Taalrecht 2 1 mondeling

Page 1

Thema 7:

In het gemeentehuis

Koop geen kat in een zak.

Wat ga je leren? Omcirkel na de les wat je kunt.

    

• begrijpen en samenvatten wat er gebeurt in het verhaal • in een gesprek je toestemming vragen en (niet) geven • een verhaal vertellen over een bezoek • informatie delen over gemeentediensten • het imperfectum van modale werkwoorden correct gebruiken

    

    

    

INTRO

• • • •

Welk gebouw zie je op de tekening? Wie werkt in dat gebouw? Waarom ga je naar dit gebouw? Wat doet de wijkagent?

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

67


1

De wijkagent komt langs TA A LTA A K

De wijkagent

ROL

administrator

Luister naar het gesprek en geef een antwoord op de vragen. CD | 23

Waarom komt de wijkagent langs? • hij wil binnenkomen • hij wil controleren of Naima daar woont • hij wil weten hoeveel slaapkamers Naima heeft Vindt Naima het prettig dat de wijkagent langskomt? Waarom denk je dat? Ja / nee want ze klinkt niet gelukkig.

Wat denkt de wijkagent wanneer hij de kleren van Hassan ziet? Dat Hassan bij Naima woont.

Heeft Naima een scheerapparaat? Nee / ja Waarom moet Hassan naar het politiebureau komen? De wijkagent gelooft dat het scheerapparaat van Hassan is. Naima mag geen onderdak geven aan iemand die niet is ingeschreven in het bevolkingsregister. Luister nog een keer en onderstreep. Wie zegt het? Wat is de betekenis: toestemming vragen / geven / niet geven?

68

Kan ik even binnenkomen? (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

Ja, natuurlijk. (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

Mag ik even rondkijken? (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

Vooruit dan maar. (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

Als het u niet stoort, wil ik graag … (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

Liever niet. (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

Het spijt me, maar ik wil toch graag … (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

Ga uw gang. (agent / Naima) toestemming vragen / geven / niet geven

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12


COMMUNICATIETIP

Vind je het moeilijk om te communiceren met een officiële persoon? Wees niet bang. Vraag als dat nodig is een tolk. Dat is iemand die voor jou vertaalt.

een vraag aan de politie De politie is er om jou te helpen. Stel politie reageert. en vertel aan je klasgenoot hoe de Vraag de weg. Vraag waar de bus / de tram stopt. Vraag waar je kunt parkeren. Vraag waar het gemeentehuis is. Vraag waar de grote markt is.

2

Hoog bezoek TA A LTA A K

Welkom

ROL

communicator

Je bent klasgenoot A of B. Je gaat op bezoek bij je klasgenoot. Gebruik de uitdrukkingen onderaan. Zet een kruisje bij elke uitdrukking die je gebruikt. Vertel er nog iets bij, zoals in het voorbeeld. Mag ik binnenkomen?

Bijvoorbeeld:

Ja natuurlijk, kom binnen.

Klasgenoot A

Klasgenoot B

Je gaat bij klasgenoot B op bezoek. Bel aan. Je wilt graag: • binnenkomen • je schoenen uitdoen • het toilet gebruiken • zelf iets maken om te eten • een televisieprogramma bekijken • zijn cursus Nederlands meenemen

Klasgenoot A komt bij je op bezoek. Reageer op zijn vragen. Je kunt positief of negatief reageren. Gebruik deze uitdrukkingen: Ja, natuurlijk. Vooruit dan maar. Ga uw / je gang. Liever niet.

Gebruik deze uitdrukkingen: Mag / kan ik …? Ik wil graag … Als het u / je niet stoort, wil ik graag …

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

69


Ga voort met gesprek 2. Je blijft A of B. Klasgenoot A

Klasgenoot B

Klasgenoot B komt bij je op bezoek. Reageer op zijn vragen. Je kunt positief of negatief reageren.

Je gaat bij klasgenoot A op bezoek. Bel aan. Je wilt graag: • binnenkomen • je jas uitdoen • het appartement bekijken • zelf iets nemen om te drinken • telefoneren naar je tante in … • een nachtje blijven logeren

Gebruik deze uitdrukkingen: Ja, natuurlijk. Vooruit dan maar. Ga uw / je gang. Liever niet.

Gebruik deze uitdrukkingen: Mag / kan ik …? Ik wil graag … Als het u / je niet stoort, wil ik graag …

KIES EEN ANDERE ROL

Administrator (A) / Werknemer (B) Kies een werk dat iemand thuis komt doen (een elektricien, loodgieter …) A: Een werknemer komt bij jou werken. Hij stelt vragen. Geef een antwoord. Reageer met de uitdrukkingen van hierboven. Zet bij elke uitdrukking die je gebruikt een kruisje. B: Je gaat werken bij je klasgenoot. Je wilt: • binnenkomen • je jas uitdoen • iets drinken • het toilet gebruiken • je boterhammen in de koelkast leggen • op de computer iets opzoeken Gebruik de uitdrukkingen van hierboven. Zet bij elke uitdrukking die je gebruikt een kruisje.

