36 minute read

Ernst Boutkan

18

Leidraad

ALUMNIMAGAZINE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN NR. 3  2021

TEKST: FRED HERMSEN, FOTO’S: FRANK RUITER ‘Ik heb hier de tijd van mijn leven’

NR. 3  2021 ALUMNIMAGAZINE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN

Leidraad

19

Ernst Boutkan is Europeaan en Leidenaar. De bestuurskundige en fractiemedewerker van Volt sluit daarmee aan op de rijke traditie van de universiteitsstad. Toch roept dat woord gemengde gevoelens bij hem op. ‘Mijn studententijd liep over van mooie tradities en rituelen. Maar in de politiek? Daar zou ik de leiderschapstraditie liefst de nek omdraaien.’

Vlak na de verkiezingen in maart leek het er even op dat Ernst Boutkan vanuit de Leidse collegebanken zo de Tweede Kamer in zou schuiven namens Volt. De volgende dag twitterde zijn Utrechtse partijgenoot Marieke Koekkoek echter al dat zíj met voorkeurstemmen de derde volksvertegenwoordiger voor Volt was geworden. ‘Niet veel mensen geloofden het, maar na één keer slikken had ik daar vrede mee. Het gaat mij om de ideologie, niet om de persoon. Marieke doet het goed in de Kamer, en ook als fractiemedewerker kan ik mijn ei kwijt.’ Zijn kennismaking met Volt in september 2018 vond plaats in de kroeg. ‘Ik studeerde Antropologie en zocht een plek om veldwerk te doen. Een huisgenoot van Hooigracht 39 wees me toen op Volt, dat een paar maanden eerder was opgericht. Ik ging eens kijken in Den Haag, en ontmoette daar Jason Halbgewachs, een van de huidige co-voorzitters. Het klikte en ik hoorde mooie ideeën. Maar een echte politieke partij was het nog niet, eerder een beweging.’ Volt haalde in het voorjaar van 2019 net geen zetel in het Europese parlement, maar telde wel 1.500 leden. En die wilden door. “Er moet inhoud komen als we willen meedoen met de landelijke verkiezingen”, beseften we. Ik kreeg toen met Marieke Koekkoek en Frank Toeset de leiding over een beleidsteam. In no-time tilden we een landelijk netwerk van stedenteams en coördinatoren van de grond. De 52 themabijeenkomsten leidden tot een document van 350 pagina’s, waar vervolgens alle leden weer op konden amenderen. Achteraf heb ik wel eens gedacht: Zo, dat heb je op je 24ste toch maar mooi geflikt.’

Werk met impact Intussen was de partij door zijn lidmaatschap geen gepaste veldwerkplek meer en stelde zijn studiecoördinator een ander onderwerp voor. Het werd een onderzoek naar de manier waarop Amsterdamse studenten Tandheelkunde en Geschiedenis omgingen met hun studieschuld. Na zijn bachelor Antropologie maakte Boutkan voor zijn master de overstap naar Bestuurskunde, waar hij zich richtte op internationale lobbypraktijken. ‘Zo heb ik in mijn bachelor onderzoek naar culturen en groepsprocessen uitgevoerd, onder meer in de Chinese maatschappij, om bij Bestuurskunde te bestuderen hoe die processen in de praktijk worden gestuurd en beïnvloed.’ Hij bleef actief partijlid bij de opstelling van het verkiezingsprogramma en later als kandidaat voor de Tweede Kamer. ‘Van dat laatste moet je je niet te veel voorstellen, hoor. Het was leuk om debatten te voeren met de huidige Kamerleden, maar tot drie weken voor de verkiezingen kwamen we niet eens voor in de polls. Toen ik uiteindelijk net buiten de politieke boot viel, zeiden mensen: “Jouw tijd komt nog wel.” Ik heb ze vermoedelijk wat glazig aangekeken, want ik weet eerlijk gezegd niet of ik het politieke spel wel wíl spelen. Bovendien heb ik nu al de tijd van mijn leven. Bedenk: in je eerste baan als fractiemedewerker drie dossiers onder je hoede krijgen.’ Uit stapels researchmateriaal filtert Boutkan relevante informatie voor Kamerleden en stelt hij standpunten op rondom klimaatbeleid. Hij schrijft speeches, en overlegt met beleidsmensen van andere fracties over gezamenlijke moties. ‘Werk met impact dus.’ De basis voor die verantwoordelijkheid is – als je het hem vraagt – gelegd in de studietijd. ‘Bij het Leidse Studenten Rugby Gezelschap leerde ik wat discipline is, en ontdekte ik dat een grote beer die op je afstormt ineens minder angstaanjagend is als je het hele spel overziet. De verantwoordelijkheid van besturen leerde ik later kennen, als voorzitter van de El Cid-commissie van Quintus en als medeorganisator van de Museumnacht.’

20

Leidraad

ALUMNIMAGAZINE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN NR. 3  2021

‘De verantwoordelijkheid van besturen leerde ik bij Quintus’

En het illustere Quintus-dispuut Sjap Eisedis? ‘Dat is veel gekkigheid en diepe vriendschap met jaargenoten. De prachtige gesprekken die je krijgt als een biomedische student, een filosoof en een antropoloog een avond doorhalen. Door de grachten varen in de dispuutsboot – onlangs gezonken na een wat sneue aanvaring met een onderwaterdrempel overigens. De vakanties, de ontelbare borrels en feesten op Quintus, de dispuutsweek waarin je elkaar te vuur en te zwaard, maar vooral met humor bestrijdt. En niet te vergeten mijn vriendin van damesdispuut Chloé. Nadat ik een half jaar lang achter haar had aangelopen zwichtte ze eindelijk voor mijn charmes.’ De lofzang gaat door: ‘De disputenstructuur is ook geweldig. Zo hielp een oudere Sjap mij met het schrijven van een aanbevelingsbrief voor mijn master. Een ander begeleidde me bij de opzet van een VOF, waarmee ik samen met een paar dispuutsgenoten huiswerkbegeleiding gaf. En de band is voor het leven. Er zijn jonge Sjappies die in coronatijd samen een stuk grond in Spanje hebben gekocht, en er nu een huis bouwen.’

