Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Lift.Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteerde gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account,zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we jeoptimaal ondersteunen.
LET OP: DEZE LICENTIE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR
EEN PERIODE VAN 1 SCHOOLJAAR. INDIEN
JE DE LICENTIE NIET KUNT ACTIVEREN, NEEM DAN CONTACT OP MET ONZE KLANTENDIENST.
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken.
In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be.
Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden.
Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be.
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Credits:
Thema 1 - p. 10; Thema 2 - p. 57; Thema 3 - p. 29: artikel: Reproductie van het artikel met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een speci eke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publish.be
Level 1— Hoe stel je de relaties tussen de economische actoren voor in een kringloopschema? 8
Explore 1— Welke actoren maken deel uit van de economische kringloop? 9
Explore 2— Welke macro-economische identiteiten kun je afleiden uit de economische kringloop?
Explore 3— Welk verband hebben de macro-economische identiteiten met de handelsen betalingsbalans?
Explore 4— Welke uitbreidingen op de economische kringloop zijn er?
Action 1— Welke goederen of diensten leveren de economische actoren?
Action 2— Hoe ziet de betalingsbalans van België eruit?
Action 3— Wat boek je op de plus- en op de minzijde van de betalingsbalans?
Action 4— Kun je de meerkeuzevragen over de betalingsbalans oplossen?
Action 5— Hoe bereken je het nationaal inkomen (Y) van een land?
Action 6— Kun jij kritiek geven op de economische kringloop?
Level 2— Hoe kun je het bbp bepalen door middel van de productie-, inkomens- en bestedingsbenadering?
Explore 1— Wat is toegevoegde
Explore 3— Wat zijn de beperkingen van het bbp om de economische groei uit te drukken?
Explore 4— Is de Human Development Index (HDI) een goede indicator om de welvaart van een land te meten?
51
53
Explore 5— Welke instrumenten zijn er nog om de welvaart te meten? 56
Explore 6— Welke invloed hebben disruptieve factoren en innovatie op de economische groei? 59
Action 1— Hoe verloopt de economische groei in Vlaanderen ten opzichte van andere regio’s en landen?
62 Action 2— Kun je de gegevens over de economische groei verwerken in een rapport? 63 Action 3— Hoe verwerk je je eigen criteria in de Better Life Index? 63
Action 4— Kun jij je mening geven over de voor- en nadelen van het bbp als indicator van economische groei?
64 Action 5— Is innovatie hetzelfde als disruptieve innovatie?
65 Action 6— Kun je afleiden of een innovatie disruptief is?
Action 7— Kun je illustreren hoe een onderneming met een disruptieve innovatie omgaat?
Action 8— Kun je in de media actuele informatie vinden over economische groei?
Action 9— Kun je een kritische beoordeling geven bij een artikel over economische groei?
66
67
68
68
Level 4— Welke initiatieven neemt de overheid om via werkgelegenheid en concurrentiekracht de groei te bevorderen?
Explore 1— Waarom is de arbeidsmarkt een determinant van economische groei?
Explore 2— Welke indicatoren beschrijven de arbeidsmarkt?
Explore 3— Welke kwalitatieve indicatoren spelen een rol op de arbeidsmarkt?
Explore 4— Welke vormen van werkloosheid bestaan er?
70
71
72
76
77
Explore 5— Welke maatregelen neemt de overheid om de werkzaamheidsgraad te verhogen? 80
Explore 6— Hoe kan Onderzoek & Ontwikkeling bijdragen tot een beter concurrentievermogen? 83
Explore 7— Welke factoren beperken de mogelijkheid om de concurrentiepositie te verbeteren? 85
Action 1— Wat is het verband tussen de bevolkingspiramide en de activiteitsgraad? 89
Action 2— Kun je de statistische gegevens vinden over de arbeidsmarkt? 91
Action 3— Wat is arbeidskwaliteit? 92
Action 4—
6— Hoe lees je de werkloosheidscijfers van de RVA en VDAB?
8— Welke maatregelen nemen de Belgische en Vlaamse overheid in hun arbeidsmarktbeleid?
Explore 6— Hoe gedragen indicatoren van de economische activiteit zich in de conjunctuurfasen?
Explore 7— Welke exogene en endogene factoren beïnvloeden de economische conjunctuur? 119
Action 1— Ken je de begrippen uit de conjunctuurcyclus? 124
Action 2— Herken je de indicatoren die de fase van de conjunctuurcyclus verklaren? 124
Action
Action 5— Kun je verklaren hoe je de conjunctuur meet aan de hand van de vertrouwensindicator van de Nationale Bank van België en de conjunctuurklok? 126
Action 6— Kun jij de conjunctuur voorspellen? 126
Action 7— Hoe evolueren de diverse bestanddelen
Explore 5— Hoe komt het macro-economisch evenwicht in het AV-AA-LAA-model tot stand?
Explore 6— Moet de overheid tussenkomen om een economie in evenwicht te krijgen?
Explore 7— Wat zijn de effecten van een budgettaire politiek?
Explore 8— Hoeveel kan het nationaal inkomen toenemen bij een expansief budgettair beleid?
Explore 9— Wat zijn de effecten van een monetaire politiek?
Explore 10— Hoe gaan de monetaire en budgettaire politiek samen?
Explore 11— Wat is de wisselwerking tussen de geldmarkt en de goederenmarkt?
Action 1— Kun je de conjunctuur linken aan het AV-AA-model?
158
Action 2— Wat is het gevolg van een verlaging van de belastingen? 159
Action 3— Kan de overheid geld blijven uitgeven?
161
Action 4— Welke openmarktpolitiek heeft de ECB gevoerd tijdens crisisperioden? 162
Action 5— Is geldcreatie een goede monetaire politiek? 165
Action 6— Wat is het gevolg van een combinatie van een monetaire en budgettaire politiek op de geld- en goederen- en dienstenmarkt? 167
Action 7— Wat is het gevolg van ChatGPT of Copilot op de geaggregeerde vraag en / of aanbod? 168
Action 8— Kun je het gevolg van een overheidsinvestering op het inkomen berekenen? 169
THEMA 4: DUURZAAMHEID
Level 1— Wat is de link tussen economische modellen en duurzame economische ontwikkeling? 4
Explore 1— Wat zijn de tekortkomingen van het klassieke kringloopmodel?
rekening met duurzame economische ontwikkeling? 10
Explore 5— Waarom is er bij sociale economie sprake van duurzame ontwikkeling? 12
Action 1— Welke tekortkomingen worden ten opzichte
Thema 1: Economie als systeem
Starten met Lift
Welkom bij Lift. We leggen graag even uit hoe je met dit leerpakket aan de slag gaat.
1 OP WEG MET LIFT
Het leerwerkboek bestaat uit vijf thema’s en online ICT-fiches. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd.
In totaal zul je vijf thema’s doorlopen: Economie als systeem, Internationale economie, Groei en conjunctuur, Duurzaamheid en Onderzoekscompetenties.Elk thema start met een Themapagina
Je doorloopt per thema verschillende Levels, waarbij je telkens een centrale onderzoeksvraag beantwoordt. Je verkent de onderzoeksvraag aan de hand van verschillende opdrachten, onder de noemer Explore
Het label ‘More’ geeft aan dat deze Explore verder gaat dan de basisleerstof die door iedereen gekend moet zijn. Let op: de leerstof kan voor jou wel verplichte leerstof zijn.
De essentie van de leerstof is gebundeld in To the point. Die studeer je goed voor je toets of examen samen met de kennislijnen van elke Explore.
Nu is het tijd om je opgedane kennis in te oefenen aan de hand van verschillende Actions
Bij verschillende opdrachten kun je kiezen uit twee of meerdere Opties. De opties geven je de keuze of je graag een uitdaging wilt aangaan of liever meer ondersteuning wenst. Soms kun je ook kiezen volgens je interesse.
Het label ‘More’ geeft aan dat deze Action verder gaat dan de basisleerstof die door iedereen gekend moet zijn. Let op: de leerstof kan voor jou wel verplichte leerstof zijn.
Aan het einde van elk Level sta je stil bij de actualiteit omtrent de inhoud van dat Level in de rubriek Breaking News. Op iDiddit vind je de bijbehorende artikels of filmpjes en de verwante vragen.
Elk Level eindigt met een Checklist. Het is een hulpmiddel om te beoordelen of je de doelen van dat Level onder de knie hebt.
De ICT-fiches vind je op iDiddit. Ze helpen je om zelfstandig met een tekstverwerker, een rekenblad of een presentatiepakket aan de slag te gaan; infographics te creëren, foto’s en video’s te monteren en online samen te werken.
2HANDIG VOOR ONDERWEG
In elk thema vind je dezelfde hulpmiddelen.
Doorheen het thema vind je de belangrijkste zaken op een rijtje naast de rode kennislijn.De begrippen die je moet kennen vallen extra op door de stippellijn
Begrippenlijst Thema 4
Explore 2— Geeft het bbp of het bbp per capita de economische groei het best weer?
Weergave economische groei
De groei van het reëel bbp geeft de stijging van de welvaart weer. Dat betekent echter niet dat de koopkracht van de inwoners van dat land is gestegen. Het aantal inwoners van een land verandert immers ook. Wanneer de bevolking procentueel meer is aangegroeid dan het reëel bbp, is de koopkracht per inwoner of de welvaart per inwoner afgenomen.
De groei van het bbp per capita of per hoofd van de bevolking geeft een betere indicatie van de economische groei of welvaart. Op basis daarvan kun je de economische groei van verschillende landen vergelijken.
1 Bekijk tabel 2 met het bbp tegen lopende prijzen van een aantal Europese landen. Wat kun je besluiten in verband met de welvaart of economische groei van België:
a in vergelijking met de andere landen uit de tabel?
Je vindt die woorden ook achteraan in de Begrippenlijst
12 Verricht het ochtendgebed samen met een klasgenoot. Druk allebei de checklist op iDiddit af en controleer elkaar om na te gaan of jullie de volgorde, houding en uitspraken juist uitvoeren. Zo ja, zet dan een kruis in de kolom ‘goed’. Zo niet, zet dan een kruis in de kolom ‘groeipunt’. Zo help je elkaar om gericht te werken aan je gebedshandelingen.
WIST JE DAT
12 Verricht het ochtendgebed samen met een klasgenoot. Druk allebei de checklist op iDiddit af en controleer elkaar om na te gaan of jullie de volgorde, houding en uitspraken juist uitvoeren. Zo ja, zet dan een kruis in de kolom ‘goed’. Zo niet, zet dan een kruis in de ‘groeipunt’. Zo help je elkaar om gericht te werken aan je gebedshandelingen.
De metgezellen leerden hun gebed door naar de profeet Muḥammad te kijken. Sommigen plaatsten hun handen naast hun lichaam, anderen ter hoogte van hun borst of buik. Zo werd het gebed met al die verschillen eeuwenlang doorgegeven. Omdat het gebed van de profeet en zijn metgezellen komt, is het belangrijk om respectvol om te gaan met de verschillen.
WIST JE DAT De metgezellen leerden hun gebed door naar de profeet Muḥammad te kijken. Sommigen plaatsten hun handen naast hun lichaam, anderen ter hoogte van hun borst of buik. Zo werd het gebed met al die verschillen eeuwenlang doorgegeven. Omdat het gebed van de profeet en zijn metgezellen komt, is het belangrijk om respectvol om te gaan met de verschillen.
volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg:
Good to know 1 Zet de juiste munteenheid en de internationale afkorting bij elk land of elk gebied.
Union – 27 countries (from 2020)15
In een Wist je dat? krijg je extra informatie over een item in het hoofdstuk.
In een Wist je dat? krijg je extra informatie over een item in het hoofdstuk.
3 Verhoogt of verlaagt het bbp als bij de berekening van het bbp de negatieve externe effecten worden opgenomen?
MUNTEENHEID AFKORTING
Verenigd Koninkrijk
In de Good to know-kaders staan handige tips of weetjes bij de uitvoering van de opdrachten.
De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg:
Je vindt op iDiddit extra (ondersteunend) materiaal.
Japan
Verenigde Staten China
Je vindt op iDiddit extra (ondersteunend) materiaal.
Je vindt op iDiddit een ontdekplaat.
Je vindt op iDiddit een ontdekplaat.
Zuid-Afrika
Zou jij zwartwerken als je daardoor geen belasting moet betalen op dat inkomen? Of omgekeerd: zou jij een persoon in het zwart betalen die aan het huis komt werken als je weet dat je dan 20 % minder moet betalen?
Forum Explore 4— Is de Human Development Index (HDI) een goede indicator om de welvaart van een land te meten?
Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina. Je kunt dan extra informatie bekijken.
Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment zelf kunt bekijken of beluisteren op je smartphone. Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Welke rol spelen de wisselkoersen in de internationale economie?
Soms is het handig dat je extra lesinformatie of een video- of audiofragment zelf kunt bekijken of beluisteren op je smartphone.
HDI als indicator van economische groei
Als je dit icoon ziet, open dan de VAN IN Plus-app en scan de pagina.
In een Forum voer je in groepjes of met de hele klas een gesprek over een bepaalde stelling.
Get it on Google Play
STAP 2 Het gebed
Get it on Google Play
In de afgelopen decennia zijn er meerdere maatstaven ontwikkeld om welvaart in de brede zin te meten. Oorspronkelijk lag de focus op duurzame ontwikkeling (de Sustainable Development Goals – VN, 2015). Toen het eerst over duurzame economische groei gesproken werd, werd niet bedoeld dat er rekening gehouden moest worden met de beperkte grondstoffen die onze aarde biedt, maar wel met een groei die aangehouden moest worden. Stilaan kwam er uit meer en meer hoeken kritiek op het pure gebruik van bnp of bbp als maatstaf voor de economische groei. Wat met het milieu? En het welzijn? Grafieken van bbp’s lijken oneindig te blijven stijgen. Kijk maar naar grafiek 3.
STAP 2 Het gebed
Het is de bedoeling dat je luistert naar elkaars mening en leert hoe anderen denken, maar ook dat je je eigen mening leert onderbouwen met argumenten.
De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg:
Je vindt op iDiddit extra (ondersteunend) materiaal.
3 LEVEL 2 28
Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je op iDiddit.
Je moet iets bewaren in je portfolio.
Je oefent je ICT-vaardigheden.
Mijn lesmateriaal
Het onlineleerplatform bij Lift
Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals ontdekplaten, filmpjes, audiofragmenten, extra oefeningen ...
Extra materiaal
Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Opdrachten
Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet.
Evalueren
Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
Resultaten
Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
Notities
Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Hoe kun je het bbp bepalen door middel van de productie-, inkomens- en bestedingsbenadering?
1
Hoe stel je de relaties tussen de economische actoren voor in een kringloopschema?
LEVEL 1
Hoe stel je de relaties tussen de economische actoren voor in een kringloopschema?
INTRO
1 Lees het artikel.
In december 2023 kromp de Chinese fabrieksactiviteit voor de derde maand op rij
De Chinese regering nam de laatste maanden van 2023 een reeks beleidsmaatregelen om de economie na de coronapandemie te herstellen. De zware vastgoedcrisis, schuldrisico’s van lokale overheden en een zwakke wereldwijde vraag wogen op de economie. De officiële inkoopmanagersindex (PMI) daalde van 49,4 in november 2023 naar 49,0 in december 2023. Dat is onder de 50-grens die groei van krimp scheidt.
De bedrijfswinsten werden in de maanden ervoor al sterk aangetast door dalende prijzen. Daardoor daalden de werkgelegenheid en de inkomsten van de mensen. De centrale bank moest actie ondernemen om uit de vicieuze cirkel te geraken. Ze zou haar beleid aanpassen om de economie te ondersteunen en een prijsherstel te bevorderen. Ook de Chinese leiders beloofden in 2024 meer stappen te ondernemen ter ondersteuning van het herstel. Vijf van China’s grootste staatsbanken verlaagden op 22 december 2023 de rentetarieven op sommige deposito’s.
De consumentenprijzen in China daalden in november 2023 het snelst in drie jaar, terwijl de deflatie aan de fabriekspoort verder toenam, belast door een zwakke binnenlandse vraag. Ook was er een verminderde buitenlandse vraag, naast de al lagere binnenlandse effectieve vraag.
De zwakke externe vraag bleef ook een belangrijke rem op de fabrieksactiviteit. De dienstensector was nochtans een lichtpunt. Hier was een herstel te zien.
Naar: tijd.be, december 2023
2 Welke economische partijen komen aan bod?
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Explore 1— Welke actoren maken deel uit van de economische kringloop?
In een economie zijn er vijf actoren die onderling met elkaar verbonden zijn. Actoren zijn economische partijen zoals personen, bedrijven of instellingen die beslissingen nemen over economische activiteiten zoals productie, consumptie, aan- en verkoop van goederen en diensten, sparen, toestaan van leningen en subsidies.
Om de relaties tussen die actoren duidelijk weer te geven, stel je die actoren voor met behulp van de economische kringloop.
In een economie zijn er vijf economische actoren: gezinnen, bedrijven, overheid, financiële instellingen, buitenland.
Er vinden transacties plaats tussen die economische actoren onderling. Die transacties behoren ofwel tot de goederen- en dienstenstromen ofwel tot de geldstromen.
De goederen- en dienstenstroom ontstaat doordat economische partijen goederen en diensten leveren aan andere economische partijen. Zo leveren gezinnen hun arbeid aan bedrijven. Bedrijven leveren goederen en diensten aan gezinnen, andere bedrijven, de overheid en het buitenland. Via import en export ontstaat de internationale handel met het buitenland. Ook de overheid voorziet goederen en diensten, zoals publieke goederen van de overheid. De overheid besteedt ook overheidsopdrachten uit aan bedrijven. Denk maar aan wegenbouw of renovaties van overheidsgebouwen.
De geldstroom ontstaat door de uitwisseling van geld van de ene economische partij naar de andere. Zo ontvangen de gezinnen een inkomen voor de geleverde arbeid. De gezinnen betalen een prijs voor de geleverde goederen en diensten aan de binnenlandse en buitenlandse bedrijven. In sommige gevallen ontstaat een geldstroom ten gevolge van een andere geldstroom. Wanneer een financiële instelling een lening aan een gezin of bedrijf verstrekt, zal ze in ruil interest vragen. Wanneer een gezin, bedrijf of de overheid echter geld ter beschikking stelt voor de financiële instelling zoals bij sparen en beleggen, moet die financiële instelling rente betalen. Die transacties vinden plaats op de kapitaalmarkt: de markt voor vermogen met een looptijd langer dan een jaar. Vervolgens kan de overheid ook geld innen van gezinnen en bedrijven via belastingen als vergoeding voor collectieve goederen en diensten. Om bepaalde (milieuvriendelijke) handelingen te stimuleren kan de overheid ook geld geven aan bedrijven in de vorm van subsidies. In ruil voor de overheidsopdrachten uitgevoerd door bedrijven, vergoedt de overheid de bedrijven voor hun geleverde prestaties, dat zijn overheidsbestedingen.
Nationale Bank:
‘Groei daalt naar 0,3 procent in vierde kwartaal’
De Belgische economie zal in het vierde kwartaal iets trager groeien dan in het derde kwartaal, omdat de bedrijfsinvesteringen en de netto-uitvoer verzwakken.
De economische activiteit zal in het vierde kwartaal met 0,3 procent groeien, tegenover 0,4 procent in het derde kwartaal. Dat voorspelt de Nationale Bank.
‘De groei van de consumptie van de huishoudens zal naar verwachting oplopen in het vierde kwartaal’, zegt de Nationale Bank. ‘Het consumentenvertrouwen gaat in stijgende lijn en de groei van de koopkracht is robuust gebleken.’ Maar er is ook minder goed nieuws. De geleidelijke matiging van de bedrijfsinvesteringen zal in het vierde kwartaal wellicht doorzetten en de investeringen van de gezinnen in woningen blijven dalen. Ook de uitvoer staat onder druk. ‘De negatieve bijdrage van de netto-uitvoer kan in het vierde kwartaal iets groter zijn dan in het derde kwartaal.’
De groei van de overheidsinvesteringen daarentegen versnelt. Dat is te danken aan de uitvoering van investeringsplannen en de gebruikelijke stijging in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen.
Bron: tijd.be, 2023-12-11
2 In de economische kringloop vinden heel wat transacties plaats.
a Lees aandachtig de voorbeelden van transacties.
A Rashid Zia werkt voor Odette Lunettes.edu.
B Odette Lunettes.edu betaalt Rashid maandelijks een loon.
3 De volgende economische activiteiten kunnen plaatsvinden op de arbeidsmarkt, de productmarkt of de kapitaalmarkt.
a Noteer de economische actoren.
b Vul de pijl en de letter op de juiste plaats aan:
in het rood als de activiteit tot de goederen- en dienstenstroom behoort;
in het groen als de activiteit tot de geldstroom behoort.
c Markeer op welke markt de transactie zich situeert.
Activiteit 1
A Odette Lunettes.edu verkoopt een bril aan Finn Verreken.
B Finn Verreken betaalt cash aan Odette Lunettes.
De transactie vindt plaats op de arbeidsmarkt / markt voor consumptiegoederen / kapitaalmarkt.
Activiteit 3
A Odette Lunettes.edu wil uitbreiden en gaat daartoe een lening aan bij KBC.
B Odette Lunettes.edu betaalt interest aan KBC.
De transactie vindt plaats op de arbeidsmarkt / markt voor consumptiegoederen / kapitaalmarkt.
A Hilde Knijf werkt voor het ministerie van Onderwijs.
B Elke maand ontvangt Hilde een nettoloon op haar rekening.
C Een deel van dat loon wordt afgehouden als bedrijfsvoorheffing.
De transactie vindt plaats op de arbeidsmarkt / markt voor consumptiegoederen / kapitaalmarkt.
Explore 2— Welke macro-economische identiteiten kun je afleiden uit de economische kringloop?
Macro-economische identiteiten
In de economische kringloop zijn er verschillende macro-economische identiteiten die de relaties tussen verschillende economische variabelen weergeven. Je kunt de geldstromen op deze vereenvoudigde manier weergeven.
Gezinnen ontvangen een inkomen (Y voor Yearly income) van de bedrijven. Een deel van dat inkomen moet naar de overheid in de vorm van belastingen (T voor Tax). Wat na belastingen overblijft van het inkomen, is het beschikbaar inkomen. Dat inkomen kunnen de gezinnen vervolgens sparen (S) bij financiële instellingen of consumeren (C) bij bedrijven.
Met de belastinginkomsten gaat de overheid op haar beurt overheidsbestedingen (G voor Government) verwezenlijken waarvoor ze een beroep doet op bedrijven.
Met het spaargeld gaat de financiële instelling leningen uitgeven zodat bedrijven kunnen investeren (I).
De bedrijven kunnen dan weer overleven door de consumptie van de gezinnen en eventuele consumptie van het buitenland in de vorm van export (X). Bedrijven kunnen goederen exporteren (X) en importeren (M). Als X > M is er sprake van een positieve netto-export. De netto-export (NX) kun je berekenen door export te verminderen met import.
Houd er rekening mee dat het een vereenvoudigde weergave is. Zo kunnen bedrijven ook consumeren, sparen en belastingen betalen. Ook de overheid kan inkomens geven aan de gezinnen.
Je kunt dus besluiten dat elke economische actor een inkomstenpost en een uitgavenpost heeft. Die inkomsten en uitgaven worden allemaal cijfermatig bijgehouden via nationale rekeningen en vallen onder de verantwoordelijkheid van het Instituut voor Nationale Rekeningen (INR).
Tabel 1: Inkomsten en uitgaven economische actoren
Gezinnen inkomen – Y belastingen – T consumptie – C sparen – S
Bedrijven consumptie – C overheidsbestedingen – G investeringen – I export – X inkomen – Y import – M
Overheid belastingen – T overheidsbestedingen – G
Financiële instellingen sparen – S investeringen – I
Buitenland import – M export – X
G > T: wanneer de overheidsuitgaven groter zijn dan de overheidsinkomsten, dan is er een begrotingstekort.
G < T: wanneer de overheidsuitgaven kleiner zijn dan de overheidsinkomsten, dan is er een begrotingsoverschot.
X > M: wanneer de export groter is dan de import, dan is er sprake van een positieve handelsbalans. X < M: wanneer de export kleiner is dan de import, dan is er sprake van een negatieve handelsbalans
Uit de nationale rekeningen kun je drie macro-economische identiteiten onderscheiden.
Vanuit het standpunt van de nationale rekening van gezinnen:
Identiteit 1: Y = T + C + S
De eerste economische identiteit geeft het inkomen van een gezin weer dat aan belastingen (T) en consumptie (C) wordt besteed. Wat na die bestedingen overblijft zal het gezin sparen (S).
Vanuit het standpunt van de nationale rekening van bedrijven:
De tweede economische identiteit geeft weer dat het totale inkomen in een land (Y) gelijk is aan het totaal van alle bestedingen (consumptiegoederen, kapitaalgoederen en overheidsbestedingen) en de netto-export (NX). Later zul je zien dat die formule ook dient om het bruto binnenlands product en bruto nationaal inkomen te berekenen. Die bestedingen zijn de bestedingen die plaatsvinden bij de bedrijven. Het zijn immers de gezinnen, de overheden, het buitenland en de bedrijven die hun geld besteden bij de bedrijven. Vandaar kun je de identiteit zien vanuit het standpunt van de bedrijven.
Vanuit het standpunt van de nationale rekening van de financiële instellingen:
S = I + (G – T) + (X – M)
Hoe verklaar je die vergelijking?
Bedrijven gebruiken het spaargeld dat door de banken uitgeleend wordt om de investeringen te doen. Wanneer een overheid meer inkomsten van belastingen heeft, dan dat ze uitgeeft aan overheidsbestedingen, zal de overheid de rest sparen. Er is dan een begrotingsoverschot. Wanneer een overheid meer uitgeeft dan wat er aan belastingen binnenkomt, zal ze een beroep doen op de financiële instelling om te lenen. Er is dan een begrotingstekort.
Wanneer België meer exporteert dan importeert dan moet het buitenland aan België meer betalen dan het ontvangt. Daardoor moet het buitenland in België (via de financiële instellingen) geld lenen: (X – M) is dus positief. Als België meer importeert dan exporteert, dan wordt (X – M) negatief. Het buitenland gaat nu sparen bij de financiële instelling.
Je kunt de vergelijking dus als volgt herschrijven:
S = I + (G – T) + (X – M)
(S – I) – (G – T) = (X – M)
Identiteit 3: (S – I) + (T – G) = (X – M)
spaarsaldo + saldo van de begroting = saldo van de handelsbalans
1 Bekijk het overzicht van de inkomsten en uitgaven in euro van de economische actoren van het land Panerex.
Tabel 2: Inkomsten en uitgaven van Panerex (in euro) BEDRAG (IN EURO)
De inkomsten van de gezinnen
Belastingen van gezinnen
Consumptie van gezinnen
Overheidsbestedingen
Investeringen
Export
Import
80 000 000,00
12 500 000,00
44 500 000,00
22 500 000,00
30 500 000,00
10 000 000,00
27 500 000,00
2 Noteer in tabel 2 het juiste symbool van de inkomsten en uitgaven.
3 Hoeveel sparen de gezinnen?
4 Wat kun je zeggen over de begroting?
5 Vul de volgende tabel aan. Maak gebruik van de symbolen.
INKOMSTEN
Gezinnen
Bedrijven
Overheid
Financiële instellingen
Buitenland
6 Waarom zijn de overheidsbestedingen een inkomst voor de bedrijven?
UITGAVEN
7 Heeft Panerex een positieve of negatieve handelsbalans. Leg uit.
8 Bereken de handelsbalans.
9 Waarom staat het overschot dat het buitenland op haar internationale handel met Panerex heeft, op de inkomstenzijde van de financiële instellingen?
Explore 3—
Welk verband hebben de macro-economische identiteiten met de handels- en betalingsbalans?
Betalingsbalans
Op de betalingsbalans van een land staan alle financiële stromen of geldstromen die plaatsvonden tussen enerzijds alle ingezetenen van een land zoals gezinnen en bedrijven en anderzijds het buitenland. Dat kan even verwarrend zijn, maar wanneer er export is van bijvoorbeeld chemicaliën van ons land naar Duitsland, is er een goederenstroom naar Duitsland, maar een geldstroom van Duitsland naar ons land. Op de betalingsbalans gaat het dus over die inkomende geldstroom dankzij de export.
Dubbelboekhoudsysteem
Je kunt de betalingsbalans vergelijken met de resultatenrekening van een onderneming. Boekhoudkundig zal, uiteindelijk, de betalingsbalans in evenwicht zijn. Elke transactie heeft enerzijds een credit- en anderzijds een debetboeking, beide voor gelijke waarde.
In de betalingsbalans vind je twee grote rubrieken: de lopende rekening en de kapitaal- en financiële rekening. Je zult zien dat die indeling een beetje afwijkt van de indeling die de NBB gebruikt.
Schema 1: Betalingsbalans
Betalingsbalans 2
1 De lopende rekening
De lopende rekening bevat alle internationale verrichtingen in de productie-, inkomens- en bestedingssfeer. De belangrijkste geldstroom ontstaat door betalingen voor invoer en uitvoer van goederen en diensten. Op de lopende rekening vind je de inkomensvormende transacties, geldstromen die een invloed hebben op het nationaal inkomen, denk aan export en import en inkomens zoals loon, rente en dividenden.
Wanneer een land uitvoert, stroomt er geld binnen in het land en dat is dus een verbetering van de lopende rekening. Bij invoer is dat omgekeerd. Het saldo op de lopende rekening toont of een land een nettospaarder of een nettobesteder is. Een land met een tekort op de lopende rekening is een nettobesteder. Dat betekent dat gezinnen, bedrijven en overheid meer uitgeven door consumptie en investeringen dan het nationaal beschikbaar inkomen. Ze voeren meer goederen en diensten in dan dat het land uitvoert.
De inkomende stromen worden voor de lopende rekening op de pluszijde geregistreerd. De uitgaande stromen op de minzijde. Inkomende stromen zijn een inkomende stroom van deviezen zoals euro’s of dollars. Uitgaande stromen betekenen een verlies aan deviezen.
1.1 Goederen- en dienstenbalans
Een eerste onderdeel van de lopende rekening betreft de betalingen van het goederen- en dienstenverkeer. Export zorgt voor een inkomende geldstroom, import voor een uitgaande geldstroom.
1.1.1 Goederenverkeer
Goederenverkeer heeft te maken met de invoer en uitvoer van materiële producten.
1.1.2 Dienstenverkeer
Dienstenverkeer bestaat uit immateriële producten zoals transport, onderhoud en herstelling of financiële diensten.
Wanneer België voor meer geld aan goederen en diensten aan het buitenland verkoopt dan dat België in het buitenland koopt, stroomt er meer geld naar ons land. België heeft dan een positieve handelsbalans.
1.2 Factorinkomens
Factorinkomens verwijzen naar de internationale betaling van arbeidsinkomens, zowel ontvangen inkomen als betaald inkomen uit arbeid. Wanneer ons land een inkomen betaalt aan een inwoner uit Maastricht die in Maasmechelen werkt, leidt dat tot een boeking op de minzijde aangezien er geld uit ons land stroomt. Een arbeider uit Antwerpen die in Breda werkt en een loon krijgt van het bedrijf in Nederland, leidt tot een boeking op de pluszijde. Daarnaast bevatten factorinkomens ook de opbrengsten uit beleggingen en investeringen. Wanneer de Belgische onderneming Ageas aan een Duitse belegger een dividend betaalt, is dat een boeking op de minzijde van de Belgische betalingsbalans. Wanneer er dus op de rekening Factorinkomens een positief cijfer staat, dan heeft België meer loon van het buitenland ontvangen, dan dat het lonen aan het buitenland betaald heeft.
1.3 Lopende overdrachten
Lopende overdrachten zijn inkomensoverdrachten zonder tegenprestatie. Dat zijn onder andere subsidies van Europa of giften van inwoners van ons land aan een ngo die in het buitenland opereert. Wanneer die negatief zijn, stroomt er dus meer geld naar het buitenland. In de statistieken van de Nationale Bank gebruikt ze primaire en secundaire inkomens
2 De kapitaal- en financiële rekening
De kapitaal- en financiële rekening bevindt zich in de vermogenssfeer. Ook hier registreer je de inkomende stromen op de pluszijde, de uitgaande stromen op de minzijde.
2.1 Kapitaaloverdrachten
De kapitaaloverdrachten hebben te maken met verwerving van vermogens in een land door buitenlandse ingezetenen (gezinnen, bedrijven, overheden). Bij de kapitaalrekening gaat het over aankoop en verkoop van niet-geproduceerde niet-financiële activa zoals merknamen en goodwill. Een Belgische onderneming die aandelen koopt van een andere onderneming in het buitenland is daar een voorbeeld van. Kapitaalsubsidies van de EU aan lidstaten is ook een voorbeeld van kapitaalinvoer, genoteerd op de pluszijde.
2.2 Financiële rekening
Bij de financiële rekening gaat het over vermogensoverdrachten. Het zijn kapitaalstromen zoals buitenlandse investeringen, beleggingen en leningen die geen invloed hebben op het nationaal inkomen.
2.2.1 Directe investeringen
Er is sprake van directe investeringen wanneer een onderneming in een ander land een vennootschap opricht, overneemt of inspraak in een vennootschap verwerft. Wanneer buitenlandse bedrijven in ons land een vennootschap verwerven, wordt die geldstroom op de pluszijde geregistreerd.
2.2.2 Portefeuillebeleggingen
Portefeuillebeleggingen zijn beleggingen in aandelen of obligaties in een land door de ingezetenen van een ander land. Bij portefeuillebeleggingen kunnen de beleggingen gedurende de looptijd van eigenaar veranderen.
2.2.3 Overig financieel verkeer
Overig financieel verkeer bestaat voornamelijk uit deposito’s en leningen. Een voorbeeld is een gezin dat geld op een spaarboekje plaatst in een ander land.
De financiële rekening is de financiële tegenhanger van de transacties in de reële economie en van die op de kapitaalrekening. De betalingsbalans zou dus in evenwicht moeten zijn. De transacties houden elkaar in evenwicht door het dubbelboekhoudsysteem: een uitvoer van goederen (lopende rekening) leidt tot een stijging van de vorderingen op het buitenland of een afname van de schulden (financiële rekening).
Bijvoorbeeld:
Het Belgische biotechbedrijf, argenx, verkoopt medicijnen aan een Luxemburgse onderneming.
De goederen gaan van de Belgische naar de Luxemburgse onderneming (uitvoer van goederen, credit).
De Luxemburgse onderneming betaalt argenx voor de goederen (stijging van de vorderingen of afname van de schulden tegenover het buitenland, debet).
Een Belgische onderneming gaat bij een Luxemburgse bank een lening aan.
De Belgische onderneming krijgt het geld van de Luxemburgse bank (stijging van de vorderingen op het buitenland, debet).
De Belgische onderneming heeft een schuld ten aanzien van de Luxemburgse bank (stijging van de schulden tegenover het buitenland, credit).
De lopende rekening en de kapitaal- en financiële rekening dienen elkaar, in theorie, in evenwicht te houden. In de praktijk is een evenwicht veeleer een uitzondering dan de regel. Er zijn in de praktijk statistische afwijkingen mogelijk die dan vallen onder ‘vergissingen en weglatingen’.
Een betalingsbalans kan een tekort hebben. Dat betekent dat er meer geld naar het buitenland stroomt dan dat er geld uit het buitenland naar het binnenland stroomt. Wanneer een land een tekort heeft, zal het dat moeten aanzuiveren. Het land zal dan een deel van zijn nationale reserves (vreemde deviezen) verliezen. Een land met een surplus zal zijn vreemde deviezen zien toenemen. Die verrekening zal worden opgenomen in de post ‘wijzigingen in de reservetegoeden van de monetaire overheid’. Dat zal ook steeds aan de minzijde genoteerd worden. Een toename van de deviezen versterkt de minposten, een afname verzwakt de minposten.
Tabel 3: Globaal overzicht van de betalingsbalans
ONTVANGSTEN (INKOMENDE GELDSTROOM)
Lopende rekening
UITGAVEN (UITGAANDE GELDSTROOM)
CREDITZIJDE + DEBETZIJDE -
export van goederen en diensten import van goederen en diensten
vermogensinkomen verdiend door belegging in het buitenland
inkomenstransfers ontvangen uit het buitenland
vermogensoverdracht door buitenland aan België
invoer van financiële middelen of kapitaal:
directe investeringen door buitenland beleggingen door buitenlander in België leningen van het buitenland
afname officiële reserves (bij een materieel betalingsbalanstekort)
arbeidsinkomen verdiend door buitenlanders in België
vermogensinkomen verdiend door belegging in België
inkomenstransfers afgestaan aan het buitenland
vermogensoverdracht door België aan het buitenland
uitvoer van financiële middelen of kapitaal:
directe investeringen in buitenland belegging van een Belg in het buitenland leningen aan buitenland
toename officiële reserves (bij een materieel betalingsbalansoverschot)
Ga naar iDiddit. Je vindt er een filmpje over de verandering van de officiële reserves van een land.
Tabel 4: Samenstelling van de betalingsbalans 2022 (in miljoen euro)
1 LOPENDE REKENING
1.1Goederen- en dienstenbalans
1.1.1Goederenverkeer
1.1.2Dienstenverkeer
1.2Factorinkomens
1.3Lopende overdrachten
2 KAPITAAL- EN FINANCIËLE REKENING
2.1Kapitaalrekening (overdrachten)
2.2Financiële rekening
2.2.1Directe investeringen
2.2.2Portefeuillebeleggingen
2.2.3Overig financieel verkeer
Vergissingen en weglatingen
Wijzigingen in de reservetegoeden van de monetaire overheid
Bron: Freddy Heylen, Macro-economie, 2023
Bron: Stat.nbb.be
Good to know
Wanneer België eenmalig na een aardbeving voeding naar Haïti stuurt, wordt dat als een lopende overdracht beschouwd. Dat wordt in de goederenrekening als een uitvoer geregistreerd en in de lopende overdrachten als een uitgave.
Wanneer een Belgische vzw een school in Congo bouwt, wordt dat als een kapitaaloverdracht beschouwd. Daarbij wordt in de dienstenrekening een uitvoer geregistreerd bij constructiediensten en in de kapitaaloverdrachten een uitgave.
1 Surf naar de website van de Nationale Bank van België. Zoek de cijfers voor 2022 en vul tabel 4 aan.
2 Bekijk tabel 5.
a Wat betekent het cijfer -7 682 miljoen euro bij de lopende rekening van goederen?
b Bestudeer de evolutie van de lopende rekening van goederen van 2019 tot en met 2022. Wat zou een reden kunnen zijn van de ommekeer in 2022?
Tabel 5: Lopende rekening goederen 2019-2022 (in miljoen euro)
Explore 4— Welke uitbreidingen op de economische kringloop zijn er?
Consumptie- en
exportfunctie
Het inkomen dat in een land wordt verdiend, wordt ook besteed. Zo kom je tot de volgende vergelijking:
Y = AE, waarbij AE (voor Aggregate Expenditure) de totale vraag of de totale bestedingen voorstelt.
Daaruit volgt deze vergelijking: AE = C + I + G + X – M.
Dat is een vereenvoudigd kringloopmodel met overheid en buitenland.
Wanneer je het buitenland weglaat, krijg je: Y = C + I + G. Dat is de situatie in een gesloten economie met overheid.
Je kunt bepaalde aspecten verder uitdiepen.
Consumptiefunctie
De consumptie-uitgaven zijn afhankelijk van het beschikbaar inkomen. Dat noteer je als Yd (d voor disposable). Er is een deel autonome consumptie, C0, de consumptie onafhankelijk van de uitgaven. En er is een deel van de consumptie dat wel afhankelijk is van het inkomen, cYd. Zo krijg je de consumptiefunctie:
C = C0 + cYd
Het beschikbaar inkomen is afhankelijk van de belastingen T, dus Yd = Y – T.
Daarnaast bestaan er autonome belastingen, niet afhankelijk van het inkomen, T0, maar ook geïnduceerde belastingen, wel afhankelijk van het inkomen, tY.
Met andere woorden, T = T0 + tY.
Zo krijg je de aangepaste consumptiefunctie:
C = C0 + c(Y-(T0+ tY))
C = C0 – cT0 + c(1-t)Y
Importfunctie
Ook de importfunctie hangt af van het reëel inkomen, naast een autonoom deel.
Daarom wordt de importfunctie M = M0 + mY
Totale bestedingen
AE = C + I + G + X – M
AE = C0 – cT0 + c(1-t)Y + I + G + X – M0 – mY
Als je de termen met Y samenneemt, dan krijg je:
AE = (C0 – cT0 + I + G + X – M0) + (c(1-t) – m)Y
(C0 – cT0 + I + G + X – M) is het autonome deel van de totale bestedingen. Dat betekent dat het niet afhankelijk is van het inkomen.
Lees aandachtig de case en bereken de bestedingen.
In een open economie consumeren de gezinnen 80 % van het inkomen waar ze over beschikken. Daarnaast is er een autonome consumptie van 100 miljard euro. De investeringen bedragen 130 miljard. De overheidsinvesteringen bedragen 78 miljard. De overheidsinkomsten bestaan uit 10 miljard autonome belastingen en een inkomstenbelasting van 10 %. De nationale import bedraagt 90 miljard, verhoogd met 20 % van het nationaal inkomen. De bedrijven exporteren voor een totale waarde van 110 miljard. Het nationaal inkomen bedraagt 900 miljard.
De relaties tussen de vijf economische actoren (gezinnen, bedrijven, overheid, financiële instelling en het buitenland) kun je schematisch voorstellen aan de hand van een economische kringloop. Op basis van de bestedingen kun je het volgende schema opstellen.
Schema 2: Economische kringloop op basis van bestedingen
Je kunt uit de economische kringloop drie economische identiteiten afleiden:
Inkomen van een gezin Y = T + C + S
Bruto nationaal inkomen of bruto binnenlands productY = C +I + G + NX
Betalingsbalans (S – I) + (T – G) = (X – M)
Financiële instellingen
Y = inkomen
C = consumptie van de gezinnen
G = overheidsbestedingen
I = investeringen
X = export
M = import
T = belastingen
X – M > 0 = positieve handelsbalans
X – M < 0 = negatieve handelsbalans
T – G > 0 = begrotingsoverschot
T – G < 0 = begrotingstekort
Gezinnen
Financiële instellingen Overheid
Bedrijven
Buitenland
De betalingsbalans bestaat uit drie grote rubrieken: de lopende rekening, de kapitaalrekeningen en financiële rekening, vergissingen en weglatingen.
Afhankelijk van de instroom of uitstroom van geld wordt een transactie op de plus- of minzijde geboekt.
Tabel 6: Globaal overzicht van de betalingsbalans
ONTVANGSTEN
(INKOMENDE GELDSTROOM)
CREDITZIJDE +
Lopende rekening
UITGAVEN
(UITGAANDE GELDSTROOM)
DEBETZIJDE -
export van goederen en dienstenimport van goederen en diensten
arbeidsinkomen verdiend in het buitenland
vermogensinkomen verdiend door belegging in het buitenland
inkomenstransfers ontvangen uit het buitenland
Kapitaalrekening vermogensoverdracht door buitenland aan België
arbeidsinkomen verdiend door buitenlanders in België
vermogensinkomen verdiend door belegging in België
inkomenstransfers afgestaan aan het buitenland
Belgisch vermogen dat wordt overgedragen aan het buitenland
Financiële rekening
ONTVANGSTEN (INKOMENDE GELDSTROOM)
UITGAVEN (UITGAANDE GELDSTROOM)
CREDITZIJDE + DEBETZIJDE -
invoer van financiële middelen of kapitaal: directe investeringen door buitenland beleggingen door buitenlander in België leningen van het buitenland
afname officiële reserves (bij een materieel betalingsbalanstekort)
uitvoer van financiële middelen of kapitaal: directe investeringen in buitenland belegging van een Belg in het buitenland leningen aan buitenland
toename officiële reserves (bij een materieel betalingsbalansoverschot)
Action 1— Welke goederen of diensten leveren de economische actoren?
Geef van elke economische actor een voorbeeld van een goed en een dienst.
GOEDEREN- EN DIENSTENSTROOM
GELEVERDE GOEDEREN GELEVERDE DIENSTEN
Gezinnen
Bedrijven
Overheid
Buitenland
Financiële instellingen
Action 2— Hoe ziet de betalingsbalans van België eruit?
Surf naar de website van de Nationale Bank van België.
a Zoek in de statistieken de cijfers van de betalingsbalans van België van de laatste vijf jaar.
b Exporteer de tabel naar een werkmap. Download en bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level. Geef die submap de naam ‘Thema_1_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Action_2_betalingsbalans’.
c Maak een kopie van het werkblad.
d Pas de tabel aan: zorg dat je enkel de grote rubrieken overhoudt die je ook terugvindt in tabel 2.
e Maak van die rubrieken een grafiek waarin je de evolutie van de laatste vijf jaar kunt zien.
f Bewaar het bestand in je portfolio.
Action 3— Wat boek je op de plus- en op de minzijde van de betalingsbalans?
1 Lees aandachtig de onderstaande geldstromen en noteer de passende rubriek in de juiste kolom.
Wijzigingen in de reservetegoeden van de monetaire overheid
Action 4— Kun je de meerkeuzevragen over de betalingsbalans oplossen?
Kruis het juiste antwoord aan.
1 Wanneer België goederen en diensten van de rest van de wereld importeert, ...
a ontvangt het betalingen van de rest van de wereld.
b doet het betalingen aan de rest van de wereld.
c zorgt dat voor een daling van de inflatie.
d zorgt dat voor een stijging van de inflatie.
2 De lopende rekening meet ...
a de ontvangsten van de verkoop van goederen en diensten aan het buitenland en betalingen voor goederen en diensten gekocht door buitenlanders.
b de huidige schuld ten opzichte van de langetermijnschuld.
c de ontleningen en uitleningen tussen een land, zijn eigen inwoners en het buitenland.
d de nettotoename en -afname van de hoeveelheid vreemde valuta.
3 Wanneer België buitenlandse hulp biedt, zoals bij een aardbeving in Turkije, dan zal die transactie ...
a de lopende rekening van België doen stijgen.
b de lopende rekening van België doen dalen.
c de kapitaal- en financiële rekening van België doen dalen.
d de kapitaal- en financiële rekening van België doen stijgen.
4 Een Amerikaanse consument koopt een Belgische handtas van Delvaux in een winkel in New York. Dat zal in de betalingsbalans van de VS opgenomen worden ...
a op de importzijde van de lopende rekening.
b bij de nettotransfers op de lopende rekening.
c op de kapitaal- en financiële rekening.
d in de officiële deviezenvoorraad.
5 Wat zal bijdragen aan een surplus op de lopende rekening van België?
a Import van textiel uit China
b Bezoek aan Brugge door buitenlandse toeristen
c Aankoop van de Belgische staatsobligatie door buitenlandse ingezetenen
d Import van financiële diensten in België
6 Een negatieve balans in de kapitaal- en financiële rekening betekent dat de economie ...
a aan de rest van de wereld leent.
b een overschot heeft op de kapitaalrekening.
c van de rest van de wereld leent.
d meer importeert dan exporteert.
7 Een Frans telecombedrijf koopt een Belgisch telecombedrijf, gelegen in Brussel. In de betalingsbalans van België zal die transactie opgenomen worden ...
a in het importdeel van de lopende rekening.
b bij de nettotransfers van de lopende rekening.
c op de kapitaal- en financiële rekening.
d in de officiële deviezenvoorraad.
Action 5— Hoe bereken je het nationaal inkomen (Y) van een land?
a Vul de ontbrekende cijfers aan als je weet dat er een begrotingstekort van 274 miljard euro is en dat het spaaroverschot 146,00 miljard euro bedraagt. (Alle cijfers zijn in miljard euro.)
b Hoeveel bedraagt het nationaal inkomen?
c Hoe berekende je de ontbrekende cijfers? Welke economische identiteiten gebruik je?
d Hoeveel bedragen de overheidsuitgaven? Wat kan dat inhouden?
e Heeft het land een positieve of negatieve handelsbalans? Toon aan met berekeningen.
f Welke gevolgen kan dat hebben?
Action 6— Kun jij kritiek geven op de economische kringloop?
1 Ga naar iDiddit en lees het artikel.
2 Beantwoord de onderstaande vragen in een tekstbestand.
a Wat betekent een ‘ingebedde economie’?
b Vat het artikel samen op een A4-blad en beschrijf in je samenvatting de kritiek op de economische kringloop.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 7— Kun je de betalingsbalans interpreteren?
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een document met extra uitleg over de betalingsbalans. Bestudeer aandachtig dat document.
2 Bekijk het filmpje op iDiddit.
3 Beantwoord de vragen.
a Welke economische actoren worden genoemd?
b Wat zijn ingezetenen?
c Duid aan of de volgende transacties behoren tot de lopende rekening, de kapitaalrekening of de financiële rekening. Geef ook aan of dat op die rekening dan inkomend of uitgaand is en een uitgave of ontvangst.
Economic growth in Belgium is expected to remain broadly stable over the forecast horizon, at 1.4% in 2023 and 2024 and 1.5% in 2025. The government deficit is projected to stabilise at 4.9% of GDP in 2023 and 2024, before increasing slightly to 5.0% of GDP in 2025 driven by upward pressures on permanent current spending.
Following the slowdown at the end of 2022, economic activity rebounded in the first half of 2023 and real GDP growth reached an estimated 0.5% in the third quarter. However, the economic expansion is expected to be limited in the short term by a subdued external environment. While exports in 2023 are expected to decline by 0.2% on an annual basis due to weakening demand from trading partners, imports are set to continue to grow as private consumption remains robust, leading to a negative contribution of net exports to GDP growth of 0.7 PPS. Exports and imports are set to rebound in 2024 and 2025, in tandem with global trade prospects. The contribution of net exports to GDP
growth is forecast to remain slightly negative in 2024 and to be neutral in 2025. Investment recovered strongly in the first half of 2023, due to a rebound in corporate investment. At the same time, tighter financial conditions and strong upward cost pressures related to wage increases are expected to weigh on business investment in the coming quarters. Similarly, residential construction is set to continue to be held back by high financing costs. Public investment, on the other hand, is projected to contribute strongly to GDP growth. Overall, investment is projected to grow by 4.6% in 2023, easing thereafter to 1.8% in 2024 and 1.5% in 2025. Private consumption is set to remain robust over the forecast horizon, as purchasing power of households is supported by the automatic indexation of wages and social benefits. All in all, real GDP growth is expected to reach 1.4% in 2023, and then to remain broadly stable in 2024 and 2025.
Elke onderneming heeft productiemiddelen nodig om goederen te produceren of diensten te leveren. Productiemiddelen kun je onderverdelen in vier productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap. Die productiefactoren moeten vergoed worden.
Rente en huur vergoeden de productiefactor kapitaal.
Lonen vergoeden de productiefactor arbeid.
Pacht vergoedt de productiefactor natuur.
Winst vergoedt de productiefactor ondernemerschap.
Om die productiefactoren te kunnen vergoeden moet een onderneming toegevoegde waarde creëren. Tijdens de vervaardiging van grondstof tot afgewerkt of finaal product doorloopt een product meerdere ondernemingen. Die ondernemingen, die elkaar opvolgen, vormen samen de bedrijfskolom. Zo begint een product vaak bij de landbouwer of de ontginner van de grondstoffen en eindigt in de kleinhandel of detailhandel die het product aan de consument verkoopt. De consument maakt geen deel uit van de bedrijfskolom omdat hij geen waarde meer toevoegt.
Elke onderneming van de bedrijfskolom voegt waarde aan het product toe. Voor de toevoeging van die waarde vraagt elke onderneming een bepaalde vergoeding, de toegevoegde waarde. In het geval van frieten begint de bedrijfskolom bij de landbouwer die aardappelen teelt. De aardappelen zijn het intermediair goed of de inputs voor de aardappelverwerker. De frieten zijn het finaal goed, het eindproduct of de output.
De bruto toegevoegde waarde gecreëerd door een onderneming is de som van alle toegevoegde waarden van de producten geproduceerd door de onderneming. Je kunt dat eenvoudig berekenen door de omzet van de onderneming te verminderen met de aankopen bij derden. Die aankopen bij derden kunnen zowel goederen als diensten zijn en vormen het intermediair verbruik.
Schema 1: Omzet versus toegevoegde waarde
INTERMEDIAIR VERBRUIK
OMZET
TOEGEVOEGDE WAARDE
Er is een verschil tussen de bruto toegevoegde waarde en de netto toegevoegde waarde van een onderneming. Dat verschil heeft te maken met de kosten van afschrijvingen van de gebruikte kapitaalgoederen. Bij de term ‘kapitaal’ gaat het hier niet om een hoeveelheid geld. In deze context gaat het om economisch kapitaal: gebouwen en machines (vast kapitaal) en voorraden, grondstoffen en afgewerkte producten (vlottend kapitaal).
Afschrijvingen zijn het waardeverlies dat kapitaalgoederen door gebruik en slijtage jaarlijks ondergaan. Zo zal een auto die je nu koopt, volgend jaar niet meer aan dezelfde prijs verkocht kunnen worden. De auto verliest aan waarde door slijtage en ouderdom. Afschrijvingen zorgen ervoor dat je de aankoopkosten van kapitaalgoederen over meerdere jaren kunt spreiden zodat de aankoop van een kapitaalgoed geen vertekend beeld geeft bij de winstberekening. Een auto van 30 000,00 euro kan dan bijvoorbeeld op vijf jaar afgeschreven worden. Elk jaar daalt die waarde met 6 000,00 euro. Afschrijvingen zijn niet-kaskosten: het zijn kosten maar er wordt geen geld voor uitgegeven.
De netto toegevoegde waarde wordt berekend door de bruto toegevoegde waarde te verminderen met de afschrijvingskosten van de kapitaalgoederen. Het is die netto toegevoegde waarde die een onderneming gebruikt om de productiefactoren (arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap) te vergoeden.
Schema 2: Netto toegevoegde waarde en afschrijvingen
Het bruto binnenlands product of het bbp is de toegevoegde waarde van wat er in een economie, bijvoorbeeld een land of een regio, gedurende een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar of kwartaal, geproduceerd wordt. De bruto toegevoegde waarde is de waarde van de jaarlijkse output verminderd met de kosten van onder andere grondstoffen. Alleen finale goederen mogen worden geteld. Om dubbeltelling te vermijden wordt de som van de toegevoegde waarden gemaakt. Die bestaat uit de output tegen marktprijs, verminderd met het intermediair verbruik. Onder intermediair verbruik vallen alle bij derden ingekochte goederen en diensten.
Om de toegevoegde waarde van de door de overheid geproduceerde goederen en diensten te bepalen, zou het niet correct zijn te vertrekken vanuit de (meestal veel te lage of zelfs onbestaande) marktprijs. De toegevoegde waarde van de overheidsproductie wordt daarom gewaardeerd door de som van de productiekosten te maken.
De waarde van de jaarlijkse output is gelijk aan het omzetcijfer als alle goederen ook effectief verkocht worden. Zoniet dien je rekening te houden met de voorraadwijziging.
In het land Panerex zijn er slechts vier ondernemingen die samen de bedrijfskolom van brood vormen. In tabel 1 staat de totale productie die elke onderneming voortbrengt.
Tabel 1: Totale productie Panerex (in euro)
afzet verkoop
van de intermediaire aankopen en van het intermediair verbruik
waarde
In realiteit zijn er ook voorraden, aangezien niet alles verkocht wordt.
In tabel 2 staan de cijfers voor het jaar 2021 voor België.
Tabel 2: Toegevoegde waarde tegen lopende prijzen België (in miljoen euro)
De overheid zorgt er echter voor dat de prijs van de productie zoals die op de markt wordt verhandeld (productie tegen marktprijzen) afwijkt van de prijs van de productie op basis van de vergoeding van de productiefactoren (tegen basisprijzen of factorkosten). Het bbp tegen basisprijzen of bbp factorkosten is het bbp rekening houdend met de productiekosten. Om van het bbp tegen basisprijzen naar het bbp tegen marktprijzen te gaan, tel je de productgebonden belastingen (btw en accijnzen) erbij en trek je de subsidies (overheidssubsidies aan bedrijven) af.
Tabel 3: Bbp tegen marktprijzen in lopende prijzen (in miljoen euro)
output (tegen basisprijzen)
– intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen)
= toegevoegde waarde (tegen basisprijzen)
+ productgebonden belastingen
– productgebonden subsidies
= bbp tegen marktprijzen
Bron: Stat.NBB.be
1 Geef een synoniem voor ‘intermediair verbruik’?
2 Behoren de lonen tot het intermediair verbruik?
1 053 543,20
600 523,30
453 019,90
59 388,50
– 4 478,80
507 929,60
3 Hoeveel bedraagt de toegevoegde waarde tegen basisprijzen voor Panerex?
Explore 3— Hoe bepaal je het bruto binnenlands product volgens de inkomensbenadering? Bbp volgens inkomensbenadering
Het bruto binnenlands product, ook wel het bruto binnenlands inkomen, kan op een tweede manier worden berekend, met name volgens de inkomensbenadering. De inkomensbenadering houdt rekening met de totale beloning van productiefactoren in een economie, zoals lonen en het bruto-exploitatieoverschot.
De formule voor het bbp volgens de inkomensbenadering is:
lonen van werknemers
+ bruto-exploitatieoverschot en bruto gemengd inkomen
= bruto toegevoegde waarde tegen factorprijzen
+ belastingen op productie en invoer
– subsidies
= bbp tegen marktprijzen
De lonen omvatten de vergoeding van de totale beloning voor arbeid in de economie, inclusief salarissen en loonkosten.
Het bruto-exploitatieoverschot vormt het inkomen van ondernemingen, inclusief winsten, rente en pachten. Ook de afschrijvingen van vaste activa zijn daarin opgenomen.
Belastingen op productie en invoer zijn de belastingen die worden geheven op de productie van goederen en diensten, evenals op ingevoerde goederen.
Het bruto gemengd inkomen slaat op de inkomens van zelfstandigen en werkingskosten en huurinkomens van particulieren.
Subsidies zijn betalingen van de overheid aan bedrijven, vaak bedoeld om de productie of consumptie van bepaalde goederen en diensten te stimuleren.
Door die componenten bij elkaar op te tellen en eventuele subsidies af te trekken, krijg je het bruto binnenlands product volgens de inkomensbenadering.
1 Welke nieuwe formule kun je nu geven voor de toegevoegde waarde?
2 Surf naar de databank van de Nationale Bank van België. Ga naar de nationale rekeningen > kwartaal -en jaaraggregaten > kwartaal -en jaaraggregaten > bruto binnenlands inkomen.
a Bekijk de cijfers van het jaar 2022.
b Zoek de cijfers van het meest recente jaar.
c Vul in de eerste kolom van tabel 4 de formule aan om het bruto binnenlands product tegen marktprijzen te berekenen aan de hand van de inkomensbenadering. Leid af uit de database van de Nationale Bank.
Tabel 4: Bbp van België volgens inkomensbenadering (in miljoen euro)
FORMULE INKOMENSBENADERING 2022
= bruto binnenlands product tegen factorprijzen
+ = bruto binnenlands product tegen marktprijzen
Explore 4— Hoe bepaal je het bruto binnenlands product volgens de bestedingsbenadering?
Bbp volgens bestedingsbenadering
Je kunt het bbp ook berekenen door de bestedingen in een land te bekijken. Daarvoor kijk je naar de totale uitgaven die in de loop van de behandelde periode naar de binnenlandse producenten van finale goederen vloeien. Omwille van de internationale handel moet je wel een correctie doorvoeren. Het zijn immers niet alleen de binnenlandse consumenten die hun geld bij de binnenlandse producenten besteden. Ook vanuit het buitenland worden producten in het binnenland gekocht. Dat bedrag moet je in rekening brengen. Anderzijds besteden de inwoners van een land een deel van hun inkomen zelf in het buitenland. Die invoer moet je aftrekken omdat de besteding niet plaatsvindt ten gunste van de eigen binnenlandse economie.
Wat in een land geproduceerd wordt, moet natuurlijk ook geconsumeerd worden. Je kunt dus ook kijken naar de bestedingen van de economische actoren om zo het bpp te berekenen.
De eindproducten die worden geconsumeerd door de gezinnen, ondernemingen, overheid en het buitenland kun je onderscheiden in:
C: Consumptie van gezinnen, overheid en bedrijven
I: Investeringen door bedrijven en gezinnen, zoals aankoop machines en gebouwen
G: Overheidsinvesteringen
X: Export van binnenlandse bedrijven naar het buitenland
M: Import van buitenlandse producten in ons land
Omdat de import geen besteding is door onze inwoners aan onze eigen geproduceerde producten, bereken je de netto-export. Je trekt dus de import van de export af. Y = C + I + G + (X – M) = C + I + G + NX
1 Surf naar de databank van de Nationale Bank van België. Ga naar de nationale rekeningen > kwartaal -en jaaraggregaten > kwartaal -en jaaraggregaten > bruto binnenlands inkomen. Bekijk de cijfers van het recentste jaar.
2 Vul tabel 5 aan om het bruto binnenlands product tegen marktprijzen te berekenen aan de hand van de bestedingsbenadering. Leid af uit de database van de Nationale Bank.
Tabel 5: Bbp van België volgens bestedingsbenadering (in miljoen euro)
Explore
5— Wat is het verschil tussen het nominaal en reëel bruto binnenlands product?
Nominaal en reëel bbp
In de vorige Explore heb je de berekening van het bbp bestudeerd. Om te weten hoe een economie van een land het doet, moet je het bbp jaar na jaar bekijken. Wanneer het bbp stijgt, is de vraag wat die stijging veroorzaakt heeft.
Het bbp bereken je op basis van de waarde van alle verkopen, de omzet met andere woorden. Omzet bereken je door de prijs te vermenigvuldigen met de hoeveelheid. Wanneer het bbp stijgt, kan dat dus door een prijsstijging, een hoeveelheidsstijging of door beide. Wanneer enkel de prijs zou gestegen zijn, is dat geen teken dat er meer geproduceerd is. Daarom maak je een onderscheid tussen nominaal bbp en reëel bbp. Dat zijn twee belangrijke economische indicatoren die worden gebruikt om de economische prestaties van een land te meten. Het belangrijkste verschil tussen de twee concepten is de invloed van prijsveranderingen op de gemeten economische groei.
Nominaal bbp of bbp tegen lopende prijzen wordt gemeten in lopende prijzen en geeft dus de totale waarde van alle goederen en diensten in een bepaald jaar weer tegen de prijzen die in datzelfde jaar heersen. De nominale cijfers omvatten dus de impact van prijsveranderingen. Als het nominaal bbp stijgt, kan dat het gevolg zijn van zowel een toename van de productie als van prijsstijgingen.
Bij het reëel bbp, bbp tegen constante prijzen of bbp naar volume daarentegen worden prijsstijgingen of dalingen weggefilterd, waardoor het een nauwkeurigere maatstaf van de werkelijke fysieke output of productie van een economie is. Zo krijg je een beter beeld van de werkelijke groei in de productie. Om het reëel bbp te berekenen neem je de prijzen van een bepaald jaar als referentie.
Kortom:
nominaal bbp weerspiegelt de totale waarde van goederen en diensten tegen de huidige prijzen; reëel bbp corrigeert prijsveranderingen en geeft een nauwkeurigere weergave van de werkelijke economische groei.
Het eiland Chiquitanië staat bekend als grote uitvoerder van bananen en kokosnoten. Hieronder vind je de cijfergegevens voor 2022 tot en met 2024.
