ERWIN VERHOEVEN
AF SCHEID VAN ASSISEN
De processen die Vlaanderen schokten
INLEIDING 11 DE MACHINE IS IN GANG GEZET 15
De zaak Geneviève Lhermitte “NINK, NINK, NINK” 33
De zaak Geert Vanweehaeghe “ZEG ONS WAAR HET LICHAAM LIGT ALSTUBLIEFT” 61
De zaak Tijl Teckmans HAMBURGER NATUUR 93
De zaak Violetta Van de Geuchte DE ZWARTE WEDUWE VAN LEUVEN ERFT ALTIJD 113
De zaak Jeanine Steeno GEEN ENKEL BEWIJS TEGEN HET MONSTER VAN HET WAASLAND 129
De zaak Claudy Pierret “BIJ TWIJFEL: SPREEK HEM VRIJ” 157
De zaak Abdallah Ait Oud “NORMAAL BEN IK RUSTIG, VRIENDELIJK EN TERUGHOUDEND” 189
De zaak Kim De Gelder EPILOOG 259
Mijn dank gaat uit naar Wim Verhoeven en Paul Daenen, zij gaven de aanzet tot dit boek. Verder naar Eline Bergmans en Nadine Van Der Linden. Ook naar Walter Verhoeven, die zoals steeds alles kritisch nalas. En naar Wim De Bock, Pieter Vanderhaegen en iedereen bij uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts die met zorg en liefde aan Afscheid van Assisen werkte. Ten slotte veel dank aan allen die de laatste instelling waar het soevereine volk nog iets te vertellen had, met hart en ziel verdedigd hebben en nog steeds verdedigen.
Voor Arthur en Anne-Laure. Ik heb hen zo hard nodig. Voor Piet, mon ami avocat. Ik had hem nog zo hard nodig.
“Nergens is de deelname van de burger aan de democratie zo sterk, als wanneer hij of zij geroepen wordt om te zetelen in een jury.” (Piet Van Eeckhaut) “Alles heeft zijn uur. Alle dingen onder de hemel hebben hun tijd.” (‘Prediker’. Hoofdstuk 3. Vers 1) “On croit agir. On est entraîné.” (Jacques Chardonne)
INLEIDING
INLEIDING
INLEIDING
HET ULTIEME BEWIJS
Onlangs is de Waalse ex-politicus Bernard Wesphael na een fel gemedia tiseerd proces van drie weken vrijgesproken door het assisenhof van Bergen. Deze zaak heeft nu al een plaats in de juridische annalen van ons land. Omwille van de persoonlijkheid van de beschuldigde. Maar nog meer omdat het zo goed als zeker de laatste hoogmis van de juryrechtspraak in ons land was. Dat is jammer en vooral verontrustend.
naar juridische dwalingen op zijn Amerikaans. Daarom hoop ik dat dit Afscheid van Assisen een warm pleidooi is voor een ‘Eerherstel van Assisen’. Erwin Verhoeven.
Sinds de goedkeuring van Potpourri II is er in Vlaanderen nog welgeteld één dossier naar assisen verwezen, in Wallonië enkele. De jaren voordien waren er dat tachtig à negentig, soms honderd. Voortaan worden ook zeer betwiste zaken zoals de zaak Wesphael doorverwezen naar de correctionele rechter. Daar worden ze op een drafje behandeld, soms bijna letterlijk ‘tussen de soep en de patatten’. Getuigen worden niet of nauwelijks gehoord. Te duur. Te tijdrovend. Te lastig. De rechter oordeelt dus louter en alleen op basis van het papieren dossier: pv’s van verhoren, deskundigenverslagen enzovoort. Laat het proces-Wesphael nu nog maar eens aangetoond hebben – in dit boek vindt u ook andere voorbeelden – dat die niet altijd even accuraat en precies zijn. In de motivering van het arrest-Wesphael van de jury staat het zwart op wit: “Het onderzoek laat niet toe om de schuld voldoende aan te tonen. Onder meer door de afwezigheid van een door gedreven controle van sommige elementen.” In mensentaal: de speurders hebben geen topwerk afgeleverd. Nochtans presenteerden ze een op het eerste gezicht keurig verhaal. Maar in die kaas zaten gaten, zo bleek achteraf. Veel gaten. Wat niet in het kraam paste – “de logica”, noemde de case-officer of dossierbeheerder het op het proces – was wat bijgevijld, weggelaten of gewoonweg niet onderzocht. Bernard Wesphael en zijn advocaten zegden dat al langer. Maar het is alleen te danken aan een grondig, diepgaand en tegensprekelijk onderzoek ter terechtzitting dat het aan het licht kwam. Dat onderzoek gebeurt voortaan niet meer. Wesphael heeft dus veel geluk gehad. Voor een correctionele rechtbank was hij op basis van het papieren dossier schuldig verklaard en voor een jaar of dertig opgesloten. De door Potpourri II gecreëerde situatie is gevaarlijk. Het is een snelweg 12
13
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
DE MACHINE IS IN GANG GEZET De zaak Geneviève Lhermitte
De zaak Gene viè ve Lhermitte
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
BESCHULDIGDE
PROCES
Geneviève Lhermitte (42)
Nijvel, december 2008
SLACHTOFFERS
ADVOCATEN
Yasmine (14) Nora (13) Myriam (9) Mina (7) Mehdi (3)
Xavier Magnée en Daniel Spreutels voor de verdediging Abdelhadi Amrani, Françoise Motte de Raedt, Marc Kauten, Nathalie Gallant en Christine Calewaert voor vader B.M. en zijn familie, Didier De Quévy voor dokter S. AANKLAGER
FEITEN
Lhermitte verdroeg naar eigen zeggen niet langer de uitzichtloze situatie waarin ze met haar gezin verzeild was geraakt. Zijzelf, haar man B. en de vijf kinderen waren volledig afhankelijk geworden van de inwonende ‘weldoener’, dokter S. Ze sneed met een mes haar vijf kinderen de keel over. Nadien probeerde ze zelfmoord te plegen. Dat mislukte.