Rugby Boutkan deed zeven jaar over zijn studie. ‘Het hing eigenlijk al meteen in de lucht. Al tijdens de El Cid-week werd ik na een middag bieren met een stel vrolijke Brabanders lid van Quintus, kreeg ik een kamer aan het Flanorpad en schreef ik me in bij de rugbyclub. Na een half jaar had ik niet meer dan vijf studiepunten, dus verruilde ik noodgedwongen Bestuurskunde voor Antropologie. Geen seconde spijt van die zeven jaar, hoor. Ik begrijp eerder weinig van studenten die in vier jaar alles opzijzetten om nominaal en met zo min mogelijk studieschuld af te studeren, om dan direct weer door te stomen met hun carrière.’ Dat hij voor deze stad koos na zijn schooltijd in Geertruidenberg, lag voor de hand. ‘Toen ik aankwam, kwamen de verhalen van thuis tot leven. Mijn vader en moeder hadden elkaar leren kennen op Catena in de late jaren tachtig. Mijn moeder studeerde Antropologie en mijn biologische vader Nederlandse Taal- en Letterkunde. Na zijn promotie werkte hij aan de Fryske Academy. Hij stierf toen ik zes jaar was, in 2002. Rond mijn zestiende begon ik me af te vragen wie de man precies was geweest, mijn moeder gaf me toen het jaarboek van de Fryske Academy uit zijn sterfjaar. Ik verbaasde me over zijn enorme publicatielijst. Hij had echt iets betekend. Ik had natuurlijk heel verdrietig kunnen worden, maar ik gaf er een andere draai aan: ‘Ik wil iets nalaten, net als hij.’ Van zijn moeder en stiefvader kreeg hij heel andere waarden mee: ondernemerschap, hard werken, samen je successen bereiken en delen. ‘Zij hebben een bedrijf in e-health. Ik zat al jong aan de keukentafel postzegels voor ze te plakken, en ik ging mee als er een stand opgebouwd moest worden op een beurs.’

Vijf immense vraagstukken De stap naar de Europese ideologie van Volt is hier niet direct uit op te maken. ‘Maar de oorsprong ligt wel in mijn jeugd’, verzekert hij. ‘Dat geldt voor mijn hele generatie. Toen ik dertien was, brak de bankencrisis uit, even later volgde de eurocrisis, in 2015 kwam de migratiecrisis, een paar jaar later diende de klimaatcrisis zich aan en we zitten nu in de hopelijk laatste fase van de coronacrisis. Vijf immense vraagstukken in pakweg een decennium, dáár is mijn generatie mee opgegroeid. En als je dan iets ouder begint te worden, zie je dat er in Den Haag maar bar weinig leiderschap wordt getoond om die vraagstukken op het gepaste niveau aan te pakken; op internationaal niveau.’ Komt het door de leeftijd van de zittende politici? ‘Zou kunnen. Zij herinneren zich de gulden, de douaneposten en de tijd zonder internet. Jongeren kennen dat niet, en voelen er niets voor om er weer naar terug te keren. Mijn ogen gingen pas echt open tijdens een congres in Sofia in 2019, waar ik ontdekte dat leeftijdsgenoten tot in Oost-Europa precies dezelfde denkbeelden koesteren over de toekomstige wereld. Wij geloven dat we alleen een toekomst hebben als we grensoverschrijdend denken en samenwerken.’ Op de vraag of hij ooit heeft getwijfeld tussen Volt en partijen met overeenkomstige idee-

NR. 3  2021 21

’Zittende partijen laten weinig hoopgevends zien over leiderschap’ en – want die zijn er natuurlijk – antwoordt hij dan ook direct ontkennend. ‘Traditionele partijen denken primair vanuit hun Nederlandse politieke belangen. Als er onderhandelingen in Brussel zijn geweest, vertellen politici bij terugkomst trots wat ze er voor Nederland hebben uitgesleept. Onlangs weer, toen werd gemeld dat ze korting op onze bijdrage aan de Europese Unie hadden afgedwongen.’ (Dat laatste woord voorziet hij met zijn wijs- en middelvingers van aanhalingstekens.) ‘Ja, doordat ze hadden toegestemd met de inperking van een cruciaal vergroeningsfonds, waarmee sterk vervuilende landen als Polen hun verduurzaming kunnen versnellen. Wat is er dan echt gewonnen? Zittende partijen laten weinig hoopgevends zien over leiderschap, ook al prediken ze verbinding en transparantie. Kijk hoe de grote woorden over nieuw politiek leiderschap uitpakken; hoe de kabinetsformatie voortmoddert terwijl er zoveel urgente vraagstukken liggen.’ Maar het CDA en de VVD draaien toch bij, daar zien ze toch steeds meer heil in Europa? ‘Klopt, maar er is nog steeds geen fundamentele visie, laat staan een duurzame strategie.’ En ja, in Brussel moet veel anders, erkent Boutkan: ‘Ook wij zijn kritisch op het politieke getouwtrek tussen landen en het gebrek aan transparantie. Het moet anders, maar Europa is wel de weg.’

Luisterende manier van oppositie voeren Dat de tijd rijp is voor verandering, lijdt voor hem geen twijfel. ‘Nederland is klaar met het schimmige partijgekonkel, wil duurzame daadkracht. De onvrede uitte zich eerder al in een golf van partijen als de PVV, Denk, Partij voor de Dieren en 50+. Zij staan nog nadrukkelijk voor deelbelangen, voor specifieke issues. Nu zie je partijen opkomen die breder willen zijn, ook al hebben ze een specifieke achterban. JA21, BVNL, Bij1, BoerBurgerBeweging en Volt. Daarbij onderscheidt Volt zich door een constructieve, luisterende manier van oppositie voeren. Als medicijn tegen de verharding in de politiek en maatschappij.’ En of het gedachtegoed van Volt alleen hoogopgeleide jongeren aanspreekt? ‘Niet als je naar de samenstelling van de achterban kijkt’, zegt Boutkan. ‘En ik ervaar het ook persoonlijk. Ik had het voorrecht naar een middelbare school te gaan met vmbo, havo en vwo. Daar heb ik allerlei vrienden aan overgehouden. De verwarmingsmonteur in mijn oude vriendengroep maakt zich met zijn jonge gezin net zulke zorgen als ik.’ Als kersverse partij alles uitvinden, dat vindt hij het mooiste aan Volt. Met de gemeenteraadsverkiezingen in zicht ontstaan weer nieuwe perspectieven, ook door mee te denken over bijvoorbeeld de verkiezingscampagne in Duitsland. ‘Wat betekent Europa voor een plattelandsdorp? Dat soort vragen stellen we onszelf doorlopend. We ontdekken dat dat heel veel is. Denk aan de hoge rivierstanden. En zie hoe lokale energiecoöperaties al profiteren van Europese samenwerking. We zijn al zo Europees. Maar dat weten we in Leiden natuurlijk al eeuwen.’

