lexie Mijn moederschap begon zes jaar geleden met de geboorte van mijn dochter Lexie en mijn wereld die overkop ging op die ene dinsdag in 2015, toen ik vijf dagen voorbij mijn verwachte bevallingsdatum was. Veertig weken en vijf dagen zwanger, maar mijn kleine meisje was het die dag niet eens met mijn lichaam. Ze had nog geen zin om los te laten. Dat was vast al een voorbode die ik gemist heb. Er was een heel leger voor nodig om haar uit mijn warme schoot te trekken. Mijn vroedvrouw en mijn gynaecologe werden geflankeerd door nog een ziekenhuisvroedvrouw of twee en een vacußmpomp groot genoeg om marmeren tegels mee op te tillen. Laat ons zeggen dat die uitkomst niet echt beantwoordt aan hoe ik mijn bevalling voor ogen had. Ik had toen nog niet helemaal begrepen en nog minder sijpelde het door dat mijn onkunde om m’n eigen kindje op de wereld te zetten me helemaal uit mijn lood zou slaan. Ik had evenmin durven te denken dat deze zware bevalling het eerste dominoblokje zou zijn van een diepgeworteld maar nu dus opengereten trauma dat lelijk zou gaan huishouden in mij. Het waren de mooiste en
puurste, maar daarmee ook de zwaarste en pijnlijkste zes jaar van mijn leven. De tropenjaren. De jaren zonder slaap.
Het was het begin van de mooiste en puurste, maar daarmee ook de zwaarste en pijnlijkste zes jaar van mijn leven. De tropenjaren. De jaren zonder slaap.
lexie
75
Ik neem jullie graag even mee naar mijn bevallingen – en dus tweemaal de geboorte van een moeder – en hoe daar net als mijn twee heel verschillende kinderen ook twee heel verschillende versies van mezelf uit voortvloeiden.
De weeën Op dinsdagochtend 24 maart 2015 om 3.30 uur word ik na een enorm woelige slaap wakker van een licht plofjesgevoel en een sijpelend kraantje tussen mijn benen. Ik ben vijf dagen over tijd. Ik maak Tom nog niet wakker – eerst even checken of ik niet gewoon keihard in bed heb geplast tijdens mijn slaap – maar ga eerst naar het toilet. Wanneer ik terug in bed kruip en er al vrij snel een echte kramp volgt, maak ik hem wakker. Hij lijkt zelfs enthousiast wanneer ik zeg dat slapen er niet meer inzit, want dat ik echt wel al vrij regelmatig een wee heb. Ik laat hem nog twee uurtjes soezen tot ik hem om halfzes wakker maak met de boodschap dat we mijn vroedvrouw Elke het best toch even verwittigen. Inmiddels heb ik al twee weeën om de vijf minuten en twee douchebezoeken achter de rug, afgewisseld met wat wippen op mijn zitbal. De vroedvrouw komt en ziet dat ik 3 à 4 centimeter ontsluiting heb (we moeten naar 10 centimeter). We besluiten dat ik thuis verder doe zoals ik bezig ben. Ik mag zelf aangeven wanneer we naar het ziekenhuis vertrekken. Dat moment breekt aan tegen 10.30 uur, een paar uur later. De vroedvrouw zal ons opwachten aan de dienst spoedgevallen met een rolstoel binnen handbereik. Ik krijg nog de verzachtende
76
mededeling dat de weeën waarschijnlijk zullen minderen tijdens de autorit. Ik heb dat zo vaak zelf gezegd tegen andere vrouwen en wil het graag geloven, maar niet heus. Ik zit puffend op de achterbank terwijl manlief met stalen zenuwen een geweldige rit perfect binnen de tijd rijdt.
De bevalling Zodra we in het ziekenhuis zijn, loopt alles volgens het boekje, of toch wat te verwachten is bij een eerste bevalling. Ik probeer bad, bal, rondwandelen, hangen, het hele zaakje. We gooien het op een akkoordje en ook al doet onze vroedvrouw geen voorspellingen, we pronostikeren 18 à 19 uur. Avondeten. Iedereen akkoord. Dat dachten we toen toch. Wanneer ik 8 centimeter ontsluiting heb, zie ik ze vliegen. Heerlijk typisch, kan ik nu zeggen, want dat is vaak het punt dat het einde in zicht is. Ik zeg elke wee tegen Tom dat ik op ben, niet meer kan, niet meer wil. Hij zegt ijskoud, elke keer: ‘Jawel, je doet het, je bent zo goed bezig.’ Ik denk bijna luidop: zeveraar, je kent er niks van. Wanneer het 19.15 uur is en ik volledige ontsluiting heb, begin ik stilletjes mee te duwen met de wee in plaats van ze weg te puffen. Ons kindje zakt niet mee. Ik duw niet goed. Heb ik wel persdrang? Waar blijft dat oerinstinct?
Waar blijft dat oerinstinct?
Er wordt een infuus met weeënstimulatie opgestart, want net zoals ikzelf wil iedereen graag die persdrang zien.
lexie
77
Ik verander het uur nadien wel dertien keer van houding. Staan. Baarkruk. Liggen. Mijn vroedvrouw Elke kijkt. De baby beweegt niet. Geen millimeter. Ze haalt een vroedvrouw van het ziekenhuis erbij, die zal moeten mee duwen op mijn buik, om te zien of er dan wel iets beweegt. Ze doet me pijn en ik zeg haar dat terwijl ik me er in dezelfde minuut nog voor verontschuldig. De baby komt niet. Mijn gynaecologe wordt gebeld. Ze voelt. Mijn gynaecologe, die we eigenlijk niet eens planden te zien vanavond, heeft het verdict: ‘Uwe, jouw staartbeen staat zo vast dat ze er niet voorbij kan. Normaal moet dat een beetje plaats maken, maar dat kan het jouwe dus niet. We gaan de vacuümpomp – de ventouse – binnenrijden, je baby erover trekken, zo ook waarschijnlijk je staartbeen behoorlijk kwetsen, maar het moet. Nog drie à vier weeën en dan heb je haar bij je.’ Zo gezegd, zo gedaan. Om 20.48 uur wordt Lexie geboren, na veel sleur- en trekwerk van de dokter en veel duwwerk van de vroedvrouwen en mezelf. Ze is perfect en wordt meteen op mijn buik en borst gelegd. Haar papa knipt de navelstreng door. Dat lukt vlot, ondanks de waterval in zijn ogen. Nog nooit zag ik hem zo. Van zakdoek naar drijfnatte vod in minder dan een minuut.
Scheur Ik had een scheurtje of drie, waarvan een rechtsboven in mijn kleine schaamlip, bij mijn clitoris. Je las hierboven al het gebrek aan epidurale verdoving en als je me zou vragen of ik die – achteraf
78
gezien – wel beter zou genomen hebben, is dit het enige moment dat ik hiermee zou instemmen: het moment waarop de gynaecologe mijn aandacht vroeg en ik even van mijn roze wolk moest afdalen. ‘Uwe, je hebt een scheurtje dat ik moet hechten op een plek die ik niet kan verdoven.’ Zei ze. Ik dacht toen: o ja, prima, maakt me niets uit, je bent er toch al bezig. Bovendien voelde ik amper iets van al dat hechtwerk. Toen ook mijn vroedvrouw haar hand aanbood en vroeg of ik mijn dochter goed vasthad, wist ik dat het weleens menens zou kunnen worden. Tom stond net op de gang en beloonde alvast mijn mama met het verlossende telefoontje, de enige die wist dat we in het ziekenhuis aan het bevallen waren... omdat ze onze kater eten moest komen geven. Ik heb in die minuten gegild van de pijn. Collegavroedvrouwen zullen instemmend knikken als ik zeg dat ‘gillen’ iets is wat we proberen om te vormen bij vrouwen in arbeid. Gillen is krachtverlies, maar de oerkreten die we dan wel graag horen, waren hier jammer genoeg niet van toepassing. Toen de gynaecologe en mijn vroedvrouw mijn gegil beantwoordden met ‘Ja, meisje, gil maar, dat doet pijn, knijp maar goed,’ wist ik dat ik gerust nog eens wilde bevallen, maar een gescheurde clitoris wenste ik zelfs de slechtsten der aarde niet toe.
Het begin We liggen zeker twee uur onafgebroken buik tegen buik. Ze is prachtig. Ik wens niemand zo’n bevalling toe. Ik wens iedereen wél een bevalling toe. Elk cliché is waar. Je wordt overvallen door een enorm intens gevoel van warmte en liefde. Dit kleine mensje komt ter wereld en sneller dan het licht wil je het beschermen tegen al
lexie
79
het kwaad ter wereld, en je stelt jezelf niet eens de vraag waar dat gevoel plots, of veeleer sijpelend vandaan komt. Ik kan alleen maar wensen en hopen dat elk van ons minstens één keer in zijn of haar leven zo’n moment meemaakt. Dat het je passeert, maar je het toch even kunt vastpakken, kunt voelen. Ik kan alleen maar wensen
en hopen dat elk van ons minstens één keer in zijn of haar leven zo’n moment meemaakt.
We bleven dat eerste nachtje in de verloskamer, want zoals afgesproken en ondanks de pittige arbeid en bevalling gingen wij nog steeds poliklinisch bevallen. Vanwege het onmenselijk late uur en de toch veeleer lange arbeid die we – nee, die ík achter de kiezen had – kreeg Tom een veldbed en ik een draagdoek-T-shirt om haar dat nachtje gewoon daar op mij te laten slapen. Na mijn groot onderhoud en tweeënhalf uur puur goud genieten kwam er een vroedvrouw binnen. Ze vroeg hoe het met ons ging en keek even mijn bloedverlies na. Of het goed was dat ze nog snel een spoedkeizersnede mee ging assisteren en dan terugkwam om Lexie eens te meten en wegen, vroeg ze. En hoewel die maten en dat gewicht me op dat moment absoluut niet belangrijk leken, moest ik dringend plassen en klonk een frisse, nee hete, douche enorm zalig toen ze ons een tijdje later weer begroette. Lexie werd overgedragen van mijn borst naar die van Tom en ik ging plassen en douchen.
80
Mijn kersverse dochter had aan haar intrede een vrij grote hoofdwonde en bijbehorende hoofdpijn overgehouden. Die eerste uurtjes dronk ze nog niet meteen aan de borst en bij het wegen en meten vroeg de vroedvrouw of ze haar pijnstilling mocht geven. Ik aarzelde amper. Die nacht sliep ze bovenop mij en werd ze enkele keren jammerend wakker. Ze dronk gelukkig wel enkele keren overtuigend mijn eerste slokken moedermelk en toen de ochtend en ook de kinderarts met zijn goedkeuring langskwamen, gingen we huiswaarts. Als gezin van drie stonden we klaar om aan het leven te beginnen. We sloten ons zoveel als dat mogelijk was op in onze cocon. Af en toe bezoek, maar ook dat blokten we zo nu en dan af. Het ritme trager, de dagen te kort, de liefde harder en zachter tegelijk.
Tijd Ik ging terug aan het werk toen Lexie iets meer dan vier maanden oud was. Ik zag dat totaal niet zitten. Elke dag tranen en uren aftellen tot ik haar weer in mijn armen kon sluiten. Collega’s die me meerdere keren vroegen of ik er niet van genoot even opnieuw onder de mensen te komen. Ik kon me alleen maar afvragen waarom dat dan per se zonder haar moest. Ik kon de wereld aan, maar alleen als zij dicht bij mij was. Heel mijn lijf schreeuwde om Lexie. Dat allesoverheersende gevoel ging van kwaad naar erger, tot het ook mijn dagelijks en doodgewoon functioneren binnensloop. Veel vallen en opstaan, thee en therapie later weet ik dat ik sindsdien
lexie
81
leef met een posttraumatische stressstoornis en heel wat eigen hechtingsissues, maar daarover straks meer.
Als ik daaraan terugdenk, dan weet ik dat het goed is. Dat we elke tijdlijn deden bezwijken. We hebben nog tijd. Tijd zat, hoop ik.
Niemand vertelt je dat een verlossing ook de geboorte is van een andere vrouw, een ander mens. Dat is niet hip, dat is niet mooi, dat is niet sexy. Dat is een spiegel die toont wat het oog nooit ziet, maar die je lichaam voor altijd onthoudt. En men vergeet je erbij te vertellen dat je jezelf in die spiegel lang niet herkent.
En tegelijkertijd kan ik soms vastlopen op dat begrip in het moederschap. Tijd.
Moeder worden is zielwerk, met een stevige portie groeipijn.
Moeder worden is zielwerk, met een stevige portie groeipijn. En daar zijn geen handboeken of richtlijnen voor te downloaden.
Ik herinner me een zomerse vooravond, niet zolang nadat we een vruchtje verloren hadden, nog voor de zwangerschap van Lexie, dat ik achterop bij Tom op de motor zat. We reden richting de Galderse Meren, een stukje natuur net over de grens in Nederland. Achteraf zei hij me dat hij die rit voorzichtiger reed dan ooit. Ik had hem goed vast, aan de rand van de ritsen van zijn motorpak, en de stilte was troostend. Bij stoplichten zocht zijn in een lederen handschoen gehulde hand zoals steeds naar mijn onderbeen, strelend. Ik heb me daarna zelden nog zo veilig gevoeld als tijdens die ritjes, achterop bij hem. We stopten aan het water, waar ik afstapte en hij me niet meteen volgde. Alsof hij wist dat ik dat nodig had. Alsof hij wist dat de breekbaarheid en de kracht van het zand, het meer en de bomen errond even alleen aan mij toebehoorden.
82
Je weet nooit wanneer dan exact de dag komt dat je baby verandert in een peutertje, maar ineens betrap je jezelf erop. Je kijkt met dezelfde en toch andere ogen Je kijkt met dezelfde en toch en beseft: dit is geen baby meer. andere ogen en beseft: dit is En ook al kwam het als verse geen baby meer. adem, je was niet klaar voor dit moment. Er kwam zonder dat iemand het vroeg een nieuw hoofdstuk – wéér zonder handleiding en dus ook niet met een stappenplan van hoe je daar dan net afscheid van moet nemen. Ineens begint die baby stapjes te zetten, eerst aarzelend en dan zelfzeker, zonder de rand van de zetel, de standvastigheid van de salontafel, zonder je handen. Ook al kwam die nieuwe ontwikkeling net op tijd voor je de complete waanzin nabij was, is nu die baby weg. Die komt nooit terug. Hoe dan? Dat is pijn die in geen enkele voorbereidende brochure uit de doeken wordt gedaan. Je wordt mama van een baby, peuter, kleuter, lagereschoolkind, tiener, puber, jongvolwassene en uiteindelijk een volwassen exemplaar dat voor de helft uit jouw genen en de andere helft
lexie
83
uit de genen van je lievelingspersoon bestaat. Hoe neem je daar afscheid van? Voor je het weet was het de laatste keer dat ze zich op je schoot nestelden en zeiden ze er niet bij: ‘Hey mam, dit is dan de laatste keer, geniet er extra van.’ Ik hoorde weleens dat moeders die bevallen van zonen zich klaarmaken voor een heel leven afscheid nemen. Los van het feit dat zoiets niet in vakjes zoals ‘jongens’ en ‘meisjes’ uitgedrukt kan worden, want ik voel dat namelijk even verbrijzelend hard bij Lexie als bij Viggo, snap ik wel wat erachter zit. En ook al zijn dat gedachten en slagzinnen uit Bond Zonder Naam-boekjes die ik van mijn man niet te veel luidop mag zeggen, zulke dingen spoken door mijn hoofd, en vaak. Op een dieptepunt, nog niet eens in verwachting van ons tweede kindje terwijl onze dochter een geroutineerd autodutje deed, vroeg ik hem luidop: ‘Zijn we niet te snel aan kinderen begonnen? Hadden we niet beter nog wat meer genoten van elkaar? Van ons? Van eindelijk terug in elkaars armen te vallen na al die tijd?’
‘Nee, ik vind het goed zo,’ antwoordt hij kort, maar zeker. Ik wist dat hij van weinig in zijn leven zo zeker was als van mij en van alles wat daarbij hoort. En toch, die vraag wroette in mij. Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat de vraag ‘zullen we starten met proberen om aan kinderen te beginnen?’ echt wel altijd kan beantwoord worden met: ‘Ja, maar nu is het misschien niet ideaal.’ Het is nooit ideaal. Er zal altijd reden genoeg zijn om het niet te doen, om het uit te stellen, of om het toch eerst eens even financieel te bekijken. En, pas op, dat is oké, die redenen mogen Het is nooit ideaal. Er zal er zijn. altijd reden genoeg zijn om
het niet te doen, om het uit te stellen.
Maar als je wacht tot ze verdwijnen, zou het wel eens kunnen dat je jezelf betrapt, vijftig jaar later, wiegend in een houten schommelstoel (of een superhip wit model in duurzame kunststof, dat vanuit zonne-energie wordt aangedreven en dus uit zichzelf schommelt) maar kinderloos. Want het ideale moment was er nooit echt.
Ik had nooit veel gegeven om reizen, avonturieren en al die dingen, maar nu, met ons, met de kinderen, voelde ik toch een drang groeien om de wereld te verkennen, te ontdekken, met hen. ‘Hadden we niet beter eerst wat van de wereld samen afgereisd?’
84
Loslaten en vragen zoals ‘wat als we toch maar hadden gewacht’, vragen over ‘tijd’, bleven vaak door mijn hoofd spoken. Ik weet intussen dat mijn hoofd vrijwel altijd veel te veel overuren draait. Ik stop nooit met denken en voelen, en op momenten dat ik zelfs twijfel aan het stuk fruit dat ik vanochtend in de boekentas van
lexie
85
de kinderen zou stoppen, komen natuurlijk ook de grote levensvragen voorbij. Ik weet nu dat zulke vraagstukken enkel enorm vermoeiend zijn voor mezelf. We kunnen spreken van een constante als het over loslaten gaat in mijn leven. Ik kan ook beter zeggen: de diepverankerde angst en afkeer van loslaten. Dat geldt voor zowat alles en dat bleek niet anders te zijn toen ik moeder werd. Toen Lexie geboren werd, kon ik dat wegsteken. Er werd namelijk niet veel meer van mij verwacht die eerste broze weken dan voeden, slapen, weer voeden en dan ergens tussendoor nog eens een luier verversen. Als ik daarbij gegeten en gedronken en zelfs uitzonderlijk magisch gedoucht had, was dat een fantastische, maar uitzonderlijke bonus. Ooit werd ik wel eens terug op de werkvloer verwacht, maar die verlammende gedachte hoefde nog niet op de voorgrond te treden. Gek genoeg, toen ik zwanger en vol verwachting was van ons eerste kindje, is de beslissing om een extra maand ouderschapsverlof te nemen en daarna 50 % in plaats van de eerst geplande 80 % te gaan werken, pas na verschillende gesprekken met collega’s gevallen. Ik wist van toeten noch blazen wat me te wachten stond. Nee, ik lieg, ik wist in theorie perfect wat me te wachten stond. Maar laat de praktijk en het effect van aardverschuivende emoties onder invloed van al even krachtige hormonen je toch echt helemaal strippen van die kennis. Sta je mooi van in je blootje. Letterlijk, maar zeker ook figuurlijk. Ik koos dus voor die extra maand thuis en daarna
86
hervatte ik aan 50 %, wat inhield dat ik met Lexie thuis was tot ze vijf maanden oud was, wat voor een baby nog altijd een periode van complete afhankelijkheid en hulpeloosheid is. Volop in de eerste duizend dagen van pasgeboren kwetsbaarheid. Maar ik wijk af.
Loslaten, deel 1 Ik ging dus terug werken en dat was allesbehalve het succes dat mijn collega’s hadden verwacht. ‘Ah, fijn dat je eindelijk eens buiten kunt zónder, zeker?’ Of: ‘Zalig om even zonder haar te zijn, zeker?’ Vragen die eigenlijk retorisch waren, want hoe kon je die anders dan sociaal wenselijk met ‘Amai, JA!’ beantwoorden? Wel, mijn hart, buik en elk kleinste vezeltje van mijn lichaam schreeuwden: ‘NEE! Ik wil naar huis, naar mijn baby.’ En misschien nog belangrijker: ‘Wat in godsnaam doe ik hier?’ De iets alertere collega merkte en voelde dat en probeerde goedbedoeld te sussen met: ‘Het betert wel.’ Ik zou hier gemakkelijk een selfie hebben kunnen afdrukken van al die ochtenden dat ik haar achterliet aan de kinderopvang. Misschien vind je hem wel als je googlet naar ‘number 1 ugliest cry selfie’. De eerste foto is vast mijn rood gevlekte, met lopende tranen bedekte smoel. Ze was daar in goede handen, zelfs die van een vriendin van mij, maar daar ging het dus niet om. Die handen waren niet de mijne. Mijn collega’s beloofden beterschap. Dat ik het loslaten zou leren, dat iedereen het deed, want het moest. Moest dat? En hoe dan?
lexie
87
Integendeel, het ging van kwaad naar erger. Ik verkondig altijd zélf in het lang en het breed hoe je baby je spiegel is. Ik probeer dagelijks duidelijk te maken dat elke eigen emotie vroeg of laat ook gevoeld en beleefd wordt door je kindje. En zo werd mijn eigen advies ook waar. Niet alleen ik werd doodongelukkig en ook echt beetje bij beetje een beetje ziek, maar ook Lexie wilde niet meer slapen en eten op de kinderopvang. Tot op een punt dat ook mijn goede vriendin – en dus een van haar begeleidsters – me stuurde: ‘Uwe, we denken dat Lexie hier niet meer zo gelukkig is.’ Zo kwam de neerwaartse spiraal waar ik intussen al even in vertoefde, in een versnelling hoger. Er werd bij de geboorte van Lexie ook een ander mens geboren, en er is ons nooit tijd of ruimte genoeg gegeven in de sociale systemen en de maatschappij van vandaag om die andere persoon, die nieuwe vrouw, stapje voor stapje te bekijken, aan te raken en met haar in gesprek te gaan. Ze haalde me in, die nieuwe Uwe, meerdere keren. De eerste keer was toen, net geen zes maanden na de geboorte van Lexie. We reden op een zondagavond terug naar huis van een etentje bij mijn schoonouders. Toen Tom onze dochter, veilig vastgegespt in haar autozitje (wat een onding trouwens), in de wagen zette, verstijfde ik, kon ik niet vertrekken. Ik was ervan overtuigd dat er iemand in de tijd dat Tom haar had vastgemaakt, het portier had dichtgeslagen en vervolgens zijn portier had geopend om plaats te nemen, haar uit de auto had gehaald en had meegenomen. Ik móést gaan kijken.
88
Hoe vaak ik dat moment ook uitspreek, uittik of terughaal, ik weet onmiddellijk weer hoe dat voelde. Ik leerde iets beter omgaan met die angst, maar weg is die onnozelaar nooit. Ik leerde iets beter omgaan
met die angst, maar weg is die onnozelaar nooit.
Vanzelfsprekend was dat de grootste alarmbel voor Tom. Dit was niet oké, en ik moest hiermee aan de slag. Mijn therapeute zei: ‘Kijk Uwe, als er twee soorten moeders zijn in de binnenspeeltuin – misschien beter bekend als het “krijspaleis” – dan zijn het deze: de mama die aan een tafeltje gaat zitten, zichzelf een cappuccino en twee fristi’s haalt en nadat ze de schoenen en sokken van de kinderen verzameld heeft aan hun plekje, haar boek openslaat en met haar rug naar het gekrijs ongestoord 26 hoofdstukken leest. Dan is er ook de mama die overmoedig een verse muntthee bestelt, die naast de kinderen hun fristi wegzet en strategisch een tafeltje uitkiest zodat ze zicht heeft op elke hoek van het indoor-blauwe-plekken-paradijs en tegelijkertijd even ver van de toiletten als van de uitgang zit. Ze zit bijna altijd klaar in startpositie en heeft straks spierpijn (om nog maar te zwijgen van de hoofdpijn) omdat ze liefst van al bij elke kreet ter redding snelt. Haar thee werd een icetea die voor de helft bleef staan. Jij zult nooit de eerste mama zijn.’ Maar ze vroeg ook: ‘Moet dat? Moet dat het doel zijn?’ Ze vond van niet. Ik ook niet. We konden het wel met elkaar vinden, mijn therapeute en ik. Het loslaten kreeg ik nooit onder de knie, maar ik denk niet dat dat ooit echt haar bedoeling was. Ik denk dat ik
lexie
89
het leerde zien en dat ik leerde om stap voor stap te voelen waar het vandaan kwam. Laat dat net nog waardevoller zijn. Ik werd ook bang van hoe groot en allesoverheersend mijn liefde voor Lexie was. Zo enorm en bijna onmenselijk groot dat ze me bij momenten volledig van de kaart veegde. Het maakte me zo eenzaam. Ik wist dat, maar het kon me niets schelen. Mijn vriendinnen waren compleet onwetend en ze wisten nog minder hoe ze hiermee om moesten gaan. Ze lieten me. Ik kon zo goed in mijn zelfgemaakt donzige nest kruipen met Lexie dat de wereld mocht verdommen. Alleen mijn dochter en ik. Ik heb grotendeels hierdoor ook lange tijd geen tweede kindje gewild. Ik kon het me gewoon echt niet inbeelden. Hoezo een tweede kind even graag zien? Of Lexie een seconde het gevoel geven dat ze op de tweede plaats kwam? No way. Dat wilde ik echt in geen geval op mijn geweten hebben. Wist ik veel dat het alleen zij was die me gaandeweg zou tonen dat zo’n tweede kindje geen straf maar een cadeau was? Zij zou me laten zien dat ik haar iets zou geven in plaats van dat ik haar iets zou afpakken. Uiteindelijk werd ik door tijd en therapie beter in het kanaliseren van die angsten, en werd ik er niet meer zo ‘ziek’ van. Ik ging weer deeltijds aan de slag en ‘oefende’ daarvoor al door haar enkele uurtjes per week achter te laten bij een onthaalmoeder, en dus met spijt in het hart niet bij de kinderopvang die we eerst voor haar gekozen hadden. Wat bleek? Ook zij had nood aan minder prikkels
90
en ‘zorg op maat’. Haar onthaalmoeder liet haar dutten (slapen was/is echt een dingetje) op een matrasje vlakbij en ging naast haar een boek zitten lezen of een kruiswoordpuzzel oplossen. Nabijheid. Niet op een slaapzaal bij andere kindjes. En dat was iets wat natuurlijk, en begrijpelijk, niet kon in een grotere crèche. Haar onthaalmoeder had vogeltjes, kippen, vissen en konijntjes in de wei achter de tuin. Lexie bloeide en groeide weer. Ik zag en voelde dat het goed was. Dat was nodig, ademruimte, voor ons allebei. Ik kan nu zeggen dat het stukje waarin ze mij spiegelt alleen maar zo gebleven is, zoniet sterker geworden. Niet alleen is ze qua karakter angstaanjagend hard een klein Uwe’tje, maar als ik me niet goed voel, met iets worstel, staat ze daar. En ofwel toont ze om een of andere reden hetzelfde gedrag, ofwel zoekt ze me op, kruipt ze wat dichter en zijn we stilletjes en samen een hoopje gebroken maar ook lijmende liefde. Dat is enorm mooi, maar ook erg confronterend... we leren elke dag bij van elkaar.
Loslaten, deel 2 Toen daar de eerste kleuterschooldag aankwam in de uiltjesklas was ik hoogzwanger – nee, ik was twee weken min één dag over tijd, van haar toen nog onwetende broertje. Aan het einde van dat eerste schooljaar voelde ik hoe ik een enorm bewogen periode simultaan mee afsloot. Ik werd niet alleen mama van twee, ik werd mama van een kleuter en een baby-zoontje. En die mama van een kleuter was misschien nog de grootste uitdaging van al het voorgaande.
lexie
91
Lexie kwam terecht bij juf Marijke en ik zou haar de wereld en een Nobelprijs gaan gunnen. Want vaak was ze, net als ik, nog helemaal niet klaar voor de nieuwe week. Lexie had het net als haar mama vaak moeilijk met loslaten, met verandering. Maar dan was er Lexies juf, Marijke, die ons zag aankomen. Alle kindjes al in de klas. Zoals steeds had ze geen opmerking klaar over hoe nipt we waren, maar stond ze ons al op te wachten met een glimlach. Ze zei dat ze blij was om Lexie te zien. Ze nam haar uit mijn aarzelende armen, op de hare. Ze zouden vandaag over alle kleuren van de visjes leren en: ‘Wat had ze een mooi staartje, zeg.’ Mijn moederhart zou telkens bloeden. Maar ik kon vertrekken, tranen wegbijtend, en tegelijk: o, wat was ik zeker dat ze een leuke dag zou hebben. Wat juf Marijke niet wist, was dat ik het dus nogal moeilijk had met dat loslaten. Dat Lexie mijn aarding is en als zij het niet voelt, ik dus ook niet. Dat ik opnieuw vocht met mijn PTSS Als zij het niet voelt, ik dus sinds Viggo er was. Dat omdat ook niet. ik Lexie te allen prijze zelf naar school wilde blijven brengen en ophalen, ’s middags weer terugbrengen en rond twintig over drie weer ophalen. Dat me dat, vlak na de bevalling, bijna een ziekenhuisopname opleverde. Juf Marijke deed zonder woorden van: ga maar, I’ve got this. Juf Marijke werd – gaandeweg maar ook plots, van vandaag op morgen – de op drie na belangrijkste persoon in mijn leven. Ze dwong me tot tóch loslaten en koos vanaf dat ogenblik zelf welke
92
informatie ze meegaf. Er brak namelijk een periode aan in Lexies leven waar ik voor ’t eerst geen deel van zou uitmaken. Ik zou haar achterlaten en ophalen en mijn kennis over haar verloop van de dag zou afhangen van hoe moe of toegankelijk ze die dag was. Geen onthaalmoeder die uitvoerig en tot op de minuut vertelde hoeveel ze at, speelde en of ze niet moe was. Juf Marijke zwaait ons uit met: ‘Het is goed gegaan vandaag.’ Maar zij was dus wel een hele dag Lexies beste vriendin geweest. Het heeft iets van jaloezie ook, denk ik. Tijdens de eerste week school, ik geloof dag drie ofzo, leerde ze Lexie hoe ze haar jas zelf aan kon doen. Echt gebeurd. Het kleine peutertje deed van armen erin – hop – zwaai en ‘kijk eens mama’. Ik ben altijd al een groot vat emoties geweest, maar die eerste drie weken heb ik elke ochtend een traan laten vloeien of moeten verbijten. Het combineerde zich met een verse kraamtijd en dat zal misschien ook een duit in het zakje gedaan hebben, maar dat terzijde. Gaandeweg leerde ik haar en die schoolmomenten te appreciëren. Juf Marijke zorgde ervoor dat ik die kop thee ’s ochtends nog warm kon opdrinken. Dat ik zelfs kon ontbijten. Dat ik stilaan maar zeker dat loslaten leerde aanvaarden en zag hoe ze thuiskwam vol verhalen en apenkuren. Dat ze groeide, nog sneller dan ik kon volgen. Dat ze de mooiste is, altijd.
Soort van seks Lexies geboorte had me ook fysiek best stevig gehavend. Mijn gescheurde clitoris was bijna verontrustend goed gehecht en heeft
lexie
93
nooit pijn, last of functieverlies geleden. Het scheurtje aan mijn vaginaopening, perineum, was een ander paar mouwen. Vrij snel en vlot genezen, maar voorzien van vrij stug littekenweefsel na de heling leidde het ertoe dat er daar vrijwel niets of weinig beweging of vochtigheid in te krijgen was. En laat de hormonen van de borstvoeding die ik achttien maanden aan haar gaf daar nu ook niet bepaald lekker bij helpen. Mijn libido lag ver onder het Mijn libido lag ver onder vriespunt en de vochtigheidshet vriespunt en de vochtig- graad was vergelijkbaar met heidsgraad was vergelijkdie van de Sahara. Ik had pijn baar met die van de Sahara. en had elke keer bloedverlies als we ons dan toch tussen de lakens aan elkaar waagden. Het voelde alsof ik telkens opnieuw scheurde, minimaal, maar duidelijk. Ik voelde me miserabel en schuldig. Tom was eindeloos geduldig en liet zich niet afschrikken, maar probeerde me telkens opnieuw op m’n gemak te stellen en de ondanks alles toch broodnodige affectie te geven. We werden vindingrijk en ik kan stellen dat ik een professional geworden ben in de selectie van alle soorten glijmiddel die er op de markt zijn. Maar nog ver voor dat siliconen goedje inzetbaar werd, zat het dieper. Ik begreep niet hoe ik in godsnaam nog aantrekkelijk was, kon zijn. Ik had met heel erg veel externe en kunstmatige hulp een mens door mijn poenani geperst en ik was bovendien nog nooit zó, zó, zó moe geweest. Ik was nooit echt alleen, want Lexie kleefde aan mij als een klein dorstig aapje, maar ik was vaak heel erg eenzaam in wat ik deed, bovenal
94
in wat ik voelde, maar nog het meest in wie ik nu was. Ook de onwetendheid over die identiteit woog zwaar. Trauma was binnengeslopen, diep in mij. En ook al deed ik hard mijn best om het te vergeten, Mijn lichaam zou dat trauma te verteren, mijn lichaam zou altijd in een aantal seconden dat trauma altijd in een aantal kunnen terugroepen. En dat seconden kunnen terugroepen. deed het ook. En dat deed het ook.
Date Lexie was al bijna twee jaar toen ik mezelf tot het uiterste dreef en vond dat Tom, mijn liefhebbende en toen opnieuw studerende echtgenoot, een nachtje weg verdiende. Antwerpen. Nauwelijks 25 minuten van onze voordeur want verder durfde ik niet. Niet zonder Lexie. Maar het was Valentijn. En hij zou over twee weken volop in de examens zitten, dus We hadden magie nodig. het voelde als een strop rond mijn hals. We hadden tijd voor Tom&Uwe nodig en wel nu. Anders kon het niet. Anders kon het nooit meer? We hadden magie nodig. Ik besloot dat ik geen keuze had. Mezelf voor het blok. Ik zou regelen waar ik waarschijnlijk nog niet echt klaar voor was, maar waar manlief enorm naar verlangde, ook al durfde hij dat niet goed uitspreken om mij te sparen. Na bijna twee jaar voor het eerst. Mijn therapeute was ongezien trots op hoe ik het tóch durfde, maar eerlijk, daar kocht ik niets mee.
lexie
95