Om het nominaal bbp te berekenen gebruik je de volgende formule:
Y t = ∑ i p i t q i t
Waarbij
Yt = bbp in jaar t p i t = de prijs van het product in jaar t q i t = de hoeveelheid van het product verkocht in jaar t
Pas je dat toe op Chiquitanië voor het jaar 2024 dan is dat:
Y2024 = p bananen 2024 * q bananen 2024 + p kokosnoten 2024 * q kokosnoten 2024
Wil je het prijseffect uitschakelen en het reëel bbp berekenen, dan moet je de prijzen van een bepaald referentiejaar nemen. In formulevorm geeft dat:
Y2024 = p bananen 2022 * q bananen 2024 + p kokosnoten 2022 * q kokosnoten 2024
Op deze manier is er tussen 2024 en 2022 geen prijseffect.
Tabel 6: Chiquitanië, uitvoer 2022-2024
HOEVEELHEDEN IN MILJOEN
1 Vul het bbp van Chiquitanië in de tabel in.
a Bereken het nominaal bbp van Chiquitanië voor 2022, 2023 en 2024.
b Bereken het reëel bbp van Chiquitanië waarbij je de prijzen van 2022 als referentiejaar gebruikt.
2 Is het bbp in 2024 gegroeid ten opzichte van de voorbije jaren?
Bbp tegen kettingeuro’s Het wegfilteren van prijsveranderingen kan over een langere periode een probleem vormen om verschillende redenen. Zo kan de kwaliteit van producten verbeteren waardoor prijzen ook hoger zullen zijn. Daarnaast zul je ook moeten kijken naar de relatieve waarde van de economische activiteit en wegingscoëfficiënten moeten gebruiken. Daarom worden voor het bbp tegen kettingeuro’s de prijzen van het jaar voordien gebruikt.
Q t = ∑ i p i t−1 q i t
NOMINAAL BBP (IN EURO)
REËEL BBP (IN EURO)
Explore 6— Wat is het verschil tussen bruto binnenlands product en nationaal inkomen?
Verschil bbp en nationaal inkomen
Om te weten hoeveel er binnen een land of regio gedurende een bepaalde periode is geproduceerd, heeft het weinig zin om alle geproduceerde goederen in een land op te lijsten. Om een vergelijking tussen landen mogelijk te maken is er een gemeenschappelijke maatstaf, de marktprijs van goederen en diensten. Om dubbeltelling van grondstoffen in het bijzonder te vermijden tel je alleen de marktwaarde van eindproducten.
Het bruto binnenlands product (bbp), bruto binnenlands inkomen (Y) of het gross domestic product (gdp) is de totale bruto toegevoegde waarde die de economische activiteiten in een land realiseren gedurende een bepaalde periode. Je weet dat de som van de toegevoegde waarden in een productieproces gelijk is aan de prijs van het eindproduct. Daaruit kun je dus ook afleiden dat het bbp ook weergeeft hoe groot de marktwaarde is van alle (eind)goederen en diensten die in een land zijn voortgebracht tijdens een bepaalde periode. Het bbp wordt gebruikt als maatstaf om de economie in een land te meten. Hoe meer productie er dus in een land is, hoe meer toegevoegde waarde en hoe hoger het bbp.
Het bruto nationaal product (bnp) of het gross national income (gni) meet de toegevoegde waarde geproduceerd door de inwoners van een land gedurende een bepaalde periode:
bruto binnenlands product
+ factorinkomens van inwoners die in het buitenland werken / vestigingen in het buitenland
– factorinkomens van buitenlanders die in het land werken / vestigingen uit het buitenland
= bruto nationaal product
Factorinkomens zijn inkomens (loon, rente, dividend, winst …) die ontstaan uit productiefactoren.
Je kunt dat ook bekijken vanuit het perspectief van de economische kringloop:
Gezinnen
Overheid
Bedrijven
Financiële instellingen
– inkomens aan buitenland + inkomens uit buitenland
Buitenland
– afschrijvingen – afschrijvingen
nbp
nni
Het netto binnenlands product (nbp) is de som van de netto toegevoegde waarde. Dat houdt dus in dat afschrijvingen niet meegerekend worden. Het is vaak interessant om te weten hoeveel vergoeding er voor de productiefactoren overblijft.
1 Surf naar de databank van de Nationale Bank van België̈. Ga naar de nationale rekeningen > sectorrekeningen > inkomen, besparingen en financieringssaldo.
2 Vul de tabel aan met de cijfers van 2022 en van het meest recente jaar.
Saldo van de primaire inkomens van en naar het buitenland
648,2
Netto nationaal inkomen
3 Geef een synoniem voor het ‘bruto binnenlands inkomen’.
4 Gaat er in België (in 2021) meer inkomen naar het buitenland dan dat er uit het buitenland binnenkomt? Leg uit hoe je dat ziet.
TO THE POINT
Toegevoegde waarde
Elke onderneming creëert toegevoegde waarde. Toegevoegde waarde is de waarde van de afzet min de intermediaire aankopen.
Er is een onderscheid tussen bruto toegevoegde waarde en netto toegevoegde waarde. Het verschil zit in de afschrijvingen. De netto toegevoegde waarde wordt gebruikt om de productiefactoren te vergoeden.
Wanneer je de toegevoegde waarde van elke onderneming optelt, krijg je het bbp. Je kunt het bbp op drie manieren berekenen.
– Bbp volgens de productiebenadering
output (tegen basisprijzen)
– intermediair verbruik (tegen aankoopprijzen)
= toegevoegde waarde (tegen basisprijzen)
+ productgebonden belastingen
– productgebonden subsidies
= bbp tegen marktprijzen
– Bbp volgens de inkomensbenadering
lonen van werknemers
+ bruto-exploitatieoverschot en gemengd inkomen
= bruto toegevoegde waarde tegen factorprijzen
+ nettobelastingen op productie en invoer
= bruto binnenlands product tegen marktprijzen
– Bbp volgens de bestedingsbenadering
bbp = C + I + G + X – M
Action
Nominaal en reëel bbp
Om de groei van het bbp te bestuderen vergelijk je jaar na jaar het bbp. Wanneer het bbp stijgt, kan dat door een stijging van de prijzen, van de hoeveelheden of van beide. Om de prijsveranderingen weg te filteren gebruik je de prijzen van een referentiejaar. Zo bereken je het reëel bbp. Gebruik je de prijzen van het jaar zelf, dan bereken je het nominaal bbp.
Bruto nationaal product
bruto binnenlands product + factorinkomens van inwoners die in het buitenland werken / vestigingen in het buitenland – factorinkomens van buitenlanders die in het land werken / vestigingen uit het buitenland = bruto nationaal product
1— Hoe groot is de bruto toegevoegde waarde in een donutfabriek?
Lees aandachtig de case. Beantwoord de vragen.
a Hoeveel bedraagt de omzet van de onderneming?
b Kun je voor deze case het bbp tegen basisprijzen of bbp tegen marktprijzen berekenen? Leg uit.
c Hoeveel bedraagt de toegevoegde waarde van de onderneming?
d Hoeveel bedraagt het resultaat van de onderneming?
De Donutfactory verkoopt jaarlijks 150 000 dozen donuts tegen 20,00 euro/stuk. De donuts worden gebakken door acht werknemers die elk 30 000,00 euro loonkosten met zich meebrengen.
De grondstoffen worden aangekocht voor 300 000,00 euro.
De dozen kosten 1,50 euro/stuk. De andere zaken die worden aangekocht (elektriciteit, water, papier, postzegels ...), kosten jaarlijks 30 000,00 euro. Het gebouw en de machines worden jaarlijks voor 90 000,00 euro afgeschreven.
e Bereken het bbp volgens de bestedingsbenadering.
f Vul de tabel aan met de gegevens van Buffalië.
Tabel 10: Bbp Buffalië volgens inkomensbenadering (in euro)
Lonen
Bruto-exploitatieoverschot
Totaalinkomen
g Bereken het bbp volgens de inkomensbenadering.
In Buffalië wonen 45 000 personen. De inwoners en het land staan bekend om hun heerlijke buffelvlees. Groenten telen ze zelf in hun moestuin. Hun hele economie draait op en rond het buffelvlees.
Het buffelvlees halen de mensen bij de slagers. De slagers verkopen voor ongeveer 120 000 000,00 euro vlees aan de lokale inwoners. De restauranthouders kopen bij de slagers voor 15 000 000,00 euro vlees in. De overige 45 000 000,00 euro van hun omzet halen de slagers in het buitenland. De slagers zelf kopen het vlees in slachthuizen aan. Dat is voor een bedrag van 105 000 000,00 euro. De slachthuizen halen het vlees op hun beurt bij de veeboeren in Buffalië. De veeboeren verkopen al hun vee voor de prijs van 75 000 000,00 euro aan de slachthuizen. Dat geld gebruiken de veeboeren om de lonen van de werknemers te betalen (30 000 000,00 euro) en voor de aankoop van het jonge vee in het buitenland, waar ze geen buffelvlees eten (ook 30 000 000,00 euro). In de slachthuizen werken vele werknemers die samen zo’n 22 500 000,00 euro verdienen. De slagerijen betalen in totaal 45 000 000,00 euro loon. Tot slot zijn er de restaurants. De restaurants betalen zo een 7 500 000,00 euro aan lonen. De restaurants draaien een omzet van 30 000 000,00 euro.
VEEBOER SLACHTHUIS SLAGER RESTAURANT
2 Lees de case. Beantwoord de vragen.
a Bereken het bbp volgens de productiebenadering.
Tabel 11: Bbp Fantasië volgens productiebenadering (in euro) FRIETPRODUCENT
Omzet
Aankoopprijs
Toegevoegde waarde
b Welke onderneming creëert de meeste toegevoegde waarde?
c Bereken het bbp volgens de bestedingsbenadering.
Tabel 12: Bbp Fantasië volgens bestedingsbenadering (in euro)
Consumptie gezinnen
Uitvoer
Invoer
d Hoeveel procent van het bbp wordt in het land zelf geconsumeerd?
e Bereken het bbp volgens de inkomensbenadering.
Tabel 13: Bbp Fantasië volgens inkomensbenadering (in euro)
Fantasië is een heel nieuwe stadstaat. Aangezien er geen grondstoffen zijn, zal Fantasië die moeten invoeren. De frietproducent voert aardappelen in ter waarde van 80 000,00 euro, de media-uitgever koopt papier en inkt in de buurlanden aan (voor respectievelijk 24 000,00 en 28 000,00 euro) en de batterijfabriek laat lithium aanleveren uit Bolivia voor een bedrag van 400 000,00 euro. Het grootste deel van de productie van de drie bedrijven is voor de export bestemd. De frietproducent draait een omzet van 180 000,00 euro, waarvan 80 % ten laste van de buitenlandse klanten is. In de fabriek werken er vier werknemers die elk 20 000,00 euro verdienen. De media-uitgever staat in het buitenland bekend met het best verkochte magazine Vibelle. Er werken zes mensen: de twee journalisten die de artikels schrijven verdienen elk 20 000,00 euro, de vier arbeiders aan de drukmachine elk 17 500,00 euro. De buitenlandse markt neemt met een verkoopwaarde van 140 000,00 euro maar liefst 70 % van de omzet voor zijn rekening. De batterijfabriek stelt vier Fantasten (inwoners van Fantasië) en vier Chinese fabrieksarbeiders te werk. Ze verdienen elk 25 000,00 euro. De batterijen worden geproduceerd en verkocht voor 740 000,00 euro. De verkoop vindt volledig in het buitenland plaats.
2 Ik kan het bbp volgens de inkomensbenadering toelichten.
3 Ik kan het bbp volgens de bestedingsbenadering toelichten.
4 Ik kan het verschil tussen nominaal en reëel bbp berekenen.
5 Ik kan het verschil tussen nominaal en reëel bbp toelichten.
6 Ik kan bruto binnenlands product van het bruto nationaal product onderscheiden.
JA KAN BETER
Begrippenlijst Thema 1
1begrotingsoverschot
1begrotingstekort
1beschikbaar inkomen
1betalingsbalans
Dat is het geval wanneer de overheidsuitgaven kleiner zijn dan de overheidsinkomsten.
Dat is het geval wanneer de overheidsuitgaven groter zijn dan de overheidsinkomsten.
Dat is het inkomen dat overblijft na de belastingen.
Die geeft een overzicht van de financiële transacties van een land met de rest van de wereld.
1deviezenDat zijn de tegoeden in vreemde valuta die onmiddellijk opeisbaar zijn.
1dienstenverkeer
1directe investeringen
1economische actoren
Dat is de export en import van diensten.
Dat betekent dat een onderneming in een ander land een vennootschap opricht, een vennootschap overneemt of inspraak in een vennootschap verwerft.
Dat zijn economische partijen zoals personen, bedrijven of instellingen die beslissingen nemen over economische activiteiten zoals productie, consumptie, aan- en verkoop van goederen en diensten, sparen, toestaan van leningen en subsidies.
1 factorinkomens
1financiële rekening
1goederenverkeer
1kapitaalrekening
1lopende overdrachten
Dat zijn onder andere lonen ontvangen van buitenlandse bedrijven of lonen betaald aan buitenlandse werknemers die in ons land werken.
Dat gaat over vermogensoverdrachten.
Dat is de export en import van goederen.
Dat gaat over de aankoop en verkoop van niet-geproduceerde niet-financiële activa.
Dat zijn inkomensoverdrachten zonder tegenprestatie.
LEVELBEGRIP
1lopende rekening
1negatieve handelsbalans
1positieve handelsbalans
2bbp tegen basisprijzen of het bbp factorkosten
2bbp tegen marktprijzen
2brutoexploitatieoverschot
2 bruto gemengd inkomen
2bruto nationaal product (bnp)
Die bevat alle internationale verrichtingen in de productie-, inkomens- en bestedingssfeer.
Dat is het geval wanneer de export lager is dan de import.
Dat is het geval wanneer de export groter is dan de import.
Dat bbp houdt rekening met de productiekosten.
2bruto toegevoegde waarde
2 factorinkomens
2intermediair verbruik
2netto toegevoegde waarde
2nominaal bbp of bbp tegen lopende prijzen
Dat is het bbp factorkosten plus productgebonden belastingen (btw en accijnzen) min subsidies.
Dat vormt het inkomen van ondernemingen, inclusief winsten, rente en pachten. Ook de afschrijvingen van vaste activa zijn daarin opgenomen.
Dat zijn de inkomens van zelfstandigen en werkingskosten en de huurinkomens van particulieren.
Het bruto nationaal product (bnp) of het gross national income (gni) meet de toegevoegde waarde geproduceerd door de inwoners van een land gedurende een bepaalde periode.
Dat is omzet verminderd met intermediaire aankopen en verbruik.
Dat zijn inkomens (loon, rente, dividend, winst ...) die ontstaan uit productiefactoren.
Dat zijn alle bij derden ingekochte goederen en diensten.
Dat is de bruto toegevoegde waarde verminderd met de afschrijvingen.
Dat geeft de totale waarde van alle goederen en diensten in een bepaald jaar weer tegen de prijzen die heersen in datzelfde jaar.
LEVELBEGRIP
2reëel bbp of bbp tegen constante prijzen of bbp naar volume
2toegevoegde waarde
Dat geeft de totale waarde van alle goederen en diensten in een bepaald jaar weer tegen de prijzen van een referentiejaar.
Elke onderneming van de bedrijfskolom voegt waarde aan het product toe. Voor de toevoeging van die waarde vraagt elke onderneming een bepaalde vergoeding.
Hoe spelen wisselkoersen een rol in de internationale handel?
x
LEVEL 1
Hoe ziet het internationale handelsverkeer eruit?
4
LEVEL 1
Hoe ziet het internationale handelsverkeer eruit?
INTRO
1 Surf via iDiddit naar de website van Trend Economy en zoek de export van commodities
Hoeveel procent van de totale export in de wereld hebben deze landen?
a VS:
b China:
c België:
Grafiek 1: Wereldexport van commodities (2022)
d Nederland:
e Duitsland:
f Japan:
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe ziet het internationale handelsverkeer eruit?
Explore 1— Wat is de drijfveer voor internationale handel?
Drijfveer internationale handel
Een land kan vaak niet in alle behoeften van zijn binnenlandse consument voorzien.
In sommige gevallen moet het een beroep doen op het buitenland. Net zoals er in een onderneming arbeidsspecialisatie is, zal er ook specialisatie ontstaan in landen.
Adam Smith (1723-1790; zie foto) zei dat landen er voordeel bij hebben om zich te specialiseren in het product waarin ze efficiënter zijn. Een land is efficiënter wanneer het meer kan produceren met de inzet van minder productiemiddelen. Wanneer een land in vergelijking met een ander land minder eenheden arbeiders moet inzetten voor de productie van product X, dan heeft dat land een absoluut kostenvoordeel
Daarnaast kan een land ook comparatieve kostenvoordelen hebben. De theorie van de comparatieve kostenvoordelen, ontwikkeld door de Britse econoom David Ricardo (1772-1823; zie foto), toont aan waarom een land internationaal handelt zelfs als het absoluut gezien efficiënter is in de productie van alle goederen dan een ander land. Volgens Ricardo’s theorie moeten landen zich specialiseren in de productie van goederen waarin ze comparatieve kostenvoordelen hebben.
Comparatieve kostenvoordelen zorgen ervoor dat een land een goed tegen lagere opportuniteitskosten kan produceren dan een ander goed. Wanneer landen zich specialiseren op basis van comparatieve kostenvoordelen en handeldrijven, leidt dat tot wederzijdse voordelen voor alle deelnemende landen. Elk land kan zich concentreren op de productie van goederen waarin het efficiënter is, en vervolgens die goederen ruilen met andere landen om toegang te krijgen tot goederen waarin zij comparatieve voordelen hebben.
Een onderneming (of land) heeft een comparatief voordeel wanneer het in staat is om tegen lagere opportuniteitskosten of opofferingskosten te produceren dan de concurrent. De opportuniteitskosten zijn het beste alternatief dat een land moet opgeven of moet ondergaan wanneer het een bepaalde beslissing neemt. Wanneer je vraagt aan een persoon hoeveel het kost om naar de film te gaan, zal hij de prijs van het filmticket zeggen. Voor een econoom is dat slechts een deel van de waarheid. Er zijn ook nog de opportuniteistkosten van de verplaatsing naar de bioscoop. De opportuniteitskosten van het bioscoopbezoek zijn hetgeen je had kunnen doen met de waarde van het filmticket plus de tijd die je spendeert met naar de film te gaan. Zo kun je beslissen om op zondag geen studentenjob te doen en te genieten van de vrije tijd. De opportuniteitskosten zijn het loon dat je verliest door niet te gaan werken maar door te genieten van de vrije tijd. De opportuniteitskosten kun je ook zien als de ruilvoet. Hoeveel eenheden van het ene product moeten geruild worden voor één eenheid van het andere product? Je offert dus het ene voor het andere product op.
Door specialisatie en handel worden de totale wereldwijde productie en efficiëntie verhoogd. Landen kunnen profiteren van elkaars sterke punten en zich richten op wat ze het beste kunnen doen. Dat leidt tot een efficiëntere allocatie van middelen op wereldniveau. Het idee van comparatieve kostenvoordelen impliceert dat internationale handel de totale welvaart kan vergroten. Landen kunnen meer produceren en consumeren.
Ricardo’s theorie benadrukt dat het niet nodig is dat een land absoluut efficiënter is in de productie van alle goederen. Zelfs als een land minder efficiënt is in de productie van alle goederen, kan het nog steeds profiteren van specialisatie in de productie van goederen waarin het relatief efficiënter is.
Landen specialiseren zich best in die sectoren waarvoor ze een relatief kostenvoordeel hebben. De aanwezigheid van de relatief lagere kosten kan verschillende oorzaken hebben. Twee Zweedse geleerden, Eli Heckscher en Bertil Ohlin, zochten een verklaring bij de verhouding tussen de productiefactoren waarover een land beschikt. Het Heckscher-Ohlintheorema voorspelt dat landen een relatief kostenvoordeel hebben voor die producten waarvan de nodige productiefactoren in overvloed aanwezig zijn. Het theorema verklaart onder andere waarom de ontwikkelingslanden vooral arbeidsintensieve goederen produceren en goederen importeren die veel productiefactoren produceren die in hun land relatief schaars zijn, zoals kapitaal. Het Westen zal vooral kapitaalintensieve en innovatieve goederen voortbrengen en arbeidsintensieve goederen importeren.
1 Lees de case en bekijk de tabel. Beantwoord de vragen.
a Hoeveel bedraagt de productie in Olivië als de arbeidsuren 50/50 verdeeld worden?
b Hoeveel bedraagt de productie in Panerex als de arbeidsuren 50/50 verdeeld worden?
c Hoeveel bedraagt de totale productie in beide landen?
De twee fictieve landen, Olivië en Panerex, produceren beide olijfolie en brood. Olivië is bekend voor de productie van olijfolie en Panerex is bekend voor zijn brood. De enige productiefactor in de fictieve landen is arbeid. Elke bijkomende arbeider brengt evenveel productie bij als de vorige. Dus het marginaal product is constant. In beide landen zijn 20 000 arbeidsuren beschikbaar.
Tabel 1: Aantal arbeidsuren nodig voor de productie van één eenheid olijfolie en één eenheid brood
OLIVIËPANEREX
100 liter olijfolie (= 1 eenheid) 20 32
100 broden (= 1 eenheid) 40 10
2 Bekijk grafiek 2. Je ziet er de gegevens van tabel 1 voorgesteld in een productiemogelijkhedencurve. Die geeft weer welke combinaties van de twee goederen kunnen geproduceerd worden wanneer alle productiemiddelen worden aangewend.
a Wanneer je het principe van Adam Smith volgt wat betreft het absoluut kostenvoordeel, welk product produceert ieder land het best? Waarom?
Olivië: Panerex:
b Wanneer elk land zich in dat product specialiseert en dus enkel dat product aanbiedt, hoeveel bedraagt dan de gezamenlijke productie?
Grafiek 2: Productiemogelijkhedencurve
Productie brood (in aantal stuks)
OliviëPanerex
Productie olijfolie (in liter)
3 Kijk nu even naar de opportuniteitskosten. Hoeveel van het ene moet het land opofferen om het andere te produceren?
a Hoeveel bedragen de opportuniteitskosten van 100 liter extra olijfolie in Olivië? Verklaar.
b Vul de opportuniteitskosten voor Olivië en Panerex aan in tabel 2.
Tabel 2: Opportuniteitskosten
OLIVIË
100 liter olijfolie
100 broden
c In welk land zijn de opportuniteitskosten van olijfolie het laagst?
d In welk land zijn de opportuniteitskosten van brood het laagst?
e Waarin kunnen beide landen zich specialiseren?
4 Je kunt de opportuniteitskosten ook uitdrukken als een ruilvoet. Die geeft weer wat de verhouding is van de opoffering. Vul de ruilvoeten aan in tabel 3.
Tabel 3: Ruilvoeten
Ruilvoet
De ruilvoeten zijn van toepassing wanneer er geen internationale handel is en beide landen beide producten produceren. De ruilvoet zegt dus hoeveel het land van het ene product moeten opofferen om het andere te produceren.
Wanneer beide landen wel aan internationale handel zouden doen, kunnen ze afspreken dat de ruilvoet één eenheid brood voor één eenheid olijfolie is. Zo kunnen beide landen zich specialiseren daar waar ze een comparatief voordeel hebben. Dat kun je zien op grafiek 3.
Als de internationale ruilvoet van een land gelijk is aan of lager is dan de opportuniteitskosten of ruilvoet in het eigen land zonder internationale handel, dan heeft het land geen baat bij internationale handel.
Olivië
Panerex
Grafiek 3: Productiemogelijkhedencurven en consumptie bij internationale een-op-eenhandel
Explore 2— Hoe is internationale handel doorheen de geschiedenis geëvolueerd?
Evolutie internationale handel
Internationale handel is niet gisteren ontstaan, maar duizenden jaren geleden was er ook nog geen sprake van internationale handel. Er werd in een dorp geproduceerd wat ook geconsumeerd werd. Er waren amper overschotten. Doorheen de eeuwen en decennia zorgden innovaties ervoor dat internationale handel en globalisatie een steeds haalbaardere kaart werden.
1 Ga naar iDiddit en lees de tekst.
2 Beantwoord de vragen in een tekstbestand.
a Bij globalisatie zijn er drie kosten die van belang zijn. Dalen die kosten, dan wordt globalisatie meer en meer mogelijk. Welke drie kosten zijn dat?
b Waardoor werd de eerste ‘ontbundeling’ (scheiding van productie en consumptie) mogelijk?
c Waardoor werd de tweede ontbundeling mogelijk?
d Wat was het gevolg daarvan voor de Westerse landen en de Oosterse landen (zoals China, Korea, Thailand, India …)?
e Dankzij welke twee technologische innovaties zou er een derde ontbundeling kunnen komen?
f Wat is een gevolg van de derde ontbundeling?
Explore 3— Wat zijn outsourcing en offshoring?
Outsourcing en offshoring
Ondernemingen willen zich vaak concentreren op hun kernactiviteit. Die kernactiviteit kan bijvoorbeeld Research and Development, productie, marketing of magazijnactiviteiten zijn. Om zich daarop te concentreren besteden ondernemingen de andere activiteiten, zoals administratie, personeelsdienst, IT of een callcenter vaak uit aan andere bedrijven. Ze doen met andere woorden aan offshoring of aan outsourcing.
Offshoring betekent dat de onderneming bepaalde activiteiten naar een ander land dan het thuisland transfereert. Meestal is dat omdat die offshorebedrijven de activiteiten tegen lagere gemiddelde kosten kunnen uitvoeren waardoor de totale kosten van de onderneming dalen. Zo kunnen productie, servicecentra of routineactiviteiten van het bedrijf naar het buitenland verhuizen.
Vaak worden die activiteiten verplaatst van een ontwikkeld land naar een ontwikkelingsland. Een ontwikkelingsland biedt heel wat opportuniteiten zoals lagere arbeidskosten, minder strenge wetten en regels, minder inmenging van de overheid, goedkopere hulpbronnen en lagere belastingtarieven. Offshoring biedt veel economische voordelen voor de ontwikkelingslanden: hun bruto binnenlands product stijgt, de infrastructurele ontwikkeling van het land verbetert en de werkgelegenheid neemt toe.
Offshoring heeft ook enkele nadelen voor de onderneming zoals taalbarrières of communicatiebarrières.
Bij offshoring verplaatst de onderneming bepaalde activiteiten naar verder gelegen landen zoals China, India of Bangladesh. Bij nearshoring blijven de activiteiten dichter bij huis. Zo kan een IT-bedrijf uit Hasselt samenwerken met een dienstverlener in Tsjechië of Polen.
Bij outsourcing huurt een onderneming een derde partij in om diensten te verlenen of goederen te produceren die voorheen intern door de eigen werknemers werden verleend of geproduceerd. Outsourcing gebeurt door andere ondernemingen in de omgeving. Zo kan het IT-bedrijf uit Hasselt een externe poetsdienst of een extern cateringbedrijf inschakelen.
Enkele voorbeelden van diensten die ondernemingen vaak outsourcen: informatietechnologie: ondernemingen huren vaak externe IT-bedrijven in om netwerken te beheren, software te onderhouden en technische ondersteuning te bieden, bedrijfsprocessen: ondernemingen besteden klantenservice, gegevensinvoer, loonverwerking en supply chain management uit, personeelszaken: ondernemingen besteden hr-functies zoals werving, opleiding van medewerkers en salarisadministratie vaak uit aan hr-dienstverleners.
Heeft het voorbeeld betrekking op outsourcing, offshoring of nearshoring?
OUTSOURCINGOFFSHORINGNEARSHORING
Jouw school laat na 17 uur de schoolgebouwen reinigen door een externe firma.
Een IT-bedrijf uit Antwerpen laat de facturatie doen door een Indiase onderneming.
Telenet laat een callcenter uit Nederland de klantendienst voor zijn rekening nemen.
De cafetaria van het stedelijk zwembadcomplex in Genk wordt uitgebaat door een privéonderneming.
Explore 4— Wat zijn de voordelen van internationale handel?
Voordelen internationale handel
Voordeel voor de consument en de producent
Handel stelt landen in staat verder te gaan dan hun vroegere beperkingen op het gebied van hulpbronnen en productiviteit. Wanneer landen zich specialiseren in de productie van die goederen waarin zij een comparatief voordeel hebben, maximaliseren zij hun gezamenlijke productie en verdelen zij hun middelen efficiënter. Vergeleken met een situatie zonder handel is het consumentensurplus op een markt met import groter, het producentensurplus kleiner en het totale surplus groter bij vrije internationale handel. Vergeleken met een situatie zonder handel is het consumentensurplus op een markt met export kleiner, het producentensurplus groter en het totale surplus groter bij vrije internationale handel.
Wanneer goederen worden geëxporteerd, zal de prijs van de goederen op de internationale markt stijgen. De prijs op de wereldmarkt is hoger, omdat het land dat exporteert een comparatief voordeel heeft om het product te produceren en daarom een lagere prijs in het binnenland heeft. Daardoor zal op de binnenlandse markt de prijs hoger liggen dan voor de internationale handel. Consumenten op de binnenlandse markt verliezen een deel van hun consumentensurplus. Producenten van dat land winnen een deel van dat consumentensurplus plus het deel extra producentensurplus door de prijsstijging op de buitenlandse markt.
Wanneer een land goederen importeert, zal de binnenlandse prijs van die goederen dalen tot de prijs op de internationale markt. Daardoor daalt het producentensurplus, maar stijgt het consumentensurplus. Daarnaast is er ook extra consumentensurplus dat gerealiseerd wordt door de lagere internationale prijs.
Bij export winnen de producenten aan surplus, bij import de consumenten.
De afgelopen veertig jaar is de welvaart in de wereld enorm gestegen. In China en India hebben 2,5 miljard mensen de stap gemaakt van absolute armoede naar een aangenaam middenklassenbestaan. Meer zelfs, landen die sinds 1960 openstonden voor de internationale handel en dus de wereldmarkt, hebben de stap gemaakt van armoede naar hogere welvaartsniveaus. Voorbeelden zijn Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Hongkong en Singapore. Dat neemt natuurlijk niet weg dat er in die gebieden nog steeds armoede bestaat.
Globalisering en dus internationale handel zorgen ook voor jobcreatie. Zo is het aantal banen dat gecreëerd werd door export buiten de EU tussen 1995 en heden bijna verdubbeld.
1 Bestudeer grafiek 4 en 5. Die stellen een markt voor waarop een bepaald type Audi verhandeld wordt.
f Duid op grafiek 6 het consumentensurplus aan in het groen en het producentensurplus in het rood.
g Duid op grafiek 7 het consumentensurplus aan in het groen en het producentensurplus in het rood.
Explore 5— Welke vormen van handelsbelemmeringen zijn er?
Handelsbelemmeringen
Handelsbelemmeringen of protectionistische maatregelen kunnen de internationale handel belemmeren.
Bij een invoerquotum wordt de toegelaten importhoeveelheid van een bepaald product voor een bepaalde tijd beperkt. Door het quotum verschuift de aanbodcurve op de binnenlandse markt, in dit geval België, naar rechts waardoor de prijs (op de wereldmarkt) stijgt.
In het voorbeeld van chocolade in België wordt er in België zonder het importquotum eerst 200 000 kilogram geproduceerd. De aanbodcurve is de aanbodcurve van het binnenland, van België, met andere woorden: 400 000 kilogram zal worden geïmporteerd zonder quotum.
Met een quotum van 100 000 kilogram zal de aanbodcurve verschuiven naar rechts. Het is het binnenlandse aanbod plus het quotum. De prijs zal stijgen tot meer dan 7,00 euro. Daardoor wordt er 350 000 kilogram geproduceerd in België. Er wordt dus 450 000 kilogram gevraagd.
Driehoek A en B zijn dead weight loss. Rechthoek C is de winst van de importeur.
Importheffingen of douanetarieven zorgen ervoor dat de internationale marktprijs voor een product verhoogd wordt door een bijkomende heffing op de import. Tarieven genereren inkomsten voor een overheid en beschermen de ondernemingen die concurrentie ondervinden van buitenlandse bedrijven. Door een importheffing stijgt de prijs van geïmporteerde T-shirts.
De Belgische consumenten betalen meer en kopen minder. Het consumentensurplus daalt. De Belgische producenten kunnen T-shirts aan een hogere prijs verkopen, met name de prijs op de internationale markt plus het tarief. De aangeboden hoeveelheid stijgt. Het producentensurplus stijgt ook door de hogere prijs en hogere aangeboden hoeveelheid.
Er ontstaat deadweight loss. Een deel van het consumentensurplus gaat immers verloren. Daarnaast verkrijgt de overheid inkomsten door het importtarief.
Grafiek 14: CS en PS bij vrije handel op de T-shirtmarkt
Subsidies voor binnenlandse producten maken het mogelijk om de export voor binnenlandse producenten te bevorderen alsook om de import van het buitenland te beperken. Zo zouden binnenlandse bedrijven beter kunnen concurreren. Hoewel exportsubsidies illegaal zijn, verhogen de subsidies die de regeringen van de VS en de Europese Unie aan boeren betalen uiteindelijk de binnenlandse productie, waarvan een deel wordt geëxporteerd. Die export van gesubsidieerde landbouwproducten maakt het voor producenten in andere landen, met name in Afrika en Midden- en Zuid-Amerika, moeilijker om op de wereldmarkten te concurreren. Exportsubsidies leveren winst op voor binnenlandse producenten, maar resulteren in inefficiënte onderproductie in de rest van de wereld en creëren een buitenkansverlies.
Niet-tarifaire belemmeringen zijn allerhande administratieve reglementeringen zoals kwaliteitsvereisten, gezondheids- en veiligheidsnormen.
Handelsbarrières verhinderen dat een land de vruchten plukt van specialisatie, zetten het ertoe aan relatief inefficiënte productietechnieken toe te passen en dwingen consumenten voor beschermde producten hogere prijzen te betalen dan ze anders zouden betalen.
Explore 6— Welke redenen worden aangehaald voor handelsbelemmeringen?
Redenen handelsbelemmeringen
Overheden leggen soms protectionistische maatregelen op om de eigen economie te beschermen.
Bescherming van werkgelegenheid: de overheid legt soms beperkende maatregelen op om bijvoorbeeld de werkgelegenheid in verouderde sectoren te beschermen. Zo vermijdt ze dat er veel banen verloren gaan. Tijdens die beschermende periode kan de sector zich herpakken en hopelijk opnieuw en sterker de concurrentie aangaan.
Zelfvoorzieningsargument: als een land zich specialiseert in een product waarvoor het een kostenvoordeel heeft, zal het de productie van bepaalde producten afstaan aan het buitenland. Daardoor is het land voor die producten dus afhankelijk van het buitenland. Voor sommige producten is dat natuurlijk niet opportuun, zoals water- en voedselvoorziening, defensie en energie. Die sectoren worden vaak door onder andere subsidies ondersteund.
Infant industry-argument: als er in een land een nieuwe of innovatieve sector is die nog in de kinderschoenen staat, zal de overheid proberen de sector te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Als diezelfde sector in het buitenland reeds langer bestaat, kan het schaalvoordelen hebben opgebouwd en daardoor kostenefficiënter produceren.
Dumping: bedrijven proberen soms een markt, in een ander land, binnen te geraken door hun producten aan lage prijzen en zelfs tegen verlies aan te bieden. Dat is een vorm van concurrentievervalsing. Door protectionistische maatregelen probeert een overheid de buitenlandse dumping te weren. Culturele of nationale bescherming: de maatregelen dienen om de nationale identiteit te beschermen. Volksgezondheid: als producten de gezondheid van de inwoners zouden bedreigen, zal een overheid die producten weren. De maatregel kan tijdelijk of definitief zijn. De Europese Unie verbiedt de import van de meeste genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen, zoals in de VS geproduceerde sojabonen.
Sociale of milieuredenen: de maatregelen moeten bijvoorbeeld de sociale uitbuiting in het buitenland aan banden leggen of het eigen systeem van de Sociale Zekerheid beschermen. Ook het milieuargument kan slaan op het natuurbehoud in het buitenland of binnenland.
Represaille op protectionistische maatregelen: die worden stopgezet wanneer ook het andere land zijn handelsbelemmeringen stopzet.
1 Ga naar iDiddit en lees het artikel.
2 Welke handelsbelemmering komt in het artikel aan bod? Leg uit.
Explore 7— Wat zijn de nadelen van internationale handel?
Nadelen
internationale handel
Je zag reeds dat er welvaartsgroei is dankzij de internationale handel. Iedereen is er beter van geworden.
Maar internationale handel brengt ook nadelen met zich mee. Voor een deel is die groei het gevolg van een herverdeling ten koste van de lagere middenklasse in de Verenigde Staten en in mindere mate Europa. Het zijn vooral de banen van die groepen die door de concurrentie uit China op de tocht zijn komen te staan.
Internationale handel kan leiden tot de verschuiving van bepaalde industrieën naar landen met lagere productiekosten, wat kan resulteren in het verlies van banen in sectoren die niet langer concurrerend zijn. Dat kan leiden tot werkloosheid en economische onzekerheid voor bepaalde groepen werknemers.
Landen die sterk afhankelijk zijn van internationale handel lopen het risico dat zij kwetsbaar worden voor schommelingen in de wereldwijde markten. Veranderingen in de internationale economie, zoals recessies of handelsoorlogen, kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor die landen.
Sommige landen profiteren meer van internationale handel dan andere landen wat dan leidt tot ongelijkheid.
Voor bepaalde industrieën of sectoren worden de activiteiten verplaatst naar landen met lagere lonen waardoor in het thuisland duizenden mensen hun jobs verliezen.
Door meer en meer internationale handel zijn er meer transporten die gepaard gaan met milieuproblemen en overmatig gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
In landen waar er niet zo nauw gekeken wordt naar regels en wetten, kan er door het uitbesteden van bijvoorbeeld productie, uitbuiting ontstaan van de arbeiders. Ze moeten dan werken in zeer slechte, ongezonde en gevaarlijke omstandigheden. Internationale handel kan leiden tot een grotere inkomensongelijkheid binnen landen, omdat sommige sectoren en groepen van de bevolking meer profiteren van de handel dan anderen. Dit kan leiden tot sociale spanningen en politieke onrust.
1 Lees het opiniestuk.
‘De tsunami van Chinese elektrische voertuigen is op komst en Europa slaapwandelt naar de afgrond.’
Met de doorbraak van de Chinese elektrische wagens van BYD – mee ondersteund door de Vlaamse belastingbetaler – en het raamcontract van De Lijn voor 500 elektrische BYD-bussen – voltrekt dat scenario zich voor onze ogen. Vlaanderen werkt er zelfs actief aan mee. Op veel andere plaatsen in de Europese Unie zien we dezelfde trends.
Door Europa waart het spook van de-industrialisering. Wat begin deze eeuw gebeurde met de Europese zonnepanelensector dreigt zich te herhalen met de windturbine- en auto-industrie, die de (oneerlijke) concurrentie met China niet aankan. Gemiddeld heeft China al meer dan 65 procent van
de mondiale productiecapaciteit voor elektrische voertuigen, wind- en zonne-energie, batterijen, brandstofcellen, warmtepompen en electrolysers – die met elektriciteit water in waterstof en zuurstof splitsen – in handen. Europa staat voor een kruispunt. Ofwel doen we verder zoals we bezig zijn, met sluipende de-industrialisering en verarming tot gevolg, ofwel veranderen we het geweer van schouder zodat de broodnodige klimaatstrategie hand in hand gaat met cleantechgedreven herindustrialisering. We hebben behoefte aan een langetermijnvisie en dito industrieel beleid.
Net zoals China dat op briljante wijze de afgelopen decennia heeft klaargespeeld, moet Europa zijn productieketens in handen nemen, van de mijn tot de elektrische auto of windturbine. Die verticale integratie is nodig omdat de neoliberale, op vrijhandel gebaseerde globalisering afgelopen is.
We leven in een tijdperk van protectionisme en grondstofnationalisme. Het expliciete subsidiebeleid van de Amerikaanse Inflation Reduction Act als direct antwoord op een gelijkaardige situatie, en het meer verdoken (export)subsidiebeleid van het Chinese staatskapitalisme en zijn grondstofhongerige Belt & Road Initiative dwingen Europa om zijn beleid aan te passen. Nood breekt wet.
zeldzame aardmetalen, lithium, nikkel, mangaan, kobalt, gallium, germanium, grafiet… Stuk voor stuk worden die grondstoffen door een handvol, veeleer ondemocratische landen gedomineerd en almaar meer worden ze als een geostrategisch wapen ingezet.
Dat betekent importheffingen voor kunstmatig goedkope cleantechproducten (de Chinese overheid heft die ook in de andere richting), waardoor het speelveld gelijker kan worden. Voor consumenten kan een subsidiebeleid op poten worden gezet, zoals het Franse ecobonussysteem voor elektrische voertuigen, dat in tegenstelling tot het Vlaamse systeem effectief discrimineert tegen de import van auto’s die op een milieu- en sociaalonvriendelijke manier tot stand zijn gekomen. Idem dito voor de bedrijfswagenfiscaliteit en openbare aanbestedingen voor bijvoorbeeld e-bussen.
In de geglobaliseerde wereld van weleer konden Europese autofabrikanten ermee wegraken om die kritieke grondstoffen te importeren en de bijbehorende sociale en ecologische problemen van onverantwoorde mijnbouw te exporteren, een kortzichtige en zelfs hypocriete benadering. Vandaag is die strategie economisch onhoudbaar.
De risico’s verbonden aan de aanvoer van grondstoffen zijn enorm en zeer acuut. De staatssteun voor de nieuwe Northvolt-fabriek is weggesmeten geld als die geen toegang heeft tot lokaal geproduceerde grondstoffen.
Maar dat soort maatregelen is onvoldoende. Zonder innovatie en commercialisatie van hoogkwalitatieve, concurrentiële elektrische auto’s en bussen bieden heffingen en subsidies slechts tijdelijk soelaas.
Dat de Duitsers bijna 1 miljard euro staatssteun op tafel leggen voor een batterijfabriek van het Zweedse Northvolt is een noodzakelijk kwaad om de Europese cleantechindustrie te ondersteunen.
Beter nog zou zijn dat soort van staatssteun op Europees niveau te organiseren via een verbreed Europees Innovatiefonds, dat gefinancierd wordt door belastingen op milieuvervuilende activiteiten.
Mijnbouwrenaissance
Op die manier vermijden we dat bedrijven lidstaten tegen elkaar uitspelen op zoek naar de beste deal.
Maar zelfs als we erin slagen een reeks van cleantechfabrieken in Europa neer te zetten, dan nog stelt zich de vraag hoe die fabrieken voorzien worden van de noodzakelijke grondstoffen. Europa is pijnlijk afhankelijk geworden van de import van
Er rest ons geen andere keuze dan een Europese mijnbouwrenaissance te initiëren en te cofinancieren, in combinatie met de verdere uitbouw van ons metaalraffinage- en recyclagearsenaal. Het potentieel aan kritieke grondstoffen is hier veel groter dan je denkt.
Finland en Zweden, die in de top drie staan van de wereldwijde batterijranking voor ecologische, sociale en governance-criteria (ESG), tonen hoe verantwoorde mijnbouw voor cleantechmetalen in de praktijk werkt. Geen uitgebuite mijnwerkers of metallo’s die hakkend hun weg moeten banen, maar goed betaalde werknemers die met een soort PlayStation-controller in de hand de graafmachines op afstand bedienen. In plaats van ‘not in my backyard’ zegt de hoofdmoot van de omwonenden van die mijnen in het Hoge Noorden daar trots ‘please in my backyard’.
Bron: tijd.be, 2024-01-12
2 Waarvan heeft China de grootste productie wereldwijd in handen volgens het artikel?
De window of opportunity om Europese mijnen te openen sluit zich in de nabije toekomst. De klok tikt genadeloos. Met de lancering van de Critical Raw Materials Act is dat besef bij de Europese instellingen ingedaald. Het is nu aan de Europese burger om die mindset over te nemen en een gezamenlijk toekomstverhaal te schrijven waar Made-in-Europe cleantech onze klimaatdoelstellingen helpt te behalen zonder een sociaal-economisch kerkhof te creëren.
Explore 8— Wat is het belang van internationale handel voor België?
Belang internationale handel
België heeft een open economie, wat betekent dat het land sterk afhankelijk is van internationale handel. Het land is sterk verbonden met de wereldeconomie en is actief betrokken bij handelstransacties over de hele wereld. België staat bekend als een exportgericht land. De export van goederen en diensten is essentieel voor de groei van de Belgische economie. Een land met een gesloten economie heeft weinig tot geen economische relaties met andere landen en vertrouwt voornamelijk op binnenlandse productie en consumptie. Een voorbeeld van een land met een gesloten economie zou Noord-Korea kunnen zijn.
Internationale handel stelt Belgische bedrijven in staat om hun producten en diensten op de wereldmarkt aan te bieden waardoor ze een breder klantenbestand kunnen bereiken. In de jaren 50 ging in België 10 % van de totale handel over onze landsgrenzen heen. In 1970 was dat al 3 keer zo veel. In 1980 was de waarde van de internationale handel in België 20 keer groter dan in 1950. In 1990 was de internationale handel 34 keer groter dan in 1950 en in 2000 was dat al 62 keer. In 2014 zijn de handelstransacties met het buitenland al met een factor 180 vergroot ten opzichte van 1950. In 2022 bedroeg de export 95 % van het bbp in België.
Wanneer je wilt nagaan hoe open een economie is, kun je kijken naar de invoer- en uitvoerquote. De invoerquote is de verhouding van de waarde van de invoer van goederen en diensten ten opzichte van de totale waarde van het bbp. De uitvoerquote is de verhouding van de waarde van de uitvoer van goederen en diensten ten opzichte van de totale waarde van het bbp.
invoerquote = waarde invoer bbp
uitvoerquote = waarde uitvoer bbp
Interessant is ook om de openheidsgraad te bekijken. De handelsopenheidsratio is de som van export en import gedeeld door het bbp. Die indicator meet de openheid of integratie van een land of regio in de wereldeconomie. De term openheid voor internationale concurrentie kan enigszins misleidend zijn. In feite kan een lage verhouding te wijten zijn aan de omvang en de geografische afstand tot potentiële handelspartners. Zo is het over het algemeen zo dat export en import in grote economieën een kleinere rol spelen dan in kleine economieën. In 20221 bedroeg de openheidsgraad voor België meer dan 70 %. Frankrijk en Duitsland hadden een openheidsgraad van respectievelijk 26 % en 38 %. Hongkong was koploper met een openheidsgraad van 170 %.
openheidsgraad= import+export bbp
1
Omdat België doorgaans meer goederen exporteert dan importeert, kent het ieder jaar een positieve handelsbalans. De handelsbalans bereken je door de invoer van de uitvoer af te trekken. In 2022 bedroeg het overschot 11,9 miljard euro. Het traditioneel positieve saldo wordt vooral verklaard doordat de export naar andere EU-landen groter is dan de import uit die landen.
handelsbalans = export – import
Tabel 4: Exportcijfers (in miljoen euro)
Noord- en Zuid-Amerika
Oceanië
Bron: Eurostat
Grafiek 16: Uitvoer België in euro
Bron: NBB
Tabel 5: Grootste exportklanten binnen EU (in miljoen euro)
Bron: Eurostat
Tabel 6: Grootste exportklanten buiten EU (in miljoen euro)
Bron: Eurostat en https://hbs.unctad.org/trade-indicators/
Ga naar de website van buitenlandse handel van België en beantwoord deze vragen.
a Vul tabel 4 aan met de meest recente cijfers.
b Naar welke vier landen binnen de EU exporteert België het meest? Vul tabel 5 aan.
c Naar welke vier landen buiten de EU exporteert België het meest? Vul tabel 6 aan.
Een onderneming (of land) heeft een comparatief kostenvoordeel wanneer het in staat is om tegen lagere opportuniteitskosten of opofferingskosten te produceren dan de concurrent. De opportuniteitskosten zijn het beste alternatief dat je moet opgeven of ondergaan wanneer je een bepaalde beslissing neemt.
Outsourcen en offshoren
Ondernemingen willen zich vaak concentreren op hun kernactiviteit en zullen daarom bepaalde activiteiten offshoren of outsourcen. Bij offshoring zal een onderneming bepaalde activiteiten naar een ander land dan het thuisland transfereren. Bij outsourcing huurt een onderneming een derde partij in om diensten te verlenen of goederen te produceren die voorheen intern door de eigen werknemers en personeel van het bedrijf werden uitgevoerd.
Voordelen internationale handel
Dankzij export stijgt de prijs en wint de producent aan producentensurplus. Dankzij import daalt de prijs en wint de consument aan consumentensurplus.
Handelsbelemmeringen
Invoerquotum: de toegelaten hoeveelheid van een bepaald product wordt voor een bepaalde tijd beperkt.
Importheffingen of douanetarieven: de internationale marktprijs voor een product wordt door een bijkomende heffing verhoogd. Tarieven genereren inkomsten voor een overheid en beschermen de ondernemingen die concurrentie ondervinden van buitenlandse bedrijven.
Subsidies voor binnenlandse producten bevorderen de export van binnenlandse producenten en beperken de import uit het buitenland.
Niet-tarifaire belemmeringen zijn allerhande administratieve reglementeringen zoals kwaliteitsvereisten, gezondheids- en veiligheidsnormen.
Redenen voor handelsbelemmeringen
Bescherming van werkgelegenheid
Zelfvoorzieningsargument
Infant industry-argument
Dumping
Culturele of nationale bescherming
Volksgezondheid
Sociale of milieuredenen
Represaille
Nadelen internationale handel
Voor bepaalde industrieën of sectoren worden de activiteiten verplaatst naar lagereloonlanden.
Daardoor verliezen in het thuisland duizenden mensen hun jobs.
Landen die sterk afhankelijk zijn van internationale handel lopen het risico dat zij kwetsbaar worden voor schommelingen op de wereldwijde markten.
Sommige landen profiteren meer van internationale handel dan andere landen wat dan tot ongelijkheid leidt.
Door meer en meer internationale handel zijn er meer transporten die gepaard gaan met milieuproblemen en overmatig gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
In landen waar er niet zo nauw gekeken wordt naar regels en wetten, kan er door het uitbesteden van bijvoorbeeld productie, uitbuiting ontstaan van de arbeiders.
België en internationale handel
België heeft een open economie, wat betekent dat het sterk afhankelijk is van internationale handel.
Wanneer je wilt nagaan hoe open een economie is, kun je kijken naar de invoer- en uitvoerquote. De invoerquote is de verhouding van de waarde van de invoer van goederen en diensten ten opzichte van de totale waarde van het bbp. De uitvoerquote is de verhouding van de waarde van de uitvoer van goederen en diensten ten opzichte van de totale waarde van het bbp.
Interessant is ook om de openheidsgraad te bekijken. De handelsopenheidsratio is de som van export en import gedeeld door het bbp.
Omdat België doorgaans meer goederen exporteert dan importeert, kent ons land ieder jaar een positieve handelsbalans. De handelsbalans bereken je door de invoer van de uitvoer af te trekken.
Action 1— Kun je de Belgische internationale handel verder uitspitten?
1 Verwerk de recente import- en exportcijfers met een rekenblad.
a Neem deze tabel over in een rekenblad.
b Zoek de gegevens op de site van de Nationale Bank van België.
c Bereken de invoer- en uitvoerquote met een formule.
2 Bekijk aandachtig de infographic over de internationale handel van de Verenigde Staten. Ontwerp een gelijkaardige infographic voor België. Je kunt daarvoor Canva gebruiken.
a Verwerk de volgende gegevens als volgt in je infographic:
Maak een cirkeldiagram van de top 10 belangrijkste exportlanden binnen de EU en de respectievelijke exportwaarde.
Maak een cirkeldiagram van de top 10 belangrijkste exportlanden buiten EU en de respectievelijke exportwaarde.
Maak een kolomgrafiek van de top 5 belangrijkste leveranciers binnen EU en de respectievelijke importwaarde.
Maak een kolomgrafiek van de top 5 belangrijkste leveranciers buiten EU en de respectievelijke importwaarde.
Maak een top 5 van de belangrijkste exportproducten en de respectievelijke exportwaarde.
Maak een top 5 van de belangrijkste importproducten en de respectievelijke importwaarde.
b Bewaar het bestand in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level. Geef die submap de naam ‘Thema_2_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Action_1_Grafiek_Belgie’.
Action 2— Hoe zit het met de internationale handel van andere landen?
Surf naar de website van Eurostat of de website van de WTO en vul tabel 7 aan met de gegevens van internationale handel van de verschillende landen. Gebruik de meest recente cijfers.
Tabel 7: Invoer- en uitvoerquotes
Nederland
Duitsland
Ierland
Griekenland
Singapore
VS
Action 3— Wat vertelt de elephant curve je?
1 Lees de tekst en bestudeer de grafiek.
Tip:
Gebruik het internet om de grafiek te analyseren.
De elephant curve van Branko Milanovic geeft de inkomensgroei over verschillende inkomensgroepen in de wereld weer. De curve – in de vorm van een olifant – werd voor het eerst gepresenteerd door Milanovic in zijn boek Global Inequality: A New Approach for the Age of Globalization (2016).
De grafiek toont de relatieve winst in het inkomen per hoofd van de bevolking tussen 1988 en 2008 op verschillende punten van de mondiale inkomensverdeling waaruit blijkt dat de winsten uit de mondialisering zeer ongelijk verdeeld zijn.
Grafiek 18: Elephant curve
Bron tekst: bbc.com, 2016-10-05; figuur: harvard.com
2 Open een tekstbestand.
a Verklaar de punten A, B en C op de grafiek.
b Zorg voor een titel en gebruik opmaakprofielen.
c Raadpleeg de ICT-fiches van tekstverwerker.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 4— Is importeren van buiten de EU altijd vrij en makkelijk?
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje over import van buiten de EU naar de EU. Beantwoord de onderstaande vragen.
a Wat moet er met de goederen gebeuren op het moment dat ze binnenkomen in een haven van de EU?
b Verloopt de betaling gemakkelijk via een eenvoudige overschrijving in euro?
c Wat is de taak van de expediteur?
Action 5— Welke handelsbelemmeringen zijn er?
Ga naar iDiddit en lees de krantenartikels. Beantwoord daarna de vragen.
a Welk handelsbelemmeringen komen aan bod in artikel 1?
b Waarom willen Frankrijk, Italië en Griekenland in artikel 1 een lijst met geografische aanduidingen?
c Welk handelsbelemmeringen komen aan bod in artikel 2?
d Wat is het doel van de belt-and-roadhandelsalliantie volgens artikel 2?
e Welke protectionistische maatregel vind je in artikel 3?
Action 6— Wat is de taak van de World Trade Organisation?
1 Werk in twee groepen. Elke groep bekijkt één filmpje over de WTO.
2 Verwerk de vragen van je groep individueel met een tekstverwerker.
Groep 1
a Wat is de WTO?
b Treedt de WTO op als een scheidsrechter?
c Welke filosofie hadden de landen die na de Tweede Wereldoorlog de WTO gesticht hebben?
d Wat betekent het dat de WTO een government-driven organisation is?
e Wat is de bedoeling van de regels die de lidstaten afspreken?
f Voormalig WTO-voorzitter Robert Azevedo zegt dat het WTO-handelssysteem is zoals zuurstof. Wat bedoelt hij daarmee?
Groep 2
a Leg in je eigen woorden uit wat ‘de regel van de meest begunstigde natie’ inhoudt.
b Leg uit hoe het lidmaatschap bij de WTO en dus ook dit principe een voordeel kan zijn voor landen die economisch minder sterk staan.
c Welke chaos wil men bijkomend ook vermijden door het principe van de meest begunstigde natie?
d Er zijn twee uitzonderingen op die regel. Welke?
3 Vorm nu groepjes per twee, waarvan één leerling van groep 1 en één leerling van groep 2. Bespreek samen de twee filmpjes aan de hand van je document. Vul je document aan.
4 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
BREAKING NEWS
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
‘De dollar is onze munt, maar jullie probleem’, luidde in 1971 de legendarische waarschuwing van de toenmalige Amerikaanse minister van Financiën John Connally aan zijn Europese collega’s.
1 Zet de juiste munteenheid en de internationale afkorting bij elk land of elk gebied.
Verenigd Koninkrijk
Japan
Verenigde Staten
China
Eurozone
Noorwegen
Zwitserland
Canada
Australië
India
Zuid-Afrika
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Welke rol spelen de wisselkoersen in de internationale economie?
Wisselkoers is de prijs die je voor een eenheid van een vreemde munt betaalt. Die koers hangt af van de vraag en het aanbod van de vreemde munt. Die vraag en dat aanbod ontstaan door transacties van de private sector of van de overheidsbedrijven en door interventies in de wisselkoersmarkten door centrale banken. De centrale bank van een land kan een bepaalde vreemde munt kopen of verkopen.
Er bestaan bilaterale en effectieve wisselkoersen. Beide wisselkoersen kunnen nominaal of reëel zijn.
De nominale bilaterale wisselkoers (= E) is de meest gebruikte en daardoor ook de bekendste koers. Het is – zoals hierboven beschreven – de prijs van een munt in termen van een andere munt. Je kunt die op twee manieren uitdrukken: de prijs van de binnenlandse munt uitgedrukt in termen van de buitenlandse munt, de prijs van de buitenlandse munt uitgedrukt in termen van de binnenlandse munt.
In tabel 1 staat de wisselkoers van een euro in drie andere munten. De wisselkoersen in de tabel zijn jaargemiddelden.
Tussen 1999 en 2012 werd de euro duurder ten opzichte van de US-dollar en het Britse pond. De VS en Groot-Brittannië betaalden immers meer van hun eigen munt voor 1,00 euro. De euro apprecieerde ten opzichte van de US-dollar en het Britse pond. Omgekeerd kun je stellen dat de Amerikaanse dollar deprecieerde tegenover de euro.
Tussen 1999 en 2012 werd de euro goedkoper ten opzichte van de Japanse yen. De Japanners betaalden in 2012 minder yen voor een euro dan in 1999. De euro deprecieerde ten opzichte van de yen. Omgekeerd kun je stellen dat de yen apprecieerde tegenover de euro.
Op 15 januari 2024 was de wisselkoers van de euro ten opzichte van de US-dollar: 1,00 euro = 1,0942 US-dollar of 0,9139 euro = 1,00 US-dollar.
Dat noteer je op de volgende manier:
Wisselkoers: #HC/FC Waarbij
HC = home currency = binnenlandse munt
FC = foreign currency = buitenlandse munt
Dus voor de eurozone was dat (op 15 januari 2024):
#EUR/USD = 0,9139 EUR/USD of 0,9139 euro voor 1,00 US-dollar
Voor de VS wordt dat:
#USD/EUR = 1,0942 USD/EUR of 1,0942 US-dollar voor 1,00 euro
1 Zoek de meest recente wisselkoers. Gebruik het internet.
a Vul tabel 2 aan.
b Vergelijk de actuele wisselkoers met die van 15 januari 2024.
Tabel 2: Wisselkoersen 2024 en actueel
#EUR/USD0,9139#USD/EUR1,0942#EUR/USD #USD/EUR
#EUR/GBP1,1635#GBP/EUR0,8595#EUR/GBP #GBP/EUR
#EUR/CHF1,0695#CHF/EUR0,9350#EUR/CHF #CHF/EUR
#EUR/CHF 1,0695
#EUR/SEK0,0888#SEK/EUR11,2600#EUR/SEK #SEK/EUR
#EUR/NOK0,0887#NOK/EUR11,2765#EUR/NOK #NOK/EUR
#NOK/EUR 11,2765
#EUR/CAD0,6833#CAD/EUR1,4634#EUR/CAD #CAD/EUR
2 Verklaar de gemarkeerde wisselkoersen.
Reële bilaterale wisselkoers
Wanneer de prijzen van buitenlandse producten stijgen, is dat nadelig voor het buitenland omdat de andere landen – zoals België – die producten dan minder snel zullen importeren.
Toen tussen 1999 en 2012 de yen tegenover de euro apprecieerde (tabel 1) was dat niet per se het gevolg van gestegen productprijzen. Het kan zijn dat de Japanse producten in die periode duurder werden en dat de Japanse producten of bedrijven minder concurrentieel werden, maar dat is niet altijd de reden. Om beter te kunnen beoordelen of de producten inderdaad duurder werden, moet je de reële bilaterale wisselkoers (= ε) bekijken, want die houdt rekening met de prijsverschillen.
Bekijk even dit voorbeeld van de eurozone en de VS. De formule luidt als volgt: nominale wisselkoers van de euro in dollar * prijspeil in de eurozone (in euro) prijspeil in de VS (in US−dollar)
In symbolen: ε = E * p p *
De teller geeft weer dat de prijzen van de goederen in de eurozone omgezet worden in US-dollar. In de noemer staan de prijzen van de goederen in US-dollar.
Stijgt de reële wisselkoers van de euro dan worden de goederen uit de eurozone duurder. De buitenlandse producten worden goedkoper.
Een wijziging van de reële wisselkoers kan veroorzaakt worden door: een wijziging van de nominale wisselkoers, ofwel een wijziging van de relatieve prijzen.
1 Stel dat er twee landen zijn: Euroland (wat overeenkomt met de eurozone) en Japan. Elk land produceert een product. Euroland produceert wasmachines en Japan produceert tv-schermen. De nominale wisselkoers, E, bedraagt 1,00 euro = 100,00 yen. Een wasmachine kost 150,00 euro. Een tv-scherm kost 5 000,00 yen. Hoeveel bedraagt de reële Japanse wisselkoers?
2 Als de prijs van een Audi in Duitsland 50 000,00 euro bedraagt en de nominale wisselkoers tegenover het Britse pond bedraagt 1,1637 euro voor 1,00 pond, hoeveel is dan de prijs van de Audi in Brits pond?
De valuta van het ene land wordt op de valutamarkt of wisselmarkt ingewisseld voor de valuta van een ander land. De valutamarkt bestaat uit duizenden ‘mensen’: importeurs en exporteurs, banken, internationale investeerders, speculanten, internationale reizigers en gespecialiseerde handelaars die valutamakelaars worden genoemd.
Wanneer je de aarde even vanuit een ‘tijdzoneperspectief’ bekijkt, dan gaat op maandagmorgen de valutamarkt open in Sydney (Australië) en Hongkong terwijl het in New York nog zondagavond is. Naarmate de dag vordert, gaan de valutamarkten in Tokio en Singapore open. Later volgen onder andere Frankfurt, Londen, New York en San Francisco. Tussen de sluiting aan de westkust van Amerika is het nog maar een uur voordat de valutamarkt in Sydney weer opengaat. Dealers over de hele wereld staan voortdurend in contact via telefoon en computer, en op een normale dag wordt zo een 5 000 miljard US-dollar aan valuta verhandeld.
Meer dan 30 % van de handel in valuta gebeurt online. De meeste handel gebeurt in Londen, New York en Tokio. Op het schema zie je wie de handelaars in valuta zijn. De afgeleide markt is de markt waar onder andere opties worden verhandeld.
Schema 1: Handelaars op de valutamarkt
GROTE BEDRIJVEN EN INSTITUTIONELE INVESTEERDERS / BELEGGERS
WISSELKOERSMAKELAAR
AFGELEIDE MARKT
AANDELENMAKELAARS
GROTE BANKEN, INTERBANKENMARKT
KLANTEN, KLEINE ORGANISATIES EN INSTITUTEN
1 Toon aan dat de valutamarkt een competitieve markt is.
In een systeem van vlottende of zwevende wisselkoersen bepalen vraag en aanbod de prijs van de munt zonder directe interventie van de centrale bank. Valuta kan daardoor onbeperkt schommelen. In dat geval is er een wisselkoersrisico, want een vlottende wisselkoers leidt daarmee tot onzekerheid voor exporteurs en importeurs.