Ernst Boutkan

- Geboren 3 januari 1996, Geertruidenberg - Vwo Dongemond College (2008-2014) - Bachelor Antropologie en master Bestuurskunde, Universiteit Leiden (2014-2021) - Derde op de kandidatenlijst van Volt bij de Tweedekamerverkiezingen (maart 2021) - Als fractiemedewerker bij Volt verantwoordelijk voor het beleidsterrein klimaat - Woont samen met Iris in Leiden

22

Leidraad

ALUMNIMAGAZINE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN

Psychologie 1987-1993

NR. 3  2021

werkplek van

Claudia de Zeeuw

‘Moet je kijken: ik heb hier uitzicht over de gracht tot aan de Stadsgehoorzaal, en de andere kant op tot aan de Hooglandse kerk. Het geeft een gevoel van vrijheid, van ruimte.’ Claudia de Zeeuw (52) staat in de deuropening van haar winkel EDUARD, vernoemd naar Eduard IJdo die hier in 1889 een drukkerij begon. Ze verkoopt er onder meer haar eigen sieraden van het merk Île d’Or en die van een handjevol andere Nederlandse ontwerpers. En tassen van Nederlandse makelij die deels ook in de winkel worden gemaakt. ‘Wat ik leuk vind is dat het klassieke en degelijke van het pand zo mooi aansluit bij wat ik verkoop.’ Het heeft allemaal maar weinig te maken met haar studie psychologie, zegt ze zelf. ‘Ik gooide zo’n tien jaar geleden het roer om, nadat ik jarenlang met plezier als psychotherapeut bij de Stichting VALK had gewerkt. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar: na een aantal jaren wil ik iets anders.’ Toch is er een duidelijke link tussen wat ze nu doet en haar studie, of eigenlijk vooral haar studententijd. ‘Ik kwam in de jaren tachtig voor het eerst in Leiden, tijdens een excursie met de middelbare school. Ik was op slag verliefd, en wist zeker dat ik in Leiden wilde studeren. Wát, dat maakte me niet eens zoveel uit.’ De liefde voor Leiden was bestendig en krijgt hier, aan de Hooglandse Kerkgracht, haar beslag.

24

Leidraad Leidraad

ALUMNIMAGAZINE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN NR. 3  2021NR. 3  2021

De verbindende factor

Dat wij mensen verbinding zoeken met elkaar heeft alles te maken met een evolutionair systeem van miljoenen jaren oud, beter bekend als onze hormonen. Peter Bos doet er al jaren onderzoek naar.

Zonder hormonen geen samenleving

‘Mensen zijn neuraal in staat om voor een vreemde te zorgen. In het dierenrijk is dat uitzonderlijk. Bij olifanten zie je nog wel eens dat tantes zich ontfermen over een jong, maar de mens gaat nog een stap verder. Wij zorgen ook voor kinderen met wie we genetisch geen verwantschap hebben. De mens is dankzij zijn hormonen in staat een verbinding aan te gaan met kinderen die niet van hem zijn.’

De verzorgingsstaat wortelt in de oertijd

‘Dit gezamenlijk zorgen voor andermans kinderen begon al in de oertijd. Hier liggen dan ook de wortels van de huidige verzorgingsstaat. Als je met elkaar voor kinderen zorgt, dan moet je namelijk wel goed met elkaar kunnen communiceren. Wie kan ik vertrouwen? Bij wie kan ik terecht? Deze processen hebben ons op een bepaalde manier socialer gemaakt.’

NR. 3  2021

Hormonen zijn alweer op hun retour

‘Zonder mijn eigen onderzoek onderuit te willen schoffelen: evolutionair gezien zijn hormonen alweer op hun retour, althans bij de mens. Neem twee muizen, waarvan de een moeder is en de ander nog geen moeder. Zou je het bloed van de moedermuis aan de andere muis geven, dan kun je daarmee moederlijk gedrag induceren. Puur door de hormonen die in het bloed zitten laat het muisje moederlijk gedrag zien. Ons gedrag is veel complexer en laat zich niet simpelweg door middel van hormonen regisseren. Er komt veel meer bij kijken bij de mens, emotionele regulatie bijvoorbeeld. De mens is in staat zijn emoties in de hand te houden. We zijn voor een deel geëmancipeerd van onze hormonen, zou je kunnen zeggen, maar dat betekent niet dat ze geen rol meer spelen. Het is alleen minder eenduidig wat hormonen precies doen vergeleken met dieren, maar ze sijpelen wel overal tussendoor.’

Zonder hormonen kwamen we ons huis niet uit

‘Endorfine is het hormoon dat tevreden stemt, blij maakt, en het komt ook vrij wanneer we ons met een ander verbonden voelen. Oxytocine is ook zo’n hormoon, ook wel het knuffelhormoon genoemd. Zonder dit soort hormonale beloningssystemen zouden we geen enkele motivatie hebben om het huis uit te komen, waarom zou je? Als je maar te eten hebt.’

Vooral pubers zoeken constant verbinding

‘Het hormoon testosteron gaat sky high in de puberteit. Dan ben je vooral bezig met seks en je plek in de groep en wil – nee, móet – je in de buurt van anderen zijn. Dat maakte de coronaperiode voor pubers des te lastiger. Naarmate we ouder worden, ervaren we minder de drang om voortdurend bezig te zijn ons te verhouden tot anderen. We worden wat rustiger, een kwestie van minder testosteron. Hoe vaak hoorde je niet tijdens de afgelopen coronatijd: best lekker, thuis werken. Dat vond ik zelf trouwens ook. Dan kwam ik buiten en dacht ik: wat doen al die mensen hier?’

Peter Bos

(1983) is universitair hoofddocent Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit Leiden en doet onderzoek naar de invloed van hormonen op empathie en sociale binding. Vorig jaar verscheen zijn boek Verbonden over de biologie van menselijke relaties.

