummer worden opgeteld.
99
ie
rs
fv e
oe
Pr
4
Lijnen, een kwestie van smaak!
Geef alle lijnen van eenzelfde soort dezelfde kleur.
oe
fv e
rs
gebogen lijnen
ie
rechte lijnen
Pr
gebroken lijnen
Planner
Ben ik mee?
116
Op mijn maat
1 Soorten lijnen 2 Rechte, halfrechte en lijnstuk 3 Lijnstukken meten en tekenen 4 Onderlinge ligging van rechten 5 Evenwijdigen tekenen 6 Loodlijnen tekenen 7 Coördinaten
Even samenvatten
131
Test op mezelf Gamezone
rs
ie
1 Soorten lijnen 2 Rechte, halfrechte en lijnstuk 3 Lijnstukken meten en tekenen 4 Onderlinge ligging van rechten 5 Evenwijdigen tekenen 6 Loodlijnen tekenen 7 Coördinaten
fv e
Hoofdstuk 4
Aan de slag
118 120 122 123 126 127 129
132 134
oe
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen
Pr
In dit hoofdstuk leer je alles over lijnen.
102
105 107 109 110 112 113 115
p. 112
p. 113
p. 115
6 Loodrecht tekenen
7 Coördinaten
p. 110
5 Evenwijdig tekenen
van rechten
4 Onderlinge ligging
tekenen
3 Lijnstukken meten en p. 109
/2
Totaal /20
BIM7
/2
/2
/4
/2
/3
/5
Oef 35
Oef 34
Oef 30
Oef 26
Oef 19
Oef 18
0
0
0
0-1
Oef 36
Oef 31
Oef 27
Oef 10
Oef 14
Oef 9
Oef 8
0
0-1
0-2
Oef 7
Oef 2
Oef 1
Oef 38
Oef 37
Oef 32
Oef 28
1
1
Oef 24
Oef 21
Oef 22
Oef 23
1
2-3
Oef 20
Oef 16
Oef 15
Oef 12
1
2
Oef 5
3-4
Oef 39
Oef 33
Oef 29
Oef 25
Oef 17
Oef 13
Oef 6
Totaal
/2
/2
/2
/4
/2
/4
/5
Totaal /20
TOM7
TOM6
TOM5
TOM4
TOM3
TOM2
TOM1
Test op mezelf
Datum: / / 20
Hoofdstuk 4
/
/
/
/
/
/
/
/
Resultaat
ie 2
2
2
4
2
3
5
rs
fv e
Oef 11
Oef 4
Oef 3
Op mijn maat
Nr.: Klas:
BIM6
BIM5
BIM4
BIM3
BIM2
2 Rechte, halfrechte en p. 107
lijnstuk
BIM1
oe
Pr
Ben ik mee?
p. 105
1 Soorten lijnen
Aan de slag
Mijn circuit Naam: /
103
Scoreblad Ik behaalde deze resultaten BIM
/
TOM
/
Taak 1
/
Taak 4
/
Taak 2
/
Taak 5
/
Taak 3
/
Taak 6
/ /
Extra opdracht 2 :
/
Extra opdracht 3 :
Extra opdracht 4 :
ie
/ /
rs
Hoofdstuk 4
Extra opdracht 1 :
TOTAAL
fv e
Ik denk even na over mijn prestaties
/
Wat kon ik zeer goed?
Waar had ik moeite mee?
Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op
oe
Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden
Evaluatie leerling
Evaluatie leraar
Heb ik mijn fouten zinvol verbeterd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik net gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Was ik telkens in orde?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik zelfstandig gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik nauwkeurig gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Pr
Aandachtspunt
TOTAAL
15
Commentaar van de leraar
Handtekening leerling
104
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Aan de slag 1 Soorten lijnen
rs
Hoofdstuk 4
ie
Eén van de achtbanen in de Efteling, Joris en de Draak, is twee keer 810 m lang en op het hoogste punt 25 meter hoog. De achtbaan behaalt een snelheid van 75 kilometer per uur. De houten constructie bestaat uit gebogen, gebroken en rechte lijnen.
3
fv e
1 2
6
5
oe
4
Gebogen lijnen
Pr
Welke getallen op de foto van Joris en de Draak geven gebogen lijnen aan? Gebogen lijnen kunnen open of gesloten zijn. Noteer hieronder de best passende naam bij iedere foto.
105
Gebroken lijnen Welke getallen op de foto van Joris en de Draak geven gebroken lijnen aan?
Hoofdstuk 4
rs
ie
Gebroken lijnen kunnen open of gesloten zijn. Noteer hieronder de best passende naam bij iedere foto.
Rechte lijnen
fv e
Welke getallen op de foto van Joris en de Draak geven rechte lijnen aan? Rechte lijnen kunnen horizontaal, verticaal of schuin zijn.
Pr
oe
Noteer hieronder de best passende naam bij iedere foto.
Het is onmogelijk om in een rechte lijn de uitgang van dit doolhof te vinden … Met welk soort lijn heb je de uitgang gevonden?
106
2 Rechte, halfrechte en lijnstuk Lijnen bestaan uit punten die allemaal in een vlak liggen. Zo schrijf en teken je op het vlak van een blad papier. De leraar gebruikt het vlak van het bord. Punt Hieronder zijn een aantal punten getekend. Een punt wordt met een drukletter aangeduid. Notatie: A
Hoofdstuk 4
ie
Lees: het punt A B
A
rs
C E
F
fv e
D G
Rechte
oe
Teken met een lat op het bord hierboven een rechte lijn door A en B. Deze lijn heet een rechte. Door twee verschillende punten kun je precies één rechte tekenen. Omdat de rechte door A en door B is getekend, spreek je over de rechte AB. Je kunt ook een kleine letter gebruiken om een rechte een naam te geven.
Pr
Notatie: AB of a
a
A
B
Lees: de rechte AB of de rechte a Halfrechte
Teken met een lat op het bord hierboven een rechte lijn vanaf C door D. De lijn start in C en gaat door D. Die lijn heeft één grenspunt. Zo’n lijn noem je een halfrechte. Notatie: [CD
Het punt C noem je het grenspunt van de halfrechte.
Lees: de halfrechte [CD
C
D
107
Lijnstuk Teken met een lat op het bord op de vorige pagina een rechte lijn van E tot aan F. De lijn start in E en eindigt in F. Deze lijn heet een lijnstuk. Een lijnstuk heeft twee grenspunten. Notatie: [EF] of [FE]
E
F
Lees: lijnstuk [EF] of [FE]
ie
Op de foto hieronder zijn een aantal lijnen in het rood aangeduid. Benoem ze. Noteer voor iedere lijn de punten waardoor de lijn loopt en de grenspunten. Geef ten slotte de juiste notatie.
Hoofdstuk 4
P
4
1
R
rs
2
C
N
E
5
fv e
M
3
K
oe
L
benaming
punten
grenspunt(en)
notatie
en
en
3
en
4
en
5
en
1
Pr
2
Vul de tabel aan.
108
naam
notatie
1
[AB]
2
3
[MN]
voorstelling A
B L
K
3 Lijnstukken meten en tekenen Een lijnstuk kun je meten. Daarvoor gebruik je een meetlat. Meet de lengte en de breedte van het fotokader. C
[AB] = cm
Een lijnstuk kan je ook tekenen. Teken een lijnstuk [AB] van 6,8 cm.
fv e
A
Hoofdstuk 4
B
rs
A
ie
[BC] = cm
oe
Teken een lijnstuk [AB] van 12,5 cm.
Pr
A
Meet of teken volgende lijnstukken. lijnstuk
lengte
1
[AB]
cm
2
[CD]
cm
3
[EF]
cm
4
[GH]
cm
5
[IJ]
cm
voorstelling A
B
C E
D F
109
4 Onderlinge ligging van rechten evenwijdige rechten b
snijdende rechten
a a
a b
b
b
a
snijdende rechten
loodlijnen
ie
Hoofdstuk 4
evenwijdige rechten
b
rs
b
snijpunt
S
a a b
S
a
fv e
snijpunt
oe
De rechten a en b snijden De rechten a en b snijden elkaar. elkaar niet. Ze hebben één punt gemeenschappelijk. Ze hebben geen enkel punt Dat punt noem je het snijpunt. gemeenschappelijk. Notatie:
a // b
a
a⊥b
b
Lees:
Pr
De rechte a is evenwijdig met de rechte b.
De rechte a snijdt de rechte b.
Vul in met het best passende symbool. Kies uit //,
c
a
f
d
De rechte a staat loodrecht op de rechte b. of ⊥. a b a c f b
e
c d b
110
e c
Wat je op een foto ziet, is niet altijd hoe het werkelijk is.
Beide lijnen op de foto zijn
In werkelijkheid zijn de lijnen
In werkelijkheid zijn de lijnen
fv e
rs
Hoofdstuk 4
ie
Beide lijnen op de foto zijn
Beide lijnen op de foto zijn
Beide lijnen op de foto zijn
oe
In werkelijkheid liggen de lijnen niet in hetzelfde vlak. Ze hebben ook geen snijpunt. Je spreekt over kruisende rechten.
Pr
Zijn de rechten in werkelijkheid snijdend of kruisend? Vink aan.
snijdend
kruisend
snijdend
kruisend
snijdend
kruisend
snijdend
kruisend 111
5 Evenwijdigen tekenen Welke rechten zijn evenwijdig? Duid aan. e c
a
d
b
f
Hoofdstuk 4
ie
A
rs
Een evenwijdige b tekenen aan de rechte a door een punt A doe je met je geodriehoek.
b
Leg je geodriehoek zo dat een hulplijn samenvalt met de rechte a. Zorg ervoor dat de tekenzijde op dezelfde hoogte komt als punt A. Teken nu een evenwijdige rechte met de rechte a door het punt A. Noem die rechte b.
oe
• • • •
fv e
a
Pr
Teken door K de rechte p evenwijdig met m. m
Teken door L de rechte r evenwijdig met n. L
K
n
112
6 Loodlijnen tekenen Welke rechten staan loodrecht op elkaar? Duid aan. f
d
c
a
e b
Hoofdstuk 4
ie
c
oe
fv e
B
rs
Een loodlijn d op een rechte c tekenen door een punt B doe je met je geodriehoek.
d
Leg je geodriehoek zo dat de loodlijn samenvalt met de rechte c. Zorg ervoor dat de tekenzijde door het punt B loopt. Teken nu een loodlijn loodrecht op de rechte c door het punt B. Noem die rechte d.
Pr
• • • •
Teken door K de rechte q loodrecht op m.
Teken door L de rechte s loodrecht op n. m
K L
n
113
Vul de samenvatting hieronder met het juiste begrip aan. meetkundige begrippen
voorstelling A
1
A
a
2
a
A
3
AB
Hoofdstuk 4
[AB
ie
A
4
A
[AB]
6
//
fv e
⊥
Pr
oe
8
rs
5
7
114
B
B
B
7 Coördinaten Een plaats in een rooster bepaal je met coördinaten. Het rooster bestaat uit vakjes gevormd door evenwijdige horizontale en verticale lijnen. Horizontaal worden de vakjes met een letter of getal aangeduid. Verticaal met een getal. Coördinaten bestaan uit een letter en een getal of twee getallen tussen haakjes. Let wel: je noteert altijd eerst het getal of de letter van de horizontale as. staat op plaats (3,1) in het rooster. Teken de smiley opnieuw op plaats (5,2)
5
4
4
3
rs
3
2
2
A
B
C
fv e
1
1
D
E
F
Bepaal de coördinaten van de gekleurde vakjes.
Pr
4
5
D
Bepaal de coördinaten van de getekende punten. 5 4 B
A
1
1 C
4
2
2
B
3
3
3
A
2
( , )
oe
( , )
1
0
Bepaal de coördinaten van
Bepaal de coördinaten van
5
ie
5
Hoofdstuk 4
staat op plaats (B,2) in het rooster. Teken de smiley opnieuw op plaats (E,4)
E
F
( , ) en ( , ) Plaats in het bovenstaande rooster. (A,1) en (E,3)
0
1
2
3
4
5
A( , ) en B( , )
C(2,5) en D(4,2)
115
Ben ik mee? Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 20
1 Soorten lijnen Vul in met de best passende lijnsoort.
Teken.
3
fv e
BIM1.2
rs
Hoofdstuk 4
ie
BIM1.1
een gebroken lijn
oe
een gesloten gebogen lijn
2
2 Rechte, halfrechte en lijnstuk
Vul aan met een passende benaming, notatie of voorstelling.
Pr
BIM2
K
L
halfrechte
notatie: AB
notatie:
notatie:
3 Lijnstukken meten en tekenen BIM3
3
Meet en teken correct de gegeven lijnstukken. A
B
[AB] = cm [CD] = 5,5 cm 2
116
4 Onderlinge ligging van rechten BIM4.1
of ⊥.
Vul in met het best passende symbool. Kies uit //, d
b c
a
a c
b
c d
c
BIM4.2
3
Zijn de lijnen in werkelijkheid evenwijdig, snijdend of kruisend? Vink aan. Hoofdstuk 4
ie
snijdend
kruisend
5 Evenwijdigen tekenen
Teken door P een rechte e evenwijdig met f.
fv e
BIM5
1
rs
evenwijdig
f
oe
P
1
6 Loodlijnen tekenen
Teken op de tekening hierboven door P een rechte g loodrecht op e. Kies een punt Q op f. Teken door Q een rechte h loodrecht op e.