Pierre Rans VOORZITTER
Luc Maes
PLAATS VAN DE FEITEN
Generaal Jacqueslaan 42 in Nijvel DATUM VAN DE FEITEN
Woensdag 28 februari 2007
16
17
De zaak Gene viè ve Lhermitte
In een van mijn kasten liggen – min of meer netjes geklasseerd – een paar honderden aktes van beschuldiging. ‘De akte’ is het wettelijk verplichte document waarmee de aanklager bij het begin van elk assisenproces ‘de feiten en omstandigheden’ uiteenzet. Het spreekt vanzelf dat die stapels papier de neerslag bevatten van redelijk wat aangerichte gruwel en bij behorend menselijk leed. Twee bladzijden uit de vele duizenden springen er echter uit. Omdat ze de meest ijzingwekkende passages bevatten die ik ooit las. Het gaat om de eerste ondervraging van Geneviève Lhermitte, de vrouw uit Nijvel, die op woensdag 28 februari 2007 haar vijf kinderen Mina, Mehdi, Myriam, Nora en Yasmine een na een naar boven lokte en daar de keel oversneed. Onmenselijk. Niet te vatten. Toen toch. Een week na de feiten ging ik thuis langs bij haar advocaat, erestafhouder Xavier Magnée, de ervaren Brusselse strafpleiter die voordien onder meer Marc Dutroux verdedigd had. Magnée legde me uit dat Geneviève Lhermitte zélf niet begreep wat ze gedaan had. Maar hij wel. “Ze was depressief en uitgeput door haar dagelijkse leven. Ze was moeder, huismoeder en poetsvrouw tegelijk. Ze moest een huishouden van negen mensen runnen. Zijzelf, haar Marokkaanse man, diens moeder, de vijf kinderen en dokter S., die bij hen inwoonde. De wasmachine draaide hele dagen aan een stuk. Geneviève was een vrouw die bezweek onder de druk. Als enige uitweg zag ze zelfmoord. In haar ogen impliceerde dit dat ze haar kinderen niet levend kon achterlaten. In die logica heeft ze hen alle vijf omgebracht. Daarna heeft ze zich op het mes geworpen. Dat is haar borst binnengedrongen, maar heeft haar hart niet geraakt.” Heeft die vrouw wel een hart, dacht ik in mijn binnenste, toen Magnée die laatste zin uitsprak. Het assisenproces tegen Geneviève Lhermitte vindt goed anderhalf jaar later plaats, begin december 2008, in het Waals-Brabantse Nijvel. Zoals elders in Wallonië – onder meer in Bergen en Aarlen – is daar rond de millenniumwende even buiten het centrum een nieuw justitiegebouw neergezet. Die constructies hebben ten zuiden van de taalgrens allen één merkwaardige gelijkenis: de assisenzaal is er cirkelvormig en bevindt zich midden in het gebouw. Daglicht ontbreekt. Frisse lucht is schaars. Hof, jury, beschuldigde, advocaten, publiek en pers zijn er als het ware letterlijk geïsoleerd van de buitenwereld. Dat letterlijke isolement komt boven op een soort mentaal isolement dat iedereen treft die bij een assisenproces betrokken is. Magistraten, advocaten, ex-juryleden zullen dat bevestigen. De duur van de zaak leef en be-leef je samen, als in een 18
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
soort ‘bubbel’. Van wat er buiten gebeurt – in de grote wereld of op het thuisfront – dringen slechts wat vage echo’s door. Het proces beheerst je gesprekken en je gedachten. Soms tot ’s nachts toe. Hier in Nijvel laat het beeld van die vijf vrolijke, onschuldige, mooie en goed opgevoede – Geneviève was tot die fatale woensdagmiddag een absolute modelmoeder geweest – kinderen me geen seconde los. Ik denk aan hun laatste verschrikkelijke levensmomenten. Vier van de vijf hebben zich nog verzet. Ze moeten hebben beseft dat ze in een dodelijke val gelokt werden door hun moeder, de vrouw die hen eigenlijk moest beschermen. Dat ze hen gedood heeft om hen te “beschermen”, zegt ze niet meer, die maandag 8 december, de eerste procesdag. Wel dat ze slechts één ding verwacht van het proces. “Begrijpen. Proberen te begrijpen wat er gebeurd is. Een moeder doodt haar kinderen niet. Ik heb ze negen maanden gedragen, gevoed, opgevoed, alles. Mijn kinderen waren mijn leven. Ze waren mijn enige succes in het leven”. Waarop ze lang en uitgebreid vertelt over ieder van hen. Alsof ze er nog zijn. Het is al laat op de dag wanneer de beschuldigde aan het woord komt. De samenstelling van de jury heeft redelijk wat voeten in de aarde gehad. Sommige kandidaten weigeren, omdat ze de gruwel van de feiten naar eigen zeggen niet aankunnen. Nadien kost de lectuur van de zeer gedetailleerde akte van beschuldiging nog uren tijd. Haar ondertussen Marokkaanse ex-man en dokter S. wonen de ondervraging niet bij. Gelukkig maar. S. kan zichzelf tijdens de voorlezing van de akte van beschuldiging al niet meer inhouden. Zichtbaar op van de zenuwen staat hij plots recht en blijft als een zuil van zout staan. Voorzitter Luc Maes: “Mijnheer, ik begrijp uw emoties, maar wil u alstublieft terug gaan zitten.” Achteraf legt S. het zo uit: “Ik wilde symbolisch duidelijk maken dat het hier over de kinderen gaat. Niemand heeft het hier over hen. Daarom ben ik gaan rechtstaan. Om de doden eer te bewijzen. Op 11 november staat de koning toch ook recht!” Lhermitte draagt een witte chemisier, grijze vest en blauwe jeans. Het geblondeerde haar op de bekende krantenfoto uit gelukkiger tijden heeft opnieuw zijn natuurlijke, kastanjebruine kleur. “Mijn naam is Lhermitte Geneviève. Geboren op 16 november 1966. Domicilie in de gevangenis van Berkendael. Lerares en huismoeder.” Lhermitte zegt dat ze zelf ook liever iets zou voorlezen. “Ik schrijf 19
De zaak Gene viè ve Lhermitte
liever. Ik schrijf veel”, zegt ze bij de start van haar ondervraging door voorzitter Luc Maes. “Zo werkt het hier niet”, antwoordt die. “Als u iets te zeggen heeft, moet u het hier doen!” Dat doet ze dan ook. Uitgebreid. Zich soms verliezend in futiele details die alleen zij belangrijk vindt. Nogal klagerig. Eerst over haar Marokkaanse man en de situatie thuis. “B. was lief. Voor mij was hij een mogelijkheid om thuis weg te gaan.” Maar algauw botste ze op de eerste ‘geheimen’. Het schijnhuwelijk van haar zus met een broer van haar bijvoorbeeld. Slagen. De voorzitter liet haar uitgebreid vertellen over een reeks incidenten die niet in het dossier zitten, maar waarover ze onlangs brieven schreef. En de alomtegenwoordigheid van hun ‘weldoener’, dokter S. Die liep voor haar al snel in de weg. “Hij was er al bij op hun huwelijksreis. Met drie in dezelfde kamer. Om de liefde te bedrijven, moesten we wachten tot hij sliep. S. was altijd daar. Gingen we op vakantie, dan ging hij mee. Gingen we naar het strand, dan ging hij mee. Gingen we in zee, dan ging hij mee. Ik kon hem niet meer ruiken of zien. Zelfs goedendag zeggen, was me op den duur te veel. Een blok aan het been. Vies. Vuil. (gedegouteerd) Totaal gebrek aan hygiëne.” Voorzitter: “Hij betaalde wel alles.” Lhermitte: (diepe zucht) “We waren totaal afhankelijk van hem.” Over het seksleven van de beschuldigde en haar man staat er ook niks in het dossier, maar Lhermitte wil het er nu per se over hebben. “Al is het lastig.” Het was geen rozengeur en maneschijn in bed. “In het begin wel. Maar sinds hij naar die sauna ging. Hij wilde dan ook ’s middags. Als ik geen zin had, moest het toch. Je passais à la casserole.” Volgens Lhermitte is S. een niet-geoute homo. Haar man daarentegen “absoluut niet”. Voorzitter: “Over het moment van de feiten zegt u dat er een stem was die zei: ‘De machine is in gang gezet.’ Wiens stem was dat?” Lhermitte: “Ik. Geen stem van buitenaf.” Voorzitter: “Wie heeft die machine in gang gezet?” Lhermitte: (lange stilte) “Ik weet het niet. Ik zeker.” En dan zeer ongebruikelijk, omdat de feiten zo uitzonderlijk gruwelijk zijn, laat voorzitter Maes de beschuldigde de keuze of ze erover wil praten of niet. Voorzitter: “Wil u, kan u nog eens vertellen wat er dan gebeurd is? Want ik weet, daar is een zekere dosis moed voor nodig. Het is aan u.” Lhermitte: “Ik wil het doen. (met tranen) Eerst was er Mehdi. Ik zei 20
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
dat ik veel van hem hield. Dat hij me het niet kwalijk mocht nemen. Ik wurgde hem. Ik zag zijn gezichtje dat paars werd, zijn tong uit zijn mond. Ik nam het mes...” Zo gaat dat door. Ondraaglijk lang. Een na een vertelt Lhermitte hoe ze de kinderen lokte en doodde. Steeds meer tranen. Steeds meer geweld. Steeds meer bloed. Lhermitte: (luid snikkend) “Ik weet het niet meer. Het was vreselijk. Er was overal bloed.” Voorzitter: “U bleef doorgaan tot ze dood waren?” Lhermitte: “Ja. Ik ging door. Met veel geweld. Met wreedheid. Ze moeten het hebben gemerkt. Nu weet ik dat. Ik wilde hen geen kwaad doen. Ik ben er altijd tweehonderd procent voor hen geweest. Ik heb ze opgevoed. Ik hield van hen. Het is vreselijk wat ik gedaan heb. Dat is alles. Ik mocht dit niet gedaan hebben. Het was een fout idee. Ze verdienden dit niet.” Voorzitter: “De zelfmoord gebeurde met minder geweld en kracht dan de moorden. Heb je daar een uitleg voor?” Lhermitte: “Nee. Ik wilde nochtans sterven. Ik weet niet waarom het mislukt is. Soms denk ik nog altijd dat ik beter dood zou zijn. De afstand met mijn kinderen is te ver. Eind oktober heb ik het nog eens geprobeerd met een koord en een sjaal. Wat de straf hier ook zal zijn, dat maakt niks uit. De straf is er al. Tot het einde van mijn dagen.” De dagen nadien zijn van een zelden gevoelde intensiteit. De volgende ochtend ondervraagt voorzitter Maes verder. Lhermitte weert zich als een kat in het nauw en maakt een zeer slechte beurt. Haar advocaat Xavier Magnée tracht in te grijpen. Dat lukt maar half. Later op de dag tonen de speurders de foto’s van de vijf kinderlijkjes, zoals ze ontdekt werden in het huis in de Generaal Jacqueslaan. Lhermitte kijkt minutenlang naar de grond. De meeste juryleden zitten met hun zakdoek in de hand. Om de tranen te drogen. Of om de gruwel niet te moeten zien. Zelfs de speurders die er toen bij waren, krijgen het opnieuw moeilijk. Het is ook de dag dat haar ex M. en dokter S. getuigen. “Ik wil eerst even stilstaan bij de vijf martelaartjes”, begint die eerste zijn getuigenis. “Ik ben hier voor de kinderen. Voor de waarheid. (aarzelend) Ik heb Geneviève leren kennen op de hogeschool. Ze is mijn vrouw geworden. Een respectabele vrouw. Ze heeft nooit laten doorschemeren dat er iets niet goed ging. Ze heeft nooit geweld gebruikt. We kregen vijf kinderen. Mooie, gelukkige, levendige kinderen. Ze heeft ze een uitstekende 21
De zaak Gene viè ve Lhermitte
opvoeding gegeven. Ze was daar heel erg mee bezig. Met hun kleren, hun eten, hun schoolresultaten. Ze was een goeie echtgenote in een normaal echtpaar. Een koppel zoals er dertien in een dozijn zijn. We praatten, bereidden de toekomst voor, feestten. Er viel haar niks te verwijten. Tot die 28e februari. Dat is waar ik niet bij kan.” “Sinds die gebeurtenissen verneem ik allerlei dingen waar ik niks van afwist. Om te beginnen de feiten zelf. Dat de vrouw van wie ik hield zo’n vreselijke daad kon stellen, was voor mij onbegrijpelijk. Op haar eigen kinderen. Ik weigerde dat te geloven. Pas gisteren, tijdens de lezing van de akte van beschuldiging, ben ik met een smak tegen de grond beland. Ik ben een gebroken man. Ik ben alles kwijt. Mijn kinderen. Mijn gezin. Ik leef met mijn ongeluk. Ik ben niet haatdragend. Ik ga geen geweld gebruiken. Ik wil geen wraak. Ik wil waardig blijven. Ook voor mijn kinderen. Die vroegen alleen maar om te mogen leven.” Voorzitter: “Beschrijf het karakter van de kinderen eens?” Getuige: “Ik mis ze zo. Ze waren de zon in huis. Ik ben ongelukkig. Ik mis ze. Wat kan ik meer zeggen. Het is vreselijk. Ze vulden elkaar aan. Yasmine, de oudste, beschermde haar zussen en haar kleine broer. Yasmine, was de motor van het gezin. Nora... (barst in snikken uit) Ik mis ze zo. (wenend) Kunnen we het niet over iets anders hebben, want de kinderen...” Bijna twee uur lang legt M. uit dat ze een modelgezin waren. Geen vuiltje aan de lucht. Alles wat Lhermitte hem sinds de feiten naar het hoofd gooit – hij zou gewelddadig zijn, niet naar de kinderen omgekeken hebben, haar van haar familie verwijderd hebben enzovoort. – ontkent hij. Net als de alomtegenwoordigheid van dokter S. en hun financiële afhankelijkheid van deze ‘weldoener’. “Dokter S. was mijn adoptievader en een vriend van mijn oudere broer. Die vroeg hem me te helpen bij het afmaken van mijn studies. Ik woonde bij hem. De eerste persoon van mijn familie die Geneviève ooit ontmoet heeft, was S. Een symbool voor mij. Hij was ook als een vader voor mijn echtgenote. (Lhermitte roept: “Niet waar!” en schudt het hoofd.) Maar als echtpaar waren we onafhankelijk. Vrij in onze keuzes. Over de opvoeding van de kinderen, waar we heen gingen enzovoort. Ik werkte met dokter S. Ik bekommerde me om zijn medische kabinet. Alles waar hij geen tijd voor had, deed ik. Geld naar de bank brengen, inkopen doen.” Voorzitter: “Was hij er bij tijdens jullie eerste reis en sliep hij dan in 22
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
dezelfde kamer?” Getuige: “Dat kan. Ik heb daar een vage herinnering aan. Maar dat was een kwestie van organisatie. Hij had die vakantie geboekt en wij gingen op het laatste mee. Hij ging trouwens niet altijd mee met ons. Vaak kwam hij een week af. Of in het weekend. Dat is toch logisch. Hij was een lid van het gezin. Zo iemand stuur je toch niet op hotel als hij naar je vakantiehuis op bezoek komt?” Voorzitter: “Was er geen probleem met S.?” Getuige: “Geen enkel. Hij was een lid van de familie. Van tijd tot tijd deed ze haar beklag over wanorde, niet over zijn aanwezigheid. Allez, ik nuanceer. Er waren dingen van S. die haar stoorden.” Voorzitter: “Financieel hingen jullie compleet af van S. Hij betaalde bijna alles.” Getuige: “Hij kwam voor alles tussen. Dat is toch zo in een familie? Je doet de inkopen samen.” Voorzitter: “Lhermitte maakte zich zorgen dat dit niet zou blijven duren. Als S. u ontslagen had, hadden jullie bijna geen inkomen meer.” Getuige: “Dat was het einde van de wereld niet. Ik had wel een andere job gevonden. Ze dacht dat we in de miserie zouden eindigen. Terwijl ons leven juist de goeie richting uitging. We hadden nu zelfs een eigen huis. Er was geen gevaar.” Daarop begint Lhermitte zélf een serie zeer gedetailleerde vragen te stellen over betaalde rekeningen, auto’s enzovoort. Telkens moet haar ex toegeven dat S. betaalde. Na een tijdje probeert voorzitter Maes tussen te komen. Voorzitter: “Waarom praten jullie nu pas?” Lhermitte: “Waarom mocht ik niet over S. praten? Dat zei je bij je eerste bezoek in de gevangenis. Een detail, zogezegd.” Getuige: (zucht diep) “Elke dag veranderde ze van versie. Ze had het niet gedaan. Of wel, maar ze was zichzelf niet geweest. Dat ging zo maar door. Ik zei steeds: ‘Ik ben geen rechter. Ik wil je alleen helpen. Zeg de waarheid. Over S. moet je het niet hebben, die heeft enkel goed gedaan voor ons.’ Ze heeft haar hoofd laten zot maken door haar advocaten. Die vallen mij aan. Ik speel dat spelletje niet mee. Ze moet haar geweten vrijmaken en zeggen wat er juist gebeurd is. Dat is de beste raad die ik haar kan geven.” Meester Magnée: “Mevrouw Lhermitte wil nog iets zeggen tegen mijnheer M.” 23
De zaak Gene viè ve Lhermitte
Getuige: “Ik weiger.” Voorzitter: “Dan stoppen we uw getuigenis hier en kan u doen wat u wil.” M. zet zich in de zaal. Lhermitte richt zich tot hem, maar kijkt star de andere kant uit. Lhermitte: (toonloos en zonder zichtbare emotie) “Ik richt mij tot jou. Ik heb spijt van wat ik onze kinderen heb aangedaan. Je leven is kapot. Je moet enorm afzien. Je hebt geen zin meer, geen projecten, je levensmoed is weg. Het spijt me dat ik de kinderen heb weggerukt uit je leven. Voilà.” Na haar ex is het aan dokter S. Hij vertelt uitgebreid over de afgelopen jaren. Het beeld dat bijblijft, is dat van een milde weldoener. Voorzitter Maes wil weten waarom hij dat deed. “Lastige vraag. Maar we moeten ze hier stellen. Mevrouw Lhermitte maakt u het volgende grote verwijt: ‘S. heeft affectie, een zoon, een schoondochter en vijf kleinkinderen gekocht’. U kon geen kinderen krijgen. Deed u daarom al die financiële en affectieve investeringen?” Dokter S.: “Ik ben inderdaad onvruchtbaar. Dat zal onbewust meegespeeld hebben bij mijn beslissing om B.M. te steunen.” Voorzitter: “Heeft Lhermitte u ooit duidelijk of met een omweg laten weten dat u haar op de zenuwen werkte?” Dokter S.: “Nooit. Op geen enkel moment. Haar man ook niet.” Voorzitter: “U hebt het hen zélf een paar keer gevraagd.” Dokter S.: “Ik wist inderdaad dat we geen gewoon ‘gezin’ vormden. Daarom heb ik dat gevraagd. Drie keer. Drie keer was het antwoord ‘nee’.” Daarop stelt Geneviève Lhermitte zich recht. “Ze wil een verklaring afleggen”, zegt haar advocaat, meester Magnée. Dokter S.: “Gaat ze hetzelfde zeggen als wat ze in juni 2008 in de raadkamer zei? Want dan blijf ik niet in de zaal.” (Hij heeft dat recht als burgerlijke partij.) Voorzitter: “Wat is daar gezegd?” Dokter S.: “Ze keek naar de voorzitter en zei: ‘Ik heb spijt voor mijn kinderen’. En dan keek ze in de richting van haar man en mij en zei ze, ‘maar voor niemand anders’.” Meester Didier De Quévy (advocaat van dokter S.): “U schijnt volgens mevrouw Lhermitte een vuil en onhygiënisch iemand te zijn. Altijd zelfde kleren. Vuile slips.” Dokter S.: “Vindt u dat? Ik heb vandaag een ander hemd aan dan 24
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
gisteren. En een ander kostuum.” Voorzitter (grappend): “Maar u was natuurlijk voorbereid op deze vraag. En die vuile slips?” Dokter S.: “Ik heb ook een propere onderbroek aan. Moet ik dat hier bewijzen soms?” Meester Magnée: “U heeft veel geïnvesteerd. Wat stond daar tegenover?” Voorzitter: “Dat is geen vraag.” Dokter S.: “Ik ga er toch op antwoorden. De glimlach van de vijf kinderen.” Op dag drie loopt het compleet uit de hand. Wanneer wetsdokter Frédéric Bonbled uiterst nauwkeurig beschrijft hoe Lhermitte haar kinderen doodde en hoe sommigen zich verweerden, doet Lhermitte een hysterische uitval. “Stop! Stop! Stop! Het is allemaal de fout van S. En van die man van mij. Zij hebben mijn leven vergald. Het zijn twee smeerlappen en leugenaars. Ik heb mijn kinderen niet gedood. Het zijn mijn kinderen! Mijn kinderen!” Ze blijft roepen en tieren. Acht man is er nodig om haar de zaal uit te werken. Maar dan nog gaat het door, hoorbaar tot binnen. De rest van de derde zittingsdag woont ze niet meer bij. “Een lichte inzinking”, laat voorzitter Maes weten. Bij de start van de volgende zittingsdag biedt ze haar excuses aan. “Ik bied mijn verontschuldigingen aan voor mijn houding van gisteren. Voor mij was het extreem lastig en ondraaglijk. Ik was op. Ik heb geslapen.” Het is de dag van de psychiaters, die moeten bepalen of Lhermitte wel toerekeningsvatbaar was op het moment van de feiten. Maar voor zij aan het woord komen, getuigt hun collega die de beschuldigde de jaren voordien behandelde. Hij zorgt voor de coup de théâtre op dit proces. De behandelende psychiater vertelt eerst hoe Lhermitte in juni 2004 bij hem belandde, gestuurd door dokter S. Behandeling en ritme van de consultaties gingen een beetje op en af. Eind 2006 kwam ze opnieuw vaker. In januari 2007 praatte ze voor het eerst over de situatie thuis. Het financieel afhankelijk zijn van S., het feit dat ze zich totaal geïsoleerd voelde. Voorzitter Maes: “Ze schreef u ook brieven?” Veldekens: “Begin februari 2007 zag ik haar twee keer. De derde en de dertiende. Dat was naar aanleiding van een eerste brief. Een alarmerende brief. Ze sprak daarin over zelfmoord. Het leek me toen verband te hebben met de afwezigheid van haar man die in Marokko zat. Ze 25
De zaak Gene viè ve Lhermitte
voelde zich eenzaam en depressief. Op 23 februari zag ik haar weer. Ze klaagde toen vooral over dokter S. De 27e stuurde ze me opnieuw een brief, in grote lijnen met dezelfde inhoud. Die dag heb ik haar niet kunnen ontvangen.” Voorzitter Maes: (verbaasd) “Die brieven zitten niet in het dossier.” Veldekens: “Ik had ze niet bij me de dag van mijn ondervraging door de onderzoeksrechter. Ik heb ze nog wel, maar niet bij me.” Voorzitter Maes: “Ze bestaan dus nog. Mevrouw Lhermitte, heeft u er bezwaar tegen dat ze bij het dossier gevoegd worden?” Lhermitte: “Nee.” Veldekens: “Ik zal ze opsturen.” Voorzitter Maes: “Ik zou liever hebben dat u ze brengt. We kennen allemaal de snelheid van De Post... Had ze het er in die brieven over dat ze de kinderen iets zou aandoen?” Veldekens: “Ja. Daar had ze het over. (verbazing bij iedereen in de zaal) De aanwezigheid van de kinderen en de afwezigheid van haar man was een probleem voor haar. Ik heb op haar ingepraat. Het belang benadrukt van haar rol als moeder.” Voorzitter: “Het is toch belangrijk dat we die brieven hebben. Hoever moet u daarvoor lopen?” Veldekens: “Niet ver. Ze liggen in mijn auto.” Voorzitter: “Ik schors de zitting en u moet ze nu gaan halen.” Na de schorsing leest voorzitter Maes de brieven voor. Ze slaan in als een bom. Vooral de tweede, die Lhermitte de ochtend van de feiten heeft afgegeven in de polikliniek. Een rauwe kreet om hulp. “Dokter Veldekens. Ik weet dat u niet veel tijd heeft. De laatste dagen en uren voel ik me niet goed. Ik heb de somberste gedachten. Gedachten over zelfmoord die me zullen meeslepen en ik zal de kinderen met me meenemen. Het is een nachtmerrie. Ik ga kapot vanbinnen. U uitgezonderd kan ik het niemand anders vertellen. Niemand anders begrijpt me. Ik heb een vriendin die me steunt. Maar er is geen oplossing voor mijn probleem. Ik voel me omringd door hoge muren. Ik voel me gevangen, in de val die ik zelf gebouwd heb. Ik heb geen kracht meer. Ik denk niet dat mijn echtgenoot me zal redden, want hij zit in een in alle opzichten comfortabele situatie. Hij komt morgenavond terug thuis. Maar ik kan hem niet vertellen over mijn lijden en mijn verwarring. We zitten in de val. De gezinssituatie is onomkeerbaar. In het verleden heb ik al zelfmoordgedachten gehad. Ik beeldde me scenario’s in, echter dan echt. Ik 26
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
weet dat ik ertoe in staat ben. Dit is geen spel. Verontschuldig me uw tijd in beslag te nemen.” Voorzitter Maes: “Wanneer heeft u die laatste brief van de 27e gelezen?” Veldekens: “Diezelfde dag omstreeks de middag. Maar ik had geen tijd om haar te bellen.” Voorzitter Maes: “Die passage over zelfmoord en het ‘meenemen’ van de kinderen, dat moet u toch verontrust hebben?” Veldekens: “Het waren alarmerende woorden. Ik besloot de terugkeer van haar man af te wachten om maatregelen te nemen. Ik dacht aan opnemen in een instelling.” Iedereen verwacht dan natuurlijk de vraag: “Denken, dokter, allemaal goed en wel. Maar waarom heeft u niet onmiddellijk iets ondernomen om Geneviève Lhermitte én de kinderen te redden?” Die vraag komt niet. Voorzitter Maes legt uit waarom. “Dokter Veldekens staat als getuige onder eed. Hij heeft gezworen de waarheid te zeggen. We kunnen hem echter niet dwingen om dingen te zeggen waardoor hij zichzelf van een misdrijf beschuldigt. Ik wil dus niet dat zijn gedrag – dat eventueel kan worden gekwalificeerd als ‘schuldig verzuim’ – hier in vraag gesteld wordt.” Na Veldekens nemen de twee psychologen en het college van drie psychiaters die Lhermitte onderzochten plaats op de getuigenstoel. Ze brengen de grote lijnen van hun rapport, behoorlijk gunstig voor de beschuldigde. Aan het eind van hun betoog, wordt van de gerechtspsychiaters klassiek een antwoord verwacht op de wettelijke vraag naar de toerekeningsvatbaarheid. “Onmogelijk om daar nu nog op te antwoorden”, luidt het antwoord. “We hadden geen kennis van die twee belangrijke brieven. Die werpen een heel ander licht op wat er gebeurd is.” Voorzitter Maes geeft de drie daarop de opdracht een nieuw psychiatrisch onderzoek uit te voeren. Het resultaat daarvan is klaar en duidelijk. “Op het moment dat ze haar vijf kinderen de keel oversneed, was Geneviève Lhermitte niet in staat om haar daden te controleren. Ook vandaag bevindt ze zich nog in een toestand van zware mentale stoornis.” Professor Meire: “Tot donderdag moesten wij het doen met het pv van het verhoor van dokter Veldekens en met wat mevrouw Lhermitte er zelf over zei. Dat was allemaal veel minder expliciet dan wat er zwart op wit in die brieven staat. De twee brieven zijn noodkreten. Ze zijn van 27
De zaak Gene viè ve Lhermitte
een intensiteit die veel zegt over haar wanhoop. Ze vraagt dat iemand haar tegenhoudt. De eerste brief bevat alle elementen van een vitale of majeure depressie met melancholische kenmerken. De symptomen staan er écht allemaal in, de brief kan zo in een handboek psychiatrie. Op basis van zo’n ziektebeeld besluit een psychiater normaal gezien tot opname in een kliniek of onder observatie plaatsen van de patiënt. Meestal is dat om die mensen tegen zichzelf – lees zelfmoord – te beschermen.” “In de tweede brief heeft ze het onomwonden over haar angst dat ze zelfmoord gaat plegen en de kinderen meenemen. Ze vraagt weer hulp, omdat ze voelt dat ze zichzelf niet meer in de hand heeft, dat ze haar daden niet meer kan controleren. Belangrijk is dat ze die brief om vijf uur ’s morgens schreef. Haar medicatie was op dat moment uitgewerkt. Ze belt ook naar de polikliniek om te weten of de dokter de brief gekregen heeft. Dat bewijst hoezeer ze zich vastklampt aan dat noodsignaal. Indien we die brieven eerder onder ogen hadden gekregen, hadden we in ons eerste rapport anders beslist over de toerekeningsvatbaarheid op het moment van de feiten. Haar inschattingsvermogen was serieus aangetast, vonden we toen al. Maar we konden op basis van wat we dan maar wisten niet met zekerheid zeggen dat ze de controle over haar daden totaal kwijt was. En dat is wat de wet vereist. Al blijft er nog maar een fractie over van de capaciteit om je daden te controleren, dan ben je toerekeningsvatbaar. Daarom hebben we dat toen ook besloten.” Al spreekt het eerste rapport ook al duidelijk over ‘flink aangetaste’ toerekeningsvatbaarheid, een term die de Belgische wet helaas niet kent. Meire: “Geneviève Lhermitte leed op het moment van de feiten aan een ernstige geestesstoornis die het haar totaal onmogelijk maakte haar daden te controleren. Ze bevond zich in een situatie van depersonalisatie. Ze zag zichzelf in de spiegel, maar herkende zichzelf niet. Alleen de automatische piloot, het automatische handelen functioneerde nog. Het denkende bewustzijn, het geheel van haar persoonlijkheid werkte niet meer. Zij is het en tegelijkertijd is zij het niet. Op het moment dat ze zegt: ‘De machine is in gang gezet’, dan begint het. Dan is ze niet langer een menselijke persoon die bewust nadenkt.” De psychiaters onderzochten Lhermitte zondag ook nog eens in de gevangenis. Ze vinden haar nog steeds erg kwetsbaar. De depressie is zeker niet over. De kans op zelfmoord bestaat nog. Samengevat: “Nog steeds een staat van ernstige geestesstoornis.” Bijgevolg, twee mogelijkheden. De voorzitter, die zelf besloten heeft 28
DE MACHINE IS IN GANG GE ZE T
om Lhermitte opnieuw te laten onderzoeken, kan niet anders dan de jury de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid te stellen. Volgt de jury, dan wordt Lhermitte geïnterneerd tot ze geen gevaar meer betekent. Ze krijgt dan geen ‘echte’ straf. In het andere geval volgt er wel een uitspraak over de schuld en een straf. Een theoretisch derde mogelijkheid – artikel 71, de zgn. onweerstaanbare dwang – lijkt uitgesloten omdat meester Magnée na de tweede passage van de psychiaters zegt, dat hij enkel de internering zal pleiten en dat zijn cliënte zich daar ondertussen bij neerlegt. Lhermitte hield tot dan toe zelf vol dat ze “niet gek” is. Op donderdag 18 december 2008 – de eerste ‘zachte’ winterdag sinds weken – is Magnée blijkbaar toch van idee veranderd. “Dit drama heeft een naam”, pleit hij. “Vitale depressie met angsten en diepe melancholie. Ze was ziek. Ja, ik weet wel, zijzelf zegt van niet. Maar het is niet omdat zij zegt dat ze gestraft moet worden, dat we de bevindingen van de deskundige psychiaters naast ons neer moeten leggen. ‘Ik ben niet gek’, dat zeggen ze allemaal. ’t Is juist omdat ze dat zegt, dat ze behandeld moet worden! Want als ze niet ziek is, wat is dan haar motief? Er is er geen. Geen enkel. Als ze niet gek is, kan ik alleen maar artikel 71 pleiten en moet u haar vrijspreken. Dan moet er een dwang van buitenaf geweest zijn, die gemaakt heeft dat ze die 28e februari zo gehandeld heeft. Dames en heren van de jury, ze verdient dat ze behandeld wordt. (Hij leest een passage uit haar dagboek over de dode kinderen.) Elke nacht zijn ze daar. Elke nacht schrikt ze wakker. In haar hoofd doodt ze ze alle vijf, elke nacht opnieuw. Ze moet worden behandeld!” Lhermitte krijgt het laatste woord. “Ik had dit niet mogen doen. Ik heb er allang spijt van en zal er de rest van mijn leven spijt van hebben.” Ze drukt nadrukkelijk haar medeleven uit met “de papa van Yasmine, Nora, Myriam, Mina en Mehdi” en met S. En plots vliegt ze dan weer uit. “Er zitten leugenaars in deze zaal en die moeten maar zien hoe ze dat regelen met hun geweten.” De volgende dag wordt ze toerekeningsvatbaar en schuldig verklaard. Aanklager Pierre Rans vordert niet het maximum, maar dertig jaar. Het beraad over de straf duurt ruim drie uur. Er gaat een siddering door de zaal als voorzitter Maes om zeven uur ’s avonds “levenslang” uitspreekt. Eén iemand wil applaudisseren. Er klinkt ook een ingehouden gil. Voor de rest blijft het muisstil. Dokter S. en de man van Lhermitte verroeren geen vin. Ook zij zelf geeft geen kik. De zaak is altijd op de maag blijven liggen van Xavier Magnée. Dat 29
De zaak Gene viè ve Lhermitte
de jury het advies van de psychiaters niet gevolgd is, gaat er bij hem – die goed weet wat een depressie is – niet in. Bij hem niet alleen trouwens. Ik was en ben er nog steeds muurvast van overtuigd dat de psychiaters het in deze zaak bij het juiste eind hadden. Maar vermoedelijk waren de feiten zo wreed, dat de jury deze beslissing niet aandurfde. Zelfs MarieFernande Motte de Raedt, op het proces de advocate van de vader van de vijf kinderen, zei onlangs bij haar afscheid van de balie dat “madame Lhermitte geïnterneerd had moeten worden”. Magnée laat na het arrest Lhermitte niet in de steek en bewandelt met haar de hele lange weg om toch nog gelijk te halen. Voor Cassatie halen ze dat niet. Voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in mei 2015 in eerste instantie evenmin. Maar dat arrest valt met de kleinst mogelijke minderheid – vier tegen drie – en daarom wordt de zaak in september van dat jaar doorverwezen naar de Grote Kamer. Die heeft begin 2016 alle partijen gehoord en op 29 november van dat jaar haar beslissing bekend gemaakt. Met tien stemmen tegen zeven is het verzoek van Lhermitte afgewezen. Er komt dus geen tweede proces. In de gevangenis raakte Lhermitte ondertussen dik bevriend met Michèle Martin. Begin 2016 is ze gehuwd met een gevangene die een straf uitzit wegens verkrachting, diefstal en oplichting. Het koppel genoot voordien al van ‘ongestoord bezoek’. Op de plechtigheid in de gevangenis van Berkendael waren een tiental genodigden. Meester Magnée was een van hen. De familie van Lhermitte – die haar ten tijde van het proces nog door dik en dun steunde – was niet welkom.
30
De zaak Gene viè ve Lhermitte
“NINK , NINK , NINK”
“NINK, NINK, NINK” De zaak Geert Vanweehaeghe
De zaak Geert Vanweehaeghe
“NINK , NINK , NINK”
BESCHULDIGDEN
PROCES
Geert Vanweehaeghe (37) en Thomas Couvreur (29)
Brugge, mei 2015
SLACHTOFFER
ADVOCATEN VERDEDIGING
Caroline Vyncke (°1968)
Frank Scheerlinck en Dimitri Vantomme voor Vanweehaeghe Jan De Winter en Christophe Saveyn voor Couvreur
FEITEN
Moord. Vanweehaeghe geeft de verdwijning van zijn vriendin aan. Het aan stukken gesneden lijk wordt later in fasen teruggevonden, onder meer in het huis dat Couvreur bewoonde. Vanweehaeghe bekent maar trekt die bekentenissen weer in. Couvreur blijft ontkennen.
ADVOCATEN BURGERLIJKE PARTIJ
Jan Leysen en Joke Vanbelle AANKLAGER
Tom Janssens
PLAATS VAN DE FEITEN
Rozenstraat in Moorsele (Wevelgem)
VOORZITTER
Koen Defoort
DATUM VAN DE FEITEN
De nacht van maandag 7 op dinsdag 8 februari 2011
34
35
De zaak Geert Vanweehaeghe
In Brugge begint de eerste maandag van mei 2015 het proces over de moord op Caroline Vyncke. Van die jonge vrouw werden tussen 2011 en 2013 verschillende lichaamsdelen teruggevonden. In een beek. En in het afvoerputje van een buurman, de Fransman Thomas Couvreur. Die staat terecht, samen met Geert Vanweehaeghe, de partner van het slachtoffer. Er ging een zeer kronkelend onderzoek aan vooraf. Vanweehaeghe legde nogal warrige bekentenissen af, maar trok die ook weer in. Couvreur ontkende altijd alles. Op een bepaald moment vorderde de aanklager voor de eerste de internering en voor de tweede de buitenvervolgingstelling. Op het proces draait alles heel anders uit. Maar eerst even de feiten. Die dateren van ruim vier jaar eerder. Op woensdag 9 februari 2011 verwittigt Geert Vanweehaeghe de wijk agente. “Mijn vriendin is verdwenen. Ze is gisteravond nog gaan wandelen met de hond en had een stevig stuk in haar kraag. Ik ben ’s nachts gaan zoeken. Zonder resultaat. De hond was hier vanmorgen terug. Caroline niet.” De wijkagente stelt vast dat de hond een beslijkte leiband heeft. Maar zijn poten zijn proper. De huisarts en de zus van Vyncke zeggen tegen de speurders dat er relatieproblemen waren. Ook redelijk merkwaardig is het feit dat Vyncke niet erg ver kan zijn. Of in elk geval toch haar gsm niet. Die blijft een hele tijd na de verdwijning actief onder de mast waar ook hun huis in de Rozenstraat in Moorsele onder valt. Zoekingen in en langs de talrijke visvijvers, de Heulebeek en de Bergelenput leveren niks op. De speurders beslissen na enkele dagen om de partner van Caroline Vyncke wat steviger aan de tand te voelen. De verstandelijk nogal beperkte man – IQ van 63 – die zich sinds een zeer vaag arbeidsongeval in een rolstoel verplaatst, trekt ook zelf de aandacht naar zich toe. Vanweehaeghe lokt het onderzoeksteam op nogal melodramatische wijze – “als jullie hier niet zoeken, spring ik er zelf in” – naar een vijver in de buurt. Er wordt niks gevonden. Na de zoektocht wordt er verder gepraat bij hem thuis. Daar doet hij een redelijk warrig verhaal. Het komt er op neer dat Vyncke hem na een hoogoplopende ruzie over haar drankmisbruik heeft aangevallen met een aardappelmes en dat ze nadien dronken is buiten gewandeld: “Ik ben geen moordenaar.” De speurders steken een tandje bij. Ze doen een huiszoeking. Ze vinden natte en modderige kleren en schoenen. Wat bloedspatjes in bad- en slaapkamer. De lijkhond reageert op drie plaatsen in het huisje. Maar dat is het. Zoeken in rioleringen, beken en het verhoren van 36
“NINK , NINK , NINK”
buren en kennissen levert niks tastbaars op. Een nieuw verhoor van Vanweehaeghe wel. Hij legt ‘bekentenissen’ af. Maar die zijn wat ze zijn. Na de ruzie bleef Vyncke bewusteloos liggen. Hij heeft haar dan in een auto gedragen en aan de oever van de Heulebeek gelegd. Hij kan zich niet meer herinneren wie hem daarbij hielp. Een auto heeft hij niet. Wat later heet het dan weer dat hij – en hij alleen – Vyncke met zijn rolstoel naar de beek gereden heeft. De speurders weten ondertussen al dat Vanweehaeghe beter stapt dan de mutualiteit en zij mogen weten. Een wedersamenstelling van het verhaal dat Vanweehaeghe gedaan heeft, moet worden afgebroken omdat er met hem geen land te bezeilen valt. Op de aangeduide plaats aan de Heulebeek is niks te vinden. Op zaterdag 16 april 2011 zien vijf wandelaars een afgezaagd dijbeen drijven in de Heulebeek. Nadien wordt er ook nog het hoofd, een tweede dijbeen, een romp, een bekken, een voet en een mes gevonden. Het zijn versneden lichaamsdelen van Caroline Vyncke. Dagenlang halen speurders nu het huis van Vanweehaeghe ondersteboven. Alles wat enigszins kan snijden of zagen wordt meegenomen. En dat is nogal wat. De autopsie leert dat Caroline Vyncke om het leven is gebracht door messteken in de borstkas. Twee. Er zijn er ook in het gezicht. Wurging wordt door de wetsdokters evenmin uitgesloten. Vanweehaeghe wordt opnieuw zes uur ondervraagd. Hij blijft bij zijn vorige verklaringen. Alleen weet hij niet goed meer wat die waren. Vyncke viel hem aan met een aardappelmesje, klinkt het nog steeds. “Maar tijdens de schermutseling die daarop volgde, is ze erbovenop gevallen”, zegt hij nu. Hij zocht hulp, maar vond niemand thuis. Caroline krabbelde terug recht. Hij voerde haar dan met zijn rolstoel naar de Heulebeek en legde haar bij het brugje. Onderweg kwam hij ‘de Fransman’ tegen. Die dreigde ermee hen allebei te vermoorden. Hij ging opnieuw bij de buren bellen. Als hij om vier uur ’s nachts weer naar de Heulebeek ging, was Caroline verdwenen. “Meer kan ik niet zeggen.” De messteken in haar gezicht en het in stukken snijden, daar heeft hij, Vanweehaeghe, niks mee te maken. “Dat moet ‘de Fransman’ zijn.” Er wordt een wedersamenstelling georganiseerd bij Vanweehaeghe thuis. Na afloop praat wetsdokter Marc De Leeuw nog wat op hem in. Een gesprek dat – maar dat beseft niemand – wordt opgenomen, want in het huis hangt nog afluisterapparatuur die er in het begin van het onderzoek geplaatst is in de hoop Vanweehaeghe te betrappen. De Leeuw legt Vanweehaeghe uit dat het niet kan zijn gegaan zoals hij zegt. Als zo’n 37