HARDE TIJDEN RUDI VRANCKX
VOORBIJ HET KALIFAAT: EEN WERELD VAN ANGST EN WOEDE
Dit boek is, met dank, opgedragen aan al mijn medewerkers. Op het terrein, maar ook op de redactie. Omdat zij onvermoeibaar samen met mij slopende projecten aangaan. En omdat ik er niet altijd bij stil sta dat het wellicht niet voor iedereen evident is om samen met mij in zo’n universum te willen verdwalen.
INLEIDING: EEN JAAR DAT IEDEREEN LEEK TE HATEN
9
WAT WAS IS?
17
PANIEK IN EEN SAFEHOUSE
19
RAQQA DOOR DE OGEN VAN SAMIRA
25
OMAR: WACHTEN OP DE TOEKOMST
33
SAAD: NIET ROKEN, WEL ONTHOOFDEN
37
OP BEZOEK BIJ PROFESSOR SPECKHARD
41
IS IS NOG IS?
47
EEN HUIVERINGWEKKENDE UTOPIE
59
HET KALIFAAT: EEN MISLUKTE STAAT
65
IS IN HET VIZIER
67
CHAOS AAN DE LIBISCHE KUST
71
DE VERDWENEN ZONEN VAN TUNESIË
81
RATTENVANGERS VAN ANTWERPEN
91
GETEKEND DOOR IS
95
IN DE TEGENAANVAL
99
COMMUNICERENDE VATEN
121
EEN WERELD VOORBIJ HET KALIFAAT
125
HET NIEUWE FRONT
129
TERUGKEERDERS
137
DERADICALISEREN: EEN BUSINESS ALS EEN ANDER
145
DE NIEUWE CYBEROORLOG
157
REBELS WITHOUT A CAUSE
161
EEN IRAAKSE SALOME
169
DE SULTAN, DE TSAAR, DE SHERIFF EN… DE JOURNALIST
175
“VERGEET ALEPPO NIET!”
177
DE DOKTER DIE DICTATOR WERD
183
IS: EEN WESTERSE FETISJ
189
BANGE, BOZE BURGERS
193
SCHRIK VAN HET SALAFISME
197
JOURNALIST IN TIJDEN NA DE WAARHEID
201
UITLEIDING: RUÏNES HEROPBOUWEN
205
BIBLIOGRAFISCHE REFERENTIES
215
INLEIDING: EEN JAAR DAT IEDEREEN LEEK TE HATEN
Nooit werden 366 dagen – jawel, het was een schrikkeljaar – zo hard verwenst als deze die 2016 uitmaakten. Geen enkel jaar scheen zo weinig hoop te kennen. Met het heengaan van Prince, Toots Thielemans, Leonard Cohen en David Bowie – sterren op aarde – kreeg het jaar een nog meer zerpe afdronk. De lichtende sterren aan het firmament vandaag heten Vladimir Poetin, Recep Tayyip Erdogan en Donald Trump. En het lijkt er niet op dat hun muziek in de nabije toekomst de zeden zal verzachten. Vlak voor oudjaar ondervroeg een medewerker van het Duitse weekblad Die Zeit in een stukje journalistieke spielerei het jaar 2016, dat eerder via Twitter en Facebook en gastheren van laatavondprogramma’s op televisie met urgentie werd gevraagd om op te rotten. Op de vraag of 2016 enig vermoeden had waar die haat vandaan kwam, antwoordde het vermaledijde jaar: “Mensen zoeken altijd een zondebok. Ze voelen zich in het niets geworpen, om het met de filosoof Martin Heidegger te zeggen. Heen en weer, naar rechts, naar links. Om met die chaos om te springen, dichten ze het jaar een boosaardige wil toe. Maar dat behoort tot het rijk van het bijgeloof. Zoals in het stenen tijdperk.” En toch wordt ons leven door onzekerheden aaneengeregen. Een andere denker, de in januari 2017 overleden filosoof Zygmunt Bauman, 9
omschreef het als vloeibare angst; angst die constant andere vormen kan aannemen. Er zijn geen zekerheden meer… De grote boeman daarbij vandaag in het Westen is de terreur die met name door Islamitische Staat (IS) wordt aangemoedigd, uitgevoerd en/of opgeëist. IS, dat in juni 2014 een nieuw kalifaat wilde oprichten in Irak en Syrië, onder leiding van Abu Bakr al-Baghdadi, een Iraakse veertiger die zichzelf benoemde tot kalief Ibrahim. De meeste aanslagen, en dus ook het overgrote deel van de doden, zijn nog steeds te situeren in conflictgebieden. Toch worden we ook in het Westen