Wanneer de wisselkoers van het binnenland sterk stijgt, is dat nadelig voor de exporteurs. Hun producten worden duurder ten opzichte van het buitenland. Een daling van de wisselkoers is nadelig voor importeurs want de producten uit het buitenland worden daardoor duurder.
De vraag naar euro’s
De vraag naar euro’s wordt bepaald door niet-ingezetenen die handelstransacties met de eurozone willen uitvoeren. Zo kunnen ingezetenen (particulieren, ondernemingen, overheden) van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk of van de VS: goederen en diensten van de eurozone aankopen en zo een plus op de lopende rekening van de betalingsbalans creëren; in aandelen van arGEN-X, KBC of Volkswagen beleggen en een plus op de financiële rekening van de betalingsbalans creëren, bedrijven overnemen of nieuwe bedrijven in de eurozone neerzetten en een plus op de financiële rekening van de betalingsbalans creëren.
Die handelstransacties veroorzaken dus inkomende financiële stromen. De vraag naar euro’s is dus de pluspost op de betalingsbalans van de eurozone.
Het aanbod van euro’s
Het aanbod van euro’s ontstaat doordat ingezetenen van de eurozone: goederen en diensten willen kopen buiten de eurozone; in aandelen van buiten de eurozone beleggen; directe investeringen doen buiten de eurozone en zo euro’s aanbieden in ruil voor buitenlandse valuta.
Dat zijn dus de transacties die op de lopende rekening, de kapitaal- en financiële rekening met een min worden aangeduid. Het zijn uitgaande financiële stromen.
Factoren die de wisselkoers beïnvloeden
De mondiale vraag naar goederen uit de eurozone
Een toename van de mondiale vraag naar producten uit de eurozone doet de vraag naar euro’s toenemen. Bekijk even dit voorbeeld van Airbus. Een toename van de vraag naar vliegreizen in de Verenigde Arabische Emiraten zorgt ervoor dat de luchtvaartmaatschappijen in dat land op zoek gaan naar vliegtuigen. Het land besluit dat de Airbus A380 het ideale product is en bestelt 50 vliegtuigen bij Airbus. De vraag naar euro’s neemt daardoor toe.
Als de eurozone meer Amerikaanse goederen vraagt, dan worden er meer euro’s aangeboden en meer US-dollars gevraagd. Daardoor daalt de euro tegenover de US-dollar.
Relatieve verandering in inflatiepercentage
Bekijk even dit voorbeeld vanuit het perspectief van de VS. Als de inflatie in de eurozone relatief laag is ten opzichte van de inflatie in de VS, zal de vraag naar euro’s stijgen, want in de eurozone zijn goederen en diensten dan goedkoper. Daardoor zullen er euro’s gevraagd worden door de VS en de VS bieden dan US-dollars aan.
Er is nu een hogere wisselkoers. De dollar is gedeprecieerd: een US-dollar is minder waard, want je moet meer betalen voor een euro. De euro is geapprecieerd.
Bij een lage inflatie zal de waarde van de munteenheid stijgen. Bij een hoge inflatie zal de munteenheid depreciëren.
Relatieve verandering in interestvoet
Mensen en ondernemingen kopen financiële activa, zoals obligaties, om een bepaald rendement te behalen. Hoe hoger de interest op Amerikaanse obligaties in vergelijking met Europese obligaties, hoe interessanter voor Europese beleggers om de Amerikaanse obligaties te kopen.
De interestvoet, of beter de relatieve interestvoet, beïnvloedt de kapitaalstroom: beleggers zoeken landen waar er hoge interestvoeten zijn.
In het bovenstaande voorbeeld zal de vraag naar euro’s dalen. Dat zorgt voor een lagere wisselkoers USD/EUR. De US-dollar is geapprecieerd ten opzichte van de euro of de euro is gedeprecieerd tegenover de US-dollar.
Aan de andere kant kan een hoge interestvoet wijzen op hoge verwachte inflatie, wat er dan weer voor kan zorgen dat buitenlandse investeringen ontmoedigd worden.
Relatieve verandering in inkomensniveau
Die verandering beïnvloedt de rijkdom en weelde van landen en dus ook hoeveel ze kunnen uitgeven.
Verandering in overheidscontrole
Een overheid kan onder andere wisselkoersbarrières en handelsbarrières opzetten.
De overheid kan tussenkomen in de valutamarkt.
De overheid kan macrovariabelen beïnvloeden zoals inflatie, interestvoeten en inkomensniveau. Zo zal een verhoging van de interestvoeten door de ECB, veeleer om bijvoorbeeld inflatie af te remmen, ervoor zorgen dat er meer euro’s gevraagd worden dan US-dollars.
Verandering van de verwachting van toekomstige wisselkoersen
De valutamarkten reageren op elk nieuws dat een toekomstig effect kan hebben. Zo kan het nieuws van een potentiële aanzwelling van de inflatie in de VS ervoor zorgen dat valutahandelaars hun dollars verkopen.
Veel institutionele investeerders nemen valutaposities in gebaseerd op geanticipeerde wisselkoersveranderingen in verschillende landen.
1 Bestudeer grafiek 1 en 2. Wat kun je zeggen over het verloop van beide grafieken?
c Wat betekent een evenwicht van vraag en aanbod op de wisselmarkt?
d Veronderstel nu dat er meer Europese goederen gekocht worden, wat gebeurt er met de vraag naar euro’s?
e Ga ervan uit dat bij een vraagtoename er bij een waarde van 1,00 euro nu 150 miljard gevraagd wordt. Teken die evenwijdige verschuiving.
f Hoeveel bedraagt het aanbod nog steeds bij een prijs van 1,00 euro?
g Vul de tekst aan.
Daardoor is er nu een van miljard. Die miljard betekent dat de eurozone een heeft. Dat onevenwicht tussen de en stromen is bij wisselkoersen slechts tijdelijk. Het duwt de wisselkoers omhoog tot euro.
Om het wisselkoersrisico in te perken kunnen landen hun munten aan elkaar koppelen. Bij een vaste wisselkoers legt de monetaire overheid de waarde van de nationale munt ten opzichte van de vreemde valuta vast. De prijs van de nationale munt wordt de pariteit of spilkoers genoemd. Als de overheid toelaat dat de wisselkoers een beperkte afwijking van die spilkoers toelaat, is er sprake van stabiele wisselkoersen. Vaak wordt er een bandbreedte of fluctuatiemarge vastgelegd, twee marges waartussen de wisselkoers kan fluctueren. Die marges vormen dus een boven- en ondergrens waarbinnen de wisselkoers mag fluctueren. Zodra er een te grote afwijking ontstaat en de vastgelegde grenzen overschreden worden, grijpt de overheid actief op de markt in om de afwijking van de spilkoers opnieuw binnen de toegelaten marges te brengen. Ze kan dat doen door een valuta-interventie of een renteaanpassing. Soms wordt een wisselkoers helemaal vastgezet, dan is de bandbreedte nul.
Grafiek 4: Wisselkoers euro/Deense kroon
Hoeveelheid Deense kroon
Sinds 1999 is de Deense kroon aan de euro vastgekoppeld. De referentiekoers is 7,46 Deense kroon voor 1,00 euro. De bandbreedte bedraagt 4,50 %. Dat betekent dat de koers 2,25 % omhoog en 2,25 % omlaag mag gaan. De wisselkoers van de Deense kroon ten opzichte van de euro moet dus tussen 7,292 euro en 7,627 Deense kroon voor 1,00 euro liggen.
Wanneer de feitelijke wisselkoers te ver onder de spilkoers komt, zal de centrale bank ingrijpen. De centrale bank zal steunaankopen doen wat betekent dat ze haar eigen vreemde valuta gaat verkopen om eigen valuta op te kopen bij de algemene banken. Zo neemt de vraag naar de eigen valuta toe waardoor de wisselkoers weer stijgt. De centrale bank kan daar niet onbeperkt mee doorgaan. De vreemde deviezen of valuta kunnen natuurlijk opgeraken. Het gevaar is wel dat de algemene banken zelf minder eigen valuta hebben. Dat vormt een liquiditeitsprobleem want ze hebben zelf minder geld in kas om leningen te verstrekken.
Voordelen van een vaste wisselkoers
Wanneer kleinere landen hun wisselkoers aan een sterkere munt zoals de euro of de US-dollar koppelen, komt hun monetaire beleid betrouwbaarder en geloofwaardiger over bij de handelspartners. Dankzij die koppeling zullen er minder schommelingen optreden in de relatieve prijzen van de landen. Dat zorgt er natuurlijk allemaal voor dat het makkelijker is om handel te drijven met die landen.
Nadelen van een vaste wisselkoers
Vlottende of zwevende wisselkoersen zorgen zelf voor een natuurlijke correctie op de handelsbalans. Dat is bij een vaste wisselkoers niet het geval. Wanneer een land zijn munt aan een andere munt koppelt, verliest het enigszins autonomie op vlak van monetair beleid. Zo kan het zijn dat het land waarvan de munt gekoppeld is, het andere land moet volgen op gebied van rentetarieven en inflatiebeheersing. Daarnaast kan bij een economische crisis in de eurozone, de crisis ook overlopen naar het gekoppelde land.
Bekijk aandachtig grafiek 5. Op de x-as staat de hoeveelheid Deense kroon, op de y-as de nominale wisselkoers E.
a Lees de koersen af en noteer ze hier.
Spilkoers #EUR/DKK =
Plafond #EUR/DKK =
Bodem #EUR/DKK =
b Veronderstel dat de rente in de eurozone stijgt. Wat gebeurt er met de Deense kroon?
c Teken die verschuiving op grafiek 5 zodat het nieuwe evenwicht van vraag en aanbod onder de bodemkoers uitkomt.
d Wat zal de Deense centrale bank nu doen?
e Teken die verschuiving zodat het nieuwe evenwicht van vraag en aanbod op de bodemkoers uitkomt. De hoeveelheid bedraagt hier 130. Duid dat aan op grafiek 5.
f Wat is nu de waarde van de Deense kroon?
g Wat is de marktvraag naar Deense kroon en dus de omvang van de Deense export van goederen en diensten en kapitaalinvoer?
h Wat is het marktaanbod van Deense Kroon en ook de omvang van de invoer van goederen en diensten en kapitaaluitvoer?
i Hoeveel heeft de Deense centrale bank gekocht?
j Zijn er nu meer of minder Deense kronen in omloop?
Grafiek 5: Wisselkoers euro/Deense kroon
Good to know
Doordat beleggers Deense kronen dumpten en euro’s in de plaats kochten, ontstond er een economisch tekort op de betalingsbalans. De Deense centrale bank verkocht dan euro’s, vreemde deviezen, en kocht Deense kronen. Zo was de betalingsbalans boekhoudkundig terug in evenwicht.
Als de wisselkoers van de euro ten opzichte van US-dollar daalt, wordt de euro goedkoper voor de inwoners van de Verenigde Staten. Dat zorgt ervoor dat de producten uit de eurozone goedkoper worden en dat versterkt dan weer de concurrentiepositie van de eurolanden. De export in de eurozone neemt toe en dus ook de exportwaarde. Wanneer er goederen geïmporteerd worden van buiten de eurozone naar de eurozone, is er een vraag naar buitenlandse munt, want de euro wordt in bijvoorbeeld US-dollar omgezet.
Wanneer er geëxporteerd wordt van de eurozone naar de VS, dan is er vraag naar euro’s, want de VS zetten US-dollars om in euro. Elke transactie die resulteert in een betaling aan buitenlanders is debet (-) of debetverrichting.
Wanneer België goederen koopt van buiten de eurozone, daalt de voorraad buitenlandse valuta, want euro’s worden bijvoorbeeld in US-dollars omgezet. Elke transactie die resulteert in een ontvangst van financiële middelen van buitenlanders is credit (+) of creditverrichting. Het buitenland doet onze vreemde valuta immers stijgen. Als er op de betalingsbalans een tekort is, zal de nominale wisselkoers depreciëren. Daardoor komt de betalingsbalans weer in evenwicht. Is er een overschot op de betalingsbalans, dan zal de nominale wisselkoers appreciëren.
Er is een overschot op de betalingsbalans wanneer credit groter is dan debet of wanneer de credittransacties groter zijn dan de debettransacties. Er is een tekort wanneer debet groter is dan credit of wanneer de debettransacties groter zijn dat de credittransacties.
Als de som van de particuliere en overheidstransacties op de lopende en reguliere kapitaalrekeningen positief is, moet de centrale bank haar bezit aan buitenlands geld / activa hebben vergroot.
Als de som van particuliere en overheidstransacties op de lopende en reguliere kapitaalrekeningen negatief is, moet de centrale bank haar bezit aan buitenlands geld / activa hebben verminderd.
Een land met een tekort op de betalingsbalans betekent dat er meer uitgaande stromen zijn dan inkomende stromen. Er is dan een tekort in zijn betalingen aan het buitenland. Om dit aan te zuiveren zal een land een deel van zijn internationale reserves, meer bepaald, vreemde valuta verliezen. Dat wordt geregistreerd op de rekening Wijziging in de reservetegoeden van de monetaire overheid. Zo geraakt de betalingsbalans in evenwicht.
Wisselkoers is de prijs die iemand betaalt voor een eenheid van een vreemde munt. Die koers hangt af van de vraag en het aanbod van de vreemde munt.
De nominale bilaterale wisselkoers (=E) kun je op twee manieren uitdrukken: de prijs van de binnenlandse munt uitgedrukt in termen van de buitenlandse munt, de prijs van de buitenlandse munt uitgedrukt in termen van de binnenlandse munt.
Je noteert dat op de volgende manier:
Wisselkoers: #HC/FC
Waarbij:
HC = home currency = binnenlandse munt
FC = foreign currency = buitenlandse munt
De reële wisselkoers
Als een munt apprecieert tegenover een andere munt, wil dat niet noodzakelijk zeggen dat de producten in dat land duurder werden. Om een betere vergelijking te kunnen maken of producten inderdaad duurder zijn, moet je kijken naar de reële bilaterale wisselkoers (= ε).
Die houdt rekening met de prijsverschillen. De formule luidt als volgt: nominale wisselkoers van de euro in dollar * prijspeil in de eurozone (in euro) prijspeil in de VS (in US−dollar)
In symbolen: ε = E * p p *
De valutamarkt
De valuta van het ene land wordt op de valutamarkt ingewisseld voor de valuta van een ander land. De valutamarkt bestaat uit duizenden ‘mensen’: importeurs en exporteurs, banken, internationale investeerders, speculanten, internationale reizigers en gespecialiseerde handelaars die valutamakelaars worden genoemd.
Vlottende wisselkoers
In een systeem van vlottende wisselkoersen wordt de prijs van een munt bepaald door vraag en aanbod, zonder directe interventie van de centrale bank.
De vraag naar euro’s
De vraag naar euro’s wordt bepaald doordat niet-ingezetenen handelstransacties willen uitvoeren met de eurozone. Zo kunnen ingezetenen (particulieren, ondernemingen, overheden) van bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk of van de Verenigde Staten: goederen en diensten van de eurozone aankopen en zo een plus op de lopende rekening van de betalingsbalans creëren; in aandelen van arGEN-X, KBC of Volkswagen beleggen en een plus op de financiële rekening van de betalingsbalans creëren, bedrijven overnemen of nieuwe bedrijven hier neerzetten en een plus op de financiële rekening van de betalingsbalans creëren.
Die handelstransacties leiden met andere woorden tot inkomende financiële stromen. De vraag naar euro zijn dus de plusposten op de betalingsbalans van de eurozone.
Het aanbod van euro’s
Het aanbod van euro’s ontstaat doordat ingezetenen van de eurozone: goederen en diensten willen kopen buiten de eurozone; beleggen in aandelen van buiten de eurozone; directe investeringen doen buiten de eurozone en ze daardoor euro’s aanbieden in ruil voor buitenlandse valuta.
Factoren die de wisselkoers beïnvloeden
De mondiale vraag naar goederen uit de eurozone
Relatieve verandering in inflatiepercentage
Relatieve verandering in interestvoet
Relatieve verandering in inkomensniveau
Verandering in overheidscontrole
Verandering van de verwachting van toekomstige wisselkoersen
Vaste wisselkoers
Bij een vaste wisselkoers zal de monetaire overheid de waarde van de nationale munt ten opzichte van de vreemde valuta vastleggen. De prijs van de nationale munt wordt de pariteit of spilkoers genoemd.
Vaak wordt er een bandbreedte vastgelegd, twee marges waartussen de wisselkoers kan fluctueren. Wanneer de feitelijke wisselkoers te ver onder de spilkoers komt, zal de centrale bank ingrijpen.
De wisselkoers en de betalingsbalans
Als er op de betalingsbalans een tekort is, zal de nominale wisselkoers depreciëren. Daardoor komt de betalingsbalans weer in evenwicht. Is er een overschot op de betalingsbalans, dan zal de nominale wisselkoers appreciëren.
Er is een overschot op de betalingsbalans wanneer credit groter is dan debet. Er is een tekort wanneer debet groter is dan credit.
Als de som van de particuliere en overheidstransacties op de lopende en reguliere kapitaalrekeningen positief is, moet de centrale bank haar bezit aan buitenlands geld / activa hebben vergroot.
Als de som van particuliere en overheidstransacties op de lopende en reguliere kapitaalrekeningen negatief is, moet de centrale bank haar bezit aan buitenlands geld / activa hebben verminderd.
Wanneer een land een tekort op de betalingsbalans heeft, dan heeft dat land meer uitgaande stromen dan inkomende stromen. Er is dan een tekort in zijn betalingen aan het buitenland. Om dat aan te zuiveren zal een land een deel van zijn internationale reserves, meer bepaald, vreemde valuta verliezen. Dat wordt geregistreerd op de rekening Wijziging in de reservetegoeden van de monetaire overheid. Zo geraakt de betalingsbalans in evenwicht.
2 Wanneer een verdeler uit België het Chinese elektrische automerk BYD koopt, dan wordt de Chinese fabrikant betaald in ...
A USD
B EUR.
C GBP.
D crypto’s.
E CNY.
3 Als de Verenigde Staten vlees aan het Verenigd Koninkrijk verkopen, dan wordt de Amerikaanse vleesproducent betaald in ...
A USD
B EUR.
C GBP.
4 Als Colruyt kiwi’s uit Nieuw-Zeeland koopt, dan betaalt Colruyt in ...
A USD.
B EUR.
C GBP.
D CNY.
E NZD
5 Als de ECB haar voorraad aan Britse pond verhoogt, dan zal ...
A de kapitaal- en financiële rekening toenemen.
B de kapitaal- en financiële rekening afnemen.
C er een toename zijn in de officiële deviezenreserves van de eurozone / ECB.
D er een afname zijn in de officiële deviezenreserves van de eurozone / ECB.
6 Als de ECB haar voorraad aan Turkse lira verlaagt, dan zal ...
A de kapitaal- en financiële rekening toenemen.
B de kapitaal- en financiële rekening afnemen.
C er een toename zijn in de officiële deviezenvoorraad van de eurozone / ECB.
D er een afname zijn in de officiële deviezenreserves van de eurozone / ECB.
7 De verandering van de officiële deviezenvoorraad van België is gelijk aan ...
A lenen van het buitenland plus het tekort op de lopende rekening.
B het saldo op de lopende rekening plus het saldo op de kapitaal- en financiële rekening.
C het saldo op de lopende rekening balans min het saldo op de kapitaal- en financiële rekening balans.
D buitenlandse investeringen in België min de Belgische investeringen in het buitenland.
8 Om een tekort op de lopende rekening te betalen, kan een land ...
A geld lenen van het buitenland.
B geld ontlenen aan het buitenland.
C de officiële verandering in deviezenvoorraad verhogen om het tekort te dekken.
D geld overhevelen van de kapitaalrekening naar de officiële deviezenvoorraad.
9 Wanneer er een tekort is op de lopende rekening en de officiële deviezenverandering bedraagt 0, dan ...
A overstijgt de export de import.
B is het land een exporteur van kapitaal.
C heeft de kapitaal- en financiële rekening een overschot.
D heeft het land een begrotingsoverschot.
10 Wanneer de import van België toeneemt, dan zal de som van de lopende rekening plus de kapitaal- en financiële rekening en de officiële verandering in deviezenvoorraad …
A negatief worden.
B positief worden.
C positief of negatief worden afhankelijk van het begrotingstekort of -surplus.
D niet veranderen.
11 Als het saldo op de lopende rekening -100 miljard euro bedraagt en het saldo op de kapitaal- en financiële rekening +80 miljard euro, dan zal de officiële deviezenvoorraad ...
A met 20 miljard euro dalen.
B met 20 miljard euro stijgen.
C met 180 miljard euro stijgen.
D met 180 miljard euro dalen.
12 Wanneer de waarde van de ene valuta daalt ten opzichte van een andere valuta, is de wisselkoers van de eerste valuta ...
A gedeprecieerd.
B geapprecieerd.
C gevraagd.
D gerevalueerd.
13 Wanneer de euro deprecieert ten opzichte van de US-dollar, zal de US-dollar appreciëren / depreciëren en de wisselkoers stijgen / dalen
14 Stel dat de situatie als volgt is: op maandag: 1,50 GBP = USD 1,00 en op vrijdag: 0,75 USD = 1,00 GBP. Wat is er dan gebeurd?
A De US-dollar is in waarde gestegen ten opzichte van het Britse pond.
B Het Britse pond is in waarde gestegen ten opzichte van de Amerikaanse dollar.
C De Amerikaanse dollar is in waarde gedaald ten opzichte van het Britse pond.
15 Wanneer de wisselkoers van de euro daalt, dan zullen goederen uit de eurozone goedkoper / duurder worden voor de VS en zal de export van de eurozone toenemen / afnemen.
16 Als de nominale wisselkoers stijgt en de prijsniveaus blijven constant, zal de reële wisselkoers ...
A stijgen.
B dalen.
C constant blijven.
D stijgen, dalen of constant blijven.
17 Oorspronkelijk is de wisselkoers tussen Zuid-Afrikaanse rand en de euro 18,00 rand per euro. Als de nominale wisselkoers stijgt tot 21,00 rand per euro en de Zuid-Afrikaanse prijzen noch de prijzen in de eurozone veranderen, dan ...
A is de reële wisselkoers groter dan voordien.
B is de reële wisselkoers hetzelfde als voordien.
C is de reële wisselkoers kleiner dan voordien.
D kun je geen conclusies trekken over de wisselkoers.
18 Een onderneming in België wil koffiebonen uit Brazilië importeren. De wisselkoers bedraagt 5,00 Braziliaanse real per euro. Als de koffiebonen 100,00 real per ton kosten, dan kost een ton koffiebonen ...
A 20,00 euro.
B 500,00 euro
C 105,00 euro.
D 95,00 euro.
19 Wanneer de reële wisselkoers van de euro apprecieert, dan zullen goederen uit de eurozone ...
A duurder worden tegenover goederen van buiten de eurozone waardoor export daalt en import stijgt.
B goedkoper worden tegenover goederen van buiten de eurozone waardoor export stijgt en import daalt.
C duurder worden tegenover met goederen van buiten de eurozone waardoor export stijgt en import daalt.
D goedkoper worden tegenover goederen van buiten de eurozone waardoor export daalt en import stijgt.
Action 3— Welke vaste wisselkoersen bestaan er?
1 Wat is de munteenheid in het land? Aan welke munt is die gekoppeld en wat is de wisselkoers?
2 Noteer minstens vier andere landen die aan de Amerikaanse dollar zijn gekoppeld. Gebruik het internet.
Action 4— Welke zijn de tegenstellingen van vlottende en vaste wisselkoersen?
1 Lees aandachtig het artikel en verklaar de gemarkeerde stukken uit de tekst.
a De reële rente in Turkije bedraagt -22 procent.
b De president wil de economische orthodoxie op de kop zetten door via lagere rentes een lagere inflatie na te jagen.
c tuimelperte van de lira
d een land dat nagenoeg zijn volledige energiebehoefte in harde dollar moet invoeren
e snel slinkende deviezenreserves
Eind 2021: Een tuimelende Turkse munt en een diep negatieve reële rente jagen de officiële inflatie in Turkije naar 36 procent
Dat is ook meteen het hoogste niveau sinds de Turkse president Erdogan begin deze eeuw aan de macht kwam.
Januari 2022. De reële rente in Turkije bedraagt -22 procent (a). In 2021 knipte de centrale bank de rente bij tot 14 procent, terwijl de inflatie in december 2021 opgelopen was tot 36 procent.
De stijging van de levensduurte is zo opgelopen tot het hoogste peil sinds 2002, het jaar waarin huidig president Recep Tayyip Erdogan aan de macht kwam. Zijn populariteit steeg snel door een eind te maken aan de decennialange hyperinflatie en het land als opkomende economie op de kaart te ze en. Ironisch genoeg ze e diezelfde Erdogan die stabiliteit op de helling met een soort monetaire kamikaze die de 84 miljoen Turken in snel tempo aan het verarmen is. De president wil de economische orthodoxie op de kop ze en door via lagere rentes een lagere inflatie na te jagen.(b) Alle critici van dat controversiële beleid werden opgeruimd, zowel bij de centrale bank als bij het ministerie van Financiën.
Op dit ogenblik lijkt de kamikaze echter een resultaat te sorteren dat in lijn ligt met de economische orthodoxie: snel oplopende inflatie. Dit mede als gevolg van de bijbehorende tuimelperte van de lira (c), die tegenover de euro en de dollar in 2021 meer dan 40 procent van zijn waarde verloor.
Zware onderscha ing
Zo’n hallucinante daling is een ramp voor een land dat nagenoeg zijn volledige energiebehoefte in harde dollar moet invoeren (d). Het is die ingevoerde inflatie die nu begint door te sijpelen in de inflatiestatistieken.
Merk op dat die officiële cijfers volgens sommige ona ankelijke Turkse economen nog een zware onderscha ing van de echte stijging van de levensduurte in het land zijn. Een groep economen verenigd in ENAGrup schat de echte inflatie in het land in december op 83 procent.
Met de aankondiging van een soort spaardersgarantie kon Erdogan vlak voor Kerstmis de glijvlucht van de munt even een halt toeroepen en de lira zelfs de grootste dagwinst sinds 1983 bezorgen. ‘We hebben de economische doctrine op de kop gezet’, kraaide de Turkse president victorie. Intussen is de kostprijs van die bokkensprong duidelijk geworden: snel slinkende deviezenreserves (e) om de lira te ondersteunen en een spaardersgarantie die op termijn de schatkist flink wat geld kan kosten.
Naar: detijd.be
snel slinkende deviezenreserves (e) om de lira te ondersteunen en
2 Lees aandachtig het artikel en verklaar de gemarkeerde stukken uit de tekst.
a De centrale bank kocht voor 47 miljard kronen (6,3 miljard euro) buitenlandse deviezen op in een poging een verdere stijging van de kroon tegen te gaan.
b In de feiten handhaaft de centrale bank al meer dan twee decennia de kroon binnen een veel engere vork.
c De sterke kroon voedde de jongste maanden de speculatie dat de Deense centrale bank de rente – die nu al 0,6 procent onder nul zit – verder zou moeten verlagen om de kroon af te remmen.
Een Deens luxeprobleem:
een te sterke munt
De Deense centrale bank heeft in december miljarden euro’s moeten kopen om te vermijden dat de kroon te ver van haar spilkoers tegenover de eenheidsmunt zou afwijken.
Terwijl Turkije, eind 2021, snel de reserves aan het opbranden is bij pogingen om de tuimelende lira te stutten speelt zich in Denemarken een omgekeerd scenario af.
Kopenhagen moest de jongste dagen en weken fors euro’s kopen om te vermijden dat de kroon te sterk zou stijgen. De centrale bank kocht voor 47 miljard kronen (6,3 miljard euro) buitenlandse deviezen op in een poging een verdere stijging van de kroon tegen te gaan (a).
Door de interventie, de grootste sinds begin 2015, zijn de buitenlandse reserves van Denemarken gestegen tot 530 miljard kronen (71 miljard euro).
Denemarken koppelt sinds 1987 de kroon tegen dezelfde koers vast, eerst tegenover de Duitse mark en sinds 1999 tegenover de euro. Dat gebeurt rond een centrale koers van 7,46 kronen per euro, met een bandbreedte van 2,25 procent daarboven of -onder. In de feiten handhaaft de centrale bank al meer dan twee decennia de kroon binnen een veel engere vork (b).
In december klom de kroon naar 7,436 per euro. Dat is bijna een half procent boven de spilkoers en vormde het signaal voor de interventies.
De sterke kroon voedde de jongste maanden de speculatie dat de Deense centrale bank de rente – die nu al 0,6 procent onder nul zit – verder zou moeten verlagen om de kroon af te remmen (c).
Dat is een weinig aantrekkelijke optie in een land dat spaarders al jaren met negatieve rentes om de oren slaat.
Denemarken heeft van alle ontwikkelde landen de coronapandemie ongeveer het best doorstaan. Vorige maand stelde de Deense regering een lagere stimulus in het vooruitzicht voor 2022 om de naar eigen zeggen ‘ongelooflijke’ economie af te remmen.
De Deense economie beperkte de pandemische krimp in 2020 tot 2 procent en zou volgens de prognoses van het Internationaal Monetair Fonds in 2021 3,8 procent herstel geboekt hebben. Met iets meer dan 5 procent werkloosheid kent het land bijna volledige tewerkstelling. De begroting is nagenoeg in evenwicht en de overheidsschuld beloopt minder dan 40 procent van het bruto binnenlands product.
Bron: tijd.be, 2022-01-05 onder remmen
Action 5— Hoe ziet de geschiedenis van de euro en de EMU eruit?
1 Gebruik de website van de Europese Unie en bekijk het filmpje op iDiddit.
2 Vul de jaartallen en de gebeurtenissen van dat jaar aan.
: Marjolinmemorandum: eerste voorstel tot
: EMS-stelsel: wisselkoersmechanisme rond een
: Europese Akte: Doel = gemeenschappelijke markt instellen
1989: Rapport : Plan tot in drie fasen
: Start fase 1: Afschaffing
: Verdrag van : EMU = Economische en Monetaire Unie
3 Wat waren de Maastrichtnormen – de voorwaarden om te mogen deelnemen aan de euro?
: dicht bij de 3 landen met de laagste inflatie om zo prijsstabiliteit te garanderen.
: maximaal van het bbp
Staatsschuld: maximaal
wisselkoers: laatste twee jaren binnen de marges van EMS gebleven
Lage : maximaal 2 % boven de drie landen met laagste rente
4 Vul de jaartallen en de gebeurtenissen van dat jaar aan.
: Start fase 2: Oprichting
: keuze voor euro als naam voor gemeenschappelijke munt
1997: Stabiliteits- en groeipact
1998: beslissing over
: Oprichting , vervangt EMU Het eurosysteem bestaat uit de ECB en de Nationale banken van eurolanden; verantwoordelijk voor het monetair beleid binnen de eurozone.
Wat is de rol van het IMF, de Wereldbank en de OECD?
INTRO
1 Lees aandachtig het artikel. Waarover maakt de Wereldbank zich zorgen?
De wereldeconomie zal ook in 2024 verder vertragen, voorspelt de Wereldbank. Daardoor zal de economische groei in de eerste hel van dit decennium dalen tot het laagste punt in dertig jaar. Vooral de ontwikkelingslanden zullen dat voelen.
Amper 2,4 procent groei voorspelt de Wereldbank in een vooruitblik op het jaar, een gevolg van onder meer lage investeringen en een kwakkelende wereldhandel.
De Wereldbank waarschuwt in het rapport dan ook voor een decennium van ‘gemiste kansen’ en ‘gebroken belo en’. De zwakke economische groei dreigt vooral een probleem te worden voor de ontwikkelingslanden. Met name de opkomende landen die relatief veel grondsto en exporteren hebben hun schulden te veel laten oplopen. Daardoor kunnen ze onvoldoende geld vrijmaken om te investeren in klimaatmaatregelen of bestrijding van armoede. Bron: standaard.be, 2024-01-10
2 Lees aandachtig het artikel.
a Waarom maakt het IMF zich zorgen over de lage mondiale groei?
b Welke oplossing ziet het IMF voor dat probleem?
Na een aantal jaren van schokken verwacht het IMF dat de mondiale groei in 2024 de 3,1 procent zal bereiken waarbij de inflatie zal dalen en de arbeidsmarkten stand zullen houden. Die veerkracht biedt een basis om de focus te verleggen naar de middellangetermijntrends die de wereldeconomie vormgeven. Zoals het nieuwe IMF-rapport aan de G20 duidelijk maakt, beloven sommige van die trends – zoals AI – de productiviteit te verhogen en de groeivooruitzichten te verbeteren. ‘We hebben dit hard nodig: onze voorspellingen voor de groei op de middellange termijn zijn gedaald tot het laagste niveau in tientallen jaren’, aldus het IMF.
De lage mondiale groei treft iedereen, maar heeft vooral verontrustende gevolgen voor de opkomende markten en de ontwikkelingslanden. Die landen hebben op indrukwekkende wijze opeenvolgende mondiale schokken doorstaan, ondersteund door sterkere institutionele en beleidskaders maar hun vertragende groeivooruitzichten hebben de convergentie met de geavanceerde economieën nog vergroot.
Vrij vertaald van: imf.org, 2024-02-26
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
Wat is de rol van het IMF, de Wereldbank en de OECD?
Nu de inflatie afkoelt en de economieën beter in staat zijn een strakker begrotingsbeleid op te vangen, is de tijd gekomen voor een hernieuwde focus op het opnieuw opbouwen van bu ers tegen toekomstige schokken, de beteugeling van de stijging van de staatsschuld en de creatie van ruimte voor nieuwe uitgavenprioriteiten. Wachten kan later tot een pijnlijke aanpassing leiden. Maar om de voordelen duurzaam te maken, moeten de verkrappingen in een zorgvuldig afgestemd tempo plaatsvinden.
Explore 1— Wat doen het IMF, de Wereldbank en de OECD?
Internationale beleidscoördinatie
Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) speelt een belangrijke rol bij de bevordering van internationale beleidscoördinatie om financiële stabiliteit en economische groei wereldwijd te promoten. Dat doet het onder andere door beleidsadvies te geven, toezicht te houden en financiële bijstand te verlenen.
Ook de Wereldbank speelt een belangrijke rol bij de bevordering van internationale beleidscoördinatie, maar met een focus op ontwikkeling gerelateerde kwesties en op de afname van armoede in ontwikkelingslanden.
De taak van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD), is economische groei, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bevorderen door middel van beleidscoördinatie, analyse en aanbevelingen tussen haar lidstaten.
1 Werk in drie groepen. Elke groep gaat met een andere instelling aan de slag.
INSTELLING
Groep 1IMF
Groep 2Wereldbank
Groep 3OECD
2 Ga naar iDiddit. Je vindt er voor elke groep de bronnen en de bijbehorende vragen.
3 Verwerk de vragen en antwoorden eerst met een tekstverwerker. Vermeld ook de weblinks van de gebruikte internetbronnen.
4 Presenteer de verworven kennis op een van de volgende manieren:
een affiche in Canva,
een presentatie,
een infographic,
een filmpje van een bulletin uit een nieuwsuitzending,
een bladzijde uit de krant.
5 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
6 Vorm nieuwe groepen van drie met telkens een leerling uit beide andere groepen. Op welke instelling heeft het item betrekking? Kruis aan.
IMFWERELDBANKOECD
... wil duurzame groei en welvaart bereiken.
... heeft 190 leden.
... is eigendom van de aandeelhouders, zijnde de landen.
... moedigt de uitbreiding van de handel en de economische groei aan.
... brengt landen en een reeks partners van over de hele wereld bijeen om innovatieve ideeën en beste praktijken over het hele beleidsspectrum te verkennen.
... ontvangt voornamelijk geld via quota’s.
... ontmoedigt beleid dat de welvaart zou schaden.
... staat onder de dagelijkse leiding van vier boards of executive directors. Die boards tellen samen 24 executive directors.
... kan een biljoen lenen aan zijn lidstaten.
... publiceert jaarlijks 500 rapporten, enquêtes, beleidsnota’s en analyses.
... heeft financiële reserves afkomstig van financiële markten, eigen beleggingen en vergoedingen betaald door de lidstaten.
... heeft als prioriteiten de creatie van duurzame economische groei, de investering in mensen en de opbouw van veerkracht tegen schokken en bedreigingen.
... monitort het economische en financiële beleid van de lidstaten.
... moedigt regeringen actief aan om concurrentieverstorende praktijken aan te pakken en bevordert marktgerichte hervormingen over de hele wereld.
... biedt financiële steun aan landen die door crises zijn getroffen, om ademruimte te creëren bij het implementeren van beleid dat de economische stabiliteit en groei herstelt.
... bestaat uit een 300-tal commissies die allerlei studiedomeinen bestrijken.
... biedt technische bijstand en training, beter bekend als capaciteitsontwikkeling aan.
... houdt toezicht en wil risico’s identificeren waarvoor herstelmaatregelen in het beleid nodig kunnen zijn.
... heeft de council als het overkoepelende besluitvormingsorgaan.
IMFWERELDBANKOECD
... houdt bilateraal toezicht en multilateraal toezicht
... heeft de visie: ‘Een wereld zonder armoede op een leefbare planeet.’
... verstrekt beleidsadvies aan de leden, een activiteit die bekend staat als toezicht.
De IDA richt zich op de allerarmste landen.
IBRD zorgt voor leningen, rentevrije kredieten en beurzen voor ontwikkelingslanden om voornamelijk onderwijs, infrastructuur en communicatiemiddelen te verbeteren.
Explore 2— Welke kritiek wordt er gegeven op het IMF?
verleent leningen aan lidstaten die te maken hebben met betalingsbalansproblemen of financiële crises.
voert regelmatig economische analyses en beoordelingen uit van de economische situatie van zijn lidstaten. Dat omvat de monitoring van economische indicatoren, de identificatie van risico’s en de aanbeveling van beleidsmaatregelen om economische stabiliteit te bevorderen. biedt technische bijstand en training aan lidstaten om hun capaciteit op het gebied van economisch beleid en financieel beheer te versterken. Dat omvat bijvoorbeeld hulp bij het opstellen van begrotingen, belastinghervormingen en het verbeteren van het toezicht op financiële instellingen. geeft advies aan lidstaten over economisch beleid om macro-economische stabiliteit te bevorderen, zoals advies over monetair beleid, fiscaal beleid en structurele hervormingen. faciliteert dialoog en samenwerking tussen lidstaten om mondiale economische en financiële stabiliteit te bevorderen.
Wereldbank verstrekt leningen en subsidies aan ontwikkelingslanden om projecten te financieren die gericht zijn op het bevorderen van economische ontwikkeling en het verbeteren van levensomstandigheden. biedt naast financiële steun ook technische expertise en advies aan ontwikkelingslanden aan om hen te helpen bij de ontwikkeling en implementatie van effectief beleid en van strategieën voor economische ontwikkeling. voert onderzoek uit en verzamelt gegevens over wereldwijde ontwikkelingskwesties, zoals armoede, klimaatverandering en economische groei. streeft naar duurzame ontwikkeling door projecten te ondersteunen die milieuvriendelijk zijn en die rekening houden met sociale en ecologische aspecten. speelt een rol bij het bieden van noodhulp en het ondersteunen van landen bij het herstel na natuurrampen, conflicten en andere noodsituaties. Die kan onder meer bestaan uit het verstrekken van financiële middelen voor noodhulp, wederopbouw en capaciteitsopbouw.
OECD
brengt markteconomieën samen en bevordert economische groei. laat haar thematische commissies advies geven aan beleidsmakers. geeft advies en analyses via talrijke rapporten en enquêtes.
Action 1— Wat houdt het World Economic Outlook report in?
Tweemaal per jaar publiceert het IMF het World Economic Outlook report. In dat rapport presenteert het IMF de analyses van de mondiale economische ontwikkelingen op de korte en middellange termijn. Ga naar iDiddit. Open het World Economic Outlook report van 2024 en beantwoord de vragen.
a Welke evolutie van het reëel bbp werd geschat voor deze landen?
Tabel 1: Evolutie bbp per land in procent
VS Duitsland
Frankrijk
Italië
Japan
VK China
India
Rusland
wereld
* Gegevens van april 2024
b Wat wordt verwacht voor de inflatie op wereldvlak?
c Wat wordt verwacht voor de inflatie in de ontwikkelde landen in vergelijking met de opkomende economieën?
d Zoek het meest recente World Economic Outlook report op het internet.
e Vul de laatste kolom van tabel 1 aan.
f Ga na of de cijfers van 2024 en 2025 in april 2024 goed geschat werden. Pas aan indien nodig.
Action 2— Hoe ziet het rapport van België eruit?
1 Ga naar iDiddit. Je vindt het rapport van België (Article IV consultation) dat het IMF op 6 december 2023 opgesteld heeft.
a Lees het stuk over Outlook and Risks.
b Wat is de verwachte groei?
c Wat is de verwachte inflatie?
d Wat is de verwachte staatsschuld?
2 Zoek op het internet het meest recente rapport van België door het IMF. Wat wordt hier verteld over de Outlook and Risks? Vat dat samen in vijf regels.
Action 3— Wat zijn enkele verwezenlijkingen van het IMF?
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er twee artikels over het IMF en zijn verwezenlijkingen. Vermeld hier op welke manier het land geholpen werd.
2 Zoek naar een recent artikel waarbij het IMF landen op een of andere manier helpt.
a Vermeld je bron en op welke manier het land geholpen werd.
b Geef het artikel een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
BREAKING NEWS
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan de taken van het IMF toelichten.
2 Ik kan de kritieken op het IMF omschrijven.
3 Ik kan de taken van de Wereldbank toelichten.
4 Ik kan de taken van de OESO toelichten.
Begrippenlijst Thema 2
LEVELBEGRIP VERKLARING
1absoluut kostenvoordeel
1comparatief kostenvoordeel
Wanneer een land minder eenheden arbeiders moet inzetten voor de productie van product X in vergelijking met een ander land dan heeft dat eerste land een kostenvoordeel.
Comparatieve kostenvoordelen verwijzen naar de mogelijkheid van een land om een goed tegen lagere opportuniteitskosten te produceren in vergelijking met een ander goed.
Dat tarief zorgt ervoor dat de internationale marktprijs voor een product verhoogd wordt door een bijkomende heffing bij de import.
1dumpingBedrijven proberen soms een markt, in een ander land, binnen te geraken door hun producten aan lage prijzen en zelfs met verlies aan te bieden.
1handelsbalansDat is de export verminderd met de import.
1handelsopenheidsratio of openheidsgraad
1 infant industry
Dat is de som van export en import gedeeld door het bbp. De indicator meet de openheid of integratie van een land of regio in de wereldeconomie.
Dat is een industrie die nog nieuw en recent is en dus in de kinderschoenen staat.
1invoerquoteDe invoerquote is de verhouding van de waarde van de invoer van goederen en diensten ten opzichte van de totale waarde van het bbp.
1invoerquotumDat beperkt de toegelaten hoeveelheid van de import van een bepaald product voor een bepaalde tijd.
1nearshoringHet verplaatsen van activiteiten naar een onderneming in het buitenland dichter bij het oorspronkelijke land.
1niet-tarifaire belemmering
Dat zijn allerhande administratieve reglementeringen zoals kwaliteitsvereisten, gezondheids- en veiligheidsnormen.
LEVELBEGRIP
1offshoringOffshoring betekent dat bepaalde activiteiten van een bedrijf naar een ander land dan het thuisland worden getransfereerd.
1opofferingskosten of opportuniteitskosten
De opportuniteitskosten zijn het beste alternatief dat iemand moet opgeven of moet ondergaan wanneer hij een bepaalde beslissing neemt.
1outsourcingOutsourcing is een bedrijfspraktijk waarbij een bedrijf een derde partij inhuurt om diensten te verlenen of goederen te produceren die voorheen intern door de eigen werknemers en het eigen personeel werden uitgevoerd.
Dat is de hoeveelheid eenheden van het ene product die voor een eenheid van het andere product geruild moet worden.
1uitvoerquoteDat is de verhouding van de waarde van de uitvoer van goederen en diensten ten opzichte van de totale waarde van het bbp
1zelfvoorzieningsargument
2bandbreedte of fluctuatiemarge
2nominale bilaterale wisselkoers (= E)
2pariteit of spilkoers
2 reële bilaterale wisselkoers (= ε)
2relatieve verandering in inflatie percentage
Dat is wanneer een land maatregelen neemt om zichzelf veilig te stellen wat betreft voorziening van noodzakelijke goederen of diensten.
Dat is een boven- en ondergrens waarbinnen de vaste wisselkoers mag fluctueren.
Dat is de prijs van een munt in termen van een andere munt.
Dat is de waarde van een munt waartegen die munt ten opzichte van een andere munt wordt vastgelegd.
Dat is de nominale wisselkoers van de euro in dollar vermenigvuldigd met prijspeil in de eurozone (in euro) gedeeld door het prijspeil in VS (in US-dollar)
Dat is de inflatie in het binnenland vergeleken met inflatie in buitenland.
LEVELBEGRIP
2relatieve verandering in interestvoet
2valutamarkt of wisselmarkt
Dat is de rente in het binnenland vergeleken met inflatie in buitenland.
Die markt bestaat uit duizenden ‘mensen’: importeurs en exporteurs, banken, internationale investeerders, speculanten, internationale reizigers en gespecialiseerde handelaars die valutamakelaars worden genoemd die valuta vragen of aanbieden.
Wat is het effect van het monetair en budgettair beleid op de conjunctuur?
Wat houdt de economische conjunctuur in?
4
Welke initiatieven neemt de overheid om via werkgelegenheid en concurrentiekracht de groei te bevorderen?
Wat is economische groei? p. 45
Wat is inflatie? p. 29
Hoe werkt de geldmarkt? p. 4
LEVEL 1
Hoe werkt de geldmarkt?
INTRO
1 Wekelijks spelen tienduizenden mensen op de lotto in de hoop om die ooit te winnen. Nochtans behoort België al tot de rijkste landen ter wereld. En ... maakt geld wel gelukkig? Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje.
2 Stel dat jij de lotto zou winnen.
a Wat zou je dan onmiddellijk kopen?
b Wat doe je met het geld dat je niet direct uitgeeft?
c Zou je het geld liever cash ontvangen of op je bankrekening laten storten? Waarom?
d Wat doen de banken met het geld dat jij op je spaarrekening plaatst?
De prehistorische mens doet aan ruilhandel: hij ruilt goederen voor andere goederen zonder tussenkomst van geld. Ruilhandel heeft echter een aantal nadelen.
Beide partijen moeten op hetzelfde moment aan elkaars behoeften voldoen: wie iets wil kopen, moet op dat moment ook iets hebben om te ruilen.
Het is een tijdrovend proces want de prehistorische mens moet actief op zoek gaan naar geschikte handelspartners.
Wat hij aanbiedt, moet ook daadwerkelijk in de smaak vallen bij de ander.
Hij moet het goed onmiddellijk ruilen.
Hij moet talloze ruilverhoudingen onthouden. Stel dat hij drie producten – brood, kaas en vlees – heeft, dan moet hij drie ruilverhoudingen kennen, zoals hoeveel brood hij voor een eenheid kaas en een eenheid vlees krijgt, en hoeveel kaas hij voor een eenheid vlees kan krijgen. Als er nog een product wordt toegevoegd, zoals wol, moet hij al zes ruilverhoudingen kennen.
Het maximumaantal ruilverhoudingen kun je met de volgende formule berekenen: maximumaantalruilverhoudingen= n* (n−1) 2 waarbij n = aantal producten
Sommige ruilgoederen, zoals groente, hebben een korte houdbaarheid.
Omwille van al die nadelen ontstaat de behoefte aan voorwerpen die in het algemeen geruild kunnen worden voor goederen, een soort tussenstation: geld. Dat is een secundair ruilmiddel dat dient om twee goederen met elkaar te ruilen. Ten opzichte van ruilhandel biedt het heel wat voordelen. Het moment van aan- en verkoop wordt losgekoppeld van elkaar, zowel wat betreft de partijen als het tijdstip. Geld is dus een perfect ruilmiddel
Geld biedt een oplossing voor het uitdrukken van de waarde van goederen en dat maakt het eenvoudig om prijzen te vergelijken en te onthouden. Geld fungeert perfect als een waardemeter
Geld vervult ook de functie van een handig spaarmiddel. In ruilhandel zijn er beperkingen omdat een ruilproduct niet lang kan bewaard worden voor later gebruik. Met geld is het mogelijk om het moment van aankoop en verkoop uit elkaar te trekken en dat maakt sparen mogelijk: in tijden van overvloed kan geld worden opgepot voor toekomstige behoeften.
Geld kan alleen als betaalmiddel worden gebruikt als het algemeen wordt aanvaard voor transacties en schuldaflossingen. Dat vertrouwen in geld is essentieel voor een goed functionerende economie, aangezien iedereen ervan uitgaat dat hij met geld kan kopen wat hij nodig heeft.
Een munt heeft naast de nominale waarde die op de munt is vermeld, ook een intrinsieke waarde of metaalwaarde op basis van het materiaal waaruit de munt is gemaakt. Als de intrinsieke waarde van een munt beduidend boven de nominale waarde komt te liggen, dan is het niet langer interessant de munt als betaalmiddel te gebruiken. Iedereen zal het ‘goede’ geld met de hoge intrinsieke waarde bijhouden, terwijl het geld met een lage intrinsieke waarde wordt uitgegeven.
1 Hoeveel verschillende ruilverhoudingen zou je moeten kennen in een economie met 1 000 verschillende verhandelbare producten?
2 Werk in groepjes. Maak een presentatie over goederengeld.
a Aan welke voorwaarden moeten goederen voldoen om als goederengeld, zoals gouden munten of schelpen, te dienen? Gebruik het internet.
Begin met een theoretisch kader waarin je de verschillende vereisten van goederengeld opsomt.
Maak een korte uiteenzetting waarom elk van die goederen zo belangrijk is.
b Ga naar iDiddit en open een pedagogisch dossier van de Nationale Bank van België.
Zoek twee uiteenlopende voorbeelden van goederengeld en bespreek de herkomst.
Voldoen ze aan de gestelde voorwaarden uit vraag a?
c Maak je presentatie aanschouwelijk met de nodige afbeeldingen.
d Bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level. Geef die submap de naam ‘Thema_3_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Explore_1_Goederengeld’.
Explore 2— Hoe worden de vraag en het aanbod van geld bepaald?
Vraag en aanbod van geld
De vraag naar geld komt van de diverse actoren in de economische kringloop.
De gezinnen hebben geld nodig voor hun consumptieuitgaven, maar ook voor hun investeringen in woningbouw, voor beleggingen en om een bepaalde cashpositie te hebben.
De bedrijven vragen geld om te kunnen investeren. De overheid heeft geld nodig bij een begrotingstekort, dat wil zeggen wanneer haar uitgaven groter zijn dan haar inkomsten.
Geld is ook nodig bij kapitaaluitvoer, bijvoorbeeld wanneer een belegger uit België aandelen of obligaties in het buitenland koopt.
Het aanbod van geld komt eveneens van diezelfde actoren.
Wanneer de gezinnen, de bedrijven en de overheid een geldoverschot hebben, kunnen ze sparen. Dat is het geval wanneer de gezinnen meer inkomsten dan uitgaven hebben, wanneer de bedrijven winst realiseren en wanneer de overheid een begrotingsoverschot heeft.
Wanneer niet-ingezetenen, dat zijn mensen die niet in België wonen, aandelen of obligaties van Belgische bedrijven of overheden kopen, is er eveneens een aanbod van geld.
Financiële instellingen, zowel de particuliere banken als de Europese Centrale Bank, kunnen geld creëren of scheppen. Dat behandel je in Explore 3.
Waar vraag en aanbod van geld elkaar ontmoeten, ontstaat de prijs. Dat is het rentepercentage waartegen het geld wordt aangeboden of gevraagd. Dat gebeurt op de vermogensmarkt en die bestaat uit twee deelmarkten. Op de geldmarkt worden leningen op korte termijn met een looptijd van minder dan een jaar verhandeld. Financiële instellingen en andere professionelen uit de financiële sector komen er samen om een financiering op korte termijn te verkrijgen of overtollige liquide middelen te investeren.
Op de kapitaalmarkt worden activa zoals aandelen en obligaties met een looptijd op lange termijn, met name meer dan een jaar, verhandeld.
Lees het artikel en beantwoord de vragen.
a Heeft de inhoud van dit artikel invloed op de vraag of op het aanbod van geld? Verklaar.
b Is hier sprake van de geldmarkt of de kapitaalmarkt.
c Wat zal het hypothetische gevolg zijn op de rente?
d In het artikel is sprake van de rente op spaarboekjes. Zijn er dan verschillende rentes?
De Belgische staatskas heeft bij de jongste uitgifte van de eenjarige staatsbon 21,896 miljard euro opgehaald. Dat maakte de minister van Financiën bekend. ‘Dat maakt van deze staatsbonuitgifte de meest succesvolle in de Belgische geschiedenis’, klinkt het. De minister is tevreden dat zoveel Belgen de weg vonden naar deze veilige investering. ‘Het toont aan dat de Belgische spaarder op zoek is naar een rendement dat hoger ligt dan wat vandaag door de banken wordt aangeboden op de klassieke spaarboekjes.’
Bron: morgen.be, 2023-09-05
Explore 3— Hoe kan geld worden gecreëerd door de particuliere banken?
Geldschepping
Op de vermogensmarkt is er sprake van chartaal en giraal geld. Chartaal geld verwijst naar munten en bankbiljetten. Giraal geld is niet-tastbaar en bestaat digitaal op bankrekeningen als direct opeisbare vorderingen, zoals het geld op je zicht- of spaarrekening. Wanneer je een bankbiljet van bijvoorbeeld 100,00 euro op je bankrekening stort, wordt dat omgezet van chartaal geld in giraal geld. Dat proces heet geldsubstitutie. Als je later geld opneemt, bijvoorbeeld voor een vakantie, wordt giraal geld omgezet in chartaal geld. Er is opnieuw sprake van geldsubstitutie.
Een deel van de gestorte bedragen wordt over het algemeen langere tijd niet opgenomen door de klanten. Dat biedt de mogelijkheid om geld tijdelijk ter beschikking te stellen aan derden die het nodig hebben voor investeringen of om zelf te beleggen. Wanneer een commerciële bank aan de gezinnen of bedrijven geld uitleent voor een krediet, zal de totale geldhoeveelheid toenemen. Er is dan sprake van geldcreatie of geldschepping. De mate waarin geld kan worden gecreëerd, hangt van de hoogte van de kasreservecoëfficiënt af. Dat is de minimale hoeveelheid geld die een bank moet aanhouden of met andere woorden niet kan uitlenen. De totale geldhoeveelheid die zo kan worden gecreëerd is afhankelijk van het beginbedrag in chartaal geld en de kasreservecoëfficiënt.
Commerciële banken, zoals KBC of Argenta, mogen niet zomaar zelf beslissen hoeveel geld ze als reserve in kas houden. Het is de monetaire overheid, de ECB, die hen verplicht om een minimumpercentage van de bij hen geplaatste gelden in reserve te houden. Door die reserveplicht te verzwaren of af te zwakken kan de monetaire overheid de girale geldcreatie respectievelijk verminderen of aanzwengelen. Zo houdt ze de geldhoeveelheid die in de economie beschikbaar is onder controle.
1 Bereken de totale geldcreatie.
a Vul de gegevens uit de cases aan in de tabel.
Steffie heeft 1 000,00 euro gewonnen met de Lotto en plaatst haar geld op een spaarrekening bij KBC.
Yasser wil een elektrische fiets kopen en KBC wil hem daarvoor het geld lenen. KBC moet 20 % van de ontvangen deposito’s in voorraad houden. De rest mag de bank uitlenen.
Yasser koopt zijn elektrische fiets bij fietshandel Evenepoel. Die zet het geld die avond nog op de zichtrekening van de onderneming.
Ine wil de allernieuwste iPhone kopen. KBC kan haar maximaal 640,00 euro lenen omdat ze 20 % van het gestorte bedrag van de fietsenwinkel in voorraad wil houden.
Ilham, de eigenaar van Lab9 waar de iPhone is gekocht, zet de 640,00 euro van Ine op de rekening van de winkel.
b Vul de tabel aan. Ga ervan uit dat de kasreservecoëfficiënt 20 % is. Vul nog een aantal namen aan voor de bedragen en teken de pijlen.
EURO)
Steffie
Yasser
Evenepoel
Ine
Ilham
TOTAAL
2 Bereken de totale geldhoeveelheid op basis van de formule.
3 Hoeveel bedraagt nu:
a het uitgeleende geld?
b het girale geld?
c het chartale geld?
d het gecreëerde geld?
e de totale geldhoeveelheid (giraal + chartaal)?
4 Vul het totaal in de onderste rij van de tabel aan.
Explore 4— Hoeveel geld is er in omloop?
Geld in omloop
Om te bepalen hoeveel geld er in omloop is, moet er eerst bepaald worden wat geld precies is.
Het chartale geld bestaat uit de munten en bankbiljetten. Die vertegenwoordigen wereldwijd een waarde van ongeveer 1 600 miljard euro. Toch moet er ook gekeken worden naar het girale geld in omloop. Iedereen gebruikt dagelijks het geld op de zichtrekening bij betalingen via de bankkaart en er staat geld op de spaarrekening.
De monetaire overheid, de Europese Centrale Bank of de ECB, wil de geldhoeveelheid controleren omdat die in belangrijke mate de hoogte van de inflatie bepaalt. Alleen geld dat door de economische actoren (gezinnen, bedrijven, overheid) gebruikt wordt, wordt als geld in omloop beschouwd. Zodra de ECB het geld uit de markt neemt en opslaat of vernietigt is het niet langer in omloop. Om de geldhoeveelheid weer te geven maakt zij gebruik van monetaire aggregaten.
M1 (Money) omvat de meest liquide vormen van geld. Daaronder valt uiteraard het chartale geld, maar ook de direct opvraagbare girale deposito’s bij de commerciële banken.
M2 bestaat uit M1, verhoogd met de deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar of met een opzegtermijn tot en met drie maanden.
M3 omvat naast M2 ook de verhandelbare instrumenten zoals repo’s, deposito’s met een looptijd tot en met twee jaar en participaties in geldmarktfondsen. Een repo is een kortlopende lening tussen banken onderling. De geldhoeveelheid M3 bestaat dus enerzijds uit echt geld (chartaal en giraal geld van M1) en daarnaast ook uit zaken die relatief snel (binnen de twee jaar) omzetbaar zijn in geld.
1 Surf via iDiddit naar de website van de Europese Centrale Bank met de gegevens over de chartale geldhoeveelheid, alleen de bankbiljetten. Je vindt er onder meer de volgende grafiek.
a Wat is je conclusie bij grafiek 1?
b Zegt grafiek 1 iets over de waarde van de geldomloop?
Grafiek 1: Aantal in omloop zijnde coupures in de periode 2002-2024
2 Zoek op deze website de gegevens over de totale waarde van de uitgegeven biljetten per coupure.
a Voeg de grafiek toe aan een bestand.
b Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
5 Surf via iDiddit naar de pagina van de NBB over de totale geldhoeveelheid.
Tabel 1: Monetaire aggregaten in de eurozone (in miljarden euro’s)
Bron: stat.nbb.be
6 Beantwoord de vragen.
a Bereken het procentuele aandeel van:
het chartaal geld in de totale geldhoeveelheid in de eurozone in 2023.
het girale geld in de totale geldhoeveelheid in de eurozone in 2023.
b Met hoeveel procent is de chartale geldhoeveelheid toegenomen sinds 2015?
c Wat kun je daaruit besluiten?
d Zoek de laatste gegevens op. Bespreek eventuele wijzigingen.
e Bespreek de evolutie van M2. Kun je die evolutie verklaren?
Explore 5— Wat is het monetair evenwicht?
Monetair evenwicht
Een van de belangrijkste doelen van de monetaire overheid is om op middellange termijn de inflatie of de stijging van het algemene prijspeil op jaarbasis op 2 % te houden. Dat wordt in de volgende Levels van dit thema behandeld. Daarvoor gebruikt de ECB de geldhoeveelheid. Het zijn de aanhangers van het monetarisme die de theorie onder de aandacht gebracht hebben. Dat is een stroming van economen die een sterke focus leggen op het cruciale belang van geld en van de geldhoeveelheid in de economie.
In 1911 verklaarde de Amerikaanse econoom Irving Fisher het verband tussen de geldhoeveelheid en de stijging van het algemene prijspeil. Zijn theorie is bekend geworden als de kwantiteitstheorie van geld. De verkeersvergelijking van Fisher luidt als volgt:
M * V = p * T
waarbij: M staat voor de hoeveelheid geld (money), V staat voor de omloopsnelheid (velocity), p staat voor het prijspeil (price) T staat voor het aantal transacties (transactions / trade)
De linkerkant van de vergelijking (M * V) staat voor de geldstroom. Dat is de geldhoeveelheid die in omloop is, vermenigvuldigd met het aantal keren dat die geldhoeveelheid per tijdseenheid (jaar) van hand wisselt bij de aankoop of verkoop van producten. De rechterkant van de vergelijking (p * T) staat voor de goederenstroom. Dat is het totaal van producten dat verhandeld wordt in een economie maal de gemiddelde prijs of het prijspeil. De T wordt ook wel gezien als het bbp in constante prijzen.
Op korte termijn wordt verondersteld dat de omloopsnelheid van geld en het volume van transacties relatief stabiel blijven. De klassieke economen benadrukken dat het tijd vergt om de productie te stimuleren, aangezien zij ervan uitgaan dat de productiecapaciteit constant volledig wordt benut.
Op lange termijn kunnen echter zowel de omloopsnelheid als de transactievolumes veranderen. Monetaristen beklemtonen de stabiliteit van V en T op korte termijn, maar wijzen op hun veranderlijkheid (die goed voorspelbaar is) op de lange termijn.
In een fictief land is er 10,00 euro. Het aantal beschikbare producten bedraagt 10 appels. De prijs van een appel is dan 1,00 euro.
a Stel dat de geldhoeveelheid met 10,00 euro verhoogt en er dus in totaal 20,00 euro is. Wat is het gevolg daarvan als je weet dat op korte termijn het aantal transacties niet toeneemt? Geef dat gevolg ook schematisch weer in de verkeersvergelijking van Fisher.
b Stel dat de hoeveelheid appels toeneemt en de geldstroom niet verandert. Wat is het gevolg op de verkeersvergelijking van Fisher?
c Stel dat 5,00 euro niet wordt uitgegeven. Dat geld wordt opgepot en komt niet in de economie terecht. De productiehoeveelheid T reageert minder snel dan de prijs. Wat is het gevolg op de vergelijking? Teken het schema en leg uit.
TO THE POINT
Functies van geld
Ruilhandel kent nadelen zoals het zoeken naar handelspartners. Geld is een goed dat door iedereen als ruilmiddel aanvaard wordt. Het is een secundair ruilmiddel waarbij het koop- en verkoopmoment uit elkaar worden getrokken. Geld dient ook om de waarde van een product aan te duiden, het is met andere woorden een waardemeter. Bovendien dient geld als spaarmiddel: het kan worden bewaard voor latere aankopen. Het vertrouwen in geld zorgt ervoor dat het algemeen wordt aanvaard voor bijvoorbeeld aanen verkopen, kredieten of sparen.