DOSSIER samen

25

‘Niemand wil met de eer gaan strijken’

‘AAls kennismakelaar van Kennisstad Leiden bundel ik de krachten van de gemeente Leiden, LUMC, Naturalis Biodiversity Center, de Universiteit en Hogeschool Leiden. Vijf zwaargewichten in kennis, die Leiden als kennisstad in de markt zetten. Ik ben er vanaf het begin bij betrokken en heb sinds 2017 al veel mooie projecten voorbij zien komen. Het allermooist is natuurlijk dat het ons gelukt is om de titel European City of Science binnen te slepen voor 2022, ons gegund door de Europese Commissie. De titel werkt als een magneet. Allerlei onderzoeksconsortia en bedrijven komen volgend jaar naar Leiden voor congressen en board meetings. Behalve internationaal en nationaal willen we Leiden lokaal op de kaart zetten. Alle Leidenaren gaan ervan profiteren. Dat doen ze al trouwens. Kijk naar de enorme werkgelegenheid die al die kennisinstellingen samen opleveren. Aan de andere kant passen we de kennis daadwerkelijk toe in de stad. Het is geen feestje van de elite, maar de kennis gaat echt de wijken in. Denk aan het plastic opruimen in de grachten, een project van de universiteit en de gemeente. En het bijzondere is dat iedereen samenwerkt zonder met de eer te willen strijken. We streven allemaal hetzelfde na: elkaar en de stad beter maken.’

aldus alumna Lara

LARA UMMELS (49)

1989-1996

Rechten, Leiden Law College, Edinburgh University

1996-2001

Juridisch beleidsmedewerker Ruimtelijke Ontwikkeling bij gemeente Oegstgeest, PijnackerNootdorp en Leiden 2001-2017 Diverse management en organisatieontwikkelingsfuncties bij gemeente Leiden 2017-NU Kennismakelaar Leiden Kennisstad

26

Leidraad

NR. 3  2021

Alicia Schrikker is helemaal niet van de stadsgeschiedenis. Ze is van de koloniale geschiedenis van Azië en een beetje van Zuid-Afrika. Dat is haar terrein als universitair hoofddocent. Dus dat zij, samen met buurtgenoten, een stadsgeschiedenis-onderzoek gaat doen, dat vindt ze zelf ook best opmerkelijk.

Het project drong zich min of meer aan haar op. Heel geleidelijk maar kennelijk onvermijdelijk. Schrikker woont in Transvaal, het wijkje in Leiden tussen spoor en Rijn, en daar ontdekte ze gaandeweg steeds meer links met haar vakgebied: de koloniale geschiedenis. Er hadden ooit prachtige villa´s gestaan van mensen die rijk waren geworden in het toenmalige Nederlands-Indië. Er was een stukje verderop een landgoed dat Kampong Makassar heette, vernoemd naar het landgoed op Java, bij Batavia, dat tijdens de Japanse bezetting en de onafhankelijkheidstrijd dienst deed als gevangenenkamp. Koloniaal kapitaal speelde een rol in de ontwikkeling van de buurt, maar producten die in de buurt gemaakt werden, vonden ook weer hun weg naar de koloniale wereld: langs de Rijn stonden in de 19e en 20e eeuw een suikerwerkenfabriek en een conservenfabriek. Het leven van de arbeidsters van Transvaal die de boontjes dopten, worteltjes schilden en borstplaat maakten, was dus verbonden met de bewoners van het koloniale Indonesië en Zuid-Afrika die deze ‘verduurzaamde producten’ consumeerden. Dat de lokale en de koloniale geschiedenis op verschillende manieren samenkomen in deze wijk boeide haar mateloos. Dat geldt ook voor de naam van de straat waarin ze woont. Die is vernoemd naar generaal Christiaan de Wet, een held uit de ‘foute’ Boerenoorlog. Ze raakte erover in gesprek met buurtgenoten. Of het nou wel oké was dat de straten in hun wijk verwijzen naar helden uit omstreden tijden. Eén buurtgenoot zei ‘het is maar waar je op let, hè’, en daar moest ze hem ronduit gelijk in geven. ‘Want zo gaat dat met de geschiedenis. Iedereen pikt eruit wat hem of haar aanspreekt of opvalt. En dat maakt het voor mij zo spannend om dat nu eens met zijn allen te doen. Met de hele buurt.’

Ludieke Moederdagactie ‘Inmiddels hebben we de straatnaam stiekem veranderd in die van De Wets moeder.’ Maar deze ludieke Moederdagactie is bijzaak. De gesprekken met haar buurtgenoten, die intrigeerden haar. Het gesprek over de koloniale geschiedenis is daar natuurlijk onderdeel van. Met elkaar de geschiedenis ontdekken en boekstaven en daar met elkaar over van gedachten wisselen. ‘Kunnen wij een gezamenlijke buurtgeschiedenis schrijven? Daar ben ik zeer benieuwd naar.’ Buurtbewoonster Mariken Elsen haakte graag aan. ‘Dat is ook wat mij meteen enthousiast maakte voor dit project.’ Niet alleen Elsen, alumna van de universiteit en bestuurslid van de wijkvereniging, wilde meewerken. Ook Ariadne Schmidt, professor Leidse stadsgeschiedenis, werkt er graag aan mee. En zo komt het dat we op deze zonnige namiddag langs de Morspoortgarage lopen. Schrikker

Marieke Elsen

Alicia Schrikker

(1976) - Studeerde geschiedenis in Leiden, waar ze ook haar PhD haalde. - Sinds 2008 hoofddocent koloniale en wereldgeschiedenis aan de Universiteit Leiden. - Gespecialiseerd in de geschiedenis van koloniale samenlevingen van Indonesië en Sri Lanka.

Ariadne Schmidt

(1972) - Sociaal-economisch historicus en hoogleraar Leidse stadsgeschiedenis op de leerstoel Magdalena Moons. - Sinds 2010 aan de Universiteit Leiden verbonden. - Ontwikkelt het vak publieksgeschiedenis, dat draait om de rol van geschiedschrijving in de samenleving.

DOSSIER samen

27

Alicia Schrikker

Ariadne Schmidt

Samen geschiedenis schrijven

in Transvaal

wijst naar de grauwe zijkanten: ‘Die willen we volgend jaar opfleuren met onze tentoonstelling. Maar daar moeten we nog fondsen voor werven.’