3

CD | 24

Ik had geen keuze Naima belt naar Hassan. Luister naar het gesprek. Welke woorden ontbreken? •

Met Hassan.

Dag broer, met Naima.

En Naima, alles goed?

Ja, maar ik heb een probleem. was

De wijkagent (zijn)

70

hier.

wilde

Echt? Wat (willen)

Hij vroeg of hij (mogen)

Hij (willen)

(Moeten)

Ik (hebben)

had

geen keuze!

Ik (kunnen)

kon

hem niet stoppen!

1

hij?

mocht

rondkijken.

wou

controleren of ik hier alleen woon.

Moest

2

3

4

dat echt?

5

6

7

8

9

10

11

12


En?

Hij zag jouw kleren liggen.

En dan?

En nu moet jij naar het politiekantoor.

Zeg zus! Ik geloof mijn oren niet!

Het imperfectum van deze werkwoorden is moeilijk. Ken je de singularis en pluralis van deze werkwoorden? hebben

had / hadden

zijn

was / waren

kunnen

kon / konden

willen

wilde - wou / wilden

mogen

mocht / mochten

moeten

moest / moesten

Wie kwam bij jou op bezoek? Werk samen met een klasgenoot. Maak enkele zinnen en vertel het aan je klasgenoot, zoals in de voorbeelden. Je mag de zinnen door elkaar gebruiken. 1

Gisteren kwam de wijkagent bij Naima op bezoek. Vorige week kwam mijn buur vrouw bij mij op bezoek. kwam

jij: 2

bij mij op bezoek.

Hij wilde controleren of ik hier alleen woon. Zij wilde mijn wasmachine gebruiken. wilde

jij: 3. Dat mocht van Naima.

Zij mocht van mij haar kleren wassen. mocht

jij: 4

Naima moest de badkamer tonen. Ik moest haar een beetje helpen. moest

jij: 5

Naima kon de wijkagent niet stoppen. Zij kon de deur van de wasmachine niet openen. kon

jij: 6

Het was geen leuke dag. Het was een leuk bezoek. was

jij:

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

71


TA A LTA A K

Mijn bezoek

ROL

communicator

Vertel over een bezoekje van een vriend / buurman / familielid … Vertel iets wat ‘echt’ gebeurde of ‘niet echt’ gebeurde. Gebruik enkele woorden: kwam / wilde / mocht / moest / kon / was. Vertel je verhaal voor de klas. Je klasgenoten raden: gebeurde het ‘echt’ of ‘niet echt’?

4

In onze gemeente Spreek met je klasgenoten over jullie gemeente. Deel de informatie. Heb je de informatie niet? Zoek ze dan op.

—> —> —> —>

waar? voor wie? wat kun je er doen? hoeveel kost het?

het gemeentehuis

de bibliotheek

het politiekantoor

het zwembad

de sporthal

72

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12


EXTRA

Ken je gemeente. Spreek met je klasgenoten. Vul in elk vakje de naam van een klasgenoot in. Schrijf nooit je eigen naam. Zijn je vakjes vol? Roep dan ‘bingo’! Proficiat: je bent de winnaar. Spreek er dan over met de hele klas.

is al in het politiekantoor geweest.

is al in het gemeentehuis geweest.

is al in het zwembad geweest.

weet welke bus of tram dicht bij het gemeentehuis stopt.

weet welke bus of tram dicht bij de school stopt.

weet of er een station is en weet wat de naam van het station is.

is lid van een sportclub.

is lid van de bibliotheek.

is lid van een organisatie in de gemeente.

kent de naam van de burgemeester.

kent de naam van de politieke partij van de burgemeester.

weet waar het gemeentehuis staat.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

73


5

CD | 25

Woordenschat / Grammatica Toestemming vragen / geven

Onze gemeente

Kan ik … Mag ik … Ik wil graag … Als het u niet stoort, wil ik graag … Als het je niet stoort, wil ik graag …

het gemeentehuis de bibliotheek het politiekantoor het zwembad de sporthal

Ja, natuurlijk. Vooruit dan maar. Ga uw je gang. Ga je gang. Liever niet.

Het imperfectum: je spreekt over vroeger. Leer deze werkwoorden. Het zijn moeilijke werkwoorden. hebben kunnen moeten mogen willen zijn

74

had kon moest mocht wilde / wou was

1

2

3

4

hadden konden moesten mochten wilden waren

5

6

7

8

9

10

11

12


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.