De geldmarkt
De vraag naar en het aanbod aan geld komt van de diverse actoren in de economische kringloop: de gezinnen, de bedrijven, de overheid en het buitenland. De ontmoeting van vraag en aanbod van geld bepaalt de prijs ervan, ofwel de rente. Dat gebeurt op de vermogensmarkt, die uit twee delen bestaat: de geldmarkt voor kortlopende leningen, met een looptijd van minder dan een jaar. Die markt is alleen voor financiële instellingen en andere professionele spelers in de financiële sector om hun financiering op korte termijn te regelen; de kapitaalmarkt waar langlopende activa, zoals aandelen en obligaties met een looptijd van meer dan een jaar, worden verhandeld.
Geldcreatie door de commerciële banken Er is een onderscheid tussen chartaal en giraal geld. Chartaal geld omvat munten en bankbiljetten, terwijl giraal geld digitaal bestaat op bankrekeningen als direct opeisbare vorderingen, zoals zicht- en spaarrekeningen. Geldsubstitutie is het proces waarbij door stortingen en geldopnames chartaal in giraal geld wordt omgezet, of omgekeerd.
Banken houden een deel van de gestorte gelden doorgaans langere tijd aan, wat hen in staat stelt geld tijdelijk uit te lenen voor investeringen of beleggingen. Wanneer commerciële banken geld uitlenen aan gezinnen of bedrijven, neemt de totale geldhoeveelheid toe, wat geldcreatie wordt genoemd. De mate van geldcreatie wordt bepaald door de kasreservecoëfficiënt, het minimale bedrag dat een bank aan kasreserve moet aanhouden en niet kan uitlenen.
De geldhoeveelheid
De geldhoeveelheid is samengesteld uit drie aggregaten:
M1 omvat de meest liquide vormen van geld, zoals chartaal geld en direct opeisbare girale deposito’s.
M2 bestaat uit M1 plus deposito’s met een vaste looptijd tot twee jaar of met een opzegtermijn tot drie maanden.
M3 omvat M2 en ook verhandelbare instrumenten zoals repo’s en deposito’s met een looptijd tot twee jaar.
Het monetaire evenwicht of de verkeersvergelijking van Fisher
In de kwantiteitstheorie van geld legde de econoom Irving Fisher een verband tussen de geldhoeveelheid en het prijspeil. In zijn verkeersvergelijking, M * V = p * T, staat M staat voor geldhoeveelheid, V voor omloopsnelheid, p voor prijsniveau en T voor aantal transacties.
Op korte termijn blijven de omloopsnelheid en transactievolumes stabiel. De klassieke economen gaan ervan uit dat de productiecapaciteit volledig wordt benut. De monetaristen wijzen op hun veranderlijkheid op lange termijn.
Action 1— Welke rol speelt geld in onze economie?
1 Welke functie van geld zie je op de onderstaande foto’s?
2 Waarom heeft de ECB beslist om geen biljetten van 500,00 euro meer uit te geven sinds 2019? Gebruik het internet.
3 Kun je nog betalen met het biljet van 500,00 euro? Of wat als je nog zo’n biljet hebt?
4 Een economie bestaat uit 10 000 producten. Hoeveel ruilverhoudingen bestaan er in het geval van ruilhandel?
Action 2— Wat is girale geldschepping?
In een fictief land is er 3 miljard euro aan geld (M1) in omloop. De banken mogen maximaal 90 % van de deposito’s uitlenen.
a Hoe groot is de kredietmultiplicator?
b Bepaal de maximaal te bereiken geldhoeveelheid.
c Hoeveel bedraagt de geldcreatie?
d Is er sprake van girale of chartale geldschepping? Verklaar.
e Wat moet er met de kasreservecoëfficiënt gebeuren als de monetaire overheid zekerder wil zijn dat de commerciële banken voldoende middelen hebben wanneer klanten massaal geld afhalen?
Action 3— Hoe werkt de vermogensmarkt?
Werk per twee. Bespreek de stellingen. Zijn die juist of fout? Kruis aan en verbeter de foute stellingen.
Hoe kleiner de kasreservecoëfficiënt, hoe groter de girale geldschepping.
Girale geldschepping is het monopolie van de centrale banken.
Het algemene prijspeil of de inflatie neemt toe wanneer de geldhoeveelheid toeneemt of wanneer de omloopsnelheid van het geld toeneemt.
Wanneer chartaal geld wordt ingewisseld tegen een banktegoed op de zichtrekening is er sprake van geldcreatie.
Wanneer de geldhoeveelheid toeneemt, neemt het algemene prijspeil sowieso toe.
JUISTFOUT
Wanneer de omloopsnelheid van het geld toeneemt bij een gelijkblijvende geldhoeveelheid, neemt ofwel het aantal transacties toe, ofwel het algemene prijspeil.
Het rentepercentage is de prijs op de vermogensmarkt.
Hoe hoger de kredietmultiplicator, hoe hoger de chartale geldschepping.
Action 4— Wat is een ‘run on the bank’?
1 In september 2023 gaf de federale overheid een staatsbon met een looptijd van een jaar uit, met andere woorden een obligatielening. Ze gaf een hogere rentevergoeding op die staatsbon dan de banken op spaarboekjes en termijnrekeningen gaven. Lees het artikel naar aanleiding van deze uitgifte.
Staatsbon werd bijna staatsbom voor banken
De cijfers die de banken zopas vrijgaven over de evolutie van de spaartegoeden op het spaarboekje, tonen de impact van de staatsbon van minister van Financiën. Die staatsbon werd door de spaarder, na jaren van bijna nulrente op zijn spaarboekje, op luid gejuich onthaald. De
staatsbon kwam er toen banken geen haast leken te hebben om de rente op de spaarboekjes te verhogen. Erger nog, sommige bankiers dachten dat hun klanten er geen punt van maakten dat de spaarrente maar met mondjesmaat steeg. Dat was een ongeziene misrekening.
De staatsbon haalde 21,9 miljard uit de markt, wat niemand had zien aankomen. Doordat de overheid geen plafond had aangegeven, kreeg ze meer geld binnen dan op dat moment nodig was. Dat geld werd vervolgens tijdelijk bij banken geparkeerd.
Op de banken had de staatsbon het e ect van een staatsbom. Hij trok massaal geld weg van het spaarboekje op het slechtst denkbare moment. Door de snel stijgende marktrente werden de krediet- en obligatieportefeuilles van de banken minder waard. Banken zaten onder meer met omvangrijke portefeuilles aan woonkredieten met een vaste, lage rentevoet. Het spaarboekje was vanwege zijn historische stabiliteit een natuurlijke vorm van indekking voor de banken tegen zo’n renterisico op hun balans.
De staatsbon van de overheid haalde die natuurlijke indekking gedeeltelijk onderuit, wat de banken plots kwetsbaarder maakte. Naast het renterisico deed zich ook een liquiditeitsrisico voor, doordat er bij de banken onverwacht veel geld wegvloeide. Ze moesten liquiditeiten in de markt bijkopen aan een hoge prijs.
Om te beletten dat te veel geld wegvloeide, boden ze hun bestaande klanten een hogere rente. Banken als Beobank, Argenta en Crelan pakten uit met dure termijnrekeningen. Liquiditeiten bijhouden of verwerven werd plots een kostelijke zaak. Een jaar eerder rekenden diverse grootbanken nog strafrentes aan voor grote klanten die te veel liquiditeiten aanhielden. Nu was er een jacht op liquide middelen.
Simpel gezegd kun je stellen dat, als het geld op het spaarboekje bij de bank twee jaar lang stabiel aangehouden wordt, de bank dat geld kan gebruiken om het renterisico op een vast woonkrediet voor een periode van twee jaar af te dekken. Bankiers noemen dat een ‘natuurlijke indekking’. De toezichthouder van de banksector, de Nationale Bank en de ECB lieten toe dat banken hun renterisico op die manier indekten.
2 Beantwoord de vragen.
Bron: standaard.be, 2024-01-04
De staatsbon onderwierp de banken aan een test die verder ging dan de strengste testen van de banktoezichthouder. Hij veroorzaakte een soort ‘run on the bank’ terwijl tezelfdertijd liquiditeiten wegstroomden en duurder werden. De schok kwam het hardst aan bij de spaarbanken die op de binnenlandse markt gericht waren. Hun hoofdactiviteit is immers spaargeld aantrekken en omzetten in woonkredieten.
a Wat is het gevolg voor de banken wanneer spaarders hun geld wegnemen van hun spaarrekeningen en beleggen in een staatsbon?
b Wat betekent in dit kader een ‘run on the bank’?
c Waarom dreigde een ‘run on the bank’?
d Waarom is er geen echte ‘run on the bank’ gekomen en is het effect ervan zeer beperkt gebleven?
e Hoe wordt ervoor gezorgd dat de banken voldoende liquiditeiten hebben?
Action 5— Wat is een inverse rente?
1 Bekijk grafiek 2. De yield-curve of rentecurve geeft het verband weer tussen het rendement (yield) op vergelijkbare leningen met diverse looptijden, meestal in de vorm van obligaties. Op de horizontale as wordt de looptijd in jaren (residual maturity in years) aangegeven, op de verticale as het rendement (yield).
Grafiek 2: Yield-curve AAA bonds (2024-04-19)
Bron: ECB
2 Wat kun je uit de grafiek afleiden?
3 Is het verloop van de curve logisch? Leg uit.
4 Verklaar het begrip ‘inverse rente’ in dit kader.
Schets
6 Zoek op internet een verklaring voor de inverse rentecurve.
Voor het eerst in dertien jaar minder geld in de eurozone
In juli was er minder geld in omloop dan een jaar eerder. Dat is onder andere het gevolg van de hogere rente.
Autolie ebbers kennen de le er- en cijfercombinatie M3 maar al te goed. Het is de type-aanduiding van een snelle sportwagen van BMW. Maar ook in financiële kringen is M3 een begrip. Het staat voor de brede geldhoeveelheid. Dus niet alleen bankbilje en, munten en zichtrekeningen, maar ook geld op spaardeposito’s en termijnrekeningen met een looptijd tot twee jaar. De geldhoeveelheid geldt als een thermometer voor de economie: hoe meer geld in omloop, hoe uitbundiger de groei.
er 15 956,5 miljard euro in omloop, 0,4 procent minder dan een jaar eerder. Het onderdeel ‘cash geld en onmiddellijk opneembare tegoeden’ – zeg maar geld in de portemonnee en op de zichtrekening – ligt nu zelfs 9,2 procent lager dan een jaar eerder.
De geldhoeveelheid in de eurozone groeit onafgebroken sinds mei 2010. Maar deze week werd de trend doorbroken. Voor het eerst in dertien jaar steeg de hoeveelheid geld niet langer, maar was er sprake van een daling. In juli was
Toont de thermometer dat de Europese economie er beroerd aan toe is? Minder geld betekent minder economische activiteit, minder economische activiteit betekent kans op een recessie, en een recessie betekent een pauze in de welvaartsgroei. Maar zo simpel is het niet, legt hoofdeconoom Peter Vanden Houte van ING België uit. Een probleem is dat het cijfer beïnvloed wordt doordat de ECB de geldpomp, die jarenlang op volle kracht hee gedraaid, nu in achteruit
hee geschakeld. De pomp is een stofzuiger geworden, die geld opzuigt. In monetaire taal: de kwantitatieve versoepeling is omgezet in kwantitatieve verstrakking.
het schoentje. De kredietverstrekking groeit nog wel, maar in een steeds trager tempo.
Daarnaast is er ook sprake van geld dat van zicht- en spaarrekeningen wordt omgezet in bijvoorbeeld langlopende obligaties of termijnrekeningen. Een effect van de hogere rente. Omdat beleggingen met een looptijd van meer dan twee jaar niet meetellen voor de geldhoeveelheid, verdwijnen ze uit die statistiek. Maar niet uit de economie.
Vanden Houte: ‘Dat is de relevante informatie in het rapport’. Leningen aan huishoudens (vooral woonkredieten) groeiden met nog maar 1,3 procent op jaarbasis. Eind 2021 was dat nog zo’n 4,5 procent.
Dat wil niet zeggen dat er niets aan de hand is. De geldhoeveelheid hangt ook nauw samen met de kredietverlening. Banken die een hypotheek of een bedrijfskrediet verstrekken, scheppen immers autonoom geld. En daar wringt nu
2 Beantwoord de vragen.
Zwakkere kredietverlening wijst op een verzwakkende economie. Maar anderzijds is het wel precies wat de ECB beoogt met zijn rentebeleid. Duurdere hypotheken en autoleningen weerhouden huishoudens ervan een verbouwing te plannen of een nieuwe wagen te kopen. Daardoor is er minder vraag in de bouwsector en de auto-industrie, wat de prijs van een nieuwe keuken of gezinswagen zou moeten temperen. De inflatie neemt daardoor af.
Bron: standaard.be, 2023-08-30
a Wat gebeurt er met de geldhoeveelheid in 2023? Over welk monetair aggregaat gaat het vooral?
b Klopt de volgende zin uit het artikel met de theorie: ‘Minder geld betekent minder economische activiteit (...)’?
c Geef een verklaring waarom de geldhoeveelheid vermindert doordat geld op een spaarrekening wordt omgezet in langlopende obligaties of termijnrekeningen.
d ‘Banken die een hypotheek of een bedrijfskrediet verstrekken, scheppen immers autonoom geld.’ Over welk aggregaat in verband met de geldhoeveelheid gaat het hier? Verklaar.
e Hoe zorgen volgens het artikel de commerciële banken dat de geldhoeveelheid aan een laag tempo toeneemt.
f Heeft het rentebeleid van de ECB een invloed op de geldhoeveelheid? Lees de laatste alinea nog eens.
Action 7— Wat betekent de verkeersvergelijking van Fisher?
Stel dat er in een fictieve economie maandelijks 1 000 verschillende producten door de inwoners aan elkaar worden verkocht. De gemiddelde prijs van de producten bedraagt 10,00 euro.
a Hoeveel bedraagt de goederenomzet per maand in deze economie?
b In deze economie is 5 000,00 euro geld in omloop. Hoe vaak verandert dat geld van eigenaar in een maand tijd?
c Stel dat door de economische groei in dit land de verhandelde hoeveelheid producten stijgt tot 1 200 stuks. Wat is het gevolg op de omloopsnelheid in de veronderstelling dat er geen geldcreatie is? Gebruik de verkeersvergelijking van Fisher om dat te berekenen.
d Wat gebeurt er met de verkeersvergelijking als de geldhoeveelheid toeneemt tot 6 000,00 euro?
e Wanneer is het verhogen van de geldhoeveelheid mogelijk zonder een stijging van het prijspeil?
Action 8— Wat is het verband tussen de geldhoeveelheid en het algemene prijspeil?
1 Lees het onderstaande fragment van de Amerikaanse blog van Investopedia.
Houd er rekening mee dat dit de Angelsaksische notatie is van bedragen: trillion in het Engels is biljoen of 1 000 miljard in het Nederlands, een punt in het Engels is een komma in het Nederlands.
Money Supply Impacting In ation
As the world grappled with COVID-19, the Federal Reserve enacted policies to combat the nancial implications of the pandemic. In March 2020, the Federal Reserve announced it would keep its federal funds rate between 0% and 0.25%. It also announced plans to purchase at least $500 billion of Treasury securities over the coming months.
In February 2020, the United States’ M1 money supply was a little over $4 trillion. Due to the massive policy response to COVID-19, the M1 money supply more than quadrupled by June 2020 to $16.6 trillion, peaking at around $20.5 trillion in 2022. e M1 money supply has since come down to $18.5 trillion as of June 2023.
As the Federal Reserve continued to promote economic growth, the United States emerged from the pandemic. A er peaking at 14.7% in April 2020, the nation’s unemployment rate dropped to 6.0% just 12 months later. A er falling two consecutive quarters, GDP increased starting Q3 2020.
However, in exchange for promoting economic growth during this period, the nation began to experience price instability. In May 2020, the 12-month percentage change in the Consumer Price Index was 0.1%. is rate grew to 9.1% in June 2022. e nation had successfully navigated the economic downturn, but the growth in the nation’s money supply had caused in ation.
Bron: investopedia.com, 2023-08-22
2 Beantwoord de vragen.
a Is er volgens dit artikel een verband tussen de geldhoeveelheid en de stijging van de prijzen? Verklaar.
1 Lees de uittreksels uit een aantal krantenartikels.
Bron: standaard.be, 2023-02-14
Ook de inflatie in de eurozone lijkt over haar piek. Na recordprijsstijgingen van 10,60 % in oktober wordt voor januari een inflatie van 8,50 % verwacht. En voor het volledige jaar 2023 zou ze afzwakken tot respectievelijk 5,60 % in de eurozone en zelfs 4,30 % in ons land.
Bron: standaard.be, 2023-02-09
Een pakje friet werd 97 % duurder in achttien jaar tijd.
Bron: tijd.be, 2023-10-31
De Belgische inflatie is in oktober gedaald naar het laagste peil sinds januari 2021. Volgens de Europese berekeningswijze is in ons land sprake van deflatie, een toestand van dalende prijzen.
‘Het is geleden van toen onze economie drastisch afkoelde door corona dat de inflatie nog zo laag was, en daarvoor van april 2015’, zegt Stijn Baert, professor arbeidseconomie aan de Universiteit Gent en lid van de Indexcommissie, op X. ‘Mocht die inflatie de komende maanden aanhouden - wat we verwachten - dan is dat zelfs te laag.’ Hij verwijst naar de doelstelling van de Europese Centrale Bank (ECB) die naar een inflatie van 2 % in de eurozone streeft.
2 Veronderstel dat je in je geboortejaar 1 000,00 euro op je spaarboekje geplaatst hebt, hoeveel zou dat bedrag nu nog waard zijn volgens jou?
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
–Wat is inflatie?
– Wat zijn de oorzaken en de gevolgen van inflatie?
–Hoe wordt inflatie gemeten?
Explore 1— Hoe wordt inflatie gemeten?
Inflatie meten
Inflatie is een stijging van het gewogen gemiddelde van het algemene prijspeil. In de definitie staat ‘algemeen prijspeil’ omdat niet alle prijzen in dezelfde periode gelijkmatig veranderen: sommige prijzen stijgen, andere dalen. ‘Gewogen gemiddelde’ betekent dat niet alle producten even zwaar doorwegen.
De inflatie wordt gemeten aan de hand van de jaarlijkse evolutie van de prijzen van een bepaalde korf met goederen. In die korf zitten producten en diensten die een gezin aankoopt. Sommige producten zoals elektriciteit, krijgen een zwaarder gewicht, andere producten zoals suiker, wegen minder zwaar door. Tweemaal per jaar voert de FOD Economie een huishoudbudgetonderzoek uit om bij 5 000 gezinnen vast te stellen wat hun uitgaven zijn. Daarnaast noteert de FOD in de winkels de prijzen van de verschillende producten. Sinds enkele jaren gebruikt hij ook data van de kassascanners en doet hij aan webscraping (informatie halen van websites). Op dit moment verzamelt de FOD alvast 33 % van de informatie over prijzen op die manier.
Om de inflatie te meten gebruikt de FOD Economie de consumptieprijsindex (CPI) of het indexcijfer van de consumptieprijzen. Dat cijfer meet de schommeling van het niveau van de CPI tussen twee perioden waarbij de eerste periode als vergelijkingsbasis geldt. Om de inflatie te meten wordt de consumptieprijsindex op een bepaald moment gelijkgesteld aan 100. Wanneer de FOD daarna de prijzen in de korf opnieuw meet en de consumptieprijsindex bedraagt 103, bedraagt de inflatie 3 %.
Om de consumptieprijsindex zo representatief mogelijk te houden, krijgt de korf met goederen en diensten ook regelmatig een update. Dan verdwijnen er producten, zoals een gps, en komen er nieuwe producten, zoals een dakkoffer, bij. Dat is vanzelfsprekend aangezien ons aankoopgedrag ook verandert.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er de productgroepen van de consumptieprijsindex waarin de goederen van de korf zijn onderverdeeld.
a Noteer de productgroepen in de tabel met de gewichten van de productgroepen.
b Noteer van elke productgroep het gewicht in procent in 2023.
2 Verwerk de gegevens met een rekenblad.
a Neem de categorieën inclusief hun percentages over in een werkblad.
b Stel de gegevens voor in een cirkeldiagram.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
3 Zoek de recentste samenstelling van de consumptieprijsindex. Gebruik het internet. Noteer van elke productgroep het gewicht in de derde kolom van de tabel met gewichten van de productgroepen.
4 Welke drie uitgavenposten nemen bij een gemiddeld gezin samen een hap van zo’n 50 % uit het gezinsbudget?
5 Zoek de consumptieprijsindexen en de inflatiecijfers van de laatste vier maanden. Vervolledig de tabel volgens het voorbeeld. Gebruik het internet.
Explore 2— Welke factoren veroorzaken inflatie?
Oorzaken inflatie
Op korte termijn veroorzaken schokken – plotse wijzigingen in de vraag of het aanbod – inflatie. Een plotse wijziging in de vraag is een vraaginflatie of demand-pull inflatie. Wanneer de totale vraag op de markt groter is dan het totale aanbod, dan wakkert de toename van de vraag de inflatie aan. De marktvraagcurve verschuift naar rechts. Dat kan door een toename van de consumptie door de gezinnen, door de overheid of door een toename van de geldhoeveelheid.
Doen de wijzigingen zich aan de aanbodzijde voor, dan is er een kosteninflatie of cost-push inflatie. Wanneer de prijzen van de inputfactoren stijgen, daalt het aanbod. De aanbodcurve verschuift naar links. Niet alleen een sterke stijging van de grondstofprijzen, van de energiekosten of de loonkosten kan de prijs van de inputfactoren doen stijgen, maar ook natuurrampen, een monopolie, overheidsregulering, belastingen of hogere wisselkoersen.
Inflatie veroorzaakt vaak een sneeuwbaleffect dat een land in een inflatoire spiraal meezuigt. Dat wordt ook wel transitory inflation genoemd. Het wordt veroorzaakt door onevenwichten in de markt zoals hierboven beschreven. De transitory inflation is zelfherstellend aangezien het marktmechanisme een nieuw evenwicht zal vinden.
1 Toon op de volgende grafieken aan op welke manier de inflatie veroorzaakt wordt. Duid het oorspronkelijke prijsevenwicht en het nieuwe prijsevenwicht aan.
Grafiek 1: Demand-pull inflatie
Grafiek 2: Cost-push inflatie
2 Lees de teksten. Is er sprake van demand-pull inflatie of van cost-push inflatie?
AInflatie:
De uitbraak van de coronapandemie zorgde voor een ander bestedingspatroon van gezinnen. Mensen mochten niet samenkomen, gingen niet op vakantie en gaven hun geld uit aan elektronica, fietsen en huis- en tuinmeubelen.
Door de bestedingsschok steeg dan ook de prijs van die producten.
CInflatie:
BInflatie:
Door de oorlog in Oekraïne steeg de prijs van kunstmest en ook zonnebloemolie en graan werden door de oorlog veel duurder.
De duurdere energie en de stijging van de prijs van veevoeder, veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, zorgden in de eerste plaats voor een stijging van de eierprijs begin 2023. Doordat de eierprijs op de markt toch relatief laag bleef, gingen de eierboeren zich niet engageren om nieuwe leghennen aan te schaffen. De capaciteit werd daardoor niet volledig benut. Daarnaast zorgde de vogelgriep voor een extra schok op de aanbodzijde. Dat veroorzaakte natuurlijk een krapte of een tekort.
Na een jaar van stijgende energieprijzen in 2022, die voor het grootste deel verantwoordelijk waren voor de hoge inflatie in veel Europese landen, zorgden vanaf eind 2022, begin 2023 de hoge voedselprijzen meer en meer voor het stuwen van de inflatie. Door de hoge inflatie stegen ook de lonen. Die hogere lonen zorgden er dan voor dat de prijs voor bewerkt voedsel steeg.
Explore 3— Wat zijn de gevolgen van inflatie?
Gevolgen inflatie
Inflatie kan zowel positieve als negatieve gevolgen hebben.
Een beperkte inflatie heeft positieve gevolgen en is goed voor de economie want consumenten stellen hun aankopen niet uit zoals bij een daling van de prijzen. Daarom hanteert de Europese Centrale Bank zelfs 2 % inflatie als doelstelling. Daarnaast is inflatie positief voor wie schulden heeft. Geld is later immers minder waard door inflatie.
Negatieve gevolgen van inflatie
Een te sterke inflatie tast de koopkracht van de lonen aan. Door de prijsstijging kunnen consumenten met hetzelfde inkomen namelijk minder kopen.
Het buitenland zal dan op zoek gaan naar alternatieve partners omdat onze producten te duur geworden zijn. De export zal dus dalen als de inflatie in het buitenland lager is dan in België. Inflatie tast het spaargeld aan. Wanneer je spaart en de inflatie is hoger dan het rendement op je spaarmethode, zoals een spaarboekje, wordt je geld minder waard. Inflatie is dus ook nadelig voor spaarders. Veronderstel dat er jaarlijks een rente van 2 % op je spaarboekje is en een inflatie van 3 %, dan krijg je misschien wel 20,00 euro op je spaarboekje van 1 000,00 euro, maar door de prijsstijging van 3 % ben je dus 1 % ‘armer’ geworden. De 2 % rente heet de nominale rente op je spaarboekje. Na aftrek van de inflatie, heb je de reële rente. In dit geval is dat -1 %. Door inflatie moeten ondernemingen hun prijslijsten vaak aanpassen of moeten ze prijzen opnieuw onderhandelen met klanten.
Andere indexen
Naast de consumptieprijsindex is er in België ook nog de gezondheidsindex. Die is afgeleid van de consumptieprijsindex, maar dan zonder alcoholische dranken, tabakswaren en motorbrandstoffen. Het gezondheidsindexcijfer wordt gebruikt om de huurprijzen te indexeren of te verhogen. Daarnaast is er ook nog de afgevlakte index. Dat is de gemiddelde waarde van de gezondheidsindex in de voorbije vier maanden vermenigvuldigd met factor 0,98. De afgevlakte index wordt gebruikt voor de indexering van pensioenen, sociale uitkeringen en sommige lonen en wedden.
Inflatie beïnvloedt ook de arbeidsmarkt, aangezien het loon eraan wordt aangepast. De indexaanpassing van overheidswedden en sociale uitkeringen gebeurt wanneer de afgevlakte index een bepaalde waarde overschrijdt, de zogenaamde spilindex. De automatische loonindexering in België zorgt ervoor dat de lonen stijgen wanneer een hoge inflatie een tijdje aanhoudt. Op zich lijkt de koopkracht daardoor behouden, maar aangezien de nominale lonen gestegen zijn, komen mensen in een hogere belastingschaal terecht en moeten ze dus meer belastingen betalen.
Het nadeel kan zijn dat door een aanpassing van de lonen, de kosten voor de producten stijgen. Daardoor kan de inflatie aangewakkerd worden. Door de inflatie kunnen lonen weer automatisch aangepast worden.
Naast de inflatie op basis van de consumptieprijsindex en de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), is er ook nog de kerninflatie. Die meet de evolutie van de consumptieprijzen zonder energie en onbewerkte voeding. Daarom zal de kerninflatie ook stabieler verlopen.
1 Leg de inflatie uit aan de hand van dit voorbeeld: Jouw budget bedraagt 100,00 euro. Met dat budget kun je 100 producten van 1,00 euro kopen.
a Stel dat de prijs van die producten een jaar later stijgt. Elk product kost nu 1,10 euro. Hoeveel producten kun je dan nog kopen?
b Met andere woorden, leg uit wat het gevolg is van de inflatie.
2 Veronderstel dat je op 2 januari 10 000,00 euro op je spaarboekje hebt en door een of andere crisis of oorlog, bedraagt de inflatie 8 %. Hoeveel is je 10 000,00 euro na een jaar waard?
3 Stel dat je in je geboortejaar 1 000,00 euro op je spaarboekje hebt gezet, hoeveel is dat nu waard?
4 Lees de volgende tekst.
a Hebben de prijsstijgingen een groot effect op de koopkracht van de Belgische bevolking?
b Verklaar schematisch hoe de loonindexering een inflatiespiraal kan veroorzaken.
In België zorgt de automatische loonindexering voor het behoud van koopkracht. De stijging van lonen gebeurt in sommige sectoren wanneer de spilindex wordt overschreden, in andere sectoren gebeurt dat een of meerdere keren per jaar op vaste tijdstippen. De impact van de hoge inflatie in België in 2022, veroorzaakt door de hoge energieprijzen, werd al snel kleiner dankzij de automatische loonindexering: de lonen stijgen ook wanneer het leven duurder wordt. Enkel België en Luxemburg hebben dat systeem. Dankzij die automatische loonindexering bleef de koopkracht in België ongeveer gelijk. Dat was niet zo in onze buurlanden. In Nederland daalde de koopkracht met ongeveer 6 %. In Duitsland was dat met 4 %. Terwijl de automatische loonindexering goed is voor de gezinnen, is dat niet erg gunstig voor de ondernemingen. De loonkosten stijgen immers voor de ondernemingen met als gevolg een verslechtering van de concurrentiekracht van de ondernemingen.
Explore 4— Hoe wordt de inflatie gemeten volgens de HICP?
Inflatie meten volgens HICP
De geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) is een inflatiemaatstaf die de landen van de Europese Unie (EU) en de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU) gebruiken. Hij is ontworpen om op een gestandaardiseerde manier inflatiecijfers van verschillende EU-lidstaten te monitoren en met elkaar te vergelijken.
De HICP wordt maandelijks berekend met behulp van een gemeenschappelijke methodologie die rekening houdt met de prijzen van een vooraf gedefinieerde korf aan goederen en diensten die de consumptiepatronen van een gemiddelde Europese consument vertegenwoordigen. Die korf bevat doorgaans uitgaven zoals voeding, kleding, huur, transport, gezondheidszorg en diverse andere goederen en diensten.
De HICP is voor de EU- en EMU-lidstaten een gemeenschappelijk referentiepunt om de inflatie te meten en dat is onder andere belangrijk om het economische beleid te coördineren en om te beoordelen of landen voldoen aan de criteria voor het aannemen van de euro als munteenheid.
De weging van het pakket aan goederen en diensten in de HICP is hoofdzakelijk gebaseerd op de nationale rekeningen. Op de lagere gedetailleerde niveaus wordt het huishoudbudgetonderzoek gebruikt. De CPI gebruikt op alle niveaus hoofdzakelijk het huishoudbudgetonderzoek.
De referentiepopulatie van de HICP bestaat uit private huishoudens (incl. toeristen in België) en bewoners in institutionele huishoudens (o.a. rusthuizen en instellingen). Voor de CPI bestaat de referentiepopulatie op dit moment uit private huishoudens met een referentiepersoon onder een maximale leeftijd.
In de HICP wordt een binnenlands bestedingsconcept gehanteerd, dat zijn bestedingen gedaan in België door de referentiepopulatie. Voor de CPI wordt een nationaal bestedingsconcept gehanteerd, dat zijn bestedingen gedaan door de referentiepopulatie ongeacht de locatie.
Voor de HICP wordt geen seizoencorrectie toegepast, voor de CPI wordt dat gedaan voor buitenlandse reizen en vakantiedorpen.
De solden werden in de CPI geneutraliseerd, in de HICP worden die in de maand opgenomen.
Voor huisbrandolie wordt de huidige prijs gebruikt in de berekening van de HICP. In de berekening van de CPI wordt een gewogen 12-maandelijks gemiddelde gehanteerd.
Bron: statbel.fgov.be
Vul de tabel aan met de cijfers van september 2023 en met de recentste cijfers. Gebruik het internet.
Explore 5— Hoe ziet de evolutie van de inflatie eruit?
Evolutie inflatie
Wanneer je de evolutie van de inflatie wilt nagaan, moet je eerst bepalen welke inflatie je wilt bestuderen. Enerzijds is er de consumptieprijsinflatie die het stijgingspercentage van de consumptieprijsindex (CPI) weergeeft. Anderzijds is er de kerninflatie.
Bestudeer grafiek 3 en 4 en vul de tekst aan.
In de jaren 1960 bevond de inflatie zich tussen en . Midden de jaren ‘70 schoot de inflatie omhoog tot zelfs boven . Tussen 1976 en 1980 de inflatie en was er sprake van Daarvan was ook sprake tussen 1983 en en tussen 1994 en . Tussen 1980 en 1983 was er opnieuw een van de inflatie. Tussen 2000 en 2012 was de inflatie relatief stabiel en bedroeg ze gemiddeld . Tussen bedroeg de inflatie gemiddeld amper 1,5 %. Na de covidcrisis en aangewakkerd door de energiecrisis was er een van de inflatie na 2020.
Grafiek 3: Evolutie van de inflatie in België in procent (1961-2022)
Grafiek 4: Evolutie van de inflatie in België in procent (2013-2022)
NBB
Explore 6— Wat is deflatie?
Deflatie
Je weet al dat inflatie een stijging van het algemene prijspeil is. Het omgekeerde bestaat ook, met name deflatie. Dat is een daling van de prijzen. Op het eerste gezicht lijkt een daling van de prijzen goed voor de consument aangezien de prijzen dan lager zijn. Het probleem bij deflatie is echter dat de consument zijn aankopen uitstelt, hij denkt dat de prijzen nog verder zullen dalen. Daardoor wordt er minder aangekocht en dus moet er minder geproduceerd worden. Wanneer er minder geproduceerd wordt, kan het zijn dat ondernemingen mensen moeten ontslaan.
Eind 2022 zaten de magazijnen in België tjokvol omdat ondernemingen tijdens en na corona omwille van aanvoerproblemen extra voorraden hadden aangelegd. Door de hoge energiekosten in 2022 hielden gezinnen minder geld over om aan andere zaken uit te geven. De voorraden bleven daardoor hoog in de ondernemingen. Om die kwijt te geraken zullen ze de prijzen moeten laten zakken. Begin 2023 kon je in de supermarkt al acties zien zoals ‘2 kopen, 1 gratis’.
Surf naar de website van de Nationale Bank van België (Statistieken) en zoek de evolutie van de inflatie.
a In welk jaar was er deflatie? Bekijk de cijfers van de afgelopen twintig jaar.
b In welke maanden van welk jaar was er sprake van deflatie? Bekijk de cijfers van de afgelopen 150 maanden.
TO THE POINT
Meten van inflatie
Inflatie is de stijging van het algemene prijspeil. De inflatie wordt gemeten aan de hand van de consumptieprijsindex. Voor de consumptieprijsindex (CPI) worden de prijzen van een korf goederen en diensten waaraan een gezin geld besteedt, bijgehouden. De inflatie wordt gemeten aan de hand van het niveau van de CPI tussen twee perioden.
Inflatie kan veroorzaakt worden doordat de vraag toeneemt terwijl het aanbod nagenoeg gelijk blijft: door de stijging van de vraag, stijgen de prijzen. Inflatie kan ook veroorzaakt worden door een verandering aan de aanbodzijde. Dat is vooral het geval wanneer de kosten van de inputfactoren zoals grondstoffen en loonkosten stijgen. Dit wordt ook wel transitory inflation genoemd. Het wordt veroorzaakt door onevenwichten in de markt zoals hierboven beschreven. Die transitory inflation is zelfherstellend aangezien het marktmechanisme een nieuw evenwicht zal vinden.
Gevolgen van inflatie
Een beperkte inflatie, van bijna 2 %, is goed voor de economie want dan stellen consumenten hun aankopen niet uit. Inflatie is ook positief voor wie schulden heeft, aangezien het geld in de toekomst minder waard is dan op heden.
Sterke inflatie tast echter de koopkracht aan. Het geld dat een consument nu heeft, is in de toekomst minder waard. Inflatie tast ook het spaargeld aan. De nominale rente is de rente die je krijgt op bijvoorbeeld je spaarboekje. Wanneer je de inflatie ervan aftrekt, verkrijg je de reële rente.
Hogere prijzen in een bepaald land zorgen ervoor dat de producten duurder zijn dan de producten van de buurlanden. Dat komt de binnenlandse concurrentiekracht niet ten goede.
Naast de consumptieprijsindex is er ook de gezondheidsindex. Dat is de consumptieprijsindex zonder tabakswaren, motorbrandstoffen en alcohol. Op basis daarvan worden huurprijzen geïndexeerd. De afgevlakte index, een gemiddelde van de gezondheidsindex van de afgelopen vier maanden vermenigvuldigd met een factor 0,98, wordt gebruikt voor de indexering van pensioenen, sociale uitkeringen en sommige lonen en wedden.
De indexaanpassing van overheidswedden en sociale uitkeringen gebeurt wanneer de afgevlakte index een bepaalde waarde overschrijdt, de zogenaamde spilindex. De automatische loonindexering in België zorgt ervoor dat de lonen stijgen wanneer een hoge inflatie een tijdje aanhoudt. De geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP) is een inflatiemaatstaf die wordt gebruikt door de landen van de Europese Unie (EU) en de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU). Het is ontworpen om op een gestandaardiseerde manier inflatiecijfers tussen verschillende EU-lidstaten te vergelijken.
Naast de inflatie op basis van de consumptieprijsindex en de HICP, is er ook nog de kerninflatie. Die meet de evolutie van de consumptieprijzen zonder energie en onbewerkte voeding. Daarom zal de kerninflatie ook stabieler verlopen.
Het omgekeerde van inflatie bestaat ook, met name deflatie. Dat is een daling van de prijzen.
Action 1— Hoe ziet de evolutie van inflatie eruit?
1 Zoek de index- en inflatiecijfers van de laatste vier maanden. Gebruik het internet.
Tip:
Een voorbeeld werd gegeven.
2 Ga naar iDiddit. Je vindt er een tabel met de inflatiecijfers.
a Vul de tabel aan met de inflatiecijfers tot op heden.
b Maak in een werkblad een grafiek van de evolutie van de totale inflatie.
c Maak een grafiek van de evolutie van de inflatie van de drie groepen die de grootste hap uit het gezinsbudget nemen.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
3 Werk in groepen. Noteer in een tabel, in een onlinegedeeld werkblad vijf producten die je in een supermarkt vindt. Wees heel specifiek.
a Vermeld de prijs van de producten in de tweede kolom.
b Kijk drie à vier maanden later nog eens naar de prijs van die producten. Noteer de prijs in de derde kolom.
c Bereken het procentuele verschil in de laatste kolom.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 2— Op welke manier komt inflatie in de actualiteit aan bod?
1 Zoek vier krantenartikels met betrekking tot inflatie.
a Bewaar de artikels in je map of geef onlineartikels een duidelijke naam en bewaar ze in je portfolio.
b Kies een artikel en vat de kern van dat artikel samen.
2 Ga naar de inflatietool van Wikifin. Vul er de volgende gegevens in.
a Je hebt een startbedrag van 1 000,00 euro.
b Er is een inflatie van gemiddeld 2 %.
c Hoeveel is die 1 000,00 euro nog waard na tien jaar?
d Hoeveel is die 1 000,00 euro nog waard na twintig jaar?
e Doe hetzelfde voor een inflatie van 3 % en ga na wat de waarde na tien en na twintig jaar is.
Action 3— Hoe kun je als belegger rekening houden met inflatie?
1 Je hebt intussen al geleerd dat je geld op je spaarboekje en in je spaarpot wegkwijnt door inflatie. Om toch nog geld over te houden, kun je je geld beleggen. Lees de volgende korte tekst.
Uit onderzoek van de afgelopen 120 jaar blijkt dat beleggen in aandelen het meeste rendement oplevert. Wanneer je kijkt naar het rendement van de aandelen van bijvoorbeeld de 500 grootste ondernemingen in Amerika, dan bedraagt het reëel rendement van de aandelen van die ondernemingen 6,50 % per jaar en dat ondanks de sterke dalingen die de aandelen kenden ten tijde van de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, de Grote Depressie in 1929, de grote recessie in 2008, de coronacrisis … Reëel rendement betekent ‘na inflatie’. Met andere woorden wanneer je een goed gespreide aandelenportefeuille hebt, met aandelen van ongeveer twaalf ondernemingen uit verschillende sectoren, zou je dat jaarlijks 6,50 % rendement opleveren.
2 Veronderstel nu dat je 1 000,00 euro belegt in twaalf verschillende aandelen. Hanteer 6,50 % jaarlijks nettorendement, dus na inflatie.
a Hoeveel is die 1 000,00 euro na tien jaar waard?
b Hoeveel is die 1 000,00 euro na twintig jaar waard?
c Hoeveel is 10 000,00 euro waard na twintig jaar aan dat rendement?
Action 4— Hoe ontstaat inflatie?
Lees de tekst.
a Markeer de oorzaken van transitory inflation in het geel.
b Markeer de oorzaken van structurele inflatie in het groen.
Vraagschok: De remedie voor hoge prijzen? Hoge prijzen!
In het kielzog van de coronapandemie steeg de verkoop van tweedehandswagens met enkele tientallen procenten tussen 2020 en 2022. Daardoor stegen ook de prijzen met bijna 40 %. De oorzaak was onder andere tekort aan chips en het feit dat de consumenten voorzichtiger waren met grote uitgaven. De hogere prijzen waren duidelijk aangewakkerd door de hoge vraag naar de tweedehandswagen. Het marktmechanisme schoot in werking, mensen kochten na 2022 minder tweedehandswagens en ook de prijzen daalden.
Aanbodschok
Structurele inflatie
In tegenstelling tot transitory inflation bestaat er ook structurele inflatie. Dat is vaak een langetermijnfenomeen. Die vorm van inflatie corrigeert zichzelf maar kan zichzelf wel versterken.
Wanneer er een te laag aanbod is, stijgen de prijzen waardoor de producenten gestimuleerd worden om hun output te verhogen, knelpunten op te lossen en uit te breiden. Het aanbod stijgt waardoor het marktmechanisme de prijs doet dalen.
Structurele inflatie wordt aangedreven door significante veranderingen in de structuur van de economie die de oorspronkelijke relatie tussen vraag en aanbod alsook het prijsmechanisme kan verstoren. Zo zal bij te weinig concurrentie, denk maar aan een monopolie, de prijs sneller stijgen.
Een verhoging van de rente kan de twee hierboven beschreven oorzaken van inflatie niet oplossen. Monetair beleid werkt hier dus niet.
Na de covidpandemie en de tekorten in Azië trachten de Europese ondernemingen om hun productie dichterbij te halen. Door de hogere lonen, stijgen de productiekosten en dus ook de prijzen.
De prijs op de markt dient dus als signaalfunctie en zal de consument en producent ertoe aanze en te reageren waardoor de prijs zich ook zal aanpassen. Deze vormen van transitory inflation zullen zichzelf oplossen.
In de komende decennia tot 2050 zal de wereldbevolking ouder dan zestig jaar verdubbelen. De werkende bevolking zal niet kunnen voldoen aan die stijgende vraag naar goederen en diensten van die oudere bevolking waardoor de prijzen zullen stijgen. Doordat bedrijven en consumenten willen vergroenen, zal er een grote investering plaatsvinden in nieuwe, groenere technologieën. Ook dit zal leiden tot hogere prijzen op middellange termijn.
Bron: Statista.com
Good to know
Er bestaat ook nog zoiets als stagflatie, een samentrekking van inflatie en stagnatie. Stagflatie is een economische situatie waarin er zowel inflatie heerst als hogere werkloosheid en groeivertraging.
BREAKING NEWS
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
Grafiek 1: De groei van het bbp in de wereld (2024)
Bron: imf.org
2 Analyseer de volgende infographic. Ze geeft weer in welke mate België de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) behaald heeft. De kleuren geven de huidige stand van zaken aan. De pijlen geven aan in welke mate België op weg is om die doelen tegen 2030 te bereiken. Surf via iDiddit naar een site waar je per SDG ook de indicatoren van andere landen kunt bekijken.
Grafiek 2: SDG’s in België
Nu je de gegevens uit grafiek 1 en grafiek 2 grondig bestudeerd hebt, ben je trots om in België te wonen? Waarom (niet)? Forum
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
– Wat is economische groei?
– Hoe wordt economische groei gemeten?
– Wat is het gevolg van innovatie op de economische groei?
– Is economische groei een goede indicator voor welwaart en welzijn?
Explore 1— Hoe wordt economische groei gemeten?
Economische groei meten
De term ‘economische groei’ wordt in de economische berichtgeving zeer veel gebruikt in de context van welvaart. Economische groei is namelijk de toename van de productie op lange termijn en dat is een maatstaf voor de welvaart van een land.
Om economische groei te meten moet je het huidige bbp met het bbp van de voorgaande jaren vergelijken. Dat is een gangbare methode om de toename of afname van de economische activiteit vast te stellen.
Een afname van economische activiteiten ten opzichte van de voorgaande periode, met andere woorden een negatieve economische groei, wordt aangeduid als economische krimp.
Bij een toename van economische activiteiten is er sprake van positieve economische groei: de economische activiteit neemt toe ten opzichte van de voorgaande periode.
Er bestaan twee soorten bbp: het nominaal en het reëel bbp.
Het nominaal bbp of het bbp tegen lopende prijzen geeft de productie weer tegen de marktprijs die op dat ogenblik geldt. Een stijging van het bbp kan dan te danken zijn aan een stijging van de prijzen, de geproduceerde hoeveelheden of een combinatie van beide.
nominaal bbp = q * p met p de marktprijs van dat ogenblik
Het reëel bbp meet de productie tegen constante prijzen van een bepaald referentiejaar of basisjaar waardoor de volumegroei tot uiting komt in de cijfers. Het reëel bbp sluit de invloed van prijsstijgingen of -dalingen uit.
reëel bbp = q * pbasisjaar
1 In tabel 1 staan de geproduceerde hoeveelheden en de geldende prijs van 2021 tot 2023.
a Bereken de groei van de geproduceerde hoeveelheid, het nominaal en reëel bbp en de groeipercentages. Vul de gegevens aan in de tabel. Gebruik eventueel een rekenblad.
b Wat geeft het best de groei in volume weer? Leg uit.
Tabel 1: Groei van het bbp
2 Ga naar iDiddit. Je vindt er een tabel met het bbp van België tegen lopende en tegen vaste prijzen.
a Welk basisjaar wordt gebruikt om het reëel bbp weer te geven? Leg uit.
b Bereken in het werkblad de jaarlijkse reële groei.
c Welke methode gebruikt de Nationale Bank van België om de economische groei te meten? Leg uit.
Tip:
Zoek bij de kerncijfers in de statistieken van de NBB.
d Stel de evolutie van het bbp tegen lopende en reële prijzen en de groei van het reëel bbp voor in één grafiek.
Gebruik een secundaire as voor de groei van het reëel bbp.
Neem de trendlijn van de groei van het reëel bbp op.
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Welke lijn stelt de economische groei voor?
Verklaar de ‘groei’ in 2009 en 2020.
Explore 2— Geeft het bbp of het bbp per capita de economische groei het best weer?
Weergave economische groei
De groei van het reëel bbp geeft de stijging van de welvaart weer. Dat betekent echter niet dat de koopkracht van de inwoners van dat land is gestegen. Het aantal inwoners van een land verandert immers ook. Wanneer de bevolking procentueel meer is aangegroeid dan het reëel bbp, is de koopkracht per inwoner of de welvaart per inwoner afgenomen.
De groei van het bbp per capita of per hoofd van de bevolking geeft een betere indicatie van de economische groei of welvaart. Op basis daarvan kun je de economische groei van verschillende landen vergelijken.
1 Bekijk tabel 2 met het bbp tegen lopende prijzen van een aantal Europese landen. Wat kun je besluiten in verband met de welvaart of economische groei van België:
a in vergelijking met de andere landen uit de tabel?
b van 2020 tot 2022?
Tabel 2: Bbp tegen lopende prijzen uitgedrukt in miljoen euro
2 Bekijk de gegevens in tabel 3 en analyseer het bbp per inwoner in euro.
a Analyseer het verschil tussen België en Duitsland. Wat stel je vast?
b Waarom is het bbp per capita van Luxemburg zo groot?
c Bespreek de situatie van België ten opzichte van het Europese gemiddelde.
d Bereken de groei van het reëel bbp per capita van 2021 naar 2022. Noteer dat in de laatste kolom. Doe dat met een rekenblad of gebruik het basisbestand op iDiddit.
Tabel 3: Reëel bbp per capita uitgedrukt in euro
European Union – 27 countries (from 2020)28 95028 05026 450
Euro area – 20 countries (from 2023) 31 80030 88029 150
Belgium 37 04036 23034 050
Bulgaria 7 6806 9506 400
Germany 36 01035 63034 550
Greece 18 71017 60016 150
France 33 18032 49030 630
Italy 28 22027 12024 910
Netherlands 43 80042 39040 130
Luxembourg 82 13086 69086 130
Türkiye 13 38012 81011 600
Bron: Eurostat
Explore 3—
Wat zijn de beperkingen van het bbp om de economische groei uit te drukken?
Beperkingen van het bbp als welvaartsindicator
In de vorige Explores heb je gezien dat economische groei uitgedrukt wordt aan de hand van het reëel bruto binnenlands product (per capita). Dat is nochtans geen ideale indicator voor welvaart.
Welvaart, ook wel bekend als ‘brede welvaart’, wordt in de welvaartstheorie gedefinieerd als de maximalisatie van behoeften binnen de beperkte middelen die beschikbaar zijn. De bedenkers van die theorie, waaronder de Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Simon Kuznets (1901-1985), gaven al aan dat het bbp helemaal geen maatstaf is voor het welvaartsniveau. Het vertegenwoordigt slechts de waarde van alle tegen marktprijzen verhandelde goederen binnen een afgebakend gebied gedurende een bepaalde periode. Vanaf de vroegste economen, zoals Adam Smith (1723-1790), is duidelijk dat welvaart meer omvat dan alleen materieel welzijn; het omvat ook immateriële aspecten zoals onderwijs. Dat vormt de vanzelfsprekende link tussen bbp en brede welvaart.
Het reëel bbp per capita heeft belangrijke beperkingen als indicator voor brede welvaart.
De productie in de informele sector is niet in het bbp verrekend. Die sector bestaat uit inkomen uit ongeregistreerd werk, zoals zwartwerk. In sommige, vooral arme landen maar ook België, is de informele sector groot.
Onbetaalde arbeid wordt ook niet meegenomen bij de berekening van het bbp. Bij bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en huishoudelijk werk wordt er geen inkomen verdiend, maar worden mensen wel geholpen. Daardoor stijgt de welvaart, zonder dat dat te merken is in het bbp. De welvaart in enge zin stijgt. Een andere belangrijke categorie van ongeprijsde effecten is het gebruik van grondstoffen en milieu. Dat omvat negatieve externe effecten die niet verrekend zijn in de huidige marktprijzen van producten.
Daardoor is de basis voor de berekening van het bbp niet juist als een maat van maatschappelijk welzijn. Het reëel bbp houdt geen rekening met de verdeling van welvaart over de bevolking van een land. Een land kan een hoog bbp per capita hebben, maar wat als die rijkdom in handen is van bijvoorbeeld slechts 10 % van de bevolking?
Good to know
Distinctions must be kept in mind between quantity and quality of growth, between its costs and return, and between the short and the long term. Goals for more growth should specify more growth of what and for what.
Simon Kuznets in H. D. Croly eds. ‘About rethinking the system of national accounting’, The New Republic, 1962, Vol. 147, p. 29.
How selfish soever man may be supposed, there are evidently some principles in his nature, which interest him in the fortune of others, and render their happiness necessary to him, though he derives nothing from it except the pleasure of seeing it.
A. Smith, The Theory of Moral Sentiments Part I, 1759.
1 Lees het onderstaande fragment uit het dossier Zwartwerk van het economische tijdschrift Trends.
a Hoe kan de omvang van zwartwerk gemeten worden?
b Leg uit. Zwartwerk is een vorm van:
sociale fraude.
fiscale fraude.
c Hoeveel euro zou het opleveren als het zwartwerk in België zou dalen tot het niveau van Nederland.
Het land van ‘moet alles op factuur?’: zwartwerk in België, de cijfers
De zwarte economie is in België goed voor zo’n 15,4 % van het bruto binnenlands product (bbp), leren verschillende internationale onderzoeken. 77 miljard euro van de welvaart in ons land wordt dus in het zwart gecreëerd. Daarmee staan we in de Europese top vijf en hoger dan onze buurlanden Duitsland (10 %), Frankrijk (12 %) en Nederland (7,5 %).
Het gewicht van de zwarte economie daalt weliswaar al twintig jaar. In 2003 was nog 21,3 % van ons bbp zwarte economie.
Bron: knack.be, 2023-07-12
2 Surf via iDiddit naar een interessante bron. Hoeveel wordt er in België (bij benadering) uitgegeven aan:
sociale bescherming en gezondheidszorg van de burgers (RSZ)?
onderwijs?
kinderbijslag en andere gezinstoelagen?
3 Verhoogt of verlaagt het bbp als bij de berekening van het bbp de negatieve externe effecten worden opgenomen?
Forum
Zou jij zwartwerken als je daardoor geen belasting moet betalen op dat inkomen? Of omgekeerd: zou jij een persoon in het zwart betalen die aan het huis komt werken als je weet dat je dan 20 % minder moet betalen?
Explore 4— Is de Human Development Index (HDI) een goede indicator om de welvaart van een land te meten?
HDI als indicator van economische groei
In de afgelopen decennia zijn er meerdere maatstaven ontwikkeld om welvaart in de brede zin te meten. Oorspronkelijk lag de focus op duurzame ontwikkeling (de Sustainable Development Goals – VN, 2015). Toen het eerst over duurzame economische groei gesproken werd, werd niet bedoeld dat er rekening gehouden moest worden met de beperkte grondstoffen die onze aarde biedt, maar wel met een groei die aangehouden moest worden. Stilaan kwam er uit meer en meer hoeken kritiek op het pure gebruik van bnp of bbp als maatstaf voor de economische groei. Wat met het milieu? En het welzijn? Grafieken van bbp’s lijken oneindig te blijven stijgen. Kijk maar naar grafiek 3.
Grafiek 3: Bbp van de wereld, uitgedrukt in biljoen US-dollar (een biljoen is duizend miljard) tegen constante prijzen van 2015
Bron: World Bank
Op grafiek 2 zie je dat de globale economie blijft groeien. Kan de wereld die groei handhaven? In een systeem van een lineaire economie worden steeds nieuwe grondstoffen gebruikt om goederen te produceren. De aarde is echter niet onuitputtelijk en we kunnen nog lang niet naar andere planeten om extra grondstoffen aan te voeren. De laatste decennia ontstaat meer en meer kritiek op de oude economische modellen en ontstaan er nieuwe modellen.
In 1990 ontwikkelde de Pakistaanse econoom Mahbub ul Haq de Human Development Index (HDI) of de index van de menselijke ontwikkeling, een maatstaf die onder andere de Verenigde Naties (VN, Engels UNO: United Nations Organization) vandaag gebruiken. De HDI geeft de welvaart in een land weer aan de hand van drie duidelijk omschreven indicatoren.
De gezondheid wordt gemeten aan de hand van de levensverwachting bij de geboorte.
De levensstandaard wordt gemeten aan de hand van het bruto nationaal inkomen per capita.
De onderwijsprestaties worden gemeten aan de hand van het aantal jaren scholing dat een volwassene van 25 jaar heeft gehad en het gemiddelde aantal jaren scholing dat een kind krijgt.
Op basis van de HDI wordt een land ingedeeld in een categorie van lage naar hoge menselijke ontwikkeling en dat geeft in combinatie met het bbp een grondiger inzicht in de werkelijke welvaartstoestand in een land. De Verenigde Naties publiceren jaarlijks de HDI.
Inmiddels is er ook de PHDI (Planetary pressures-adjusted Human Development Index) die ook met de volgende milieufactoren rekening houdt: de uitstoot van koolstofdioxide per capita van dat land, de materiële voetafdruk die meet hoeveel metalen en fossiele brandstoffen er worden gebruikt bij de productie van goederen en diensten die dat land verbruikt.
b Wat is de Nederlandse term voor ‘gross national income per capita’?
c Wat is de betekenis van de waarde van de HDI voor België? Is die goed of slecht? Leg uit.
d Wat is de betekenis van de waarde van de ‘GNI per capita rank minus HDI rank’?
e Is het goed dat het getal positief is? Leg uit.
Explore 5— Welke instrumenten zijn er nog om de welvaart te meten?
Andere instrumenten om economische groei te meten
Er bestaan nog tal van andere indicatoren voor welvaart. Het zijn meestal synthetische indicatoren omdat er meerdere factoren worden geïntegreerd.
De Better Life Index van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, Engels OECD: Organisation of Economic Co-operation and Development) dient om 41 welvarende landen te vergelijken op basis van 11 verschillende aspecten van welzijn. Daarbij wordt onder meer gekeken naar inkomen, onderwijs, gezondheid, werk-privébalans, veiligheid, sociale relaties, milieukwaliteit, levenstevredenheid en meer.
Bij de Better Life Index kun je je eigen ranglijst samenstellen op basis van de factoren die je belangrijk vindt. Je kunt dan de landen van de OESO met elkaar vergelijken volgens jouw criteria.
Het Bruto Nationaal Geluk is een maatstaf voor het subjectief welzijn. Jaarlijks stellen de Verenigde Naties het World Happiness Report op waarin 158 landen gerangschikt zijn op hun mate van geluk. De ranking is opgesteld op basis van zes variabelen die volgens de onderzoekers een gelukkig leven bepalen: een lange levensverwachting, voldoende sociale ondersteuning, onderlinge vrijgevigheid, vrijheid in het maken van levenskeuzes, weinig corruptie en een hoog bruto binnenlands product. Volgens de VN leidt een gelukkiger land tot economische en sociale vooruitgang waarbij ‘vooruitgang’ niet staat voor economische groei, maar voor meer geluk en welzijn van mensen. Dat wordt gemeten aan de hand van levenstevredenheidsenquêtes. Die polsen aan de hand van een of meerdere vragen, naar hoe goed mensen zélf denken dat hun leven voor hen gaat op een schaal van 1 tot 10. De wetenschappers onderzoeken het subjectief welzijn, namelijk de mate waarin een inwoner zelf vindt dat zijn leven goed gaat.
1 Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje over de werking van de Better Life Index. Is dat een indicator om de economische groei te meten?
2 Surf via iDiddit naar de website van de Better Life Index van de OESO.
a Exploreer de site.
b Leunen bepaalde aspecten aan bij het bbp per capita als indicator voor welvaart? Indien ja welk(e)?
c Zijn er aspecten die overeenkomen met de HDI? Indien ja, welk(e)?
d Vergelijk de onderstaande afbeelding met de laatst beschikbare gegevens. Welke verschillen stel je vast?
a Kun je uit de grafiek afleiden dat de rijkdom van een land (bbp per capita) een belangrijke parameter is om hoog te scoren in de World Happiness Index? Leg uit.
GRAFIEK
b Komt inkomensgelijkheid tot uiting in de index?
c Welke aspect uit de PHDI komt niet aan bod in de World Happiness Index?
Good to know
Het World Happiness Report definieert ‘dystopia’ als dat stuk van geluksbeleving dat de opstellers niet kunnen verklaren aan de hand van vermoedelijk onderliggende oorzaken van levensgeluk, zoals bbp per capita, corruptie ...
Grafiek 5: Ranking van de landen volgens de World Happiness Index 2020-2022
1. Finland (7 804)
2. Denmark (7 586)
3. Iceland (7 530)
4. Israel (7 473)
5. Netherlands (7 403)
6. Sweden (7 395)
7. Norway (7 315)
8. Switzerland (7 240)
9. Luxembourg (7 228)
10. New Zealand (7 123)
11. Austria (7 097)
12. Australia (7 095)
13. Canada (6 961)
14. Ireland (6 911)
15. United States (6 894)
16. Germany (6 892)
17. Belgium (6 859)
18. Czechia (6 845)
19. United Kingdom (6 796)
20. Lithuania (6 763)
129. Tanzania (3 694)
130. Comoros (3 545)
131. Malawi (3 495)
132. Botswana (3 495)
133. Congo (Kinshasa) (3 207)
134. Zimbabwe (3 204)
135. Sierra Leone (3 138)
136. Lebanon (2 392)
137. Afghanistan (1 859)
Explained by: GDP per capita
Explained by: healthy life expeciancy
Explained by: generosity
Dystopia (1.78) – residual
Explained by: social support
Explained by: freedom to make life choices
Explained by: perceptions of corruption 95% confidence interval
Explore 6— Welke invloed hebben disruptieve factoren en innovatie op de economische groei?
Disruptieve factoren
Volgens de Oostenrijkse econoom Schumpeter (1883-1950) vormen innovatie en technologische vooruitgang de drijvende krachten achter economische groei. Door voortdurende technologische ontwikkelingen verdwijnen bepaalde sectoren in de economie om plaats te maken voor innovaties. Dat veroorzaakt nieuwe industriële cycli die leiden tot een toename van de vraag. Ondernemingen die de innovaties niet kunnen bijhouden, worden overbodig en moeten noodgedwongen sluiten. Groei wordt daarom gezien als een voortdurende cyclus van creatie, vernietiging en herstructurering, ofwel creatieve destructie.
In 1997 verfijnde Harvardhoogleraar Clayton Christensen (1952-2020) dat fundamentele concept tot ‘disruptieve innovatie’. Bestaande ondernemingen falen door disrupties. Een disruptie is een nieuw product of een nieuwe dienst, een nieuw businessmodel of een plotse technologische vernieuwing die een bestaande economie ontwricht. Vooral technologische vernieuwing is een belangrijke oorzaak want bijvoorbeeld robotisering, digitalisering en artificial intelligence (AI) zijn goedkoper, gemakkelijker te gebruiken, gericht op nieuwe doelgroepen … Veel ondernemingen zien een disruptieve innovatie aankomen maar doen niets tot het te laat is om zich aan te passen.
Bestaande ondernemingen willen over het algemeen hun meest winstgevende en veeleisende klanten voorzien van steeds betere producten en diensten. Ze besteden minder aandacht aan minder veeleisende klanten. Daardoor is er ruimte voor een ontwrichter die een product levert dat ‘goed genoeg’ is voor de onderkant van de markt.
Soms boren ontwrichters een nieuwe markt aan en creëren ze dus een markt die er eerst niet was waarbij ze niet-gebruikers tot gebruikers te maken.
Disruptieve innovaties starten vaak onderaan de markt of in een nieuwe markt. Het disruptieve innovatieproces verbetert zichzelf, zorgt voor meer marktaandeel en verdrijft het huidige product. De innovaties geven de gevestigde concurrenten het nakijken en werken zichzelf naar boven. Daarom focussen veel ondernemingen net op de ontwikkeling van disruptieve innovaties. Het is een efficiënte manier van denken over groei die gestuurd wordt door innovatie.
Voor een onderneming is het belangrijk om de concurrenten te kennen. Kleine concurrenten die niet disruptief zijn, moet de onderneming meestal negeren. Als het echter gaat over een disruptieve innovatie, kunnen ze zeer bedreigend zijn. In dat geval moeten de bestaande ondernemingen zich focussen en moeten ze bereid zijn om eigen omzet op te offeren om succesvol te concurreren met disruptieve innovaties.
1 Lees aandachtig de case over de iPhone. Is de iPhone een voorbeeld van disruptieve innovatie? Leg uit.
De eerste iPhones van Apple waren in bepaalde opzichten slechter dan de mobiele telefoons van Nokia. Maar met enkele innovatieve functies veroverden ze een klein segment Nokiagebruikers. Door razendsnel te leren van de wensen van die eerste groep en de technologie daarop verder te optimaliseren, ontdekte een groter publiek het verbeterde aanbod. Nokia voerde ondertussen een vaste koers, en reageerde niet snel genoeg.
