De mens in zijn omgeving

Page 1

DEEL 1

ERGONOMIE


Inleiding Dit boek focust op het inzetten van ergonomische principes op de werkvloer. Die zijn van belang vanaf het moment dat een werkplek voor het produceren van een machine wordt ontworpen op de tekentafel van het bedrijf dat machines bouwt. Als ontwerpers van producten en werkplekken ergonomisch denken, vergemakkelijkt dat de arbeid van de werknemers op die werkplek Toepassen van ergonomische principes op de werkvloer is – zo mogelijk nog meer – van belang als het gaat om het verbeteren van ontwerpfouten waaruit blijkt dat de werknemers op die werkplek rugklachten krijgen omwille van ongun­ stige werkhoogtes. Aandacht voor ergonomie kan ook helpen om meer 55-plussers aan het werk te houden, wat zijn belang heeft om de krapte op de arbeidsmarkt op te vangen en de noodzaak om langer te werken haalbaar te maken. Verder is het inzetten van ergonomie ook cruciaal bij re-integratie van mensen met een langdurige arbeidsongeschiktheid en/of arbeidsbeperking. Naarmate de werkende mens in complexere arbeidssystemen terechtkomt, stijgt de vraag naar menselijker machines en instrumenten, en een menselijker arbeids­ proces. Nieuwe technologieën moeten rekening houden met de mogelijkheden en beperkingen van mensen, als hun gebruikers er ook effectief een voordeel aan willen overhouden.

25


Wat is het doel van ergonomie?

efficiëntie van de activiteiten verhoogt dus. Als een andere werkorgani­ satie het aantal uit te voeren handelingen kan beperken met eenzelfde werkresultaat, draagt dat bij aan een verhoogd rendement.

Ergonomie wordt ingezet om het comfort, de gezondheid, de veiligheid en de productiviteit van werknemers te bevorderen.

Meestal wordt productiviteit in de ruime zin van het woord bereikt door de relatie tussen de mens en zijn werk te optimaliseren. Mensen die comforta­ bel kunnen werken, zijn gemakkelijker te motiveren. Dat komt uiteraard de arbeidskwaliteit en -prestatie ten goede. Bovendien leidt een gezonder en veiliger arbeidsmilieu tot minder afwezigheden door ziekte of ongevallen. Ook dat komt het bedrijf ten goede. Wie investeert in een ergonomische werkomgeving, krijgt een hoger rendement in ruil: de Return On Investment (ROI) is met andere woorden positief (zie ook hoofdstuk 10).

COMFORT

Ergonomen streven ernaar om het werk aangenamer en gemakkelijker te maken zonder dat de arbeid daardoor eentonig of simpel wordt. De ergo­ nomische verbeteringen beogen een gevoel van welzijn, waardoor taken haalbaarder worden. Belangrijk aandachtspunt hierbij is dat het subjectieve comfortgevoel niet altijd samenvalt met gezondheid. Aan lawaai wennen kan bijvoorbeeld een subjectief comfortgevoel geven, waardoor het moei­ lijk is om in te zien dat er toch gehoorbeschadiging kan ontstaan.

Ergonomie is gericht op kennis en actie. Het volstaat dan ook niet om alleen kennis te verzamelen, je moet die kennis ook toepassen in de praktijk. Binnen het arbeidsproces gaat het om het ergonomisch ontwerpen van werkposten, werktuigen, gebruiksvoorwerpen (= conceptergonomie) en het rechttrekken van ergonomisch foutieve bestaande situaties (= correctieve ergonomie). Om de belastbaarheid van de werknemer te doen toenemen, kan ergonomie verder het ‘fysieke handelen’ van de werknemer (= fysieke ergonomie) dan wel het ‘mentale welzijn’ van de werknemer bij werkgerelateerde stress ondersteunen (= cognitieve ergonomie).

GEZONDHEID

Door ergonomische toepassingen kunnen lichamelijke (nek- en schouder­ klachten bij beeldschermwerk…) en psychische klachten (stress, burn-out, bore-out) voorkomen worden of neemt het risico op klachten af. Hierbij richt de ergonomie zich zowel naar de direct merkbare negatieve effecten van de handelings- en werksituatie op de gezondheid, als naar de trage effecten, waarbij de klachten of letsels slechts na jaren aan het licht komen. Zo kan een metser in zijn jonge jaren, in de volle glorie van zijn spierkracht, geen hinder ondervinden bij het bakstenen heffen, maar toch rugklachten ervaren als hij ouder wordt.