steeds vaker met terroristische aanslagen geconfronteerd. Hoewel het aantal dodelijke slachtoffers van terroristische aanslagen enkele decennia geleden nog veel hoger lag, schoot het cijfer in 2015 voor het eerst sinds lang opnieuw de hoogte in. Ook het daaropvolgende jaar eisten aanslagen regelmatig de voorpagina’s op. Op 12 januari 2016 werden elf Duitse toeristen gedood in de Turkse hoofdstad Istanboel (niet opgeëist door IS). Op 19 maart vielen vier doden bij een zelfmoordaanslag waarbij een aan IS gelinkte man zich in dezelfde stad opblies in een winkelstraat. Drie dagen later werd België opgeschrikt door terreur: een cel van teruggekeerde Syriëgangers blies zichzelf op in de luchthaven van Zaventem. Een uur later liet een andere jihadi een bom ontploffen in de Brusselse metro. De door IS opgeëiste aanslagen eisten 32 levens. Ook de Verenigde Staten ontsprongen de dans niet. Op 12 juni vielen vijftig doden bij een schietpartij in een homonachtclub. De dader, Omar Mateen, had trouw gezworen aan IS. Aan het einde van de maand was Istanboel weer aan de beurt. Op 28 juni vielen 45 doden bij een drievoudige aanslag op de Atatürk-luchthaven. IS werd van het daderschap verdacht. Het reeds eerder getroffen Frankrijk moest het ontgelden op zijn fête nationale: op 14 juli reed een witte koelvrachtwagen met hoge snelheid in op feestvierders op de Promenade des Anglais in Nice. 86 mensen overleefden de aanslag niet. De dader werd achter zijn stuur door de politie doodgeschoten. IS eiste de aanslag enkele dagen later op. Twee weken later werd bij een gijzeling in een kerk in Saint-Etienne-du-Rouvray, nabij Rouen, een 84-jarige katholieke priester de keel overgesneden door twee gijzelnemers die zegden te handelen in naam van IS. De twee werden door de politie doodgeschoten. Op 18 juli valt ter hoogte van het station van Würzburg, in Duitsland, een zeventienjarige Afghaanse jongen passagiers op een trein aan met een bijl, terwijl hij “Allahu Akbar” roept. Later verspreidt 10
INLEIDING: EEN JA AR DAT IEDEREEN LEEK TE HATEN
IS een video waarin hij met een mes dreigt. Hij wordt uiteindelijk door de politie doodgeschoten. Op 24 juli blaast een 27-jarige uitgeprocedeerde Syrische vluchteling zichzelf op in het Duitse Ansbach, nadat hij er niet in geslaagd is met explosieven een muziekfestival te betreden. IS eist de aanslag op. Op 6 augustus valt een man bij een politiekantoor in Charleroi twee agentes met een machete aan terwijl hij “Allahu Akbar” schreeuwt. De agentes zijn verwond. Een derde agent schiet de dader neer, die later aan zijn verwondingen overlijdt (aanval opgeëist door IS). Midden in de kerstperiode, op 19 december, rijdt een vrachtwagen in op een kerstmarkt in Berlijn. Er vallen twaalf doden (opgeëist door IS). Als klap op de vuurpijl komen er op 1 januari 2017 tijdens een schietpartij in een nachtclub in Istanboel nog eens 39 mensen om. De dader is een Oezbeek die zegde te handelen in naam van IS. Achter elk turfstreepje in de terroristische body counts schuilt groot verdriet en gemis van de nabestaanden. En dan hebben we het niet eens over de honderden gewonden die – misschien wel hun verdere leven lang – moeten omgaan met het trauma en/of met een langdurige en moeizame revalidatie. Moeten we nog aanslagen verwachten? Vast. Ik zou willen zeggen van