Hakbijlenbuurt Voorbij het Sociaal Pension en Ons Cafeestje gaan we het woonwijkje in. Boven- en benedenwoningen worden afgewisseld met eengezinswoningen en studentenhuizen. ‘Dit wordt ook wel de Hakbijlenbuurt genoemd’, vertelt Schmidt. Waarom? Daar hebben ze al verschillende verhalen over gehoord en daar willen ze graag induiken. De bijnaam, zo ontdekten ook de twee studenten die afgelopen jaar vooronderzoek deden, spreekt enorm tot de verbeelding in de buurt. Komend jaar gaat een groep derdejaars studenten daar op door. Zij gaan de archieven én de wijk in. Met buurtbewoners praten over het leven in de wijk, nu en vroeger. We lopen de Wolmaransstraat in. ´De Wolmarans´ is een doodlopend stratje, verboden voor verkeer, met deels witgekalkte arbeidershuisjes. Schrikker wijst op inkepingen in de bakstenen muur naast een deur. ‘Deze sleuven zijn ontstaan doordat de vrouwen hier dag in dag uit, jaar in jaar uit, hun messen tegen aan slepen.’

Bittere armoe Is het eenmaal opgevallen, dan zie je de inkepingen overal naast de deurposten. Een bewoner die voor zijn huis zit, kijkt ons geamuseerd aan. Hij loopt naar het huis tegenover zijn woning en wijst op een volledig afgeronde hoek in de bakstenen muur. ‘Dit komt ook door het messenslijpen. Die mesjes gingen er zo vaak langs dat die hele hoek is weggesleten.’ De vrouwen, vertelt hij, zaten hier alle dagen voor hun huis boontjes te doppen voor de conservenfabriek. ‘De hele buurt deed dit als bijverdienste. De mannen werkten veelal in de bouw, de vrouwen verdienden bij met doppen. Behalve wat extra centen leverde het ook groenten op. Want ze drukten natuurlijk wat boontjes achterover. Dat was hard nodig want het was bittere armoe in die tijd en ze hadden hele grote gezinnen. Soms sliepen ze wel met zijn zeventienen in een huisje als dit.’

Aan de stok Meneer kan uren doorgaan over de wijk. Maar waarom, vraagt hij, willen wij dat eigenlijk weten? Schrikker ziet haar kans schoon en vertelt het echtpaar over het wijkgeschiedenisproject. Ze zijn direct enthousiast en nodigen de onderzoekers uit om langs te komen als ze nog meer willen weten. ‘Want weten jullie waarom dit in de volksmond de Hakbijlenbuurt heet?’ Zonder antwoord af te wachten vervolgt hij: ‘De vrouwen die hier de hele dag voor de deur zaten te doppen kregen het nog weleens met elkaar aan de stok. Als de mannen dan na het werk thuiskwamen, regelmatig met een slok op, werden die op elkaar afgestuurd om het uit te vechten.’ Dit soort gesprekken liggen voor het oprapen in Transvaal. Het maakt Schrikker, Elsen en Schmidt des te nieuwsgieriger naar de uitkomsten van het onderzoek. Alleen niet iedereen wil alles weten, ontdekten ze. Lachend: ‘Eén bewoner vond het project fantastisch, maar drukte ons op het hart niet uit te zoeken waar de bijnaam Hakbijlenbuurt vandaan komt. Want dan raakten ze misschien hun mooie mythe kwijt.’

28

Leidraad

NR. 3  2021

Open Science:

iedereen denkt, onderzoekt en leest mee

Een beweging die streeft naar het opener maken van wetenschappelijk onderzoek. Open Science noemen we dat, en Universiteit Leiden heeft daar in professor Paul Wouters een heuse ambassadeur voor gevonden.

Paul Wouters, hoogleraar Scientometrie, maakt het meteen maar concreet: ‘Het project Plastic Spotter is een prachtig voorbeeld van Open Science. Wetenschappers en inwoners doen samen onderzoek naar waar het plastic afval in de Leidse grachten terechtkomt. Om plastic afval uit het milieu te verwijderen, is het belangrijk om te weten hoe het plastic zich verspreidt. Met de app Crowdwater kunnen burgers op foto’s vastleggen hoeveel plastic er in het water in hun buurt zit. Die foto’s worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek naar transport van plastic in waterwegen.’

Kennisdeling Open Science is dus een brede vorm van wetenschapsbeoefening. Maar het is óók het ontsluiten van onderzoeksinformatie en -data voor een breder publiek. Al is het niet voor elk vakgebied even gemakkelijk om kennis te delen, legt Wouters uit. ‘Een antropoloog die veldonderzoek doet in een levende gemeenschap zal uit privacyoverwegingen minder makkelijk data kunnen ontsluiten dan iemand uit een bèta vakgebied. Als ambassadeur wil ik ook dát debat stimuleren: welke benadering is geschikt voor welk vakgebied?’ Open Science biedt veel voordelen, aldus Wouters. ‘Door het delen van kennis gaat de kwaliteit van onderzoeksresultaten omhoog, de interdisciplinaire samenwerking wordt bevorderd en dat stimuleert innovatie. Onderzoeksdata kunnen sneller en op grotere schaal worden benut voor onderzoek, beleid en toepassing. En de kans op fouten neemt af als meer mensen meekijken.’ Niet alles gaat automatisch goed als kennis wordt gedeeld, zegt Wouters. Data kunnen in verkeerde handen vallen of er kunnen onjuiste conclusies mee worden getrokken. ‘Ook dat is onderdeel van Open Science, en dus niet erg. Onderdeel van een cultuuromslag aan universiteiten zou moeten zijn dat bijvoorbeeld het terugtrekken van een publicatie wegens fouten niet langer een afgang is, maar een bewijs van voortschrijdend inzicht. Zo’n wetenschapper verdient juist een pluim. Want dankzij fouten komen we verder.’

Open Science programma

Dit najaar lanceert een werkgroep van de Universiteit Leiden onder Wouters’ leiding het Open Science programma. De werkgroep stimuleert de ontwikkeling van een nieuwe vorm van brede wetenschapsbeoefening, waarbij ook niet-wetenschappers betrokken worden. ‘Samenwerken aan onderzoek wordt daarmee steeds gebruikelijker binnen Universiteit Leiden’, aldus Wouters.