2 Analyseer de taxidienst Uber aan de hand van de definitie.
a Vond Uber een oplossing voor minder veeleisende klanten.
Economische groei is de toename van de productie op lange termijn en wordt gemeten door het bruto binnenlands product (bbp) per capita van meerdere jaren met elkaar te vergelijken. Positieve groei duidt op toenemende economische activiteiten, terwijl negatieve groei wijst op economische krimp Het bbp kan nominaal of tegen lopende prijzen (op basis van marktprijzen) of reëel (gecorrigeerd voor prijsveranderingen / tegen constante prijzen) zijn. Het reëel bbp geeft de volumegroei van de productie weer, zonder de invloed van prijsveranderingen.
Het reëel bbp (per capita) als indicator voor de welvaart
De groei van het reëel bruto binnenlands product (bbp) geeft welvaartstoename aan maar dat vertaalt zich niet automatisch naar een hogere koopkracht per inwoner. Als de bevolkingsgroei sneller is dan de groei van het reëel bbp, kan de welvaart per inwoner afnemen. Daarom is de groei van het bbp per capita een nauwkeurigere indicator van economische groei en welvaart waardoor vergelijkingen tussen verschillende landen mogelijk zijn.
Beperkingen van het reëel bbp per capita als indicator van welvaart
De economische groei wordt doorgaans gemeten door het reëel bruto binnenlands product (per capita) van verschillende jaren te vergelijken maar toch is dat geen ideale indicator voor welvaart. De bedenkers van de indicator, waaronder Simon Kuznets, benadrukken dat het bbp slechts de waarde van verhandelde goederen vertegenwoordigt. Welvaart omvat ook immateriële aspecten, zoals onderwijs. Ook de informele sector, onbetaalde arbeid, milieueffecten en de ongelijke verdeling van welvaart worden niet of onvoldoende verrekend in het reëel bbp per capita.
De Human Development Index (HDI)
Het bbp roept vragen op over de duurzaamheid van de groei, vooral gezien de beperkte natuurlijke hulpbronnen van de aarde. In 1990 ontwikkelde de Pakistaanse econoom Mahbub ul Haq de Human Development Index (HDI) als een alternatieve maatstaf. De HDI geeft de welvaart in een land weer aan de hand van gezondheid, levensstandaard en onderwijs. Een nieuwe versie van de HDI, de Planetary pressures-adjusted Human Development Index (PHDI) houdt ook rekening met milieufactoren.
Alternatieve indicatoren van welvaart
Er bestaan nog tal van andere indicatoren voor welvaart. Het zijn meestal synthetische indicatoren omdat er meerdere factoren worden geïntegreerd.
De Better Life Index van de OESO vergelijkt 41 welvarende landen op basis van elf aspecten van welzijn, waaronder inkomen, onderwijs en milieukwaliteit.
Het Bruto Nationaal Geluk is een maatstaf voor subjectief welzijn. Het World Happiness Report van de Verenigde Naties (VN) rangschikt 158 landen op basis van zes variabelen, waaronder vrijheid in levenskeuzes en bbp.
Disruptieve innovatie
Volgens de Oostenrijkse econoom Schumpeter leiden voortdurende technologische ontwikkelingen tot creatieve destructie, het verdwijnen van bepaalde economische sectoren. De Amerikaan Clayton Christensen verfijnde in 1995 dat concept tot disruptieve innovatie: plotse technologische vernieuwingen die de economie verstoren. Disruptieve innovaties beginnen vaak onderaan de markt en veroveren geleidelijk meer marktaandeel. Het is cruciaal voor ondernemingen om disruptieve innovaties van concurrenten serieus te nemen en bereid te zijn om eigen omzet op te offeren om succesvol te concurreren met dergelijke innovaties.
Action 1— Hoe verloopt de economische groei in Vlaanderen ten opzichte van andere regio’s en landen?
1 Bestudeer grafiek 6 en grafiek 7.
Grafiek 6: Bbp per inwoner – Belgische gewesten en EU-landen 2020-2023, in euro koopkrachtstandaard – Jaar 2023 prognose
Grafiek 7: Bbp per inwoner – Belgische gewesten en EU-landen 2020-2023, in euro koopkrachtstandaard – Jaar 2020 waarneming
2 Onderzoek de oorzaken van de grote verschillen tussen de drie Belgische gewesten. Volg het stappenplan van een beperkte onderzoeksopdracht op iDiddit.
3 Als eindresultaat van je onderzoek maak je een verslag met het antwoord op de onderzoeksvraag: ‘Wat bepaalt het verschil in bbp per capita tussen de drie gewesten?’.
4 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 2— Kun je de gegevens over de economische groei verwerken in een rapport?
Surf via iDiddit naar de website van Eurostat. Zoek het reëel bbp per capita van België en van vier andere landen uit de EU naar keuze.
a Exporteer de gegevens naar een rekenblad.
b Maak een lijndiagram van de gegevens vanuit de website van Eurostat.
c Maak een staafdiagram van de gegevens vanuit de website van Eurostat.
d Maak een mapvoorstelling van de gegevens vanuit de website van Eurostat.
e Bespreek in een rapport van 250 woorden de belangrijkste tendensen.
f Bewaar alle resultaten. Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 3— Hoe verwerk je je eigen criteria in de Better Life Index?
1 Surf via iDiddit naar de website van de Better Life Index van de OESO.
2 Beantwoord de vragen en verwerk je antwoord in een bondige presentatie of een videopresentatie.
a Stel de elf parameters voor de berekening van de Better Life Index in volgens je eigen aandachtspunten.
b Werk per twee. Vergelijk jullie ranking. Bespreek de grote verschillen en de gelijkenissen.
c Peil naar de genderongelijkheden op basis van jouw instellingen. Klik daartoe op de knop Gender differences. Zijn er grote verschillen? Vergelijk met andere landen.
d Klik op de bloem van België. Bespreek de situatie van België bij vijf van de elf parameters waarvan Education er één is.
Hoe scoort België ten opzichte van de andere landen uit de Better Life Index?
Welke criteria worden opgenomen om de score per parameter te bepalen?
3 Geef je presentatie een duidelijke naam en bewaar ze in je portfolio.
Tip:
Werk aanschouwelijk met bijvoorbeeld afdrukken van grafieken.
Je mag de Engelstalige termen gebruiken uit de Better Life Index, maar gebruik de Nederlandstalige terminologie bij de mondelinge toelichting.
Action 4— Kun jij je mening geven over de voor- of nadelen van het bbp als indicator van economische groei?
Verwerk jouw visie op de voor- en nadelen van het bbp als economische groei. Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies, afhankelijk van je interesse, of je een opiniestuk wilt schrijven (optie 1) of een filmpje of een podcast (optie 2) wilt maken. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 Opiniestuk
Good to know
In een opiniestuk schrijf je wat je mening over een bepaald onderwerp is en hoe het anders kan of moet. Het is ook een journalistiek genre dat meestal in (online) kranten, tijdschriften of op blogs staat.
a Schrijf voor het tijdschrift Knack een opiniestuk van ongeveer 500 woorden (een A4) over de voor- en / of nadelen van het (reëel) bbp (per capita) als indicator van economische groei. Daaruit moet blijken wat jij een ideale indicator vindt. Stel die eventueel samen en bespreek.
b Surf via iDiddit naar een site met meer informatie over de structuur van een opiniestuk.
c Houd rekening met deze aandachtspunten:
Gebruik pen en papier.
Onderbouw je mening met cijfergegevens, gegevens uit de actualiteit …
Gebruik minstens één concreet voorbeeld uit de actualiteit om je mening te onderschrijven.
Neem minstens drie bronnen op waarop je je hebt gebaseerd. Noteer de bronnen in de APA-vorm.
Geef de bronnen op voor je cijfergegevens.
Zorg voor een duidelijke en uitdagende titel.
d Bewaar het opiniestuk in je map of maak een foto of scan je opiniestuk, geef het een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
a Maak voor het online tijdschrift Knack een filmpje of een podcast van ongeveer vijf minuten over de voor- en / of nadelen van het (reëel) bbp (per capita) als indicator van economische groei. Daaruit moet blijken wat jij een ideale indicator vindt. Stel die eventueel samen en bespreek.
b Ga naar iDiddit. Daar vind je een document met de elementen die noodzakelijk zijn voor een goede podcast.
c Houd rekening met deze aandachtspunten:
Onderbouw je mening met cijfergegevens, gegevens uit de actualiteit …
Gebruik minstens één concreet voorbeeld uit de actualiteit om je mening te onderschrijven.
Upload het filmpje of de podcast op een platform zoals YouTube of Smartschool.
d Geef het filmpje of de podcast een duidelijk naam en bewaar in je portfolio.
Optie
Action 5— Is innovatie hetzelfde als disruptieve innovatie?
1 Bekijk de schermafdruk van de website van de FOD Economie.
2 Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje van het WIPO.
3 Verklaar het verband tussen innovatie en economische groei.
4 Is innovatie een indicator voor welvaart? Waarom (niet)? Leg uit.
5 In het filmpje worden vormen van innovatie gegeven die zorgen voor economische groei. Zijn dat disruptieve innovaties? Leg uit.
Action 6— Kun je afleiden of een innovatie disruptief is?
1 Is ChatGPT een voorbeeld van disruptieve innovatie? Analyseer dat aan de hand van de definitie.
a Vond ChatGPT een oplossing voor minder veeleisende klanten?
Je kunt zelf ook een bedrijf aanbrengen dat maximaal drie jaar geleden met een innovatie op de markt is gekomen.
b Verwerk de antwoorden op de volgende vragen in een tekstbestand, een infographic of een presentatie.
Welke innovatie (goed, dienst, verdienmodel …) heeft je onderneming op de markt gebracht?
Is dat een disruptieve innovatie? Leg uit.
Wie zijn de concurrenten van jouw bedrijf?
Hoe hebben zij gereageerd op de (disruptieve) innovatie?
Is de concurrentie bedreigd (geweest) in haar voortbestaan omwille van de (disruptieve) innovatie?
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 8— Kun je in de media actuele informatie vinden over economische groei?
1 Zoek een recent krantenartikel of nieuwsfragment (maximaal twee maanden oud) dat:
economische groei bekritiseert, of;
een voordeel van economische groei illustreert.
2 Kopieer het artikel of de link naar het nieuwsfragment in een tekstbestand en geef het tekstbestand een duidelijke naam. Bewaar dat bestand in je portfolio.
3 Vat hier kort samen:
wat er bekritiseerd wordt, en of je het daarmee eens bent.
wat de essentie van het artikel is en of je het daarmee eens bent.
Action
9— Kun je een kritische beoordeling geven bij een artikel over economische groei?
1 Lees aandachtig de uitspraak die de Vlaamse econoom en opiniemaker Bart van Craeynest in Knack deed.
In bepaalde kringen wordt economische groei afgeschilderd als bron van allerlei kwaad. Daarbij wordt nogal vlot genegeerd welke spectaculaire vooruitgang in welvaart en welzijn gerealiseerd is via economische groei. En die lijn moet doorgetrokken worden met een focus op duurzame en gedeelde groei. Er is geen leven zonder groei.
Bron: B. van Craeynest, ‘Een wereld zonder groei dreigt al snel een drama te worden, Knack, jg. 2021, juni 23
2 Geef in een tekstbestand een goed geargumenteerd antwoord op die uitspraak. Gebruik argumenten die gebaseerd zijn op meerdere bronnen.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
– Welke indicatoren beschrijven de arbeidsmarkt?
– Hoe draagt werkgelegenheid en concurrentiekracht bij tot economische groei?
– Hoe dragen de diverse overheden bij tot de gewenste werkgelegenheid en concurrentiekracht?
Explore 1— Waarom is de arbeidsmarkt een determinant van economische groei?
Determinant economische groei
Een belangrijke maatstaf voor economische groei is het bbp (per capita). Het bbp is afhankelijk van de beschikbare productiecapaciteit, dat is de maximale hoeveelheid die geproduceerd kan worden. De optimalisatie van de productiecapaciteit is essentieel voor economische groei. Als de capaciteit volledig benut is, kan er geen verdere groei plaatsvinden, tenzij er geïnvesteerd wordt in extra productiecapaciteit. Dat vergt meestal een investering op lange termijn.
De bestedingen van de gezinnen bepalen de bezettingsgraad, dat is de mate waarin de productiecapaciteit wordt benut.
De trend van de economische groei komt overeen met de groei van de productiecapaciteit en wordt onder andere beïnvloed door de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in zowel kwalitatieve als kwantitatieve zin.
Veranderingen in zowel de kwaliteit als de kwantiteit van arbeid resulteren in aanpassingen van de maximaal haalbare productie, rekening houdend met de normale inzet van alle productiefactoren, inclusief kapitaal. De kwaliteit van arbeid wordt gevormd door factoren zoals het niveau van scholing en het type onderwijs dat beschikbaar is in een land en komt tot uiting in een hogere arbeidsproductiviteit. Een land met een groot aantal hoogopgeleiden trekt mogelijk andere bedrijfstypes aan dan een land met overwegend lager opgeleide arbeidskrachten.
Daarnaast speelt de kwantiteit van arbeid een rol bij het bepalen van de beschikbare arbeidskrachten. De omvang van de beroepsbevolking wordt beïnvloed door factoren zoals de totale bevolkingsgrootte, de samenstelling van de beroepsbevolking, de wetgeving met betrekking tot leerplicht, de pensioengerechtigde leeftijd ...
1 Onderzoek de evolutie van de omvang van de Belgische bevolking.
a Hoe is de Belgische bevolking veranderd sinds 2000?
b Welke bron heb je gebruikt?
2 Wat is een mogelijk gevolg van die evolutie op de arbeidsmarkt en op de economische groei?
3 Stel dat de pensioengerechtigde leeftijd verhoogd wordt, welke gevolgen heeft die beslissing voor de arbeidsmarkt en voor de economische groei.
Explore 2— Welke indicatoren beschrijven de arbeidsmarkt?
Beschrijvende indicatoren
De arbeidsmarkt wordt sterk beïnvloed door zowel de kwaliteit als de kwantiteit van arbeid. Een markt wordt beschreven aan de hand van enkele indicatoren. In die indicatoren worden diverse begrippen gebruikt die in dit schema worden verklaard.
De inactieve bevolking bestaat uit de mensen die thuisblijven of door bepaalde omstandigheden niet kunnen werken. Ook jongeren tussen 15 en 23 jaar die nog studeren en nog niet actief zijn op de arbeidsmarkt behoren tot de inactieve bevolking.
Werklozen behoren niet tot de inactieve bevolking maar tot de beroepsbevolking. Voor de statistieken van Eurostat wordt uitgegaan van een gemiddelde pensioenleeftijd van 65 jaar. De 65-plussers behoren dus niet tot de bevolking op arbeidsleeftijd.
Tabel 1: Arbeidssituatie van de Belgische bevolking van 15 jaar en meer naar leeftijdsgroep en geslacht
3e KWARTAAL 2023
Bron: Statbel.fgov.be
De gegevens van tabel 1 verschaffen behoorlijk wat informatie maar maken het nog niet mogelijk om de situatie met andere landen of de situatie in verschillende regio’s in een land te vergelijken. Daarom zijn er indicatoren die in een oogopslag de toestand van de arbeidsmarkt weergeven.
activiteitsgraad = beroepsbevolking bevolking op arbeidsleeftijd * 100
werkzaamheidsgraad = werkenden bevolking op arbeidsleeftijd * 100
waarbij NWWZ de niet werkende werkzoekenden zijn, m.a.w. de werkloze bevolking
Verschillende instanties meten de arbeidsmarkt. Eurostat doet die metingen voor de landen van de Europese Unie. De federale overheid en de Nationale Bank van België doen dat voor België. Als je de gegevens analyseert, ga dan zeker na hoe de instantie een bepaald begrip gebruikt. Zo worden bijvoorbeeld de termen ‘werkzaamheidsgraad’ en ‘werkgelegenheidsgraad’ soms als synoniem gebruikt, en soms niet.
Analyseer tabel 2. Beantwoord dan de vragen.
a Geef de betekenis van de diverse indicatoren voor het derde kwartaal voor België.
Werkgelegenheidsgraad
Werkloosheidsgraad
Activiteitsgraad
b Bespreek de evolutie van de drie indicatoren van het eerste kwartaal 2023 ten opzichte van de laatst beschikbare gegevens. Zoek die gegevens op de website van Statbel.
c Bespreek de werkloosheidsgraad in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ten opzichte van de twee andere gewesten.
d Wat zou daarvan de oorzaak kunnen zijn? Gebruik indien nodig het internet.
Tabel 2: Actieve (werkende en werkloze) en inactieve bevolking 2e en 3e kwartaal 2023 op basis van de hervormde Enquête naar de arbeidskrachten, per kwartaal, gewest, leeftijdsklasse en onderwijsniveau
Statbel neemt als definitie voor de werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen het percentage werkende personen in de totale bevolking van 20 tot en met 64 jaar. Het is hetzelfde als de werkzaamheidsgraad. De Nationale Bank van België neemt als basis voor die berekening de bevolking van 15 tot 64 jaar.
Explore 3— Welke kwalitatieve indicatoren spelen een rol op de arbeidsmarkt?
Kwalitatieve indicatoren
Behalve de kwantiteit van arbeid speelt ook de kwaliteit van arbeid een belangrijke rol op de arbeidsmarkt. Die kwaliteit is onder andere afhankelijk van de scholingsgraad in een land. Een land met een hoge scholingsgraad, zoals België, trekt een ander type ondernemingen aan dan een land met een lage scholingsgraad. Een hoger scholingsniveau komt meestal tot uiting in een hogere arbeidsproductiviteit, met als gevolg een hogere economische groei of meer welvaart, maar ook een betere concurrentiepositie.
Algemeen wordt in de economische context arbeidsproductiviteit gemeten door de verhouding tussen wat er geproduceerd en wat er gebruikt wordt:
arbeidsproductiviteit = bbp aantal arbeidsuren
De ratio toont hoe effectief arbeid wordt aangewend om een bepaalde output te realiseren. Je vindt dergelijke informatie in de statistieken van de OESO (OECD, Organisation for Economic Co-operation and Development).
Andere factoren die de arbeidskwaliteit bepalen, zijn bijvoorbeeld de motivatie, het verantwoordelijkheidsgevoel en de wil tot samenwerken bij de werknemers, de veiligheid en gezondheid. 25 jaar geleden keurde de FOD Werkgelegenheid 31 indicatoren met betrekking tot de arbeidskwaliteit goed. Die werden ingedeeld in 10 dimensies: intrinsieke kwaliteit van arbeid, veiligheid en gezondheid, levenslang leren, de opbouw van de loopbaan, gelijke kansen voor mannen en vrouwen, flexibiliteit en zekerheid, toegang tot de arbeidsmarkt, evenwicht tussen beroeps- en gezinsleven, sociale dialoog, non-discriminatie, productiviteit.
Arbeidskwaliteit houdt dus veel meer in dan alleen productiviteit.
Tabel 3: Dataset: Level of GDP per capita and productivity
Subject
European Union –27 countries (from 2020-02-01)
Explore 4— Welke vormen van werkloosheid bestaan er?
Werkloosheid
Net zoals andere markten functioneert de arbeidsmarkt op basis van het principe van vraag en aanbod. Werkgevers vertegenwoordigen de vraag naar arbeid, terwijl de werknemers arbeid aanbieden. De arbeidsmarkt vertoont de kenmerken van een competitieve markt: er zijn veel werkzoekenden en werkgevers, er is over het algemeen transparantie op de arbeidsmarkt, en deelname aan de markt is niet moeilijk. Hoewel elke baan natuurlijk uniek is, wordt arbeid in principe als homogeen beschouwd.
Bron: OECD (OESO)
Als er meer werkgelegenheid is dan er beschikbare arbeidskrachten zijn, zal de werkloosheid dalen en in extreme gevallen zelfs omslaan in een tekort aan arbeidskrachten. En omgekeerd: als het aanbod aan arbeid (beroepsbevolking) sneller groeit dan de vraag naar arbeid (werkgelegenheid), zal de werkloosheid toenemen.
In Explore 2 heb je de werkloosheidsgraad bestudeerd en een analyse ervan is complex vanwege de diverse oorzaken. Zo bestaan er verschillende soorten werkloosheid, elk met een eigen problematiek en mogelijke oplossingen.
Conjuncturele werkloosheid: die doet zich voor als gevolg van schommelingen in de economie. Als er bijvoorbeeld minder vraag is naar goederen en diensten tijdens een economische neergang of laagconjunctuur, verminderen ondernemingen hun productie en hebben ze minder werknemers nodig. Dat leidt tot (tijdelijke) werkloosheid voor sommige mensen. Immers, het eerste waar ondernemingen in bezuinigen zijn meestal de personeelskosten. Omgekeerd kan economische groei (hoogconjunctuur) leiden tot meer vraag, waardoor ondernemingen uitbreiden en meer werknemers in dienst nemen, waardoor conjuncturele werkloosheid afneemt.
Structurele werkloosheid: die vorm van werkloosheid is dikwijls van lange duur omdat ze moeilijk op te lossen is.
Kwantitatieve structurele werkloosheid ontstaat wanneer het aanbod aan arbeid te hoog is ten opzichte van het aantal vacatures. Ze kan veroorzaakt worden door een groeiende beroepsbevolking, delokalisatie van arbeid naar lageloonlanden of automatisering van de arbeid. bv. In de jaren 70 kwamen veel vrouwen op de arbeidsmarkt wat zorgde voor een hoog aanbod en hoge werkloosheid.
Kwalitatieve structurele werkloosheid verwijst naar werkloosheid door een gebrek aan de benodigde vaardigheden. Er is een kloof tussen het type aangeboden arbeid en de gevraagde arbeid. Andere redenen van kwalitatieve structurele werkloosheid is de te grote afstand tussen de woon- en werkplaats.
bv. Zo zijn er in België weinig jobs voor mensen met een opleiding lager secundair onderwijs. Ze zijn dikwijls werkloos omdat ze niet over de juiste competenties beschikken voor veel jobs. De overheid kan dat verhelpen door opleidingen te voorzien voor die mensen.
bv. Door de informatisering beschikken veel mensen niet meer over de juiste vaardigheden.
Seizoenwerkloosheid: die treedt op wanneer werknemers tijdelijk hun baan verliezen als gevolg van seizoengebonden schommelingen in de vraag naar arbeid. Dat fenomeen komt vooral voor in sectoren die sterk afhankelijk zijn van bepaalde seizoenen, zoals de landbouw (oogstseizoenen), toerisme (zomer- of winterseizoen) en bouw (weersafhankelijke projecten). Werknemers in die sectoren ervaren perioden van werkloosheid buiten het hoogseizoen, wanneer de vraag naar hun diensten afneemt. Seizoenwerkloosheid is vaak cyclisch en voorspelbaar, in tegenstelling tot andere vormen van werkloosheid.
Frictiewerkloosheid: die vorm van werkloosheid verwijst naar de tijdelijke werkloosheid die ontstaat wanneer mensen tussen banen wisselen. Het is een natuurlijk en onvermijdelijk onderdeel van de arbeidsmarkt waarbij individuen tijd nodig hebben om een geschikte baan te vinden die bij hun vaardigheden en voorkeuren aansluit. Frictiewerkloosheid wordt vaak als normaal beschouwd en kan worden verminderd door verbeterde informatievoorziening, arbeidsmarkttraining en efficiëntere matchingssystemen.
Verdoken werkloosheid: die vorm staat niet in de werkloosheidsstatistieken. Het betreft mensen die werken, maar een job beneden hun diploma uitoefenen, of deeltijds werken terwijl ze voltijds willen werken. Verdoken werkloosheid is een belangrijk aandachtspunt omdat het de efficiëntie van een organisatie kan verminderen en de economische middelen niet optimaal benut.
Lees het artikel van Statbel en beantwoord de vragen.
a In het artikel komt het begrip ‘IAB-werkloos’ voor.
Waarop zijn de data gebaseerd? Gebruik het internet.
b Bespreek grafiek 1 op basis van de hoogte van de werkloosheid van de diverse leeftijdsgroepen ten opzichte van elkaar en op basis van de veranderingen in de betrokken periode van de werkloosheidsgraad.
c Wat zou een belangrijke vorm van werkloosheid zijn bij de bevolking tussen de 25-49 jaar? Waarom?
Jeugdwerkloosheidsgraad stijgt sterk naar 18,7 %
De jeugdwerkloosheid (15-24-jarigen) die vaak een piek vertoont in een derde kwartaal omdat pas afgestudeerden actief op zoek gaan naar werk, stijgt tussen het tweede en het derde kwartaal van 2023 van 13,9 % naar 18,7 % (grafiek 1). Dat cijfer ligt nog 0,5 procentpunt hoger dan in dezelfde periode vorig jaar.
De overige twee leeftijdsgroepen zijn minder onderhevig aan fluctuaties dan de jongste leeftijdsgroep.
Bij de 50-64-jarigen stellen we al gedurende een langere periode een dalende tendens vast en bij de 25-49-jarigen eerder een stabilisatie van de werkloosheidsgraad. De werkloosheidsgraad bij de groep van 25-49-jarigen bedraagt 5,5 %, bij de 50-plussers is 2,8 % van de beroepsbevolking IAB-werkloos.
Grafiek 1: Werkloosheidsgraad 15-64-jarigen naar leeftijdsgroep (T1 2021-T3 2023)
Explore 5— Welke maatregelen neemt de overheid om de werkzaamheidsgraad te verhogen?
Werkzaamheidsgraad verhogen
Door onder andere het coronavirus is de Belgische overheidsschuld gestegen tot meer dan 105 % van het bbp. De toenemende vergrijzingskosten zullen die schuld naar verwachting nog vergroten.
Het is echter cruciaal om de werkzaamheidsgraad te verhogen zodat België financiële stabiliteit kan bereiken dankzij meer fiscale inkomsten en een betaalbare sociale zekerheid. De bevordering van tewerkstelling is essentieel om economische en sociale uitdagingen aan te pakken.
Om een hogere werkzaamheidsgraad te bereiken moet er een activeringsbeleid komen om meer mensen aan het werk te krijgen bij de bevolking op arbeidsleeftijd. Er zijn twee belangrijke maatregelen.
Het arbeidsmarktbeleid van de federale overheid: de federale overheid streeft tegen 2030 naar een werkzaamheidsgraad van 80 %. In 2022 lag de werkgelegenheidsgraad van de 20-64-jarigen in België bij 73,1 %. België bengelt vandaag achteraan het europeloton. Daarom moet de overheid ervoor zorgen dat er meer mensen geactiveerd worden. Dat kan onder andere door meer mensen op arbeidsleeftijd aan het werk te krijgen en de pensioenleeftijd te verhogen.
Het beleid van VDAB wil de activeringsgraad optrekken door dienstverlening op maat van elke werkzoekende te geven. Hij begeleidt werkzoekenden naargelang hun noden. Hoe groter de afstand tot de arbeidsmarkt, hoe intensiever de begeleiding.
Sommige jobs geraken moeilijk ingevuld omwille van de werkdruk of emotionele en fysieke belasting. Een werkbare job is een job waarbij de werknemer of zelfstandige niet overspannen of ziek wordt, die boeiend en motiverend is, die kans biedt op bijleren en die voldoende ruimte laat voor het privéleven. Het is dan ook een aandachtspunt van de overheid om op die manier mensen te activeren en de werkzaamheidsgraad te verhogen.
De overheid is zelf de belangrijkste werkgever van het land. Als je de leerkrachten meetelt, dan zijn er in België meer dan 800 000 ambtenaren. België is daarmee een van de koplopers in de EU. Good to know
1 Noteer de formule van de werkzaamheidsgraad en leg aan de hand van die formule uit hoe je de werkzaamheidsgraad kunt verhogen.
2 Verklaar de term ‘arbeidsmarktparadox’ in het kader van het activeringsbeleid. Gebruik het internet.
3 Lees het onderstaande artikel.
a Is de voorgestelde maatregel een oplossing om de werkzaamheidsgraad te verhogen? Verklaar.
b Is de voorgestelde maatregel een oplossing voor een krappe arbeidsmarkt? Verklaar.
België heeft meer werkkrachten van buiten Europa nodig, maar degenen die er zijn, krijgen we niet aan het werk. Hoe kan dat?
Bedrijven en vakbonden zijn het er roerend over eens: willen we de komende jaren ‘the right person for the job’ nog vinden, dan moeten we voor veel meer beroepen de juiste mensen zoeken buiten Europa. Maar tegelijk raken migranten van buiten de EU nergens zo moeilijk aan werk als in ons land. Hoe lossen we dat op?
De Vlaamse arbeidsmarkt schreeuwt om werkkrachten, en dat zal nog wel een hele tijd zo blijven. In een advies aan de Vlaamse regering vragen bedrijven om voor tientallen beroepen makkelijker mensen van buiten Europa te kunnen aantrekken. Van dakwerkers tot lassers en kinderbegeleiders: zonder meer economische migratie krijgen we de vacatures niet ingevuld, klinkt het stellig.
Naar: morgen.be, 2023-05-23
4 Stel een (digitale) mindmap op met de voor- en nadelen van arbeidsmigratie. Ga hierin zeer ruim en denk bijvoorbeeld ook aan het tekort aan woonplaatsen voor deze migranten, gevolgen op de RSZ, scholing en opleiding van kinderen en volwassenen, lonen …
5 Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje over werkbaar werk van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) en de Stichting Innovatie & Arbeid.
a Wat is de SERV? Gebruik het internet.
b Welke oplossingen biedt de SERV aan om een job werkbaar te houden?
c Wat is het rechtstreekse gevolg van werkbaar werk?
Om mensen te activeren kan de overheid de werkloosheidsvergoeding in de tijd beperken.
Explore 6— Hoe kan Onderzoek & Ontwikkeling bijdragen tot een beter concurrentievermogen?
Concurrentievermogen
Technologie is nauw verbonden met de arbeidsmarkt. Structurele werkloosheid is soms een gevolg van automatisering en van technologische innovaties. Toch kunnen automatisering en innovatie ook een stimulans zijn voor de arbeidsmarkt met nieuwe hoogtechnologische jobs.
Innovaties, zoals artificial intelligence (AI), dragen bij tot een stijging van de productiviteit en dus ook van de welvaart en de economische groei. Het leidt immers tot een efficiëntere productie waardoor ondernemingen kostenbesparend kunnen werken. Dat geeft dan aanleiding tot lagere prijzen waardoor het concurrentievermogen van een land verbetert. Concurrentievermogen wordt omschreven als de capaciteit van een economie om een duurzame toename van de levensstandaard te realiseren met een zo laag mogelijk niveau van werkloosheid.
Een onderneming kan: productinnovatie doorvoeren en een eigen nieuw product op de markt brengen, procesinnovatie invoeren door haar operationele procedures en methoden binnen de organisatie te verbeteren of te vernieuwen zodat de efficiëntie, productiviteit en kwaliteit verhoogt en de kosten verminderen.
Het niveau van technologische innovaties wordt vooral bepaald door de uitgaven aan Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) of Research and Development (R&D). Dat bedrag wordt meestal uitgedrukt als een percentage van het bbp dat aan O&O wordt uitgegeven. België staat in de EU bekend om zijn hoogstaande technologie, mede als gevolg van de hoge investeringen in O&O.
Analyseer grafiek 2. Beantwoord de vragen.
a Bespreek de positie van België.
b Waarom staat België op die positie? Ga naar iDiddit en bestudeer aandachtig de bronnen en gebruik het internet.
c Welke bijkomende bronnen heb je gebruikt?
d Volgens de Europa 2020-strategie moeten de lidstaten van de EU minstens 3 % van het bbp per lidstaat aan O&O besteden. Is dat voor België van toepassing?
Grafiek 2: Uitgaven aan Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) in 2022 in procent van het bbp
Explore 7— Welke factoren beperken de mogelijkheid om de concurrentiepositie te verbeteren?
Indexeringssysteem
In België worden de lonen aan de consumptieprijsindex aangepast. Dat heet de loonindexering en verwijst naar het systeem waarbij lonen periodiek worden aangepast op basis van de evolutie van de consumentenprijzen. Het doel is om de koopkracht van werknemers te beschermen tegen inflatie.
Het indexeringssysteem is gebaseerd op de gezondheidsindex, een aangepaste versie van de consumptieprijsindex die bepaalde producten en diensten uitsluit, zoals alcohol, tabakswaren en motorbrandstoffen. De afgevlakte gezondheidsindex (ook nog het voortschrijdend gemiddelde genoemd) is de gemiddelde waarde van de gezondheidsindex in de vier voorbije maanden vermenigvuldigd met 0,98. Wanneer de afgevlakte index een vooraf bepaalde spilindex overschrijdt, gebeurt een indexatie of loonaanpassing van de overheidswedden, sociale uitkeringen en sommige andere lonen. In andere sectoren gebeurt de loonaanpassing op vaste tijdstippen volgens de afspraken in de paritaire comités.
Aangezien de lonen een belangrijke factor in de kosten van de ondernemingen zijn, veroorzaakt een loonstijging een kostprijsstijging. Wanneer de kostprijsstijging groter is dan de stijging van de productiviteit, is de kans reëel dat de stijging tot uiting komt in een stijging van de verkoopprijzen. Op zijn beurt veroorzaakt dat dan weer een stijging van de consumptieprijsindex. Dat is de zogenaamde inflatoire loon-prijsspiraal.
Het systeem van de automatische loonindexeringen ligt onder vuur omdat het de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen aantast, zeker als in de buurlanden de lonen niet zo fel of later toenemen. Daarom gebeuren de loonaanpassingen in België in het kader van de wet tot ‘bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen’. Die wet bepaalt dat de sociale partners (werkgevers en werknemers) om de twee jaar een akkoord moeten afsluiten in verband met de loonstijgingen (boven op de indexaanpassing). Ook mogen de uurlonen niet feller stijgen dan de gewogen gemiddelden van onze buurlanden. Dat is dan de loonnorm voor die tweejaarlijkse periode. Indien de sociale partners niet tot een akkoord komen, legt de regering de loonnorm vast.
Om het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen enigszins te vrijwaren is de loonnorm van groot belang, zeker voor een open economie zoals België. Bij het ontstaan van de eurozone in 2002 kunnen de overheden van de lidstaten de eigen munt of de rente niet meer gebruiken om hun concurrentiepositie te verbeteren. Dat kon voordien wel door een devaluatie of depreciatie van de wisselkoers (zie thema 2). Nu wordt het beleid in verband met de euro en de rente bepaald door de ECB (Europese Centrale Bank).
1 Surf via iDiddit naar de website van Statbel om de gegevens van de indexcijfers te raadplegen.
a Geef de gevraagde gegevens van de laatst beschikbare maand (basisjaar 2013):
Datum ( jaar/maand):
Gezondheidsindex:
Afgevlakte (gezondheids)index:
Spilindex:
b Wat betekent het getal van de gezondheidsindex dat je zojuist hebt gevonden?
c Wanneer worden de lonen van onder andere de ambtenaren aangepast?
d Met hoeveel procent worden de lonen dan aangepast?
2 Lees de titel van het webartikel van het hr-dienstenbedrijf Acerta.
a Wat betekent ‘KB’ in de titel?
b Zijn er dan geen loonstijgingen voor individuele werknemers mogelijk in de periode 2023-2024?
3 Kan een devaluatie van de euro het concurrentievermogen van de Belgische bedrijven verbeteren? Kijk eventueel nog eens naar het Level over de wisselkoersen.
TO THE POINT
De arbeidsmarkt als determinant van economische groei
Het bbp (per capita) is een cruciale maatstaf voor economische groei en is afhankelijk van de beschikbare productiecapaciteit. De productiecapaciteit wordt onder andere beïnvloed door de arbeidsmarkt. Veranderingen in de kwaliteit en kwantiteit van arbeid kunnen leiden tot een hogere productiecapaciteit. De kwaliteit van arbeid wordt gevormd door factoren zoals het niveau van scholing en het type onderwijs dat beschikbaar is in een land. De kwantiteit van de arbeid daarentegen hangt af van de omvang van de beroepsbevolking en nog meer van de werkende bevolking. De bestedingen daarentegen bepalen de bezettingsgraad.
Kwantitatieve arbeidsmarktindicatoren
De arbeidsmarkt wordt beïnvloed door arbeidskwaliteit en -kwantiteit en wordt beschreven aan de hand van indicatoren. De inactieve bevolking bestaat uit de mensen die thuisblijven.
Om de arbeidsmarkt van landen en regio’s met elkaar te kunnen vergelijken, zijn er indicatoren die de situatie in één oogopslag weergeven.
activiteitsgraad = beroepsbevolking bevolking op arbeidsleeftijd * 100
werkzaamheidsgraad = werkenden bevolking op arbeidsleeftijd * 100
werkloosheidsgraad = NWWZ beroepsbevolking * 100
waarbij NWWZ de niet werkende werkzoekenden zijn, m.a.w. de werkloze bevolking
Bij de interpretatie van de statistieken moet rekening worden gehouden met de bron: de cijfers van Eurostat, de RVA, VDAB en de federale overheid, gebruiken niet steeds dezelfde basis.
Kwalitatieve arbeidsmarktindicatoren
De kwaliteit van arbeid is cruciaal op de arbeidsmarkt en hangt samen met het scholingsniveau in een land. Landen zoals België met een hoog scholingsniveau trekken een ander type bedrijven aan en hebben doorgaans een hogere arbeidsproductiviteit, wat leidt tot economische groei en concurrentievoordeel. Arbeidsproductiviteit wordt gemeten als de verhouding tussen het bbp en het aantal arbeidsuren, een indicator voor effectief gebruik van arbeid.
Factoren zoals motivatie, verantwoordelijkheidsgevoel, samenwerking, veiligheid en gezondheid beïnvloeden ook de arbeidskwaliteit. De FOD Werkgelegenheid heeft 31 indicatoren goedgekeurd gegroepeerd in 10 dimensies om arbeidskwaliteit te meten waaronder intrinsieke kwaliteit, veiligheid, levenslang leren, gelijke kansen, flexibiliteit, toegang tot de arbeidsmarkt, balans werk-gezin, sociale dialoog, non-discriminatie en productiviteit. Arbeidskwaliteit omvat dus meer dan alleen productiviteit.
Vormen van werkloosheid
De arbeidsmarkt heeft de kenmerken van een volkomen concurrentiële markt: homogeen product (arbeid), doorzichtige markt, vrije toetreding en veel aanbieders (de werknemers) en vragers (de bedrijven). Werkloosheid doet zich voor als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag.
Werkloosheid heeft diverse oorzaken.
Conjuncturele werkloosheid wordt bepaald door economische schommelingen (hoogconjunctuur, laagconjunctuur).
Structurele werkloosheid (lange termijn) kan:
kwantitatieve structurele werkloosheid zijn. Het aanbod is te hoog in vergelijking met het aantal jobs. Dat kan door onder andere de bevolkingsgroei en door delokalisatie naar lageloonlanden.
kwalitatieve structurele werkloosheid zijn. Mensen vinden geen werk door een gebrek aan de nodige vaardigheden.
Seizoengebonden werkloosheid doet zich voor wanneer de werknemers actief zijn in seizoengebonden jobs, zoals fruitpluk en horeca aan zee.
Frictiewerkloosheid doet zich voor bij de overgang tussen twee jobs.
Verdoken werkloosheid wordt niet opgenomen in de werkloosheidsstatistieken. Het zijn mensen die een job beneden hun diploma uitoefenen, of die deeltijds werken terwijl ze voltijds willen werken.
De werkzaamheidsgraad verhogen
De Belgische overheidsschuld is boven de 105 % van het bbp gestegen door het coronavirus. Om financiële stabiliteit te bereiken en vergrijzingskosten te beheersen is een hogere werkzaamheidsgraad cruciaal. De overheid streeft naar een werkzaamheidsgraad van 80 % tegen 2030. Daarvoor neemt ze activeringsmaatregelen, met andere woorden om meer mensen op arbeidsleeftijd aan het werk te krijgen. VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) richt zich op individuele begeleiding om de activeringsgraad te verhogen.
Ook zorgen voor een werkbare job is een belangrijk onderdeel van het activeringbeleid waardoor meer mensen zich op de arbeidsmarkt zullen begeven. Het bevorderen van tewerkstelling is essentieel om economische en sociale uitdagingen aan te gaan.
Het concurrentievermogen verbeteren dankzij Onderzoek & Ontwikkeling (O&O)
Technologische innovaties, zoals artificial intelligence (AI), hebben belangrijke gevolgen op de arbeidsmarkt. Hoewel ze soms structurele werkloosheid veroorzaken, kunnen ze ook nieuwe hoogtechnologische banen stimuleren. Die innovaties dragen bij aan productiviteitsstijging, welvaart, en economische groei door efficiëntere productie en kostenbesparing. Dat resulteert in lagere prijzen en verbeterd concurrentievermogen.
Het niveau van technologische innovaties wordt vooral beïnvloed door uitgaven aan Onderzoek & Ontwikkeling (O&O), uitgedrukt in een percentage van het bbp. België staat in de EU bekend om zijn hoogstaande technologie dankzij aanzienlijke investeringen in O&O.
Andere factoren om de concurrentiepositie te verbeteren
In België is er loonindexering: de lonen worden periodiek aangepast op basis van de afgevlakte gezondheidsindex. Die indexatie gebeurt automatisch bij overheidswedden en sociale uitkeringen wanneer de spilindex is overschreden. Andere lonen, binnen de privésector, worden op bepaalde tijdstippen aangepast op basis van de index.
Een loonstijging kan leiden tot kostprijsstijgingen en als die hoger zijn dan de productiviteitsstijging, ontstaat een inflatoire loon-prijsspiraal.
Het systeem van automatische loonindexeringen staat ter discussie vanwege de impact op de concurrentiepositie van Belgische ondernemingen, vooral als buurlanden minder snel loonstijgingen kennen. De wet ter bevordering van werkgelegenheid en concurrentievermogen bepaalt dat sociale partners om de twee jaar een akkoord moeten sluiten over loonstijgingen boven op de indexaanpassing. Als er geen akkoord is, stelt de regering de loonnorm vast. De loonnorm is cruciaal voor het concurrentievermogen van Belgische bedrijven.
Het monetair beleid, waaronder het wisselkoersbeleid en het rentebeleid, kan sinds het ontstaan van de eurozone in 2002 niet meer toegepast worden om de concurrentiepositie te verbeteren.
Wat is het verband tussen de bevolkingspiramide en de activiteitsgraad?
1 Lees de tekst en bekijk de grafieken. Beantwoord dan de vragen.
a Bestudeer aandachtig de wijzigingen in de piramide. Welk(e) gevolg(en) heeft die wijziging voor de activiteitsgraad?
b Welk(e) gevolg(en) heeft de wijziging voor de activiteitsgraad? Welk(e) gevolg(en) heeft dat dan voor de werkzaamheidsgraad?
In de bevolkingspiramide wordt weergegeven hoeveel personen zich bevinden in elke leeftijdscategorie. In sommige histogrammen vind je de cijfers in absolute getallen (aantal personen), in andere histogrammen wordt gewerkt met percentages.
Grafiek 3: bevolkingspiramide 2000
Grafiek 4: bevolkingspiramide 2023
2 Surf via iDiddit naar de website met de bevolkingspiramiden.
a Vergelijk de piramide van België met die van een ander land uit Afrika (bijvoorbeeld Nigeria) en Azië (bijvoorbeeld Japan).
b Bespreek in een tekstverwerkingsprogramma het verschil in activiteitsgraad.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Bron: populationpyramid.net
Action 2— Kun je statistische gegevens vinden over
de arbeidsmarkt?
1 Surf via iDiddit naar de website van Eurostat.
2 Vul de laatst beschikbare gegevens van de activiteitsgraad aan in de tabel.
EUROPESE UNIE BELGIË activiteitsgraad werkzaamheidsgraad werkloosheidsgraad
3 Welke definitie geeft Eurostat voor de:
a activiteitsgraad (activity rate)?
b werkzaamheidsgraad (employment rate)?
4 Wie zijn de mensen die niet zijn opgenomen bij de berekening van de activiteitsgraad? Met andere woorden, als de activiteitsgraad in België x % is, wat weet je dan over de overige (100 – x) %?
5 Bespreek de situatie van België ten opzichte van de EU betreffende:
a de werkloosheidsgraad.
b de werkzaamheidsgraad.
6 Wat zou moeten gebeuren met de activiteitsgraad en de werkzaamheidsgraad om een hogere economische groei en welvaart te krijgen in België?
Action 3— Wat is arbeidskwaliteit?
In Explore 3 is sprake van de tien dimensies om arbeidskwaliteit te evalueren.
a Voer een minionderzoek uit over een van de indicatoren.
b Gebruik dit onderzoeksmodel.
Oriëntatie: identificeer het onderzoeksgebied.
Onderzoeksvraag: stel de onderzoeksvraag vast.
Onderzoeksmethode: doe literatuur- en bronnenonderzoek, vergelijkend literatuuronderzoek, een interview of enquête.
Gegevensverzameling, analyse en conclusie: voer het eigenlijke onderzoek uit volgens de vooraf bepaalde methodologie.
Tip:
Gebruik de website werk.belgië.be.
Raadpleeg Thema 5 Onderzoekscompetenties.
Rapportage: rapporteer en communiceer over de resultaten van het onderzoek.
c Geef een presentatie van vier minuten waarin je je gekozen indicator toelicht. Vermeld ook de gebruikte informatiebronnen.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 4— Kun je de statistieken over werkgelegenheid vinden?
1 Surf naar de website van statbel.fgov.be. Je vindt er veel gegevens over de Belgische arbeidsmarkt.
2 Ga naar iDiddit. Je vindt er een werkmap met een tabel
a Vul de tabel aan met de gegevens voor het laatst beschikbare kwartaal.
b Bereken de werkzaamheidsgraad, activiteitsgraad en werkloosheidsgraad voor man en vrouw en bereken het totaal. Vul de tabel verder aan.
c Noteer de berekening voor de drie indicatoren met de gegevens van de totaalkolom van België.
Werkzaamheidsgraad
Activiteitsgraad
Werkloosheidsgraad
3 Vergelijk deze gegevens met die van het eerste kwartaal van 2023 uit Explore 2. Formuleer een conclusie uit deze vergelijking: wat zijn de verschillen, tendensen, mogelijke verklaringen …
Action 5— Wat is de achtergrond van de werklozen?
1 Bekijk grafiek 5.
Grafiek 5: Werkzoekenden zonder werk naar achtergrondsvariabelen Vlaams gewest 2009-2023 in procenten
Bron: Arvastat VDAB
Tip:
EVA: De Europese Vrijhandelssassociatie (EVA) is een samenwerkingsverband tussen Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland.
VK: Verenigd Koninkrijk
2 Welke definitie gebruikt VDAB voor de onderstaande categorieën? Gebruik het internet.
3 Bespreek de achtergrond van werkzoekenden op basis van een diploma.
4 Kun je uit de grafiek afleiden dat jongeren minder kans maken om werkzoekend te zijn dan 25-59-jarigen? Verklaar.
Action 6— Hoe lees je de werkloosheidscijfers van de RVA en VDAB?
1 Lees de onderstaande tekst.
De werkloosheidscijfers van de RVA betreffen enkel de vergoede werklozen. Een deel van de personen die zich inschrijven als werkzoekende bij de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ADG, ACTIRIS, FOREM) zijn in deze cijfers niet opgenomen omdat zij geen werkloosheidsuitkering krijgen. Zo worden jonge schoolverlaters in de beroepsinschakelingstijd niet meegeteld in de RVA-cijfers omdat zij geen werkloosheidsuitkering krijgen, maar wel in VDAB-cijfers omdat zij ingeschreven zijn als werkzoekende.
Naar: vlaanderen.be
Good to know
De gewestelijke (regionale) diensten voor arbeidsbemiddeling zijn:
VDAB: Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding FOREM: de dienst van het Waalse gewest (Het Office wallon de la formation professionnelle et de l’emploi)
ADG: dienst van de Duitstalige gemeenschap (Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft)
ACTIRIS: de dienst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
2
Surf via iDiddit naar de interactieve statistieken op de website van de RVA (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening).
a Verklaar de term ‘beroepsinschakelingstijd’.
b Genereer de grafieken met de laatst beschikbare gegevens over de werkloosheid in Vlaanderen, België en de gemeente waarin je woont of waar de school gevestigd is (voor de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze werkzoekenden, UVW-WZ).
c Maak een persbericht op basis van die grafieken. Je kunt je daarvoor baseren op het persbericht dat je op iDiddit vindt.
Neem deze elementen zeker op:
de evolutie van de werkloosheidscijfers voor België en Vlaanderen,
de evolutie van de werkloosheidscijfers van jouw gemeente of stad,
de duur van de werkloosheid voor de laatst beschikbare gegevens,
het geslacht en de leeftijdscategorie van de werklozen voor de laatst beschikbare gegevens.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 7— Wie besteedt het meest aan Onderzoek & Ontwikkeling?
1 Bestudeer aandachtig grafiek 6.
a Wat betekent ‘Hoger onderwijs’ in de grafiek? Hoe kunnen die instellingen investeren in O&O?
b Surf via iDiddit naar een website met meer informatie en bespreek de grafiek.
Grafiek 6: O&O-bestedingen naar uitvoeringssector, Vlaams gewest, 2011-2021 in miljoen euro (lopende prijzen)
Bron: ECOOM
2 De uitgaven in O&O wereldwijd.
a Zoek op de website van de OESO (OECD) de tabel met de uitgaven aan O&O van België, en de landen van de G7 in procent van het bbp.
Tip:
Gebruik Engelstalige zoektermen.
b Bespreek de situatie van België ten opzichte van deze landen.
c Geef de tabel een duidelijke naam en bewaar ze in je portfolio.
d Volgens de Europa 2020-strategie moeten de lidstaten van de EU minstens 3 % van het bbp per lidstaat aan O&O besteden. Bespreek dat aan de hand van de gegevens die je op deze website vindt.
e Geef de tabel een duidelijke naam en bewaar ze in je portfolio.
Action 8— Welke maatregelen nemen de Belgische en Vlaamse overheid in hun arbeidsmarktbeleid?
1 Werk in groepen. Elke groep werkt in een tekstbestand een maatregel uit in verband met het arbeidsmarktbeleid van de federale overheid.
Op iDiddit staan enkele bronnen in verband het arbeidsmarktbeleid van de federale overheid.
MAATREGEL
Groep 1Werkgelegenheidsplannen voor oudere werknemers
Groep 2Starterslonen voor jongeren
Groep 3Startbanenstelsel
Groep 4Verlaging van de loonkosten (algemeen)
2 De Vlaamse overheid kan via VDAB inspelen op de arbeidsmarkt en het activeringsbeleid.
a Exploreer de site van VDAB.
b Werk verder in dezelfde groepen. Geef per groep een concrete beleidsmaatregel om mensen te activeren voor een job.
Tip:
Kijk in het menu op de homepage (zie ook de Intro bij dit Level).
3 Stel nu als kabinetsmedewerkers van de federale minister van tewerkstelling en arbeid of de Vlaamse minister voor Werk jullie maatregel voor om de werkzaamheidsgraad te verhogen.
Argumenteer dat met concreet cijfermateriaal.
Presenteer jullie maatregel aan de rest van de klas .
4 Evalueer de maatregel van de andere groepen aan de hand van de rubric op iDiddit.
Action 9— Wat is de potentiële werkzaamheidsgraad?
1 Bekijk grafiek 7. Surf via iDiddit naar de website van Steunpunt Werk voor meer informatie.
Grafiek 7: Werkzaamheidsgraad en mogelijke werkzaamheidsgroei door het inzetten van de potentiële arbeidsreserve, Vlaams gewest, 20-64 jaar, 2012-2022
Bron: Steunpunt Werk op basis van Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium) – EAK
2 Wat is de potentiële werkzaamheidsgraad?
3 Wat is de conclusie voor Vlaanderen inzake het bereiken van het vooropgestelde doel voor de werkzaamheidsgraad?
4 Bij welke leeftijdsgroep, scholing en afkomst is de meeste mogelijkheid om gebruik te maken van de potentiële werkzaamheidsgraad? Raadpleeg de website.
5 Vergelijk op deze website de potentiële werkzaamheidsgraad van Vlaanderen met die van de andere regio’s.
Action 10— Biedt de Vlaamse arbeidsmarkt werkbaar werk aan?
1 Surf via iDiddit naar meer informatie over werkbaar werk voor werknemers.
2 Lees deze definitie.
Werkbaarheid wordt beschreven aan de hand van vier werkbaarheidsindicatoren: werkstress (psychische vermoeidheid), motivatie (welbevinden, werkbetrokkenheid), leermogelijkheden en werk-privébalans.
3 Bekijk aandachtig grafiek 8 en 9 uit de werkbaarheidsmonitor van de SERV. Welke conclusie kun je trekken over de werkzaamheid van de jobs bij werknemers?
4 Ga naar iDiddit. Je vindt er een rapport over de situatie van de zelfstandigen. Is hun situatie vergelijkbaar met die van de Vlaamse werknemers? Baseer je ook op grafiek 9 en 10.
b Is dat hetzelfde systeem als voor de ambtenaren?
c Betekent dit dat de koopkracht of het reëel loon van deze bedienden toeneemt?
500 000 bedienden zien hun loon op 1 januari met 1,48 % stijgen
De ruim 500 000 bedienden van ons land zullen op 1 januari 2024 hun loon met 1,48 % zien stijgen, berekende hr-dienstenverlener Acerta op basis van de afgevlakte gezondheidsindex die Statbel vandaag publiceerde. De indexstijging valt wat terug na twee piekjaren met hoge inflatie en bijbehorende automatische loonindexering. Ook in heel wat andere sectoren is de loonindexering minder sterk dan de voorbije twee jaar. Verder in 2024 voorspelt het Planbureau tweemaal een overschrijding van de spilindex, waardoor de wedden van ambtenaren, de lonen van werknemers in de zorg en ook uitkeringen zullen worden geïndexeerd. Bron: acerta.be, 2023-12-22
Action 12— Wat is de impact van nationale en internationale regelgeving?
Ga naar iDiddit. Je vindt er artikels over de impact van nationale en internationale regelgeving op de arbeidsmarkt. De wetgeving eist immers dat een bedrijf voldoet aan de normen en richtlijnen van de overheid.
a Werk in groepen. Elke groep werkt met een artikel.
Groep 1OESO vraagt loonindexering ‘flexibeler’ te maken
Groep 2 Genetisch gemodificeerd voedsel is geen oplossing voor de klimaatcrisis, wat de biotechindustrie ook beweert
Groep 3Strengere Europese milieueisen zetten bedrijven aan tot meer belastingontwijking
b Maak een digitale mindmap over het artikel. Zorg dat die online beschikbaar is voor iedereen in je groep. Geef duidelijk aan:
waarover de regelgeving handelt (loonindexering, sociale bijdragen, regelgeving m.b.t. kwaliteitseisen en milieu- en arbeidsomstandigheden).
wat de gevolgen zijn voor bedrijven (eigen bedrijf, concurrenten, buitenland EU en niet-EU …).
wat de bedoeling is van de regelgeving.
of de regelgeving het beoogde doel bereikt.
Tip:
Maak in je digitale mindmap gebruik van nota’s, hyperlinks, relatielijnen … om de inhoud te verduidelijken.
c Presenteer de mindmap klassikaal.
d Zoek verbanden tussen de mindmap van jouw groep en de twee andere mindmaps. Vul dat aan in jullie mindmap en maak de verbanden duidelijk aan de hand van relatielijnen.
e Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
BREAKING NEWS
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA KAN BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
1 Ik kan verklaren hoe de overheid werkgelegenheid bevordert.
b Op welke economische factoren heb je je gebaseerd?
c Zijn er nog andere factoren om te bepalen in welke economische toestand een regio of een land zich bevindt.
Onzekere economische omgeving weegt op vraag naar ondernemingskredieten
Bron: febelfin.be, 2023-03-16
Als bedrijven de lust verliezen om te investeren
Bron: tijd.be, 2023-11-09
Aantal
werklozen in Brussel lag in 2023 op hoogste niveau in vijf jaar
Bron: bruzz.be, 2024-01-18
Recordaantal faillissementen in 2023 in Vlaanderen
Bron: nieuwsblad.be, 2024-01-03
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
– Wat is economische conjunctuur?
– Welke factoren beschrijven de economische conjunctuur?
Explore 1— Wat is de economische conjunctuur?
Economische conjunctuur
De economische groei kun je weergeven door middel van een trendlijn. Sommige jaren ligt die groei onder, andere jaren boven de trendlijn. Om zowel goede als slechte jaren te kunnen analyseren is er een andere lijn genaamd de conjunctuurlijn of -curve. Die lijn houdt rekening met veranderingen op korte termijn in de economie. De conjunctuurlijn vertoont een golvende beweging rond de trendlijn.
Grafiek 1 geeft het jaarlijkse veranderingspercentage van het bbp naar volume weer waarbij prijsveranderingen geen rol spelen. De groei van het bbp wordt gemeten ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar.
Grafiek 1: Evolutie van het bbp in procent en bijdrage van de verschillende componenten vanuit uitgavenoptiek
Bron: Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en Nationale Bank van België (NBB)
Bij conjunctuur wordt gekeken naar de omvang van de bestedingen. De bestedingen bestaan uit: particuliere consumptie (C) bruto-investeringen in vast kapitaal (I), inclusief voorraadwijziging overheidsbestedingen (G) netto-uitvoer van goederen en diensten (X – IM)
totale of geaggregeerde vraag = C + I + G + X – IM
Wanneer de bestedingen veranderen, zal er een verandering ontstaan in het groeipercentage van het nationaal inkomen (bnp). Dat is een conjunctuurgolf. Bij de conjunctuur kijk je dus naar de korte termijn.
2 Surf via iDiddit naar de website van de FOD Economie. Welke actor in de totale vraag draagt in het laatst beschikbare kwartaal het meest bij tot de verandering in de totale vraag? Is dat steeds hetzelfde?
3 Geef andere factoren die een rol kunnen spelen bij de conjunctuur, m.a.w. welke factoren kunnen bijdragen tot een verandering van de groei van het bbp op korte termijn? Denk ook aan niet-economische elementen.
Explore 2— Hoe verloopt een conjunctuurcyclus?
Conjunctuurcyclus
De schommelingen van de economische groei op korte termijn vormen de conjunctuur. Perioden van sterkere economische groei en perioden van tragere economische groei wisselen elkaar af. De gemiddelde groei op lange termijn heet de trendmatige groei, of kortweg de trend.
De bewegingen op de conjunctuurgolf staan op grafiek 2.
De economische expansie is een periode van groei. Het is de opgaande lijn in een conjunctuurcyclus. Tijdens die periode is er een toename van de economische activiteiten: de productie en de investeringen stijgen, bankleningen zijn gemakkelijk te verkrijgen, de werkloosheid neemt af, de hoeveelheid beschikbare goederen en diensten neemt toe. Er is een sfeer van optimisme.
Recessie is een terugval in de economie. De economische groei daalt. Economisch is er sprake van een recessie als de groei van het bruto binnenlands product gedurende twee of meer opeenvolgende kwartalen negatief is. Wanneer de groei langdurig daalt, is er sprake van een depressie, maar daarvan is geen mathematische bepaling.
Een conjunctuurcyclus is de periode die een expansie en een recessie omvat. De lengte van een cyclus varieert omdat een economie op veel factoren reageert maar meestal duurt een cyclus tussen de 1,5 tot 8 jaar. Variaties binnen zo’n cyclus worden als kortetermijnbewegingen geregistreerd, zoals seizoeneffecten.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de traditionele cyclus en de groeicyclus. Terwijl de traditionele cyclus zich richt op schommelingen in het niveau van economische activiteit (het bruto binnenlands product), concentreert het groeimodel zich meer op de groeicycli. Dat komt doordat dalingen in het productieniveau steeds minder vaak voorkomen. In het groeimodel worden fluctuaties van de economische activiteit rondom een trend bestudeerd. Boven de trendlijn bevindt de economie zich in een expansie, eronder in een recessie. De opgaande fase is een versnelling, een neergaande fase een vertraging (grafiek 3).
Een piek of boom bevindt zich op het bovenste omslagpunt van een cyclus. Bij het onderste omslagpunt is er sprake van een dal of slump. Merk daarbij op dat het niet noodzakelijk een punt onder de trendlijn hoeft te zijn.
Bekijk aandachtig grafiek 4 en 5.
a Wat geven grafiek 4 en 5 weer? Vul de namen van de grafieken aan.
b Benoem op de beide grafieken een periode van expansie en recessie, een dal en een piek. Markeer eveneens de expansie in het geel, de recessie in het groen.
c Leid uit de grafiek(en) af in welke periode(n) er sprake is van een recessie volgens de wiskundige omschrijving. Wat zou een verklaring kunnen zijn van die recessie?
d Welke grafiek geeft het beste beeld van de conjunctuur? Waarom?
Explore 3— Hoe evolueren de economische grootheden tijdens de conjunctuurfasen?
Hoog- en laagconjunctuur
Van zodra je in een conjunctuurgolf boven de trendlijn gaat, is er sprake van hoogconjunctuur. De economie piekt dan en er heerst een positieve economische sfeer. De geaggregeerde vraag is hoger dan de productiecapaciteit. Er worden dan meer producten gevraagd dan de ondernemingen kunnen produceren. Daardoor stijgt de prijs van de producten en is er inflatie. Wanneer de productiecapaciteit volledig benut is, zijn er in eerste instantie meer werknemers nodig, de werkloosheid daalt en de arbeidsmarkt wordt krapper. Om werknemers te overhalen om te werken, stijgen de lonen. De bedrijven verkopen veel aan een hoge prijs: ze maken veel winst. De overheid ontvangt veel via de personen- en vennootschapsbelasting en de overheidsuitgaven dalen als gevolg van een lagere werkloosheid. De rente zal toenemen om de inflatie in te perken.
Door de gestegen loonkosten en de hogere rente zullen de bedrijven minder investeren en de gezinnen minder consumeren. Als de vraag daalt, zullen de bedrijven minder produceren, waardoor er minder werknemers nodig zijn. De werkloosheid neemt toe. Als gevolg daarvan zullen de lonen minder snel stijgen of zelfs dalen. De bedrijfswinsten dalen. Door de dalende loonmassa en dalende bedrijfswinsten zal de overheid minder belastingen innen, maar zullen ze meer moeten betalen aan werkloosheidsuitkeringen. De economie zit in een laagconjunctuur.
1 Kijk naar grafiek 4 en 5 (Explore 2). Verklaar de neergang van de economie vanaf 2020. Betrek de diverse economische grootheden in je verklaring. Raadpleeg het internet om je uitleg aan te tonen met concrete gegevens.
2 Wijzen de volgende krantenkoppen op een voorspelling van een hoog- of laagconjunctuur? Kruis aan.
HOOGCONJUNCTUUR LAAGCONJUNCTUUR
Uitzendarbeid neemt toe
Inflatie neemt toe
Stijging van aantal knelpuntberoepen
Geen aanpassing van de lonen aan de index dit jaar
Kredieten aan bedrijven dalen
Explore 4— Wat zijn conjunctuurindicatoren?
Conjunctuurindicatoren
Om conjunctuurcycli te vergelijken of om voorspellingen te doen, moet je weten op basis van welke indicatoren de conjunctuurcyclus bepaald is. De economie reageert immers op meerdere variabelen in de maatschappij. Tot nu toe bekeek je enkel het bbp als indicator van de conjunctuur. Om een beter beeld te krijgen van de economie baseren instanties zich meestal op conjunctuurindicatoren op basis van meerdere economische variabelen. Die worden soms seizoengezuiverd zodat kleine zeer korte variaties niet merkbaar zijn. Seizoenbewegingen zijn voorspelbare afwijkingen van het jaargemiddelde van economische aggregaten als gevolg van klimatologische of institutionele factoren zoals vakantieperiodes. Op die manier krijg je een samengestelde of synthetische conjunctuurindicator.
Een kwantitatieve indicator is een synthetische indicator die enkel gebaseerd is op objectieve, meetbare informatie, zoals de groei van het bbp. Het grote nadeel daarvan is dat je naar het nabije verleden kijkt en dat het geen voorspellende waarde heeft.
Wanneer economen ook een gefundeerde voorspelling willen doen, dan moeten ze ook een aantal subjectieve indicatoren toevoegen. Dat zijn dan kwalitatieve indicatoren zoals de vertrouwensindicator Zo toont het consumentenvertrouwen aan in welke mate consumenten vertrouwen hebben in de economie. Een stijgend aantal bouwvergunningen dat wordt verleend toont aan dat er meer zal worden gebouwd, wat ook bijdraagt aan de economie.
Het conjunctuurverloop is een weergave van een samenvoeging van die verschillende indicatoren. Elk van die indicatoren heeft zelf een cyclisch patroon en ze beïnvloeden elkaar. Als er een beweging komt in de ene, kun je bijgevolg voorspellen wat een andere factor zal gaan doen. Bijvoorbeeld, in een hoogconjunctuur sparen de mensen weinig en lenen ze veel waardoor het aanbod aan geld daalt en de rente stijgt.
In realiteit blijft het moeilijk om alle indicatoren te voorspellen omdat de evolutie van de ene indicator wordt beïnvloed door tal van andere indicatoren. Er bestaan drie soorten indicatoren op basis van hun beweging ten opzichte van de conjunctuurcyclus.
Leading of voorlopende indicatoren lopen voor op de conjunctuur. Ze kunnen gebruikt worden om te voorspellen hoe de economische cyclus zal evolueren. Op basis daarvan kunnen economen anticiperen op bepaalde situaties. Bijvoorbeeld: het aantal interimjobs neemt toe wanneer de economie aantrekt omdat bedrijven eerst een beroep doen op die werknemers vooraleer ze vaste contracten geven.
Lagging of achterlopende indicatoren reageren als de conjunctuurbeweging al veranderd is. Bijvoorbeeld: in een hoogconjunctuur daalt de werkloosheid omdat bedrijven meer mensen aanwerven. Dat gebeurt echter pas als er al een stijging is van de cyclus.
Coïncidente of gelijklopende indicatoren lopen gelijk met de conjunctuurcyclus. Bijvoorbeeld: de export volgt precies de conjunctuurcyclus.
1 Bekijk tabel 1 met voorlopende, gelijklopende en achterlopende indicatoren.
a Verklaar waarom het consumentenvertrouwen een voorlopende indicator is.
b Verklaar waarom de index van de consumptieprijzen een gelijklopende indicator is.
c Verklaar waarom vacatures een achterlopende indicator zijn.
Tabel 1: Conjunctuurindicatoren
VERTROUWENSINDICATOR
Voorlopende indicator nieuwe orders bij bedrijven grote aankopen producentenvertrouwen consumentenvertrouwen
ECONOMISCHE INDICATOR
ARBEIDSMARKTINDICATOR
uitzenduren
Gelijklopende indicator index van de consumptieprijzen export faillissementen
Achterlopende indicator werkloosheid vacatures voor vaste contracten
2 Geef op basis van tabel 1 en van informatie die je vindt op internet een omschrijving van economische indicatoren. Leg uit aan de hand van een voorbeeld van een economische indicator die niet in de tabel staat.
Explore 5— Hoeveel kan de economie groeien?
Conjunctuurbeweging
De evolutie van de productiecapaciteit is een belangrijke factor in de economische groei. Die productiecapaciteit wordt bepaald door de kwaliteit en de kwantiteit van de productiefactoren arbeid en kapitaal. Technologische innovatie verhoogt de productiviteit van beide productiefactoren. Het potentieel bbp wordt bereikt wanneer de productiefactoren optimaal worden ingezet. Dat wordt bereikt als bedrijven de beschikbare productiefactoren normaal inzetten bij een bepaalde stand van de technologie. Het kapitaal (de machines) kan nooit 100 % benut worden want de machines moeten onderhouden kunnen worden en zullen soms stilliggen.
Hetzelfde kan gezegd worden van de arbeidsmarkt. In principe zit in het potentieel bbp de volledige categorie aan 15-64-jarigen. Sommige mensen zitten in een bepaalde vorm van werkloosheid, zoals frictionele of structurele werkloosheid. Daarnaast studeren heel wat jongeren verder. Er zijn ook mensen die niet deelnemen aan de arbeidsmarkt omwille van diverse redenen. De werkzaamheidsgraad is daardoor niet maximaal.
Het potentieel maximum-bbp wordt bereikt wanneer de productiefactoren maximaal worden ingezet. Dat zou een economie kunnen bereiken wanneer elke arbeider 24 uur werkt en de machines geen onderhoud nodig hebben enzovoort. Dat is geen realistische situatie. De economie kan niet op het potentiële maximum kan draaien, want niet alle machines draaien permanent, niet alle mensen tussen 15 en 64 jaar werken, de technologie hapert wel eens ... Dus het maximum betekent dat het machinepark voor 100 % benut wordt en ook dat de arbeidsmarkt voor 100 % inzetbaar is.
Om te weten of een economie nog kan groeien, wordt het potentieel bbp vergeleken met het reëel bbp. Het reëel bbp wordt gemeten door de prijzen constant te houden en enkel het volume van de economie te bestuderen. Het is tevens de maatstaf die wordt gebruikt om de conjunctuur in kaart te brengen.
Het verschil tussen het potentieel en reëel bbp geeft ons een zicht op de outputkloof of outputgap. In tegenstelling tot het reëel bbp en de werkloosheid is het potentiële niveau van die macro-economische variabelen niet waarneembaar. Het moet dus worden geraamd.
Afhankelijk van de uitkomst daarvan kun je zien of de economie kan groeien of dat de economie op volle toeren draait en je dus méér doet dan je potentieel zou kunnen. Er kunnen zich twee toestanden voordoen. Een positieve outputkloof duidt op een economie die beter presteert dan theoretisch mogelijk is. Dat kan wijzen op een hoogconjunctuur, gekenmerkt door lage werkloosheid, maximale inzet van kapitaal en een hoog consumenten- en producentenvertrouwen. Meestal volgt na die situatie een afkoeling van de economie.
Een negatieve outputkloof geeft aan dat de productiefactoren niet optimaal worden benut. De werkloosheid is relatief hoog, machines hebben potentieel meer capaciteit, maar worden niet volledig benut vanwege verminderde vraag. Dat resulteert mogelijk in verlies van economische output waarbij bedrijven met onverkochte voorraden blijven zitten.
Tijd
De outputkloof ontstaat doordat de meeste economieën niet optimaal functioneren en de productieniveaus belemmeren, wat als inefficiënties wordt beschouwd. Voorbeelden van dergelijke inefficiënties zijn: inflatie: zowel te hoge als te lage prijzen kunnen verstoringen veroorzaken in de economie; werkloosheid: een hogere werkloosheid remt de economie af, vooral wanneer die het gevolg is van een discrepantie tussen vraag en aanbod van arbeid; overheidsregelgeving: bepaalde voorschriften zoals vervroegd pensioen en ouderschapsverlof kunnen de productieniveaus beperken en daardoor een outputkloof veroorzaken.
Hoewel de outputkloof theoretisch en economisch gezien ongewenst is, betekent dat niet noodzakelijk dat al die oorzaken slecht zijn voor de samenleving. Werknemers die deeltijds werken kunnen juist gemotiveerder zijn en efficiënter werken dankzij een betere balans tussen werk en privé. Die aspecten worden echter niet altijd meegenomen bij de berekening van de outputkloof.
1 Geef drie zaken waaraan mensen in het dagelijkse leven zouden merken dat het reëel bbp groter is dan het potentieel bbp.
2 Bekijk tabel 2 met de vooruitzichten (vanaf 2022) van de outputgap voor België, berekend door de Europese commissie.
a Beschrijf de evolutie van de outputgap voor België.
b Wat is de betekenis van de het cijfer voor de outputgap van 2023, namelijk 0,0 %?
c Kan uit die cijfers worden afgeleid dat er sprake is van een recessie?
Tabel 2: Outputgap ten opzichte van het potentieel bbp (afwijking van de werkelijke productie ten opzichte van de potentiële productie als percentage van het potentieel bbp, 2004-2024)
Explore 6— Hoe gedragen indicatoren van de economische activiteit zich in de conjunctuurfasen?
Conjunctuurklok
In de verschillende economische fasen wordt een verband waargenomen tussen werkloosheid, inflatie, rentetarieven en de algehele economische activiteit. Die samenhang wordt vaak grafisch weergegeven in modellen zoals de conjunctuurklok.
Werkloosheid is als een achterlopende indicator die volgt op veranderingen in de economische cyclus. Een van de eerste maatregelen die bedrijven nemen in de neergang is het personeelsbestand verminderen, bijvoorbeeld door tijdelijke contracten niet te verlengen of door geen nieuwe werknemers aan te werven.
Wanneer de economie weer aantrekt, hebben bedrijven weer meer personeel nodig om de productie te verhogen, wat leidt tot een geleidelijke daling van de werkloosheid.
Inflatie wordt gedefinieerd als de algemene stijging van prijzen. In Level 1 over het geldsysteem en monetair beleid wordt benadrukt dat de Europese Centrale Bank (ECB) streeft naar een inflatie van ongeveer 2 %, wat wordt beschouwd als een fase van prijsstabiliteit die bijdraagt aan een stabiele economische cyclus. Inflatie verloopt doorgaans gelijktijdig met de economische cyclus. Rentevoeten hebben ook invloed op de economische cyclus, maar er zijn verschillende soorten rentes. De rentevoet die wel verbonden is met de economische cyclus, is de refirente (refinancing rate). Dat is de rente die banken en financiële instellingen betalen aan de centrale bank wanneer zij geld lenen. De ECB herziet maandelijks die refirente, waardoor zij de rentetarieven op de geldmarkt kan beïnvloeden. Wanneer de ECB de refirente verhoogt, reageren financiële instellingen daarop door hun eigen rentetarieven te verhogen waardoor lenen duurder wordt. Dat kan leiden tot een toename van sparen, aangezien spaarders een hogere rente ontvangen. Daardoor kan de consumptie van de huishoudens afnemen waardoor de vraag naar goederen en diensten daalt. Bovendien zullen leners ook hogere rentetarieven ervaren, wat hun neiging om geld te lenen kan verminderen. Die acties kunnen resulteren in neerwaartse druk op de prijzen waardoor de inflatie afneemt. Op die manier kan de ECB de inflatie beïnvloeden.
De variabelen en hun onderlinge verband met de economische cyclus kunnen worden weergegeven in de conjunctuurklok. De conjunctuur wordt daarin bepaald aan de hand van dertien conjunctuurgevoelige indicatoren. Door die samen af te beelden ontstaat er een samenhangend beeld van de conjunctuur. De vier kwadranten in de klok kunnen vergeleken worden met de seizoenen. Ook die volgen elkaar in een vaste volgorde op.
Op het schema is de conjunctuurgolf over de conjunctuurklok geprojecteerd. De horizontale lijn geeft de trendmatige (gemiddelde) groei weer.
HERFST afname ZOMER hoogconjunctuur
Afnemende conjunctuur, boven de langetermijntrend
Hoewel de economie nog steeds redelijk presteert, begint ze te verzwakken en vertraagt haar groei. Bedrijven voelen de druk en stellen aanwervingen uit, waardoor de daling van de werkloosheid afneemt. Hoewel de inflatie nog steeds hoog is, begint die langzaam te dalen. Als reactie daarop kan de monetaire autoriteit de rentetarieven verlagen, waardoor lenen en investeren gemakkelijker worden gestimuleerd. Dergelijke maatregelen worden genomen in de hoop dat de economie rond de trend zal blijven groeien.
Dalende conjunctuur, onder de trendlijn
De economie dreigt stil te vallen en er is mogelijk sprake van een crisis. Ondernemingen ontslaan nu meer mensen waardoor de werkloosheidsdaling nu weer omslaat in een werkloosheidsstijging. Die werkloosheid zorgt ervoor dat mensen minder gaan spenderen en dat de vraag terugvalt waardoor ook bedrijven minder produceren. Er komt een neerwaartse druk op de prijzen omdat bedrijven hun goederen nog willen kwijtraken. De inflatie komt bijgevolg tot een verdere vertraging. De monetaire overheid kan de interestvoet verder laten dalen zodat er nog makkelijker geleend kan worden en dus ook geïnvesteerd kan worden.
Stijgende conjunctuur, boven de langetermijntrend
De vooruitzichten zijn zeer positief en de economie groeit volop. Bedrijven breiden uit en nemen meer werknemers aan waardoor de werkloosheid daalt. Als gevolg van de toenemende uitgaven van zowel consumenten als bedrijven ontstaat er een opwaartse druk op de prijzen, wat resulteert in een stijging van de inflatie. Om de inflatie onder controle te houden en binnen de gestelde norm van 2 % te houden, kan de ECB in de eurozone de rentetarieven verhogen om te voorkomen dat de inflatie de 2 % overschrijdt.
Stijgende conjunctuur, onder de trend
De conjunctuur zit nog steeds onder de trendlijn, maar de economie begint terug aan te trekken. De vooruitzichten zijn beter en de werkloosheidsstijging begint te vertragen. De investeringen en het vrijgekomen geld van de lage rente beginnen hun werk te doen waardoor de inflatie langzaamaan begint te stijgen.
Bekijk de conjunctuurklok van augustus 2007 en van mei 2008. Er zijn duidelijke patronen waar te nemen in hun onderlinge bewegingen.
a Welke indicatoren lopen voor in de puntenwolk?
b Welke beweging in de conjunctuurgolf kun je afleiden uit de twee klokken?
c Wat is de reden van die verschuiving?
Conjunctuurklok augustus 2007
Conjunctuurklok mei 2008
Explore 7— Welke exogene en endogene factoren beïnvloeden de economische conjunctuur?
Exogene en endogene factoren
Heel wat economen hebben een verklaring gezocht voor de evolutie van de conjunctuurcycli. Je kunt die verklaringen in twee groepen opsplitsen. Exogene factoren bevinden zich buiten de economische sfeer. Ze hebben dus niets met de economie zelf te maken, maar oefenen er wel een grote invloed op uit. Voorbeelden daarvan zijn oorlog, de coronapandemie, de oliecrisis van de jaren 70. Zij veroorzaken een terugloop van de economische conjunctuur. Andere zaken kunnen minder dramatisch zijn voor de mens(heid) en brengen eerder positieve veranderingen teweeg, zoals uitvindingen. Zo zijn de huidige AI-innovaties een mogelijke oorzaak voor een economische heropleving.
Endogene factoren zijn verklaringen die zich binnen het economische kader bevinden, zoals vraag- en aanbodzijdetheorieën.
De vraagzijdetheorie gaat uit van het feit dat de consumptie achterblijft op het aanbod waardoor er onderconsumptie zal ontstaan.
De aanbodzijdetheorie gaat er dan weer van uit dat investeerders té enthousiast investeren en bijna ‘overinvesteren’ waardoor er wel veel geproduceerd wordt, maar de afzet niet kan volgen. Daardoor zullen diezelfde investeerders de moed verliezen en zal de economie weer afkoelen.
1 Hoe ziet de omslag vanuit een slump of dal als gevolg van endogene factoren eruit?
a Beschrijf in een digitale mindmap de omslag in de cyclus wanneer bedrijven verwachten dat ze meer winst kunnen maken door een grotere uitvoer.
Tip:
Brainstorm eerst in groep.
b Duid in de grafiek de periode aan die je hebt beschreven.
Productievolume
Hoogconjunctuur
Hoogconjunctuur
Laagconjunctuur
Trend
Tijd
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
2 Stel dat de economie zich in een boom of piek bevindt en op volledige productiecapaciteit werkt.
a Beschrijf in een digitale mindmap hoe een omslag in de conjunctuur naar beneden tot stand kan komen als gevolg van endogene factoren.
b Duid in de grafiek de periode aan die je hebt beschreven.
Hoogconjunctuur
Trend
Hoogconjunctuur
Laagconjunctuur
Tijd
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
3 AI-technologie is een actuele exogene factor.
a Beschrijf het mogelijke gevolg op de conjunctuurcyclus als gevolg van de technologische innovatiecyclus door het gebruik van AI?
b Welke bedenkingen zou je nog kunnen maken bij je antwoord?
De economische groei wordt vaak weergegeven door een trendlijn waarbij sommige jaren onder en andere boven de lijn liggen. Voor een analyse van zowel goede als slechte jaren wordt de conjunctuurcurve gebruikt. Die geeft de kortetermijnveranderingen in de economie weer. De conjunctuur wordt gemeten aan de hand van bestedingen zoals particuliere consumptie, investeringen, overheidsbestedingen en netto-uitvoer. Veranderingen in bestedingen leiden tot veranderingen in het groeipercentage van het bbp, wat conjunctuurgolven veroorzaakt.
De conjunctuurcyclus
De conjunctuur vertegenwoordigt de schommelingen in de economische groei op korte termijn. De linkergrafiek geeft de bewegingen van de conjunctuurgolf weer, waarbij: expansie een periode van groei is, gekenmerkt door stijgende productie, investeringen en dalende werkloosheid; recessie de terugval in economische groei is gekenmerkt door een afname van het bruto binnenlands product gedurende twee of meer opeenvolgende kwartalen.
Een conjunctuurcyclus omvat een periode van expansie en recessie en kan variëren van 1,5 tot 8 jaar.
Grafiek: Klassieke cyclus
Grafiek: Groeicyclus
De klassieke cyclus richt zich op schommelingen in het niveau van het bruto binnenlands product. Het groeimodel richt zich meer op de groeicycli. De groeicyclus richt zich op fluctuaties rond een trendlijn, waarboven zich expansie en daaronder recessie bevindt.
Hoogconjunctuur en laagconjunctuur
Boven de trendlijn bevindt zich de hoogconjunctuur: de economie bloeit en er heerst een positieve sfeer. De vraag overstijgt de productiecapaciteit, wat leidt tot prijsstijgingen en inflatie. De werkgelegenheid stijgt, lonen stijgen en bedrijfswinsten zijn hoog waardoor belastinginkomsten toenemen en overheidsuitgaven dalen.
Bij een neergang daalt de vraag, wat resulteert in minder productie, stijgende werkloosheid, dalende lonen en winsten, en verminderde overheidsinkomsten en -uitgaven. Dat kenmerkt een laagconjunctuur
Conjunctuurindicatoren
Conjunctuurcycli worden niet alleen door het bruto binnenlands product (bbp) bepaald.
Kwantitatieve indicatoren, zoals bbp-groei, kijken naar het verleden en hebben beperkte voorspellende waarde.
Voor nauwkeurigere voorspellingen worden kwalitatieve indicatoren, zoals consumentenvertrouwen, toegevoegd.
Het conjunctuurverloop wordt beïnvloed door verschillende indicatoren met hun eigen cyclische patronen.
Voorlopende indicatoren, zoals uitzendarbeid, voorspellen toekomstige trends.
Achterlopende indicatoren, zoals werkloosheid, reageren nadat de cyclus is veranderd.
Gelijklopende indicatoren, zoals export, volgen precies de cyclus.
Ondanks hun nut blijft het voorspellen van conjunctuurbewegingen complex vanwege menselijk gedrag en externe factoren.
De outputgap
De economische groei wordt bepaald door de evolutie van de productiecapaciteit die afhangt van arbeid en kapitaal. Het potentieel bruto binnenlands product (bbp) wordt bereikt wanneer die factoren optimaal worden benut. Het verschil tussen het potentieel en reëel bbp, de outputkloof, wordt gebruikt om te beoordelen of een economie kan groeien. Een positieve outputkloof wijst op een overpresterende economie, mogelijk in een hoogconjunctuur. Een negatieve outputkloof duidt op onderbenutting van productiefactoren, vaak geassocieerd met een laagconjunctuur. Inefficiënties zoals inflatie, werkloosheid en overheidsregelgeving kunnen de productieniveaus belemmeren en een outputkloof veroorzaken.
Economische indicatoren in de verschillende fasen van een conjunctuurcyclus
In economische modellen, zoals de conjunctuurklok, wordt de relatie tussen werkloosheid, inflatie, rentetarieven en economische activiteit weergegeven.
Werkloosheid, een achterlopende indicator, stijgt in neergaande economische fasen en daalt als de economie weer aantrekt.
Inflatie, de algemene prijsstijging, verloopt vaak synchroon met de economische cyclus en wordt door de ECB gehandhaafd op ongeveer 2 % voor prijsstabiliteit.
Rentetarieven, vooral de refirente van de ECB, beïnvloeden ook de economische cyclus door lenen duurder te maken en sparen aan te moedigen, waardoor de consumptie daalt en de inflatie afneemt.
Deze variabelen en hun onderlinge relaties kunnen worden weergegeven in de conjunctuurklok.
Bron: economielokaal.nl
Action 1— Ken je de begrippen uit de conjunctuurcyclus?
Combineer de begrippen met de omschrijvingen.
BEGRIP
1trend
2conjunctuur
3inflatie
4faillissement
OMSCHRIJVING
AHet verschijnsel dat de prijzen stijgen met als gevolg dat consumenten steeds minder kunnen kopen voor eenzelfde geldbedrag.
BUitspraak van een rechtbank naar aanleiding van het onvermogen van een onderneming om haar schulden terug te betalen, waardoor een onderneming haar activiteiten moet stopzetten.
CDe verandering van het groeipercentage van het bbp op korte termijn.
DDe toename van de economische activiteit vergeleken met een ander meetpunt.
5economische groeiEDe gemiddelde groei over de lange termijn.
6recessie
7laagconjunctuur
FEen periode waarin het slecht gaat met de economie. Consumenten geven weinig uit en producenten hebben moeite om hun producten te verkopen.
GEen periode waarin het goed gaat met de economie. Consumenten geven gemakkelijk geld uit en producenten verkopen veel.
8hoogconjunctuurHDe opgaande lijn in de conjunctuurcyclus, een periode van economische groei.
9expansie
ILetterlijk ‘teruggang’ of ‘terugval’. In de economie betekent dit minstens twee opeenvolgende kwartalen met een negatieve economische groei. 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Action 2— Herken je de indicatoren die de fase van de conjunctuurcyclus verklaren?
Werk in drie groepen. Ga naar iDiddit en lees het toegewezen krantenartikel.
a Markeer de indicatoren die bepalen in welke fase de conjunctuur zich bevindt.
b Vul in het artikel de fase in waarin de economie zich bevindt.
c Markeer in het artikel elementen die jullie keuze voor een bepaalde fase staven.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 3— Hoe verloopt de economische conjunctuur in de OESO?
1 Ga naar de website van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) waar je de statistieken kunt raadplegen.
2 Kies een land uit en maak met een rekenblad een grafiek van de groei van het bbp van dat land voor de laatste drie jaar (op kwartaalbasis).
3 Beschrijf die evolutie in een tekstbestand. Zoek informatie over het land online op zodat je de groei, krimp of afwijkingen van de trend kunt verklaren.
4 Geef de bestanden een duidelijke naam en bewaar ze in je portfolio.
Action 4— Waarom is de index een mogelijke conjunctuurindicator?
Ernstige economen gebruiken het bbp of het consumentenvertrouwen als een betrouwbare conjunctuurindicator. Nochtans zijn er ook heel wat minder voor de hand liggende indicatoren die een conjunctuurgolf kunnen verklaren of zelfs voorspellen. Ze hebben geen officieel karakter en worden niet gebruikt door overheden maar kunnen toch nuttige informatie geven.
1 Kies een van de volgende indicatoren.
lipstickindex – men’s underwear index – R-word index – Liefkenshoekmeter – wolkenkrabberindicator –Googlebarometer
2 Bedenk een verklaring voor die index. Raadpleeg daarna het internet.
3 Maak een presentatie met als inhoud: een schema (een mindmap of een andere structuur) waarbij je duidelijk maakt waarom dat een indicator is. Doe dat door de opeenvolgende gevolgen voor de conjunctuur te schetsen.
4 Is het een voorlopende, gelijklopende of achterlopende indicator? Leg uit.
5 Presenteer jouw indicator aan de klas.
6 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 5— Kun je verklaren hoe je de conjunctuur meet aan de hand van de vertrouwensindicator van de Nationale Bank van België en de conjunctuurklok?
1 Surf via iDiddit naar de conjunctuurmeter van België en van Nederland en volg de conjunctuur in België en Nederland.
2 Analyseer beide conjunctuurmeters en beantwoord de onderstaande vragen. Verwerk die antwoorden in een rapport.
a Wie stelt de conjunctuurmeters op en wie gebruikt ze?
b Welke indicatoren gebruikt elke meter? Welke indicatoren hebben ze gemeenschappelijk?
c Worden er kwantitatieve indicatoren gebruikt? Zo ja, welke?
d Welke indicatoren worden als kwalitatief beschouwd?
e Wat is het verschil tussen de seizoengezuiverde reeks en de afgevlakte curve in de eerste grafiek?
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 6— Kun jij de conjunctuur voorspellen?
1 Gebruik de gegevens uit Action 5 om de huidige economische conjunctuur van België en Nederland te voorspellen. Beantwoord de volgende vragen.
a Hoe kun je de actuele conjunctuur in beide landen vaststellen?
b Zitten België en Nederland op hetzelfde punt in hun economische cyclus? Waarom (niet)?
c Welke indicatoren zijn het meest relevant voor de vergelijking?
d Heeft de economische conjunctuur van Nederland invloed op die van België? Waarom (niet)?
e Wat zijn je verwachtingen voor de komende maanden?
2 Maak een videoreportage voor het nieuws waarin je het economische aspect behandelt. Houd rekening met deze aandachtspunten:
a Geef de kijkers een overzicht van de economie in beide landen en voorspel het verloop voor de komende maanden op basis van de door jou gekozen indicatoren.
b Zorg ervoor dat de reportage begrijpelijk is voor de gemiddelde kijker, maar maak wel gebruik van correcte vaktermen.
c Je hebt de vrijheid om de accenten te leggen die je relevant acht voor je reportage.
d De video mag niet langer zijn dan drie minuten.
Bekijk enkele nieuwsuitzendingen (bijvoorbeeld op KanaalZ of CNBC) en let op de inhoud die wordt gepresenteerd. Tip:
Action 7— Hoe evolueren de diverse bestanddelen van de conjunctuurklok?
1 Surf via iDiddit naar de grafische voorstelling van de conjunctuurklok.
a Is het een synthetische conjunctuurindicator? Verklaar.
b Start de animatie van de conjunctuurklok. Beschrijf de evolutie van de indicatoren als geheel net voor, tijdens en net na de financiële crisis van 2008.
c Vind je dezelfde evolutie tijdens de coronacrisis? Verklaar.
d Kun je uit de bewegingen van de diverse indicatoren afleiden welke de voorlopende, gelijklopende en achterlopende indicatoren zijn in de klok?
2 Bespreek de situatie van de conjunctuur volgens de laatste gegevens.
Action 8— Hoelang duurt een cyclus?
1 Lees de case.
Er zijn diverse theorieën over de lengte van een conjunctuurcyclus. Een cyclusproces begint bij het laagste punt en eindigt bij het volgende laagste punt. Er is geen algemeen aanvaarde overeenstemming over de tijdsduur ervan in de literatuur. Uit historisch onderzoek blijkt dat de duur van conjunctuurcycli sterk kan variëren. Sommige cycli waren kort, terwijl andere aanzienlijk langer duurden. Vier experts hebben bijgedragen aan de identificatie van de duur van deze cycli: Kitchin, Juglar, Kuznets en Kondratieff.
2 Werk in groep. Maak een presentatie over een van die economen waarbij duidelijk is:
a hoeveel jaar volgens hem een cyclus duurt, b hoe de cyclus tot stand komt, met andere woorden wat de oorzaak is van een golfbeweging.
3 Deel nu je informatie met de andere groepen. Een groepslid geeft uitleg over zijn theorie aan de groepsleden van een andere groep. Zo schuif je door tot elk groepslid zijn theorie aan een andere groep heeft uitgelegd en elk groepslid de andere theorieën heeft gehoord.
4 Deel achteraf alle presentaties met elkaar.
BREAKING NEWS
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan het begrip ‘economische conjunctuur’ omschrijven.
2 Ik kan de verschillende begrippen in een conjunctuurcyclus omschrijven.
3 Ik kan de conjunctuurgolf beschrijven in samenhang met de indicatoren van economische activiteit.
4 Ik kan beschrijven hoe een conjunctuurgolf tot stand komt aan de hand van het potentieel en reëel bbp.
JA KAN BETER EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 6
Wat is het effect van het monetair en budgettair beleid op de conjunctuur?
INTRO
1 Lees aandachtig de onderstaande krantenknipsels.
a Wat hebben die krantenknipsels met elkaar gemeen?
b Welke maatregelen worden genomen? Markeer in de krantenknipsels.
Europese Centrale Bank drukt na tien renteverhogingen de pauzeknop in
De Europese Centrale Bank (ECB) heeft beslist om de rente niet te verhogen. Het is de eerste maal in lange tijd dat er geen renteverhoging komt om de snel stijgende inflatie te bekampen. Die is de afgelopen maand namelijk aanzienlijk afgenomen.
Bron: vrt.be/vrtnws, 2023-10-26
Federale steun voor ondernemers (crisis)
Bron: vlaio.be, 2024-04-02
Om de zelfstandigen en ondernemingen te ondersteunen in bepaalde crisisperioden voorziet de federale overheid een aantal ondersteuningsmaatregelen. Dat is onder meer zo voor de huidige energiecrisis.
De Europese Centrale Bank (ECB) hee zoals verwacht maatregelen aangekondigd om de gevolgen van de coronapandemie te verzachten. De ECB zal extra geld in de economie pompen door haar opkoopprogramma van obligaties met 120 miljard euro te verruimen tot het einde van het jaar.
Bron: vrt.be/vrtnws, 2020-03-12
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
– Wat zijn de gevolgen van een budgettaire en / of monetaire politiek op het productieniveau en het prijspeil?
– Wat zijn de geaggregeerde vraag en het geaggregeerde aanbod?
– Hoe stel je de geaggregeerde vraag en het geaggregeerde aanbod voor in het AV-AI-model?
– Wat is het effect van investeringen op het nationaal inkomen?
– Wat is het verschil in visie tussen de (neo)keynesianen en de (neo)klassieken over overheidstussenkomst?
– Wat is de samenhang tussen het budgettair en monetair beleid?
– Waaruit bestaat de wisselwerking tussen de geldmarkt en de goederen- en dienstenmarkt?
Explore 1— Wat is de aggregate vraag?
Aggregate vraag
Om voorspellingen over de conjunctuur te kunnen doen is er een macro-economisch model gebaseerd op de aggregate vraag (AV) en het aggregate aanbod (AA). Het wordt weergegeven in het AV-AA-model met de aggregate aanbodcurve en aggregate vraagcurve.
De economie bestudeert de dynamiek van individuele markten. Het evenwicht komt tot stand door de wet van vraag en aanbod. Als je de totale vraag van een land over een jaar wilt begrijpen, moet je het reëel bbp of outputniveau (Y) gebruiken. Het reëel bbp omvat alle uitgaven van consumenten, bedrijven en de overheid, inclusief netto-uitvoer, aangepast aan de inflatie. Dat maakt het een geschikte maatstaf voor de geaggregeerde vraag in macro-economische analyse. In het Engels heet dat de aggregate demand-curve of AD-curve. Die grootheid wordt op de horizontale as gezet. In tegenstelling tot de prijs in de micro-economie wordt de inflatie of het algemene prijspeil weergegeven op de verticale as. Net als bij micro-economische vraag vertoont de geaggregeerde of aggregate vraag (AV) een dalend verloop. Dat is te verklaren door drie factoren.
Als het algemene prijspeil in een land daalt, kunnen consumenten met hetzelfde inkomen meer kopen. Er is dus een toename van de koopkracht waardoor het reëel bbp toeneemt.
Wanneer de inflatie daalt, stijgt de reële rente want die wordt berekend door de nominale interestvoet te verminderen met de inflatie (reële rentevoet = nominale rentevoet – inflatie). Dan zal de ECB de nominale rentevoet verlagen, want zij streeft prijsstabiliteit na met een inflatie van ongeveer 2 %. De consumenten zullen bijgevolg meer consumeren aangezien de spaartegoeden op een spaarrekening minder opbrengen. Door diezelfde lagere nominale rente zullen bedrijven meer investeren omdat het interessanter is om te lenen. Door die bewegingen zal het reëel bbp toenemen.
Wanneer het algemene prijspeil van het ene land daalt, zal de export naar het andere land stijgen (bij gelijkblijvende wisselkoers tussen de twee landen met een verschillende munt). Voor het andere land is het immers goedkoper om producten aan te kopen omdat de prijzen gedaald zijn. De toename van de export zorgt voor een stijging van het reëel bbp.
Grafiek 1: Aggregate vraagcurve
Prijspeil (p)
Reëel bbp (Y)
De geaggregeerde vraag is als volgt samengesteld: particuliere consumptie (C)
+ bruto-investeringen in vast kapitaal (I), inclusief voorraadwijziging
+ overheidsbestedingen (G)
+ netto-uitvoer van goederen en diensten (X – IM)
totale of aggregate vraag = C + I + G + (X – IM)
1 Bestudeer grafiek 2.
Grafiek 2: Inflatie en de nominale rente op woninghypotheken in Nederland, 1947-2022
Bron: esb.nu, Data rente: CBS en ECB
2 Welk verband kun je afleiden tussen:
a de reële rente en de nominale rente?
b de nominale en reële rente en de inflatie?
c de inflatie en de nominale rente?
3 Leid grafisch het verband af tussen de reële rente en het reëel bbp (output). Verklaar dat verband.
Wanneer een component van de aggregate vraag verandert, verschuift de AV-curve. Een toename van consumptie, bestedingen, investeringen of netto-export zal de AV-curve naar rechts doen bewegen.
Een daling van een van die factoren doet de curve naar links verschuiven.
Als twee factoren tegelijkertijd veranderen, vooral als die tegengesteld zijn (bijvoorbeeld de netto-export daalt, maar consumpties nemen toe), is het moeilijk te voorspellen in welke richting de curve zal bewegen zonder duidelijk inzicht in de impact van elke individuele actie. Daarom worden die verschuivingen vaak met de ceteris paribus-benadering geanalyseerd waarbij je een verandering isoleert en de andere variabelen constant houdt. Dat helpt om de impact van elke afzonderlijke factor op de curve te begrijpen.
Grafiek 3: Aggregate vraag – verschuivingen
Prijspeil (p)
Output (Y)
1 Lees het krantenknipsel.
a Schets het gevolg van die informatie op de AV-curve. Benoem de assen.
b Leg uit. a AV b
Terwijl de inflatie afneemt, doet de indexering de lonen en sociale uitkeringen toenemen. Het Planbureau verwacht dat het beschikbaar inkomen van gezinnen dit jaar met 4,2 % zal toenemen.
Bron: demorgen.be, 2023-02-16
2 Wat gebeurt met de AV-curve als het prijspeil of de inflatie stijgt?
Explore 3— Wat is het aggregate aanbod op korte termijn?
In de micro-economie wordt het marktevenwicht bepaald op basis van vraag en aanbod. In de macro-economie wordt het aanbod weergegeven door de totale output van goederen en diensten die worden aangeboden in functie van het algemene prijspeil. Het aggregate aanbod geeft weer of een verhoging van de aggregate vraag beantwoord kan worden met een verhoging van de productie tegen het huidige algemene prijsniveau. Het aanbod hangt af van de prijzen die de producenten krijgen voor hun producten, maar ook van de prijzen die ze moeten betalen voor hun productiefactoren (arbeid, kapitaal, grondstoffen …). Bij deze theoretische benadering wordt vooral gefocust op de loonkosten omdat die een belangrijke kostenfactor zijn.
Op korte termijn is er een positief verband tussen het aggregate aanbod (AA) en het prijspeil. Bij een toename van het algemene prijsniveau bieden de bedrijven meer aan en omgekeerd.
Grafiek 4: Aggregaat aanbod op korte termijn
(p)
Prijspeil
Output (Y)
De verklaring voor de positieve helling is dubbel.
De automatische aanpassing van de lonen aan de stijgende prijzen gebeurt pas nadat de spilindex is overschreden of na onderhandelingen. Op korte termijn is het nominaal loon constant, want de meeste loonaanpassingen gebeuren via cao-afspraken. Een toename van het prijspeil bij een gelijk nominaal loon leidt tot een daling van het reële loon. Daardoor wordt arbeid in reële termen goedkoper en zal de producent meer arbeid (kunnen) inzetten, waardoor het outputniveau toeneemt. Dat is de loonrigiditeit. Bij een toename van het prijspeil zal de output dus toenemen.
De mate waarin het aanbod of de output op de stijgende prijzen reageert, is afhankelijk van de prijsrigiditeit.
Bij een daling van de aggregate vraag gebeurt de aanpassing vooral via een daling van het outputniveau. De prijzen zullen weinig dalen. Dat komt omdat er op de meeste markten monopolistische concurrentie heerst.
De bedrijven zijn niet geneigd om kleine kostenstijgingen onmiddellijk door te rekenen in hun verkoopprijzen. Daarmee hangen namelijk andere kosten samen, zoals menukosten, aanpassingen van prijslijsten, de website of etiketteringen.
Wanneer het nominale loon bij een gegeven prijspeil toeneemt, vermindert het aanbod. Er is immers een stijging van het reële loon. Dat betekent dat de aggregate aanbodcurve verschuift naar AA1 aangezien het prijspeil onveranderd blijft. Bij hetzelfde prijspeil zal de producent minder aanbieden. Of hij wil – om dezelfde output aan te bieden – een hogere prijs.
Grafiek 5: Aggregaat aanbod op korte termijn bij loonstijging
1 Verklaar wat er op korte termijn met het aggregate aanbod gebeurt wanneer het algemene prijspeil daalt.
2 In welke fase zal de AA-curve zich bevinden bij een laagconjunctuur, respectievelijk hoogconjunctuur? Verklaar.
3 Schets de aggregate aanbodcurve wanneer de arbeidsproductiviteit toeneemt, met een gegeven loon en prijspeil. Geef een verklaring.
(p) AA
Prijspeil
Explore 4—
Wat
is het aggregate aanbod op lange termijn?
Aggregaat aanbod op lange termijn
Bij een verhoging van het prijspeil verhogen ook de kosten, en dus ook de kosten van arbeid. De lonen (de prijs van arbeid) nemen door de automatische loonindexering toe. In landen waar er geen automatische loonindexering is, nemen de lonen na verloop van tijd ook toe onder druk van de vakbonden.
Wanneer de prijzen en lonen toenemen, ontvangen de bedrijven meer voor hun producten maar betalen proportioneel meer voor de arbeid, de grondstoffen en andere input. De ondernemingen zullen hun output niet veranderen als de prijzen, dus ook de prijs van arbeid, verhogen.
Op lange termijn wordt het aggregate aanbod niet bepaald door het prijspeil maar door de ingezette hoeveelheid productiefactoren arbeid en kapitaal. Dat houdt verband met onder andere de scholingsgraad (arbeid) en de stand van de technologie (kapitaal). Op lange termijn is er geen verband tussen het prijspeil en het aggregate aanbod (Lange termijn Aggregate Aanbod of LAA). Het is dus een verticale lijn.
Output (Y)
Grafiek 6: Aggregate aanbod op lange termijn
Prijspeil (p)
LAA0 LAA1 Y*0 Y*1
Output (Y)
Op lange termijn kun je ervan uitgaan dat de beschikbare hoeveelheid arbeid, natuur en kapitaal optimaal worden benut en dat er niet meer productiefactoren kunnen ingezet worden. Dat is het natuurlijke outputniveau Y* (potentieel bbp). Bij een toename van de output verschuift de LAA-curve naar rechts (tot LAA1). Oorzaken zijn bijvoorbeeld de toename van de productiviteit en technologische verbeteringen. Bij een afname gebeurt het omgekeerde.
1 Wat is het gevolg van hogere energieprijzen? Geef dat grafisch weer.
2 Stel dat er een reële loonstijging plaatsvindt die kleiner is dan de stijging van de arbeidsproductiviteit.
a Wat is het gevolg op de korte termijn geaggregeerde aanbodcurve AA?
b Wat is het gevolg op de lange termijn geaggregeerde aanbodcurve LAA wanneer de reële kostentoename als gevolg van de reële loonstijging blijft duren?
c Stel dat grafisch voor.
Prijspeil (p)
d Wat kun je daaruit besluiten?
Explore 5— Hoe komt het macro-economisch evenwicht in het AV-AA-LAA-model tot stand?
AV-AA-LAA-model
Op basis van het aggregate aanbod en de aggregate vraag kan het macro-economisch evenwicht worden bepaald. Op korte termijn wordt het evenwicht bepaald door het snijpunt van de AA- en de AV-curve. Het outputniveau Y0 dat daarmee overeenstemt, wordt bepaald door het prijspeil p0. Dat outputniveau stemt niet noodzakelijk overeen met het potentiële outputniveau op lange termijn. De economie kan zich immers op korte termijn op een hoger of lager niveau bevinden, afhankelijk van de inzet van de productiefactoren arbeid en kapitaal.
Het langetermijnevenwicht doet zich voor bij het snijpunt tussen de drie curven, namelijk de aggregate vraag, het aggregate aanbod op korte en lange termijn. Dat snijpunt is bij het verwachte prijspeil (pe). Producenten en consumenten hebben immers verwachtingen over de toekomstige prijzen. Die verwachtingen beïnvloeden onder andere hun investeringsbeslissingen en bij het afsluiten van loonakkoorden. Zo baseren werkgevers en werknemers zich bij loononderhandelingen op het verwachte prijsniveau.
Grafiek 8: Langetermijnevenwicht
Prijspeil (p)
p = pe
Y = Y* Output (Y)
Het langetermijnevenwicht e0 doet zich voor wanneer het outputniveau op korte termijn overeenstemt met het potentiële outputniveau (Y = Y*). In dat punt is dan ook het feitelijke prijspeil gelijk aan het verwachte prijspeil (p = pe). Bij dat evenwicht komen de verwachtingen en de feitelijke situatie met elkaar overeen.
Wanneer het potentieel bbp of de potentiële output Y* samenvalt met het reëel bbp of outputniveau bereikt de economie het natuurlijk evenwicht, de outputgap is 0. Er kunnen zich nog twee andere situaties voordoen. Het reëel bbp of outputniveau < potentieel bbp of outputniveau: outputgap > 0, er is een onderbesteding. Het reëel bbp of outputniveau > potentieel bbp of outputniveau: outputgap < 0, er heerst een overbesteding.
Stel dat Y* het natuurlijke evenwicht van de economie is, dan zal op lange termijn het reëel bbp of outputniveau altijd trachten om het potentieel bbp of outputniveau te benaderen. Op lange termijn komt een economie terecht in het natuurlijke evenwicht waar Y0 = Y*.
Stel er is een situatie van een onderbesteding, het potentiële outputniveau Y* is groter dan het reële outputniveau Y0. Dat betekent dat er met de beschikbare productiefactoren arbeid en kapitaal meer kan geproduceerd worden. Die situatie is typisch in een periode van laagconjunctuur. De conjunctuurgolven stemmen dus overeen met de grootte van de aggregate vraag en het aggregate aanbod.
Grafiek 9: Onderbesteding (outputgap > 0)
1 Stel grafisch een toestand van overbesteding voor.
Explore 6— Moet de overheid tussenkomen om een economie in evenwicht te krijgen?
Rol van de overheid
Het gevolg van een negatieve vraagschok
Een daling van de aggregate vraag van AV0 tot AV1 als gevolg van een afname van: de consumptieve uitgaven van de gezinnen, de investeringen, de overheidsuitgaven, de netto-uitvoer leidt tot een nieuw evenwicht e1. Dat leidt tot een daling van de output tot onder het potentiële outputniveau (Y1 < Y*) en een daling van het prijspeil (p1 < p0). Er heerst nu een onderbesteding.
Het evenwicht in e1 is echter geen langetermijnevenwicht. Bij het evenwicht e1 is het verwachte prijspeil p0 groter dan het feitelijke prijspeil p1. Bij de volgende loononderhandelingen zal het nominaal loon dalen waardoor de producenten hun output kunnen verhogen voor hetzelfde geld: de AA-curve verschuift naar rechts. Er komt een nieuw evenwicht e2 tot stand met p2 als prijspeil en het oorspronkelijke potentiële outputniveau Y*.
Daaruit kun je besluiten dat een negatieve vraagschok een tijdelijk onevenwicht veroorzaakt met een lagere output en een lager prijspeil. Op lange termijn komt er opnieuw een langetermijnevenwicht op het oorspronkelijke outputniveau en een lager prijspeil. Maar stemt dat overeen met de realiteit?
In de voorgaande theorie werd ervan uitgegaan dat de nominale lonen naar beneden kunnen worden aangepast. In realiteit is er een neerwaartse nominale loonrigiditeit, met andere woorden de vakbonden laten niet toe dat de lonen negatief worden aangepast. Daardoor zal het potentiële outputniveau niet bereikt worden op lange termijn en wordt Y1 het nieuwe outputniveau op lange termijn. De tijdelijke recessie resulteert in een structurele achteruitgang met een lager outputniveau of bbp. Daardoor worden de investeringen uitgesteld, neemt de werkloosheid toe enzovoort.
De overheidspolitiek
De overheid kan ervoor zorgen dat de effecten van de negatieve vraagschokken worden gestopt. De Britse econoom John Maynard Keynes (1883-1946) pleitte er tijdens de Grote Depressie van 1929 voor dat de economie uit die periode van onderbesteding zou geraken als de overheid grote investeringen zou doorvoeren. Volgens Keynes zouden nominale loondalingen immers leiden tot een hogere onderbesteding. Als de overheid dus ingrijpt, moet dat op de AV-curve zijn. Die keynesiaanse politiek heeft ervoor gezorgd dat de economie uit de zware depressie van de jaren 30 van de vorige eeuw is geraakt. Een actuele toepassing van die politiek heet neo-keynesianisme
De klassieke economen geloven niet in overheidstussenkomt en zeggen dat het marktmechanisme zelf zal zorgen voor herstel. Ze geloven dat overheidstussenkomst via hogere uitgaven zal leiden tot oplopende overheidstekorten en grote overheidsschulden. Volgens hen zal in tijden van een laagconjunctuur de aggregate vraag automatisch toenemen door de prijsdalingen, dus ook loondalingen. Ze pleiten dan ook voor onder andere een beheersing van de loonkosten, lage vennootschapsbelastingen, investeringen en onderzoek en ontwikkeling.
Beide visies kunnen geïntegreerd worden in het AV-AA-model, hoewel het niet steeds duidelijk is in welke situatie een economie zich bevindt.
De keynesiaanse economie werd vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw in bijna de hele ontwikkelde wereld toegepast. Er werd niet langer van een vrije, ‘liberale’ markteconomie gesproken gebaseerd op de klassieke economen, maar van een gemengde economie. Daarin komt de overheid tussen op het marktgebeuren, maar de markt is nog steeds vrij om te ontwikkelen. Bevestiging van zijn theorie werd door onder andere de bekende econoom John Kenneth Galbraith (1908-2006) gevonden in de sterke opleving van de economie als gevolg van de oorlogsuitgaven door de overheid.
Tijdens de coronacrisis hebben de bedrijven hun productie moeten stopzetten of verminderen. De werknemers mochten tijdelijk niet meer werken, tenzij telewerken. Tegelijk daalden ook de consumptieve bestedingen van de gezinnen (bijvoorbeeld minder uitgaven voor vakanties en horeca) en de investeringen van de bedrijven.
a Stel beide schokken grafisch voor in het AV-AA-model. Verklaar welke verschuivingen zich voordoen.
b Wat zal het gevolg op lange termijn zijn? Met andere woorden, zal het outputniveau Y* op lange termijn opnieuw bereikt worden?
c Welke economische politiek is gevolgd tijdens de coronacrisis? Verklaar.
Explore 7— Wat zijn de effecten van een budgettaire politiek?
Effecten budgettaire politiek
De overheid kan bewust tussenkomen in de economie om een evenwicht op korte of lange termijn te bekomen. Ze heeft daarvoor verschillende instrumenten, zoals belastingen, subsidies of transfers, of overheidsbestedingen. In dat geval doet ze aan budgettaire politiek. Er bestaan twee soorten:
Via expansieve budgettaire politiek probeert de overheid door middel van haar beleid de economie naar een hoger niveau te brengen. Meestal gebeurt dat in een periode van onderbesteding bij een laagconjunctuur.
Via restrictieve budgettaire politiek wil de overheid de groei van de economie afremmen, bijvoorbeeld omwille van een te hoge inflatie. Dat gebeurt meestal bij een overbesteding in een hoogconjunctuur.
Om een budgettair expansief beleid te voeren via een toename van overheidsbestedingen of transfers moet de overheid financiële middelen hebben. Als ze zelf onvoldoende middelen heeft, met andere woorden in het geval van een begrotingstekort, kan ze een obligatie (staatsbon) uitschrijven voor privébeleggers of institutionele beleggers of een lening aangaan bij financiële instellingen. In dat geval zal de schuldpositie van de overheid toenemen. De overheid kan ook een expansief beleid voeren door de belastingen te verlagen. Dan heeft de overheid minder inkomsten wat kan leiden tot een begrotingstekort. Dan zal ze ook een beroep moeten doen op de belegger of op financiële instellingen om dit te financieren. Een staatsschuld wordt problematisch wanneer die te hoog is. Door de rentebetalingen blijft er immers minder geld over om een beleid te voeren. Bij een restrictief beleid kan de staatsschuld worden afgebouwd.
Good to know
De overheidsbegroting is een schatting van de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid, zowel op federaal als regionaal niveau. Wanneer de uitgaven groter zijn dan de inkomsten, is er een begrotingstekort. Anders is er een begrotingsoverschot.
1 Waarom zou de overheid een restrictieve budgettaire politiek voeren om de economie af te remmen?
2 Lees het knipsel van de website van de Vlaamse overheid.
a Van welke politiek is er sprake? Leg uit.
b Wat is het doel van die maatregelen?
Premies voor renovatie
Gaat u uw woning renoveren of verbouwen? Dan komt u misschien in aanmerking voor een of meerdere premies of financiële voordelen. Zowel de verschillende overheden, de netbeheerders, de gemeenten als de provincies geven premies. Of u in aanmerking komt voor een premie of voordeel hangt af van een aantal voorwaarden. Die voorwaarden zijn specifiek per premie. Bron: vlaanderen.be
3 Bestudeer tabel 1. Beantwoord dan de vragen met de gegevens over de rekening van de overheid.
a Zoek op het internet de betekenis van de volgende termen uit de tabel.
Primaire uitgaven:
Primair saldo:
Vorderingssaldo:
b Schets de gevolgen van de coronacrisis voor de Belgische overheidsfinanciën. Gebruik het internet.
Tabel 1: Rekening van de federale overheid België 2018-2024 en vooruitzicht 2029 (in miljoen euro)
Staa ts schuld in % bbp
Bron: plan.be
4 De EU-lidstaten en het Europees Parlement leggen normen op voor het begrotingstekort en de schuldenlast van de lidstaten. In februari 2024 zijn ze de volgende Europese begrotingsnormen overeengekomen.
De schuldgraad, dat zijn de gezamenlijke schulden van alle overheden in een land, mag de drempel van 60 % van het bbp niet overschrijden. Voor landen met een hogere schuldenlast, zoals België, zullen de eisen hoger liggen. Zo zal België, omdat het boven de 90 % zit, de schuldgraad met 1 % per jaar moeten doen dalen.
Het begrotingstekort mag maximaal 3 % van het bbp bedragen. Landen die een groter tekort dan de 3 %-regel laten optekenen, zullen een jaarlijkse inspanning van 0,5 % moeten leveren.
Bespreek de Belgische situatie in het kader van de Europese begrotingsnormen.
Explore 8— Hoeveel kan het nationaal inkomen toenemen bij een expansief budgettair beleid?
Multiplicatoreffect
Bij een expansief bugettair beleid kan de overheid investeren in bijvoorbeeld grote infrastructuurwerken, zoals de Oosterweelverbinding in Antwerpen. Dat heeft een positief effect hebben op de AV-curve. Die beweegt immers naar rechts omdat in eerste instantie de overheidsbestedingen toenemen.
Als gevolg van die initiële investering zullen ook andere afgeleide positieve effecten op de vraag plaatsvinden. De bedrijven zullen meer gaan investeren omdat ze deelnemen aan die infrastructuurwerken of omdat ze gemakkelijker de haven kunnen bereiken. De consumenten zullen meer kunnen uitgeven omdat ze meer gaan verdienen, veel mensen worden tewerkgesteld in de werken. Maar daardoor zal ook de werkgelegenheid stijgen bij de bedrijven die consumptiegoederen produceren, zoals reisbureaus, bioscopen … Ook de export en import zullen toenemen omdat de haven van Antwerpen nog beter bereikbaar wordt. Het uiteindelijke effect is vele malen groter dan de oorspronkelijke investering. Daarom heet dat een (investerings)multiplicator. De oorspronkelijke investering leidt dus tot een keten van inkomenstoename, hoewel telkens iets minder dan in een vorige periode.
∆I ∆Y met ∆ = verandering (spreek uit ‘delta’)
De hoogte van het multiplicatoreffect kan worden berekend met de formule:
∆ Y = ∆ I
1− c m waarbij Y = het nationaal inkomen
c m = de marginale consumptiequote (dit geeft weer hoeveel de consumptieve bestedingen toenemen als het inkomen verandert).
c m = ∆C/∆Y
1 1 c m is de multiplicator.
Nu is er een bijkomend effect. Door de toename van de geaggregeerde vraag zullen de bedrijven meer willen investeren, eerst tot de volledige productiecapaciteit is benut en daarna door nieuwe investeringsgoederen (machines) te produceren. De werkgelegenheid blijft toenemen waardoor het nationaal inkomen blijft stijgen, de consumptie toeneemt, de productie toeneemt enzovoort. Dat heet de accelerator. Ook dat effect dooft langzaam uit.
Deze wisselwerking van de multiplicator en accelerator verklaart onder andere de conjunctuurcyclus.
In een open economie met veel in- en uitvoer is het multiplicatoreffect kleiner dan in een gesloten economie omdat een deel van het toegenomen inkomen wegvloeit naar het buitenland voor de betaling van de geïmporteerde goederen en diensten. Dat is het zogenaamde invoerlek. Het vermindert dus de effectiviteit van het expansief budgettair beleid. Er zijn nog andere neveneffecten zoals een verhoging van de rente. De overheid moet haar beleid financieren met leningen wat de vraag op de vermogensmarkt doet toenemen en dus ook de rente. De gestegen rente vermindert dan weer de bedrijfsinvesteringen en het effect van de accelerator. Het netto-effect op de aggregate vraag verkleint daardoor. Dat heet het crowding-out of verdringingseffect
1 Schets de multiplicator-acceleratorwerking waarbij in een periode van een dieptepunt bij een laagconjunctuur (slump) een nieuwe technologie op de markt wordt gebracht, bijvoorbeeld AI-technologie om mailverkeer automatisch te behandelen.
2 Hoeveel bedraagt het effect op het nationaal inkomen indien er een oorspronkelijke investering van 20 miljard euro gebeurt en de marginale consumptiequote 0,8 bedraagt?
4 Geef het crowding-outeffect grafisch aan in het AV-AA-model. Verklaar. Lees eerst Explore 6 nog eens goed na.
Explore 9— Wat zijn de effecten van een monetaire politiek?
Effecten monetaire politiek
Hoewel de (neo-)keynesiaanse budgettaire politiek tot een oplossing heeft geleid in meerdere crisisperioden, was niet iedereen het met de keynesianen eens. De monetaristen zijn, net als de keynesianen, voorstander van een vrije markt, maar dan zonder ingrijpen van de politieke overheid op de markt. Zij stonden wel achter een bijsturing door de monetaire overheid, door middel van rentewijzigingen of wijzigingen in de geldhoeveelheid om zo de economie naar het juiste evenwicht te sturen. Veel economen hangen de monetaristische visie aan: Friedrich Hayek (linkerfoto; 1899-1992) en Milton Friedman (rechterfoto; 1912-2006) zijn slechts enkele van de bekende namen.
Keynes en zijn aanhangers geloven dat de overheid moet tussenkomen in de economie door die te doen spenderen. Ze verkiezen daarbij een beleid dat gericht is op het behoud van arbeid en inkomen, eerder dan een beleid dat de inflatie probeert te bedwingen, zoals de monetaristen. Volgens de monetaristen mag er enkel in geval van bijvoorbeeld een crisis bijgestuurd worden door de monetaire overheid. Daarvoor zal ze de geldhoeveelheid verhogen of verlagen om de inflatie te controleren. Waar de neo-keynesianen de AV-curve aanpakken, zijn monetaristen eerder geneigd om de AA-curve bij te sturen. Het doel is om de geldhoeveelheid te verhogen op hetzelfde ritme als de productie.
Tegenwoordig neemt de ECB de rol van monetaire overheid op zich in de eurozone (de Economische Monetaire Unie of EMU). Het is immers de ECB die de geldhoeveelheid en dus de monetaire politiek bepaalt. Een van de belangrijkste doelstellingen van de ECB is prijsstabiliteit. Concreet betekent dit dat de ECB een inflatie van 2 % beoogt op middellange termijn. Een lagere inflatie stimuleert de gezinnen en bedrijven te weinig om bestedingen te doen wat slecht is voor de economische groei. Een hoge inflatie leidt dan weer tot geldontwaarding, mensen kunnen immers minder kopen met hetzelfde geld. Bovendien leidt een hoge inflatie tot steeds hogere prijzen omwille van de loonindexering en de loon-prijsspiraal.
De ECB streeft de prijsstabiliteit na door de geldhoeveelheid te beïnvloeden. Daartoe kan ze onder andere de volgende instrumenten gebruiken.
De basisherfinancieringsrente (basisrente of beleidsrente): dat is de interestvoet waartegen de commerciële banken geld kunnen lenen bij de ECB. Als de ECB de beleidsrente verlaagt, nemen de commerciële banken meer geld op en stijgt de geldhoeveelheid. Bijgevolg daalt de langetermijnrente van de commerciële banken die gebruikt wordt om onder andere hypothecaire leningen en investeringskredieten te verschaffen.
Samengevat, een toename van de geldhoeveelheid leidt tot een daling van de rente. Daardoor nemen de investeringen toe en dus ook de output of productie. Dat heet het transmissiemechanisme.
De openmarktpolitiek: de ECB kan overheidsobligaties aankopen of verkopen. Wanneer de ECB bij de commerciële banken overheidsobligaties aankoopt, verruimt de geldhoeveelheid. Het omgekeerde gebeurt wanneer de ECB overheidsobligaties die ze in haar bezit heeft, verkoopt. De ECB ontvangt immers euro’s waardoor de geldhoeveelheid vermindert.
De (kas)reservecoëfficiënt: de commerciële banken moeten een minimum aan geldreserves aanhouden zodat ze op elk ogenblik kan voldoen aan geldopvragingen van klanten. De klanten gaan immers niet allemaal al hun deposito’s opvragen, zodat de banken het grootste deel van de deposito’s kunnen uitlenen. De kasreservecoëfficiënt is het percentage van de deposito’s dat de banken in reserve moeten houden. Wanneer de kasreservecoëfficiënt toeneemt, kan de bank minder leningen geven. De hoogte van de kasreservecoëfficiënt wordt vastgelegd door de ECB en bedraagt 1 %.
Bij een expansieve monetaire politiek zal de ECB via die instrumenten de kredietvoorwaarden (beleidsrente) versoepelen en de geldhoeveelheid (openmarktpolitiek) verhogen. Bij een daling van de interestvoet zullen de investerings- en consumptiekredieten toenemen. Dat zorgt voor een toename van de aggregate vraag, zodat de productie en het nationaal inkomen toenemen. Bij een restrictieve monetaire politiek is het net andersom.
De regel van Taylor is een aanbeveling voor de ECB voor de vaststelling van het officiële rentetarief, maar de centrale banken zijn vrij om dat al dan niet toe te passen. Op basis daarvan kunnen centrale banken hun monetaire politiek voeren, maar de regel is ook geschikt voor voorspellingen. Het begint met het kiezen van een neutraal niveau voor de reële rente, waarbij de huidige inflatie en de bezettingsgraad van de economie worden overwogen.
Taylor schat het neutrale niveau voor de rente op 2 %. Zodra de neutrale reële rente is bepaald, wordt de huidige stand van de inflatie erbij opgeteld om te komen tot een neutraal niveau voor de nominale rente. De regel beveelt aan dat de centrale bank de rente verhoogt boven het neutrale niveau als de inflatie te hoog is en verlaagt als die te laag is. Het kijkt ook naar de bezettingsgraad, waarbij overbezetting vraagt om een renteverhoging en onderbezetting om een verlaging. Dit wordt gemeten aan de hand van de outputgap, het verschil tussen de actuele en potentiële productie.
Bestudeer tabel 2 met herfinancieringsrente van de ECB sinds 2008.
a In oktober 2008 was de basisrente 4,25 %, in september 2023 4,75 %. Schets het verloop van de basisrente gedurende die periode en verklaar de monetaire politiek van de ECB. Baseer je op de economische conjunctuur in die periode. Gebruik het internet.
b Zoek op het internet de hoogte van de huidige beleidsrente. In welke zin is die geëvolueerd? Verklaar die evolutie.
Tabel 2: Herfinancieringsrente ECB (2008-2023) in procent
Bron: ecb.europa.eu
Explore 10— Hoe gaan de monetaire en budgettaire politiek samen?
Monetaire en budgettaire politiek
De overheid kan via een budgettaire politiek inspelen op de vraagzijde van de economie. Met belastingen, overheidsinvesteringen en transfers kan ze op die manier het macro-economische evenwicht beïnvloeden. Via de monetaire politiek van de ECB kunnen het geldaanbod en de rentevoet worden aangepast. Dat heeft gevolgen op de vraag- en aanbodzijde van de economie. In de economische realiteit is er een samenspel tussen de budgettaire en monetaire politiek. Het ene heeft invloed op het andere.
Door een expansieve budgettaire politiek neemt de aggregate vraag toe. Het doel daarvan is om de economische groei een impuls te geven. Dat heeft echter enkele belangrijke gevolgen.
Een budgettaire politiek kost geld. Het begrotingstekort dat ontstaat zal immers moeten gefinancierd worden. De overheid zal waarschijnlijk moeten lenen. Wanneer de vraag naar geld stijgt, zal ook de interestvoet toenemen.
De toename van de aggregate vraag betekent op korte termijn een hoger outputniveau, maar ook een hoger prijspeil. Dat leidt via de loonindexering tot hogere lonen waardoor op lange termijn het outputniveau terugvalt tot het oorspronkelijke niveau, maar dan bij een hoger prijspeil (Explore 6).
Op langere termijn betekent de budgettaire politiek dat het outputniveau hetzelfde is gebleven en de inflatie is toegenomen. Een gerichte monetaire politiek kan daarvoor een oplossing bieden. Via een expansieve monetaire politiek kan het geldaanbod worden verhoogd.
Door een hoger geldaanbod neemt de rente af (Explore 8). Er is immers meer geld ter beschikking waardoor de prijs op de vermogensmarkt, de rente, daalt.
De daling van de interestvoet zal de toename van die interestvoet als gevolg van de budgettaire politiek milderen.
De daling van de interestvoet als gevolg van de monetaire politiek zal een positieve impact hebben op de bedrijfsinvesteringen. Dat zorgt voor een toename van de productiviteit wanneer geïnvesteerd wordt in nieuwe technologieën. De AA-curve verschuift naar rechts. Dat compenseert gedeeltelijk of volledig het lagere outputniveau door de toename van de lonen wat het gevolg was van het expansieve budgettaire beleid.
Het is dus belangrijk om de juiste budgettaire en monetaire politiek te voeren en om die op elkaar af te stemmen.
1 Budgettaire en monetaire politiek kunnen naast elkaar bestaan. Welke monetaire politiek gaat het best samen met een restrictieve budgettaire politiek? Leg uit.
2 Net voor de coronacrisis was de beleidsrente van de ECB zeer laag. Door de crisis was er een negatieve vraagschok. De gezinnen konden minder spenderen en de vraag naar kapitaalgoederen van de bedrijven viel ook terug.
a Welke monetaire en budgettaire politiek konden de overheden toepassen om uit die situatie te geraken?
3 Tot 2022 heeft de ECB via haar monetaire politiek een zeer lage beleidsrente gehanteerd (Explore 8 – vraag 1). Daardoor zijn de geldreserves bij de commerciële banken toegenomen. Als gevolg van de toename van het geldaanbod, is de rente gedaald. Maar ook de inflatie is door de toename van het geldaanbod toegenomen, met pieken in 2023 tot ongeveer 10 %. Welke monetaire en budgettaire politiek zou de ECB nu best toepassen volgens jou. Leg uit.
Explore 11—
Wat is de wisselwerking tussen de geldmarkt en de goederenmarkt?
Wisselwerking geldmarkt en goederenmarkt
In de economie is er een sterke wisselwerking tussen de geldmarkt en de goederen- en dienstenmarkt.
Bijvoorbeeld:
Bij een toename van de aggregate vraag op de goederen- en dienstenmarkt stijgt het nationaal inkomen. Daardoor zal de vraag naar geld toenemen wat leidt tot een rentestijging op de geldmarkt.
Wanneer de geldhoeveelheid vermindert, leidt dat tot een stijging van de interestvoet op de geldmarkt. Die rentedaling zal leiden tot een verhoging van de investeringen op de goederen- en dienstenmarkt. De aggregate vraag neemt toe.
Die wisselwerking komt tot uiting is het IS-LM-schema. Daarin worden de goederen- en dienstenmarkt en de geldmarkt verenigd. Op de verticale as staat de interestvoet (i), op de horizontale as het nationaal inkomen (Y).
De LM-curve geeft het verband tussen de interestvoet en het nationaal inkomen weer, waarbij de geldmarkt in evenwicht is. Dat verband is positief, namelijk een toename van het nationaal inkomen leidt tot een hogere geldvraag en dus ook een toename van de interestvoet. De LM-curve is getekend voor een gegeven omvang van het geldaanbod. Wijzigingen in het geldaanbod leiden tot een verschuiving van de LM-curve. Bij een expansieve monetaire politiek verschuift de LM-curve naar rechts.
De IS-curve geeft het verband weer tussen de interestvoet en het nationaal inkomen waarbij de goederenen dienstenmarkt in evenwicht is. Dat is dus die productie die overeenkomt met de aggregate vraag. Het verband tussen de interestvoet en het nationaal inkomen op de goederen- en dienstenmarkt is negatief. Een daling van de interestvoet leidt tot hogere investeringen en dus een hoger outputniveau of een hoger nationaal inkomen. Door de multiplicator zal dat tot een toename van het nationaal inkomen leiden die een veelvoud is van de oorspronkelijke investeringstoename. Wanneer de overheidsbestedingen toenemen, zal de IS-curve naar rechts verschuiven.
Dankzij dit schema kun je de samenwerking tussen de geldmarkt en de goederen- en dienstenmarkt en de effecten van een budgettaire en / of monetaire politiek beter begrijpen.
1 Geef grafisch de gevolgen weer van een expansief budgettaire politiek. Licht de gevolgen toe.
Interestvoet (i)
Y IS
Nationaal inkomen (Y)
2 Geef grafisch de gevolgen weer van een restrictieve monetaire politiek. Licht de gevolgen toe.
Het macro-economisch AV-AA-model is gebaseerd op de aggregate vraag (AV) en het aggregate aanbod (AA). Het reëel bbp (outputniveau) wordt gebruikt als maatstaf voor de aggregate vraag, omdat het alle uitgaven van consumenten, bedrijven en de overheid omvat, inclusief netto-uitvoer. De AV-curve is dalend en wordt beïnvloed door drie factoren: een daling van het algemene prijspeil verhoogt de koopkracht en stimuleert de vraag; een daling van de inflatie verhoogt de reële rente, wat leidt tot meer consumptie en investeringen, en dus ook een hoger outputniveau; een daling van het algemene prijspeil verbetert de export en stimuleert het reëel bbp.
Veranderingen in de aggregate vraag (AV) veroorzaken verschuivingen van de AV-curve. Een toename van consumptie, bestedingen, investeringen of netto-export verplaatst de curve naar rechts, terwijl een afname de curve naar links verschuift.
Het aggregate aanbod op korte termijn
Het aggregate aanbod op korte termijn (minder dan twee jaar) zet de totale output van goederen en diensten in relatie tot het algemene prijspeil. Op korte termijn is er een positief verband tussen het aggregate aanbod (AA) en het prijspeil. Bij een toename van het algemeen prijsniveau, bieden de bedrijven meer aan en omgekeerd.
De verklaring voor de positieve helling is dubbel.
Op korte termijn is het nominaal loon constant. Omwille van de loonrigiditeit zal bij een toename van het prijspeil de output toenemen.
De prijsrigiditeit houdt in dat bij een daling van de aggregate vraag de prijzen weinig dalen en de aanpassing vooral zal gebeuren door een daling van het outputniveau.
Een verschuiving van de AA-curve doet zich voor wanneer het nominale loon verandert bij een gegeven prijspeil. Er is immers een aanpassing van het reële loon. Dat betekent dat de aggregate aanbodcurve verschuift aangezien het prijspeil onveranderd blijft. Bij hetzelfde prijspeil zal de producent minder aanbieden.
Het aggregate aanbod op lange termijn
Op lange termijn wordt het aggregate aanbod bepaald door de inzet van productiefactoren, zoals arbeid en kapitaal, met factoren als scholingsgraad en technologische ontwikkeling als belangrijke beïnvloeders. Op lange termijn is er geen verband tussen prijspeil en aggregate aanbod, wat wordt weergegeven door een verticale lijn (het Lange termijn Aggregate Aanbod (LAA)). Dat stemt overeen met het natuurlijke outputniveau Y* (ook wel potentiële bbp). Veranderingen in output op lange termijn worden veroorzaakt door factoren zoals productiviteitsverbeteringen en technologische vooruitgang.
Het evenwicht tussen de aggregate vraag en het aggregate aanbod
Op korte termijn wordt het evenwicht bepaald door het snijpunt van AA en AV, wat niet altijd overeenkomt met het potentiële outputniveau. Op lange termijn ontstaat er een evenwicht bij het snijpunt van de drie curven: AV, AA op korte termijn en AA op lange termijn. Dat langetermijnevenwicht treedt op wanneer het feitelijke outputniveau overeenkomt met het potentiële outputniveau. Het prijsniveau is het verwachte prijspeil.
Het reëel bbp of outputniveau komt overeen met het potentieel bbp of outputniveau, waardoor de outputgap 0 is. Bij een overbesteding is het reëel bbp groter dan het potentieel bbp (outputgap > 0). Bij een onderbesteding is het reëel bbp kleiner dan het potentieel bbp (outputgap < 0). Op lange termijn streeft de economie naar dat natuurlijke evenwicht waarbij de outputgap 0 is. De economische cycli komen overeen met fluctuaties in de aggregate vraag en het aggregate aanbod.
Overheidstussenkomst
De keynesiaanse en klassieke economische perspectieven staan tegenover elkaar wat betreft overheidstussenkomst. Keynesiaanse interventies, zoals overheidsinvesteringen, zijn een middel om uit onderbesteding te geraken, terwijl klassieke economen geloven in het zelfherstellende vermogen van de markt. In de meeste landen van de ontwikkelde wereld na de Tweede Wereldoorlog werd het neo-keynesianisme volop doorgevoerd waardoor een gemengde economie ontstond.
De budgettaire politiek
Die overheidspolitiek kan: expansief zijn, gericht op het stimuleren van de economie tijdens een periode van onderbesteding, restrictief zijn, om de groei van de economie te vertragen, vooral tijdens een periode van overbesteding.
De overheid kan haar beleid beïnvloeden door bijvoorbeeld belastingen, subsidies of overheidsbestedingen. Een expansief beleid vereist vaak financiële middelen die de overheid kan verkrijgen door obligaties uit te geven of leningen aan te gaan. Dat kan leiden tot een begrotingstekort en een toenemende staatsschuld, wat problematisch kan worden als die te hoog worden. Een restrictief beleid kan daarentegen helpen om de staatsschuld af te bouwen.
Een expansief budgettair beleid heeft een positief effect op de economie door overheidsinvesteringen. Dat zet een kettingreactie in gang van positieve effecten, zoals toename van werkgelegenheid, inkomens en consumptie. Dat heet het multiplicatoreffect waarbij de initiële investering leidt tot een veel grotere toename van het nationaal inkomen. Daarnaast bestaat de accelerator, waarbij de toename van de geaggregeerde vraag leidt tot meer bedrijfsinvesteringen. In een open economie wordt het multiplicatoreffect echter verminderd door uitstroom van geld naar het buitenland en andere neveneffecten zoals hogere rente, wat het effect van het expansieve beleid kan verminderen. Dit laatste wordt het crowding-outeffect genoemd.
De monetaire politiek (Neo-)keynesianen geloven in overheidsinterventie via uitgaven om economische problemen aan te pakken. Monetaristen daarentegen pleiten voor monetaire beleidsaanpassingen, zoals rente- en geldhoeveelheidsveranderingen om het evenwicht te herstellen. De ECB, als monetair beleidsorgaan in de EMU, streeft naar prijsstabiliteit door middel van een rente- en openmarktpolitiek. Een van de belangrijkste doelstellingen van de ECB is immers prijsstabiliteit of inflatie dicht bij de 2 % op middellange termijn. Het transmissiemechanisme geeft weer hoe veranderingen in de geldhoeveelheid de investeringen en uiteindelijk de output beïnvloeden. Een expansieve monetaire politiek verlaagt rentetarieven en verhoogt de geldhoeveelheid om de vraag te stimuleren, terwijl restrictief beleid het tegenovergestelde doet.
Een combinatie van een budgettaire en monetaire economie
Een expansief budgettair beleid, zoals belastingverlagingen en overheidsinvesteringen, stimuleert de economische groei maar kan leiden tot begrotingstekorten en inflatie op lange termijn. Een gerichte monetaire politiek, zoals het verhogen van de geldhoeveelheid, kan deze effecten verzachten door de rente te verlagen en de bedrijfsinvesteringen te stimuleren. Een evenwichtige afstemming tussen beide beleidsinstrumenten is cruciaal voor een effectieve macro-economische stabilisatie.
Het IS-LM-model
Er is een sterke samenhang tussen de geldmarkt en de goederen- en dienstenmarkt in de economie. Een toename van de aggregate vraag op de goederenmarkt leidt bijvoorbeeld tot een stijging van het nationaal inkomen en een vraag naar geld, wat op zijn beurt de rente op de geldmarkt verhoogt. Deze wisselwerking wordt gevisualiseerd in het IS-LM-schema, waarbij de LM-curve het evenwicht op de geldmarkt weergeeft en de IS-curve het evenwicht op de goederenmarkt. Verschuivingen kunnen worden veroorzaakt door veranderingen in: het geldaanbod (LM-curve) de overheidsbestedingen (IS-curve).
inkomen (Y)
Dit model laat inzien hoe budgettaire en monetaire beleidsmaatregelen de economie beïnvloeden.
Action 1— Kun je de conjunctuur linken aan
het AV-AA-model?
1 Bekijk aandachtig de situatie waarin de economie zich in de volgende conjunctuur bevindt (tijdstip t0).
a Markeer. Dit is een situatie met een onderbesteding (negatieve outputgap) / overbesteding (positieve outputgap) / economie in evenwicht (outputgap = 0) b Leg uit.
2 Construeer grafisch het AV-AA-LAA-model dat overeenstemt met die situatie.
Prijspeil (p)
Output (Y)
3 Verklaar je schets.
4 Waar bevindt zich het evenwicht op korte termijn?
Action 2— Wat is het gevolg van een verlaging van de belastingen?
Om uit de crisis te komen besluit jij als minister van Financiën in België om de belastingvrije som in de personenbelasting te verhogen.
a Heeft die beslissing een direct gevolg op de AV- en / of AA-curve. Verklaar.
b Teken dat op de onderstaande grafiek.
c Wat is het gevolg? Leid dat af uit de grafiek bij vraag b.
d Wat is het gevolg op lange termijn? Teken dat gevolg op de grafiek bij vraag b.
e Wat is dan daarvan het gevolg? Leid dat af uit de grafiek bij vraag b.
f Heeft de overheidspolitiek het gewenste effect gehad?
g Wat zouden de bedrijven proactief kunnen doen om het effect van de verwachte loonstijging op de dalende aanbodcurve te matigen?
Action 3— Kan de overheid geld blijven uitgeven?
1 Lees het krantenartikel.
Planbureau: ‘Zonder ingrijpen stijgt begrotingstekort naar 39 miljard tegen 2029’
Het begrotingstekort en de overheidsschuld zullen de komende vijf jaar sterk stijgen, tenzij de regeringen bijsturen na de verkiezingen van 9 juni. Dat voorspelt het Federaal Planbureau.
Het Planbureau heeft nieuwe economische vooruitzichten gepubliceerd voor de komende vijf jaar. Die illustreren nogmaals dat de sanering van de overheidsfinanciën de belangrijkste uitdaging wordt voor de federale en de regionale regeringen die na de verkiezingen aantreden.
toename van het deficit is vooral een gevolg van de stijging van de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg en van de hogere rentelasten, zegt het Planbureau. Het grote tekort zal de overheidsschuld doen groeien van 106 procent van het bbp in 2024 naar 117 procent in 2029.
Bij een ongewijzigd beleid stijgt het begrotingstekort van 27,7 miljard euro of 4,6 procent van het bruto binnenlands product (bbp) naar 39,4 miljard of 5,6 procent van het bbp in 2029. De
2 Beantwoord de vragen.
Als België niet ingrijpt, belandt ons land op het Europese strafbankje. Nieuwe Europese begrotingsregels verplichten veel lidstaten het tekort te verminderen. De verschillende regeringen moeten de komende jaren bijna 30 miljard euro bezuinigen op de uitgaven en / of nieuwe inkomsten zoeken.
c Wat moet de overheid volgens de Europese Commissie doen? Welke politiek moet de Belgische overheid dan voeren?
d Construeer het directe gevolg op korte termijn in het AV-AA-model. Wat is het theoretische gevolg op korte termijn?
e Klopt dat met de vooruitzichten van het planbureau volgens het artikel? Verklaar.
Action 4— Welke openmarktpolitiek heeft de ECB gevoerd tijdens crisisperioden?
1 Lees de onderstaande omschrijving van Quantitative Easing. Beantwoord de vragen.
a In welke economische conjunctuur zou de ECB beslissen om QE toe te passen? Leg uit.
b Wanneer zou de ECB beslissen om het omgekeerde, namelijk Quantitative Tightening (QT) of kwantitatieve verkrapping toe te passen? Leg uit.
QE (Quantitative Easing), ofwel kwantitatieve verruiming, is een economisch monetair beleid met het doel de rentetarieven te verlagen en de geldvoorraad te verhogen. Na de financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende recessie werd dit instrument aanzienlijk vaker ingezet. QE wordt doorgaans gebruikt om een economie te stimuleren als conventioneel monetair beleid niet langer effectief is, bijvoorbeeld als de rentetarieven (bijna) nul zijn.
Om QE in te zetten, moet een centrale bank een grote hoeveelheid financieel bezit kopen (doorgaans in de vorm van obligaties) van de overheid of van andere marktdeelnemers uit de particuliere sector, zoals banken. Om dat te kunnen doen, moet de centrale bank meer geld creëren en het balanstotaal laten stijgen.
De achterliggende gedachte van QE is dat door de markt te overspoelen met geld en de rentetarieven te verlagen, banken worden gestimuleerd leningen te verstrekken en consumenten en ondernemingen zo worden gestimuleerd om geld uit te geven. Aangezien cash een bezit is met weinig opbrengst, gaan beleggers ook op zoek naar ander bezit om te kopen, zoals aandelen of obligaties van ondernemingen om zo een hoger rendement te realiseren. Centrale banken die bezig zijn met QE, hebben echter een delicaat evenwicht te behouden, aangezien het vermeerderen van de geldvoorraad kan leiden tot onhoudbare inflatiestijgingen.
Bron: ig.com/nl/woordenboek-handelstermen
2 Analyseer grafiek 11 over QE en QT. De blauwe curve geeft het balanstotaal van de ECB. Die bevat vooral de aankoop van obligaties in het kader van QE. Ga naar iDiddit en lees het bijbehorende artikel.
a Welke twee monetaire instrumenten heeft de ECB ingezet in de periode 2008 tot nu om met de financiële crisis van 2008 en de coronacrisis om te gaan?
b Waarom is de ECB overgegaan tot de aankoop van overheidsobligaties, met andere woorden QE?
c Waarom is de ECB sinds 2022 begonnen met QT?
d Wat is een gevaar van QT?
Grafiek 11: De balans van het eurosysteem (de nationale centrale banken en de Europese Centrale Bank) ten opzichte van derden
b Was dat de juiste monetaire politiek volgens de professor?
‘De krimping van de geldhoeveelheid voorspelt niets goeds’
Het geld groeit niet aan de bomen, zegt het spreekwoord. Nee, het geld groeit in de balansen van de Europese Centrale Bank. Dertien jaar na elkaar groeide de geldhoeveelheid, maar eind augustus 2023 volgde de eerste krimp. Wat betekent dat precies?
Sinds de financiële crisis van 2008, en versterkt door de covidcrisis, deden de centrale banken niets anders dan de spreekwoordelijke geldkraan open te draaien. Het geconsolideerde balanstotaal van de Europese Centrale Bank (ECB) bedroeg in 2007, voor de financiële crisis, 1 200 miljard euro of 13 procent van het Europese bruto binnenlands product (bbp) om in 2021 8 564 miljard euro te bedragen, gelijk aan 70 procent van de Europese economie. Die gezwollen balansen (in het latijn: inflare) leidden in 2022, samen met de energiecrisis, tot hoge inflatiecijfers. De geldscheppers van weleer gingen in paniek op de rem staan en probeerden de geldexpansie te stoppen, hoofdzakelijk door de rente te doen stijgen. Het balanstotaal eind 2022 bedroeg ‘slechts’ 7 956 miljard euro, nog steeds uiterst ver boven het niveau van voor de crisis.
De inflatieregel
Bron: trends.knack.be, 2023-09-01
Misschien moeten we gewoon stoppen met te denken dat men de economie kan aanzwengelen of temperen door geldschepping of geldinkrimping. Het monetaire beleid zou beter gewoon de geldschepping koppelen aan de economische groei. Die regel, gebaseerd op de monetaire econoom Milton Friedman, zou de beste garantie zijn opdat een economie en een economische groei gebaseerd zouden zijn op reële goederen- en dienstentransacties, waarbij het geld er enkel toe dient de transacties te vergemakkelijken. Was dat niet de reden van de eerste geldcreatie?
Action 6— Wat is het gevolg van een combinatie van een monetaire en budgettaire politiek op de geld- en goederen- en dienstenmarkt?
Stel dat de overheid zich in een laagconjunctuur bevindt en ze het inkomens- en productieniveau wil verhogen. Daarvoor gebruikt ze een expansieve budgettaire en monetaire politiek.
a Teken de gevolgen van dat beleid op het onderstaande IS-LM-schema.
b Verklaar de verschuivingen in het schema.
c Wat is het uiteindelijke resultaat van de combinatie van de expansie monetaire en budgettaire politiek?
Action 7— Wat is het gevolg van ChatGPT of Copilot op de geaggregeerde vraag en / of het aanbod?
De chatrobots mogen wel degelijk een grote technologische vernieuwing genoemd worden, zeker als onderdeel van AI (Artificial Intelligence).
a Wat is het gevolg van die aanbodschok op het AV-AI-model op korte termijn?
b Verklaar de uitkomst, met andere woorden, hoe komt die multiplicator tot stand?
Stel dat de gezinnen gemiddeld 18 % van hun beschikbaar inkomen sparen. De Nederlandse overheid heeft gepland om bijkomende windmolenparken te bouwen in de Noordzee.
De windparken die tussen 2024 en 2031 in bedrijf komen, liggen verder op zee. Daardoor zijn er voor de aansluiting op het net op land langere kabels nodig en (deels) duurdere technieken, zoals gelijkstroom in plaats van wisselstroom. De investeringskosten van deze delen van het net op zee zijn ongeveer 26 miljard euro.
Bron: windopzee.nl
BREAKING NEWS
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan het gevolg van het budgettair en monetair beleid op de conjunctuur verklaren.
2 Ik kan de geaggregeerde vraag en het geaggregeerde aanbod toelichten.
3 Ik kan de (neo-)keynesiaanse en (neo-)klassieke visie op overheidstussenkomt met elkaar vergelijken.
4 Ik kan het AV-AA-model schetsen.
5 Ik kan het gevolg van monetaire en budgettaire effecten schetsen in het AV-AA-model.
6 Ik kan de samenhang tussen de geldmarkt en de goederen- en dienstenmarkt schetsen aan de hand van het IS-LM-model.
7 Ik kan de samenhang tussen het budgettair en monetair beleid verklaren.
8 Ik kan de beperkingen van het budgettair en monetair beleid toelichten.
9 Ik kan de multiplicatorwerking bij investeringen toelichten.
JA KAN
Begrippenlijst Thema 3
1chartaal geldDat is tastbaar geld zoals munten en bankbiljetten die fysiek worden gebruikt voor transacties en betalingen in een economie.
Dat is het proces waarbij financiële instellingen zoals commerciële banken nieuw geld in omloop brengen door leningen te verstrekken, waardoor de totale geldhoeveelheid in de economie toeneemt.
Dat is de totale hoeveelheid geld die op een bepaald moment binnen een economie of monetaire zone in omloop is. Het meest gekende aggregaat is M1, het giraal en chartaal geld.
1geldmarktOp die markt worden leningen op korte termijn met een looptijd van minder dan een jaar verhandeld. De actoren zijn financiële instellingen en andere professionelen uit de financiële sector. Ze kunnen er financieringen op korte termijn verkrijgen of overtollige liquide middelen investeren.
1geldsubstitutieDat is het omzetten van chartaal in giraal geld en omgekeerd.
1giraal geldDat is niet-tastbaar geld en bestaat als digitale vorderingen op bankrekeningen. Het wordt onder andere gebruikt voor elektronische betalingen via overschrijvingen, betaalkaarten en online bankieren.
1kapitaalmarktOp die markt worden activa zoals aandelen en obligaties met een looptijd op lange termijn, met name meer dan een jaar.
1kasreservecoëfficiënt
Dat is de minimale hoeveelheid geld die een bank moet aanhouden of met andere woorden niet kan uitlenen.
LEVELBEGRIP
1kwantiteitstheorie (van geld)
1omloopsnelheid (van geld)
Die theorie van Fisher stelt dat de geldhoeveelheid in een economie rechtstreeks verband houdt met het algemene prijspeil. Een toename van de geldhoeveelheid leidt tot een stijging van de prijzen.
Dat verwijst naar het aantal keren dat een geldhoeveelheid binnen een bepaalde periode wordt gebruikt voor transacties. Het meet hoe snel geld van hand tot hand gaat en is een belangrijke factor in de economische activiteit en geldstromen.
1ruilhandelDat is een directe uitwisseling van goederen en diensten tussen partijen zonder het gebruik van geld, waarbij een goed geruild wordt tegen een ander goed.
1ruilmiddelDat is een van de functies van geld. Daardoor wordt de koop en de aankoop ontkoppeld en moet de ruil tussen twee goederen niet op hetzelfde tijdstip gebeuren en ook niet tussen dezelfde partijen.
1spaarmiddelDat is een van de functies van geld. Het stelt geld mensen in staat om inkomen te bewaren voor toekomstige behoeften, investeringen en onvoorziene omstandigheden.
1verkeersvergelijking van Fisher M * V = p * T waarbij M de geldhoeveelheid, V de omloopsnelheid, p het algemene prijspeil en T het aantal transacties is.
1vermogensmarkt Op die markt komen vraag naar en aanbod aan geld samen. De prijs is het rentepercentage. Ze wordt opgedeeld in de geld- en kapitaalmarkt.
1waardemeterDat is een van de functies van geld. Daardoor wordt het vergelijken en uitdrukken van prijzen gemakkelijker en kunnen economische transacties efficiënter verlopen.
2afgevlakte index
Dat is het rekenkundige gemiddelde van de gezondheidsindex van de laatste vier maanden vermenigvuldigd met een factor 0,98.
2consumptieprijsindex
2geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP)
Dat is een economische indicator die tot hoofdtaak heeft op objectieve wijze de prijsevolutie in de tijd weer te geven van een korf van goederen en diensten die gezinnen aankopen en die als representatief voor hun verbruiksgewoonten worden beschouwd.
Dat is een inflatiemaatstaf die de landen van de Europese Unie (EU) en de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU) gebruiken. Hij is ontworpen om op een gestandaardiseerde manier inflatiecijfers van verschillende EU-lidstaten te monitoren en met elkaar te vergelijken.
Dat indexcijfer is afgeleid uit het indexcijfer van de consumptieprijzen. De actuele waarde van het indexcijfer is het indexcijfer van de consumptieprijzen zonder een aantal producten uit die korf, met name alcoholische dranken (in de winkel gekocht of in een café geconsumeerd ), tabakswaren en motorbrandstoffen.
2inflatie
2inflatoire spiraal
Inflatie is een stijging van het gewogen gemiddelde van het algemene prijspeil. In de definitie staat ‘algemeen prijspeil’ omdat niet alle prijzen in dezelfde periode gelijkmatig veranderen: sommige prijzen stijgen, andere dalen. Gewogen gemiddelde betekent dat niet alle producten even zwaar doorwegen.
Het is de verhouding tussen de waarde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van een gegeven maand en het indexcijfer van dezelfde maand het jaar voordien.
De inflatiespiraal is een economisch fenomeen dat een reeks aaneenschakelingen van prijsstijgingen van productiefactoren veroorzaakt die prijsindexcijfers en lonen beïnvloeden, waardoor een spiraal ontstaat waaruit het heel moeilijk is om eruit te komen.
2kerninflatieDie meet de evolutie van de consumptieprijzen zonder energie en onbewerkte voeding. Daarom zal de kerninflatie ook stabieler verlopen.
2koopkracht Dat verwijst naar de hoeveelheid die een gemiddeld huishouden kan kopen.
2kosteninflatie of cost-push inflatie
Het aanbod aan een product neemt af doordat de prijzen van de inputfactoren stijgen.
2loonindexeringDat is de stijging van het loon naar aanleiding van inflatie.
2nominale renteDe nominale rente is de rente die je krijgt op bijvoorbeeld je spaarboekje.
2reële renteDat is de nominale rente verminderd met de inflatie.
2spilindexDat is een vooraf vastgelegde drempelwaarde waarmee de afgevlakte gezondheidsindex vergeleken wordt. Als de spilindex bereikt of overschreden wordt, volgt een indexering van het loon of de uitkering.
De totale vraag naar een product is groter dan het totale aanbod aan een product.
Dat is het nominaal bbp berekend met de prijzen van het betrokken jaar, niet gecorrigeerd voor de inflatie. Het geeft de productie weer tegen de marktprijs die op dat moment geldt.
Dat zijn de prijzen uitgedrukt in functie van een gegeven basisjaar. Op die manier spelen veranderingen van de prijzen niet mee bij de berekening van de groei. Het resultaat is de reële groei.
Dat is een economisch concept dat Joseph Schumpeter heeft ontwikkeld. Het doet zich voor wanneer nieuwe en innovatieve ondernemingen of technologieën oude en verouderde vervangen. Dat proces wordt vaak gezien als een noodzakelijk onderdeel van de economische groei.
LEVELBEGRIP
3disruptieDie term komt van de Amerikaanse academicus Clayton Christensen en verwijst naar een proces waarbij een product of dienst populair genoeg begint te worden om een gevestigd product of gevestigde dienst uit te dagen en te vervangen.
bv. Netflix als disruptor van videotheken en bioscopen
3disruptieve innovatie
3economische krimp
Dat is een proces waarbij een nieuwe technologie of een nieuw product op de markt komt en die markt verstoort. Het nieuwe product biedt waarde die geen ander product of technologie heeft, meestal tegen lagere kosten en met meer gemak voor de gebruiker. Disruptieve innovaties starten vaak onderaan de markt en werken zichzelf naar boven waarbij de bestaande concurrenten te laat of niet reageren. Op die manier creëert de innovatie nieuwe markten.
Dat is een afname van economische activiteiten, met andere woorden een negatieve economische groei. De economie neemt in kracht af ten opzichte van de voorgaande periode.
3informele sector
Dat zijn economische activiteiten zoals huishoudelijke taken en zwartwerk. Ze worden niet opgenomen in de berekening van het bruto binnenlands product omdat ze niet gemeten worden.
3marktprijsDat is de prijs zoals die op de markten voorkomt. Daarin zit de prijsverhogende werking van de indirecte belastingen (btw) en de prijsverlagende subsidies. De prijzen vormen de basis voor de berekening van het bbp tegen marktprijzen.
3ongeprijsde effecten
Dat zijn de negatieve externe effecten die niet verrekend zijn in de huidige marktprijzen van producten, zoals de milieukosten.
LEVELBEGRIP
VERKLARING
3reëel bbpDat is de output van een economie over een bepaalde periode (meestal een jaar), zonder rekening te houden met eventuele prijsveranderingen. De inflatie wordt dus uitgeschakeld. Om het reëel bbp te berekenen worden constante prijzen gebruikt. Het reëel bbp wordt gebruikt om onder andere verschillende jaren met elkaar te kunnen vergelijken. reëel bbp = q * pbasisjaar
Die indicator bestaat uit statistisch materiaal van verschillende indicatoren. bv. de Better Life Index of de HDI
Dat is de groei van het bbp zonder rekening te houden met de prijsveranderingen. Het geeft dus een indicatie over de werkelijke groei van de productie.
Dat omvat maatregelen die gericht zijn op het stimuleren van werkgelegenheid en het vergroten van het aantal werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd. bv. via arbeidsbemiddeling en andere initiatieven die mensen helpen bij het vinden van werk of het starten van een eigen onderneming
4 activiteitsgraad
4afgevlakte gezondheidsindex
Het is de procentuele verhouding tussen de beroepsbevolking en de bevolking op arbeidsleeftijd. Het geeft weer hoeveel mensen uit de bevolking op arbeidsleeftijd werken of willen werken.
Het is het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindex van de vier voorbije maanden. Het is de basis voor de indexering van pensioenen, sociale uitkeringen en sommige lonen en wedden.
4arbeidsmarktDat is de abstracte markt is waar werkgevers en werknemers elkaar ontmoeten om arbeid te verhandelen. Er bestaan verschillende deelmarkten, zoals de markt voor leerkrachten.
LEVELBEGRIP
4arbeidsmarktbeleid
4arbeidsproductiviteit
Dat omvat de maatregelen die worden genomen door overheden en andere betrokken partijen om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren waaronder het bevorderen van werkgelegenheid, het aanpakken van werkloosheid, werkbaar werk en het stimuleren van economische groei.
Dat is de hoeveelheid productie die per tijdseenheid door een arbeider wordt geproduceerd. Ze wordt dikwijls uitgedrukt in het bbp per gewerkt uur.
Het omvat het totaal van de werkende bevolking en de werkzoekenden.
Dat is de bevolking tussen de 15 en 64 jaar (Nationale Bank van België, ILO, VDAB) of 20 en 64 jaar (Statbel), afhankelijk van de bron.
Dat is een percentage dat aangeeft in welke mate de totale beschikbare capaciteit van een productiemiddel, zoals arbeid, daadwerkelijk benut wordt.
4concurrentievermogen
4conjuncturele werkloosheid
4consumptieprijsindex
Dat is de capaciteit van een economie om een duurzame toename van de levensstandaard te realiseren met een zo laag mogelijk niveau van werkloosheid.
Dat is werkloosheid die afhankelijk is van economische schommelingen, zoals hoogconjunctuur of laagconjunctuur.
Dat getal geeft het verloop weer van het prijspeil van een goederen- en dienstenpakket dat representatief is voor de uitgaven van de gezinnen. ‘De index’ wordt maandelijks bepaald aan de hand van de waarde van een ‘korf’ met de belangrijkste consumptiegoederen en diensten. Het verloop van de indexcijfers toont de evolutie van de levensduurte voor de gezinnen.
LEVELBEGRIP
4delokalisatieDat is de verhuis van economische activiteiten van een bedrijf naar het buitenland, onder andere door de hoge lonen of strenge milieuvoorschriften, enz.
4frictiewerkloosheid
4gezondheidsindex
4inactieve bevolking
4inflatoire loonprijsspiraal
Die vorm van tijdelijke werkloosheid ontstaat wanneer mensen tussen twee opeenvolgende jobs wisselen.
Dat is de consumptieprijsindex zonder rekening te houden met de prijs van tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.
Dat is het totaal van de bevolking die bestaat uit die personen die niet beschikbaar zijn voor een job en / of niet actief op zoek zijn naar een job.
Lonen leiden tot een stijging van de kosten, wat door de bedrijven wordt doorgerekend in de verkoopprijzen. Als gevolg van deze inflatie stijgen de lonen enz. Op die manier ontstaat een spiraal van loon- en prijsstijgingen.
Dat is de werkloosheid die ontstaat doordat mensen geen werk vinden door een gebrek aan de nodige vaardigheden.
Daarvan is sprake wanneer het aanbod van arbeid te hoog is in vergelijking met het aantal jobs. Oorzaken daarvan zijn onder andere de bevolkingsgroei en delokalisatie naar lageloonlanden.
4loonindexeringDe lonen worden aangepast aan de stijging van de levensduurte of de inflatie.
4loonnorm Dat is de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling. Die wordt om de twee jaar vastgelegd door de sociale partners en bepaalt hoeveel de loonkosten maximaal mogen stijgen in een periode van twee jaar.
LEVELBEGRIP
4Onderzoek & Ontwikkeling (O&O) of Research & Development (R&D)
4open economie
4productiecapaciteit
Dat is het systematisch onderzoek en experimenteren met als doel nieuwe kennis te verwerven, technologieën te ontwikkelen of bestaande producten en processen te verbeteren. Dit stimuleert innovatie en verbetert het concurrentievermogen.
Dat is een economie waarin er economische transacties plaatsvinden tussen de eigen ingezetenen (gezinnen, bedrijven, overheid) van een land en ingezetenen van een ander land.
Dat is het maximale niveau van output of productie dat een bedrijf of economie kan bereiken met de beschikbare middelen en technologieën binnen een bepaalde periode, zoals een dag, maand of jaar.
4seizoenswerkloosheid
Het is de tijdelijke werkloosheid als gevolg van weinig vraag naar arbeid in een bepaald deel van het jaar, zoals de fruitplukkers in de wintermaanden.
4sociale dialoogDat verwijst naar de besprekingen, raadplegingen, onderhandelingen en acties die regelmatig plaatsvinden tussen sociale partners zoals werkgevers en vakbonden.
4structurele werkloosheid
Die werkloosheid wordt veroorzaakt door het niet overeenstemmen van het aantal en type vraag van arbeid en het aanbod van arbeid.
4verdoken werkloosheid
4vergrijzingskosten
Dat type werkloosheid wordt niet opgenomen in de werkloosheidsstatistieken. Het zijn mensen die een job beneden hun diploma uitoefenen, of deeltijds werken terwijl ze voltijds willen werken.
Die kosten verwijzen naar de financiële lasten die ontstaan door een toenemend aantal oudere mensen in de bevolking, waaronder kosten voor pensioenen, gezondheidszorg, en andere sociale voorzieningen die nodig zijn om tegemoet te komen aan de behoeften van een vergrijzende samenleving.
LEVELBEGRIP
4werkloosheidsgraad
4werkzaamheidsgraad
Dat is de procentuele verhouding tussen de werkenden en de beroepsbevolking. Het geeft weer welk percentage van de mensen die (willen) werken, werkloos zijn.
Dat is de procentuele verhouding tussen de werkenden en de bevolking op arbeidsleeftijd. Het geeft weer hoeveel mensen er werken van de bevolking op arbeidsleeftijd.
Dat is een conjunctuurindicator die gelijkloopt met de conjunctuurcyclus. bv. export
5conjunctuurDat zijn de schommelingen van de economische groei op korte termijn. Perioden van sterkere groei (hoogconjunctuur) en perioden van tragere groei (laagconjunctuur) of zelfs negatieve groei (crisis) wisselen elkaar af. De meest gebruikte indicator voor de ontwikkeling van de economie is het bruto binnenlands product (bbp).
5conjunctuurcyclus
5conjunctuurgolf
Dat is de periode die een expansie en een recessie omvat. De lengte van een cyclus varieert omdat een economie reageert op veel factoren maar meestal duurt een cyclus tussen de 1,5 tot 8 jaar.
Dat is de opeenvolging van stijgingen en dalingen in economische activiteit die cyclisch optreden en gekenmerkt worden door fasen van expansie, piek, recessie en dal, volgens de conjunctuurcurve.
5conjunctuurklok
5conjunctuurlijn of conjunctuurcurve
Dat is een hulpmiddel om de stand en het verloop van de (Nederlandse) conjunctuur te bepalen. In de klok wordt de cyclus van dertien indicatoren gepresenteerd.
Dat is een grafische weergave van de schommelingen in economische activiteit, inclusief perioden van expansie en recessie gedurende een bepaalde periode, zoals maanden of jaren.
5dal of slump Dat is het onderste omslagpunt in een conjunctuurgolf.
LEVELBEGRIP
5expansieDat is periode van economische groei. In de klassieke cyclus is het is de opgaande lijn in een conjunctuurcyclus. In de groeicyclus is het de fase boven de trend. Tijdens die periode is er een toename van de economische activiteiten.
Dat is het totale niveau van vraag naar goederen en diensten in een economie op een bepaald moment, beïnvloed door consumptie, investeringen, overheidsuitgaven en netto-uitvoer.
Dat is de fase in een conjunctuurgolf wanneer de conjunctuur boven de trendlijn gaat. De economie piekt dan en er heerst een positieve economische sfeer.
5kwalitatieve indicator
5kwantitatieve indicator
Dat is een meetinstrument dat subjectieve informatie verzamelt over de economische situatie.
bv. consumentenvertrouwen
Dat is een conjunctuurindicator die enkel gebaseerd is op objectieve, meetbare informatie.
bv. groei van het bbp
5laagconjunctuur
5 lagging of achterlopende indicator
5leading of voorlopende indicator
5outputgap of outputkloof
5piek of boom
Dat is de fase in een conjunctuurgolf wanneer de conjunctuur zich onder de trendlijn bevindt. De economie slabakt en er heerst een pessimistische sfeer.
Dat is een conjunctuurindicator die reageert als de conjunctuurbeweging al veranderd is. bv. werkloosheid
Dat is een conjunctuurindicator die op de conjunctuur voorloopt. Hij kan gebruikt worden om te voorspellen wat de economische cyclus gaat doen.
Dat is het verschil tussen het potentieel en reëel bbp. reëel bbp – potentieel bbp potentieel bbp * 100
Het is het bovenste omslagpunt in een conjunctuurgolf.
LEVELBEGRIP
5potentieel bbp
5potentieel maximum-bbp
Dat wordt bereikt wanneer de productiefactoren optimaal worden ingezet, met andere woorden als de beschikbare productiefactoren normaal worden ingezet bij een bepaalde stand van de technologie.
Dat bbp wordt bereikt wanneer de productiefactoren maximaal worden ingezet. Dit zou een economie bijvoorbeeld kunnen bereiken wanneer elke arbeider 24 uur werkt en de machines geen onderhoud nodig hebben.
5recessie Het betekent dat de economie een terugval heeft. De economische groei daalt. Economisch is daarvan sprake als de groei van het bruto binnenlands product gedurende twee of meer opeenvolgende kwartalen negatief is. In de groeicyclus is het de fase onder de trend.
5refirenteDat is de rente die banken en financiële instellingen betalen aan de centrale bank wanneer zij geld lenen.
Dat zijn voorspelbare afwijkingen van het jaargemiddelde van economische aggregaten als gevolg van klimatologische of institutionele factoren zoals vakantieperiodes.
Die conjunctuurindicator geeft een algemeen beeld van het vertrouwen van economische actoren (zoals producenten of consumenten) in de economie en hun toekomstige verwachtingen.
6(neo-) keynesiaanse politiek
Deze politiek komt betekent dat de overheid in tijden van lage economische groei de economie moet stimuleren via (overheids) investeringen. De naam is ontleed aan de Britse econoom John Maynard Keynes.
6acceleratorHet is het een concept dat de relatie meet tussen veranderingen in het nationaal inkomen (of het bruto binnenlands product) en hun effecten op de investeringen.
LEVELBEGRIP
6aggregate aanbod
6aggregate aanbodcurve
Het geeft de totale vraag in een economie weer naar goederen en diensten. Het aggregate aanbod gaat uit van de producenten.
Deze curve geeft het verband weer tussen het macro-economisch aanbod of de totale productie van goederen en diensten en het algemeen prijspeil. Ze heeft een positief verband.
Het is de totale vraag naar goederen en diensten in een regio en wordt bepaald door de consumptie van de gezinnen, investeringen van de bedrijven, overheidsuitgaven en de netto-export.
Deze curve geeft het verband weer tussen de aggregate vraag, gemeten in volume, en het algemeen prijspeil. Ze heeft een negatief verband.
6algemeen prijspeil
6basisherfinancieringsrente
6begrotingstekort
Dit is het gewogen gemiddelde van de prijzen van een pakket goederen en diensten dat geproduceerd of geconsumeerd wordt in een economie.
Dat is de interestvoet waartegen de commerciële banken geld kunnen lenen bij de ECB.
Dit ontstaat wanneer de uitgaven (schuldaflossingen en rente inbegrepen) van de overheid in een jaar hoger liggen dan de inkomsten.
6basisrente of beleidsrente
6budgettaire politiek
6crowding-out effect of verdringingseffect
Dit is de intrestvoet waartegen de commerciële banken geld kunnen lenen bij de ECB.
Deze overheidspolitiek wijzigt bewust de overheidsbestedingen of belastingen om schommelingen in de economie te beïnvloeden.
Dit effect treedt op wanneer toegenomen overheidsuitgaven de private investeringen verdringen, omdat de rentetarieven stijgen wanneer de overheid haar investeringen financiert met leningen.
LEVELBEGRIP
6expansief monetair beleid
6expansief budgettair beleid
6investeringsmultiplicator
Dit beleid van de ECB is gericht op het vergroten van de geldhoeveelheid en het verlagen van rentetarieven om economische groei te stimuleren.
Dit betekent dat de overheid haar bestedingen relatief opvoert of de belastingen verlaagt om de economie te stimuleren.
Het is het een concept dat de relatie meet tussen veranderingen in investeringen en hun effecten op het bruto binnenlands product of het nationaal inkomen.
6invoerlekHet omvat dat deel van het toegenomen inkomen (ales gevolg van het multiplicatoreffect) dat wegvloeit naar het buitenland voor de betaling van de geïmporteerde goederen en diensten.
6IS-curveDeze curve geeft het verband weer tussen de intrestvoet en het nationaal inkomen waarbij de goederen- en dienstenmarkt in evenwicht is. Het verband tussen de intrestvoet en het nationaal inkomen op de goederen- en dienstenmarkt is negatief.
Dit is het percentage van deposito’s dat banken moeten bijhouden en dus niet mogen uitlenen. Het is een onderdeel van de monetaire politiek van de ECB.
Zij stelden dat de economie steeds tot een evenwicht komt door de vrije marktwerking van vraag en aanbod. Overheidsinterventie moest tot een minimum beperkt blijven.
6LM-curveDeze curve geeft het verband tussen de intrestvoet en het nationaal inkomen waarbij de geldmarkt in evenwicht is. Dit verband is positief.
6loonkostenDit is de som van het brutoloon en de werkgeversbijdragen.
6loonrigiditeitDit verwijst naar het fenomeen waarbij lonen niet snel reageren op veranderingen in economische omstandigheden.
Loononderhandelingen tussen werknemers en werkgevers resulteren in contractuele afspraken die niet gemakkelijk kunnen worden aangepast bij veranderingen in de situatie.
6marginale consumptiequote
Het geeft weer welk deel van een inkomenstoename wordt geconsumeerd.
6menukostenDit zijn kosten die gepaard gaan met aanpassingen van prijslijsten, de website, etikketeringen, enz.
6monetair beleid
Monetair beleid verwijst naar maatregelen van een centrale bank om de geldhoeveelheid en rentetarieven te beïnvloeden om macro-economische doelstellingen zoals inflatie, werkgelegenheid en economische groei te bereiken.
6monetaristenDeze economen zijn voorstander van een vrije markt, maar dan zonder ingrijpen van de politieke overheid. Zij stonden wel achter een bijsturing door de monetaire overheid, door middel van rentewijzigingen of wijzigingen in de geldhoeveelheid om zo de economie naar het juiste evenwicht te sturen.
6natuurlijke outputniveau of potentiële outputniveau
6negatieve vraagschok
Dit is het output- of productieniveau dat een economie kan bereiken met de huidige beschikbaarheid van van productiefactoren arbeid en kapitaal.
Dit is een plotse gebeurtenis die leidt tot een afgenomen vraag naar goederen en diensten. Bijvoorbeeld, belastingverlagingen, coronacrisis.
6nominaal loonDit is het inkomen gemeten in euro’s, dus zonder rekening te houden met de inflatie.
LEVELBEGRIP
6nominale rentevoet of nominale interestvoet
6onderbesteding
6openmarktpolitiek
Het is de intrestvoet die de commerciële banken geven.
Dit is een situatie in de conjunctuur waarbij de aggregate vraag kleiner is dan de productiecapaciteit.
Dit is een monetaire politiek van de ECB waarbij ze obligaties opkoopt of verkoopt met als bedoeling de geldhoeveelheid te verruimen of in te perken.
6outputniveauDat is het reëel bbp. Het omvat alle uitgaven van consumenten, bedrijven en de overheid, inclusief netto-uitvoer, aangepast aan de inflatie.
6overbestedingDit is een situatie in de conjunctuur waarbij de aggregate vraag groter is dan de productiecapaciteit.
6prijsrigiditeitDit betekent dat prijzen niet snel veranderen op verschuivingen in bij andere economische factoren. Dit kan verschillende oorzaken hebben, zoals contractuele verplichtingen, marktmacht van bedrijven, of kosten van prijsaanpassingen.
6prijsstabiliteitDit betekent dat de ecb een inflatie beoogt dicht bij de 2 % op middellange termijn.
6reëel loonDit is het nominaal loon gecorrigeerd met de inflatie.
6reëel bbpDit is de totale productie of output van een economie gecorrigeerd met de inflatie.
6reële renteDat is de nominale rente op een rekening, zoals een spaarrekening, na aftrek van de inflatie.
6reële interestvoet (rentevoet)
Het is de nominale intrestvoet gecorrigeerd met de inflatie.
LEVELBEGRIP
6restrictief budgettair beleid
6restrictief monetair beleid
Dit doet zich voor wanneer de overheid haar bestedingen realtief vermindert of de belastingen verhoogt. Het doel is om de economie af te koelen.
Dit beleid van de ecb is gericht op het verkleinen van de geldhoeveelheid en het verhogen van rentetarieven om inflatie te beteugelen.
6staatsschuldDit omvat het totaal van alle schulden van een overheid.
6transfersHet is geld dat ter beschikking wordt gesteld van producenten of consumenten zonder dat daar direct een tegenprestatie tegenover staat.
Dit is het mechanisme waarbij een toename van de geldhoeveelheid leidt tot een daling van de rente. Daardoor nemen de investeringen toe en dus ook de output of productie.
Het is het prijspeil dat producenten en consumenten over de toekomstige prijzen. Die verwachtingen beïnvloeden onder andere hun investeringsbeslissingen en bij het afsluiten van loonakkoorden.
Hoe kunnen ondernemingen duurzaamheid integreren in hun beleidsvoering?
21
1
Wat is de link tussen economische modellen en duurzame economische ontwikkeling? p. 4
LEVEL 1
Wat is de link tussen economische modellen en duurzame economische ontwikkeling?
INTRO
1 Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje over duurzame ontwikkeling.
2 Welke pijlers van duurzame economische ontwikkeling worden in het filmpje aangehaald?
3 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
– Welke tekortkomingen zijn er bij het klassieke kringloopmodel? – Hoe houden de alternatieve economische modellen rekening met een duurzame economische ontwikkeling?
Explore 1— Wat zijn de tekortkomingen van het klassieke kringloopmodel?
Tekortkomingen klassieke kringloopmodel
Het klassieke kringloopmodel is een schematische weergave van de werking van de economie als systeem. Het idee van een economische kringloop wordt toegeschreven aan de Franse arts en econoom François Quesnay. Quesnay kwam op het idee om het economische proces voor te stellen als de bloedsomloop van het menselijke lichaam. Daarbij stelt het bloed de geldstromen in de economie voor en de verschillende onderdelen van het menselijke lichaam staan voor de verschillende economische sectoren.
In het basismodel worden de gezinnen geplaatst tegenover de bedrijven. De gezinnen bieden in ruil voor geld – het loon – arbeid aan de bedrijven. Met dat geld kopen de gezinnen goederen en diensten bij de bedrijven. In een meer uitgewerkte economische kringloop komen ook de banken (financiële instellingen), de overheid en het buitenland voor.
Schema 1: Economische kringloop
Gezinnen
De kringloop stelt de geldstromen (groene pijlen) en de goederen- en dienstenstromen (rode pijlen) tussen de verschillende partijen voor.
1 De gezinnen werken bij de bedrijven en de overheid.
2 De bedrijven en de overheid geven de gezinnen in ruil voor hun arbeid een inkomen.
3 De gezinnen sparen een gedeelte van het inkomen.
4 De gezinnen ontvangen voor hun spaargeld een vergoeding onder de vorm van rente.
5 De bedrijven leveren de goederen en diensten die de gezinnen en de overheid bij hen aankopen.
6 De gezinnen en de overheid betalen de bedrijven voor de geleverde goederen en diensten.
7 Ook de overheid levert goederen en diensten aan de gezinnen en de bedrijven.
8 De bedrijven en de gezinnen betalen de goederen en de diensten door onder andere belastingen te betalen aan de overheid.
9 De bedrijven kopen goederen en diensten in het buitenland.
10 De bedrijven betalen het buitenland voor die goederen en diensten.
11 De bedrijven verkopen goederen en diensten aan het buitenland.
12 De bedrijven ontvangen voor die goederen en diensten geld uit het buitenland.
13 De financiële instellingen staan kredieten toe aan bedrijven en gezinnen zodat ze hun investeringen kunnen financieren.
14 De bedrijven en gezinnen betalen voor die kredieten een vergoeding onder de vorm van interest.
Het klassieke kringloopmodel is zeker nuttig om de werking van de economie als systeem te begrijpen maar het heeft zijn tekortkomingen. Zo suggereert dat model dat het proces kan en zal voortduren met andere woorden dat er oneindige economische groei kan zijn. De vraag is ook of die economie moet blijven groeien.
1 Verklaar deze stelling: ‘De economie botst op de grenzen van de planeet.’
2 Noteer twee andere negatieve externe effecten die economische groei met zich kan meebrengen.
Explore 2— Waarom
kan een circulaire economie voor duurzame economische ontwikkeling zorgen?
Lineaire en circulaire economie
De lineaire economie verwerkt grondstoffen tot een product dat na gebruik wordt weggegooid. De keteneconomie met recycling verwerkt grondstoffen tot een product dat na gebruik gedeeltelijk wordt gerecycleerd om eventueel samen met grondstoffen weer verwerkt te worden tot een product. Er blijft nog wel restafval.
De circulaire economie verwerkt grondstoffen tot een product dat na gebruik volledig wordt gerecycleerd om eventueel samen met grondstoffen weer verwerkt te worden tot een product. Er is geen restafval. De circulaire economie wil alles wat van waarde is, waardevol houden. Er gaat niets verloren. Eerst en vooral zal een wasmachine, bijvoorbeeld, in een circulaire economie langer meegaan. Gaat ze toch stuk, dan wordt ze hersteld. Voldoet ze niet meer aan de standaarden, dan krijgt ze een upgrade. Misschien wordt ze zelfs opnieuw verkocht. Als dat alles niet meer kan, worden met de herbruikbare onderdelen nieuwe machines gemaakt. Als ook dat niet meer mogelijk is, worden de materialen van de machines gerecycleerd tot nieuwe materialen. Afval wordt dan grondstof.
Zijn dit kenmerken van de lineaire of van de circulaire economie? Kruis aan.
LINEAIRE ECONOMIE
CIRCULAIRE ECONOMIE
Het doel is om zoveel mogelijk winst te maken.
Grondstoffen zijn niet onuitputtelijk en worden zo veel mogelijk hergebruikt.
Gebruik en hergebruik van producten zijn het uitgangspunt. Het gaat niet om het bezit maar om de functionaliteit of het resultaat van producten.
De omloopsnelheid van producten is heel belangrijk. Hoe meer producten een onderneming kan verkopen, hoe beter.
Er wordt alles aan gedaan om afval te voorkomen.
Door grondstoffen te recycleren zijn bedrijven minder afhankelijk van het huidige aanbod. Dat aanbod aan grondstoffen is namelijk niet altijd beschikbaar en sterk afhankelijk van de invoer.
Van veel producten is er overcapaciteit omdat ze niet worden gebruikt.
Explore 3— Wat houdt de donuteconomie in?
Donuteconomie
Het klassieke economische denken focust vooral op de groei van het bruto binnenlands product (bbp) maar is dat systeem op lange termijn wel houdbaar? Sociale ongelijkheid, klimaatverandering en verlies van biodiversiteit zijn een aantal gevolgen van een systeem waarin ‘steeds meer en meer’ centraal staat.
De donuteconomie van Kate Raworth focust op het welzijn van de mens en niet op de groei van het bbp. In haar boek Donuteconomie, in zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw beschrijft ze een systeem waarin er rekening gehouden wordt met het ecosysteem van de aarde en waarin dat niet misbruikt kan worden voor eigen gewin. Ze spreekt over een planeetbrede visie van de economie. Ze gaat op zoek naar de balans tussen het sociale fundament en het ecologische plafond.
In de binnenste ring van de donut – het sociale fundament – bevinden zich menselijke tekorten, zoals honger, sociale ongelijkheid, ongezonde of geen huisvesting …. Buiten de buitenste ring – het ecologische plafond – vindt de aantasting van de planeet plaats in de vorm van klimaatverandering, luchtvervuiling, minder biodiversiteit …. Tussen het sociale fundament en het ecologische plafond bevindt zich de donut: de ruimte waarin er aan de behoeften van iedereen kan voorzien worden binnen de mogelijkheden van de aarde. De economie moet dus de juiste balans vinden en in ieders behoeften voorzien zonder de planeet en het welzijn van de mens aan te tasten.
1 Ga naar iDiddit en bekijk de filmpjes van Kate Raworth.
2 Maak een samenvatting van de inhoud van de filmpjes met een tekstverwerker.
3 Bewaar het bestand in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk Level. Geef die submap de naam ‘Thema_4_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Explore_3_donuteconomie’.
Explore 4— Hoe houdt de deeleconomie rekening met duurzame economische ontwikkeling?
Deeleconomie
De Europese Commissie omschrijft het begrip ‘deeleconomie’ als volgt:
De term deeleconomie verwijst naar bedrijfsmodellen waarin activiteiten worden gefaciliteerd door deelplatformen die een open marktplaats tot stand brengen voor het tijdelijke gebruik van (vaak door particulieren aangeboden) goederen of diensten.
Bij de deeleconomie zijn drie categorieën actoren betrokken: dienstverleners die activa, middelen, tijd en / of vaardigheden delen. Dat kunnen particulieren zijn die af en toe diensten aanbieden (peers) of dienstverleners die in hun beroepshoedanigheid handelen (professionele dienstverleners); gebruikers daarvan; tussenpersonen die aanbieders en gebruikers met elkaar in contact brengen — via een online platform — en die transacties tussen hen faciliteren (deelplatformen).
Bij transacties in de deeleconomie is er algemeen geen sprake van overdracht van eigendom en die transacties kunnen met of zonder winstoogmerk worden uitgevoerd.
d Waarom moet de overheid nadenken over hoe ze met de disruptieve ontwikkelingen in de klusjeseconomie zal omgaan?
e In het artikel is er sprake van het Piketty-effect. Wat houdt dat effect in? Gebruik het internet.
3 Markeer in het artikel het antwoord op de vragen:
a in het geel: Waarom heeft de overheid het zo moeilijk om in te spelen op het fenomeen deeleconomie?
b in het groen: Wat zijn de positieve effecten van deeleconomie?
c in het rood: Wat zijn de mogelijke nadelen van deeleconomie?
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Explore 5— Waarom is er bij sociale economie sprake van duurzame ontwikkeling?
Sociale economie
Op haar website omschrijft de Vlaamse overheid het begrip sociale economie als volgt:
Sociaal ondernemerschap is ondernemerschap met een sociale invalshoek. Hoe een ondernemer die sociale component in zijn onderneming inbouwt, kan sterk verschillen.
De sociale economie bestaat uit bedrijven en initiatieven die in de eerste plaats een specifieke maatschappelijke meerwaarde willen realiseren, en daarbij bepaalde principes respecteren: tewerkstelling en competentieversterking (met aandacht voor positie van mensen uit kansengroepen), duurzame ontwikkeling, voorrang van arbeid op kapitaal, democratische besluitvorming, maatschappelijke inbedding, transparantie, kwaliteit en duurzaamheid.
De ondernemingen mogen dan wel verschillen van ‘reguliere ondernemingen’, ook zij leveren goederen en diensten waarvoor klanten en behoeften bestaan, zowel vandaag als in de toekomst. De focus ligt op continuïteit, rendabiliteit en een efficiënte inzet van de middelen.
De sociale economie in Vlaanderen omvat een grote diversiteit aan ondernemingen en initiatieven. Denk aan kringloopwinkels, sociale restaurants, energiesnoeiers, groenwerkers, fietspunten ... De sociale economie biedt werk aan meer dan 24 000 mensen uit kansengroepen. Dankzij een duurzame job waarin competentieversterking centraal staat, kunnen zij een volwaardige en zinvolle rol spelen in onze samenleving.
De sociale economie wil ook het ondernemerschap zélf anders aanpakken. Duurzaam ondernemen houdt in dat het rendement verder gaat dan alleen financiële winst: ook de maatschappelijke winst telt mee. Iedereen heeft recht op een job, ook mensen die door de mazen van het net vallen. De sociale economie kan voor hen een trampoline zijn. Ze geeft mensen een veerkrachtige job waarin ze zich kunnen ontplooien.
De Vlaamse overheid voorziet binnen de sociale economie heel wat financiële en andere ondersteuning voor sociaal ondernemerschap. Er zijn binnen de sociale economie verschillende soorten bedrijven die mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt tewerkstellen, waaronder de maatwerkbedrijven en de lokale diensteneconomiebedrijven.
De pijler ‘maatwerk bij collectieve inschakeling’ wil werk en ondersteuning op maat bieden aan mensen die moeilijk een job vinden en hen zo naar het reguliere circuit laten doorstromen. De doelgroep van die maatregel zijn:
personen met een arbeidshandicap, personen met een psychosociale problematiek, langdurig werkzoekenden (minstens twee jaar) die extra begeleiding nodig hebben. Voor die laatste groep is de ondersteuning per definitie tijdelijk.
Bron: https://www.vlaanderen.be/sociale-economie
1 Surf via iDiddit naar de website van Groep Maatwerk sociale ondernemers Vlaanderen en beantwoord de onderstaande vragen.
a Omschrijf het begrip ‘maatwerkbedrijf’ in eigen woorden.
2 Ga naar iDiddit. Bestudeer de projecten in de kijker van de Groep Maatwerk en beluister de radiospots.
a Beantwoord de vragen en verwerk de antwoorden met een tool naar keuze.
Welke troeven heeft het maatwerkbedrijf? Noteer er vier.
Welke activiteit(en) voert het maatwerkbedrijf voor elk van beide ondernemingen uit? Omschrijf.
Op welke manier draagt het maatwerkbedrijf bij aan duurzame economische ontwikkeling?
b Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Good to know
Reguliere bedrijven zoeken werknemers voor hun werk. Maatwerkbedrijven zoeken werk voor hun werknemers.
TO THE POINT
Het klassieke kringloopmodel is een schematische weergave van de werking van de economie als systeem. Dat kringloopmodel is zeker nuttig om de werking van de economie als systeem te begrijpen maar het heeft zijn tekortkomingen. Zo suggereert het klassieke model dat het proces kan en zal voortduren met ander woorden dat er oneindige economische groei kan zijn. De vraag is ook of die economie moet blijven groeien.
De circulaire economie moet gezien worden in contrast met de lineaire economie. In de lineaire economie worden grondstoffen tot een product verwerkt. Zodra het product verkocht is, daalt de waarde van de grondstoffen, soms zelf zozeer dat je ervoor moet betalen om ze weg te gooien. In een circulaire economie daarentegen worden verschillende strategieën toegepast om materialen en producten zo lang mogelijk in te zetten. Ze worden hersteld, geüpgraded, uit elkaar gehaald en tot nieuwe producten omgevormd, ze hebben een hoge tweedehandswaarde, of de materialen zijn volledig recycleerbaar of afbreekbaar ...
De donuteconomie is een economisch model dat economische welvaart meet door te kijken naar de realisatie van een sociaal fundament zonder het overschrijden van ecologische plafonds. Het doel is om de behoeftes van iedereen te realiseren binnen de draagkracht van de aarde.
Met de deeleconomie verandert de manier van produceren en consumeren: goederen worden geleend in plaats van gekocht; woonruimte, transportmiddelen of gereedschap worden gedeeld. Een gebruiker biedt zijn knowhow aan in ruil voor de kennis van iemand over iets anders. Goederen worden tweedehands verkocht. Dankzij de deeleconomie ontstaat er een milieuvriendelijkere en duurzamere productie en consumptie.
Sociale economie is een alternatief voor de klassieke economie. Die vorm van economie is niet uitsluitend gebaseerd op winst, maar steunt op de volgende belangrijke principes: personen en werkgelegenheid primeren op kapitaal bij de herverdeling van de winst.
Action 1— Welke tekortkomingen worden ten opzichte van het klassieke economische model aangehaald?
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje over economische groei.
a Welke tekortkomingen ten opzichte van het klassieke economische model worden erin vermeld?
b Verwerk de tekortkomingen met een tool naar keuze.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Naar: The Value Hill (Achterberg, Hinfelaar en Bocken, 2016 in: vlaio.be)
reuse / distribute
GEBRUIK GEBRUIKNA
GEBRUIK Waarde behouden
refurbish remanufacture recycle
2 Werk in drie groepen. Elke groep onderzoekt hoe de toegewezen onderneming aan circulaire economie doet.
a Surf naar de aangegeven bron.
b Beantwoord de vragen.
Wat is de kernactiviteit van de onderneming?
Omschrijf het gebruikte concept in verband met circulaire economie.
c Verwerk je antwoorden in een infographic of een beeldfragment.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Groep 1Website van Repeat
Groep 2 Website van Yma Labs
Groep 3Filmpje van Philips
BRON
Action 4— Hoe proberen ondernemingen bij te dragen tot de circulaire economie?
Heel wat ondernemingen zijn zich bewust van duurzaamheid en doen inspanningen om bij te dragen tot de circulaire economie.
a Bestudeer de website van een van deze ondernemingen:
IKEA – Zalando – Colruyt – Krëfel
b Verwerk hun acties in verband met de circulaire economie in een infographic.
c Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 5— Wat is de kritiek op de donuteconomie?
Niet iedereen is het eens met het concept van de donuteconomie.
a Vraag aan ChatGPT wat de kritiek op de donuteconomie inhoudt.
b Neem dat antwoord over in een tekstbestand.
c Vergelijk jouw antwoord met het antwoord van je buur. Vul eventueel jouw antwoord aan.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Action 6— Hoe past deeleconomie in het groeiende bewustzijn dat ecologie en duurzaamheid belangrijk zijn?
De deeleconomie of sharing economy is in. Initiatieven daaromtrent schieten als paddenstoelen uit de grond. Werk per twee en onderzoek een van die initiatieven.
a Kies samen een van deze initiatieven: goederen ruilen en delen – voeding ruilen / delen – gedeeld wonen – gedeelde mobiliteit –delen en ruilen op reis
b Zoek informatie in verband met het gekozen initiatief. Gebruik het internet.
c Verwerk in een onlinedocument de volgende punten.
Bespreek de goederen en / of diensten die in het initiatief gedeeld of geruild worden.
Omschrijf bondig het concept aan de hand van tekst of afbeeldingen.
Bespreek eventueel de doelgroep die het initiatief wil bereiken.
Bespreek hoe dat initiatief past binnen het streven naar duurzaamheid.
d Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
1 Bestudeer het schema dat het concept van Peerby toelicht.
Schema 6: Peerbysysteem
Bron: peerby.com
2 Leg uit waarom zowel consument als producent bij dat concept baat hebben.
Action 8— Hoe verklaar je het succes van de kringloopwinkels?
Lees het artikel over kringloopwinkels en beantwoord de vragen.
a Waarom kennen de kringloopwinkels zo’n groot succes?
b Op welke manier heeft de kringloopwinkel ook een sociaal doel?
De kringloopwinkel wordt alleen maar populairder
De opmars van de kringloopwinkels lijkt niet te stoppen. Het publiek wordt steeds breder en de omzet stijgt. Het succes is niet alleen een commercieel, maar ook een sociaal succes.
In de meeste kringloopwinkels ruikt het allang niet meer muf. De zaken gaan goed. Winkelpanden worden omgetoverd tot ware showrooms en er wordt een breed publiek aangesproken.
Er zijn meerdere verklaringen voor het commerciële succes. Enerzijds is er door toegenomen armoede behoefte aan goedkopere kwaliteitsproducten. Anderzijds is het helemaal in de mode om te shoppen bij de kringloopwinkel.
Het winkelaanbod bestaat vaak uit populaire oudere, vintage producten. Die zijn niet alleen in de mode, het publiek kan het ook waarderen dat daardoor geen producten onterecht worden weggegooid.
Naast het commerciële succes blijven de winkels ook sociale ondernemingen. Ze zorgen voor arbeidsplaatsen voor mensen die minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Daarnaast werken ze ook met veel vrijwillige medewerkers voor wie het werken in de winkel soms veel betekent.
Bron: eenvandaag.avrotros.nl, 2018-05-10
BREAKING NEWS
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan reflecteren over de tekortkomingen van het klassieke economische model.
Explore 1— Welke maatschappelijke verantwoordelijkheden brengt ondernemerschap met zich mee?
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Duurzaam ondernemen of maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) is gericht op economische prestaties (profit) maar met respect voor de sociale kant (people) en binnen de ecologische randvoorwaarden (planet): de triple P-bottomline.
De uitdaging voor ondernemingen bestaat erin om die perspectieven in balans te brengen, aangezien ze vaak conflicterend zijn.
Een onderneming heeft een economische verantwoordelijkheid. Ze moet winst (profit) maken of ten minste kostendekkend zijn om continuïteit en tewerkstelling te kunnen garanderen. Profit heeft invloed op de haalbaarheid van keuzes rondom people en planet. Als de inkoop van groene energie vanuit de doelstelling planet, economisch niet haalbaar is, zal de onderneming de stap wellicht niet zetten.
Een onderneming heeft ook een sociale verantwoordelijkheid. Een onderneming met veel aandacht voor people erkent dat zij een rol speelt in het dagelijkse leven van haar medewerkers en in de maatschappij rondom de onderneming. Zo heeft de onderneming oog voor arbeidsverhoudingen, ontwikkelmogelijkheden van medewerkers ... Zij voert actief beleid om mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie te integreren in het bedrijf, om zodoende iedereen een kans te bieden binnen de onderneming. Daarnaast erkent de onderneming dat zij deel uitmaakt van een gemeenschap door niet alleen oog te hebben voor haar medewerkers maar ook voor problematieken in haar omgeving, zoals sociale ongelijkheid of arbeidsomstandigheden bij leveranciers. Zo zal zij kinderarbeid en uitbuiting tegengaan.
leefbaar duurzaam levensvatbaar
Een onderneming heeft ten slotte ook een ecologische verantwoordelijkheid (planet). Dat wil zeggen dat ze rekening moet houden met de negatieve of positieve effecten van haar bedrijfsbeslissingen en –activiteiten op de natuurlijke leefomgeving. Ecologische verantwoordelijkheid omvat onder andere milieumanagement, ketenbeheer (om het grondstoffenverbruik en de milieuvervuiling te beperken) en analyse van de levenscyclus zodat het goed zo lang mogelijk kan meegaan. Dat komt tot uiting door bijvoorbeeld de bewuste inkoop te voeren, hernieuwbare energie te gebruiken, afvalstromen te scheiden en te reduceren … Uitgangspunt daarbij is, dat een onderneming zichtbaar en op transparante wijze aantoont wat de gevolgen zijn van haar bedrijfsvoering op het milieu.
Samengevat gaat mvo over het continue balanceren van people, planet en profit in de bedrijfsvoering om het huidige en toekomstige leefklimaat zo optimaal mogelijk te houden en te maken.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen heeft voordelen voor de onderneming.
Kmo’s genieten een aanzienlijk concurrentievoordeel.
Wanneer er contracten met andere ondernemingen gesloten moeten worden, stellen de medecontractanten vaak hoge eisen met betrekking tot de naleving van sociale normen, milieunormen en goed bestuur.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is vaak een voorwaarde om subsidies te verkrijgen van de bevoegde instanties.
De kwaliteiten die met mvo gepaard gaan, maken de onderneming aantrekkelijker waardoor ze toegang krijgt tot nieuwe markten.
Dankzij mvo komt een onderneming in aanmerking voor bepaalde voordelen bij een financiering, zoals een groene lening.
Ondernemingen met de focus op mvo trekken ook werknemers aan.
1 Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies, afhankelijk van je interesse, of je onderzoekt in welke mate IKEA (optie 1), Patagonia (optie 2) of Ben & Jerry’s (optie 3) maatschappelijk verantwoord onderneemt. Vink de gekozen optie aan.
Optie 1 IKEA
a Surf via iDiddit naar de website van IKEA.
b Hoe doet IKEA aan maatschappelijk verantwoord ondernemen? Noteer per pijler één voorbeeld.
Profit
People
Planet
Optie 2 Patagonia
a Ga naar iDiddit en lees het artikel.
b Hoe doet Patagonia aan maatschappelijk verantwoord ondernemen? Noteer per pijler één voorbeeld.
2 Bespreek de antwoorden klassikaal. Vul de gegevens van de andere ondernemingen aan.
3 Welke pijler streeft elke onderneming na ongeacht of het aan maatschappelijk verantwoord ondernemen doet of niet? Leg uit.
4 Waarom focussen ondernemingen zoals IKEA, Patagonia en Ben & Jerry’s zich niet enkel op winst maar gaan ze ook sociale engagementen aan en zetten ze zich voor het klimaat in?
In september 2015 werden de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen of Sustainable Development Goals (SDG’s) formeel aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Tegen 2030 moeten de 17 SDG’s, die gekoppeld worden aan 169 targets, een actieplan vormen om de mensheid te bevrijden van armoede en de planeet terug op de koers richting duurzaamheid te plaatsen. Die doelstellingen die een en ondeelbaar zijn reflecteren de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: economisch, sociaal en ecologisch.
Er zijn vijf grote thema’s binnen die SDG’s: mensen, planeet, welvaart, vrede en partnerschap (people, planet, prosperity, peace, partnership).
De nadruk van de SDG’s ligt op ‘universaliteit’, wat betekent dat de implementatie niet enkel in het Globale Zuiden moet gebeuren maar over de gehele planeet.
1 Surf via iDiddit naar de website Duurzame Ontwikkeling.
a Kies een van de 17 SDG’s en vat de inhoud samen in een tekstbestand.
b Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
2 Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies afhankelijk van je interesse, of je de SDG-doelen van afvalverwerkend bedrijf Vanheede (optie 1) of van de Kringwinkel (optie 2) wilt onderzoeken. Vink de gekozen optie aan.
Tip:
Gebruik nog steeds de site van de SDG’s op iDiddit.
Optie 1 Project Vanheede.com
Welke SDG-doelen past Vanheede.com toe? Koppel het juiste SDG-doel aan de juiste ondernemingsactiviteit of omgekeerd.
We zijn een afvalverwerkend bedrijf dat ten volle in de circulaire economie geïntegreerd is. Voor al het afval dat we inzamelen zoeken we naar een duurzame verwerkingsmethode. Onze activiteiten zijn verspreid over verschillende sites. In Dottenijs zijn twee van onze dochterbedrijven actief. Vanheede Alternative Fuels zet hoogcalorisch afval om in pellets voor de cement- en kalkindustrie. Vanheede Polymers & Compounds zet plastics om in granulaten die opnieuw naar productiebedrijven gaan. In Quévy verwerkt Vanheede Biomass Solutions verpakt en onverpakt voedingsafval. We vergisten de organische massa, doen aan energieopwekking en leveren daarna een bodemverbeteraar aan de landbouw. En in Rumbeke ten slotte hebben we naast onze plastic recovery facility ook nog onze stortplaats, beheerd door Vanheede Landfill Solutions. Onze stortplaats is een ingenieus staaltje van techniek. Het aanwezige stortgas vangen we op en zetten we om in warmte en elektriciteit. Met elk van die activiteiten willen we een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van de SDG’s.
Bron: sdg.be NUMMER
hoogcalorisch afval omzetten in pellets voor de cement- en kalkindustrie
plastics omzetten in granulaten die opnieuw naar productieondernemingen gaan stortplaats als een ingenieus staaltje van (duurzame) techniek
Verpakt en onverpakt voedingsafval wordt vergist tot bodemverbeteraar. 7 (betaalbare en duurzame energie)
Welke SDG-doelen past de Kringwinkel toe? Koppel het juiste SDG-doel aan dejuiste ondernemingsactiviteit of omgekeerd.
Wij willen met de Kringwinkels van Reset vzw het hergebruik in Limburg doen toenemen en daarmee een aantal maatschappelijke problemen aanpakken.
– We willen de burger nóg meer bewust maken van het nut van duurzamer consumentengedrag. We willen de afvalberg verkleinen door het stimuleren van hergebruik en het verhogen van recyclage.
– We willen de persoonlijke groei en ontwikkeling van onze medewerkers bevorderen, als impuls voor participatie tot de maatschappij. Daarom zijn we bewust een sociale organisatie met een vlakke structuur, binnen een innovatief arbeidskader van zelfsturing, samenwerking en werk als sociale factor. We zijn met andere woorden samen aan het werk.
– We geven mensen de kans om via (sociale) tewerkstelling hun financiële onafhankelijkheid te verhogen. We richten ons op mensen die moeilijk hun weg vinden naar de reguliere arbeidsmarkt, mensen die uit de boot vallen of mensen die in het NEC niet aan de bak kunnen. Daarnaast bieden we (her-) gebruiksgoederen aan en maken we die betaalbaar voor iedereen.
– We zijn ervan overtuigd dat schaalvergroting nodig is om onze lokale doelen beter te bereiken. We evolueren naar een groter, maar wendbaar en veerkrachtig geheel. We schuiven eenheid van beleid en eenheid van leiding als belangrijke voorwaarden naar voren: alle acties worden bewust en coherent gestoeld op de missie en visie van onze organisatie. Dat betekent ook dat we zoveel mogelijk samenwerken met actoren die relevant zijn in het speelveld of gelijklopende ambities hebben.
Bron: sdg.be
bewustmaking van duurzamer consumentengedrag de persoonlijke groei en ontwikkeling van onze medewerkers bevorderen
3 Bespreek klassikaal enkele voorbeelden van projecten en / of ondernemingen die SDG’s toepassen.
Explore 3— Wat houdt de verplichting tot het opstellen van een duurzaamheidsrapport in?
Duurzaamheidsrapport
In april 2021 riep de Europese Commissie de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) of het duurzaamheidsrapport in het leven. Daarmee wil ze meer duurzame en inclusieve groei realiseren. Een financieel jaarrapport is in België al langer verplicht — behalve voor eenmanszaken — en vanaf 2024 komt daar dus ook een duurzaamheidsrapport bij. De insteek is in principe hetzelfde, maar de nadruk ligt bij het rapport op de duurzaamheidsinspanningen van de onderneming in plaats van op de financiële gezondheid. In het verslag moet de onderneming aantonen hoe ze impact heeft op mensen, de maatschappij en het milieu.
Een onderneming is verplicht om een duurzaamheidsrapport op te stellen als ze aan minimaal twee van de onderstaande criteria voldoet. De onderneming heeft: gemiddeld meer dan 250 werknemers over het volledige boekjaar, een balanstotaal van meer dan 20 miljoen euro, of een netto-omzet van meer dan 40 miljoen euro.
In het verslag moet de onderneming niet alleen duidelijk maken welke impact de onderneming op de maatschappij heeft maar ook welke impact bijvoorbeeld de klimaatverandering op de onderneming heeft. De doelstellingen op korte en lange termijn moeten helder geformuleerd worden en duidelijk aangeven welke strategie de onderneming zal volgen om ze te bereiken.
De volgende thema’s komen meestal aan bod: het ondernemingsmodel en de strategie, een stakeholdersanalyse, een materialiteitsanalyse, het duurzaamheidsbeleid, de doelstellingen en vooruitgang, de governance: de bestuurs-, management- en toezichthoudende organen de mogelijke risico’s en negatieve effecten: hoe gaat de onderneming die voorkomen, beperken en verhelpen?
Surf via iDiddit naar het duurzaamheidsrapport van Colruyt.
a Werk in zes groepen. Elke groep vat een van de thema’s samen in een mindmap.
THEMA
Groep 1Het ondernemingsmodel en de strategie
Groep 2Een stakeholdersanalyse
Groep 3Een materialiteitsanalyse
Groep 4Het duurzaamheidsbeleid, de doelstellingen en vooruitgang
Groep 5De governance
Groep 6De mogelijke risico’s en negatieve effecten
b Stel met je groep de mindmap voor aan de andere groepen.
Explore 4— Wat is greenwashing?
Greenwashing
Om de consumptie duurzamer te maken is betrouwbare, relevante en verifieerbare informatie over de belangrijkste milieueffecten van goederen en diensten noodzakelijk. Pas dan kan de consument een weloverwogen duurzame aankoop doen.
Steeds meer ondernemingen spitsen hun marketing toe op het milieu, de ecologie en de duurzame ontwikkeling om de consument te overhalen om een bepaald product of een bepaalde dienst bij hen aan te kopen in plaats van bij een concurrent. Het kan gaan om allerlei soorten beweringen en inlichtingen maar ook om symbolen, logo’s, afbeeldingen en merknamen tot zelfs het gebruik van bepaalde kleuren op verpakkingen, etiketten, in reclame en dat op papier, sociale media, websites, tv ...
Als de beweringen fout of misleidend zijn of als ze niet geverifieerd kunnen worden, dan is er sprake van greenwashing. De verkoper neemt een loopje met de waarheid en stelt zijn product of dienst dus groener voor dan in werkelijkheid het geval is. Dat is een vorm van oneerlijke handelspraktijken en daarom verboden in België. Overtreders riskeren boetes tot 80 000,00 euro. Bij greenwashing worden de volgende trucs gebruikt: De onderneming benadrukt de duurzaamheid van een klein deel van haar activiteiten terwijl de kern van de onderneming helemaal niet duurzaam is.
Er staan niet-gecontroleerde milieulabels op de verpakking. Er wordt een vernieuwde (deels) gerecyclede verpakking gebruikt, maar de inhoud is niet duurzaam. Er wordt een natuurlijk ingrediënt zoals azijn, citroen, of zoete amandel aangeprezen terwijl dat slechts in beperkte mate aanwezig is.
De verkoper benadrukt bijvoorbeeld dat de kleding van het natuurlijke materiaal katoen gemaakt is, maar dat maakt het kledingstuk nog niet duurzaam. Bovendien betekent ‘duurzaam’ nog niet dat het eerlijk geproduceerd is. Denk daarbij aan fast fashion.
De reclameboodschap bevat vage en algemene begrippen als ‘bewust’, ‘milieuvriendelijk’ en ‘duurzaam’ om de indruk te wekken dat het product geen negatieve gevolgen voor het milieu heeft.
De onderneming claimt correcte zaken die echter geen rol (meer) spelen. Wanneer er op een product staat dat het cfk-vrij is, dan is dat correct, want het gebruik van cfk is bij wet verboden. De bewering is dus irrelevant.
De gebruikte afbeeldingen, kleuren, tekens, logo’s en symbolen wekken een verkeerde indruk. Zo kan er een symbool of kleur die duidelijk de natuur oproept op de verpakking van een huishoudelijk product staan, terwijl het product geen of slechts weinig positief effect heeft op het milieu.
Voor de consument is het vaak moeilijk om uit te maken of die uitingen over duurzaamheid oprecht zijn of niet.
Waarom is er op de onderstaande afbeeldingen sprake van greenwashing?
Ondernemerschap kent heel wat verantwoordelijkheden: economische verantwoordelijkheid (profit) sociale verantwoordelijkheid (people) ecologische verantwoordelijkheid (planet)
triple P-bottomline
Elke onderneming focust zich op profit, want winst is noodzakelijk om de continuïteit van de onderneming en de tewerkstelling te garanderen.
Wanneer een onderneming zich focust op alle P’s is er sprake van duurzaam ondernemen of maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Sustainable Development Goals of Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen
In september 2015 werden de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen of Sustainable Development Goals (SDG’s) formeel aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Tegen 2030 moeten de 17 SDG’s, die gekoppeld worden aan 169 targets, een actieplan vormen om de mensheid te bevrijden van armoede en de planeet terug op de koers richting duurzaamheid te plaatsen. Die doelstellingen die een en ondeelbaar zijn reflecteren de drie dimensies van duurzame ontwikkeling: economisch, sociaal en ecologisch.
Er zijn vijf grote thema’s binnen die SDG’s: mensen, planeet, welvaart, vrede en partnerschap (people, planet, prosperity, peace, partnership).
Duurzaamheidsrapport
Een onderneming is verplicht om een duurzaamheidsrapport op te stellen als ze aan minimaal twee van de onderstaande criteria voldoet. De onderneming heeft: gemiddeld meer dan 250 werknemers over het volledige boekjaar, een balanstotaal van meer dan 20 miljoen euro, of een netto-omzet van meer dan 40 miljoen euro.
In het verslag moet de onderneming niet alleen duidelijk maken welke impact de onderneming op de maatschappij heeft maar ook welke impact bijvoorbeeld de klimaatverandering op de onderneming heeft. De doelstellingen op korte en lange termijn moeten helder geformuleerd worden en duidelijk aangeven welke strategie de onderneming zal volgen om ze te bereiken.
Greenwashing
Door de toenemende aandacht voor duurzaamheid in de maatschappij doen heel wat ondernemingen zich groener voor dan ze daadwerkelijk zijn in de hoop meer te kunnen verkopen. Dat heet greenwashing. Het kan gaan om allerlei soorten beweringen en inlichtingen maar ook om symbolen, logo’s, afbeeldingen en merknamen tot zelfs het gebruik van bepaalde kleuren op verpakkingen, etiketten, in reclame en dat op papier, sociale media, websites, tv ...
Action 1— Hoe kan een onderneming duurzaam ondernemen?
Lees het krantenartikel over Odette Lunettes en beantwoord de vragen.
a Hoe doet Odette Lunettes aan duurzaam ondernemen? Som de duurzame ondernemingsactiviteiten op.
b Welke pijlers van duurzaam ondernemen worden in Odette Lunettes toegepast?
c Markeer in vraag a de ondernemingsactiviteiten
die bij people horen, in het groen.
die bij planet horen, in het geel.
d Waaruit kun je concluderen dat Odette Lunettes ook de pijler profit nastreeft?
e Welke SDG’s kun je koppelen aan de duurzame bril?
Eline De Munck en Tom Boonen ontwerpen sportbril waarmee je gezien wílt worden: ‘De vraag om dat gat in de markt op te vullen drong zich al een tijdje op’
We kennen Eline De Munck niet alleen van haar werk als zangeres, actrice en presentatrice. Sinds 2015 treedt het multitalent vooral op de voorgrond als ontwerpster van brillen die ze verdeelt via haar eigen bedrijf Odette Lunettes. De onderneemster verrijkte haar collectie zopas met een opmerkelijk exemplaar: een stijlvolle sportbril. Deze woorden lieten zich tot nu toe niet in één adem noemen, dus klopte HLN Shop aan bij De Munck voor een woordje uitleg over die bijzondere bril, waarvoor ze de handen in elkaar sloeg met ex-wielrenner Tom Boonen.
Eline De Munck: ‘Op 1 april lanceerden we met Odette Lunettes onze eerste cross-over sportbril.
Hij is geschikt om te dragen bij alle soorten sporten: van lopen en etsen tot golfen en skiën. Wat de bril uniek maakt, is zijn stijlvolle look. Een mooie sportbril was tot nu toe onvindbaar, dus de vraag om dit gat in de markt op te vullen drong zich al een tijdje op. Ik ben zelf een fervent sporter en ervoer het ook als een gemis. Onlangs nam ik deel aan de New York City Marathon, maar omdat ik weigerde om een lelijke sportbril op te zetten, heb ik niets kunnen zien van de stad.’
Je koos resoluut voor duurzaamheid?
textuur te integreren, wat niet kan bij een klassieke productiemethode. Omdat Tom houdt van racen met auto’s en de ets, brachten we de textuur van banden aan op onze bril. Maar 3D-printen brengt ook beperkingen met zich mee. Zo kun je geen kleuren combineren, dus zijn de brillen monochroom. We kozen verder voor een aviatorlook. Ik zou de stijl omschrijven als casual sporty chic.’
‘Een sportbril diende tot nu toe enkel om te sporten, daarnaast wou je niet dat iemand je ermee zag. Om na het sporten een terrasje te doen, kon je dus maar beter een tweede exemplaar op zak hebben. Onze bril is echter multifunctioneel en kun je na je work-out perfect op je neus houden zonder aan stijl te moeten inboeten. Dat maakt hem duurzaam in gebruik, maar daar stopt het niet, want ook de productie verloopt op een ecologisch verantwoorde manier. De bril is gemaakt van castorbonen die Indiase boeren telen op grond waar niets anders kan groeien. 700 000 familieboerderijen halen daar een inkomen uit. Daar komt bij dat ook overproductie voor onze bril geen probleem zal vormen, want we produceren hem pas op het moment dat je hem bestelt. Je kiest je maat en kleur en wij printen hem in België met een 3D-printer!’
Hoe beïnvloedt de productie met 3D-printer het uiterlijk van de bril?
‘Je merkt het e ect van het 3D-printen: het zorgt meteen voor een eigentijdse en innovatieve uitstraling. Het is de eerste keer dat we van die technologie gebruikmaken. 3D-printen is duurzaam en het biedt ook de mogelijkheid om
Welke voordelen biedt een sportbril ten opzichte van een gewone zonnebril?
‘Het materiaal is exibeler en bijvoorbeeld beter bestand tegen een val of de impact van een bal. Aan de zij- en bovenkant bevinden zich zonnekleppen, waardoor de zon geen kans krijgt om in je ogen te schijnen. Daarnaast zijn goede spiegelglazen belangrijk en zijn er openingen in de bril die ervoor zorgen dat de glazen niet aandampen als je transpireert. Ook moet de bril een neuspad hebben: zo schui hij niet naar beneden wanneer je begint te zweten. Wil je een sportbril kopen, is het cruciaal dat hij comfortabel zit. Tom Boonen is een echte zonnebrillenlie ebber en hee veel ervaring met sporten met een bril op. Dankzij zijn feedback hebben we de ultieme, stijlvolle sportbril kunnen ontwerpen.’
Action 6— Wat is de mogelijke link tussen fast fashion en sweatshops?
1 Lees de krantenknipsels en bekijk de afbeeldingen.
2 Surf via iDiddit naar de websites van Fashion Checker en Schone Kleren Campagne. Over welke bedrijven zou het hier kunnen gaan?
Zara blijft leidend schoolvoorbeeld van fast fashion
De bestellingen van Zara-filialen worden binnen de 48 uur verwerkt , verstuurd en in de winkels gehangen. Twee keer per week doet elk filiaal van Zara zijn bestellingen bij het hoofdkantoor in Spanje, dat ervoor zorgt dat de bestellingen binnen de acht uur klaar zijn om te verschepen naar de winkels. Volgens woordvoerder Jesus Echevarria is het daarbij vooral belangrijk om de juiste levering bij de juiste winkels te krijgen. Hij voegde er ook nog aan toe dat de designers van het bedrijf, waarvan Inditex er ongeveer 350 heeft, en de fabrieken een nieuwe collectie binnen drie tot vier weken kunnen klaar hebben.
H&M wordt beschouwd als een fast fashion-bedrijf: een bedrijf dat een businessmodel hanteert dat erop gericht is zo snel mogelijk (online) trends te signaleren en de producten daarbij binnen korte tijd op de markt te brengen. Door de lage prijzen en de matige kwaliteit worden consumenten aangemoedigd zo veel mogelijk kleding te kopen en snel weer af te danken. Dat concept gaat samen met een hoge milieu-impact en slechte arbeidsomstandigheden.
Van grote bedrijven zoals Nike, Disney en Studio 100 is herhaaldelijk publiekelijk aangetoond dat ze gebruikmaken van sweatshops.
1 Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2 Los de vragen op.
3 Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1 Ik kan omschrijven wat ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ is.
2 Ik kan het belang van mvo voor de maatschappij verklaren.
3 Ik kan de verantwoordelijkheden van mvo onderscheiden en beschrijven.
4 Ik kan beschrijven wat SDG’s zijn.
5 Ik kan SDG’s koppelen aan duurzame projecten.
6 Ik kan omschrijven wat een duurzaamheidsrapport inhoudt.
7 Ik kan toelichten wat greenwashing inhoudt.
8 Ik kan voorbeelden van greenwashing geven.
JA KAN BETER EXTRA OEFENMATERIAAL
Begrippenlijst Thema 4
LEVELBEGRIP VERKLARING
1circulaire economie
Die economie verwerkt grondstoffen tot een product dat na gebruik volledig wordt gerecycleerd om eventueel samen met grondstoffen weer verwerkt te worden tot een product. Er is geen restafval.
1deeleconomieDie economie is een socio-economisch systeem waarin delen en collectief consumeren centraal staan. Het gaat om gezamenlijke creatie, productie, distributie, handel en consumptie van goederen en diensten.
Dat is een economisch model dat economische welvaart meet door te kijken naar de realisatie van een sociaal fundament zonder de ecologische plafonds te overschrijden. Het doel is om de behoeften van iedereen te realiseren binnen de draagkracht van de aarde.
Die economie verwerkt grondstoffen tot een product dat na gebruik gedeeltelijk wordt gerecycleerd om eventueel samen met grondstoffen weer verwerkt te worden tot een product. Er blijft nog wel restafval.
1klassiek kringloopmodel
1lineaire economie
1sociale economie
Dat is een schematische weergave van de werking van de economie als systeem. Het is een abstracte voorstelling van de relaties tussen de verschillende economische actoren.
Die economie verwerkt grondstoffen tot een product dat na gebruik wordt weggegooid.
Die economie bestaat uit bedrijven en initiatieven die in de eerste plaats een specifieke maatschappelijke meerwaarde willen realiseren, en daarbij bepaalde principes respecteren: tewerkstelling en competentieversterking (met aandacht voor positie van mensen uit kansengroepen), duurzame ontwikkeling, voorrang van arbeid op kapitaal, democratische besluitvorming, maatschappelijke inbedding, transparantie en kwaliteit en duurzaamheid.
2duurzaam of maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo)
2duurzaamheidsrapport
Bij die manier van ondernemen is er sprake van een continu verbeteringsproces waarbij de onderneming vrijwillig, op systematische wijze, rekening houdt met de 3 P’s: profit, people en planet.
Ontwikkelingsdoelstellingen of Sustainable Development Goals (SDG’s)
Dat is een verslag van een onderneming over haar inspanningen op het gebied van duurzaamheid of maatschappelijk verantwoord ondernemen: zowel de prestaties op het gebied van sociaal-ethiek, milieu als economisch (People-Planet-Profit).
Dat zijn universele doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, goedgekeurd door de 193 lidstaten van de Verenigde Naties. Ze moeten de mensheid bevrijden van armoede en de planeet terug op koers richting duurzaamheid plaatsen.
2greenwashingDat betekent dat een onderneming zich duurzamer voorstelt dan ze in werkelijkheid is. Dat doet ze om meer producten of diensten te verkopen.
2 people Die sociale verantwoordelijkheid van een onderneming bestaat erin dat ze onder andere rekening houdt met de behoeften van het personeel en van andere stakeholders.
2 planet Die ecologische verantwoordelijkheid van een onderneming bestaat erin dat ze bij ondernemingsbeslissingen en –activiteiten rekening houdt met de negatieve of positieve effecten van die beslissingen voor de natuurlijke leefomgeving.
2 profit Die economische verantwoordelijkheid van een onderneming bestaat erin dat ze winst moet maken om haar bestaanszekerheid te verzekeren.
2 Triple Pbottomline
Dat beginsel houdt in dat voor een onderneming de 3 P’s – profit, people, planet – van belang zijn in haar dagelijkse ondernemingsactiviteiten.
2 In dit Level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvragen:
Stel een onderzoeksvraag
Ontwikkel een onderzoeksplan
Verzamel gegevens
– Hoe kun je je op het onderzoeksprobleem oriënteren en het onderzoeksprobleem afbakenen?
– Hoe formuleer je hoofd- en deelvragen?
– Hoe ontwikkel je een onderzoeksplan?
– Op welke manieren kun je gegevens verzamelen?
– Hoe analyseer je gegevens?
– Op welke manier beantwoord je onderzoeksvragen en trek je conclusies?
– Op welke manier deel je je bevindingen?
– Hoe evalueer je het onderzoeksproces aan de hand van een reflectie?
Explore 1— Wat houdt de oriëntatie op het onderzoeksprobleem in?
Oriëntatie op het onderzoeksprobleem
Meestal krijg je van je leerkracht een opdracht die vertrekt vanuit een onderzoeksprobleem en kun je onmiddellijk aan de slag. Soms is het onderzoeksprobleem niet gegeven en moet je je oriënteren op wat je precies moet onderzoeken of op wat het onderzoeksprobleem is.
Doe in ieder geval wat achtergrondonderzoek om een beter begrip te krijgen van het onderwerp en de context. Dat kan onder andere door recente literatuur of nieuwsartikels te lezen, door websites te bestuderen, door filmfragmenten te bekijken of door eerdere onderzoeksresultaten te analyseren.
Je kunt een onderzoeksprobleem vanuit verschillende hoeken bekijken. Dat heeft te maken met de doelstelling van het onderzoek. Wat is de reden van het onderzoek? Wanneer je een probleemstelling onderzoekt, moet je een antwoord kunnen geven op de volgende vragen: is er genoeg informatie te vinden over het onderwerp; wat wil je bereiken met het onderzoek; wil je het probleem beschrijven of wil je onderzoeken hoe er iets aan kan gedaan worden?
Als het onderzoeksprobleem erg ruim is (bijvoorbeeld rookgedrag bij jongeren en de gevolgen voor de maatschappij), dan wordt het onderzoek moeilijk: ofwel zal het erg duur en tijdrovend zijn, ofwel zul je maar een aantal aspecten ervan kunnen belichten waardoor je geen goed antwoord op de ruime vraag kunt geven. Bovendien is de kans groot dat dat al onderzocht werd.
Een onderzoeksprobleem kun je inperken op verschillende manieren, bijvoorbeeld door de onderzochte periode te beperken (onderzoek de evolutie van het rookgedrag gedurende de afgelopen vijf jaar), door een ruimtelijke afbakening (onderzoek de evolutie van rookgedrag in Vlaanderen gedurende de voorbije vijf jaar) of door welbepaalde groepen te onderzoeken (onderzoek de evolutie van rookgedrag in Vlaanderen van meisjes in de leeftijdscategorie van 13 tot 18 jaar gedurende de voorbije vijf jaar). Door verschillende beperkingen te combineren formuleer je de vraag steeds enger, zodat je je onderzoeksterrein goed kunt afbakenen.
Wanneer er personen bij het onderzoek betrokken zijn, is het belangrijk dat je hen gemakkelijk kunt bereiken en dat ze bereid zijn om mee te werken.
Explore 2— Waaraan moet een goede onderzoeksvraag of een hypothese voldoen?
Goede onderzoeksvraag of
hypothese
Tijdens de oriëntatiefase zijn er wellicht al veel vragen bij je opgekomen over de probleemstelling. Je moet nu op basis daarvan een hoofdvraag met deelvragen stellen om een antwoord te kunnen vinden op de probleemstelling.
Bij een onderzoek kun je er ook voor kiezen om een hypothese te formuleren. In een onderzoekscyclus is een hypothese een voorlopige voorspelling over de relatie tussen twee of meer variabelen. Het is een veronderstelling die wordt getest en geëvalueerd als onderdeel van het onderzoeksproces. Een hypothese wordt meestal geformuleerd voordat het onderzoek begint en wordt gebruikt om richting te geven aan het onderzoek en om specifieke voorspellingen te doen over wat de onderzoeksresultaten zouden kunnen zijn. Het testen van hypothesen is een cruciaal onderdeel van een onderzoek. Door hypothesen te testen kunnen onderzoekers bewijs verzamelen om te bepalen of hun veronderstellingen waar zijn.
Kies je voor onderzoeksvragen, dan moeten ze aan verschillende criteria voldoen die ervoor zorgen dat het onderzoek relevant, haalbaar en waardevol is.
De onderzoeksvraag moet relevant zijn voor de probleemstelling.
De onderzoeksvraag moet helder en specifiek zijn, zodat het duidelijk is wat je precies onderzoekt en welke resultaten je verwacht.
Het moet haalbaar zijn om de onderzoeksvraag met de beschikbare middelen, tijd en expertise van de onderzoekers te beantwoorden. Het moet realistisch zijn om de vraag te onderzoeken en om de benodigde gegevens te verzamelen en te analyseren.
De onderzoeksvraag moet origineel zijn en bijdragen aan de bestaande kennis op het gebied. Ze moet nieuwe inzichten bieden of bestaande kennis uitbreiden.
De onderzoeksvraag moet zich richten op een specifiek aspect van het onderwerp, zodat het onderzoek zich daarop kan concentreren en diepgaand kan worden uitgevoerd.
De onderzoeksvraag moet meetbaar zijn, zodat het mogelijk is om de resultaten objectief te beoordelen en te evalueren. Er moeten dus duidelijke variabelen zijn die gemeten en geanalyseerd kunnen worden.
Een onderzoeksvraag kan meerdere vormen aannemen. Ga na welk type vraagstelling het best bij jouw probleemstelling of onderzoek past. Een onderzoek is ook altijd een verzameling van kleinere onderzoeken. Dus moet je deelvragen stellen, die uiteraard verband houden met de hoofdvraag. De antwoorden op de deelvragen geven je een globaal antwoord op de hoofdvraag.
In welke afdelingen in de onderneming is er veel ziekteverzuim?
Wat zijn de kenmerken? Welke eigenschappen heeft het? Waaruit bestaat het? Wie of wat is erbij betrokken? Hoe ziet het eruit? Wat zijn de belangrijkste stappen?
ONDERZOEKS- FUNCTIE
Welke verschillen zijn er in de evolutie van de werkloosheid in Vlaanderen en de werkloosheid in Wallonië de afgelopen vijf jaar?
Wat zijn de verschillen? Wat zijn gelijkenissen?
Beschrijvende vraagstelling
Vergelijkende vraagstelling
Welke aanbieder van mobiele telefoons is de beste voor wie jonger is dan 25?
Wat is de waarde? Hoe goed werkt het? Wat zijn de positieve punten? Wat zijn de negatieve punten? Hoe wenselijk is het? Hoe geschikt is het? Wat zijn de voordelen? Wat zijn de nadelen?
Evaluerende vraagstelling
Waarom is de inflatie in België zo fel gestegen de afgelopen jaren?
Waarom is dat zo? Hoe komt dat?
Wat zijn de oorzaken? Waarvan is dat een gevolg? Welke redenen zijn er? Wat zijn de achtergronden?
Verklarende vraagstelling
Hoeveel bedraagt de Belgische staatsschuld? Aan wie heeft de Belgische staat schulden?
Welke maatregelen zijn nodig om de Belgische staatsschuld versneld af te bouwen?
Wat kan eraan gedaan worden? Hoe kan het verbeterd worden? Hoe moet het? Wat zijn de geschikte maatregelen?
Adviserende vraagstelling
Gebruik de volgende checklist bij het opstellen van je onderzoeksvraag.
De onderzoeksvraag:
is een vragende zin; is bij voorkeur een open vraag; is eenduidig geformuleerd met gedefinieerde kernbegrippen; is enkelvoudig; vraagt niet naar de bekende weg; doet geen foute vooronderstellingen; bevat geen (deel van het) antwoord; is relevant; is acceptabel; wordt beantwoord door de antwoorden op de deelvragen.
Explore 3— Hoe ontwikkel je een onderzoeksplan?
Onderzoeksplan
In een onderzoeksplan staat hoe je tot het antwoord op je deelvragen denkt te komen. Het is ook een voorbereiding op je conclusie. Het onderzoeksplan valt grofweg op te delen in de zes volgende delen, al zijn die afhankelijk van het type onderzoek en het vak waarvoor je het onderzoek uitvoert.
deskresearchJe gebruikt gegevens die al voor andere doeleinden zijn verzameld en opgeslagen. fieldresearchJe verzamelt, analyseert en interpreteert gegevens waarvoor je zelf onderzoek moet verrichten.
verkennend onderzoek
beschrijvend onderzoek
verklarend onderzoek
kwalitatief onderzoek
kwantitatief onderzoek
literatuur onderzoek
Planning en tijdschema
Je voert dit onderzoek uit om een beter beeld te krijgen van het probleem of onderwerp waarover weinig bekend is. Dat soort onderzoek wordt vaak uitgevoerd in de beginfase.
Je beschrijft bijvoorbeeld wie de klanten zijn, wat zij verwachten, wie de concurrenten zijn …
Je zoekt naar een mogelijke verklaring voor bijvoorbeeld een bepaalde beweging op de markt.
Je voert een onderzoek met slechts een beperkte groep mensen. Het bestaat meestal uit interviews of groepsdiscussies.
Je ondervraagt een grote groep mensen via telefonische, schriftelijke of online vragenlijsten.
Je voert een onderzoek op basis van verschillende bronnen zoals boeken, artikels, filmfragmenten, websites, vroeger onderzoek …
– Gedetailleerde planning van de stappen van het onderzoek
–
De geschatte tijdsduur voor elke stap
– Tussentijdse deadlines
Eventueel een taakverdeling bij groepswerk
Het kan interessant zijn om een logboek bij te houden. Dat is een gedetailleerd verslag van alle activiteiten die tijdens het onderzoek zijn uitgevoerd. Daarin noteer je ook de beslissingen die je genomen hebt zoals wijzigingen in de onderzoeksmethode. Door regelmatig te noteren wat goed ging of wat de obstakels waren en waarom, bewaak je ook de vooruitgang. Daardoor wordt het proces efficiënter en het eindproduct van betere kwaliteit. Een goed bijgehouden logboek maakt het gemakkelijker om een conclusie te schrijven omdat je alle relevante informatie binnen handbereik hebt.
Explore 4— Hoe verzamel je gegevens op een efficiënte manier?
Gegevens verzamelen
Nadat je een onderzoeksplan hebt opgesteld, voer je het onderzoek uit volgens dat plan. Tijdens deze fase verzamel je alle gegevens die je nodig hebt om de onderzoeksvraag te beantwoorden.
In je onderzoeksplan heb je de meest geschikte methode om gegevens te verzamelen vastgelegd en de onderzoeksinstrumenten beschreven. Daarbij heb je zorgvuldig verschillende factoren waaronder de onderzoeksvraag, de doelgroep, de beschikbare tijd en middelen afgewogen. Het kan ook zijn dat je beslist hebt om verschillende onderzoeksmethoden te combineren.
Dit zijn de meest voorkomende methoden voor gegevensverzameling.
Literatuuronderzoek
Dat is een methode om bestaande kennis over de onderzoeksvraag te verzamelen. Die kennis vind je in verschillende bronnen zoals wetenschappelijke tijdschriftartikelen, boeken, films, op sociale media … Het is belangrijk om de bronnen zorgvuldig te selecteren.
Zorg ervoor dat de bronnen direct relevant zijn voor je onderzoeksvraag. De bronnen moeten informatie bevatten die je kunt gebruiken om een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag.
Controleer de geloofwaardigheid van de auteur of van de informatiebron. Dat kun je doen door informatie op te zoeken over de auteur zoals de expertise, de professionele achtergrond en eerdere publicaties. Kijk ook naar de publicatie waarin het werk van de auteur is verschenen. Is het een gerenommeerd tijdschrift, een betrouwbare website of een andere erkende bron?
Controleer de publicatiedatum van de bron om er zeker van te zijn dat de informatie actueel is en nog steeds relevant voor je onderzoek. Voor sommige onderwerpen is recente informatie cruciaal, terwijl voor andere onderwerpen oudere bronnen nog steeds waardevol kunnen zijn.
Probeer de objectiviteit van de bron te beoordelen en identificeer mogelijke belangenconflicten zoals financiële banden met bepaalde bedrijven of politieke overtuigingen.
Als je een wetenschappelijk artikel gebruikt, zoek dan naar een peerreview van dat artikel. Dat betekent dat het artikel is beoordeeld door andere deskundigen in het vakgebied voordat ze zijn gepubliceerd, wat de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatie verhoogt.
Goed literatuuronderzoek leidt niet tot een simpele opsomming of samenvatting van alle beschikbare gegevens maar tot een kritische bespreking van de meest relevante informatie. Ga na of de informatie goed onderbouwd is en overeenkomt met andere betrouwbare bronnen. Die laatste tip is zeker aangewezen wanneer je artificiële intelligentie gebruikt als informatiebron.
Enquêtes
Enquêtes zijn gestructureerde vragenlijsten die je kunt gebruiken om informatie van een steekproef van respondenten te verzamelen. Enquêtes kunnen worden uitgevoerd via verschillende kanalen zoals persoonlijke interviews, telefonische interviews, online enquêtes of schriftelijke vragenlijsten.
In een enquête kunnen verschillende soorten vragen voorkomen, afhankelijk van het doel van de enquête, de onderzoeksvraag en de gewenste informatie. Dit zijn enkele veelvoorkomende soorten vragen die je in een enquête kunt opnemen.
Open vragen vereisen dat respondenten hun antwoorden in hun eigen woorden formuleren. Je zet ze in om diepgaande inzichten van respondenten te verkrijgen. Een nadeel is dat je de antwoorden niet gemakkelijk kunt verwerken en vergelijken.
bv. Wat zijn volgens u de belangrijkste uitdagingen op ecologisch vlak waarmee bedrijf X momenteel wordt geconfronteerd?
Bij gesloten vragen kunnen respondenten kiezen uit vooraf gedefinieerde antwoordopties. Er bestaan verschillende soorten gesloten vragen.
Ja-neevragen
bv. Vindt u dat de overheid tabaksreclame moet verbieden? ja nee
Meerkeuzevragen
bv. Welk van de volgende maatregelen vindt u het belangrijkst voor een onderneming om duurzamer te worden?
De CO2-uitstoot verminderen door hernieuwbare energiebronnen zoals zonne-energie of windenergie te gebruiken
Afvalvermindering en recyclageprogramma’s implementeren om afval te verminderen
Ethische arbeidspraktijken, zoals eerlijke lonen, veilige arbeidsomstandigheden en het verbod op kinderarbeid bevorderen
Investeren in groene technologie en innovaties in het productieproces om de ecologische voetafdruk te verminderen
Likertschaalvragen
bv. Hoe tevreden bent u over onze klantenservice?
ERG
Rangschikkingsvragen
bv. Bij de aanschaf van een smartphone kunnen verschillende factoren een rol spelen. De factor die voor u de grootste rol speelt, geeft u het cijfer 1, de op een na belangrijkste factor een 2 …
De prijs moet laag zijn.
Het merk moet bekend zijn.
De smartphone moet duurzaam geproduceerd zijn.
De service moet zeer goed zijn.
De batterij moet lang meegaan.
Demografische vragen verzamelen informatie over de demografische kenmerken van respondenten zoals leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, inkomen en etniciteit. Die informatie helpt bij het segmenteren van de respondenten en het analyseren van de resultaten op basis van verschillende demografische groepen.
bv. Wat is uw leeftijdsgroep?
Filtervragen worden alleen gesteld aan respondenten die – op basis van eerdere antwoorden – aan bepaalde criteria voldoen.
bv. Maakt u momenteel gebruik van sociale media voor uw bedrijfsmarketing? Ja Nee
Als een respondent ja antwoordt, krijgt hij vervolgvragen over zijn ervaringen, voorkeuren en strategieën met betrekking tot socialemediamarketing. Als een respondent nee antwoordt, kan de enquête naar een ander onderwerp springen of over alternatieve marketingkanalen die hij wel inzet, gaan. De filtervraag zorgt ervoor dat de volgende vragen voor de respondent relevant zijn waardoor de enquête efficiënter wordt en de respondent geen vragen moet beantwoorden die niet op hem van toepassing zijn.
Het is belangrijk om een combinatie van verschillende soorten vragen te gebruiken om uitgebalanceerde en uitgebreide gegevens te verkrijgen die de doelstellingen van de enquête ondersteunen.
Interviews
Interviews zijn face-to-face- of virtuele gesprekken waarin een onderzoeker vragen stelt aan een respondent om informatie te verkrijgen. Virtuele gesprekken zoals videoconferenties, chats via andere online communicatieplatformen worden meer en meer gebruikt in zowel persoonlijke als professionele context omwille van de toegenomen beschikbaarheid van technologische middelen. Virtuele gesprekken bieden verschillende voordelen zoals flexibiliteit in planning, de mogelijkheid om op afstand te communiceren en kostenbesparing.
Een interview kan waardevolle informatie opleveren als het aan een aantal criteria voldoet.
Het interview moet duidelijke doelstellingen hebben zodat zowel de interviewer als de respondent weten wat er van het gesprek verwacht wordt.
De vragen moeten relevant zijn voor het verkrijgen van de gewenste informatie en inzichten. Het is dan ook belangrijk om voldoende aandacht te besteden aan het opstellen van een vragenlijst.
Het interview moet een duidelijke structuur hebben met een logische volgorde van vragen.
De interviewer mag de antwoorden van de respondenten niet beïnvloeden door bijvoorbeeld suggestieve vragen te stellen.
bv. Vindt u niet dat onze diensten van uitstekende kwaliteit zijn gezien de positieve feedback in de reviews?
Focusgroepen
Focusgroepen zijn gestructureerde discussies met een kleine groep deelnemers onder leiding van een onderzoeker. Focusgroepen worden vaak gebruikt om diepgaande inzichten te verkrijgen over attitudes, meningen en percepties van deelnemers over een bepaald onderwerp. De deelnemers aan een focusgroep moeten zorgvuldig geselecteerd worden op basis van kenmerken die relevant zijn voor het onderzoek. Door elkaars meningen te horen en te reageren op elkaars standpunten kunnen deelnemers hun inzichten bijsturen of verfijnen. De gesprekleider moet ervoor zorgen dat alle deelnemers de kans krijgen om hun mening te geven en dat er geen personen zijn die het gesprek domineren.
Observatie houdt in dat je als onderzoeker gedrag, gebeurtenissen of situaties gaat waarnemen en registreren zonder tussenkomst van de respondent. Een observatie naar de duurzaamheid van een onderneming zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat je tijdens een rondleiding in de onderneming vaststelt dat er op strategische plaatsen containers zijn opgesteld om afval te sorteren en dat er duidelijk gecommuniceerd wordt over het belang van afvalvermindering en recyclage via posters.
Explore 5— Hoe analyseer je gegevens op een
efficiënte manier?
Gegevens analyseren
Wanneer je voldoende informatie verzameld hebt, moet je die analyseren om een antwoord te kunnen formuleren op de onderzoeksvraag. Voor je met de analyse begint, is het belangrijk om de verzamelde informatie te organiseren en voor te bereiden. Controleer of er informatie ontbreekt en verifieer of de informatie nauwkeurig en volledig is.
Hoe je de informatie verwerkt, hangt af van de aard van de verzamelde gegevens en van de gebruikte onderzoeksmethode. Talige informatie verworven via literatuuronderzoek, interviews, focusgroepen ... kun je samenvatten. Bij cijfergegevens moet je wellicht nog bewerkingen uitvoeren en moet je de gegevens in tabellen en grafieken verwerken.
Een rekenblad biedt heel wat mogelijkheden om gegevens te verwerken. Kies het juiste grafiektype op basis van de aard van de gegevens die je wilt visualiseren en het verhaal dat je wilt vertellen.
Een lijngrafiek gebruik je om trends in de tijd weer te geven. Het is handig om veranderende gegevens te tonen, zoals verkoopresultaten gedurende verschillende kwartalen.
Een staafdiagram is geschikt om categorieën of groepen te gebruiken. Het wordt vaak gebruikt om categorische gegevens weer te geven zoals de verkoopcijfers van verschillende producten.
Wanneer je de verdeling van delen in het geheel wilt weergeven, gebruik je best een cirkeldiagram. Het is geschikt om percentages of proporties te tonen, zoals de verdeling van het marktaandeel van verschillende bedrijven in een sector. Op die manier krijg je snel zicht op de verdeling van de markt.
Een histogram wordt gebruikt om de verdeling van numerieke gegevens in verschillende intervallen te tonen, zoals leeftijdsgroepen in een populatie.
Een spreidingsdiagram is geschikt om de relatie tussen twee variabelen weer te geven zoals de relatie tussen verkoopvolume en advertentie-uitgaven.
Explore 6— Hoe formuleer je conclusies?
Conclusie
formuleren
Wanneer de informatie geanalyseerd is, kun je je conclusies formuleren. Het is belangrijk dat je de informatie die je via verschillende onderzoeksmethoden verzameld hebt, met elkaar in verband brengt en samenbrengt tot een geheel zodat het een antwoord biedt op de onderzoeksvraag. Wees nauwkeurig en specifiek wanneer je je conclusies formuleert. Vermijd vage of algemene uitspraken en baseer je conclusies op feiten die je met gegevens kunt ondersteunen. Gebruik tabellen, grafieken of andere visuele hulpmiddelen indien nodig om je conclusies te versterken.
Leg de conclusies naast de onderzoeksvraag en ga na of de onderzoeksvraag beantwoord is met de gegevens die je in je onderzoek hebt gevonden. Als je een hypothese hebt geformuleerd, moet je ook nagaan of die juist is. Als dat niet het geval is, probeer dan het verschil te verklaren.
Ga ook na of je conclusies betrouwbaar zijn, vergelijk je bevindingen met bestaande kennis op het gebied van je onderzoeksprobleem en omschrijf eventuele overeenkomsten, verschillen of lacunes in het onderzoek. Als blijkt dat er nog informatie ontbreekt om een volledig antwoord te kunnen bieden, moet er eventueel nog bijkomend onderzoek gebeuren.
Bronvermelding is altijd nodig wanneer je een fragment letterlijk citeert en / of verwijst naar ideeën van anderen. Anders pleeg je plagiaat. Op iDiddit vind je hoe je kunt refereren naar gebruikte bronnen volgens het wetenschappelijk referentiesysteem APA.
Explore 7— Hoe kun je de onderzoeksresultaten delen met anderen?
Onderzoeksresultaten delen
In de voorlaatste stap van een onderzoekscyclus rapporteer je over de resultaten van het onderzoek. In het onderzoeksplan heb je vastgelegd op welke wijze je de resultaten met anderen wilt delen. Soms wordt dat opgelegd door de leerkracht maar soms mag je zelf kiezen. Vaak wordt een schriftelijke rapportering gevraagd maar die kan ook op een creatieve manier bijvoorbeeld aan de hand van een posterpresentatie, een discussiemoment, een blog, een vlog, een visualisatie via een filmpje …
Een schriftelijke rapportering bevat het best de volgende onderdelen.
Inleiding
Beschrijf het onderwerp en de context van het onderzoek.
Formuleer de onderzoeksvragen en doelstellingen van het onderzoek.
Methodologie
Beschrijf de gebruikte onderzoeksmethode(n).
Leg uit hoe de gegevens zijn verzameld, geef eventueel informatie over de steekproeftrekking en procedures.
Resultaten
Presenteer de bevindingen van de gegevensanalyse op een duidelijke en gestructureerde manier.
Illustreer de resultaten aan de hand van tabellen, grafieken of andere visuele hulpmiddelen.
Wees beknopt maar grondig bij de presentatie van de belangrijkste bevindingen.
Vergelijk de bevindingen met eerdere studies en literatuur.
Bespreek eventuele beperkingen van het onderzoek en hoe die de interpretatie van de resultaten hebben beïnvloed.
Conclusies
Formuleer conclusies op basis van de bevindingen van het onderzoek.
Benadruk de belangrijkste bevindingen en hoe die bijdragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
Referenties
Vermeld alle bronnen die zijn geraadpleegd en geciteerd tijdens het onderzoek volgens een gestandaardiseerde referentiestijl.
Bijlagen
Voeg indien nodig bijlagen toe zoals een kopie van het enquêteformulier, interviewhandleidingen of tabellen met de ruwe gegevens.
Zorg ervoor dat het rapport goed gestructureerd en samenhangend is. Gebruik duidelijke taal en de nodige vakterminologie. Visuele ondersteuning kan helpen om de boodschap effectief over te brengen.
Je kunt je bevindingen ook delen via een presentatie. Die moet visueel aantrekkelijk zijn en de belangrijkste bevindingen en conclusies van het onderzoek duidelijk weergeven. Voor een goede presentatie kun je de volgende criteria hanteren.
Geef je presentatie een duidelijke structuur met een inleiding, een overzicht van de onderzoeksvragen, de methodologie, de resultaten, discussie en conclusies. Dat helpt de luisteraar om de presentatie gemakkelijk te volgen.
Wees beknopt in de tekst en vermijd een overdaad aan informatie. Gebruik korte zinnen, kernwoorden en bullets om de belangrijkste punten te benadrukken.
Gebruik visuele elementen, zoals afbeeldingen en grafieken, om de inhoud van je presentatie te versterken. Zorg ervoor dat die visuele elementen relevant zijn voor de gepresenteerde informatie en dat ze de boodschap ondersteunen.
Gebruik een consistente lay-out en stijl in je presentatie: een uniform lettertype, -grootte en een uniforme tekstkleur, evenals een consistente achtergrond en een consistent kleurenschema.
Kies een lettertype dat ook van een afstand vlot leesbaar is. Zet de tekst groot genoeg om comfortabel te kunnen worden gelezen door het publiek.
Zorg voor een duidelijke samenvatting en conclusie aan het einde van je presentatie waarbij je de belangrijkste bevindingen en conclusies van het onderzoek beknopt herhaalt.
Indien nodig vermeld je relevante referenties of bronnen aan het einde van je presentatie voor verdere informatie.
Hieronder vind je enkele voorbeelden van veelgebruikte presentatiesoftware:
Microsoft PowerPoint is waarschijnlijk de bekendste en meest gebruikte presentatiesoftware. PowerPoint biedt een breed scala aan functies, waaronder verschillende dia-indelingen, grafieken, diagrammen, animaties en overgangen.
Google Slides is een online presentatietool die gratis toegankelijk is via een Google-account. Het biedt vergelijkbare functies als PowerPoint, inclusief het maken van dia’s, het toevoegen van afbeeldingen en multimedia, en het delen en realtime samenwerken.
Keynote is de presentatiesoftware van Apple, beschikbaar voor macOS en iOS-apparaten. Het biedt geavanceerde grafische mogelijkheden en sjablonen, evenals integratie met andere Apple-producten zoals iCloud en Apple Pencil.
Prezi is een cloudgebaseerde presentatietool die zich onderscheidt door zijn zoomfunctie en niet-lineaire presentatiebenadering. In plaats van traditionele dia’s gebruikt Prezi een groot canvas waarop je kunt inzoomen en uitzoomen op verschillende onderdelen van je presentatie.
Canva is een grafische ontwerptool waarmee je niet alleen presentaties maar ook afbeeldingen, infographics en posters kunt maken. Canva biedt een breed scala aan sjablonen en ontwerpelementen om professioneel ogende presentaties te creëren.
Zoho Show is een online presentatietool die vergelijkbare functies biedt als PowerPoint en Google Slides. Het stelt gebruikers in staat om samen te werken aan presentaties.
De keuze voor de juiste presentatiesoftware hangt af van je specifieke behoeften, voorkeuren en de functies die je nodig hebt voor je presentatie. Het is belangrijk om verschillende opties te verkennen en te experimenteren om te bepalen welke software het beste past bij jouw doelen en vereisten.
Naast een presentatie kun je ook een blog, een vlog of een videofilmpje maken om je bevindingen van het onderzoek te delen. Op iDiddit vind je stappenplannen om daarmee aan de slag te gaan.
Explore 8— Hoe kun je op een efficiënte manier reflecteren over de uitvoering van het onderzoeksplan?
Over de uitvoering reflecteren
Nadat je de onderzoekscyclus doorlopen hebt, is het ook belangrijk om te reflecteren over hoe het onderzoek verlopen is. Je beoordeelt het proces en formuleert wat je zou willen veranderen als je een gelijkaardig traject opnieuw zou doorlopen. Daarbij kun je aan zelf-, peer- en co-evaluatie doen. Denk na over hindernissen en bijsturingen die je wilt aanpakken. Als je het onderzoeksprobleem in groep hebt aangepakt, beoordeel je de samenwerking en reflecteer je over de uitvoering van het onderzoeksplan.
Om te reflecteren over je onderzoekscyclus kun je terugblikken op de oorspronkelijke onderzoeksvragen die je aan het begin van het onderzoek hebt gesteld. Denk na over hoe die vragen zijn geëvolueerd tijdens het onderzoek en of ze volledig zijn beantwoord door de uitgevoerde studie.
Kijk kritisch naar de onderzoeksmethode(n) die je hebt gebruikt om je onderzoek uit te voeren. Ga na of de gekozen methoden en technieken geschikt waren om je onderzoeksvragen te beantwoorden en of er misschien alternatieve methoden waren die beter hadden kunnen werken.
Reflecteer over de gegevens die je hebt verzameld en geanalyseerd tijdens je onderzoek. Beoordeel of de verzamelde gegevens voldoende waren om je onderzoeksvragen te beantwoorden en of je de juiste analysetechnieken hebt gebruikt om de gegevens te interpreteren.
Evalueer je resultaten, overweeg dan of die consistent zijn met je verwachtingen en hypotheses. Denk na over welke conclusies je uit je resultaten kunt trekken en of er eventuele onverwachte bevindingen zijn die verdere aandacht vereisen.
Wat zijn de sterke punten van je onderzoekscyclus, zoals bijvoorbeeld de nauwkeurigheid van de onderzoeksmethode of de relevantie van je resultaten? Wat zijn de zwakke punten en hoe kun je die in de toekomst verbeteren?
Noteer je reflectie over de onderzoekscyclus. Die kun je in je onderzoeksrapport opnemen of als een apart document. Het kan ook nuttig zijn om je reflectie te delen met de medeleerlingen om feedback te krijgen en nieuwe inzichten te verwerven.
Op deze manier reflecteren op je onderzoekscyclus, kan je helpen om je onderzoeksvaardigheden te verbeteren en toekomstige onderzoeksprojecten efficiënter aan te pakken
TO THE POINT
Onderzoekscompetentie is de vaardigheid om systematisch en methodisch informatie te verzamelen, te analyseren, te evalueren en te interpreteren om een specifiek doel te bereiken. Die competentie omvat vaardigheden zoals kritisch denken, probleemoplossend denken, het vermogen om relevante informatie te vinden, te beoordelen en te verwerken, en het vermogen om conclusies te trekken op basis van verzamelde gegevens.
De volgende aspecten maken deel uit van een onderzoekscompetentie.
De vaardigheden die nodig zijn om relevante informatie te vinden en te verzamelen uit verschillende bronnen, waaronder literatuur, wetenschappelijke artikelen, databases, interviews, enquêtes, observaties ...
De informatie moet kritisch geëvalueerd en geanalyseerd worden waarbij rekening wordt gehouden met de betrouwbaarheid, nauwkeurigheid, relevantie en geloofwaardigheid van de bronnen en gegevens.
De duidelijke formulering van onderzoeksvragen moet bijdragen tot het beantwoorden van de belangrijkste problemen of vraagstukken die moeten worden aangepakt in het onderzoek.
Er moet ook een geschikte onderzoeksmethode gekozen worden om de onderzoeksvragen te beantwoorden en de gestelde doelen te bereiken. Dat kan ook een combinatie van verschillende onderzoeksmethoden zijn.
De vaardigheden die nodig zijn om de verzamelde gegevens te interpreteren, trends en patronen te identificeren, verbanden te leggen en conclusies te trekken op basis van de analyse van de gegevens.
Na de analyse moeten de onderzoeksresultaten op een duidelijke, gestructureerde en overtuigende manier gedeeld worden met anderen. Dat kan zowel mondeling als schriftelijk.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA KAN BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
1 Ik kan me oriënteren op het onderzoeksprobleem.
2 Ik kan het onderzoeksprobleem afbakenen.
3 Ik kan hoofd- en deelvragen formuleren.
4 Ik kan een geschikte onderzoeksmethode bepalen.
5 Ik kan gegevens en bronnen verzamelen in functie van de gekozen onderzoeksmethode.
6 Ik kan een onderzoeksplan opstellen.
7 Ik kan gegevens en bronnen verwerken in functie van de gekozen onderzoeksmethode.
8 Ik kan de onderzoeksresultaten synthetiseren en een antwoord op de onderzoeksvraag formuleren.
9 Ik kan mondeling of schriftelijk rapporteren over de onderzoeksactiviteiten en -resultaten.
10 Ik kan refereren aan gebruikte bronnen volgens een wetenschappelijk referentiesysteem.