10 minute read
Woordenlijst
We onderscheiden twee soorten begrippen: structuurbegrippen en historische begrippen. Structuurbegrippen gaan over het vak geschiedenis: ze staan in deze woordenlijst in het oranje. Historische begrippen gaan over het verleden. De belangrijkste historische begrippen of sleutelbegrippen staan in het blauw.
aalmoes: geld of andere materiële hulp voor armen
aanleiding: historische redeneerwijze: gebeurtenis die een feit of fenomeen het meest rechtstreeks doet ontstaan; ze verklaart waarom een feit of fenomeen op dat bepaalde moment plaatsvindt.
abdij: geheel van gebouwen waar monniken of nonnen samen leven, bidden en werken
abt: leider van een klooster, als het om een vrouw gaat spreekt men van een abdis
adel: een van de drie standen; de edelen
aflaat: kwijtschelding van de boetedoening (straf) voor de zonden bedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn met opzet veroorzaakt
belegering: een stad of een burcht omsingelen en afsnijden van de buitenwereld met de bedoeling om de inwoners uit te hongeren tot ze zich overgeven
belfort: vooral in Zuid-Nederlandse steden gebouwde wachttoren met klokken, aan of bij een stadhuis of markthal; symbool van de stedelijke macht
bevolkingsregister: overzicht van de inwoners van een bepaalde plaats dat systematisch wordt bijgehouden
biecht: een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk
agrarische samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft van de landbouw ambacht: vereniging van personen uit een stad die hetzelfde beroep (ambacht) uitoefenen. Het ontstaat in de 13e eeuw. ambachtslieden: oefenen als beroep een handwerk (ambacht) uit, bijvoorbeeld slager, bakker, smid, timmerman, wever ... arabesk: sierlijke decoratie, bestaande uit een slingerende basislijn argument: historische redeneerwijze: een reden of uitleg voor iets autonomie: zelfstandigheid ballingschap: gedwongen verblijf elders dan waar men thuis is – zie ook ‘verbanning’ bedevaart: reis naar een plaats die een bijzondere betekenis heeft binnen een godsdienst
186 WOORDENLIJST
bondgenoot: medestander, iemand die je helpt braakland: akkerland waarop niet wordt gezaaid, zodat de grond zich kan herstellen en vruchtbaar blijft breuk: (symbolisch) moment waarop er belangrijke veranderingen gebeuren celibaat: het ongehuwd-zijn van priesters en kloosterlingen centraliseren: de vorst neemt de macht in handen; de centralisatie van de macht verloopt geleidelijk. Op het einde van de middeleeuwen houden de meeste vorsten de touwtjes stevig in handen. centrum: 1. het middelpunt van een gebied; 2. het middelpunt van van de politieke, economische en/of culturele macht concilie: belangrijke vergadering van kerkleiders © VAN IN
continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op zee
continuïteit: historische redeneerwijze: wat wezenlijk hetzelfde blijft, niet verandert
derde stand: ongeveer 95 % van de bevolking behoort tot de derde stand. De meeste mensen werken in de landbouw en zijn arm, maar ook de rijke handelaars en ambachtslieden in de steden behoren tot de derde stand.
directe oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen rechtstreeks doet ontstaan
discriminatie: het ongelijk behandelen van personen bijvoorbeeld omwille van hun geslacht, ras of godsdienst
Duitse Rijk: dat rijk ontstaat door de samenvoeging van Oost-Francië en enkele vorstendommen uit Midden-Francië.