niet, maar ik heb ook geen glazen bol. We hebben allen geruststellende woorden nodig, om opnieuw veilig het vliegtuig te kunnen nemen, om met vrienden kerst en de vriendschap te kunnen vieren op kerstmarkten, om een kerk te bezoeken… Op straat houden gemaskerde en gewapende militairen een oogje in het zeil. Na de moordende rit van een vrachtwagen in Nice verschenen er betonnen wegversperringsblokken daar waar openbare evenementen werden georganiseerd. Mensen houden zoveel mogelijk rekening met de vraag van de autoriteiten om geen tassen of rugzakken naar stadsfeesten mee te nemen om zo de controles efficiënter te doen verlopen. En achter de schermen doen de veiligheidsdiensten wat ze kunnen om terreurcellen op te rollen. Maar… de dreiging blijft bestaan. En zal blijven bestaan. IS krijgt op zijn donder in gebieden in Irak en Syrië; de plek waar het een nieuw kalifaat zou doen oprijzen. En dus verplaatst het strijdtoneel zich voor een deel. Ook naar het Westen. Anderzijds is er de geldingsdrang om te laten zien dat ze nog steeds aanvallen kunnen uitvoeren, ook al zijn ze dan in het nauw gedreven. Haat sterft langzaam waar de wanhoop regeert. Met gepantserde bomauto’s rijden de jihadi’s zichzelf (en zoveel mogelijk 11
anderen) tegenwoordig de dood in. “Liever snel naar de hel dan traag naar de hemel”, zoals Bazart het zingt. HET JAAR VAN DE GROTE CHAOS
‘La grande disordine’. De grote knoeiboel. Dat blokletterde het Italiaanse magazine L’Espresso deze zomer schreeuwerig op een van zijn voorpagina’s. Over de estate orribile ging dat stuk, de horrorzomer. We hebben de toekomst zelden zo somber ingezien. We hebben het gevoeld hier in Europa: de internationale coalitie mag dan wel aan de winnende hand zijn in de militaire oorlog tegen IS, maar de strijd is het voorbije jaar verveld en het geopolitieke schaakspel, voorheen in de marge, heeft zijn plaats in de schijnwerpers opgeëist. Corruptie blijkt onuitroeibaar. De ene dictator volgt de andere op. En het sektarische partijtje armworstelen tussen het sjiitische Iran en het soennitische Saoedi-Arabië is verworden tot een houdgreep die de hele regio verlamt. Allemaal factoren die de oorlog tegen IS nog complexer maken dan hij al was. BRAND IN DE SCHADUW VAN HET KALIFAAT
En IS zelf, dat maakte in 2016 van de chaos gebruik om van tactiek te veranderen. Naarmate het kalifaat en daarmee ook de pretentie van een staat afbrokkelde, verwerd IS steeds meer tot een ordinaire terreurbeweging die de kop opsteekt waar staten falen en de chaos regeert. En zulke plekken waar jihadi-terreur gedijt, zijn er jammer genoeg in overvloed. Neem het nog steeds versplinterde Libië of de Egyptische Sinaï-woestijn. Denk aan het Nigeria van Boko Haram. Of doe maar meteen de grotere Noord-Afrikaanse regio, geteisterd door terreur en schurkenbendes. En wat te denken van Turkije, de machtige zieke man van de regio? Wie nog verder uitzoomt, zal sinds 2016 zelfs sporen van IS vinden in Bangladesh, de Filippijnen en Indonesië. Tot in Azië toe zijn het hoogdagen voor splintergroepjes van gemarginaliseerden die in het kalifaat een grootsere toekomst zien dan die waar ze voor in de wieg gelegd zijn, en zich trots aan IS verbinden, zelfs als dat grauwe rijk alweer uiteenvalt nog voor het zijn utopische belofte waargemaakt heeft. Het is een slingerbeweging: tegenover elk stuk territorium dat IS dit jaar heeft prijsgegeven, stond een bloedige aanslag. Wij, in het Westen, 12
