INHOUD
Getallenkennis 1
Getallen in de realiteit
2
Getallen tot 1 000
3
Schatten en afronden
4
Breuken
5
Delers en veelvouden
6
Getalpatronen voortzetten
7
Tabellen en diagrammen (of grafieken)
Bewerkingen 8
Hoofdrekenen: optellen
9
Hoofdrekenen: aftrekken
10
De maal- en deeltafels tot 10
11
Hoofdrekenen: vermenigvuldigen
12
Hoofdrekenen: delen
13
Cijferen: optellen
14
Cijferen: aftrekken
15
Cijferen: vermenigvuldigen
16
Cijferen: delen
2
00-RM3-RW.indd 2
02-11-16 09:49
INHOUD
Meten en metend rekenen 17
Lengte
18
Inhoud
19
Gewicht
20
Omtrek
21
De datum aflezen op een kalender
22
De wijzerklok aflezen
23
Geld
24
Temperatuur
Meetkunde 25
Punten, lijnen en oppervlakken
26
Hoeken
27
Evenwijdige, snijdende en loodrechte rechten
28
Vlakke figuren: veelhoeken en niet-veelhoeken
29
Vierhoeken onderzoeken
30
De eigenschappen van vierkant en rechthoek
31
Driehoeken onderzoeken
32
Spiegelen
33
Patronen voortzetten
34
OriĂŤntatie op een kaart
35
Verschillende standpunten
36
Blokkenbouwsels
3
00-RM3-RW.indd 3
02-11-16 09:49
4
Breuken a Breuken in de realiteit Dit is een hele taart of het geheel. (= 1)
Dit is de helft van de taart of één tweede. 1 (= ) 2
Dit is een kwart van de taart of één vierde. 1 (= ) 4
b Breuken lezen en noteren
De teller zegt hoeveel delen je moet nemen. De breukstreep zegt dat het gaat over verdelen in gelijke delen. De noemer zegt in hoeveel gelijke delen het geheel verdeeld is.
Ik lees: één van de vier gelijke delen. Of korter: één vierde of een kwart. Een breuk met teller 1 noem je een ‘stambreuk’.
4
00-RM3-RW.indd 4
02-11-16 09:49
c Een breuk nemen Moet je een breuk nemen van een hoeveelheid of een getal? Neem er dan de breukvragen bij! Zo lukt het altijd!
Een breuk nemen van een hoeveelheid 3 van 20 = ? 4
1 Hoe groot is het geheel? → Tel de hoeveelheid: er zijn 20 appels. 2 In hoeveel gelijke delen moet ik verdelen? → Kijk naar de noemer: in 4 gelijke delen. 3 Hoe groot is één deel? → 20 : 4 = 5 → Vang de appels per 5 in een groepje. 4 Hoeveel delen moet ik nemen? → Kijk naar de teller: 3 delen. Kleur 3 groepjes. 5 Hoeveel is dat samen? 3 → 3 × 5 = 15 → van 20 = 15 4
Een breuk nemen van een getal 1 Hoe groot is het geheel? → Lees het getal: het geheel is 18.
2 van 18 = ? 3
2 In hoeveel gelijke delen moet ik verdelen? → Kijk naar de noemer: in 3 gelijke delen.
18
3 Hoe groot is één deel? → 18 : 3 = 6 → Noteer 6 onder elk splitsbeentje.
6 6 6 12
4 Hoeveel delen moet ik nemen? → Kijk naar de teller: 2 delen. Omkring 2 delen. 5 Hoeveel is dat samen? 2 → 2 × 6 = 12 → van 18 = 12 3 Zo lukt het ook: 2 van 18 → 3
18 : 3 = 6 en 2 × 6 = 12
→
2 van 18 = 12 3 5
00-RM3-RW.indd 5
02-11-16 09:49