De Duitse koning voert ook dikwijls de (Frankische) keizerstitel. Hij houdt lange tijd de controle over zijn rijk omdat hij belangrijke ambtslenen aan geestelijken geeft. Die hebben geen erfgenamen en zo krijgt de keizer altijd zijn lenen terug.
duivel: de verpersoonlijking van het kwade
duur: tijdsduur; lengte in tijd gemeten, hoelang iets duurt
eeuw: periode van 100 jaar
epidemie: besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt en waardoor een groot deel van de bevolking getroffen wordt
evolutie: historische redeneerwijze: (geleidelijke) ontwikkeling in de tijd – zie
‘verandering’
fantasy: dat genre wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onwerkelijke gebeurtenissen, verzonnen wezens en imaginaire werelden
flagellant: middeleeuwse boetedoener die zich geselt, vaak in het openbaar geestelijke: iemand die een kerkelijke wijding heeft ontvangen. Reguliere geestelijken leven volgens de kloosterregel, seculiere geestelijken leven ‘in de wereld’.
gelaagde samenleving: samenleving waarin mensen rechten en plichten hebben naargelang de stand waartoe ze behoren; bijvoorbeeld de standensamenleving
gelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn dezelfde op hetzelfde moment
gesloten ruimte: kan verwijzen naar een gesloten landschap of naar een gesloten samenleving
getuigenis: verklaring die men aflegt
gewest: gebied met een (gedeeltelijk) eigen bestuur
gilde: vereniging van kooplieden en/of ambachtslieden
globaal: verwijst naar de wereld gouwgraaf: bestuurt een gouw (een provincie)
187WOORDENLIJST van het rijk, in opdracht van de vorst grafgift: voorwerp dat aan de overledene wordt meegegeven in het graf grondwet: de basiswet van een land. Daarin staan de rechten, plichten en vrijheden van de burgers, van de overheid en hoe het bestuur van het land is georganiseerd. Guldensporenslag: na de strijd tussen het Franse en het Vlaamse leger worden op het slagveld 500 paar gulden sporen verzameld van gesneuvelde ’Franse’ ridders. Pas in de 19e eeuw spreekt men daarom over de Guldensporenslag. handel: het kopen en verkopen van producten hel: de plaats waar iemand voor altijd afgescheiden is van God hemel: de plaats waar God verblijft © VAN IN
hertog: bestuurt een mark (een ‘provincie’ met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger
(religieuze) hervorming: hervorming binnen een godsdienst
historische bron: voorwerp uit het verleden of getuigenis over het verleden.
historisch werk: het resultaat van een wetenschappelijk onderzoek dat na de feiten met behulp van bronnen en andere werken is gemaakt
hofhouding: iedereen die bij een machtige vorst of geestelijke leeft en dikwijls voor hem of haar werkt kroonvazal: rechtstreekse leenman van de vorst
hofmeier: opzichter over een hofhouding Kroon-Vlaanderen: Vlaanderen ten westen van de Schelde. De Vlaamse graaf heeft dit gebied in leen van de Franse koning.
laken: geweven wollen stof
incidentele oorzaak: historische redeneerwijze: eenmalige gebeurtenis, zoals een handeling van mensen (bijvoorbeeld een moordaanslag of een demonstratie) of een natuurverschijnsel (bijvoorbeeld een misoogst, een overstroming of een epidemie); incidentele oorzaken werken op korte termijn indirecte oorzaak: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen onrechtstreeks doet ontstaan industriële samenleving: de productie gebeurt met machines, veel mensen werken in de industrie in plaats van in de landbouw islam: godsdienst ontstaan in de 7e eeuw; De gelovigen heten moslims of islamieten. Karolingers: dynastie van Frankische koningen die regeert van de 8e tot de 10e eeuw. Karel de Grote is de belangrijkste van die koningen. kathedraal: kerk van een bisschop keure: 1. reglement van een ambachtsgilde; 2. stadsrechten die de landvorst aan de stad verleent Klein-Azië: schiereiland in het uiterste westen van Azië; deel van het huidige Turkije
188 WOORDENLIJST