Pr
BIM6
3
7 Coördinaten
BIM7.1 BIM7.2
Bepaal de coördinaten. ( , )
Bepaal de plaats van het vakje in het rooster. (D,2)
5 4 3 2 1
2
A
B
C
D
E
F
117
Op mijn maat 1 Soorten lijnen 1 Duid de juiste lijnsoort aan.
gebroken lijn gebogen lijn
Hoofdstuk 4
2 Welke lijnen worden op de foto’s aangeduid? Kies uit gebogen, gebroken of rechte lijn. d
a
c
a b
fv e
rs
b
ie
gebroken lijn gebogen lijn
e
c
e
d
f
f
oe
3 Open gebroken lijn, open gebogen lijn, gesloten gebroken lijn of gesloten gebogen lijn? c
Pr
a
b
d
118
4 Benoem met horizontale, verticale of schuine rechte. a
c e
f
d
b
fv e
rs
5 Vul de tabel aan.
Hoofdstuk 4
ie
oe
open gebroken lijn
gesloten gebogen lijn
schuine rechte lijn
Pr
6 Duid op de foto hieronder met de aangegeven kleur een voorbeeld van deze lijnen aan: gesloten gebroken lijn, open gebroken lijn, gesloten gebogen lijn, open gebogen lijn.
119
2 Rechte, halfrechte en lijnstuk 7 Vul de juiste woorden in. Door twee verschillende punten kun je precies één tekenen. Een rechte lijn die aan één kant is begrensd, noem je een Een rechte lijn die aan twee kanten is begrensd, noem je een 8 Duid de juiste uitspraken aan. Een rechte is aan één zijde begrensd. Een lijnstuk is aan één zijde begrensd. Een lijnstuk heeft twee grenspunten. Een rechte heeft geen grenspunten.
rs
Een halfrechte heeft geen grenspunten.
ie
Een rechte is aan twee zijden begrensd.
Een lijnstuk heeft geen grenspunten.
Een halfrechte heeft twee grenspunten. Een rechte is oneindig lang.
fv e
Hoofdstuk 4
Een halfrechte is aan één kant begrensd.
9 Hoe lees je deze notaties? Schrijf ze voluit.
a
[AB
oe
A
AB]
[AB]
AB
Pr
10 Overtrek de halfrechten met groen, de lijnstukken met rood en de rechten met blauw.
A
I
J
H
B
D
E
C
G
F
120
11 Geef hieronder de correcte notatie van de halfrechten, lijnstukken en rechten uit de vorige oefening. halfrechten
lijnstukken
rechten
[
[ ]
[
[ ]
12 Noteer in de tabel onder de foto bij ieder nummer de juiste naam en notatie van de lijn.
1
I
5
H
A
D
2
4 F 3
fv e
C
rs
B
Hoofdstuk 4
E
ie
G
nummer
notatie
naam
1
2
3
4
5
oe
Pr
13 Vul de tabel aan. naam
notatie
[AB
voorstelling
C
D E
F
[GH] I
KL
J
121
3 Lijnstukken meten en tekenen 14 Lees de lengte van volgende lijnstukken af. A
B
[AB] = cm A
B
ie
A
B
[AB] = cm
B
fv e
A
rs
Hoofdstuk 4
[AB] = cm
[AB] = cm
15 Meet met een meetlat de lengte van volgende lijnstukken.
oe
A
A
B
[AB] = cm
B
A
B
[AB] = cm B
[AB] = cm
Pr
A
[AB] = cm
16 Teken een lijnstuk met de gevraagde lengte. Vergeet het lijnstuk niet te benoemen. [AB] = 4 cm [AB] = 10,5 cm [AB] = 12,5 cm 17 Teken een lijnstuk met de gevraagde lengte. Vergeet het lijnstuk niet te benoemen. [AB] = 5,2 cm [AB] = 9,6 cm [AB] = 3,3 cm
122
4 Onderlinge ligging van rechten 18 Vul in met evenwijdig, snijdend of loodrecht.
De aangeduide lijnen op de davidsster zijn
De rechten die op het openstaande raam zijn aangeduid zijn
fv e
rs
Hoofdstuk 4
ie
De aangeduide strepen die de vliegtuigen achterlaten zijn allemaal
De stijlen van de ladder lopen
De spijlen en de dwarslat van het hek staan
oe
De aangeduide lijnen op de parking zijn
19 Verbind met je lat wat bij elkaar hoort.
a⊥b
snijdend
a // b
loodrecht
a
Pr
evenwijdig
b
20 Zijn deze rechten snijdend? Zo ja, duid het snijpunt aan. e
d
c
b
a
ja
nee
f
ja
nee
ja
nee 123
of ⊥.
21 Vul in met //, a
b
c
b
d d
a b
c
c d
a
of ⊥.
Hoofdstuk 4
a
ie
22 Vul in met //,
rs
d
a
b
b
c
d
e
a
b
fv e
c
c
d
oe
e
f
e f
Pr
23 Wat je op een foto ziet, is niet altijd hoe het werkelijk is.
124
Beide lijnen op de foto zijn
Beide lijnen op de foto zijn
In werkelijkheid zijn de lijnen
In werkelijkheid zijn de lijnen
f
24 Hoe zijn de rode lijnen in werkelijkheid?
rs
Hoofdstuk 4
ie
snijdend kruisend snijdend kruisend snijdend kruisend
fv e
snijdend kruisend snijdend kruisend snijdend kruisend
oe
25 Zijn de lijnen in werkelijkheid snijdend, kruisend of evenwijdig? Vink aan.
Pr
snijdend kruisend evenwijdig snijdend kruisend evenwijdig
snijdend kruisend evenwijdig snijdend kruisend evenwijdig
125
5 Evenwijdigen tekenen 26 a Duid met rood op iedere geodriehoek de tekenzijde aan. b Welke met blauw aangeduide lijnen op de geodriehoek gebruik je om evenwijdig te tekenen? Duid het juiste antwoord aan.
Hoofdstuk 4
ie
27 Teken telkens met je geodriehoek een rechte b evenwijdig met a.
a
fv e
a
rs
a
28 Teken met je geodriehoek een rechte b door A evenwijdig met a.
oe
a
a
a
Pr
A
A A
29 Controleer met de geodriehoek welke rechte evenwijdig is met de groene rechte. Markeer.
126
6 Loodlijnen tekenen
ie
30 a Duid met rood op iedere geodriehoek de tekenzijde aan. b Welke met blauw aangeduide lijnen op de geodriehoek gebruik je om loodrecht te tekenen? Duid aan.
Hoofdstuk 4
rs
31 Teken met je geodriehoek telkens een rechte b loodrecht op a.
a
fv e
a
a
oe
32 Teken met je geodriehoek een rechte b door A loodrecht op a.
a A
Pr
A
a
a
a
A A
127
33 Lees eerst de opgave goed. Teken heel nauwkeurig met je geodriehoek en potlood. Vergeet niet de namen en symbolen erbij te schrijven. a Teken door K de rechten l en p zodat l // a en p // b.
d Teken m zo dat W tot m behoort en loodrecht staat op t. W
a
K
t
b
e Teken door P de rechte c zodat c ⊥ b. Noem het snijpunt S. Teken door S een rechte d // a.
fv e
b Teken door K de rechte f en g zodat f ⊥ m en g // n.
rs
Hoofdstuk 4
ie
r
m
K
P
b
oe
n
Pr
c Teken door X de rechte h, zodat h ⊥ a en h ⊥ b.
a
a k
f Teken door M de rechte z zodat z // r. Het snijpunt van z en q noem je P. Teken dan [PO. q
r M
X b O
128
7 Coördinaten 34 Wat zijn de coördinaten van volgende steden?
8
NOORDZEE
Brugge = ( , )
NEDERLAND
Zeebrugge
7 DUITSLAND
Namen = ( , )
6 Hasselt = ( , )
Waver Luik
Namen
Bergen
Aarlen = ( , )
3
Gent = ( , )
Bastenaken
FRANKRIJK
2
A
B
C
D
E
F
Antwerpen = ( , )
LUXEMBURG
rs
Aarlen
1
ie
4
Hoofdstuk 4
5
G
H
I
(H,5)
(E,6)
(E,5)
oe
(D,4)
fv e
35 Welke steden liggen op volgende coördinaten?
36 Bepaal de coördinaten van volgende boten.
7
( , )
Pr
6
( , )
5
( , )
4 3
( , )
2
( , )
1 ( , ) 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
129
37 Bepaal de coördinaten van de punten die in het rooster getekend zijn.
8
J
7
G
6 4
1 0
B( , )
G( , )
C( , )
H( , )
D( , )
I( , )
E( , )
J( , )
I H
B
C F
3 2
F( , )
E A D
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Hoofdstuk 4
ie
5
A( , )
38 Plaats de punten met gegeven coördinaten in het rooster.
9 8 7
B(0,4)
G(0,0)
fv e
6 5 4 3 2
oe
1 0
F(6,0)
rs
A(1,5)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
C(8,1)
H(2,8)
D(3,9)
I(9,9)
E(5,5)
J(6,7)
39 Plaats de punten met gegeven coördinaten in het rooster. A(2,3)
D(5,2)
B(3,0)
E(2,1)
4
C(4,5)
F(0,0)
3
Teken onderstaande rechten.
Pr
7 6 5
2
Vul in met //,
1 0
1
2
3
4
5
6
7
8
of ⊥
AB CD CD ED AF AB
130
Even samenvatten
gesloten
open
gesloten horizontaal verticaal
rechte
halfrechte
A
B
Notatie: AB of a Lees: rechte AB of a
A
B
lijnstuk A
Notatie: [AB Lees: halfrechte [AB
evenwijdige rechten
Notatie: [AB] Lees: lijnstuk [AB]
loodlijnen
fv e
snijdende rechten
b
b
S a
snijpunt
oe
snijpunt
S
a
b
B
snijdende rechten
evenwijdige rechten
a
schuin
rs
a
rechten
ie
open
gebroken lijnen
Hoofdstuk 4
gebogen lijnen
Notatie:
a // b
a
De rechte a is evenwijdig met de rechte b.
De rechte a snijdt de rechte b.
a⊥b
b
Pr
Lees:
Kruisende rechten
De rechte a staat loodrecht op de rechte b.
Lijken een snijpunt te hebben, maar dat is in werkelijkheid niet zo omdat ze niet in hetzelfde vlak liggen.
Coördinaten Bepalen nauwkeurig de plaats van een figuur in een rooster. Bij coördinaten noteer je eerst het getal of de letter van de horizontale as.
4 3
A
(2,3)
2
3
2 1 0
1
4
131
Test op mezelf Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 20
1 Soorten lijnen Welke soorten lijnen herken je op de foto’s?
rs
Hoofdstuk 4
ie
TOM1.1
TOM1.2
Teken nauwkeurig en net.
een open gebogen lijn
2
een gesloten gebroken lijn
oe
fv e
een horizontale lijn
3
2 Rechte, halfrechte en lijnstuk
Vul aan met de passende benaming, notatie of voorstelling.
Pr
TOM2
L
K
C
Q P
D
a
Notatie:
Notatie:
Notatie:
3
3 Lijnstukken meten en tekenen TOM3
Meet en teken correct de gegeven lijnstukken. A
B
[AB] = cm [CD] = 4,8 cm
132
2
4 Onderlinge ligging van rechten TOM4.1
of ⊥.
Vul in met het best passende symbool. Kies uit //, d
a d e
c d c
b c a 3 Hoofdstuk 4
TOM4.2
ie
b
Zijn de lijnen in werkelijkheid evenwijdig, snijdend of kruisend? Vink aan.
rs
snijdend
kruisend
fv e
evenwijdig
1
5 Evenwijdigen tekenen Teken door E een rechte e evenwijdig met AB.
D D
C C
A A
G G
FF B B
EE
Pr
oe
TOM5
2
6 Loodlijnen tekenen
TOM6
Teken hierboven door D een rechte d loodrecht op AB.
2
7 Coördinaten TOM7.1 TOM7.2
Bepaal de coördinaten van punt A. A( , )
4
Plaats het punt B met de gegeven coördinaten in het rooster. B(4,0)
2
A
3 1 0
1
2
3
4
2
133
Gamezone
-
-
-
-
-
-
-
- -
4 Elk ei is de som van de twee eieren eronder. Noteer in de lege eieren de juiste getallen.
Pr
oe
fv e
2 Kleur de weg die de pinguïn moet volgen. O2 wil zeggen ‘ga twee ijsschotsen naar Onderen’. B wil zeggen naar Boven, L naar Links en R naar Rechts.
rs
Hoofdstuk 4
3 Opa trakteert met pannenkoeken voor zijn 65ste verjaardag. Hij heeft ze origineel met getallen versierd. De som van elke horizontale, verticale en schuine rij van vijf pannenkoeken moet 65 zijn. Vul jij op de lege pannenkoeken het juiste getal in?
ie
1 Deze potloden zijn als een Mikado op elkaar gestapeld. Noteer de volgorde waarin de potloden gestapeld zijn. Begin met het bovenste potlood.
134
fv e
rs
Hoofdstuk 4
ie
5 Kamiel is zijn moeder kwijt! Help jij hem haar te vinden? Er zijn wel wat spelregels: Kamiel mag nooit schuin lopen. Hij moet over elk vakje lopen. Hij mag geen twee keer over eenzelfde vakje lopen. Hij mag niet over een vakje met een wolf lopen.