Prof.dr. Paul Wouters is decaan van de Faculteit Sociale Wetenschappen en hoogleraar Scientometrie. Hij is gespecialiseerd in de ontwikkeling van evaluatiesystemen en de manier waarop deze systemen aanzetten tot de ontwikkeling van kennis. Ook richt hij zich op wetenschapsgeschiedenis en in het bijzonder op de rol van informatiesystemen hierin.

NR. 3  2021 DOSSIER samen

29

De kracht van inclusieve samenwerking

‘Wanneer iedereen in een team zich gewaardeerd voelt, ontstaat er ruimte voor creativiteit en innovatie. Dan benut je de kracht van samenwerking optimaal.’ Tanachia Ashikali focust als universitair docent en onderzoeker aan de faculteit governance and global affairs op inclusief leiderschap in publieke organisaties.

Wat is inclusief leiderschap?

‘Idealiter vormen teams een af spiegeling van de samenleving. Daarom zie je dat diversiteit in veel organisaties op de agenda staat. Dat is mooi, maar alleen diversiteit is niet genoeg. Het kan namelijk ook leiden tot wij-zij-denken en vervolgens uitsluiting van bepaalde groepen. Dit kan komen door zichtbare verschillen zoals leeftijd, geslacht of etniciteit, maar ook door minder zichtbare verschillen zoals normen en waarden. Daarom is inclusie minstens zo belangrijk. Een inclusieve werkomgeving betekent dat iedereen zich ook echt gewaardeerd voelt, mag meepraten en -beslissen, en dat verschillende talenten op waarde geschat worden. Dat is waar het inclusief leiderschap om de hoek komt kijken. Want door op de juiste manieren te sturen, kun je inclusiviteit bevorderen.’

Waarom is dat zo belangrijk?

‘Uit onderzoek weten we dat een inclusieve samenwerking de creativiteit en innovatie in een team stimuleert. Door niet altijd met hetzelfde type mensen te werken, doorbreek je de gebaande paden. In een inclusief team is veel meer variëteit aan kennis en perspectieven voorhanden. Zo ben je als team simpelweg succesvoller.’ De scan voor leidinggevenden is te vinden op tinyurl.com/fme5vfyv Wat kan een leider doen om inclusiviteit te bevorderen?

‘Een leider moet ervoor zorgen dat iedereen zich op zijn plek voelt. Dat betekent: een veilige omgeving creëren waarin eenieder wordt gehoord. Daarnaast moet je oog hebben voor de mogelijkheden van inclusiviteit. Daarbij ga je na of je ieders talenten, en daardoor de verscheidenheid tussen mensen optimaal benut. Dat is best complex, zeker in de afgelopen periode van thuiswerken. Hoe behoud je het teamgevoel, en hoe zorg je ervoor dat iedereen aan boord blijft? Wat kan helpen is de scan die ik heb ontwikkeld voor het Leiden Leadership Centre. Daarin heb ik een aantal stellingen geformuleerd voor het meten van inclusief leiderschap. Het helpt als leidinggevende open te staan voor feedback, enigszins bescheiden en niet te autoritair te zijn. De tool verschaft inzicht in dat soort vaardigheden of gedrag, en dat helpt om op je eigen inclusieve leiderschap te reflecteren. Wetenschappelijk onderzoek laat wel zien dat veel leidinggevenden een ander beeld van zichzelf hebben dan wat hun medewerkers ervaren. Daarom zeg ik altijd: Als je inclusiviteit echt belangrijk vindt, voer dan ook het gesprek met je team en doe dat in alle openheid. Voor een goede samenwerking is het nodig dat iedereen meedoet.’

30

Leidraad

NR. 3  2021

Kennis is zorg

Studenten kijken mee bij behandelingen. Zorgverleners en onderzoekers zitten op dezelfde gang. Veel docenten draaien ook mee in de psychologische en pedagogische kliniek. Zelden gaan wetenschap en praktijk zo mooi samen als bij LUBEC.

DOSSIER samen

31

Het Leids Universitair Behandel- en Expertise Centrum (LUBEC) is gevestigd in Rijnveste, het hoofdgebouw van de regionale ggzinstelling Rivierduinen. Het bestaat pas drie jaar. Voordien hadden de pedagogen al wel een zogeheten ambulatorium. Maar vooral voor psychologen waren academie en praktijk betrekkelijk aparte werelden geworden. Wie na de studie richting de kliniek wilde, werd opgeleid bij een ggz-instelling, waar verder niet noodzakelijkerwijs aan wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan. Ooit hadden zulke instellingen nog een substantieel budget voor innovatie, zegt Michiel Westenberg, hoogleraar Ontwikkelings- en Onderwijspsychologie. ‘Maar nu worden ze op de minuut afgerekend. Daardoor dwaal je er af van wetenschap.’ Veel andere universiteiten sloten in de loop der tijd hun ambulatorium of stootten het af. En organisatorisch is het ook best ingewikkeld, vertellen directeuren Willem van der Does en Hanna Swaab, zo’n instituut dat tegelijk ggz-instelling, universitaire afdeling, onderwijslocatie en expertisecentrum is.

Experts Maar wetenschappelijk biedt het bijzondere mogelijkheden. Behandelingen worden voortdurend getoetst, kennisontwikkeling gaat snel. En bijvoorbeeld op het gebied van TriXY (kinderen met een extra x- of y-chromosoom) heeft dat Leiden al een positie opgeleverd als dé landelijke experts. Sterker, Hoofd Zorg Claudia König krijgt op dit gebied vragen uit de hele wereld, van collega’s en patiënten. Het TriXY expertise centrum doet ook als eerste in de wereld onderzoek naar preventieve interventies, zoals al bij heel jonge kinderen de sociale ontwikkeling ondersteunen door hen te leren om emoties bij anderen te herkennen.