klooster: gebouw of gemeenschap van mensen die hun leven aan God wijden kritisch: onafhankelijk van anderen, op een wetenschappelijke manier denkend en oordelend kroniek: middeleeuws chronologisch verslag van belangrijke gebeurtenissen kroondomein: het gebied dat onder de rechtstreekse heerschappij van de koning staat lakenhalle: stedelijk gebouw dat dient als opslagplaats en verkoopruimte voor o.a. lakenstoffen; wordt ook gebruikt als vergaderplaats of als rechtbank landbouw: akkerbouw en veeteelt leefregel: regels die mee bepalen hoe je met
anderen samenleeft en wat mag en niet mag leen: de leenman krijgt een leen in ruil voor trouw aan de leenheer leenwezen: de vorst geeft een grondleen, ambtsleen of geldleen aan zijn kroonvazallen, die in ruil trouw zweren. Het leenwezen moet de vorst helpen om zijn rijk te besturen, maar in werkelijkheid zullen de kroonvazallen al snel hun belofte van trouw vergeten; de kroonvazallen hebben zelf ook leenmannen (cf. de piramide van leenmannen). lekenbroeder: kloosterling die geen wijding kreeg en minder verplichtingen heeft dan de monniken lokaal: verwijst naar het plaatselijke (wijk, gemeente, stad …) manuscript: letterlijk: handschrift; geschreven (en dus niet gedrukte of getypte) tekst maritieme ruimte: aan of op zee © VAN IN
markgraaf: bestuurt een mark (een provincie met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger
Merovingers: dynastie van Frankische koningen die regeert van de 5e tot de 8e eeuw.
Chlodovech is de belangrijkste van die koningen.
metten: gebeden ’s nachts of in de vroege ochtend. De ‘Brugse metten’ verwijzen dus naar een gebeurtenis op een zeer vroeg tijdstip.
migratie: het verplaatsen van een groep van de ene plaats naar de andere, met het doel in die nieuwe streek te gaan leven ongelijkheid: personen en/of groepen zijn niet gelijk. Afhankelijk van de ruimte en de tijd gaat het over ongelijkheid op het vlak van rechten/plichten, bezit, politieke inspraak.
ongelijktijdigheid: historische redeneerwijze: kenmerken zijn verschillend op hetzelfde moment
oorzaak: historische redeneerwijze: feit / fenomeen dat een ander feit / fenomeen doet ontstaan
open ruimte: kan verwijzen naar een open landschap of naar een open samenleving
periferie: 1. aan de rand van een gebied; 2. aan de rand van de politieke, economische en/of culturele macht (die ze moeten ondergaan)
periode: bepaalde tijdsduur die duidelijk of minder duidelijk is afgebakend
perspectief: historische redeneerwijze: standpunt waaruit iemand naar iets kijkt; beïnvloed door de standplaatsgebondenheid
poorter: iemand die het recht heeft om binnen de muren van een stad te wonen
preek: toelichting op de Bijbelverhalen die gelezen worden tijdens de mis
primaire bron: bron gemaakt door iemand die rechtstreeks betrokken is, bijvoorbeeld een ooggetuige
psalm: lied uit het Bijbelboek ‘Psalmen’
reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets dat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld
regionaal: verwijst naar de regio (streek, provincie, gewest …)
millennium: periode van 1 000 jaar
miniatuur: afbeelding bij middeleeuwse handschriften, als versiering van een letter of van de tekst
mis: ook eucharistie genoemd, een van de zeven sacramenten in de katholieke Kerk
monarchie: bestuursvorm waarbij één persoon de macht heeft, dikwijls een koninkrijk
mondelinge traditie: het mondeling doorgeven van verhalen, van generatie op generatie monnik: iemand die een teruggetrokken leven leidt binnen een klooster moslim: aanhanger van de islam motief: reden die tot een handeling aanzet, drijfveer mythe: verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd nationaal: verwijst naar de staat of het land nijverheid: het geheel van de ambachtelijke productie van gebruiks- en luxevoorwerpen nis: uitsparing of holte in een muur onbedoelde gevolgen: historische redeneerwijze: de gevolgen zijn niet met opzet veroorzaakt
WOORDENLIJST 189
relikwieën of relieken: vereerde lichaamsdelen, kleren of gebruiksvoorwerpen van heiligen of beroemde mensen revolutie: historische redeneerwijze: de veranderingen gebeuren snel © VAN IN
Rijks-Vlaanderen: Vlaanderen ten oosten van de Schelde, de Vlaamse graaf heeft dat gebied in leen van de Duitse Keizer. Het gebied is een deeltje van het Heilige Roomse
Rijk.