6 Melanie is jarig en zit met haar familie aan de verjaardagstafel. Zet iedereen op de juiste plaats aan tafel.
Pr
oe
Opa zit recht tegenover Melanie. Oma zit aan de rechterkant van de jarige. Haar zus Laurence zit aan de rechterkant van opa. Tegenover oma zit mama. Haar broer zit niet naast een meisje. Papa zit niet naast Laurence. Birger, haar vriendje, zit tegenover haar papa.
A
E
B
F
C
G
D
135
ie
rs
fv e
oe
Pr
Pr
oe
fv e
rs
ie
5
Solden maken het verschil
Shari wil profiteren van de solden om een nieuwe outfit te kopen. Als ze de jeansbroek koopt, hoeveel moet ze dan betalen? Tatjana is verzot op de trui. En zeker met de geweldige soldenprijs â&#x20AC;Ś Als ze de trui koopt, hoeveel korting krijgt ze dan? Rihanna moet absoluut de schoenen hebben. Hoeveel moet zij daarvoor betalen, rekening houdend met de korting?
Planner
ie
Aan de slag 1 Wiskundetaal 1.1 Benamingen bij de aftrekking 1.2 Wiskundetaal en de aftrekking 2 Hoofdrekenen 2.1 Hoofdrekenen met natuurlijke getallen 2.2 Hoofdrekenen met kommagetallen 2.3 Hoofdrekenen met positieve en negatieve getallen 3 Schatten 4 Cijferen 4.1 Natuurlijke getallen aftrekken 4.2 Kommagetallen aftrekken 5 Rekenen met je rekentoestel
144 145 146 146 147 148
Op mijn maat
1 Wiskundetaal 2 Hoofdrekenen 3 Schatten 4 Cijferen 5 Rekenen met je rekentoestel
151 152 156 157 160
162
163
oe
Test op mezelf Gamezone
rs
fv e
Hoofdstuk 5
Ben ik mee?
Even samenvatten
Pr
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen
138
141 141 141 142 142 143
In dit hoofdstuk leer je alles over de aftrekking.
149
165
p. 142
p. 145
p. 146
p. 148
2 Hoofdrekenen
3 Schatten
4 Cijferen
5 Rekenen met je
/4
/6
/2
/10
/3
Totaal /25
BIM5
BIM4
BIM3
BIM2
BIM1
Oef 43
Oef 40
Oef 32
Oef 29
Oef 19
4-5
3-4
Oef 35
Oef 23
Oef 11
Oef 42
Oef 34
Oef 22
Oef 9
Oef 12
Oef 21
Oef 39
0-3
0-2
Oef 14
Oef 8
1
6-8
2
Op mijn maat
5-6
2
9-10
3
ie Totaal
6-7
Oef 37
Oef 36
Oef 24
Oef 16
/
/
/
/
/
/
Resultaat
/4
/6
/2
/10
/3
Totaal /25
TOM5
TOM4
TOM3
TOM2
TOM1
Test op mezelf
Datum: / / 20
Hoofdstuk 5
Oef 44
Oef 41
Oef 33
Oef 30
Oef 20
Oef 15
Oef 13
Oef 10
Oef 3
rs
fv e
Oef 7
Oef 5
Oef 2
Oef 38
Oef 31
Oef 28
Oef 18
0
Oef 20
Oef 18
Oef 19
Oef 17
0-5
0-1
Oef 6
Oef 4
Oef 1
oe
Pr
Ben ik mee?
Nr.: Klas:
rekentoestel
p. 141
1 Wiskundetaal
Aan de slag
Mijn circuit Naam: /
139
Scoreblad Ik behaalde deze resultaten BIM
/
TOM
/
Taak 1
/
Taak 4
/
Taak 2
/
Taak 5
/
Taak 3
/
Taak 6
/
/
Extra opdracht 2 :
/
Extra opdracht 3 :
Extra opdracht 4 :
ie
Extra opdracht 1 :
/
rs
/
Hoofdstuk 5
TOTAAL
fv e
Ik denk even na over mijn prestaties
/
Wat kon ik zeer goed?
Waar had ik moeite mee?
Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op
oe
Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden
Evaluatie leerling
Evaluatie leraar
Heb ik net gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik goed doorgewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik telkens een antwoordzin geformuleerd
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik zinvol verbeterd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik het rekentoestel zinvol gebruikt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Pr
Aandachtspunt
TOTAAL
15
Commentaar van de leraar
Handtekening leerling
140
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Aan de slag 1 Wiskundetaal 1.1 Benamingen bij de aftrekking
Berekening: Antwoordzin:
Hoofdstuk 5
rs
ie
Deze gietijzeren wok kost bij kookwinkel ‘Chez le Chef’ € 79. Bij de concurrent ‘Het pannenhuis’ kost diezelfde pan € 6 minder. Hoeveel kost de wok bij ‘Het pannenhuis’?
het verschil
fv e
de termen
79 - 6 = 73
het aftrektal
de aftrekker
oe
de aftrekking
1.2 Wiskundetaal en de aftrekking
Schrijf de volgende zinnen als een aftrekking en bereken. =
b Maité is 23 cm kleiner dan Nina, die 149 cm meet.
=
c Laila weegt 67 kg. Uti is 12 kg lichter.
=
d Kiara springt over 1,28 m. Said springt 0,13 m lager.
=
Pr
a Drie minder dan achttien.
e Bianca staat op 98 cm van het bord. Kjenta staat 23 cm = dichter. f Vandaag is het 7 °C. Morgen wordt het 2 graden kouder.
=
g Je ketting kost € 34. Die van Febe is € 8 goedkoper.
=
h Het skipak kost € 158. Mirte kreeg € 6 korting.
=
141
2 Hoofdrekenen 2.1 Hoofdrekenen met natuurlijke getallen • Splitsen lukt altijd 262 - 24 = 262 - 20 - 4 = 242 - 4 = 238
Los op door te splitsen. a 89 – 27
=
=
b 838 – 14 =
=
c 736 – 54 =
d 272 – 156 =
=
rs
Houd de eerste term, splits de tweede term en trek in stapjes af. Hoofdstuk 5
• Misschien kun je aanvullen
Pr
oe
196 ligt dicht bij 200. Je trekt 200 af, maar dat is 4 te veel. Je moet dus 4 weer optellen.
• Je kunt soms werken met een rond getal 906 - 386 = 900 - 380
$
$
- 6 - 6 = 520
a 84 – 39
=
=
b 207 – 79
=
=
c 374 – 128 =
=
d 266 – 38
=
=
Los op door aan te vullen. a 803 – 477 =
=
b 781 – 302 =
Wat je doet met het ene getal, moet je ook doen met het andere getal.
=
Los op door aan te vullen.
fv e
253 - 196 = 253 - 200 + 4 = 53 + 4 = 57
=
ie
=
c 298 – 135 =
=
d 802 - 398 =
142
=
2.2 Hoofdrekenen met kommagetallen • Splitsen lukt altijd
Los op door te splitsen.
18,35 - 2,18 = 18,35 - 2 - 0,10 - 0,08 = 16,35 - 0,10 - 0,08 = 16,25 - 0,08 = 16,17
a 2,78 – 1,56 =
=
b 31,4 – 3,2
=
=
c 21,75 – 7,45 =
d 17,35 – 3,7 =
Hoofdstuk 5
Los op door aan te vullen.
a 3,14 – 0,48 =
fv e
17,5 - 3,85 = 17,50 - 4 + 0,15 = 13,50 + 0,15 = 13,65
=
rs
• Misschien kun je aanvullen
=
ie
Houd de eerste term, splits de tweede term en trek in stapjes af.
=
b 13,24 – 3,9 =
oe
3,85 ligt dicht bij 4. Je trekt 4 af, maar dat is 0,15 te veel. Je moet dus 0,15 weer optellen.
=
c 76,7 – 2,99 =
=
d 8,36 – 1,48 =
=
63 − 28 =?
Pr
63 − 20 = 43 43 − 8 = 35
63 − 30 = 33 33 + 2 = 35
143
Duid met een rode stip aan op welke verdieping je aangekomen bent. Noteer dit vraagstuk als een bewerking. Bereken. Vader parkeert op verdieping –2 Plaats een blauwe stip bij – 2.
Hoofdstuk 5
Duid met een rode stip aan op welke verdieping vader terechtkomt.
Noteer dit vraagstuk als een bewerking. Bereken. Karen staat op verdieping 5. Plaats een blauwe stip bij 5.
Karen vergat haar handtas en daalt 8 verdiepingen om die op te halen. Duid met een rode stip aan op welke verdieping Karens handtas ligt. Noteer dit vraagstuk als een bewerking. Bereken.
fv e
Noteer dit vraagstuk als een bewerking. Bereken.
Duid met een rode stip aan op welke verdieping Abdel aangekomen is.
rs
De sportwinkel is 4 verdiepingen hoger.
Hij stijgt vier verdiepingen.
Pr
oe
Noteer als een bewerking. Bereken.
144
a Het was deze morgen 5 °C. Nu is de temperatuur met 3 graden gestegen. Hoeveel graden is het nu?
=
b Je hebt voor € 3 schulden bij Bram. Ook bij Ine heb je € 2 geleend. Hoeveel schulden heb je in totaal?
=
c Een duiker bevindt zich op 7 meter onder de zeespiegel. Hij stijgt 3 meter. Op hoeveel meter bevindt hij zich dan?
=
d Inse duikt met haar flyboard tot een diepte van 2 meter. Daarna schiet ze 5 meter omhoog. Op hoeveel meter zit Inse nu?
=
-7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7
Je zakt nog twee verdiepingen.
Abdel start op verdieping 1. Plaats een blauwe stip bij 1.
ie
Je start op verdieping – 3. Plaats een blauwe stip bij – 3.
-7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7 -7 -6 -5 -4 -3 -2 -1 0 1 2 3 4 5 6 7
2.3 Hoofdrekenen met positieve en negatieve getallen
3 Schatten In heel wat situaties is het handig om vooraf te weten hoeveel het resultaat ongeveer zal zijn. • Rond de termen af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Trek de afgeronde getallen uit het hoofd af.
Nu met
€ 44,95 korting!
Voorbeeld: Jordy wil deze sneakers kopen. Hij heeft één briefje van € 50. Zal hij geld genoeg hebben ? Maak een schatting.
1 lippenstift 1 mascara
winkelprijs
afgeronde prijs
€ 6,95
€ 7,5
5
oe
1 potje nagellak
€ 8,95
fv e
Eefje koopt deze schoonheidsproducten.
Hoofdstuk 5
Antwoordzin:
rs
Schatting:
ie
€103,75
schatting totaal
a Schat hoeveel Eefje moet betalen. Schatting:
Antwoordzin:
Pr
b Ze kreeg € 30 van haar moeder.
Schat hoeveel Eefje ongeveer zal terugkrijgen aan de kassa.
Schatting:
Antwoordzin:
145
4 Cijferen 4.1 Natuurlijke getallen aftrekken Shari wil profiteren van de solden om een nieuwe outfit te kopen. Hoeveel moet ze betalen voor de jeansbroek? Stap 1: schatten
• Rond de termen af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Trek de afgeronde getallen uit het hoofd af.
folderprijs
korting
ie
oude prijs jeansbroek
afgeronde prijs
Hoofdstuk 5
rs
Schatten: − =
fv e
Om te weten hoeveel het verschil precies zal zijn, moet je een stapje verder gaan. Je moet cijferen. Bereken nu hoeveel Shari moet betalen voor haar jeansbroek. Stap 2: cijferen H
T
E
Vergelijk steeds je becijferde resultaat met je schatting.
Pr
–
D
Stap 3: controleren
oe
TD
en
Antwoordzin:
Schat, schrijf onder elkaar en bepaal het verschil. a 458 − 327
b 283 − 47
c 8 213 − 376
Schatten:
Schatten:
Schatten:
–
146
–
–
4.2 Kommagetallen aftrekken Tatjana is verzot op de trui en zeker met de geweldige soldenprijs. Als ze hem koopt, hoeveel korting krijgt ze dan? Stap 1: schatten
• Rond de termen af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Trek de afgeronde getallen uit het hoofd af.
folderprijs
nieuwe prijs trui
E
Stap 3: controleren
,
t
h
oe
–
T
en
Hoofdstuk 5
- =
Stap 2: cijferen H
fv e
Schatten:
ie
rs
oude prijs trui
afgeronde prijs
Schrijf ook de komma’s netjes onder elkaar.
Pr
Antwoordzin:
Schat, schrijf onder elkaar en bepaal het verschil. a 288,73 − 162,51
b 320 − 68,38
c 2 010,7 − 243,83
Schatten:
Schatten:
Schatten:
–
–
–
147
5 Rekenen met je rekentoestel ok voor het aftrekken van getallen kan het handig zijn om een O rekenmachine te gebruiken. Dat geldt zeker als de getallen wat groter zijn, enkele cijfers na de komma bevatten, of als je met meerdere getallen moet werken. Je mag daarom een eenvoudig rekentoestel gebruiken. Dat kan de rekenmachine op je computer zijn, of misschien mag je van je leraar met je gsm werken.
rs
ie
Op de spaarrekening van Kiara staat 549,87 euro. Haar oma stort op de spaarrekening 60 euro voor haar verjaardag. Daarna koopt Kiara een dvd voor 26,75 euro en een nieuwe USB-stick van 23,95 euro. Dat betaalt ze met geld van haar spaarrekening.
Hoofdstuk 5
Hoeveel heeft ze uiteindelijk nog op haar spaarrekening staan?
oe
Berekening:
fv e
Schatten: − =
Antwoordzin:
Een bedrijf maakte de eerste maand van het jaar € 18 965 winst. De tweede maand verliep veel minder goed. Door een productiefout leed het bedrijf
Pr
€ 12 687 verlies.