INLEIDING: EEN JA AR DAT IEDEREEN LEEK TE HATEN
denken daarbij dan natuurlijk meteen aan Brussel of Berlijn, maar in de schaduw van het kalifaat brandden in het Midden-Oosten nog veel meer steden: Bagdad, Beiroet, Fallujah, Istanboel… de lijst is eindeloos. Vlammen kan je blussen, maar chaos en religieuze spanningen laten zich veel minder makkelijk bestrijden. En zo creëert IS zijn eigen voedingsbodem in voor de terreurgroep barre tijden. NIEUWE KIEMEN
“Zelfs al verliezen we Raqqa of Sirte, we zullen nooit verslagen worden. Want verslagen worden, dat is de wil verliezen om te vechten.” In september, vier maanden na deze strijdvaardige woorden, werd de nummer twee van IS gedood. Abu Mohammad al-Adnani vond dat er geen onschuldigen zijn in de landen van de kruisvaarders. En als het niet lukt om een groot doelwit te treffen, richt je dan op gemakkelijke doelwitten, droeg hij IS-sympathisanten over de hele wereld op. Val de ongelovigen aan met messen, bijlen… of vrachtwagens, zoals het novembernummer van het IS-propagandamagazine ‘Rumiyah’ voorschreef. De aanslag op de boulevard in Nice was toen het grote voorbeeld. Een maand na publicatie zou die navolging krijgen op een kerstmarkt in Berlijn. De dader was maar een van de IS-sympathisanten die zich in 2016 over de wereld verspreid hebben. Terwijl er nog enkele duizenden strijders de laatste morzels grond verdedigen op de slagvelden in Irak en Syrië – sneuvelen zúllen ze, want met die bedoeling zijn ze vaak naar het kalifaat afgereisd – trekken anderen verder naar andere regio’s waar chaos heerst. Of ze keren terug naar huis. Alleen al in Europa zijn het er zo’n vijfhonderd tot 2.500. In het beste geval zijn ze ontgoocheld en hebben ze hun jihadistische ideologieën afgezworen. In het slechtste geval zaaien ze nieuwe kiemen van radicalisering, net zoals dat in de jaren tachtig en negentig gebeurde. Ze brengen de tactieken van de oorlog met zich mee naar huis, de autobommen, de kidnappings en de afpersing. Of ze gaan met automatische geweren, zelfgemaakte bommengordels, messen en trucks de massa te lijf. CYBERWOLVEN
De oorlog verplaatst zich ook naar het internet. Virtueel, maar daarom niet minder reëel. In Frankrijk werden een politiekoppel en een priester vermoord, en mislukte een aanslag met gasflessen in de buurt van de Notre-Dame. Elk van de daders was via berichtenapps als Telegram en 13
WhatsApp aangespoord en gecoacht in de voorbereiding van z’n daad. Figuren als de Fransman Rachid Kassim, een internetheld in het jihadistische milieu, ronselen terroristen in de dop die op hun eentje aanslagen willen plegen. Die ronselaars en hun ‘eenzame wolven’ zijn één poot van IS’ terreurstrategie. De andere poot zijn de terreurnetwerken die vanuit het kalifaat naar Europa gestuurd worden – het soort van slapende cellen dat de aanslagen in Parijs en Brussel voor zijn rekening nam. Hoeveel cellen er zo nog actief zijn, zelfs nadat er dit jaar verschillende zijn opgerold? Niemand die het echt weet. En waarom zou IS zijn cyberpotentieel niet nog verder ontwikkelen? Propaganda en rekrutering hebben ze onder de knie, maar niets sluit uit dat de slimme jongens van IS binnenkort ook cyberaanslagen uitvoeren. Trein- en luchtverkeer, energiecentrales… doelwitten genoeg. ISOLATIONISME À LA TRUMP