Wijkaanpak Preventie is ook het motto bij een project dat het LUBEC uitvoert op verzoek van de gemeente Leiden. In bepaalde wijken lopen jongeren een verhoogd risico op het ontwikkelen van crimineel gedrag. Daar wordt al vroeg, samen met school, aandacht besteed aan kinderen die problemen hebben met hun agressieregulatie. ‘Dat moet je bij kinderen niet te lang laten bestaan’, zegt Swaab. Als de school zoiets signaleert en de ouders instemmen, volgt er een maatwerkaanpak die ook voortdurend wordt bijgesteld, verbeterd en aangepast voor verschillende typen kinderen. ‘Daar leren we heel veel van.’ of een ontwikkelingsstoornis.’ De ambities zijn dan ook groot. Van der Does noemt het LUBEC een plek waar ‘we vinden dat we ook de ingewikkeldste casus moeten aanpakken’. Indien nodig puzzelen en analyseren alle specialisten mee. ‘We bereiken ook veel bij posttraumatische stressstoornis. De richtlijnen zijn bij deze diagnose op zich duidelijk, maar een deel van deze patiëntengroep – die ook in de jeugd getraumatiseerd zijn – wordt als te kwetsbaar gezien voor trauma-gerichte behandeling. In veel centra is men bang om een wankel evenwicht te verstoren, waardoor mogelijkheden onbenut blijven.’ Goede diagnostiek is de crux. Trauma, vult klinisch psycholoog en docent Eva Bloemers aan, is inmiddels een term geworden waar wel heel veel aan wordt opgehangen. ‘Het klimaat hier is om daar voortdurend kritisch over te blijven nadenken.’

Drijfveer Dat je met al die expertise ook op de plek zit waar die nodig is, dus zo dicht mogelijk bij de feitelijke zorg: het maakt wetenschappers zo enthousiast dat je niet snapt waarom het ooit anders was. Heerlijk, vindt Swaab het, om het ene moment een wetenschappelijke discussie te hebben en een uur later een klinische vergadering, soms over hetzelfde onderwerp. Ze liet haar centrum recent aan Amerikaanse collega-onderzoekers zien, en ook zij keken ervan op om zo ‘midden in de zorg’ te zitten. ‘Terwijl toch van ons allemaal de ultieme drijfveer is om die zorg te verbeteren.’

Wetenschap en behandeling onder één dak

De combinatie van kennisontwikkeling en zorg, het voortdurend samenwerken van wetenschappers en behandelaars leidt volgens Westenberg tot een vliegwieleffect. ‘Terwijl wij eigenlijk nog aan het opstarten zijn, zien we nu al dat mensen heel graag hier komen werken of hun post-master-opleiding doen.’ Zijn eigen specialisme is angststoornissen bij kinderen, ook een gebied waarop vroege diagnose en preventieve zorg veel kunnen opleveren. ‘En wat mooi is: we hebben hier ook heel veel aanpalende expertise. Bij angst zit er soms wat anders achter: trauma,

Spiegelwand

Of patiënten het vervelend vinden, dat er vanachter een spiegelwand wordt meegekeken naar hun behandeling, soms door wel vijftien mensen? Volgens Hanna Swaab is er nog nooit iemand om die reden afgehaakt. ‘We zeggen het erbij, en we vertellen ook dat de studenten en degenen die in opleiding zijn vooral op óns letten, op de behandelaars.’ Swaab denkt dat het net zo werkt als in een academisch ziekenhuis, en dat patiënten al die aandacht soms juist wel fijn vinden. ‘Je weet zeker dat over alles wat hier gebeurt, heel goed wordt nagedacht.’

32

Leidraad

‘Er rust nog altijd een taboe op eenzaamheid’

‘Meer dan de helft van de 75plussers in Nederland zegt zich eenzaam te voelen. aldus alumnus Arnout

Maar in de afgelopen periode zag je door corona ook veel eenzaamheid onder jongeren.

Als projectleider Eén tegen eenzaamheid werk ik vanuit het ministerie van VWS aan een lokale aanpak van eenzaamheid, een project dat een aantal jaar geleden is geïnitieerd door minister Hugo de Jonge, die de trend van eenzaamheid onder ouderen in Nederland wil doorbreken. Inmiddels doen 250 gemeenten mee.

Samen met maatschappelijke organisaties en bedrijven proberen we een vuist te maken tegen eenzaamheid. We geloven dat dit kan door eenzaamheid eerder te signaleren en bespreekbaar te maken. Ouderen worden bijvoorbeeld bezocht om ze te stimuleren weer mee te doen aan activiteiten in de buurt. Denk ook aan vrijwilligerswerk bij een sportvereniging. Het gaat erom dat mensen weer contacten opdoen en iets hebben om naar uit te kijken. Geen verplichting natuurlijk, maar het zorgt ervoor dat je je gelukkiger voelt. We willen dat iedereen zich weer betrokken voelt bij de samenleving, ook ouderen.

Jammer genoeg rust er nog altijd een taboe op eenzaamheid. Door de coronaperiode is het taboe wél kleiner geworden. Iedereen heeft wel een beetje eenzaamheid ervaren.

Weet je wat trouwens misschien wel de beste remedie is om je minder eenzaam te voelen?

Vrijwilligerswerk doen.’

ARNOUT HAGENS (46)

1993-1999 Bestuurskunde, Leiden 1999-2009 Diverse functies binnen de rijksoverheid 2009-2014 Teamleider Alcohol en tabaksbeleid, Ministerie van VWS 2014-2016 Interim projectleider, Ministerie van VWS 2016-2019 Relatiemanager Jongeren op Gezond Gewicht 2019-NU Projectleider Eén tegen eenzaamheid, Ministerie van VWS

TEKST: MARIJN KRAMP, FOTO: MARIUS ROOS NR. 3  2021

Bio Science Park ‘Altijd iemand die kan helpen’

Het Bio Science Park in Leiden is bij uitstek een plek waar wetenschap en bedrijfsleven samen optrekken. Studente Fleur van Eeden (25) werkt er sinds kort en ervaart de meerwaarde van de korte lijnen tussen alle partijen op het park.

Of het geluk is of wijsheid? Feit is dat Fleur van Eeden nog studeert én al volop meedraait in de dynamiek van het Bio Science Park. Tijdens haar bijbaan als barista hoorde ze Vincent van der Wel, inmiddels haar baas, praten met iemand over MyMicroZoo. Een nieuw bedrijfje, dat een spin-off is van BaseClear, medisch laboratorium op het Bio Science Park. ‘Ik volg de master Biology and Business Studies en had net een extra vak in darmflora gevolgd. Dus toen ik hen hoorde praten terwijl ik biertjes tapte, kon ik het niet laten me met het gesprek te bemoeien.’ Bij MyMicroZoo kun je de compositie van je darmmicrobioom laten testen en erachter komen welke bacteriën aanwezig zijn in je darmen. Dit kan je inzicht geven in je dieet, leefstijl of hoe je eventueel je compositie kunt verbeteren.