Ook de derde maand was verlieslatend: € 9 267. Bereken de totale winst of het totale verlies. Schatten:
Berekening:
Antwoordzin:
148
Ben ik mee? Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 25
1 Wiskundetaal BIM1.1
Vul de juiste benamingen aan. 588 en 144 noem je de De bewerking zelf noem je een
ie
588 − 144 = 444
Het resultaat, 444, noem je het
Schrijf de volgende zinnen als een bewerking en bereken.
rs
BIM1.2
1,5
=
c Joren is 17 cm groter dan Bieke, die 146 cm meet.
=
2 Hoofdrekenen
BIM2.2
1,5
oe
Bereken uit het hoofd. a 615 − 8
=
e 13,35 - 4,9
=
b 422 − 24
=
f 703 - 577
=
c 28,3 - 3,7
=
g 16,02 - 4,78
=
d 314 - 298
=
h 1 326 − 119
=
Pr
BIM2.1
fv e
b Olaf zwemt 17 seconder sneller dan de 78 seconden van Dimitri.
Hoofdstuk 5
a De buikomtrek van Maarten is 80 cm. = Die van Luna is 12 cm smaller.
8
In Moskou is de temperatuur vandaag – 7 °C. Morgen wordt het 6 graden kouder. Hoeveel graden zal het morgen in Moskou zijn? Berekening:
Antwoordzin:
2
3 Schatten BIM3
Deze BMX wordt aangeboden met een korting van € 149. Schat de nieuwe prijs in tientallen. €673
Schatting: Antwoordzin:
2
149
4 Cijferen Schat, schrijf onder elkaar en bepaal het verschil. a 345 − 128 Schatten:
c 765 − 287 Schatten:
e 304 − 67 Schatten:
−
−
−
3
4
5
1
2
8
b 68,7 − 28 Schatten:
d 258 − 72,6 Schatten:
f 24,87 − 7,99 Schatten:
6
fv e
Hoofdstuk 5
rs
ie
BIM4
5 Rekenen met je rekentoestel
Mieke verzamelt postzegels. Ze heeft er 1 357. Joliska heeft er 379 minder. a Hoeveel postzegels heeft Joliska? b Hoeveel postzegels hebben ze samen?
oe
BIM5.1
a Schatten:
b Schatten:
Pr
Berekening: Berekening:
Antwoordzinnen: a
BIM5.2
b
2
Een koelkast van € 399,99 kun je tegen soldenprijs voor € 323,55 kopen. Hoeveel euro korting heb je gekregen? Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
150
2
Op mijn maat 1 Wiskundetaal 1 Onderstreep de termen in het groen. Het verschil onderstreep je in het blauw. 64 − 17 = 47
16,2 − 12,75 = 3,45
215 − 27 = 188
2 Vul de juiste benamingen aan. 45 en 36 noem je de De bewerking noem je de
ie
3 Vul aan.
rs
9 is het
a Bepaal de term die hoort bij 75 om 120 als verschil te hebben.
b Bepaal het verschil van 89 en 17.
Hoofdstuk 5
45 − 36 = 9
fv e
c Bepaal zelf de termen van een aftrekking met als verschil 56. 4 Schrijf de volgende zinnen als een aftrekking en bereken. 18 minder dan 32.
=
b
Een korting van € 7 op een prijs van € 65.
=
c
5 cm korter dan 28 cm.
=
oe
a
d
18 kg lichter dan 49 kg.
=
e
20 seconden sneller dan 82 seconden.
=
5 Schrijf de volgende zinnen als een aftrekking en bereken. Jakob liep 12 seconden sneller dan Kim, die er 29 seconden over deed.
=
b
Bert is 1,54 m groot. Caroline is 0,17 m kleiner.
=
c
Elsie is 14 kg lichter dan Maarten, die 61 kg weegt.
=
d
Jade kreeg een korting van € 13,50 op een skateboard van € 119.
=
e
Shaun koopt een outfit van € 85. Die van Sander is € 17 goedkoper.
=
Pr
a
151
2 Hoofdrekenen 6 Vul de rij telkens aan. −6
−6
−9
−9
−8
−9
−8 c 64
−9
b 87
−6
−8
−8
7 Welk getal ontbreekt in het eerste vakje? +
7
−
8
−
7
+
12
+
5
=
15
rs
Hoofdstuk 5
ie
a 72
−6
−
8
=
10
8 Los deze aftrekkingen op met hoofdrekenen.
b 57 − 38 = c 30 − 16 = d 837 − 14 =
738 − 19 =
g 51 − 25 = h 216 − 38 = i
146 − 22 =
j
176 − 37 =
oe
e 51 − 36 =
f
fv e
a 39 − 25 =
9 Zet een + of een - op de juiste plaats, zodat de oefening klopt! 3,5
2
5
=
13
6,5
3,5
2
5
=
6
Pr
6,5
10 Vul de rijen aan. − 13
a 182
− 29
− 29
− 38
152
− 13
b 285
c 643
− 13
− 29
− 38
− 13
− 29
− 38
− 38
11 Deze hond heeft 227 brokjes in zijn bakje. Vul de oefeningen aan zodat de uitkomst telkens 227 is. 128 + 1000 -
1100 -
189 +
= 67
+ 33 - 25
= 85
=
= 117
=
= 32
=
=
oe
89 -
=
fv e
44 +
= 62
138 -
Hoofdstuk 5
12 Hoeveel is elke emoji waard?
rs
153 +
ie
227
13 Los deze aftrekkingen op met hoofdrekenen. =
b 637 − 89
=
c 384 − 238
=
d 13,24 − 3,97
=
e 25,34 −6,48
=
Pr
a 284 − 139
14 Los deze aftrekkingen op door te werken met een rond getal. a 803 – 477
=
b 781 – 302
=
c 298 – 135
=
d 3 202 – 1 998
=
e 236,98 – 114,73 =
153
15 Elke steen van de piramide is gelijk aan de som van de getallen op de twee stenen eronder. Welke getallen ontbreken? 607
77
214
120
94
17 10
70
16 Bereken uit het hoofd.
91 25
11
229 138
72 52
ie
381
e 23,16 – 7,9
=
b 12,6 – 8,24
=
f 62,4 + 138,21
=
c 13,24 + 8,9
=
d 96,37 + 45,74
=
rs
=
g 100 – 14,62
=
h 26,28 + 134,83 =
fv e
Hoofdstuk 5
a 5,38 – 3,42
17 Bereken uit het hoofd. a –2+3 b 3–4 c –8–1
e –7+9
=
=
f –6–2
=
=
g 7–9
=
=
h –2–7
=
oe
d 5+8
=
Pr
18 Een wrak van een schip ligt 12 m onder de zeespiegel. De bergers halen het 8 m omhoog. Op welke diepte ligt het schip nu? Berekening:
Antwoordzin:
19 Met Kerstmis was het ’s morgens – 3 °C. Tegen de middag was de temperatuur met 7 °C gestegen. Hoe warm was het die middag? Berekening: Antwoordzin:
154
20
20 Een diepzeeduiker bevindt zich 5 m onder het wateroppervlak. Hij duikt nog 7 m dieper. Op welke diepte bevindt hij zich nu? Berekening: Antwoordzin: 21 Bereken uit het hoofd. =
e – 8 + 17
=
b – 18 + 15
=
f 13 – 25
=
c – 12 – 18
=
g – 74 + 82
=
d – 17 + 5
=
h 32 - 68
=
ie
a 11 – 19
Antwoordzin:
Hoofdstuk 5
fv e
Berekening:
rs
22 Om een boompje te planten, heeft Karel een put van 50 cm gegraven. Het boompje is 135 cm lang. Hoeveel centimeter zal de boom boven de grond uitsteken?
23 Een duikboot vaart op een diepte van 200 m. De boot stijgt 75 m. Op welke diepte vaart de duikboot verder?
oe
Berekening:
Antwoordzin:
Pr
24 Professor Chemie Cus werkt als scheidkundige veel met vloeistoffen. Hij heeft een vloeistof die precies 5 °C meet. Daar voegt hij een vloeistof aan toe die de temperatuur 8 °C doet afnemen. Daarna giet hij er iets bij dat de temperatuur nog eens met 12 graden doet afnemen. Hoeveel graden heeft het brouwsel van de professor? Berekening: Antwoordzin:
155
3 Schatten 25 Je krijgt € 20 mee. Daarmee mag je volgende vier lekkere dingen kopen in de supermarkt. Hoeveel geld houd je ongeveer over? product
winkelprijs
afgerond
chips
€ 0,95
blokjes kaas
€ 2,20
nootjes
€ 1,90
kaasstokjes
€ 2,95
ie
Schatting: Antwoordzin:
fv e
Hoofdstuk 5
rs
26 Enkele leerlingen van onze school willen een klasje in Nepal steunen. Ze zouden graag € 1 000 schenken. Ze organiseerden reeds een sponsorloop met onderstaande opbrengsten. Hoeveel moet de leerlingen nog verzamelen om de € 1 000 te behalen? Schat je resultaat in tientallen. Schattingen:
oe
Antwoordzin:
Pr
27 Max heeft een paar oefeningen gemaakt met zijn rekentoestel. Controleer door te schatten of de uitkomst wel kan. Zet een kruisje in de juiste kolom. mogelijk 420 − 325 = 95 25,5 − 17,2 = 28,3 537 – 399 = 240 1 494 − 300 = 1 194 5 478 − 3 479 = 999
156
niet mogelijk
4 Cijferen 28 Schat en bepaal het verschil. a 864 – 152 Schatten:
b 793 – 472 Schatten:
c 978 – 782 Schatten:
d 6 631 – 4 569 Schatten:
8 6 4 −
1 5 2
7 9 3 −
9 7 8
4 7 2
−
7 8 2
6 6 3 1 −
4 5 6 9
ie
29 Schrijf onder elkaar, schat en bepaal het verschil. b 9 256 – 1 579 Schatten:
c 120 − 47 Schatten:
d 430 − 128 Schatten:
−
−
fv e
−
Hoofdstuk 5
rs
a 8 921 – 3 328 Schatten:
−
30 Schrijf onder elkaar, schat en bepaal het verschil. c 6 086 − 2 097 Schatten:
e 788 − 49 Schatten:
g 562 − 69 Schatten:
oe
a 2 018 − 705 Schatten:
Pr
b 603 − 409 Schatten:
d 12 366 − 5 987 Schatten:
f 1 457 − 161 Schatten:
h 3 006 − 688 Schatten:
157
31 Schat en bepaal het verschil. a 97,8 − 21,5 Schatten:
b 45 − 33,5 Schatten:
c 12,51 − 4,07 Schatten:
d 654,4 − 38,4 Schatten:
−
9 7
,
8
2 1
,
5
4 5 3 3
−
,
5
1 2
,
5 1
4
,
0 7
−
6 5 4
,
4
3 8
,
4
−
ie
32 Schrijf onder elkaar, schat en bepaal het verschil.
c 77,4 − 16,9 Schatten:
d 115,34 − 23,95 Schatten:
−
−
rs
b 97,5 − 12,9 Schatten:
−
fv e
Hoofdstuk 5
a 654,4 − 78,4 Schatten:
−
33 Schrijf onder elkaar, schat en bepaal het verschil. c 874,35 − 87,44 Schatten:
e 789 − 122,08 Schatten:
g 1 500 − 27,65 Schatten:
oe
a 6,483 − 2,998 Schatten:
Pr
158
b 1 000 − 100,01 Schatten:
d 2 612,23 − 788,5 Schatten:
f 45,2 − 33,263 Schatten:
h 2 003,06 − 1 764,29 Schatten:
34 Kimberly spaart voor een fiets. Die kost € 264. Ze heeft al € 175 gespaard. Hoeveel euro moet ze nog sparen? Schatten: Berekening: Antwoordzin: 35 In het stadion van Club Brugge kunnen 29 042 supporters plaatsnemen. In Anderlecht zijn er 2 681 plaatsen minder dan in het stadion van Club Brugge. In het stadion van RSCA Anderlecht zijn er 1 861 plaatsen meer dan bij KRC Genk. Hoeveel plaatsen zijn er in elk stadion?
Schatten: Berekening:
KRC Genk
Schatten: Berekening:
fv e
Hoofdstuk 5
rs
Schatten: Berekening:
RSCA Anderlecht
ie
Club Brugge
36 Een tankwagen is geladen met 6 433 liter mazout. Bij de eerste klant wordt er 2 324 liter geleverd. De tweede klant neemt 3 237 liter af. Hoeveel liter rest er nog in de tankwagen? Schatten:
oe
Berekening:
Pr
Antwoordzin: 37 Vul het kassaticket aan.
1x 1x 1x 1x
Berekeningen:
Actimel 0 % natuur Barbecue rib Danone yoghurt 1,5 l Cola Zero
€ 5,05 € 2,50 € 2,05 € 1,75
Totaal Cash
€ 21,50
Teruggave
Bedankt en tot ziens!
159
5 Rekenen met je rekentoestel 38 Vul de tabel aan. oorspronkelijke prijs
korting
nieuwe prijs
T-shirt
€ 26,95
€ 7,25
sweater
€ 68,50
€ 57,45
jeans
€ 36,75
€ 108,35
sneakers
€ 170
€ 118,25
sjaal
€ 5,55
€ 20,95
ie
artikel
Hoofdstuk 5
Schatten:
fv e
Berekening:
rs
39 Een vrachtwagen is geladen met 6,5 ton stenen. Bij de eerste klant wordt 3,7 ton afgeladen, bij de tweede klant 2,5 ton. Hoeveel ton blijft er nog op de vrachtwagen liggen?
