12 minute read
Les 2 Kortverhaal: Oma’s geheim
2 Kortverhaal: Oma’s geheim
3 1
Je vertelt hoe je een verhaal ervaart Je vergelijkt een verhaal met je eigen situatie
Je kent de termen thema, vertelperspectief, personage, protagonist, identificatie en verhaallijn
2
4
Je let bij het bespreken van het verhaal op de verhaaltechnieken die de auteur gebruikt heeft
1
SITUEREN
LES 2 KORTVERHAAL: OMA’S GEHEIM 17 1 Welk geheim deelde je ooit met je oma of opa? a Waarom vertelde je het aan hen? b Hoe gingen ze met dat geheim om? 2 Welk geheim hebben je grootouders jou ooit toevertrouwd? a Vond je dat vreemd of zou je dat vreemd vinden? b Zou je dat geheim bewaren? Geef een reden waarom je dat zou doen en een reden waarom je dat niet zou doen. 3 In deze les lees je het verhaal Oma’s geheim. a Welk geheim zou dat kunnen zijn? b Hoe zou een schrijver daarmee omgaan? voorbeeldhoofdstuk
2
HET VERHAAL BELEVEN
Oma’s geheim
Deel 1
1
5 ‘Nee kind, laat je nou maar eens verwennen. Ga lekker in mijn nieuwe stoel zitten.’ Terwijl oma bedrijvig heen en weer drentelt in de keuken, nestel ik me in de grote leren relaxstoel. Inwendig moet ik lachen: oma en een relaxstoel. Een relaxstoel is voor oude mensen en mijn oma is niet oud. Of misschien is ze wel oud, maar in ieder geval niet in haar doen en laten. Ik ben bang dat ze er voorlopig geen gebruik van zal maken. Daar heeft ze gewoonweg de rust niet voor. Ze is altijd met van alles en nog wat in de weer. Ze schenkt koffie in het bejaardenhuis, is actief voor de bridgeclub, speelt elke week jeu-de-boules, loopt rondes met haar Nordic Walking stokken, breit dekens voor de arme kindjes, collecteert voor de Hartstichting … en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Nee, oma is niet oud en niet eenzaam, ook al is mijn opa al een jaar of tien geleden overleden. Ik heb mijn moeder haar al zo vaak horen vragen of het geen tijd is voor weer een man in haar leven. Maar oma reageert dan altijd heel kortaf, op het kribbige af. ‘Aan mijn lijf geen polonaise’, zegt ze dan, of: ‘Als het zover is, ben je de eerste die het hoort.’ Ik heb haar hoog staan, deze sterke, nog jeugdige vrouw, die weet wat ze wil, voor niets of niemand bang is en nog midden in het leven staat. Later wil ik precies zo worden zoals zij. Ik speel wat met de afstandsbediening van de stoel en laat de leuning iets naar achter zakken. Bij het indrukken van een ander knopje vliegen mijn benen in de lucht.
TRAJECT NEDERLANDS 3 LITERATUUR 10 15 1 In dit fragment maken we kennis met oma. a De vertelster van dit fragment geeft aan dat haar oma ‘oud en niet oud’ is. Wat bedoelt ze daarmee volgens jou? b Hoe oud is ze volgens jou? c Denk je dat de oma in het verhaal een gelukkige vrouw is? Haal uit de tekst twee concrete elementen die je gebruikt om je antwoord te bewijzen. bedrijvig: druk, levendig, bezig drentelen: heen en weer lopen collecteren: geld en materiaal inzamelen iemand hoog hebben staan: 1. iemand waarderen, belangrijk vinden; 2. van iemand een goed beeld hebben woord voorbeeldhoofdstuk
2 Vergelijk deze relatie met de relatie die jij met je grootouder(s) hebt. a Probeer één gelijkenis en één verschil te geven.
b Gebruikt een van jouw grootouders het woord ‘kind’ ook voor jou? Welk woord gebruiken ze om tegen of over jou te praten?
3 De moeder van de ik- guur vraagt ‘of het geen tijd is voor weer een man in haar leven’. a Wat vind je van die vraag? b Waarom reageert de grootmoeder ‘kribbig’? c In welke situatie zou jij kribbig reageren? Geef een concreet voorbeeld.
4 Wat is volgens jou oma’s geheim? Hoe denk je dat het verhaal verder gaat? 20 25 30 35 LES 2 KORTVERHAAL: OMA’S GEHEIM 19
Deel 2 Nog net voordat oma weer binnenkomt met in iedere hand een grote mok thee, zit ik weer rechtop in het gareel en trek mijn gezicht in de plooi. Maar oma houd je niet voor de gek … ‘Heb je de stoel uitgeprobeerd?’ vraagt ze allerbeminnelijkst. Ik knik wat beschaamd. ‘En? Een prima stoeltje toch?’ ‘Ja, maar niets voor u.’ Oma lacht eens. ‘Nee, misschien niet …’ Ik druk me een beetje omhoog en dan voel ik tussen de armleuning iets hards. Ik trek eraan en tot mijn verbazing houd ik een boekje vast. Het lijkt op een agenda, een kleine, zwarte agenda. Oma staat al naast me, rukt het wat hardhandig uit mijn hand en stopt het gauw in de zak van haar schort, die ze in huis altijd over haar kleding draagt. ‘Was dat nou een agenda, oma? Een doodordinaire agenda?’ Oma is, zoals je het noemt, met haar tijd meegegaan. Sterker nog: van veel zaken is ze beter op de hoogte dan dat ik dat ben. Ze weet namelijk precies hoe de televisie werkt, de computer, haar tablet en mobieltje. Ze facebookt, whatsappt en instagramt er op los. Nee, oma lijdt niet aan knoppenvrees en daar is ze reuzetrots op. Ze gaat er zelfs prat op. Daarom verbaast het me eerlijk gezegd dat mijn moderne oma nog een agenda heeft. Een ouderwetse, handmatig te bewerken agenda wel te verstaan. Oma knikt, terwijl er zowaar iets roods over haar wangen kruipt. ‘Ik vind mijn digitale agenda niet handig’, stottert ze. ‘Een gewone agenda is toch wat overzichtelijker.’ Ze neemt een grote slok van haar thee en spuugt het meteen weer terug in de mok. Veel te heet. Lichtelijk verwonderd kijk ik toe. Wat doet oma vreemd en onzeker. Helemaal niets voor haar. Ik laat het onderwerp agenda voor wat het is en schakel moeiteloos over op een ander gespreksonderwerp. Even later laat ze me vol trots de opzet van haar nieuwe breiwerkje zien. Zo te zien is zij het voorval alweer vergeten. ordinair: normaal, gewoon ergens prat op gaan: trots zijn op iets en dat duidelijk tonen aan anderen woord voorbeeldhoofdstuk
5 Op regel 20 lezen we dat de ik- guur beschaamd is. a Waarom is dat?
b Vergelijk dit met hoe jij je voelt wanneer je bij je grootouders op bezoek bent.
6 Verandert het beeld dat je van oma hebt? a Welke elementen in de tekst sluiten aan bij het vorige fragment?
b Doet oma echt ‘vreemd en onzeker’, zoals de ik-fi guur zegt? Of is het maar inbeelding?
7 Wat staat er volgens jou in oma’s agenda? 40 45 50 55 TRAJECT NEDERLANDS 3 LITERATUUR
Deel 3 Als de deurbel gaat, loopt oma ernaartoe en keert al snel weer terug. Ze gooit haar schort over een stoel en roept naar mij dat ze even met de buurvrouw mee is. Voordat ik kan antwoorden is ze al weg. Zo gaat dat met oma. Iedereen weet haar te vinden. Eigenlijk wilde ik net weer naar huis gaan, maar om nu zomaar weg te lopen … Het zal vast niet langer dan een kwartiertje duren. Ik druk nog eens ongegeneerd op de knopjes van de stoel, neem mijn laatste slok thee, kijk de kamer rond. Boven de eettafel hangen de portretjes en foto’s van de kinderen en kleinkinderen. Ik sta op om te zien of er nog nieuwe foto’s zijn toegevoegd. Het is sowieso een genot om de verzameling te bekijken. De tweeling is gegroeid, het vriendje van mijn nichtjes is toegevoegd en het wordt onderhand ook weleens tijd om mijn eigen foto te vervangen door een recenter exemplaar … Dan dwaalt mijn blik af naar oma’s achteloos op de keukenstoel geslingerde schort. De schort met in de zak de agenda. De bewuste agenda. Iets in me is sterker dan mijn fatsoensnormen en voor ik het weet, zit ik met de kleine, zwarte agenda in mijn hand op de keukenstoel en blader er ongegeneerd doorheen. Het valt me op dat de agenda goed gebruikt wordt: oma heeft haar afspraken heel nauwkeurig bijgehouden. Alle verjaardagen van de familie en haar vrienden- en kennissenkring. Trouwdata en andere feestelijkheden. De data van de bridge-, brei- en Nordic Walkingclubs en ook die van haar overige activiteiten. Gewone, dagelijkse dingen. 8 De ik- guur kijkt in de agenda van oma. a Wat vind je hiervan? b Wat komt de ik-fi guur te weten? 9 Denk jij dat de oma dit te weten zal komen? Hoe zou ze kunnen reageren? ongegeneerd: zonder schaamte fatsoen: goede manieren woord voorbeeldhoofdstuk
60
65 Deel 4
