Thema 1:
Hoe meer zielen, hoe meer vreugde
Mensen uit de hele wereld Wat ga je leren? Omcirkel na de les wat je kunt.
• over je vermoedens spreken met zal wel / moet wel / misschien / waarschijnlijk • je mening geven over de Belgen • correcte zinnen maken met omdat / doordat / want • interculturele tips beoordelen • een interculturele tip geven
INTRO
Weer zo’n domme Belg.
Weer zo’n Nederlandse
Hij is zeker te verlegen om
die het beter weet.
zijn mond open te doen …
Ik zeg geen woord …
Wel, ik zeg niks …
Kies drie klasgenoten die je niet goed kent. Geef een antwoord op de vragen. Weet je het antwoord niet? Schrijf dan wat jij denkt. Is jouw antwoord correct of niet? Praat erover!
Klasgenoot 1: Uit welk land komt hij / zij? Hoe noem je hem dan? Hij / zij is een Welke taal spreekt hij / zij thuis? Welke taal spreken de ambtenaren in zijn / haar land?
Klasgenoot 2: Uit welk land komt hij / zij? Hoe noem je hem dan? Hij / zij is een Welke taal spreekt hij / zij thuis? Welke taal spreken de ambtenaren in zijn / haar land?
Klasgenoot 3: Uit welk land komt hij / zij? Hoe noem je hem dan? Hij / zij is een Welke taal spreekt hij / zij thuis? Welke taal spreken de ambtenaren in zijn / haar land?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
15