Antwoordzin: 40 Je wilt een nieuw snowboard en nieuwe snowboardlaarzen kopen. Wat is het prijsverschil tussen de duurste en de goedkoopste combinatie?
oe
€ 345,95
Pr
€ 79,65
€ 139,85
5
,7 € 275
Berekening:
Antwoordzin: 41 In fruitwinkel ‘Het Zoete Mondje’ zit er ’s morgens € 236,68 wisselgeld in de kassa. Na een drukke verkoopdag telt de kassa ’s avonds € 6 032,39. Hoeveel is er die dag ontvangen? Schatten: Berekening:
160
Antwoordzin:
42 Je wilt een kite, een kitepak en kiteschoenen kopen. Wat is het prijsverschil tussen de duurste en de goedkoopste combinatie? € 36,15
€ 199,95 € 1 399
fv e
Berekening:
Hoofdstuk 5
Schatten:
€ 24,75
rs
€ 208,65
ie
€ 1 219
Antwoordzin:
oe
43 Een timmerman heeft een balk van 10 m. Eerst zaagt hij er een stuk van 3,75 m af. Daarna zaagt hij er nog een stuk van 4,85 m af. Hoe lang is het stuk hout dat hij nog overhoudt? Schatten: Berekening:
Pr
Antwoordzin: 44 Delfien betaalt voor haar aankoop van deze drie speldozen € 88,75. ‘Cluedo’ kost € 2,75 meer dan de ‘De betoverde doolhof’. Vul de prijskaartjes in.
€ 28,95
161
Even samenvatten • wiskundetaal
het verschil
de termen
79 − 6 = 73 het aftrektal
ie
de aftrekker
de aftrekking
fv e
Hoofdstuk 5
rs
minder dan, goedkoper dan, kleiner dan, korter dan, dunner dan, lichter dan … hoofdrekenen splitsen 262 - 24 = 262 - 20 - 4 = 242 -4 = 238 aanvullen 7 253 – 5 996 = 7 253 – 6 000 + 4 = 1 253 + 4 = 1 257 rond getal 906 - 386 = 900 - 380 = 520
$ $
-6 -6
oe
optellen en aftrekken met positieve en negatieve getallen • schat vooraf het resultaat • cijferen 14
5
4
7
2
7
5
2
7
2
14
10
Pr
3
4
−
3
7
−
162
8
,
5
0
3
,
8
2
4
,
6
8
Test op mezelf Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 25
1 Wiskundetaal TOM1.1
Vul de juiste benamingen aan. Het verschil tussen 232 en 18 is 232 − 18 = 214
232 en 18 noem je de 1,5
Schrijf de volgende zinnen als een aftrekking en bereken.
=
rs
a Mats heeft € 34 zakgeld bij. Ik heb € 7 minder.
Hoofdstuk 5
TOM1.2
ie
De bewerking zelf noem je de
b Elise is 0,13 m kleiner dan Jorben, die 1,67 m meet. =
2 Hoofdrekenen TOM2.1
fv e
c Je krijgt € 15 korting op een horloge dat € 108 kost. =
Bereken uit het hoofd. a 317 − 9
=
b 422 − 136 =
oe
c 38,7 − 5,8 = d 347 − 219 = TOM2.2
1,5
e 16,65 − 5,9
=
f 603 − 477
=
g 36,02 − 5,78 = h 52,72 − 24,56 =
8
Je bankrekening staat op – 55 euro. Je leent toch nog 15 euro. Welk bedrag geeft je bankrekening nu aan?
Pr
Berekening:
Antwoordzin:
2
3 Schatten
TOM3
Je koopt een nieuwe smartphone van € 296,95. Als trouwe klant krijg je een korting van € 19. Schat in tientallen hoeveel je moet betalen. Schatting:
2
163
4 Cijferen Schrijf onder elkaar, schat en bepaal het verschil. a 345 − 128 Schatten:
c 765 − 287 Schatten:
e 344 − 67 Schatten:
–
–
–
f 24,87 − 7,99 Schatten:
–
–
ie
d 258 − 72,6 Schatten:
rs
Hoofdstuk 5
b 68,7 − 28 Schatten:
–
fv e
TOM4
6
5 Rekenen met je rekentoestel
Een hippe bromfiets staat voor € 4 258 in de aanbieding. Oorspronkelijk kostte de bromfiets € 5 129. Hoeveel korting wordt er gegeven?
oe
TOM5.1
Schatten:
Pr
Berekening: 3
Antwoordzin:
TOM5.2
Slager Marc heeft een stuk mals vlees van 3,458 kg voor zich liggen. Voor de ene klant snijdt hij 1,245 kg af. Een andere klant vraagt 0,75 kg. Hoeveel vlees houdt de slager nog over? Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
164
4
Gamezone 1 Futoshiki Vul het raster zo in dat elke rij en elke kolom alle cijfers van 1 tot en met 5, 6, 7 of 8 bevat. Houd rekening met de symbolen voor groter dan (>) en kleiner dan (<) die tussen de vakjes staan. Er is één unieke oplossing. Gokken is dus niet de juiste methode!
1-6
1-5
ie
3
∧
1
rs
5
< 3 ∧
> 2
∧
<
∧
<
1
4 ∧ 2
∧
fv e
1
5 >
>
∧
∨ Hoofdstuk 5
>
< 4
6
< 3 ∧
∧
>
oe
1-7
3
7
∨
< 5
Pr
7
4 >
∨
< 4 >
1
>
∧
∨
>
> 3 >
1 ∨
7
6 ∧
<
< 6
∨ <
<
7
2 Vul de open plaatsen aan.
165
450
-
+
=
352
+
-
590
=
=
=
9=2
rs
-
=
fv e
Hoofdstuk 5
=
ie
+
3 Verdeel het vierkant in vijf stukken. Elk stuk moet vijf vierkantjes groot zijn. De som van de getallen in elk stuk moet telkens 30 zijn.
5
oe
1
3
0,5
2
4
8
6
1,5
0
4,5
10,5
9
2,5
3,5
8,5
11
11,5
6,5
7
7,5
12
10
9,5
Pr 166
5,5
6
Hoekengewijs
Pr
oe
fv e
rs
ie
In het dagelijkse leven vind je overal hoeken.
Planner Aan de slag
Ben ik mee?
177
Op mijn maat
Even samenvatten
Test op mezelf
187
Gamezone
Wat is een hoek? Soorten hoeken Hoeken meten Hoeken tekenen
ie
1 2 3 4
Wat is een hoek? Soorten hoeken Hoeken meten Hoeken tekenen
rs
1 2 3 4
Hoofdstuk 6
fv e
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen
Pr
oe
In dit hoofdstuk leer je alles over hoeken.
168
171 172 173 175
177 180 181 184 186
189
p. 171
p. 172
p. 173
p. 175
1 Wat is een hoek?
2 Soorten hoeken
3 Hoeken meten
4 Hoeken tekenen
Aan de slag
/6
/6
/5
/3
Totaal /20
BIM4
BIM3
BIM2
BIM1
Oef 11
Oef 7
Oef 4
Oef 1
0-2
0-3
0-3
0-1
Oef 5
Oef 2
3-5
Totaal
ie
6
6
5
3
rs
Oef 15
Oef 14
Oef 9
Oef 6
Oef 3
/
/
/
/
/
Resultaat
/4
/6
/5
/3
Totaal /20
TOM4
TOM3
TOM2
TOM1
Test op mezelf
Nr.: Klas: Datum: / / 20
Hoofdstuk 6
Oef 13
Oef 12
Oef 10
Oef 8
4-5
4
2
Op mijn maat
fv e
oe
Pr
Ben ik mee?
Mijn circuit Naam: /
169
Scoreblad Ik behaalde deze resultaten BIM
/
TOM
/
Taak 1
/
Taak 4
/
Taak 2
/
Taak 5
/
Taak 3
/
Taak 6
/
/
Extra opdracht 2 :
/
Extra opdracht 3 :
Extra opdracht 4 :
ie
Extra opdracht 1 :
/
rs
/
TOTAAL
fv e
Ik denk even na over mijn prestaties
/
Hoofdstuk 6
Wat kon ik zeer goed?
Waar had ik moeite mee?
Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op
oe
Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden
Evaluatie leerling
Evaluatie leraar
Heb ik nauwkeurig gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik goed doorgewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Had ik telkens mijn geodriehoek bij me?
0
1
2
3
0
1
2
3
Ben ik nooit het boogje bij een hoek vergeten?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik fouten zinvol verbeterd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Pr
Aandachtspunt
TOTAAL
15
Commentaar van de leraar
Handtekening leerling
170
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Aan de slag 1 Wat is een hoek? Een hoek bestaat uit een hoekpunt en twee halfrechten. Die twee halfrechten noem je ook wel de benen van de hoek. De hoek duid je aan met een boogje. De grootte van een hoek druk je uit in graden (°). Een hoek meten doe je met een geodriehoek.
B
Hoofdstuk 6
Lees:
halfrechte [AC of been 2
fv e
C
ˆ of B Notatie: A A ˆ C
ie
boogje
A
rs
hoekpunt
halfrechte [AB of been 1
de hoek A ˆ of de hoek B A ˆC
oe
Duid met groen het hoekpunt van deze hoeken aan. Overtrek met rood de benen van de hoek. Duid met geel het boogje van de hoek aan. Geef telkens de notatie van de hoek.
Pr
L
B
MERK OP Op een hoekpunt moet geen ‘kapje’.
S
A
P O
Notatie: of
Notatie: of
171
2 Soorten hoeken Je kunt hoeken indelen volgens grootte. Dit is een nulhoek. Deze hoek is °.
ie
Dit is een scherpe hoek.
Deze hoek is dan 90° en dan 0°.
Hoofdstuk 6
fv e
rs
Dit is een rechte hoek.
Deze hoek is °.
oe
Dit is een stompe hoek.
Deze hoek is
Pr
dan 90° en dan
180°. Dit is een gestrekte hoek. Deze hoek is °.
Dit is een volle hoek.
Deze hoek is °.
172
3 Hoeken meten Hoeken meten doe je met de gradenboog van je geodriehoek. het nulpunt
ie
de tekenzijde
illustratie
1 Bepaal eerst of de hoek die je meet een scherpe, stompe of rechte hoek is.
fv e
< 90°
oe
Pr
4 Lees de hoekgrootte in graden af. • Een rechte hoek meet 90°. • Een scherpe hoek < 90°: noteer het kleinste maatgetal dat het been onder de geodriehoek aanwijst. • Een stompe hoek > 90°: noteer het grootste maatgetal dat het been onder de geodriehoek aanwijst.
= 90°
B
A
2 Leg je geodriehoek met het nulpunt op het hoekpunt.
3 Draai de geodriehoek zo dat: • één been van de hoek samenvalt met de tekenzijde; • het andere been onder de geodriehoek ligt.
> 90°
Hoofdstuk 6
stappen
rs
de gradenboog
C
B
A C
B
A
Hier kies je voor 70° i.p.v. 160° want het is een scherpe hoek. C
173
Is de hoek scherp, recht of stomp? Markeer. Meet de hoeken daarna nauwkeurig met je geodriehoek. ˆ A
ˆ B
ˆ C
D ˆ
ˆ L O K
ˆT R A
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
recht
recht
recht
recht
recht
recht
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
ˆ = A
ˆ = B
ˆ = C
ˆ = D
Hoofdstuk 6
oe
A
fv e
rs
ie
ˆ = R T ˆ = L O K A
Pr
O
D
B
K
T
A
L
R C
174
4 Hoeken tekenen ˆ C van 150°? Hoe teken je een hoek A B stappen
illustratie
1 Teken een halfrechte AB].
2 Leg de geodriehoek zo dat het nulpunt samenvalt met het punt B. Dat wordt je hoekpunt.
B
A
B
oe
A
Hoofdstuk 6
fv e
3 Draai de geodriehoek zo dat het streepje van 150° samenvalt met het lijnstuk.
B
rs
A
B
ie
A
Pr
4 Teken nu een halfrechte langs de tekenzijde van de geodriehoek.
C
5 Noteer: • het punt C op het getekende been van de hoek, • het boogje bij de hoek. A
B
175
Is de hoek scherp, recht of stomp? Markeer. Teken de hoeken nauwkeurig met een geodriehoek. Geef dit blad daarna aan een klasgenoot ter controle. ˆ = 60° A
ˆ = 100° B
ˆ = 155° C
ˆ = 25° D
ˆ = 175° E
ˆ = 45° F
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
recht
recht
recht
recht
recht
recht
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
rs
ie
A
Hoofdstuk 6
fv e
B
oe
C
D
Pr
E
90°
60° 45° 30°
0°
176
F
Ben ik mee? Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 20
1 Wat is een hoek? Kleur het hoekpunt van deze hoek groen. Kleur de benen van de hoek rood. Geef de juiste notatie van de hoek. Notatie:
3
ie
BIM1
C
rs
A
2 Soorten hoeken
Welk soort hoek wordt op de foto aangeduid?
oe
BIM2.2
Hoofdstuk 6
fv e
BIM2.1
3
Welke soorten hoeken ontbreken bij BIM2.1? 2
Pr
3 Hoeken meten
BIM3.1
Lees de juiste hoekgrootte van deze geodriehoeken af. A
P
ˆ = A
ˆ = P
2
177
BIM3.2
Meet deze hoeken nauwkeurig met je geodriehoek.