Om ergonomische principes te doen slagen binnen de arbeidscontext is een holis­ tische visie over de relatie mens-werk essentieel. Daarmee bedoelen we dat het uitgangspunt van een ergonomische redenering alle aspecten van het menselijk handelen (fysiek, mentaal, cognitief, psychosociaal) mee in rekening neemt. We werken dit verder uit in deel 3.

VEILIGHEID

Ergonomen willen de relatie tussen mens en arbeid optimaliseren om de frequentie en de ernst van ongevallen te beperken. Dat kan door een veilig­ heidsbril te dragen bij laswerken, een bimanuele handbediening te gebrui­ ken om tentzeildoeken te snijden, producten mechanisch aan te voeren waardoor er minder of geen menselijke handelingen in de gevarenzone worden uitgevoerd, noodstopvoorzieningen…

Daarnaast is het nodig om alle betrokkenen op een gestructureerde, systematische manier te informeren, betrekken en begeleiden. De inbreng van een ergonoom vangt aan met een bredere analyse, waarbij observaties, metingen en het afnemen van assessments de situatie (uitgaande van de werknemer en/of werkcontext) in kaart brengen.

PRODUCTIVITEIT

De productiviteit of het rendement verhogen is veeleer een onrechtstreeks gevolg van ergonomische principes. Het rendement verbetert wanneer de productie verhoogt met evenveel of zelfs minder inspanningen: de

26

D eel 1

Ergonomie

De verwerking van de gegevens die daaruit naar voor komen, volgt een systema­ tisch aanpak die in deel 4 verder wordt toegelicht. Daarbij maakt de ergonoom

27

INLEIDING

Wat i s h e t d o e l va n e r g o n o m i e ?


gebruik van de wetenschappelijke kennis die vanuit verschillende kennisdomei­ nen wordt opgebouwd (zie verder hoofdstuk 5).

HOOFDSTUK 1

Begripsinhouden

Heel wat actoren zijn hiervoor verantwoordelijk en dragen hun steentje bij – de ergotherapeut en/of andere paramedici, bedrijfsarts, bedrijfsverpleegkundigen, preventieadviseurs, procesingenieurs, machineontwerpers, jobcoaches en arbeids­ deskundigen – maar niet in het minst de werknemer zelf.

Ergonomie heeft als wetenschap en als toepassingsdomein de voorbije decennia een hele evolutie doorgemaakt, waardoor het begrip telkens wisselend wordt ingevuld, afhankelijk van de context waarbinnen het van toepassing is en of mensgerichtheid dan wel systeemgerichtheid vooropstaat. Verder is er ook een niet-wetenschappelijke definitie. In de volksmond en in de commerciële sector wordt ergonomie meestal gelijkgeschakeld met verhoogd comfort en gebruiks­ gemak. Als iets ergonomisch is, dan is het vast gezond en goed voor de mens. Wie de term ‘ergonomie’ googelt, krijgt dan ook vaak hits voor ergonomische producten, zoals een hoog-laagbureau. Bedrijven durven de term ‘ergonomisch’ wel eens als verkoopstrategie naar voren schuiven.

In overleg met alle betrokkenen coördineert de ergonoom de implementatie van het advies. Door gedragsverandering bij de werknemer en/of aanpassingen in de werkomgeving samen op te volgen, wordt de ergonomische verbetering geborgd.

In dit hoofdstuk gaan we achtereenvolgens in op de etymologie, de geschiedenis van ergonomie en de mogelijke definities van ergonomie.

1.1.

Etymologie Het woord ergonomie is samengesteld uit de Griekse woorden ergon (arbeid) en nomos (wet, regel). Letterlijk betekent het dus: de regels waaraan menselijk werk onderworpen is. Omdat kennis over regels en normen soms onder de Griekse term logos wordt geplaatst, maken sommige bronnen ook gebruik van de term ergologie. Ergologie is een aanverwante en verouderde term uit de psychologie, die in België nog zelden gebruikt wordt, behalve wanneer het gaat over evaluatie van arbeidsongeschiktheid en de daarbij horende analyse van werksituaties, meestal in juridische context (bijvoorbeeld het bepalen van de economische ongeschikt­ heid en het arbeidsvermogen door arbeidsdeskundigen of ergologen). Ergoloog is net als ergonoom in België geen beschermde beroepstitel. In dit boek wordt de term ergonomie gebruikt om eenduidig te zijn. Er zijn echter nog wel enkele termen die voor verwarring kunnen zorgen:

• ergotherapie: deze term wordt soms verward met ergonomie omdat die hetzelfde voorvoegsel heeft. Ergotherapie is een paramedische discipline

28

D eel 1

Ergonomie

29

H o o fd s t u k 1

Begripsinhouden


die dagelijkse, betekenisvolle handelingen wil optimaliseren. Ergo­ therapeuten doen dit vooral door het geven van therapie en advies, waar de persoon, de omgeving en de activiteit samen centraal staan. Terwijl de focus van ergonomen vooral ligt op de preventieve toepassingen van ergonomie met aandacht voor collectieve oplossingen, richt de ergothe­ rapeut zich vooral op curatieve toepassingen gericht op het oplossen van individuele problemen. • human factors (menselijke factoren) is een Noord-Amerikaans synoniem voor ergonomie. In Noord-Amerika hielden vooral psychologen zich bezig met ergonomie. Human factors was daarom aanvankelijk meer gelinkt aan cognitieve ergonomie. Dat is een subdiscipline van de ergonomie die zich richt op waarnemen, verwerken en toepassen van mentale gegevens en die sterk steunt op inzichten uit de psychologie. Een human factor wijst op fysieke, cognitieve of sociale eigenschappen van een individu die het functioneren van systemen kunnen beïnvloeden. Ook in Nederland wordt human factors veel gebruikt als synoniem voor ergonomie.

1.2.

In de Verenigde Staten maakte ergonomie eerder deel uit van de gedrags­ wetenschappen. In Europa hoorde de discipline bij het wetenschapsdomein van de menselijke fysiologie. In de eenentwintigste eeuw werd wereldwijd het pad van ‘adaptieve technologie’ ingeslagen en is het speelveld van ergonomie enorm verbreed en geëvolueerd (zie hoofdstuk 6). Ergonomie vindt echter vooral een voedingsbodem in de combinatie van disciplines, zoals anatomie, fysiologie, psychologie of antropometrie (zie hoofdstuk 5). De focus ligt tegenwoordig meer op preventieve oplossingen dan op probleemoplossend denken. Toch blijft ook probleemgericht denken – bijvoorbeeld bij aanpassingen voor personen met beperkingen – een belangrijk onderdeel van ergonomische inspanningen.

1.3.

In dit boek kiezen we voor een samenvattende en compacte definitie.

Ergonomie omvat de studie en praktische toepassing van de werkende mens

Korte geschiedenis

in interactie met zijn taak en de omgeving.

In het begin van de twintigste eeuw was er nog steeds veel menselijke kracht nodig en kwamen er de eerste pogingen om werknemers productiever te laten werken. Tijdens de Eerste, maar vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ergonomie ook in de praktijk meer op de kaart gezet. De focus lag daarbij vooral op mili­ taire toepassingen, met aandacht voor techniek en ontwerp, maar onder andere ook voor het verbeteren van de wijze waarop piloten veilig en vlot toepassingen kunnen gebruiken (in vliegtuigen, in wapens...).

Het spreekt voor zich dat we toelichten waarop we onze samenvatting gebaseerd hebben:

• International Ergonomic Association (IEA) Internationale ergonomie-organisaties nemen tegenwoordig vaak de definitie van de IEA als basis:

De term ergonomie is officieel in 1949 voorgesteld door Hywel Murrell, profes­ sor in de psychologie, tijdens een bijeenkomst van The British Admiralty. Hij schreef als eerste een boek over ergonomie. De naam ergonomics werd officieel aanvaard in 1950. In Engeland werd in 1952 de eerste Ergonomic Society gevormd met mensen uit de psychologie, biologie, fysiologie en design. In de Verenigde Staten gebeurde dit in 1957. Vanaf 1960 was er uitbreiding naar ergonomie voor computerapparatuur en software. Vanaf de jaren zeventig kwamen er toepassin­ gen en theorieën voor internet en automatisering.