Totdat ik verderop wel allerlei vreemde aantekeningen ontdek. Namen van de kleinkinderen met hun hobby’s en hun scholen. Wetenswaardigheden over vriendinnen, over de kinderen. Namen van de leden van de breiclub voorzien van subtiele informatie. En dat geldt ook voor de Nordic Walkingvereniging, de jeu-de-boulesclub, de bridgeclub. Ik tref namen aan van de buren plus het nummer waar ze wonen. Onthutst lees ik verder. Dat oma daar allemaal zo uitgebreid verslag van doet … Maar het wordt nog gekker. Ik vind meldingen over de kanarie en dat en wat hij iedere dag moet eten, dat het licht en de verwarming ’s avonds uit moet. Dat ze het strijkijzer moet controleren en het gasfornuis. Dat de deur op slot moet en waar ze de sleutel moet neerleggen. Ik tref aantekeningen van boodschappen, verzorging van de planten, hoe de wasmachine en de droger werken. Hoeveel water er in de koffiepot moet en hoeveel schepjes koffie. Ik frons mijn wenkbrauwen bij de zeer gedetailleerde beschrijving van de computer: hoe het opstarten werkt, wachtwoorden, waar de knop van Facebook, Instagram te vinden is. Hoe het mailprogramma werkt. En een net zo’n gedetailleerde beschrijving van haar mobiel. Ik trek wit weg … dit kan niet waar zijn … mijn altijd zo doortastende oma …
LES 2 KORTVERHAAL: OMA’S GEHEIM 21 10 De ik- guur voelt zich ‘onthutst’ op regel 60. a Omschrijf dit gevoel. b Geef een situatie waarin jij je zo zou voelen. 11 Wanneer trekt iemand wit weg? Waarop wijst dat? 12 Op de laatste regel van dit fragment bedenkt de ik- guur ‘dit kan niet waar zijn’. a Omschrijf wat ‘dit’ betekent. b Waarom wil de ik-fi guur dit niet geloven? 13 Hoe zal het verhaal volgens jou a open? subtiel: niet vanzelfsprekend; dingen die niet voor iedereen onmiddellijk zichtbaar of duidelijk zijn doortastend: zeker, overtuigd, krachtig woord voorbeeldhoofdstuk
70
75 Deel 5
Ik hoor de deur opengaan en weer dichtslaan, maar het dringt niet tot me door. Ik kan niet geloven wat ik net gevonden heb. Totdat ze in de kamer staat. Beduusd klap ik de agenda dicht, maar ik kan hem niet meer wegmoffelen. Als aan de grond genageld blijft ze staan. Haar handen trillen, haar schouders zakken naar beneden. In één stap ben ik bij haar en sla mijn armen stevig om haar heen. ‘Ik kan niet meer’, zegt ze. ‘Ik kan dit niet meer volhouden.’ En dan komen de tranen. Een stortvloed van tranen. Ik huil met haar mee. Om wie ze was. Om wie ze is. Omdat ik, hoe dan ook, zielsveel van haar houd. Voor altijd.
14 Wat kan oma niet meer volhouden?
15 Geef één bijvoeglijk naamwoord dat het einde volgens jou samenvat.
16 Vergelijk het einde van het verhaal met jouw voorspelling.
TRAJECT NEDERLANDS 3 LITERATUUR DOORDRINGEN TOT DE TEKST 1 Som alle personages uit het verhaal op. a Vergelijk de personages met iemand uit de werkelijkheid. b Welk personage uit het verhaal kun je weglaten? c Vind je dit een realistisch verhaal? Leg uit waarom je dat vindt. 2 Focus op de verteller van het verhaal. a Is de ik-verteller een jongen of een meisje? b Geef twee concrete aanwijzingen uit het verhaal om je antwoord te bewijzen. beduusd: beteuterd, aangedaan aan de grond genageld: verstijfd, helemaal overvallen woord 3voorbeeldhoofdstuk
3 Vergelijk Oma’s geheim met andere verhalen. a Aan welk boek, welke fi lm of welke reeks deed het verhaal je denken? b Welke acteurs zou je kiezen om de rol van oma en de ik-fi guur te spelen?
4 Het verhaal gaat over de relatie tussen grootouder en kleinkind. a Kies een ander personage dan de grootmoeder. Welk eff ect heeft dat op het verhaal? b Hoe zou jij reageren als een vriend(in) vertelt dat die gekeken heeft in de smartphone van iemand anders?
5 Verbind ten slotte de termen uit de eerste kolom met de juiste omschrijving.
1 vertelperspectief 2 protagonist 3 thema 4 personage 5 verhaallijn 6 identificatie 7 spanningsopbouw 1 2 3 5 6 7 6 Link de termen uit de vorige oefening aan dit verhaal. Geef een voorbeeld van de term of omschrijf hoe die in het verhaal voorkomt. • vertelperspectief • protagonist • thema • personage • verhaallijn • identifi catie • spanningsopbouw LES 2 KORTVERHAAL: OMA’S GEHEIM 23
a Het centrale probleem van een verhaal; het algemene idee achter het verhaal. b De inleving, je voelt mee met een van de figuren in het verhaal en begrijpt wat deze denkt en voelt. c Een figuur die deel uitmaakt van het verhaal. d Het verloop van de gebeurtenissen in een verhaal: je komt te weten wat een figuur in het begin, tijdens en aan het einde van het verhaal meemaakt. e De schrijver onderbreekt het verhaal en voegt een lange passage uit het verleden van de personages in. f Het standpunt van waaruit het verhaal verteld wordt. Dat kan in de ikvorm of in de hij-vorm zijn. g De hoofdrolspeler, de figuur die centraal staat in het verhaal. h De technieken die een auteur gebruikt om naar een hoogtepunt toe te werken. 4 voorbeeldhoofdstuk