S
M
S ˆ =
ie
ˆ = M O
A
rs
S
fv e
V
Hoofdstuk 6
ˆ = A
4 Hoeken tekenen
178
4
oe
Teken deze hoeken nauwkeurig met je geodriehoek.
Pr
BIM4
ˆ = V O S
P ˆ = 60°
O ˆ = 165°
ˆ O = 123° C V
ˆ C = 105° K B
6
Op mijn maat 1 Wat is een hoek? 1 Kleur het hoekpunt telkens groen. Kleur de benen van de hoek rood. E
R T
T
A
rs
2 Teken nauwkeurig de gevraagde hoeken.
ie
P
C
fv e
B
D
H Hoofdstuk 6
E
A
F
oe
G
ˆH B C
ˆH E F
ˆ G B A
Pr
3 Noteer de gevraagde hoeken met drie letters. W I E K
N
P O
S
ˆ I of
ˆ of O
ˆ of E
179
2 Soorten hoeken 4 Waar of niet waar? Zet een kruisje in de juiste kolom. waar a
Een gestrekte hoek meet 180°.
b
Een hoek groter dan 180° is een stompe hoek.
c
Een stompe hoek is kleiner dan 90°.
d
Een scherpe hoek is altijd kleiner dan een stompe hoek.
e
Een gestrekte hoek is de helft van een rechte hoek.
niet waar
Hoofdstuk 6
fv e
rs
ie
5 Welk soort hoek wordt op de foto aangeduid?
oe
Pr
6 Teken in het gegeven punt.
C
A
een scherpe hoek
B
een gestrekte hoek
180
een stompe hoek
D
een rechte hoek
3 Hoeken meten 7 Markeer of de hoek scherp of stomp is. Lees de juiste hoekgrootte van de onderstaande geodriehoeken af. A
A
ˆ = A
stomp
scherp
ˆ = A
stomp
ie
scherp
A
ˆ = A
stomp
scherp
oe
A
scherp
ˆ = A
stomp
scherp
ˆ = A
ˆ = A A
Pr stomp
A
stomp
A
scherp
ˆ = A
stomp
Hoofdstuk 6
scherp
fv e
rs
A
scherp
stomp
ˆ = A
181
8 Is de hoek scherp, recht, stomp of gestrekt? Markeer . Meet daarna de hoeken nauwkeurig met een geodriehoek. ˆ N
ˆ E
ˆ T
ˆ L
ˆ O
ˆ G
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
recht
recht
recht
recht
recht
recht
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
gestrekt
gestrekt
gestrekt
gestrekt
gestrekt
gestrekt
ie
ˆ = G ˆ = ˆ = N E ˆ = ˆ = L T ˆ = O
rs
T
N
E
Hoofdstuk 6
fv e
L
G
O
oe
9 Meet deze hoeken nauwkeurig met je geodriehoek.
Pr
T
J
I G
E
R
182
ˆ = T
ˆ I =
ˆ J =
ˆ = E ˆ = R G ˆ =
10 Schat (zonder te meten) de hoekgrootte van de onderstaande hoeken. Kleur telkens de best passende oplossing in.
P
O
150°
R
145°
125°
170°
110°
180°
95°
30°
100°
T
45° 5° 150° 175°
90°
fv e
H
120°
rs
135°
10°
ie
60°
E
105° 90° 85°
180°
45°
20°
45°
oe
30°
A
Hoofdstuk 6
10°
70°
40°
110°
50°
145°
Pr
S
Je wou to ch de s op 90° sch auna at?!
183
4 Hoeken tekenen 11 Is de hoek scherp of stomp? Markeer. Teken daarna de hoeken door gebruik te maken van de getekende geodriehoek. ˆ = 65° A
stomp
scherp
ˆ = 120° A
stomp
ˆ = 105° A
stomp
A
scherp
ie
A
scherp
ˆ = 40° A
stomp
scherp
A
Hoofdstuk 6
ˆ = 75° A
fv e
rs
A
stomp
scherp
stomp
scherp
A
Pr
oe
A
ˆ = 135° A
ˆ = 105° A
stomp A
184
scherp 39° = koor
ts!
12 Is de hoek scherp, recht of stomp? Markeer. Teken de hoeken nauwkeurig met een geodriehoek. ˆI = 45°
P ˆ = 165°
ˆ = 15° H
O ˆ = 105°
ˆ = 135° N
ˆ = 85° E
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
scherp
recht
recht
recht
recht
recht
recht
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
stomp
I
rs
H
ie
N
Hoofdstuk 6
fv e
P
E
oe
O
13 Teken de gevraagde hoeken nauwkeurig. G ˆ = 128°
R ˆ = 12°
ˆ = 180° A
ˆ = 164° D
Pr
E
E ˆ = 95°
N ˆ = 119° A
R
D
N
G
185
Even samenvatten Wat is een hoek? Een hoek bestaat uit een hoekpunt en twee halfrechten. Die twee halfrechten noem je ook wel de benen van de hoek. A De hoek duid je aan met een boogje. De grootte van een hoek druk je uit in graden (°). Een hoek meten doe je met een geodriehoek.
B
ˆ of B A ˆ C of C ˆB Notatie: A A
C
rs
ie
Soorten hoeken
scherpe hoek
Hoofdstuk 6
stompe hoek
gestrekte hoek
volle hoek
B
oe
Hoeken meten
rechte hoek
fv e
nulhoek
Pr
A
C
90°
60° 45° 30°
Hoeken tekenen
0°
A
186
B
Test op mezelf Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 20
1 Wat is een hoek? Kleur het hoekpunt van deze hoek groen. Kleur de benen van de hoek rood. Geef de juiste notatie van de hoek.
Notatie =
T
3
Welk soort hoek wordt op de foto aangeduid?
oe
3
Duid op onderstaande foto twee hoeken met rood aan die in werkelijkheid recht zijn. Duid ook twee hoeken met groen aan die in werkelijkheid stomp zijn.
Pr
TOM2.2
Hoofdstuk 6
fv e
TOM2.1
I
rs
2 Soorten hoeken
V
ie
TOM1
2
187
3 Hoeken meten TOM3.1
Lees de juiste hoekgrootte van deze geodriehoeken af. A
B
B
P
C A
TOM3.2
ˆ = P
2
ie
A ˆ = Meet deze hoeken nauwkeurig met je geodriehoek.
A
fv e
rs
K
ˆ = A
oe
Hoofdstuk 6
ˆ = K
T
S
ˆ = S
ˆ = T
4
Pr
4 Hoeken tekenen
TOM4
Teken deze hoeken nauwkeurig met je geodriehoek. ˆ S = 125° J A
ˆ = 360° U
A
ˆ T = 18° K O
O
U
188
T ˆ = 166°
T 6
Gamezone
oe
3 V ul telkens het best passende bewerkingsteken in zodat de bewerking klopt.
Pr
2 De som van de getallen in dit magische vierkant is in elke horizontale, verticale en schuine rij telkens 65. Vul jij de ontbrekende getallen in?
7
13
5
1
10 15
22
20
19
7
14 96
72
19 65
13 6
7 4 = 40
14
50
9
2 = 10 36
8
16
23 21
25 12
Hoofdstuk 6
fv e
rs
ie
1 Britney heeft pech met haar huiswerk. Help jij haar deze cijferoefeningen opnieuw te noteren?
5 = 24
7 = 14
6 = 30
8 = 24 17 = 54 189
4 Achiel en Mon spelen Bubbles tegen elkaar. Ze schieten elk tien bubbles af onder een bepaalde hoekgrootte. Achiel neemt [AE als eerste been. Mon neemt [MD als eerste been. Welke ballonnen worden door wie geraakt? Wie scoort de meeste punten? = 3 punten
= 5 punten
Hoofdstuk 6
fv e
rs
Achiel raakt de rode ballon en verdient 2 punten.
E
A
oe
ACHIEL
kt de Mon raa on ball blauwe ient en verd n. 3 punte
D
M
MON
punten
hoek M ˆ
punten
20°
175°
161°
15°
39°
155°
155°
57°
64°
140°
122°
71°
80°
124°
115°
90°
96°
120°
Totaalscore
Totaalscore
Pr
ˆ hoek A
De winnaar van dit spelletje Bubbles is
190
= 4 punten
ie
= 2 punten
7
Een nieuwe vloer
Nele en Alexander vinden dat het tijd is voor een nieuwe vloer voor hun slaapkamer.
rs
ie
Ze kozen voor kliklaminaat omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze dat makkelijk zelf kunnen plaatsen.
2
3
fv e
€1
m per
oe
Isolerende en geluidsdempende ondervloer geschikt voor laminaat
klikla m € 14,2 inaat 5 per 2 m
€ 4,75 per m
Sierplinten passend bij laminaatvloeren
Pr
eter
Alexander begint met het plaatsen van de ondervloer. Hij heeft daar 28 m2 van gekocht. Hoeveel kost de ondervloer voor de slaapkamer? Daarna plaatsen ze samen het laminaat. In de doe-het-zelfwinkel hebben ze daar 32,5 m2 van gekocht. Hoeveel kost het laminaat voor hun slaapkamer? Voor de afwerking gebruiken Nele en Alexander sierplinten. Na wat meet- en rekenwerk besluiten ze dat ze met 23,5 m voldoende plinten zullen hebben. Hoeveel kosten de sierplinten?
Planner
ie
Aan de slag 1 Wiskundetaal 1.1 Benamingen bij de vermenigvuldiging 1.2 Wiskundetaal en de vermenigvuldiging 2 Hoofdrekenen 2.1 Hoofdrekenen met natuurlijke getallen 2.2 Hoofdrekenen met kommagetallen 3 Schatten 4 Cijferen 4.1 Natuurlijke getallen vermenigvuldigen 4.2 Kommagetallen vermenigvuldigen 5 Rekenen met je rekentoestel
203
Op mijn maat
1 Wiskundetaal 2 Hoofdrekenen 3 Schatten 4 Cijferen 5 Rekenen met je rekentoestel
205 206 208 209 212
214
Hoofdstuk 7
Gamezone
fv e
Test op mezelf
rs
Ben ik mee?
Even samenvatten
215
Pr
oe
Pitstopoefeningen en gaspedaaloefeningen
192
195 195 195 196 196 198 199 200 200 201 202
In dit hoofdstuk leer je alles over de vermenigvuldiging.
217
p. 196
p. 199
p. 200
p. 202
2 Hoofdrekenen
3 Schatten
4 Cijferen
5 Rekenen met je
rekentoestel
p. 195
1 Wiskundetaal
Aan de slag
/5
/9
/2
/20
/4
Totaal /40
BIM5
BIM4
BIM3
BIM2
BIM1
Oef 30
Oef 23
Oef 31
Oef 27
Totaal
Oef 32
Oef 24
ie
5
8-9
2
17-20
4
rs
Oef 21
Oef 18
Oef 15
Oef 10
Oef 3
/
/
/
/
/
/
Resultaat
/5
/9
/2
/20
/4
Totaal /40
TOM5
TOM4
TOM3
TOM2
TOM1
Test op mezelf
Nr.: Klas: Datum: / / 20
Hoofdstuk 7
Oef 28
3-4
6-7
1
11-16
3
Op mijn maat
fv e Oef 20
Oef 17
Oef 29
Oef 22
Oef 14
Oef 12
Oef 25
0-2
0-5
Oef 9
Oef 5
Oef 2
Oef 26
Oef 19
Oef 16
Oef 13
Oef 11
0
Oef 9
Oef 7
0-10
0-2
Oef 6
Oef 4
Oef 1
oe
Pr
Ben ik mee?
Mijn circuit Naam: /
193
Scoreblad Ik behaalde deze resultaten BIM
/
TOM
/
Taak 1
/
Taak 4
/
Taak 2
/
Taak 5
/
Taak 3
/
Taak 6
/
/
Extra opdracht 2 :
/
Extra opdracht 3 :
Extra opdracht 4 :
ie
Extra opdracht 1 :
/
rs
/
TOTAAL
fv e
Ik denk even na over mijn prestaties
/
Wat kon ik zeer goed?
Waar had ik moeite mee?
Bij dit hoofdstuk moet ik extra letten op Hoofdstuk 7
oe
Ik denk even na over mijn attitudes en vaardigheden
Evaluatie leerling
Evaluatie leraar
Heb ik net gewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik goed doorgewerkt?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik de tafels onder de knie?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik zinvol verbeterd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Heb ik telkens mijn schatting gecontroleerd?
0
1
2
3
0
1
2
3
Pr
Aandachtspunt
TOTAAL
15
Commentaar van de leraar
Handtekening leerling
194
Handtekening leraar
Handtekening ouders
Aan de slag 1 Wiskundetaal 1.1 Benamingen bij de vermenigvuldiging De coach van de basketbalploeg is enorm tevreden over het voorbije seizoen. Om zijn acht spelers te belonen koopt hij voor elk van hen een nieuw basketshirt van â&#x201A;Ź 30.
ie
Hoeveel zal de coach moeten betalen?
Antwoordzin:
rs
Berekening:
het product
fv e
de factoren
30 x 8 = 240 de vermenigvuldiger Hoofdstuk 7
oe
het vermenigvuldigtal
de vermenigvuldiging
1.2 Wiskundetaal en de vermenigvuldiging
Pr
Schrijf de volgende zinnen als een vermenigvuldiging en bereken. a Het product van zeven en acht.
=
b Het dubbel van zes.
=
c Het drievoud van negen.
=
d Zes keer een aankoop van vijf euro.
=
e Alex heeft â&#x201A;Ź 10. Joren heeft vijfmaal zoveel.