30

Definities

D eel 1

Ergonomie

Ergonomics (or human factors) is the scientific discipline concerned with the understanding of interactions among humans and other elements of a system, and the profession that applies theory, principles, data and methods to design in order to optimize human well-being and overall system performance.

31

H o o fd s t u k 1

Begripsinhouden


• VerV (Vlaamse Ergonomie Vereniging) De VerV is actief in Vlaanderen en leunt met haar definitie aan bij de IEA-definitie.

Voor de IEA zijn de termen ergonomie (E) en human factors (HF) inwisselbaar. De IEA gebruikt ze als een unit, vandaar de afkortingen: HF/E of E/HF, die ook in bepaalde wetenschappelijke literatuur voorkomen en/of overgenomen worden door ergonomische verenigingen. Logischerwijs komen ze dus ook in dit boek voor.

Ergonomie is het aanpassen van de omgeving aan de mens. Dit kan een product, ruimte of werkplek zijn. Ergonomie zit vervat in ons dagelijks leven,

Verder stelt de IEA dat HF/E een multidisciplinaire, gebruikersgerichte en geïntegreerde wetenschap is. HF/E gebruikt een holistische en systeemgerichte benadering (zie hoofdstukken 3 en 4) om theorie, principes en data van vele relevante disciplines in te zetten voor het design en de evaluatie van taken, jobs, producten, omgevingen en systemen.

maar is vooral gekend in werksituaties. Bij het ontwerpen spelen vooral gebruiksvriendelijkheid en comfort een rol.

Terwijl definities uit menswetenschappelijke richtingen de gezondheid en het comfort benadrukken, focussen benaderingen vanuit industriële hoek – waar het economische potentieel van ergonomie aan belang wint – op de verhoging van productiviteit en doelmatigheid. Toch hanteren alle (menswetenschappe­ lijke) definities en (industriële) benaderingen één gemeenschappelijk principe: ergonomie gaat over een interactie en mogelijke aanpassing tussen de mens en zijn werk.

• Humanfactors.nl (Nederlandse ergonomievereniging) De Nederlandse ergonomievereniging omschrijft ergonomie als volgt:

Ergonomie streeft naar het zodanig ontwerpen van gebruiksvoorwerpen, technische systemen en taken, dat de veiligheid, de gezondheid, het comfort en het doeltreffend functioneren van mensen worden bevorderd.

• Belgische regelgeving (Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg/FOD WASO) Binnen het kader van de Belgische regelgeving definieert de FOD WASO ergo­ nomie als ‘ergonomische belasting’, en dat vooral vanuit de toepassing ervan binnen de regelgeving over welzijn op het werk. Aandacht voor ergonomie zorgt ervoor dat de arbeidsomstandigheden (de organisatie van het werk, de fysieke omgeving, de arbeidsmiddelen…) worden aangepast aan de kenmerken van de werknemer, zodat deze vorm van belasting wordt uitgeschakeld of beperkt.

• Belgian Ergonomic Society (BES) Gebruikt de IEA-definitie (zie hoger) bij de beschrijving van het begrip ‘ergonomie’.

32

D eel 1

Ergonomie

33

H o o fd s t u k 1

Begripsinhouden


HOOFDSTUK 2

Uitgangspunten en achtergrond

Invoer

Uitvoer

Informatie

De definities van het begrip ergonomie uit paragraaf 1.3 maakten het al duidelijk: twee elementen staan centraal bij ergonomie, de mens en het werk. Dit hoofdstuk staat zowel stil bij beide elementen afzonderlijk als bij de wisselwerking tussen die twee.

2.1.

Verwerking

FIG. 1.1.

De mens als informatieverwerkend systeem

De specifieke verwerking van de opgenomen informatie houdt ook in dat die informatie vergeleken wordt met eerdere ervaring(en). Opslaan, verwerken en vergelijken beïnvloeden elkaar voortdurend. Die informatieverwerking omvat ook beslissingen nemen, wat relevant is in een arbeidscontext. Elk van de pijlers van het feedbacksysteem hangt samen met een kennisdomein (zie paragraaf 6.2) binnen de ergonomie: de invoer (waarnemingen) wordt behandeld in de senso­ rische ergonomie, de verwerking in de cognitieve ergonomie en de uitvoer in de fysieke en de cognitieve ergonomie.

