In open veld
Hij had altijd al geweten dat er zich een dag zou aankon digen als het begin, een dag even herkenbaar als de titel pagina van dit boek:
die man in het veld die naar de luchten staart zonder een hond als excuus of een geweer — er moet een reden zijn waarom ik hem daar heb neergezet Stephen Dunn
In open veld De bladzijde omslaan en dan vrijuit en uit volle borst tot het einde. Het leven was tot dan toe een soort van ver langend wachten geweest. Zitten, staan, liggen, lopen en verlangen, meer niet. Ook niet minder. Want verlangend wachten in de vaste overtuiging dat iets komt is een wach ten van de prettigere soort, maar zijn ongeduld werd na een tijd toch zwaar om dragen, en niet alleen voor hem, ook voor anderen, voor de omstaanders. Die moesten al maar vaker wijken, hij schopte mettertijd steeds wilder om zich heen en twijfel verdonkerde zijn dagen. Nochtans zag hij het zo voor zich, een haast bijbels tafereel: de zon brak stralend door het donkere wolkendek en de weg lag voor hem open. De weg? Het hele godverdomse veld ligt open! Kijk dan! Nooit voorheen was de wereld verlicht geweest als op die dag. Niet dat Pauw tijdens het wachten had stilgezeten, bij lange niet. Hij was in afwachting bij de paters van het Heilig Hart in Walfergem op school geweest en in weerwil van hedendaagse gruwelverhalen, had geen van die man nen een vuile vinger naar hem uitgestoken. Hij was ijdel genoeg om zich nu af te vragen hoe dat zo gekomen was. Terugdenkend zag hij best wel gelegenheden waarbij de gretigheid meer dan manmoedig diende te worden beteu 5
De school had zelfs een openluchtzwembad — over ge legenheden en beteugeling van gretigheid gesproken — waarin ze lente en zomer na de lessen mochten gaan rond plonzen. Een zwemverbod was de zwaarst denkbare straf. Maar zelfs tot diep in de herfst, als een zwemverbod niet meer op het strafrepertoire stond, doken hij en zijn vrien den bij valavond stiekem los door de rottende laag af gewaaide bladeren, het algengroene water in. Niemand die het plonzen hoorde.
een te groot woord voor wat hij daar deed, leren zou in dit geval volstaan. Een privéschool in een statig burgerhuis bezijden het toenmalig viaduct van Brussel. Het viaduct was een futuristisch bouwsel dat het klootjesvolk uit de rand met een elegante weidse beweging in het centrum van de stad moest droppen. De school koesterde een ge lijkaardige ambitie. De leerlingenbezetting bestond uit drie jongens en tweeënveertig meisjes, waarvan er af en toe eentje een nieuwe bh kocht, waar ze zo blij mee was, dat ze hem meteen aan iedereen wou laten zien, en toch... En toch bleef de wereld al te bewolkt. Op een dag had hij vanop het balkon van dat burgerhuis een betoging van de boeren mogen bewonderen, zag hij ze vloekend en tierend het viaduct op lopen, de stad in. Een beige deux-chevaux wou dat viaduct áf, de stad uit. De boeren wipten hem met een man of zes achterwaarts weer de helling op, de boze bestuurder knalde bij elke wip met zijn hoofd tegen het dak. Geweldige beelden, maar toch... te weinig licht. De zon schoof tergend traag achter het dikke wolkendek door en waar dat wat minder wollig en donker was, liet ze het even verlangend oplichten. Een schamele troost. Maar ze was er, ze was er wel, de zon, dat kon hij zien. Dat zag hij omdat hij bleef kijken.
Toen uiteindelijk bleek dat het met Grieks en Latijn niet echt wou lukken, probeerde Pauw de gloednieuwe rich ting menswetenschappen, alweer bij paters of broeders, maar deze keer in Brussel, bij het Zuidstation. Toen ook dat te hooggegrepen bleek, ging hij — een ultieme poging van zijn ouders met de handen in het haar — stenodactylo, boekhouding en moderne talen studeren, al was studeren
Toen hij de hoek omsloeg, vloog een zilverreiger met zijn vleugels stil en wijd, in een sierlijke zweefvlucht door de laan. De bomen aan weerskanten in beleefde slagorde, de reiger hing daar laag tussenin, op zo’n meter of vier van de grond. Met af en toe een luie vleugelslag, gleed hij ge ruisloos door de herfstige erehaag, alsof hij de troepen inspecteerde, een stille heerser.
6
7
geld, maar tot echt afkeurenswaardige handelingen was het nooit gekomen. Eén keer had zo’n pater hem op zijn kamer op schoot genomen en zijn duim onder de rand van zijn korte velours broek gedwongen. De man had daarbij met gedragen stem gesproken: ‘Uw ouders zijn niet con tent over u!’ Pauw wist wel dat zijn vader hem droomde als primus perpetuus en dat zijn moeder hem graag wat ge dienstiger had gewild, maar om nu te zeggen dat hij een dommekloot was of een onhandelbaar kind…? Hij voelde zich wat onwennig op die patersschoot en had verbaasd naar de man opgekeken. Na enig aarzelen had hij geant woord: ‘Ik zal hen vanavond vragen waarom niet.’ De pater had vervolgens zijn duim teruggetrokken.
Zijn dokter woont op nummer 42, in de laan van de reiger, achter het matglas met de esculaap. Een goeie dokter. Hij windt er geen doekjes om en zegt dat hij het zelf moet weten. Als hij graag wil blijven leven moet hij veel be wegen. Hij weet dat Pauw een huisje bezit in de bossen van de Morvan. ‘Verrassend, want toch een uitgesproken stadsmens!’ De patiënt legt zijn Goeie Dokter uit dat hij voor zijn nauwkeurig uitgetelde geld enkel in die arme landstreek van Frankrijk een huisje kon krijgen, dat het eigen land jammerlijk onbetaalbaar bleek en dat hij op een ouder wetse manier nood had aan een eigen plek, een eigen dak, een eigen erf, een eigen haard. ‘Maar wel ideaal, voor jouw toestand!’ Wandelstreek, bossen, bergen, meren… Trek je stapschoe nen aan patiënt! Laat er geen gras over groeien! Goeie Dokter schrijft hem een lading pillen voor die de pancreas moeten aanmoedigen, de cellen bereidwillig moeten maken, de bloeddruk en de cholesterol moeten beheren en daar gaat hij. Naar de Morvan. De stapschoenen aan. De patiënt gaat op pad. Hij gaat bewegen. Dank u, dokter.
gekoesterde geur en smaak van langzaam verval. Je zou ook kunnen zeggen: de smaak van het leven zelf. Die was wel aan Pauw besteed. Kom, de stapschoenen. Hij moet bewegen. Hij moet die berg op. Waarom was hij eigenlijk theater gaan spelen? Hij had toch al heel vroeg in de gaten dat ze niet echt te ver trouwen zijn, die spelers? Achter het grote gebaar zat toch altijd al een onzekerheid verstopt waar je niet mee naar de oorlog kunt? Het gekwebbel, de oudbakken moppen die amechtig nieuw leven worden ingeblazen, omdat ze zich geen houding weten te geven naast het podium. Hij had het toch gezien. Waarom dan? Kom, genoeg getreuzeld met die veters. In Mhère staat een belangrijke kapel, die gaat hij bekijken. Struikelen over een boomwortel die hoog over de weg kronkelt en maar met veel moeite rechtblijven, het is een confronterende aangelegenheid. Uit de haag schiet een geschrokken patrijs weg. Graniet. De Morvan is een opstulping van graniet, uitlo pers van het Centraal Massief, en dus zoeken de wortels hun eigen weg. Hoe zou je zelf zijn als de grond waarin je geacht wordt te wortelen, je tegenwerkt? Hij leefde in Brussel, hij wist wat hij zag.
Zou hij altijd al van de natuur gehouden hebben? Van het rottende dan. Zoals de rotting van een goedgemaakte pinot noir uit de streek hier hem lyrisch kan maken. De
Er loopt een jogger langs. Dat mensen zich op zo’n wegel met losliggende stenen en woekerende boomwortels wil len afbeulen? Ze kijken je ook nauwelijks aan als ze langs lopen. Opperste concentratie, Pauw weet het wel, en de
8
9
pijn natuurlijk waar ze zo van houden, maar toch, een woordje als bonjour vraagt niet al te veel adem. Eerder hebben ze niks op met slenteraars, die lopen maar in de weg, terwijl zij verbeten bouwen aan een betere toekomst. Ze zijn in hun recht, ze weten dat ze het goede doen. Zwaar ademend zit hij op de bank bij de kapel, die uitkijkt over het dal. Maar uitkijken doet hij niet. Hij concentreert zich op het pompen van zijn hart en denkt voor de zo veelste keer dat hij eindelijk moet stoppen met roken. Ze hebben gelijk. Al die hem voortdurend vermanende nietrokers, al dat volk dat zich op feestjes smalend afvraagt hoeveel ze later zullen moeten gaan betalen om zijn laatste zieltogende maanden te bekostigen. Ze hebben gelijk. Maar ze zijn zo lelijk. Aartslelijk zijn ze. Pauw ziet hun vermanende bekken in zijn donkerste nachtmerries. Hij zal het allemaal opschrijven. Dat is de mooiste ge dachte die hem daar bij de kapel van Mhère overvalt: ik zal het opschrijven. Gewoon op een stoel gaan zitten en zorg vuldig noteren wat hem door het hoofd schiet. Waarom is hij gaan spelen? Wat heeft gemaakt dat hij uiteindelijk, zonder dat het ooit een jongensdroom was, vrolijk de planken is opgestrompeld? Hij zal het opschrijven. Na denken over hoe het was en dat opschrijven.
10
1970 — Eddy Merckx wint voor de tweede keer de Ronde van Frankrijk, de Verenigde Staten vallen Cambodja binnen, de Dolle Mina’s laten bij een congres voor gynaecologen hun blote buiken zien waarop geschreven staat: baas in eigen buik, The Beatles splitten, Jimi Hendrix sterft, in New York wordt het hoogste punt bereikt van de North Tower en Pauw reist naar het land van Boumédienne
Boekhouding deed hem daar in dat burgerhuis langs het viaduct in Brussel de das om en dus liftte hij naar Mar seille om er de boot te nemen naar Algiers. Een weekend maatje vervulde zijn burgerdienst in Algerije, iets met grondstalen voor de wegenbouw. De naam van het land had hem om ongekende redenen altijd al bekoord en die van zijn president nog meer: Houari Boumédienne, ver zetsstrijder, rebellenleider, communistische kapitalist en omgekeerd als hem dat zo uitkwam. Zijn naam klonk als een feestelijke fanfare. De man die tijdens de oversteek, over de reling van het schip hangend, een gesprek met hem had aangeknoopt, droeg eenzelfde snor als zijn president en nodigde hem uit bij hem thuis de nacht door te brengen. Het adres van zijn maatje bleek te ver weg en om dit uur reden er geen bus sen meer die kant uit, zei de snor. Midden in de nacht waren ze in de haven van Algiers aangekomen en de man was meteen naar een groepje gelopen dat bij de uitgang van het havengebouw samenschoolde. Na kort overleg liepen ze naar een auto die ook zo op de schroothoop had gekund, en werd de bagage ingeladen. De snor installeerde zich naast de chauffeur in de passagierszetel of wat daar van over was en hijzelf kroop achterin. 11
Het bleek een flink eind rijden. De mannen voorin waren druk in gesprek en hij genoot van de onbegrijpelijke taal en van het feit dat daarmee op geen enkel moment een beroep op hem kon worden gedaan. Door de open ramen van het lawaaierige wrak, woei de warme nacht lucht hem in het gezicht en bracht onbekende geuren mee en flarden van nooit eerder gehoorde geluiden. Pauw was er nogal zeker van dat hij iets meemaakte, maar hij wist nog niet goed wat. Het was hem opgevallen dat ze al een hele tijd langs een bakstenen muur reden. Hij vroeg zich terloops af wat zich daarachter kon bevinden. Geen gevangenis of kazerne, dacht hij, de muur had niks agressiefs, wou niet echt iemand binnen of buiten houden. Het was een om heinende muur, maar als je dat zou willen, kon je er makkelijk overheen. De illegale taxi stopte bij een kleine houten deur in die muur. De snor beval hem in zijn hoogsteigen Frans de taxi te betalen. Daar was hij niet op voorbereid geweest en het kwam hem vreemd voor, iets te dwingend. Meteen schoten hem tientallen waarschuwingen door het hoofd en alle signalen gingen op rood: het was nacht, in Algerije, Afrika dus, twee donkere mannen, de hele weg gepraat in een taal die hij niet begreep, een lange muur met een deurtje, in de wijde omtrek niets of niemand te zien en hij moest zijn geld bovenhalen... Zijn medereiziger boog zich over de rugleuning van zijn stoel en futselde behulpzaam een paar briefjes uit de portefeuille die hij uit zijn achterzak had gehaald en onbeslist in zijn handen hield, gaf het geld aan de bestuurder en stapte uit. Pauw stopte zijn portefeuille terug en deed hetzelfde.
Terwijl hij gedwee zijn bagage uit de kofferbak haalde, viste de man een sleutel op uit zijn jaszak en maakte het deurtje open. Ze stapten een onpeilbare duisternis in, met vreemde bomen en laag welig tierend struikgewas, met verder weg iets wat op een grote open plek leek, dat alles door de maan en het schijnsel van de Melkweg verlicht, geen schaduw die hem bekend voorkwam. Hij volgde de man. Tussen het gebladerte tekende zich de donkere massa af van een laag, modernistisch aandoend, gebouw. Ze had den nog een tiental meters te gaan, toen in het huis alle lichten aanfloepten. Ze liepen achterom, het terras op. De man gebood hem zijn rugzak af te leggen en hem te vol gen. Intussen waren twee vrouwen uit het niets tevoor schijn gekomen. Zijn gastheer hield even halt en voerde een kort gesprek dat, zo meende hij op te maken uit de toon, een aantal bevelen of in elk geval dwingende aanwij zingen inhield, en de twee haastten zich tegengestelde richtingen uit. De man bracht hem vervolgens naar een badzaal in de kelder en wees hem het rek met de hand doeken, glimlachte breed, zodat de snor over zijn bovenlip golfde, en verdween. Dat was het laatste wat hij ooit nog van deze man zou zien: een brede glimlach met golvende snor. Na het bad liep hij, warm en zacht van het water, in handdoeken gewikkeld, terug naar het terras. Daar had den de vrouwen intussen een bed opgezet, met felgekleur de spreien en kussens, en een wijd uithangend muskieten net daaroverheen, en een olielamp op een tafeltje ernaast, en vers fruit, ijsthee, vijgen, noten, zoeternijen… en als zo meteen Ali Baba met zijn veertig rovers om de hoek
12
13
verscheen, dan had hij die gewoon alle veertig bij naam genoemd. Hij dronk thee, ging liggen, keek naar de over volle sterrenhemel en dacht terug aan zijn kop vol waar schuwingen, buiten in de taxi, toen hij min of meer ge dwongen werd die te betalen, en schaamde zich. Later, veel later, toen hij zich al beter op zijn plek voelde in Algiers, was hij nieuwsgierig op zoek gegaan naar de muur met het deurtje van die eerste nacht, en had hij gaandeweg begrepen dat hij bij de directeur van de hip podroom te gast was geweest. Pauw was toen op een bank in een parkje tegenover de muur met het deurtje gaan zit ten en had diep nagedacht. En wel als volgt: die kop vol waarschuwingen is een interessant geval. Het kan niet anders dan goed voor ons zijn dat bepaalde waarschuwingen ons van kleins af aan in de cortex worden gekrast, zodat ze in welbepaalde situa ties onze hersenen op gepaste wijze kunnen instrueren over wat te doen en hoe het te doen, opdat we niet stuur loos worden. Die waakzaamheid is de basis van onze weerbaarheid. Maar een voorwaarde zou toch moeten zijn dat hetgeen waarvoor of waartegen gewaarschuwd wordt, voldoende bekend terrein is voor de Grote Waarschuwer, dat er wordt gewaarschuwd vanuit een grondige kennis en gedegen ervaring. Wat betreft Algerijnen waren die kennis en ervaring in het thuisland niet overdreven groot geweest en dus werd er vooral gewaarschuwd voor de kleur bruin, die donker der wordt met het vallen van de avond. En omdat de Grote Waarschuwer noch het land noch zijn bewoners en hun gewoonten kende — en in de regel geen greintje ver trouwen stelde in wat hij niet kende — had hij er voor de
zekerheid aan toegevoegd dat die bruinen niet te vertrouwen waren. Het blijft moeilijk te begrijpen dat de Duitsers, die een kwarteeuw voordien dat thuisland binnenvielen, het vijf lange jaren bezet hielden en aanzienlijke schade hadden aangericht aan mensen en meubilair, volgens de Grote Waarschuwer eerder te vertrouwen waren dan de Algerijnen die steenkool kwamen delven omdat geen Belg nog de put in wou. Voor een reis naar Duitsland kreeg je zakgeld en goeie adressen mee, maar als je naar Algerije wilde, versperde vader met potsierlijk gespreide armen de uitgang, en nochtans had die als jongen de Duitse bezet ting meegemaakt. Op een dag wilde Pauw van Algiers naar Constantine, maar de auto die hem meenam stopte een eindje voorbij Sétif. Hij liep verder de weg op in de hoop op een volgende lift, maar zijn pot geluk voor die dag bleek leeg. Geen auto die nog stopte. Hij verliet de weg en liep een pad af dat hem volgens de kaart naar een dorp zou brengen, want het was al laat in de namiddag en de nacht viel hier verrassend snel, wist hij. Vrienden in Algiers hadden hem onderwezen dat er in zo’n dorp altijd wel een of ander plein te vinden viel waar wat marktkramen stonden opgesteld en dat daarop best te overnachten viel. Het was stikdonker toen hij in het dorp aankwam en door de straten doolde, op zoek naar het bewuste plein met de kramen. Toen hij dat gevonden had, at hij wat fruit in het vage schijnsel van maan en Melkweg, dronk zijn koude thee, en ging uitgeput door de hitte van de dag en zijn eigen onafgebroken twijfels, op een van de houten kramen liggen, zijn rugzak uit veiligheidsover wegingen om zijn arm gesjord.
14
15
Hij droeg tweedehandse witte overhemden in die jaren, en toen de vroege zon hem ’s ochtends wekte en hij zich, door haar eerste stralen gewarmd, genoeglijk uitrekte, zag hij al dat wit besmeurd met bloed. Geschrokken sprong hij op en controleerde paniekerig zijn hele lijf op messteken, bedacht vervolgens dat hij die toch wel gevoeld zou heb ben en vond zichzelf belachelijk, maar begreep dan weer niet hoe al dat bloed toch op zijn witte overhemd was ge komen. Het gevaar voor een nachtelijke overval, in een vreemd land, omringd door de kleur bruin die donkerder wordt met het vallen van de avond, was niet denkbeeldig, stond in zijn hersenstam geschreven. Wat daar in die vlijtig bewerkte cortex niet geschreven stond, omdat de Grote Waarschuwer daar geen weet van had, was dat er tussen de kramen op de markt in zo’n dorp ook slagerskramen staan, die na gedane arbeid niet altijd even zorgvuldig worden schoongemaakt. Bloed, schapen bloed. Hij had in een plas geronnen schapenbloed ge slapen. Hij was er niet helemaal zeker van, maar dacht een besmuikt gegniffel te horen vanuit het hem omringende bruin.
16
1971 — In België wordt de BTW ingevoerd, Idi Amin Dada pleegt een coup in Oeganda, het vrouwenkiesrecht wordt ingevoerd in Zwitserland, Jim Morrison sterft in bad in Parijs, het hoogste punt van de South Tower van het World Trade Center wordt bereikt, Congo wordt Zaïre en Pauw komt thuis
Tegen de tijd dat Pauw thuiskwam uit het land van de vro lijke fanfare Boumédienne, had zijn vader een baan voor hem gevonden. Onder het motto als-je-niet-weet-wat-jewél-wil-probeer-dan-te-weten-te-komen-wat-je-níét-wil, had hij bij een bevriende notaris een job voor hem ge regeld. Op zijn eerste werkdag had de Mevrouw van de Nota ris nadrukkelijk haar afkeuring laten blijken voor de lange haren waarmee hij uit Algerije was teruggekeerd. Hij had haar vriendelijk geantwoord dat hij niet kon toelaten dat zijn kapsel een boeiende carrière in de weg zou staan en haar beloofd diezelfde avond nog naar de kapper te gaan om het zootje te laten korten. Haar voorname gezicht, lelijk gemaakt door een kwaaie frons, ontspande zich tot een verbaasde glimlach. Toen hij ’s anderendaags fris en monter het kantoor binnenstapte en zich bij de Mevrouw van de Notaris ter controle aanbood, steeg er een scherpe weeklacht op uit het notarishuis. Neen! Dit was niet wat ze bedoeld had en dat wist hij heel goed, en jawel, en hij moest niet gaan te genspreken, ze was er zeker van dat hij zich ten volle be wust geweest was van wat hij deed toen hij de kapper had gevraagd hem kaal te scheren. De Mevrouw van de Nota ris kon best wel zien dat hij een verstandig iemand was, 17
maar dat rebelse moest eruit en daar zou zij zich persoon lijk mee bezighouden. Dat hij maar niet dacht dat de kous hiermee af was. Ze zuchtte nog iets over Buchenwald en herhaalde nogmaals dat de kous hiermee niet af was. Hij vroeg zich intussen af welke kous er in deze staan de uitdrukking bedoeld werd? Die voor de voet of die voor de lamp? Welke kous was nog niet af? Dat was een vraag om de rest van de dag mee door te komen. Een tekst van Pablo Neruda. Ze was een kleine vinnige schoonheid en Pauw werd verondersteld met haar een door en door droeve tekst van Pablo Neruda te spelen, waarin geliefden uit elkaar werden gerukt. Chili was in volle crisis en een tekst van Neruda spelen was enigszins modieus. Het zei waar je voor stond of waar je wilde voor staan of waar je dacht te willen voor staan of waar je niet anders kon dan voor staan of waar je wilde dat anderen dachten dat je voor stond of waar je in ieder geval samen met het allermooiste meisje wel wilde voor gaan staan of zelfs liggen, als dat nodig mocht blijken. Op veel jongere leeftijd was hem na twee jaar noten leer gevraagd welk instrument hij wilde leren bespelen en hij had daar geen seconde moeten over nadenken: gitaar. Maar zijn vader — niet gehinderd door enige kennis van muziek of aanverwanten — had ergens gelezen dat piano de basis was en verplichtte hem tot een jaar pianolessen alvorens in het spoor van Beatles en Rolling Stones te treden. Maar omdat de pianoleraar met een hardhouten liniaal op zijn knokkels sloeg, telkens wanneer hij met al te slappe handen aan het klavier zat, ging hij na een tijdje op woensdagmiddag wandelen in het bos, zeg maar, en liet 18
hij de muziek voor wat ze was. In zijn latere leven was hem telkens weer opgevallen hoeveel briljante pianisten met slappe — je zou zelfs kunnen zeggen vloeibare — handen aan het klavier zitten. Tijdens het notarisjaar had hij zich in diezelfde acade mie opnieuw ingeschreven, maar deze keer voor Woord en Drama, vandaar dus Neruda. En dan was er ook nog iemand van de jury geweest die hem na zijn eindejaars examen met een zeker gewicht had toegesproken en ge zegd dat hij alles had om het aan het Koninklijk Conser vatorium te proberen. En omdat hij nog steeds niet wist wat hij wél wou, maar dankzij het kordate ingrijpen van zijn vader steeds beter wat níét, zei hij de Notaris en zijn Mevrouw vaarwel, vaarwel ook aan alle eerste en tweede klerken, boekhouders, steno’s en dactylo’s, vaarwel aan vader en moeder, zussen en broers, en hij vertrok naar de grote stad, naar Brussel, naar het Koninklijk Conserva torium, afdeling Drama.
19