Kathedralen van de industrie

Page 1

KATHEDRALEN VAN DE INDUSTRIE


‘Doordat ik tussen de textielfabrieken ben opgegroeid, ben ik al van kinds af aan gefascineerd door de kolossale gebouwen. Dit boek voelt dan ook heel persoonlijk aan. Een favoriete plek uitpikken is moeilijk. Om nostalgische redenen zou ik Filature Nouvelle Orléans kiezen, maar puur op vlak van architectuur steekt de Vynckiersite er met kop en schouders bovenuit.’ - Alexander Dumarey


5

KATHEDRALEN VAN DE INDUSTRIE SPOREN VAN HET VERLEDEN Alexander Dumarey (°1985) is architectuur- en documentairefotograaf, huisfotograaf bij VRT NWS en bekend van ‘Markante plekken’ en ‘Op reis met Vlaamse meesters’. Als kind woont Dumarey in de Gentse Bloemekenswijk met Filature du Rabot, Filature Nouvelle Orléans en UCO E.J. Braun in de achtertuin. Deze textielfabrieken zijn op dat moment, eind jaren 1980, nog min of meer actief. Zijn tienerjaren spelen zich vervolgens af in Drongen, vlak bij de leegstaande blekerij Alsberge-Van Oost. De poort staat er altijd open en in 2003 gaat hij voor het eerst het terrein verkennen, gefascineerd door het verval, het desolate en de architectuur van de gebouwen. Hij wil de gebouwen documenteren voor ze helemaal instorten en keert niet veel later terug met zijn camera om de plek in beeld te brengen. Hij krijgt de smaak te pakken en fotografeert ook andere, vergelijkbare plaatsen. Gent heeft op dat vlak best wel wat te bieden: veel fabrieken in en rond de stad staan leeg. De passie voor fotografie neemt met de jaren toe. Al doende leert Dumarey de kneepjes van het vak. Aanvankelijk ligt de focus van zijn werk sterk op het in beeld brengen van leegstand en verval, maar de scope wordt geleidelijk aan breder.

« Filature Nouvelle Orléans aan de Nieuwevaart, gesloten in 1988. Alexander Dumarey.

Opvallende rode draad door zijn portfolio heen is het verloop van de tijd. De foto’s dragen vaak geschiedenis en sporen van het verleden in zich of brengen verandering in beeld. DE FOTOCOLLECTIE VAN HET INDUSTRIEMUSEUM Het is Hilde Langeraert, conservator van het Industriemuseum, die in 2019 contact opneemt met Dumarey. Of hij via hedendaagse foto’s in dialoog wil gaan met het industriële verleden, met historische foto’s van Gentse textielfabrieken. Het Industriemuseum heeft namelijk een enorme collectie foto’s van een Gent dat intussen praktisch verdwenen is. Aan het einde van de 19e eeuw viert de Gentse textielindustrie nog hoogtij. Indrukwekkende fabriekscomplexen verrijzen in het stadsbeeld. Stuk voor stuk architecturale pareltjes die de glorie van de textielbedrijven kracht bijzetten. Vanaf de jaren 1960 keert het tij en krijgt de Gentse textielindustrie het steeds moeilijker. In de daaropvolgende decennia brokkelt het grootse Gentse textielverleden letterlijk en figuurlijk af. Vanaf de jaren 1970 trekken pioniers van de industriële archeologie, gewapend met fototoestel, naar de bedreigde fabriekssites en arbeidersbuurten. Onder hen ook medewerkers van het toen pas opgerichte Museum voor Industriële Archeologie en Textiel (MIAT), vandaag het Industriemuseum. Wat niet kan bewaard


6

7

KATHEDRALEN VAN DE INDUSTRIE

worden – pakweg een volledig machinepark – wordt gefotografeerd. De reportages van toen vormen vandaag de basis van het rijke fotoarchief van het Industriemuseum. De fotocollectie wordt door de jaren heen verder aangedikt met filmrolletjes, glasnegatieven en originele foto’s, vaak schenkingen van personen of bedrijven. Bedrijfsarchieven onthullen niet enkel beelden van productiehallen, vakbeurzen of inhuldigingen, maar evengoed van personeelsfeestjes en vrijetijdsactiviteiten die vanuit het bedrijf werden georganiseerd. Dergelijke foto’s zijn vaak de enige bron om gewoontes of handelingen uit de fabrieken van toen te documenteren. Een belangrijk deel van de collectie is het omvangrijke fotoarchief van textielbedrijf Union Cotonnière (UCO), een consortium van textielfabrieken en ooit een van de belangrijkste textielondernemingen van het land. Vandaag wordt de gehele fotocollectie gedigitaliseerd. Beelden worden stap voor stap geregistreerd, beschreven en via het web publiek gemaakt. MINDER AUTO’S, MINDER MENSEN Dumarey herfotografeert vanaf 2020 tal van Gentse textielfabrieken die in de fotocollectie van het Industriemuseum te zien zijn. Hij zoekt de sites opnieuw op en maakt vanuit gelijkaardige posities beelden van de plekken zoals ze er vandaag bij liggen. Om de focus volledig op het onderwerp te richten,

en verkeer of mensen zoveel mogelijk uit het beeld te weren, blijkt 2020 het geknipte jaar. Door de coronacrisis en de bijbehorende maatregelen zijn er opmerkelijk minder auto’s onderweg en minder mensen op straat. ‘Ik ben letterlijk met mijn neus op de feiten gedrukt: Gent is op relatief korte tijd enorm veranderd. En toch blijven er veel meer relicten van het industriële verleden over dan je zou verwachten. Vaak hele gebouwen, soms niet meer dan een stuk muur, een betonnen schutting of een poort. Ik dacht dat ik Gent goed kende, maar dit project heeft mijn kennis van de stad en haar geschiedenis nog vergroot.’ Dumareys foto’s zijn opgenomen in de collectie van het Industriemuseum. Waardevolle sporen van industrieel erfgoed worden zo bewaard voor de toekomst. Hedendaagse kleurenfoto’s schitteren in dit boek zij aan zij met historische zwart-witfoto’s en schreeuwen op die manier om aandacht voor vergeten fabrieken en industrieterreinen. De kathedralen van de industrie – of wat er van rest – zijn klaar om (her) ontdekt te worden.

DE GENTSE TEXTIELINDUSTRIE VAN 1800-2000 KATOEN Tot diep in de 18e eeuw is katoen zo goed als onbekend in Europa. Mensen kleden zich in wol en linnen. Vanaf 1750 worden Indiennes – Indische kleurrijke katoenen stofjes – razend populair in Gent. De grote vraag wekt belangstelling op om zelf katoen te gaan bedrukken. Handelaars en ondernemers verzamelen kapitaal en halen Indische katoenen stoffen naar onze streken. De schatrijke Joos Clemmen is de eerste katoenbaron van Gent. In 1780 werken wel vijfhonderd mannen, vrouwen en kinderen in zijn katoendrukkerij. Ook handelaars als Lousbergs, Voortman en De Vos starten een onderneming op. GENT, MANCHESTER VAN HET CONTINENT Katoendrukkerijen zwengelen de industriële omwenteling aan. Britse ondernemers nemen in de 18e eeuw de wereldwijde handel en productie van katoen in handen. Manchester is de bakermat van de textielindustrie. Goedkoop katoen, verbouwd met slavenarbeid in Amerika, wordt er in gloednieuwe fabrieken tot draad gesponnen. Technische innovaties, nieuwe machines en stoomkracht moeten de productie opdrijven. De industriële revolutie sijpelt intussen door in heel Europa. Gentenaar Lieven Bauwens smokkelt in 1798 de spinmachine Mule Jenny en een vliegende schietspoel naar het vasteland,

HILDE LANGERAERT

twee Engelse uitvindingen die het spinnen van draden en het weven van stoffen aanzienlijk verbeteren. Met een list koopt hij Engelse technici om die hij voor zijn eerste fabrieken inschakelt, eerst in Passy bij Parijs en kort daarna in Gent. ‘J’ai créé un second Manchester,’ schrijft hij er in 1803 zelf over. Andere ondernemers treden in zijn voetsporen. Tal van spinnerijen, weverijen en katoendrukkerijen zien het daglicht. Gent wordt een stad van textielbaronnen, textielarbeiders en hun verenigingen. Een groot arsenaal ongeschoolde, gemakkelijk vervangbare arbeiders maken de industrialisering mee mogelijk. Voor de opkomende industrie zijn geen specifieke fabrieksgebouwen voorhanden. De familie Bauwens en andere kapitaalkrachtige families investeren gretig in goedkoop vastgoed. Aan voordelige prijzen kopen ze kerkelijke gebouwen die door de Franse Republiek zijn geconfisqueerd. Kloosters en middeleeuwse panden worden omgetoverd tot fabrieken waar men de spinmachines en weefgetouwen in lange productielijnen opstelt. Zo brengt Bauwens zijn eerste spinnerijen en constructieateliers onder in het kartuizerklooster aan het Fratersplein en de norbertijnenabdij in Drongen. Lousbergs palmt voor zijn nieuwe fabriek dan weer het kapucinessenklooster aan de Reep in, de huidige Sint-Bavohumaniora. In 1807 wordt zelfs in het Gravensteen een katoenspinnerij ondergebracht, die tot 1884 in werking blijft.


8

9

KATHEDRALEN VAN DE INDUSTRIE

Nieuwe aandrijfmethodes en steeds snellere, efficiëntere spinmachines en weefgetouwen zorgen voor een continue toename van de productie. Toch kampt de jonge industrie nog met veel kinderziektes. Zo is ze heel afhankelijk van de aanvoer en de prijs van de katoengrondstof. Tijdens de Napoleontische oorlogen krijgt de Gentse textielindustrie klappen. Bij de overgang van Frans naar Hollands bewind in 1814-15 staat de economie bijna helemaal stil. De Engelse concurrentie is moordend. Met de steun van de Hollandse regering komen de bedrijven er langzaam weer bovenop. Tijdens de Belgische revolutie in 1831 maken veel Gentse textielfabrieken opnieuw een crisis door. Toch is de industrialisering definitief ingezet. Vanaf de 19e eeuw speelt Gent ook een niet te onderschatten rol in de productie van linnen. Vlasspinnerijen La Linière Gantoise en La Lys, beide opgericht in 1838, groeien uit tot immense bedrijven. De groeiende textielindustrie geeft een impuls aan andere sectoren. Bedrijven als Le Phoenix, Carels, Mahy en Van den Kerchove produceren textielmachines en stoommachines en groeien tegen het eind van de 19e eeuw uit tot wereldspelers. Maar ook de chemische industrie wordt een belangrijke toeleverancier voor de textielfabrieken, met bijvoorbeeld zepen en chemische producten voor de blekerijen en ververijen. EEN GORDEL VAN FABRIEKEN, ARBEIDERSHUISJES EN SPOORWEGEN Tussen 1801 en 1856 verdubbelt het aantal Gentenaars, een ongeziene bevolkingsgroei. Algauw is de stad te klein. Op veel binnenterreinen en achterhoven van huizen en fabrieken worden beluiken gebouwd: minderwaardige arbeidershuisjes rond een koer, steegje of straat. De armtierige arbeidersbuurten zijn

broeihaarden van ziektes zoals cholera, tyfus en pokken. Het stadsbestuur kan niet anders dan ingrijpen en saneert hele stadszones. Complete wijken worden onteigend, honderden beluikhuisjes gaan tegen de vlakte. Vervuilde grachten en waterlopen worden gedempt en nieuwe straten met dure burgerhuizen en luxewinkels verschijnen in het stadscentrum. In 1860 verdwijnt ook het octrooirecht, een belasting op het invoeren van goederen en voeding in de stad. Dat leidt tot het afbreken van stadspoorten, bareelhuisjes en wallen. De 19e-eeuwse gordel met nieuwe arbeidershuizen en fabrieken vormt zich. De industrie heeft nood aan grote fabrieksterreinen en efficiënte transportmogelijkheden voor de aan- en uitvoer van grondstoffen en afgewerkte producten. De nieuwe grote textielfabrieken worden voornamelijk in de buurt van de Brugse Vaart, het kanaal Gent-Terneuzen en het Verbindingskanaal, de huidige Nieuwevaart, ingeplant. In combinatie met de ringspoorweg en het Rabotstation wordt dit deel van de stad vanaf de jaren 1870 nog beter ontsloten. Op een oppervlakte van amper vier vierkante kilometer strekt zich een industriestrook uit, een lappendeken met reusachtige fabrieken, schoorstenen, spoorwegen en arbeidershuisjes. Grootgrondbezitters, fabrikanten en speculanten zetten in op volkshuisvesting. Zo ontstaan volledig nieuwe stadsdelen: Brugse Poort, Rabot, Ledeberg, Gentbrugge… De textielindustrie bepaalt de ruimtelijke structuur van de stad zoals we ze tot op vandaag kennen.

DE GENTSE TEXTIELINDUSTRIE VAN 1800 - 2000

GLORIETIJDEN EN CRISISSEN De Gentse textielfabrieken kennen in de tweede helft van de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw periodes van grote bloei en hoge exportcijfers, afgewisseld met jaren van crisis, sluitingen en werkloosheid. De Amerikaanse Burgeroorlog en het wegvallen van de aanvoer van ruw katoen legt in de jaren 1860 veel bedrijven lam. Met daarbovenop een algemene economische recessie kent de textielindustrie een serieuze neergang. Sommige bedrijven verplaatsen hun activiteiten naar omliggende gemeenten zoals Ronse, Oudenaarde, Waarschoot, Lokeren, Zele en Aalst. De loonkosten liggen er tot 40% lager, waardoor men op die plekken zelfs met verouderde machines goedkoper kan produceren. De fabrieken in de stad zijn tot investeringen gedwongen. Willen ze overleven, dan moeten ze moderniseren en meer produceren. In de weverijen plaatst men grotere en krachtigere power looms, weefmachines waarbij één wever vier machines tegelijk kan bedienen. In de spinnerijen worden de selfactors vanaf 1890 vervangen door ringspinmachines. Ze worden vaak bediend door ongeschoolde vrouwen en jongeren; die kosten de fabrieksbazen minder. Ook via stukloon, waarbij het loon afhangt van de geleverde productie, wordt de loonkost zoveel mogelijk gedrukt. De mechanisering en productiviteitsverhoging zetten zich door na 1900. Op dat moment zijn de meeste bedrijven al voorzien van elektrische verlichting, zodat er ook ’s nachts kan worden gewerkt. Om internationaal te blijven meespelen wordt de nood aan kapitaal alsmaar groter. Heel wat familiale bedrijven veranderen hun bedrijfsstructuur « Luchtfoto van rond 1930 met op de voorgrond La Linière Gantoise en Texas aan de Vogelenzang en Blaisantvest, op de achtergrond de textielfabrieken aan de Nieuwevaart. Joseph Buyens.


20

KATHEDRALEN VAN DE INDUSTRIE

TEXTIELFABRIEKEN IN GENT

« Stad Gent opende in 2014 het gloednieuwe wijkpark De Porre. Het ontwerp van Vandriessche Architecten en Buro Voor Vrije Ruimte viel al enkele keren in de prijzen. Alexander Dumarey.


23

Alexander Dumarey

Foto uit album van bouwbedrijf Serck, 1937

22

Waar zich vandaag het Groenevalleipark bevindt, draaien

Na de sloop van de fabrieksgebouwen in de jaren 1960 blijft het

LA LYS

tussen 1838 en 1960 de machines van vlasspinnerij La Lys. In

steenpuin liggen. Het voormalige industrieterrein verwildert

Leiekaai / Nieuwewandeling

deze mastodont met talrijke gebouwen, verspreid over het ei-

tot een dicht bos. Na jarenlange discussies en acties van buurt-

9000 Gent

land tussen de Leiearmen aan de Nieuwewandeling, worden

bewoners wordt de plek in 2007 heringericht als stadspark.

vlas, jute en hennep tot garen gesponnen. In 1892 is La Lys de

Vlasspinnerij La Lys kent na een fusie met La Liève nog een

eerste fabriek die volledig elektrisch verlicht wordt, in die tijd

tweede leven aan de Singel in de Gentse haven, tot in 2000 ook

een spektakel voor de Gentenaars.

daar de deur definitief dichtgaat.


25

Alexander Dumarey

Fotograaf onbekend, 1980

24

Vlasspinnerij Fiévé wordt rond 1870 in het leven geroepen en

Sinds 2017 geeft WATT Factory een nieuwe invulling aan de

FIÉVÉ-TOLLENAERE

later overgenomen door Tollenaere. De productie van vlasdraad

site van de vlasspinnerij. Onder het dak van de oude textielfa-

Drongensesteenweg / Vlasgaardstraat

stopt in 1953. Het gebouw wordt daarna gebruikt door metaal-

briek bevinden zich privékantoren en coworkingruimtes voor

9000 Gent

bedrijf De Munter, groothandel in gereedschappen. De fabrieks-

start-ups, bedrijven en ondernemers die werken rond techno-

schoorsteen heeft geen nut meer en is ingekort.

logie en duurzaamheid.


27

Alexander Dumarey

Fotograaf onbekend, ca. 1980

26

Jutespinnerij en twijnderij Filature du Rabot wordt oorspron-

Na het faillissement van de spinnerij in 1999 en jaren leegstand

FILATURE DU RABOT

kelijk opgericht aan de Nieuwevaart in 1899 en sterk uitge-

start projectontwikkelaar Ghelamco in 2011 met de herinrich-

Frans van Ryhovelaan

breid in 1910. De ronde schoorsteen – 36 meter hoog volgens

ting van de site onder de naam Tribeca. Het merendeel van de

9000 Gent

de bouwaanvraag van 1910 – is de oudste bewaarde getuige van

fabrieksgebouwen verdwijnt onder de sloophamer om plaats te

industriële activiteit op de site. Ook het gebouw uit 1912 langs

maken voor nieuwbouw en open ruimte. Vandaag vind je er zo-

de Frans van Ryhovelaan, met magazijnen en kantoren, herin-

wel woningen en lofts als commerciële panden.

nert aan de fabriek. Op de typerende art-nouveaugevel prijkt de fabrieksnaam in wit geglazuurde baksteen.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.