De VS blijven intussen vooral oorlog voeren met het fysieke kalifaat, eerder dan met de cyberbeweging. En – het moet gezegd – met resultaat, want onder Barack Obama hebben drones een resem IS-toppers uitgeschakeld. De inzet van de strijd is intussen blijven groeien, en daarmee ook de Amerikaanse betrokkenheid. Niet dat Obama tienduizenden manschappen tegelijk inzette, want dat beeld wilde hij kostte wat het kost vermijden. Nee, telkens opnieuw werden een paar honderden krachten extra in de strijd geworpen, minutieus uitgekozen en gepositioneerd op strategische plekken, bijvoorbeeld als adviseurs en trainers van de bonte coalitie die aan het front rechtstreeks de strijd aanbindt met IS. Daarmee loert ook het gevaar van mission creep om de hoek: een strijd die steeds groter wordt dan initieel de bedoeling was, tot de boel finaal uit de hand loopt. Net dat wil Obama’s opvolger Donald Trump vermijden. Hoe de oorlog tegen IS er onder hem zal uitzien? Niemand die het echt weet. “America first” is zijn leuze, op economisch vlak, maar ook wat terreurbestrijding betreft. Houdt hij woord, dan zal hij IS en de Syrische Al Qaedaspin-off Al Nusra proberen verpletteren, en de Russen en de dictators die de regio naar hun hand proberen zetten, verder vrij spel geven. Zo’n tactiek van eenentwintigste-eeuws isolationisme zou op korte termijn dan wel kunnen werken, maar biedt op langere termijn geen oplossing. Het zou alleszins een stevige trendbreuk zijn met Obama, de president 14
INLEIDING: EEN JA AR DAT IEDEREEN LEEK TE HATEN
die vanop de achterbank de oorlog zou dirigeren. De president ook die verwacht had dat Europa, en de Arabische landen in de eerste plaats, veel meer hun verantwoordelijkheid zouden nemen aan het stuur. Maar die tactiek is mislukt. De toekomst van het Midden-Oosten, oorlog of vrede, wordt nu bepaald door een nieuwe as die zich aan het vormen is tussen Rusland, Iran en Turkije. Elk machtsvacuüm wordt tenslotte opgevuld. In het vacuüm dat ook Trumps isolationisme mogelijk zal creëren, zal Europa een leidersrol moeten opnemen. Economisch én militair. Maar of het zo verdeelde Europa daar ook in zal slagen? DIKKE STOK
In de regering van de nieuwe Amerikaanse president moeten de generaals die de portefeuilles voor veiligheid en militaire operaties toegewezen kregen, een antwoord formuleren op de uitdagingen die de VS nog wachten in de oorlog tegen IS. Stuk voor stuk hebben die generaals ervaring opgedaan in de oorlogen die de voorbije vijftien jaar bepaald hebben, Irak en Afghanistan. Ze móéten daar wel lessen uit hebben getrokken, al blijft de vraag welke dat dan wel zijn. Stuk voor stuk zijn het immers mannen die de zo delicate mix van diplomatie en militair ingrijpen samenvatten in één zin: “Praat zacht, maar breng een dikke stok mee.” En eerlijk is eerlijk: de Irak-oorlog, de voedingsbodem van IS, is er niet gekomen door blunderende militairen, maar door blunderende politici die hun wensen voor werkelijkheid genomen hebben. Wordt 2017, nog meer dan 2016, het jaar van ‘la grande disordine’? Een jaar van wanorde op mondiale schaal? Ik vrees ervoor. Maar of het ook zover komt, dat zal die nieuwkomer mee bepalen. Trump, de president van het Twittertijdperk.
15
WAT WAS
IS?
PANIEK IN EEN SAFEHOUSE
Ik bevind me in Zuidoost-Turkije, meer bepaald in Sanliurfa of kortweg Urfa. Urfa is de toegangspoort tot het kalifaat. Het eindpunt van de jihadroute: langs hier reisden de duizenden jihadi’s uit Europa op weg naar hun heilstaat. Ook de Belgische jihadi’s uit Antwerpen of Brussel kwamen allicht hierlangs. Wie gewond was, kwam hier uitrusten, anderen stuurden hier hun familie naartoe om te schuilen voor de bommen van de coalitie. In deze stad wonen zo’n half miljoen mensen; voornamelijk Arabieren, Koerden en Turken. Van hieruit is het zo’n 75 kilometer naar de Syrische grens, zeg maar een uurtje rijden. Het is dus geen toeval dat hier om en bij de 500.000 Syrische vluchtelingen verblijven, wat uiteraard een grote druk op de streek en haar bevolking zet. Maar er bevinden zich ook zogenaamde ‘deserteurs’: mensen die zijn kunnen ontsnappen uit het kalifaat. Dat was een hachelijke onderneming, want IS is onverbiddelijk tegenover deze ‘verraders’. Ik heb het zo kunnen regelen dat ik hier vandaag met drie van die mensen kan praten. Het zijn een vrouw, een man en een jongen. Alle drie zijn ze op eigen levensgevaar kunnen ontsnappen uit het kalifaat en zitten ze hier nu in de omgeving ondergedoken. Mijn informanten hebben dan ook schrik. Ze hebben een panische angst dat ze herkend worden. Naar verluidt stikt het hier in de omgeving van de IS’ers die de Syrisch-Turkse grens oversteken om uit te rusten, of om mensen het kalifaat binnen te smokkelen. Raqqa ligt omzeggens binnen handbereik. Het gerucht dat hier een maand geleden nog twee mensen onthoofd zijn teruggevonden, onderstreept dat hun omzichtigheid terecht is. 19
We werken met een fixer en een tolk die de lokale context op hun duimpje kennen. Ze hebben een safehouse voor ons geregeld in een van de volkswijken van de stad. Om de hoek ligt een drukbezochte moskee. Het is rond vier/vijf uur in de namiddag. De zon gaat onder, de schemering begint. Terwijl moslims uit de buurt zich naar de moskee reppen voor het avondgebed, worden mijn collega’s en ik met een busje om de beurt aangevoerd. Met intervallen van tien minuten, om niet op te vallen. In het donker. Een voor een treden we het flatgebouw binnen en begeven we ons naar het appartement dat voor ons werd geregeld. En dan moeten we wachten tot ook onze informanten worden binnengeloodst. In alle discretie. Na zo’n drie kwartier is onze ploeg volledig. En dan moeten we wachten. Het wachten duurt tergend lang. We zitten in een flatgebouw, vijf hoog. Te wachten op de eerste getuige die door onze fixer wordt binnengebracht. Het is koud in het oude appartement, dat leegstaat. Er is een keukentje, twee slaapkamers en verder wat zitruimtes met alleen een paar zitkussens op de grond. We mogen niet weten waar onze fixer de getuigen gaat ophalen. Alles gebeurt in een zweem van mysterie. De interviews gebeuren apart. De getuigen mogen elkaar absoluut niet zien. Wanneer ze binnenkomen, wikkelen ze zichzelf in met sjaals tot ze onherkenbaar zijn voor de camera. Slechts hun ogen zijn zichtbaar. Na een uur wachten komt de eerste getuige eindelijk binnen. Daarna komt de tweede. Maar de derde getuige blijft maar weg. Liefst anderhalf uur zitten we op hem te wachten. En ik word wantrouwig. Allerlei doemscenario’s beginnen door mijn hoofd te spoken. Ik sla in paniek. Ik denk aan het verhaal van een Italiaanse collega. Journaliste Giuliana Sgrena werkte tien jaar geleden in Irak. In de zoektocht naar het grote verhaal, ergens rond Fallujah, in 2005, had ze een afspraak geregeld met een sjeik. Ik ging daar toen niet naartoe, omdat ik er een slecht gevoel bij had. Ik vertrouwde het niet. Zij ging wel. En ze wachtte op de sjeik. Een uur lang. Er is een ongeschreven afspraak dat je het na een halfuur wachten afbolt. Maar zij bleef wachten. Ze wou per se met de man spreken; de jacht op het grote verhaal! Ze liet zich overtuigen om te blijven wachten. En ja hoor: in plaats van de sjeik stond er buiten een busje op haar te wachten. Ze werd gekidnapt en dook plots op in een videofilmpje waarin ze de terugtrekking van Italiaanse troepen uit Irak moest eisen. Uiteindelijk werd ze na een maand vrijgelaten, nadat Italië 20
Paniek in een safehouse
ettelijke miljoenen losgeld had betaald. Ze bracht het er wel levend van af. Dit verhaal spookte door mijn hoofd. Ik vervloekte mezelf. Hoe kan ik zo stom zijn? Dit is het scenario par excellence van journalisten die geweldige interviews gingen doen, maar zich lieten vangen en in een busje verdwenen. Het begint er alle schijn van te hebben dat ook ik er met open ogen ben ingetuind. Ik kan mijn fixer niet meer bereiken per telefoon. Ik kan niet buiten. We zitten hier opgesloten. De enige uitweg hier is het balkonnetje: springen en neerstorten als enige ontsnappingsmogelijkheid. Ik geef uiterlijk geen kik, want ik wil mijn ploeg niet onnodig zenuwachtig maken. Maar ik moet alle moeite van de wereld doen om het hoofd koel te houden. Noem het beroepsmisvorming, al weet ik niet of die voor een oorlogsjournalist van toepassing kan zijn, maar wanneer ik ergens binnenkom, wil ik altijd een exitstrategie hebben. Er moest maar eens iets gebeuren. Hoe kan ik mezelf dan in veiligheid brengen? Het onaangename besef dringt hier tot me door dat ik nu geen strategie heb. Ik kan niet naar buiten of mij verstoppen mocht het nodig zijn. Het bevalt me niets. We brengen hier een halve dag door en ik heb geen controle over mijn veiligheid, laat staan over die van mijn crew. Dit is anders dan aan een oorlogsfront. Ik panikeer. Word kwaad. En dan begin ik uitwegen te zoeken. Ik kijk of ik onder het aanrecht pas. Uiteindelijk bedenk ik het plan om – wanneer ‘ze’ zouden binnenkomen – me achter de keukendeur te verschansen en te slaan en kloppen met alles wat ik maar kan vinden. Pure paranoia. Uiteindelijk komt de fixer na anderhalf uur toch binnen met de derde getuige. Het was een misverstand. Zijn telefoon was plat gevallen, zodat ik hem niet kon bereiken. En er mangelde iets aan het slot van de voordeur, zodat we die niet van binnen konden openen. Maar het waren me allemaal wat te veel toevalligheden bij elkaar. Nota bene in een wijk waar IS’ers rondlopen. Dit was werkelijk niet gepermitteerd. Ik heb de fixer uitgekafferd. De ontlading van de angst. Hij zag het uiteindelijk wel in, dat dit een weinig professionele werkwijze was. Maar het kwam uiteindelijk allemaal goed. Gelukkig. Hier en nu besef ik het. Ervaar ik het aan den lijve. Dit is de nachtmerrie die deze mensen, die zijn kunnen ontsnappen aan het zwarte gat dat het kalifaat is, dagdagelijks moeten beleven. Nog steeds hebben ze angst. Angst om herkend te worden. Angst voor represailles. Want de tarieven 21
RAQQA DOOR DE OGEN VAN SAMIRA