=
f Febe zwom 25 m. Jolien zwom vier keer die afstand.
=
g Koen woont op 3 km van school. Carl woont vijf keer verder.
=
h Wim fietste 40 seconden aan 30 km per uur. Michiel hield het driemaal langer vol.
=
195
2 Hoofdrekenen 2.1 Hoofdrekenen met natuurlijke getallen • Natuurlijk moet je de tafels nog kennen.
Los op. =
4x4
=
10 x 1 =
6x4
=
2x6
=
7x8
=
8x0
=
4x7
=
6x9
=
3x8
=
• Splitsen lukt altijd
rs
ie
3x7
fv e
4 x 325 = 4 x (300 + 20 + 5) = (4 x 300) + (4 x 20) + (4 x 5) = 1 200 + 80 + 20 = 1 300
Los op door te splitsen. a 52 x 2
=
=
b 8 x 63
=
oe
Hoofdstuk 7
=
Pr
Splits één factor. Vermenigvuldig elk deel apart. Tel de producten op.
• Vermenigvuldigen met 4 85 x 4 = 85 x 2 x 2 = 170 x 2 = 340
c 36 x 12 = = d 523 x 6 = =
Los op. a 64 x 4
= =
b 46 x 4
= =
Om een natuurlijk getal te vermenigvuldigen met 4, vermenigvuldig je tweemaal met 2.
c 53 x 4
= d 78 x 4
196
=
= =
• Vermenigvuldigen met 10, 100 of 1 000 = 210 21 x 10 37 x 100 = 3700 72 x 1 000 = 72 000
Los op. a 12 x 10
=
b 830 x 100 = c 203 x 1 000 = d 31 x 100
=
e 707 x 10
=
=
=
b 44 x 5
=
oe
Maal 10 en delen door 2
=
c 5 x 56
=
=
d 75 x 5
=
=
• Vermenigvuldigen met 11 of 9
Pr
57 x 11 = 57 x (10 + 5) = (57 x 10) + (57 x 1) = 570 + 57 = 627
57 x 9 = 57 x (10 + 1) = (57 x 10) + (57 x 1) = 570 - 57 = 513
Hoofdstuk 7
a 68 x 5
fv e
84 x 5 = 84 x 10 : 5 = 840 : 2 = 420
Los op.
rs
• Vermenigvuldigen met 5
ie
Om een natuurlijk getal te vermenigvuldigen met 10, 100 of 1 000, voeg je één, twee of drie nullen toe.
Los op. a 54 x 11
=
=
b 76 x 11
=
=
c 23 x 9
=
=
d 68 x 9
=
=
197
2.2 Hoofdrekenen met kommagetallen • Splitsen lukt altijd
Los op door te splitsen.
3 x 2,81 = 3 x (2 + 0,80 + 0,01) = (3x2) + (3 x 0,80) + (3 x 0,01) = 6 + 2,40 + 0,03 = 8,43
=
b 16,5 x 4
=
=
c 36,23 x 2
=
=
d 3 x 17,05
=
=
Los deze optellingen op door aan te vullen. a 3,7 x 10
=
b 5,7 x 100
=
fv e
= 37,5 3,75 x 10 5,64 x 100 = 56,4 8,37 x 1 000 = 8 370
rs
• Vermenigvuldigen met 10, 100 of 1 000
=
ie
Splits één factor. Vermenigvuldig elk deel apart. Tel de producten op.
a 5 x 21,3
c 0,03, x 10 = d 12,6 x 100 =
oe
Hoofdstuk 7
Om een kommagetal te vermenigvuldigen met 10, 100 of 1 000, schuif je de komma één, twee of drie plaatsen op naar rechts.
Pr
• Vermenigvuldigen met 5 4,8 x 5 = 4,8 x 10 : 2 = 48 : 2 = 24
Maal 10 en delen door 2
198
e 5,2 x 1 000 =
Los op. a 4,6 x 5
=
=
b 22,8 x 5
=
=
c 1,20 x 5
=
=
d 1,64 x 5
=
=
3 Schatten
• Rond de factoren af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Vermenigvuldig de afgeronde getallen uit het hoofd. Een ticket voor een concert kost € 39. Een gezin van vijf personen gaat naar het concert. Ze kopen ook voor elk een drankje van € 2,80. Schat hoeveel het gezin ongeveer moet betalen. Hebben ze met € 220 genoeg?
rs
ie
Berekening:
fv e
Antwoordzin:
€ 0,90
€ 1,40
€ 2,45
afgeronde prijs
bewerking
schatting
Jan koopt vijf balpennen.
Tine heeft drie potloden nodig.
Marthe heeft twee gummen nodig.
Louise wil vier kladschriften kopen.
Pr
oe
€ 1,05
Hoofdstuk 7
Hoeveel moeten de leerlingen ongeveer betalen ? Schat het in tienden.
Heeft Pieter genoeg met 5 euro als hij twee balpennen en één gum wil kopen? Berekening:
ja
neen
Heeft Jente genoeg met 10 euro als hij twee kladschriften, drie potloden en een balpen wil kopen? Berekening:
ja
neen
199
4 Cijferen 4.1 Natuurlijke getallen vermenigvuldigen 2
Alexander begint met het plaatsen van de ondervloer. Hij heeft daarvoor 28 m2 ondervloer gekocht. Hoeveel kost de ondervloer voor hun slaapkamer?
3 €1
• Rond de factoren af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Vermenigvuldig de afgeronde getallen uit het hoofd.
ie
Stap 1: schatten
en Stap 3: controleren
fv e
Stap 2: cijferen
rs
Schatting: x =
x
oe
Hoofdstuk 7
Antwoordzin:
Pr
Schat en bepaal het product. a 32 x 7
b 45 x 23
c 607 x 20
Schatten:
Schatten:
Schatten:
x
200
x
x
pe
rm
4.2 Kommagetallen vermenigvuldigen Na het plaatsen van de ondervloer kunnen Nele en Alexander starten met het laminaat. Rekening houdend met wat verlies, hebben ze in de doe-het-zelfwinkel voor 32,5 m2 laminaat van € 14,25 per m2 gekocht. Hoeveel kost het laminaat voor hun slaapkamer? Rond zinvol af. Stap 1: schatten
• Rond de factoren af tot getallen waarmee je makkelijk uit het hoofd kunt rekenen. • Vermenigvuldig de afgeronde getallen uit het hoofd.
Stap 2: cijferen
en Stap 3: controleren
ie
Schatting: x =
rs
Het totale aantal cijfers na de komma in de opgave, is het aantal cijfers na de komma in het product!
x
Pr
oe
Antwoordzin:
Hoofdstuk 7
fv e
Het getal met het grootste aantal cijfers plaats je best bovenaan.
Schat en bepaal het product. a 1,6 x 2,5
b 5,7 x 36
c 0,7 x 60
Schatten:
Schatten:
Schatten:
x +
x
x
.
201
5 Rekenen met je rekentoestel Voor de afwerking gebruiken Nele en Alexander de bijpassende sierplinten. Na wat meet- en rekenwerk besluiten ze dat ze met 23,5 meter ruimschoots voldoende sierplinten zullen hebben. De plinten kosten € 4,75 per lopende meter. Hoeveel zullen de sierplinten hen kosten?
ie
Schatten:
rs
Berekening:
Antwoordzin:
fv e
Daphne wil haar kamer een leuk nieuw kleurtje geven. Na heel wat meet- en rekenwerk weet ze dat ze 7,5 liter verf nodig zal hebben. Eén liter verf kost 18,65 euro. Hoeveel zal Daphne voor de verf moeten betalen? Schatten:
Hoofdstuk 7
Pr
oe
Berekening:
Antwoordzin:
Een karton bevat 24 blikjes spuitwater van 0,25 liter elk. Hoeveel liter is dat in totaal Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
202
Ben ik mee? Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 43
1 Wiskundetaal BIM1.1
Vul de juiste benamingen aan. 72 en 4 noem je de De bewerking zelf noem je een Het resultaat, 288, noem je het
ie
72 x 4 = 288
72, het eerste getal, noem je het
BIM1.2
2,5
rs
4, het tweede getal, noem je de
Schrijf de volgende zinnen als een vermenigvuldiging en bereken.
2 Hoofdrekenen
Bereken uit het hoofd. a 7x8
=
g 82 x 2
=
=
h 38 x 3
=
oe
b 9x5 c 3x7
=
i 32 x 4
=
d 6x9
=
j 92 x 5
=
e 72 x 100
=
k 64 x 11
=
f 65 x 10
=
l 32 x 9
=
Pr BIM2.2
1,5
Hoofdstuk 7
BIM2.1
fv e
= a Het drievoud van 10. b Zevenmaal een aankoop van € 8. = c Wim wandelde 4 km. Jens wandelde drie keer zo ver. =
12
Bereken uit het hoofd. a 2,6 x 100
=
e 3 x 22,6
=
b 0,045 x 1 000
=
f 5,6 x 5
=
c 338,56 x 1 000 =
g 32,8 x 5
=
d 12,35 x 2
h 5 x 18,24 =
=
8
3 Schatten BIM3
De studiereis naar Gent kost € 29,85 per persoon. We gaan met 12 leerlingen en 3 leerkrachten deze stad bezoeken. Schat in tientallen hoeveel deze studiereis zal kosten. Berekening: Antwoordzin:
2
203
4 Cijferen Bepaal het product. a 540 x 9
c 86 x 7
e 0,25 x 0,6
Schatten:
Schatten:
Schatten:
b 36 x 21
d 9,5 x 25
f 12,6 x 9,5
Schatten:
Schatten:
Schatten:
9
fv e
5 Rekenen met je rekentoestel
rs
ie
BIM4
BIM5.1
oe
Hoofdstuk 7
Dit jaar gaan de leerlingen voor enkele dagen op studiereis naar Londen. De school rekent 198 euro aan per leerling. 53 leerlingen zullen zich laten overdonderen door de prachtige stad. Wat is de totale kostprijs van de schoolreis?
Schatten:
Pr
Berekening:
Antwoordzin:
BIM5.2
3
Joke wil nieuwe gordijnen voor haar slaapkamer. De gordijnstof die ze uitgekozen heeft, kost € 36,5 per vierkante meter (m2). Ze koopt 4,5 m2 gordijnstof. Hoeveel moet Joke betalen? Schatten:
Berekening:
204
Antwoordzin:
2
Op mijn maat 1 Wiskundetaal 1 Onderstreep de factoren in het groen. Het product onderstreep je in het blauw. 48 x 4 = 192
36 = 9 x 4
12,5 x 2 = 25
2 Vul de juiste benamingen aan.
85 x 5 = 425
De bewerking noem je de
3 Vul aan.
rs
425 is het
ie
85 en 5 noem je de
b Bepaal het product van 6 en 5.
fv e
a Bepaal de factor die hoort bij 7 om 21 als product te hebben.
c Bepaal zelf de factoren van een vermenigvuldiging met als product het getal 24.
a 8 keer 4.
=
b 7 maal € 5.
=
c Het dubbel van 12.
=
d Het viervoud van 50.
=
e Het tienvoud van 10.
=
Pr
oe
Hoofdstuk 7
4 Schrijf de volgende zinnen als een vermenigvuldiging en bereken.
5 Schrijf de volgende zinnen als een vermenigvuldiging en bereken. a Een bedrijf verdubbelde zijn winst van € 3 500.
=
b John gooit de speer 6,5 m ver. Kris kan wel drie keer zo ver.
=
c Miet kan 15 kg dragen. Piet kan vier keer zoveel tillen.
=
d Louis weegt vier maal zoveel als zijn hond, die 18 kg weegt.
=
e Kirsten is drie keer zo oud als haar nichtje van 7 jaar.
=
205
2 Hoofdrekenen 6 Bereken uit het hoofd. 4 x 8 =
9 x 8 =
6 x 7 =
8 x 8 =
4 x 5 =
6 x 5 =
6 x 9 =
7 x 7 =
5 x 8 =
3 x 9 =
7 x 8 =
7 x 9 =
6 x 8 =
6 x 8 =
8 x 9 =
7 x 4 =
€ 12
€ 10
rs
€ 14
ie
7 Bereken de totaalprijs uit het hoofd.
€9
schatting
a Raul trakteert zijn twee vrienden. Hij bestelt drie keer stoofvlees met frietjes.
b Bette gaat met haar ouders en haar zus spaghetti eten.
c Bij een schooluitstap krijgen 17 leerlingen de lasagne voorgeschoteld.
d Brit en Janaika kiezen de wrap met kip. Lore en Sien gaan voor het stoofvlees.
oe
Hoofdstuk 7
fv e
bewerking
8 Bereken uit het hoofd.
f 0,4 x 10 =
b 14 x 1 000 =
g 21,004 x 1 000 =
c 2,74 x 10 =
h 4,05 x 10 =
d 3,005 x 100 =
i 56 789 x 10 =
e 14,2 x 1 000 =
j 4,05 x 10 =
Pr
a 32 x 100 =
9 Bereken uit het hoofd.
206
a 66 x 2 =
f 36 x 5 =
b 28 x 4 =
g 9 x 29 =
c 56 x 4 =
h 11 x 57 =
d 4 x 63 =
i 58 x 9 =
e 34 x 8 =
j 43 x 11 =
10 Vul het rijtje verder aan. a 125
x 10
− 500
x4
b 20
x5
e 99
x4
x5
− 360
x2
− 27
− 124
x5
d 104
x5
c 73
x2
−3
x2
x4
x4
x 10
− 256
rs
11 Bereken telkens de totaalprijs uit het hoofd.
ie
− 25
a Jan koopt vier lolly’s van € 0,75 per stuk.