rurale ruimte: het platteland stedelijke samenleving: de samenleving in de steden, met handel en nijverheid. Tot ca. 1800 blijven de steden een onderdeel van de agrarische samenleving.
stereotiep: veralgemeend beeld, dat door veel mensen wordt gebruikt
structurele oorzaak: historische redeneerwijze: dieperliggend kenmerk van een samenleving.
Structurele oorzaken werken op lange termijn.
tijdrekening: manier om de tijd voor te stellen vanaf een bepaald vertrekpunt
toeval: historische redeneerwijze: iets dat plaatsvindt zonder bedoeling
verandering: historische redeneerwijze: iets wat op een bepaald moment wijzigt, meestal minder geleidelijk
vazalliteit: systeem waarbij een gewone man (de vazal) trouw zweert aan een rijke heer, de vazal krijgt in ruil voor zijn diensten bescherming en levensonderhoud
verbanning: de veroordeelde krijgt voor een bepaalde periode geen toegang meer tot een bepaald gebied. In de middeleeuwen en vroegmoderne tijd is dat een zware straf omdat de getroffene wordt afgesneden van familie, vrienden en broodwinning.
Verenigde Naties: internationale organisatie waarvan bijna alle landen lid zijn. Zij werken samen op het vlak van vrede en veiligheid, de mensenrechten, welvaart en welzijn.
rurale samenleving: de meerderheid van de bevolking leeft van de landbouw
sacrament: bepaalde godsdienstige handeling in de katholieke Kerk
Saracenen: oude naam voor moslims
scheepsgraf: de overledene wordt begraven in een schip dat wordt bedekt met aarde
schepenen: in de middeleeuwen in de eerste plaats zij die rechtspreken; meestal terzelfdertijd ook bestuurders van de stad
schip: middenbeuk van een kerk
schisma: scheuring binnen de Kerk
secundaire bron: bron gemaakt door iemand die niet rechtstreeks betrokken is; vaak in een andere tijd
stand: sociale klasse; in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd is de bevolking verdeeld in drie standen: de geestelijken, de adel en de derde stand.
standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen
staten: standenvertegenwoordiging, elk graafschap of elk hertogdom had zijn eigen
‘staten’ met vertegenwoordigers van de drie standen, bijvoorbeeld de staten van
Vlaanderen
Staten-Generaal: vergadering met vertegenwoordigers van alle Bourgondische staten, opgericht door Filips de Goede
stedelijke ruimte: de stad
190 WOORDENLIJST
vesting: burcht of versterkte stad vicieuze cirkel: probleem waar men niet meer uitgeraakt voetvolk: soldaten te voet welvaart: het economisch goed hebben, voldoende financiële middelen hebben om in je behoeften te voorzien: voldoende voedsel, kleding, een leefbare woning; ook toegang tot goede gezondheidszorg en onderwijs © VAN IN
welzijn: zich mentaal goed voelen, voldoende sociale contacten en ondersteuning hebben om je goed te voelen, gelukkig te zijn
westers: West-Europees (vandaag vallen ook
Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland onder dat begrip)
wintergraan: graan zoals winterrogge en wintertarwe dat in de herfst wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst
wraakneming: iemand straffen die jou iets heeft aangedaan zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen
zomergraan: graan zoals zomerrogge, zomergerst en haver dat in de lente wordt gezaaid en in de zomer wordt geoogst
zondaar: iemand die een zonde begaat
zonde: vrijwillige fout tegenover God en de medemens
191WOORDENLIJST© VAN IN