Mens Vanuit functioneel, ergonomisch oogpunt wordt de mens beschouwd als een informatieverwerkend systeem dat gericht is op actie: mensen maken bij hun doen en laten voortdurend gebruik van de informatie die hen via hun zintuigen bereikt en stemmen er hun reacties op af, zelfs als ze zich daar niet bewust van zijn. Op een zomerse dag op een terras vertelt iemand aan zijn vrienden een

De World Health Organization (WHO, Wereldgezondheidsorganisatie) ont­ wikkelde een overkoepelend begrippenkader dat erop gericht is om helder in kaart te kunnen brengen welke elementen binnen het subsysteem ‘mens’ van belang zijn: de International Classification of Functioning (ICF). Het ICFclassificatiesysteem omschrijft de multifactoriële interactie tussen het werkver­ mogen van de werknemer/van het individu, en de persoonlijke en externe factoren die van invloed zijn bij het vlot, veilig en duurzaam kunnen presteren van die werknemer, in een welbepaald takenpakket binnen een welbepaald bedrijf. In figuur 1.2. wordt gevisualiseerd hoe het ICF als model ondersteuning kan bieden bij het analyseren van het subsysteem mens om ergonomische vraagstukken op te lossen over mensen die omwille van een gezondheidsprobleem moeilijkheden ervaren op het werk.

verhaal. Rond zijn hoofd zoemt een bij die hij met een wapperend gebaar van zijn hand probeert weg te jagen, zonder dat hij het verhaal ook maar een moment onderbreekt.

Het ontvangen van informatie via de verschillende zintuigen (= invoer), het verwerken van die prikkels in de hersenen (= verwerking) en de menselijke reacties daarop (= uitvoer), vormen samen een continu proces. Dit vormt een feedbacksysteem met voortdurende terugkoppelingen. Figuur 1.1. geeft dat weer in een samenvattend schema:

34

D eel 1

Ergonomie

35

H o o fd s t u k 2

Uitgangspunten en achtergrond


(arbeidsrelevante) ziekte/aandoening

(voor werk relevante) functies/anatomische eigenschappen

(voor werk relevante) activiteiten

externe factoren (werkgerelateerd en niet-werkgerelateerd)

Door externe factoren op te nemen in het ICF-model wordt met betrekking tot werk aandacht gegeven aan bijvoorbeeld de wijze waarop iemand zich van en naar het werk verplaatst of de mate waarin de familiale situatie invloed heeft op de mogelijkheid om te werken. Het opnemen van persoonlijke factoren richt dan de aandacht op de persoonsgebonden eigenschappen, zoals punctualiteit, verantwoordelijkheidsgevoel, burgerlijke staat, verschillende rollen (ouder, mantelzorger…).

(arbeidsrelevante) ziekte/aandoening

participatie werk

persoonlijke factoren (algemeen en werkgerelateerd)

2.2. 2.2.1.

Handenarbeid In de oudheid werkte de mens met de blote hand. Later gebruikte hij een steen, stok of bot om prooien te doden of wortels uit te graven. Dat leidde in een later stadium tot handwerktuigen die heel wat dynamische spierarbeid vereisten. Bij handwerktuigen is de relatie tussen de mens en de materie die hij bewerkt, het meest direct. De mens heeft immers zelf – letterlijk en figuurlijk – het werk­ volume, de werktijd, het werktempo en de aard van het gepresteerde werk in handen.

2.2.2.

Mechanisering Gaandeweg ontwierpen mensen machines op basis van water- en stoomkracht, waardoor het tempo en resultaat van de manuele arbeid verhoogden. Denk hierbij aan machines als de mechanische weefgetouwen die de Eerste Industriële Revolutie inluidden, waarbij voor het eerst de ‘machine’ het handelen van de mens bepaalde. Tijdens de Tweede Industriële Revolutie ging de mens op een andere manier werken. Daar zorgden elektriciteit bij de aandrijving van de machines, een herziening in arbeidsverdeling – bijvoorbeeld door minder mensen aan de band – en massaproductie voor.

FIG. 1.2.

ICF-schema, toegepast op werk Bron: Heerkens e.a., 2019

De ziekte/aandoening staat buiten het blauwe kader omdat de (Belgische) arbeidswetgeving niet toelaat aan de werkgever om kennis te hebben van de diagnose en medische toestand van de werknemer in kwestie. Wat wel kan is dat duidelijk gemaakt wordt welke de functionele gevolgen zijn van de klachten (functie/anatomische eigenschappen), zodat duidelijk wordt wat er wél en niét van de werknemer verwacht kan worden op het vlak van bewegen, concentratie, uithouding... Deze inzichten zijn relevant voor bijvoorbeeld de arbeidsarts om te kunnen bepalen welke activiteiten hij de werknemer op de werkplek kan toewijzen (zittend werk, staand werken, deelnemen aan een vergadering waarbij concen­ tratie essentieel is…).

De lichamelijke belasting bij het gemechaniseerde werk is niet van hetzelfde type als bij handenarbeid. De manipulaties die van het lichaam vereist worden, zijn eerder afhankelijk van de machine dan van het materiaal dat verwerkt wordt. Dat betekent dat de handelingen minder uitgebreid zijn, zodat de dynamiek uit de beweging verdwijnt. Die vorm van spiergebruik wordt statische spierbelasting genoemd. De dynamische arbeid, veruit het belangrijkst bij handenarbeid, werd meer en meer vervangen door statische activiteiten die veel minder inzet van het

Door het bij elkaar brengen van die activiteiten die een persoon redelijkerwijze kan uitvoeren zonder risico voor zijn veiligheid of gezondheid kan duidelijk worden op welke manier deze persoon zou kunnen participeren aan de arbeids­ markt (in het algemeen) of het takenpakket in een bedrijf (meer specifiek). Om daarbij ook rekening te houden met andere mogelijke invloeden, zijn (onder­ aan het blauwe kader) externe factoren en persoonlijke factoren opgenomen.

36

D eel 1

Ergonomie

Werk

37

H o o fd s t u k 2

Uitgangspunten en achtergrond


menselijk lichaam vergen. Denk aan de statische toezichthouder bij de machine die de inspannende bewegingen van de mens overneemt.

productiewijze, door de wereldwijde verspreiding, door de ontwikkelingssnelheid en de verregaande impact op de mens en zijn samenleving. Eerste industriële revolutie door de invoering van mechanische werktuigen met water- en stoomkracht

Met de toename in de evolutie van de mechanisering, ging de machine de plaats innemen van het gereedschap (de materie) in de mens-materierelatie. Het werk­ volume en -tempo worden nu in toenemende mate bepaald door de capaciteit van de machines, minder door de capaciteiten van de mens. Van machines wordt immers een hogere productie verwacht dan van handenarbeid. Dat zorgt voor een hoger werkritme, meer tijdsdruk en ploegen- en nachtwerk. Mechanisering impliceert ook dat de individuele vrijheid aangetast wordt. De werkende mens moet immers het tempo van de machine volgen. Bovendien ervaren werknemers naast lichamelijke inspanning nu ook een mentale belasting bij de bediening van de machines. 2.2.3.

Eerste mechanisch weefgetouw, 1784

Automatisering en digitalisering Een volgende belangrijke fase in de evolutie van afstemming tussen werk en de mogelijkheden van de mens had vooral als doel om het productierendement te verhogen. De intrede van automatisering en digitalisering wordt omschreven als de Derde Industriële Revolutie. De bijdrage van werknemers richt zich nog meer op controletaken waardoor de lichamelijke, menselijke tussenkomst vermindert en veeleer mentale en cognitieve capaciteiten worden aangesproken.

38

Ergonomie

Vierde industriële revolutie op basis van cyber-fysieke systemen

mate van complexiteit

Eerste programmeerbare logische controller Modicon 084, 1969 tijd

1900

2000 nu

FIG. 1.3.

De vier Industriële Revoluties Bron: DFKI, 2011

Ook in de eenentwintigste eeuw blijven de verschillende vormen van werken door­ heen de menselijke evolutie nog wel aanwezig. Handenarbeid, automatisering, digitalisering en robotisering spelen in verschillende beroepen en sectoren in zeer verschillende mate een rol. In heel wat beroepen is een mix van deze vormen van arbeid aanwezig die de groeibasis vormt voor innoverende oplossingen in onze huidige industrie. Verf mengen om de juiste kleur samen te stellen doet een schilder anno 2021 met een computergestuurde machine. De benodigde hoeveelheid verf wordt met een rekenmachine of een computer berekend. Het schildermateriaal

Robotisering Aan het einde van de twintigste eeuw treedt de Vierde Industriële Revolutie in met de robotisering. Daarbij gaan technologische ontwikkelingen meer integraal deel uitmaken van hoe mensen werken. Denk aan toepassingen zoals robots, nanotechnologie, biotechnologie, 3D-printen, Virtual Reality (VR) en internet. Robotisering onderscheidt zich van mechanisering en digitalisering door de D eel 1

Derde industriële revolutie door inzet van elektriciteit en IT voor verdergaande automatisering

Eerste lopendebandslachterij Cincinnati, 1870

1800

Dynamische spierarbeid neemt daardoor in heel wat beroepen sterk af en stati­ sche belasting van het lichaam komt dan nog meer op de voorgrond. Vaak rest enkel nog een zithouding en een minuscule spierbelasting. Geautomatiseerd werk uitvoeren vereist voornamelijk zintuiglijke waarneming en bedienen van besturing van machines. Het risico op (vooral mentale) overbelasting groeit op het ogenblik dat het informatieaanbod de maximale verwerkingscapaciteit van werknemers benadert. Daartegenover staat dat verveling kan toeslaan als het informatieaanbod te laag ligt. 2.2.4.

Tweede industriële revolutie door de invoering van arbeidsindeling en massaproductie met elektriciteit

transporteren gebeurt met de wagen, schilderen zelf kan met een verf­ pistool, maar details afwerken is nog steeds handwerk.

Robotisering en digitalisering hebben echter consequenties voor de werknemer. Er worden van hem andere competenties verwacht en er worden hogere mentale

39

H o o fd s t u k 2

Uitgangspunten en achtergrond


en cognitieve eisen gesteld. Op fysiek vlak neemt de statische spierarbeid toe en treedt er dynamische (over- en/of onder)belasting op.

2.3.

Deze verschillende factoren bepalen de belasting waaraan het individu onder­ worpen is:

• uitwendige belasting: invloed van werk en omgeving; • inwendige belasting: de reactie van het individu op de uitwendige licha­ melijke en psychosociale belasting.

Afstemmen van mens en werk De mens leert al doende en slaat – op basis van het feedbacksysteem – nieuwe handelingen op in het geheugen. Wat hij waarneemt, kan hij in veel gevallen zeer moeilijk verwoorden, omdat een groot gedeelte van wat hij leert niet bewust ervaren wordt.

Het effect van die belasting hangt af van de aard van de belasting zelf, maar ook van de individuele belastbaarheid of het verwerkingsvermogen van de mens.

Een plank doorzagen met een handzaag leidt tot volgende waarnemingen

De regelmogelijkheden (= mogelijkheden van de werknemer om zelf verande­ ring te brengen in belastende factoren) bepalen de gevolgen van de belastende factoren.

en vragen: - Hoe hard moet ik duwen? - Hoe snel moet ik bewegen?

Als je een voorwerp van de grond tilt, kan je zelf de belasting op de rug ver-

- Wat is het gevoel van grip in mijn hand?

minderen door een juiste positie van de voeten en door je knieën te buigen.

- Hoe hard moet ik knijpen op de grip?

Je vermindert nekpijn als je jouw beeldscherm op een correcte hoogte en

- Welke werkhouding is het meest efficiënt en rugvriendelijk?

afstand plaatst.

- Welke geluidsverandering is hoorbaar?

Dit boek beschouwt de individuele belastbaarheid of het verwerkings­vermogen van de werknemer als de lichamelijke of fysieke belastbaarheid, kennis, vaardig­ heden, motivatie (= wat de werknemer wil) en attitude. De wederzijdse beïnvloe­ ding tussen de individuele belastbaarheid van de werknemer en de belasting die uitgaat van het werk wordt verder in dit boek toegelicht (zie deel 3).

De veranderingen die je ervaart tijdens het zagen, zorgen ervoor dat je meer of minder kracht gebruikt, je werkhouding aanpast, een pauze neemt…

Dit voorbeeld illustreert dat, naast op mensenmaat ontworpen werkplekken en gereedschap, de mens het werk moet afstemmen op de eigen mogelijk­ heden. Hij moet daarbij rekening houden met de gevraagde prestatie en de werkomstandigheden:

De 5 A’s (arbeidsinhoud, -omstandigheden, -voorwaarden, -verhoudingen en -organisatie) zijn elementen die relevant zijn om arbeid te leveren. Elk van deze A’s kan zowel interne als externe belastende factoren beïnvloeden.

• individuele capaciteiten: fysieke mogelijkheden (kracht, snelheid en uithoudingsvermogen), mentale mogelijkheden (intelligentie, fijngevoe­ ligheid van waarneming) en psychosociale mogelijkheden (motivatie); • gevraagde prestatie: duur van de prestatie, frequentie, energetische inspanningen die nodig zijn om de prestatie te leveren; • geboden omstandigheden: inrichting van de werkplaats, werkomstan­ digheden (trillingen, lawaai, klimaat, tijdsdruk).

40

D eel 1

Ergonomie

Eerst willen we het situeren van deze 5 A’s binnen een arbeidssituatie verduidelij­ ken met onderstaande figuur. Deze figuur geeft de samenhang en wisselwerking tussen de verschillende niveaus weer. In de kern (= microniveau) bevindt zich de werknemer op een bepaalde werkplek. In het bedrijf (= mesoniveau) zijn er verschillende werkplekken aanwezig. Het management organiseert deze werk­ plekken. Het bedrijf is omkaderd door regel- en wetgeving (= macroniveau). Deze regel- en wetgeving kan over algemene arbeidsvoorwaarden gaan en/of sectorspecifiek zijn. Maatschappelijke tendensen hebben ook een invloed op de

41

H o o fd s t u k 2

Uitgangspunten en achtergrond


Arbeidsomstandigheden: de fysieke omstandigheden waarin het

arbeidssituatie. Deze beïnvloeding kan positief of negatief gericht zijn naar de individuele werknemer of naar het bedrijf. Denk hierbij aan het verhogen van de pensioenleeftijdsgrens.

werk uitgevoerd moet worden: geluid, verlichting, klimaat (luchtkwali­ teit, aanwezigheid van stof, luchtvochtigheid, temperatuur, ventilatie…), de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, de veiligheidsomstandigheden, de psychosociale omstandigheden (wijze van samenwerken, stresserende omstandigheden). Dit begrip is ook zo opgenomen in de welzijnswet­ geving, maar meer uitgebreid met elementen die in dit boek niet de focus krijgen. Arbeidsvoorwaarden: de afspraken tussen de werkgever en de werk­

nemer; bepalingen in het arbeidscontract en het arbeidsreglement. Bijvoorbeeld: de voorwaarden die voor de sector en voor specifieke bedrijven zijn vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO’s); extralegale voordelen zoals een hospitalisatieverzekering, kinderopvang, pensioenregelingen of een bedrijfswagen.

MICRO

1 2 Persoon

3

4

Arbeidsverhoudingen: de omgang tussen werkgever en werknemers,

5 Bedrijf

de onderlinge communicatie en conflicthantering, de leidinggevende stijl, de mate en manier van inspraak van werknemers en het effect ervan op het management. Arbeidsverhoudingen zijn niet alleen een kwestie van bedrijfscultuur op zich, ook de overheid speelt een bepalende rol. Zij kan verplichten om overlegorganen te installeren in bedrijven (onder meer het comité voor preventie, bescherming en welzijn op het werk, de ondernemingsraad).

MESO

Wetgeving MACRO Maatschappij

Arbeidsorganisatie: op bedrijfsniveau is dit de manier waarop het werk

Arbeidssituatie

onder de werknemers verdeeld wordt, waarop het beleid tot stand komt en uitgevoerd wordt, de managementstijl en de gehele organisatiestructuur/ het organigram. Op het niveau van de individuele werknemer gaat het over de organisatie van de werkplek.

FIG. 1.4.

Arbeidssituatie

We definiëren kernachtig de 5 A’s. Verder in het boek worden deze 5 A’s regel­ matig hernomen.

De 5 A’s die structuur aanbrengen in het geheel van elementen die bij arbeid van belang zijn, worden verder bepaald door werkgerelateerde determinanten op macroniveau (bijvoorbeeld algemeen geldende wetgeving, nieuwe techno­ logische en economische ontwikkelingen), mesoniveau (het specifieke bedrijf) en microniveau (de specifieke taak van de werknemer).

Arbeidsinhoud: het werk dat moet gedaan worden, de inhoud ervan, de

hoeveelheid variatie van de taken, de vereiste competenties.

42

D eel 1

Ergonomie

43

H o o fd s t u k 2

Uitgangspunten en achtergrond


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.