Jan betaalt
b Sandra koopt vijf paar oorbellen van € 2,50 per paar. Sandra betaalt Lies betaalt
fv e
c Lies koopt twee hippe sjaals van € 5,50 per stuk.
d Karel koopt vier bioscooptickets aan € 6,75 per ticket. Karel betaalt e Twee keer per week gaat Mieke fitnessen aan € 3,60 Per week betaalt per beurt. Mieke
€ 4,55
€ 4,95
Pr
€ 3,95
Hoofdstuk 7
oe
12 Bereken uit het hoofd.
€ 3,65
€ 3,65
bewerking
resultaat
a
Drie sets penselen.
b
Vier keer een rollerpen.
c
Drie keer de kleurbalpennen.
d
Vijf pakjes fluostiften.
e
Twee maal de kleurstiften.
207
3 Schatten 13 Vink aan wat je zeker kunt kopen met 5 euro. € 1,95 per pak
€ 1,55 per doos
€ 2,45 per pak
14 Hoeveel kost het ongeveer?
rs
{ SKIËN }
a 1 uur skiën voor 3:
1 uur € 19,75
~~~ ~~~
b 4 dagkaarten:
fv e
dagkaart € 34,95
ie
Weekendkaart € 59,85 Hoofdstuk 7
Pr
oe
15 Bereken hoeveel de tuinaannemer ongeveer moet betalen. Schat in tientallen.
€ 1 257
€ 428
afgeronde prijs
€ 312 bewerking
schatting
a Het bedrijf koopt drie grasmaaiers.
b Ook twee nieuwe kettingzagen staan op de boodschappenlijst.
c Daar komen nog vier heggenscharen bij.
d Tenslotte is er nog nood aan vijf grastrimmers.
GESCHAT TOTAAL
208
€ 503
4 Cijferen 16 Schat en bepaal het product. a 42 x 4
c 48 x 6
e 65 x 6
Schatten:
Schatten: Schatten: 4
8 6
d 92 x 7
f 73 x 8
Schatten:
Schatten: Schatten:
rs
ie
b 63 x 9
b 63 x 21
Schatten: 4 1
Schatten: Schatten:
6
6
3
4
2
1
6
3
oe
X
c 720 x 32
8
4
4
6
0
6
4
4
Pr
+
1
+
7
2
0
3
2
1
4
4
0
1
2
6
0
+2
1
6
0
0
1
3
2
3
2
3
0
4
0
Hoofdstuk 7
a 46 x 14
fv e
17 Schat en bepaal het product.
18 Schat en bepaal het product. a 421 x 14
b 331 x 39
c 637 x 58
Schatten:
Schatten: Schatten:
209
19 Schat en bepaal het product. a 7,6 x 4
c 2,31 x 3
e 5,67 x 3
Schatten:
Schatten: Schatten:
b 5,4 x 7
d 8,06 x 7
Schatten:
Schatten: Schatten:
20 Schat en bepaal het product.
rs
ie
f 12,6 x 6
b 8,6 x 7,5
c 57,8 x 2,1
Schatten:
Schatten: Schatten:
oe
Hoofdstuk 7
fv e
a 5,4 x 9,3
21 Schat en bepaal het product.
b 89,5 x 2,7
Schatten:
Schatten: Schatten:
Pr
a 0,47 x 5,3
210
f 756 x 8,05
22 Een dakwerker rekent voor een herstelling € 37 per uur. Hij werkt 9 uur om het karwei te klaren. Hoeveel moet je betalen? Schatten: Berekening:
Antwoordzin: 23 Jasmijn spaart elke week € 12. Hoeveel heeft zij gespaard na één jaar (een jaar is 52 weken)? Schatten:
rs
ie
Berekening:
fv e
Antwoordzin:
24 Voor een rockconcert worden er in voorverkoop 350 kaarten van € 9 verkocht. Aan de kassa betalen 530 mensen op de avond zelf € 12. Hoeveel mensen zullen het concert bijwonen?
Hoofdstuk 7
Schatten:
oe
Berekening:
Antwoordzin:
Hoeveel is het totaal aan ontvangsten voor dit concert?
Pr
Schatten:
Berekening:
Antwoordzin:
211
5 Rekenen met je rekentoestel 25 Driss doet mee aan een sponsortocht van 12 km voor het goede doel. Zijn sponsors betalen hem 23 euro per gewandelde kilometer. Hoeveel euro kan Driss inzamelen als hij de tocht uitwandelt? Schatten: Berekening: Antwoordzin:
ie
26 Michiel heeft zeven rollen isolatiemateriaal nodig. Eén rol kost € 33,65. Hoeveel betaalt hij voor de zeven rollen? Schatten:
rs
Berekening:
fv e
Antwoordzin:
Hoofdstuk 7
27 Vissersclub ‘De Lustige Lijnvissers’ organiseert een tombola. Er worden 800 loten van € 3 verkocht. De hoofdprijs is een volledige vissersuitrusting van € 1 000. Iedereen die een lot kocht, krijgt een sticker ter waarde van € 1. Hoeveel winst maakt de vissersclub?
oe
Schatten: Berekening:
Pr
Antwoordzin:
28 Voor een vakantiejob heeft Aaron 21 dagen 7 uur per dag gewerkt. Zijn uurloon bedraagt € 9,75 per uur. Hoeveel moet de baas Aaron betalen?
Schatten: Berekening: Antwoordzin:
212
29 De wedstrijd FC Pottenstampers tegen KV Billenkletsers kon rekenen op heel wat toeschouwers. 727 volwassenen betaalden € 4,80 per persoon. 96 kinderen genoten van een voordelig tarief van € 2 per kind. Bereken de totale inkomsten. Schatten: Berekening: Antwoordzin:
ie
30 Je kamer moet dringend een nieuwe laag verf krijgen. Samen met je moeder koop je dit aan: 2 potjes lakverf € 17,55 per stuk 2 potten muurverf € 28,75 per stuk 3 kwasten € 3,50 per kwast 3 rolletjes afplaktape € 3,25 per stuk Hoeveel kost het materiaal voor de verfbeurt?
rs
Schatten:
Antwoordzin:
fv e
fles fruitsap
31 Vader geeft een feestje voor z’n vrienden. Hij koopt 6 flessen rode wijn, 12 flessen witte wijn en 12 flessen fruitsap. Bereken hoeveel vader moet betalen.
oe
Schatten: Berekening:
€ 3,10
Hoofdstuk 7
Berekening:
fles rode wijn 6 flessen witte wijn nu voor
€ 6,85
€ 27,55
Pr
Antwoordzin:
32 Een inkomticket voor een pretpark kost € 24. Drie klassen van 17 leerlingen en vijf begeleidende leraren mogen mee. De bus naar het pretpark moet ook betaald worden: € 8,65 per persoon. Hoeveel kost het plezierreisje naar het pretpark in totaal? Schatten: Berekening: Antwoordzin:
213
Even samenvatten • Wiskundetaal het product
de factoren
30 x 8 = 240 de vermenigvuldiger
ie
het vermenigvuldigtal
de vermenigvuldiging
rs
keer, maal, dubbel, viervoud … • Splitsen 73 x 2 = (70 + 3) x 2 = (70 x 2) + (3 x 2) = 140 + 6 = 146
• Om een getal te vermenigvuldigen met 4, vermenigvuldig je tweemaal met 2.
85 x 4 = 85 x 2 x 2 = 170 x 2 = 340
fv e
• Om een natuurlijk getal te vermenigvuldigen met 10, 100 of 1 000 voeg je één, twee of drie nullen toe.
Hoofdstuk 7
21 x 10 = 210 37 x 100 = 3 700 72 x 1 000 = 72 000
oe
• Om een kommagetal te vermenigvuldigen met 10, 100 of 1 000 schuif je de komma één, twee of drie plaatsen op naar rechts.
3,75 x 10 5,64 x 100 8,37 x 1 000
= 37,5 = 56,5 = 8 370
Pr
• Om een getal te vermenigvuldigen met 5 vermenigvuldig je eerst met 10 en neem je dan de helft.
84 x 5 = 84 x 10 : 2 = 840 : 2 = 420
Het totale aantal cijfers na de komma in de opgave, is het aantal cijfers na de komma in het product!
• Schatten • Cijferen
1
2
4
2
8
9
9
2
2
4
8
.
3
4
7
2
x
+
214
2
3
,
7
2
,
1
2
3
7
4
7
4
.
4
9,
7
7
x
+
Test op mezelf Naam: Nr.: Klas:
Datum: / / 20
/ 40
1 Wiskundetaal TOM1.1
35 en 4 noem je de De bewerking zelf noem je een 35 x 4 = 140
Het resultaat, 140, noem je het
ie
35, het eerste getal, noem je het 4, het tweede getal, noem je de
Schrijf de volgende zinnen als een vermenigvuldiging en bereken. a Het zesvoud van 8. b Zevenmaal een aankoop van € 12.
rs
TOM1.2
2,5
= =
TOM2.1
Bereken uit het hoofd. = a 8 x 7
g 97 x 2
=
b 7 x 6
=
h 45 x 3
=
=
i 43 x 4
=
d 6 x 9
=
j 84 x 5
=
e 32 x 100
=
k 55 x 11
=
f 167 x 10
=
l 67 x 9
=
Bereken uit het hoofd. = a 3,4 x 100
e 3 x 41,6
=
b 0,007 x 1 000
=
f 7,6 x 5
=
c 30,04 x 1 000
=
g 42,7 x 5
=
d 52,45 x 2
=
h 5 x 38,36 =
Pr
oe
c 4 x 8
TOM2.2
1,5
Hoofdstuk 7
2 Hoofdrekenen
fv e
c Tim scoorde 14 punten. Pamela scoorde drie keer zoveel. =
12
8
3 Schatten TOM3
De voetbalwedstrijd bijwonen kost € 19,95 per persoon. We gaan met 19 personen kijken. Schat in tientallen hoeveel dit uitstapje aan inkomtickets zal kosten. Berekening: Antwoordzin:
2
215
4 Cijferen TOM4
Schat en bepaal het product. a 450 x 9 c 77 x 7
e 82,3 x 9,5
Schatten:
Schatten:
Schatten:
8 x
+
d 4,7 x 25
Schatten:
Schatten:
3
9,
5
4
1
1
5
7
4
0
7
0
7
8
1,
8
5
f 0,25 x 2,4
ie
b 68 x 21
2,
rs
Schatten:
fv e
9
5 Rekenen met je rekentoestel TOM5.1
oe
Hoofdstuk 7
Kylie wil nieuw tapijt voor haar slaapkamer. Het tapijt dat ze uitgekozen heeft, kost € 17,40 per m2. Ze koopt 18 m2 tapijt. Hoeveel moet Kylie betalen? Schatten:
Berekening:
Pr
Antwoordzin:
TOM5.2
Om geld in te zamelen organiseert de dansschool een pannenkoekenverkoop. De dansschool koopt de pannenkoeken aan € 2,75 per pak. Ze verkopen ze aan € 4,50 per pak. De leerlingen van de dansschool verkochten in totaal 187 pakjes. Hoeveel bedroeg de totale winst voor de dansschool?
2
Schatten: Berekening:
Antwoordzin:
216
3
Gamezone Sudoku Vul het raster zo in dat elke rij en elke kolom van 9 vakjes en elk blok van 3 x 3 vakjes alle cijfers van 1 tot en met 9 bevat. Er is ĂŠĂŠn unieke oplossing. Gokken is dus niet de juiste methode!
2
5 4
5 1
3
6
5
2 7
4
8
4
6
3
5
3
4
9
7
4
8
5
5
2
4
9
6
1
6
7
8
1
1
9
4
1
2
4
oe
3
3
2
8 6
fv e
1
4
9
9
3
7
6
6
3
9
4
6
1
9
5 8
5 1
7 4
9
7
7
6
4
4
6
5
2
8
1
Pr
7
7
2
1
4
8
8
9 7
6
1
9
9
5
9
2
2
rs
2
9
3
Hoofdstuk 7
3
6
5
ie
1
3
8
1
4
7
8
3 9
9 7
6
5
217
5
6 4
5
4
1
7
7
9
6 6
8
4
3
5
5 1
2
7
3
5
4
6
9
5 9
6
8 7
7
2
3
2
5 4
9
6
6
7
4
ie
5
8
rs
4
8
1
6
8
2 9
4
6 2
6
1
7
5
3
Hoofdstuk 7
5
4
9
6
5
7
2
Pr
5
9
7
1
5
8
3
7
3
6
7
5
1
oe 8
7
2
9
8
4
fv e
5
9
218
3
1 1
9
8
2 3
5
3
9
4
1
5
8 3
3
1
6
4
4
6
5
1 2
5
3 9
rs
ie
In het magazijn staan 8 kratten met 24 flesjes. Maar in 4 kratten ontbreekt een flesje. Hoeveel flesjes zitten er in de kratten?
fv e
De grote driehoek is verdeeld in twee kleinere driehoeken en een ruit. Binnen deze figuren staan drie getallen. Die staan voor de uitkomst van het product van de hoekpunten. De getallen die nodig zijn voor de oplossing staan onder de figuur.
Hoofdstuk 7
21
oe
18
Pr
30
2
3
9
1
3
7
Zet een +, een – of een x op de juiste plaats, zodat de oefeningen kloppen. a
25
4 b
c
250
6
=
50
150
=
61
2
2
=
350 4
50
219
ie
rs
fv e
oe
Pr