Maatschappelijk nut Van Eeden is verantwoordelijk voor al het klantcontact. Ze omarmt de commerciële toepassing van wetenschappelijk onderzoek. ‘De slag maken naar de gezondheid van mensen vind ik het mooiste aan biologie. Het moet impact hebben. Ontdekken dat meerdere stippen op een ei ervoor zorgen

dat de meeuw er beter voor zorgt, dat was het niet voor mij. Dus nee, de commerciële aspecten vind ik geen probleem. Integendeel. Ik wil graag uitzoeken wat het maatschappelijk nut van onderzoeksuitkomsten kan zijn.’

Geen verkooppraatjes Maar, voegt ze daar aan toe, MyMicroZoo blijft zeer dicht tegen de wetenschap aan. ‘Wij gaan niet zeggen dat je met acht avocado’s per dag geen darmproblemen meer hebt, of iets dergelijks. We blijven ver van dat soort verkooppraatjes. We geven op basis van de testuitslag ook alleen maar algemeen advies, voor persoonlijk advies verwijzen wij mensen door.’ Daarnaast werkt het bedrijf vaak mee aan wetenschappelijk onderzoek. ‘Onderzoek naar de invloed van antibiotica bij depressiviteitsklachten is bijvoorbeeld met onze kits uitgevoerd.’ Van Eeden is een van de vele jonge academici die via Universiteit Leiden bij een bedrijf op het Bio Science Park terechtkomen. Ze is buitengewoon enthousiast over wat daar gebeurt. ‘Dit is een unieke omgeving voor Europa. Een sterk netwerk. De onderzoekers kennen elkaar. Wetenschap en bedrijfsleven vinden elkaar hier letterlijk en figuurlijk. Mensen staan open voor elkaar. Bij problemen is er altijd wel iemand op het Bio Science Park die je kan helpen met de oplossing. Dat maakt het heel bijzonder hier.’

DOSSIER samen

33

‘Als buren móet je samen verder’

‘Als mensen vragen waar mijn werk als mediator uit bestaat, vertel ik het aldus alumna Ariani verhaal over twee zusjes die ruzie maken om een sinaasappel. De rechter zou die sinaasappel in twee helften verdelen. Ik stel vragen: waarom wil je die sinaasappel? Dan blijkt het ene zusje de schil nodig te hebben voor het bakken van cake, terwijl de ander trek heeft in het sap. Ik help mensen om ‘de taart te vergroten’ en samen tot een oplossing te komen. Dat doe ik bijvoorbeeld bij burengeschillen. Vaak kunnen buren in het begin best goed met elkaar opschieten, maar zodra er iets mis gaat, zie je dat de tolerantiegrens lager wordt. Dan storen mensen zich al aan een overhangende boomtak. Het lastige van burenruzies is: je móet met elkaar verder. Je kunt je huis niet optillen en verplaatsen. Dus moet je er samen zien uit te komen. Als mediator probeer ik het contact te herstellen. Vaak gaat het niet eens om dat ene ding waar ruzie over is, die boomtak, maar zit er iets anders achter: een belediging van lang geleden bijvoorbeeld. Ik ben, anders dan in mijn advocatenrol, als mediator de neutrale derde en luister naar beide partijen. Ik laat mensen weer met elkaar praten, herstel de communicatie. Dan hoor je ineens dat mensen die boom eigenlijk best mooi vinden en dat hij welkome schaduw biedt in de tuin. Het weer samen brengen van mensen, dát geeft voldoening.’

ARIANI STRETTON - TJAHJADI (47)

1992-1999 Bedrijfsrecht en Civiel Recht, Leiden 1999-2011 Senior Marketeer bij o.a. ABN Amro en ING 2011-2018 Customer Experience Manager en Programmamanager Klantcommunicatie bij Aegon 2018-NU Advocaat en MfN mediator bij Groenendijk & Kloppenburg Advocaten

34

Leidraad Leidraad

ALUMNIMAGAZINE VAN DE UNIVERSITEIT LEIDEN DOSSIER NR. 3  2021 samen

TEKST: JOB DE KRUIFF, FOTO: FERNANDO HERNANDO MAGADAN

Dancing with the stars

Een unieke samenwerking. Dansers van NDT2, professionele choreografen, componisten van het Haagse Conservatorium en Leidse sterrenkundigen deden in mei twee leken lang samen een soort onderzoek: het Open Space Project. Henk Hoekstra, hoogleraar Observationele Kosmologie, legt uit.

‘Na een voorstelling van het Nederlands Dans Theater (NDT) suggereerde mijn vrouw om iets met de dansers te doen. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan, want hoe kan een astronoom een gerenommeerd gezelschap daartoe overtuigen? De link die ik vond, is dat in veel rituelen met dans van oudsher wel een soort verwijzing naar de kosmos zit. De laatste honderd jaar is onze kijk op het heelal alleen drastisch veranderd. Sterren lijken voor onze waarneming stil te staan, maar we weten nu dat er juist enorm veel dynamiek in het heelal is. De onderzoeksvraag die ik NDT stelde was “wat zou er gebeuren als we met de kennis van nu gedachten zouden uitwisselen over het heelal?”. Wat wij gedaan hebben was dus heel open. Mensen uit twee werelden bij elkaar brengen, in gesprek gaan, en kijken wat er gebeurt. We hebben echt de tijd genomen, wij bijvoorbeeld om uitgebreid te vertellen over donkere materie en donkere energie. Dat zijn begrippen die heel weinig relatie hebben met onze beleving. Juist die dansers en choreografen bleken daar intuïtief wel iets mee te kunnen en vonden het heel inspirerend. Ze waren allemaal laaiend enthousiast. Voor hen was het project een soort terug naar de basis. Niet oefenen voor een voorstelling, maar dingen laten gebeuren. Zij vertelden dat ze gaandeweg op een andere manier naar hun bewegingen in de ruimte gingen kijken. Onze verwachting was niet dat dit project invloed zou hebben op wat wij als sterrenkundigen doen. Maar een mogelijke uitkomst lijkt me dat iemand geïnspireerd is geraakt en een choreografie maakt waarmee je op een andere manier dan in woorden kunt uitleggen hoe je als mens naar het heelal kunt kijken.’

This article is from: