Voor moeder
S A M D E G RA E V E
Dag vader, Moeder belde. Opgewonden en overstuur. Jij wilde niet dat ze belde, je wilde ons niet ongerust maken. Je was met spoed in het ziekenhuis opgenomen. Leef je nog? Een telefoon als deze doet plots duizend stemmetjes in mijn hoofd over elkaar struikelen. En het was er al een drukte vanjewelste. Wat was er gebeurd? Je was toch heel goed? Negenenzeventig jaar, maar in goede gezondheid. Was het ernstig? Ja, natuurlijk was het ernstig. Anders nemen ze je toch niet op in het ziekenhuis? Was dit dé telefoon? Het was te vroeg! Dat kon niet. Wat was er aan de hand? Hoeveel tijd hebben we nog? Vader, hebben we elkaar alles wel gezegd? Tegen moeder sprak ik met één stem. Een rustige, kalmerende. Op wat praktische vragen na zweeg ik.
5
Ik schrijf je een brief. Niet voor het eerst. Bijna vijfendertig jaar geleden zat ik in een kleine kamer te pennen in het Britse gehucht Clayhidon, op de grens van de graafschappen Devon en Somerset. Het was een toen nog afge legen streek, overal prachtige weides, omzoomd met krinklende winklende hagen. Geen winkels in de wijde omtrek. Slechts een pub, een avontuur om ’s avonds heen te gaan, want straatverlichting was er niet. Je moest al heel erg van de streek zijn om je weg terug naar huis te vinden met promille en zonder zaklamp. Zelf vond ik de weg door me al lopend tegen de haag aan te schurken en wist ik bij het stoten tegen de gedenksteen van William Blackmore — een man die in de schaduw van deze haag in 1853 op gruwelijke wijze vermoord werd door ene George Sparks — dat ik terug bij de boerderij was.
Je had me daarheen gestuurd om aan de vooravond van mijn studie Germaanse Filologie een taal te vinden, om een voorsprong en een taalbad te nemen. Jij stuurde, en ik volgde. De tijd is relatief tandeloos aan mij voorbijgetrokken. Ik verloor vrij snel mijn haren, ook de wilde. Je was een grote fan van taalbaden, en je huldigde wel vaker het principe derde keer, goede keer. Je hebt drie zonen. De eerste twee baden waren niet bepaald succesvol te noemen. Ik had een teentje in het water gestoken, maar was niet gesprongen. Het begon met Frans, zoals wel vaker bij flaminganten. Ooit was je dat. Je had in de streekkrant een advertentie gezien. Voor geen geld kon je zestien dagen lang Frans leren in een gehucht in de Ardennen. Enthousiast spiegelde je me voor dat een taal leren in de vakantie geen verlenging van schoolse inspanningen hoefde te zijn. Neen, dit zou spelenderwijs superleuk zijn. Er was immers ook een vakantiepark in de buurt. Zelfs een zestienjarige hangjongere zou daar gelijkgestemden vinden en dialogerend over gemeenschappelijke interesses spontaan vlotter en vlotter Frans spreken. Belangrijk, wilde je ooit een job in dit land vinden. Het moet gezegd, ik leerde er wel degelijk de
6
7
Wij zijn allen meerstemmig. Terwijl we het ene zeggen, denken we het andere. We willen iets zeggen, we zoeken een taal. Er komt hooguit een fractie van wat we willen zeggen, ook daadwerkelijk uit. En altijd minder goed geformuleerd. In onaffe zinnen. Vol tussenwerpsels. Op papier lukt het soms, maar vaak ook niet.
taal van Molière. Maar dat had alles te maken met het gegeven dat de dames bij wie ik inwoonde, Molière zelf nog goed gekend leken te hebben, zo oud waren ze. Het regende zestien dagen lang in het gehucht. Ik zat er opgesloten in een muffe kamer en de enige activiteit benevens meerdere keren daags de hand aan jezelf slaan was tafelen met Bernadette en Jeanine. Dat begon om elf uur met een aperitief, en duurde tot een uur of vier. Aperitiefje, netelsoepje, vleesje, dessertje, sherrytje. Zelf voelden ze zich nog jong. Niet zozeer de vijftigjarige Bernadette, dan wel de achtentachtigjarige Jeanine. Ze danste graag. Zelfs op die moderne muziek, hoe heette die ook alweer, de jazz. Waarna ze, bepaald geen evidentie, moeizaam rechtop kwam en Frans-fraserend Duke Ellingtons ‘Take the A Train’ te berde bracht. Ze heupwiegde met haar stramme knoken, zwaaide haar lange grijze haren wild heen en weer. Jeanine was een flirt, maar zeventig jaar leeftijdsverschil zou zelfs Mick Jagger overdreven vinden. Na de maaltijden ging ik alleen terug naar mijn kamer. ’s Zondags bracht ik haar naar de kerk. Ik duwde haar rolstoel door het miezerige weer vooruit, en luisterde naar het Frans waarin ze verhaalde over de vreugde die de Heer haar had gebracht.
In mijn herinnering praatten we niet veel met elkaar tussen het jaar zeventig en het jaar achtentachtig, vader. In de nieuwe eeuw nam ik meer het woord, en ontdekte jij het zwijgen meer en meer. De rollen draaiden om. In die eerste jaren telde het grote opvoedboek voor kinderen slechts één zin: Zwijgen, en eten. Toch moet je geluisterd hebben toen ik je duidelijk maakte dat het Ardennenoffensief dat je voor me voorzien had, geen groot succes geweest was. Je hield daar rekening mee, want je volgende voorstel — nu ja, een voorstel was het niet, het was een beslissing die me werd meegedeeld — was: Duits leren. Het was al een jaar of veertig geleden dat de Duitsers tot bij ons kwamen. Ik zou, om die mooie taal te leren, eens naar daar gaan. De taal van Goethe, Schiller en Der Alte. Ik mocht op beide oren slapen, deze keer zou het niet via een advertentie uit een krant gaan. Neen, je had relaties. Tante Nicole kende immers iemand die iemand kende en die iemand kende ook iemand in Duitsland. Ik werd erheen gestuurd, niet naar het Oostfront, maar naar Fischbach, een gehucht in de buurt van Kaiserslautern, in Rheinland-Pfaltz. Er was een leeftijdsgenoot, het zou me sowieso beter bevallen. Het bleek een dorp te zijn waar ongeveer zevenhonderd mensen woonden met veertienhonderd televisietoestellen.
8
9
Dat kon je ’s avonds zien, als je door het dorp wandelde. Op straat absolute duisternis, flikkerend licht op de verschillende verdiepingen van de uit de kluiten gewassen villa’s. Leeftijdsgenoot Heinrich zag eruit als een jonge Rainer Werner Fassbinder, had van die regisseur nog nooit gehoord en was een besnorde lul. Hij bleek van alles te houden dat me geen knijt interesseerde — gaande van het sleutelen aan auto’s tot het op endless repeat beluisteren van het verzameld werk van de al te middelmatige band Roxette. Veel Duits zou ik van hem niet leren. Hij antwoordde nooit als ik hem iets vroeg, keek me dan boos aan met die donzige wenkbrauw onder zijn neus, stak een nieuwe peuk aan en kroop weer onder zijn sportauto. Twee lange weken las ik over mannen met een snor. Asterix in het Duits. Om Heinrich en zijn auto te vermijden, fietste ik veel. Naar het weinig zeggende Mannheim bijvoorbeeld, om er de Gesammelte Werke van Erich Kästner te kopen, een man die veel kon zeggen met weinig woorden. Zijn werken vielen uiteen in een deel voor kin deren, en een deel voor volwassenen. Ik twijfelde in welk te beginnen, en praatte zestien dagen lang vooral met de grootmoeder des huizes. De moeder ben ik vergeten, die keek wellicht televisie, maar de grootmoeder zie ik nog zo voor me. Door het
ontbreken van een gebit sprak ze iets wat wellicht door enkelingen begrepen werd, maar niet door mij. Ze had het opgewonden over de oorlog en over hoe daar toch veel misverstanden door waren ontstaan. Misverstanden kunnen een erg lange schaduw werpen over de geschiedenis, dat zie je ook met De Kampioenen.
10
11
De derde poging tot taalbad, nu ik al gebrekkig Frans en agrarisch Duits kende, was de Engelse. Ook Tante Bie kende iemand die iemand kende en die iemand kende iemand in het Zuid-Westen van Albion. Je stuurde me weg om een taal te leren en deze keer sprong ik helemaal, ik verdween in het Angelsaksische water. Voor het eerst voelde een reis als thuiskomen. De blonde Schot Alex en zijn verrukkelijke vrouw Barbara stelden me voor aan hun huisgenoten. Een bloem van een dochter, Philippa, een wezen van een half jaar dat toen al duidelijker formuleerde dan de Duitse of Franse oma’s die ik kende. En jawel, ook een oma. Eén die voornaam en helder Brits sprak en bovendien graag scrabbelde. Wat we al gauw hele avonden lang deden, een zeldzaam fijne manier om een taal te leren doorgronden. Overigens werd ik ook voorgesteld aan hun varken dat naar de naam Maggie Thatcher
luisterde, wat me helemaal voor deze familie innam. Samen vermoordden we haar en peuzelden we haar op. Ze bleek uitstekend te smaken, zij het wat taai. In hun huis, op een kamertje met uitzicht over de hagen, probeerde ik mijn achttienjarige geest al schrijvend te ordenen en schreef ik je een lange brief. Elke zomer trokken we er als familie enkele weken op uit. Je moet behoorlijk fier geweest zijn, vader, dat je, als zoon van ouders die de Belgische kust pas laat in hun leven voor het eerst zagen, je drie kinderen deze mogelijkheid kon bieden. Eerst bezochten we verschillende landen in Europa. Spanje, Italië, Frankrijk. Wellicht verwachtte je enige dankbaarheid toen we daarna steeds verder reisden. We waren door Amerika getrokken. Van het onrustige en dreigende New York naar het swingende New Orleans, tot in het hete Florida vol waterparken. Van Belize tot en met een cruise naar de Bahama’s. We waren door Mexico gereden en naar Guatemala gevlogen. Het plan voor de komende zomer was om de Donau af te reizen of naar Congo te gaan, op bezoek bij je zus die daar hielp bij het beschaven. Het waren indrukwekkende reizen, jazeker, maar ik zag het niet. Ik zat op de achterbank ruzie
te maken met de broers, of te luisteren naar de ruzies tussen jou en moeder. Zij die met een grote opengevouwen kaart voor haar zat. Tevergeefs zoekend naar de plaats van bestemming, de armen gespreid als was ze Christus aan het kruis, want hoe kreeg je zo’n kaart anders open? Jij die reed, naast het stuk kaart voor je ogen de weg nog probeerde te zien en geïrriteerd vroeg of ze het nu al gevonden had. Waarop zij bevestigde dat ze het gevonden had, we hadden de vorige afrit moeten nemen. Op diezelfde achterbank las ik hele bibliotheken, werd dan onwel en braakte. Soms op de grond, soms in een fles, vaker op de knieën van de broers. Telkens opnieuw, alle pilletjes ten spijt. Volvo’s mochten toen nog oranje zijn. Een kleur om van te kotsen. Jouw oranje Volvo kreeg je moeilijk verkocht vanwege de indringende geur die er niet uit te krijgen was. Excuus. Dankbaarheid is schoon, als anderen het zijn. Zelf raakte ik in steeds grotere gewetensnood. In het Mexicaanse San Cristóbal de las Casas waren er ook leeftijdsgenoten van me. Ettelijke kilo meters hadden deze kleurrijk geklede meisjes op blote voeten gewandeld om armbandjes te verkopen aan de toeristen met hun mollige buiken, korte broeken en wit vel. Aan mij dus. Het is merkwaardig hoe mensen altijd aan zichzelf uitgelegd
12
13
Het niet met je reizen is een belofte die ik niet hield. Vrouwen voegden zich bij ons gezin en dat bracht balans, een suggestie van volwassenheid. Je organiseerde genereus citytrips voor de zonen en hun partners naar de Ardennen, Venetië en Istanbul. Je zocht naar je rol in die nieuwe constellatie. In de hoofdstad van de Ottomanen bijvoorbeeld spraken we af dat elk koppel af zonderlijk de stad zou intrekken en dat we elkaar ’s avonds bij het avondmaal zouden treffen. Jij zou, in een nieuwe rol als jager-verzamelaar, zoeken naar een geschikt restaurant. De eerste avond scoorde je ontzettend goed. Centraal in de stad had je een onontdekte parel gevonden. Ontzettend vriendelijke mensen. Tomaten die nog naar
tomaat smaakten, heerlijke hummus, overheerlijke olijven. Woorden schoten tekort om de smaaksensatie te beschrijven. De rekening bleek helemaal een unieke ervaring, te laag om waar te kunnen zijn. Terwijl wij daags nadien verdwaalden in de bazaars, speurde jij links en rechts van de Bosporus hoe je deze ervaring nog zou kunnen overtreffen. Aanvankelijk leek de toren met zicht op de rivier ook een nog zaliger plek dan de avond voordien. Dat veranderde toen de obers aan elke tafel vroegen wat het land van herkomst van de eters was. Je kreeg vervolgens een vlaggetje van je land op de tafelrand. Omdat er van België geen vlaggetje voorhanden was, kregen we er een van Duitsland. Collaboratie vijftig jaar na dato. Het feest kon van start gaan. Ambiance moest en zou er zijn. Met liedjes die de verschillende landen typeerden, waarna van de betreffende tafel verwacht werd mee te zingen en te joelen. Bij ons werd het iets waar het refrein genadeloos Eins, zwei, saufen bleek. Ik heb de avond relatief succesvol verdrongen, maar herinner me wel nog hoe een buik danseres haar boezem in je hals drapeerde. Het ongemak toen daar een foto van genomen werd. En je bleekheid toen je de rekening zag. Je vroeg die erg snel, het was een veelvoud van de vorige avond. We reizen om te leren. Het wordt alsmaar
14
15
krijgen dat de anderen de toerist zijn. Ik kreeg het niet meer uitgelegd aan mezelf, begreep en begrijp de wereld niet. Dat schreef ik je, vanuit dat kamertje in Engeland, dat ik nooit, maar dan ook werkelijk nooit nog met jou op reis wilde. De weg van de minste weerstand, omdat schrijven soms makkelijker is dan spreken. Ik mag hopen dat je die niet van jeugdig pathos gespeende brief als verjaard beschouwt. Tijd voor een nieuwe. Deze keer niet vanuit Engeland geschreven, maar over onze Engelse reis.
complexer in een steeds moeilijker leesbare wereld. We vertrekken altijd opnieuw, maar komen nooit echt aan.
binnen- en buitenkant afbladderden. Huizen waar wellicht evenveel alcohol als stookolie verbruikt werd.
Dertig jaar na de eerste brief gingen we samen op reis. Zonder vrouwen. Naar hetzelfde Engeland van waaruit ik je schreef. We wandelden langs de Muur van Hadrianus. Het eerste deel van die gezamenlijke tocht van honderdtwintig kilometer — excuseer, vijfenzeventig mijl — was ronduit grauw. Het regende, we waren tenslotte in Engeland. Wat knap was aan deze stad, Newcastle upon Tyne, was oud. Wat nieuw, was ronduit lelijk. Oude industriegebouwen maakten indruk, hun maturiteit trok aan en troostte. Hoe komt het eigenlijk dat nieuwe gebouwen meestentijds lelijker zijn dan oude? Is het een teken van ouder worden als je dat vindt? De herkenning van het verval? Waarom zijn alle auto’s die ouder zijn dan twintig jaar knapper dan de wagens van vandaag? Zou dat ook voor mensen gelden? We wandelden vanuit het centrum langs het water naar de buitenwijken. Van rijkdom door middenstand naar de armoede. Het was een terugreizen naar de jaren zeventig, naar de snel verouderende gebouwen van toen. Huizen die aan de
Je stelde voor om vals te spelen, gelukkig maar. We besloten om niet in Newcastle zelf te vertrekken. Dat was voor gevorderden. In de stad waren er vooral vermoedens over waar de Muur van Hadrianus lag. Vermoedelijk onder die bibliotheek, vermoedelijk onder die school. We besloten om meteen de metro te nemen naar de eerste site, het Romeinse Fort Segedunum, nadien Wallsend geheten. Het eerste eind wandelen stelde niks voor, las je. Vijf mijl volgens je gids. Drie en een beetje volgens Google Maps. Die eerste site zou, zo heette het, je meteen onderdompelen in de Romeinse cultuur. Sinds Lemmy van Motörhead zong dat The Chase beter is dan The Catch ben ik beducht voor grote beloftes en weet ik dat de reisvoorbereiding vaak leuker is dan de reis zelf, maar deze eerste site overtrof elk somberend voorgevoel.
16
17
Ik probeer me te concentreren, maar het lukt niet. De telefoon van moeder blijft door mijn hoofd spoken. Zo vaak belt ze niet. Moeder is meer een mailer. Ze knipt en plakt hele stukken van het
wereldwijde web die ze ons dan mailt. Soms denk ik dat ze een bijbaantje heeft bij een provider die me een groter data-abonnement wil aansmeren. Als ze belt, dan moet het ernstig zijn. Met spoed opgenomen. Jezus. Je was eerder al een keer bijna dood. Wij samen, als gezin. Het was ergens in Mexico, en we reden ergens heen. Ik ben vergeten naar waar, naar ons einde. We hadden een huurauto. Jij reed. Moeder zat voorin, de drie broers achterin. Het vertrek uit het dorp waar we logeerden, was al spannend gebleken. Bij het ochtendgloren was ik vrolijk in het zwembad gesprongen. Ik sprong er meteen terug uit ook, zoals een tekenfilmfiguurtje. Er ontbrak alleen een onnozel geluidje. Het zwembad lag vol grote, zwarte, harige spinnen. Ik omarm veel in het leven, maar natuur vind ik overroepen. Zeker als ze beweegt. Onbekend is onbemind. Stadsjongens waren we, stadsjongens zijn we. Bij het wandelen naar de auto legde een dorpsjongen je jongste zoon ook nog een slang in de nek. Een vrolijke kennismaking van de lokale bevolking met die gekke bleke jongens in hun korte broek. De truc was om de slang bij het kopje te houden, zodat hij niet kon bijten. Lachen! Om maar te zeggen: 18
ik voelde me al een gringo, en ik voelde me al niet helemaal thuis zo ver van huis. Geef mij maar een boekje en een hoekje. Je vertelde dat we een heuse tocht voor de boeg hadden. Zo maar even vierhonderd kilometer, door de jungle. Door het oerwoud en langs ravijnen met in de diepte nog meer oerwoud. Op het einde wachtte de beloning: cultuur. Een tempel van de Maya’s. Nog een tempel, dacht ik. We hadden er toch al een gezien? Je trok op en trapte de huurauto stevig op zijn staart. Honderden meters voor ons uit zag je soms een zwart stipje in het midden van de weg. Dat bleken verdomd ook spinnen te zijn. Niet alleen harig en zwart, ze konden nog springen ook. Godverdomme toch. Nee, ik was daar niet graag. Jij was gefocust, erg gefocust. De hele tijd moest je bochten nemen. Niet je gewoonte. We kenden je als een vader die altijd recht op zijn doel afging. Jij was de leider, wij waren het morrende volk. Het ging een hele tijd goed, tot het slecht ging. En het ging meteen heel slecht. Je verloor de controle over het stuur en we vlogen uit de bocht, een ravijn in. Alles is cinema, weerspiegeling. Ik kreeg de film van mijn leven te zien. Hij was bedroevend kort. 19
Wat slechte schoolresultaten en geen love interest. De ruwe begroeiing brak onze val. Schurend over planten kwam de auto bruusk tot stilstand. Seconden duurden minuten. Het duurde even voor er weer klank in de auto was, voor we beseften waaraan we ontsnapt waren. Daar waren we dan. Ergens in een jungle. Geen stad of dorp binnen wandelafstand. We waren ergens in het midden tussen aankomst en bestemming, ver van de bewoonde wereld. Jij koos voor de relativerende humor. Hahaha, waar waren we nu toch wel niet aan ontsnapt, zeg. We klommen, stroeve struiken als handvaten gebruikend, naar boven, de weg op. Daar stonden we dan. De Vijf in een existentieel momentje.
Mexicaanse indiaan. Zo goed als naakt, met hier en daar stukken van wat ooit een poncho geweest moest zijn. Beschilderd, met een lange stok. Ook hij klom zich aan de struiken vasthoudend omhoog. Hield halt bij onze wagen, bestudeerde die nauwkeurig. We waren te verbaasd om iets te zeggen. Hij klom verder, tot bij ons op straat. We voelden ons wat onwennig, staarden naar hem, hij naar ons. Hij sprak een paar woorden in een onverstaanbare taal. We spraken Spaans tegen hem, maar dat begreep hij niet. Zo goed als naakte mannen had ik alleen nog maar in stripverhalen gezien. Die hadden grote kookpotten waarin ze mensenkinderen klaarmaakten. Na ons aandachtig bestudeerd en besnuffeld te hebben, ging de man weg, terug het woud in.
Moedig voorwaarts. Er werd een plan de campagne gemaakt, een plan de jungle. Oudste broer en moeder spraken Spaans, die konden het uitleggen, en de jongste was jong en kwetsbaar. We zouden wachten tot er een andere auto passeerde en die aanhouden. Zij zouden al meerijden naar de volgende stad en een wagen sturen om ons twee op te pikken. Bij afwezigheid van bewegwijzering zouden we op de weg blijven wachten. Terwijl we… Wacht, terwijl jij dit plan aan het uiteenzetten was, kwam er een man uit de jungle. Een soort
De drie gelotenen haalden het hoogstnodige uit de auto en werden kort daarna opgepikt door een camionette. Ze konden in de achterbak zitten. Tweehonderd kilometer rijden op zich door de jungle voortslingerende wegen. Wij zouden wel even alleen zijn. Uren en uren. Jij bleef relativerend grapjes maken, ik bestierf het van woede en angst. Het werd donker. Echt donker. Het doek viel. Nergens viel licht te bespeuren. Stond die indiaan nu naast ons of niet? Schichtig schrok ik,
20
21