De eerste getuige die in het safehouse voor me gaat zitten, is Samira. Samira is een knappe jonge vrouw, helemaal gesluierd. De schoonheid laat zich slechts vermoeden dankzij de ogen die zichtbaar worden door het gaas van haar sluier en haar stem, die onwaarschijnlijk zacht en kwetsbaar klinkt. Even krijg ik een glimp te zien wanneer ze haar microfoontje voor het interview opspeldt. Samira is geboren in Syrië. In 2012 studeerde ze af, waarna ze aan de slag ging als lerares. Naar eigen zeggen leidde ze een normaal leven als ongetrouwde, werkende vrouw in Syrië. Het leven kabbelde verder. Twee jaar lang. Tot IS arriveerde. In Raqqa waren er veel buitenlandse jihadi’s. Vooral Egyptenaren, Tunesiërs en Algerijnen. Maar ook andere nationaliteiten. Zelfs een Filippijns gezin. En Japanners. En uiteraard ook veel Turkse mensen, die gewoon de grens overstaken. De meerderheid kwam er met valse paspoorten en valse namen. Ze reisden via Turkije als toeristen; vandaar trokken ze dan verder naar Syrië. Die buitenlandse strijders waren nog slechter dan de rest, want ze waren goed gehersenspoeld. Ze waren heel strikt in de leer. Ze gebruikten de mensen van Raqqa zelf als hun assistenten. De inwoners kenden immers de stad. In het begin waren de inwoners behulpzaam. Ze sloten zich zelfs bij IS aan. Maar ze konden nooit zo hoog raken als de buitenlanders. Die buitenlanders deden alles waar ze zin in hadden, net zoals IS. De invloed van IS was onmiddellijk heel groot. Zo moest Samira zich aansluiten bij de exclusief vrouwelijke zedenpolitie van IS: Al Khansa. De naam is ontleend aan de zevende-eeuwse Arabische dichteres, die vooral 25
klaagdichten schreef voor de doden die op het slagveld waren omgekomen. Samen met andere leerkrachten moest Samira Koranles geven aan vrouwen die waren aangehouden omdat zij de IS-zedencodes niet hadden gerespecteerd. Die lessen gingen door in een kerk. Uiteraard ging het niet louter om Koranlessen, maar ging er ook veel aandacht naar de boeken van IS. Die moesten Samira en co dan bestuderen en overdragen op hun onvrijwillige leerlingen. Een keuze hadden ze niet. Het was van moeten. IS zou de ‘onzedige’ vrouwen wel mores leren. Samira herinnert zich hoe ze zich al lieten gelden van bij hun aankomst. “Ze hielden de autobussen tegen, betraden die om de inzittenden toe te roepen: ‘Jullie ongelovigen, jullie ketters!’” Iets onbenulligs als de geur van parfum werkte al als een rode lap op een stier. “Alleen voor wat parfum!”, zegt Samira. “We waren allemaal zelfs gesluierd zoals nu; je kon onze gezichten niet zien… Dat waren de problemen waarmee we te maken kregen.” De jonge vrouw voelde hoe haar leventje plots ingrijpend veranderde door de aanwezigheid van de IS’ers. “Natuurlijk is heel mijn leven veranderd”, zegt ze. “Vroeger konden we uitgaan zoals we wilden en ons kleden zoals we dat wilden. Na hun aankomst was ik verplicht om me aan te kleden met een sluier, een nikab en handschoenen wanneer ik naar de school vertrok. In het begin werden we er ambetant van omdat ze heel veel druk uitoefenden op ons. Hun bedoeling was duidelijk: we moesten en zouden ons bij hen voegen.” In het begin werd de eenheid nog geleid door Tunesische vrouwen. Een Tunesische vrouw, Oum Fahad, heeft veel vrouwen overgehaald om zich aan te sluiten bij Al Khansa. Later werden de brigades diverser samengesteld, toen er zich meerdere nationaliteiten kwamen bijvoegen. De Al Khansa-brigades speelden het heel clever, weet Samira. “In het begin probeerden ze geliefd te zijn bij de bevolking. Zo gaven ze elke familie een beetje bijstand. Als ze van de mensen van Mosoel hoorden dat er een arme weduwe was, dan boden ze haar hulp door kleren voor haar kinderen te kopen, haar geld te geven of eten te brengen. Zo hengelden ze naar de sympathie van de mensen. Die categorie van vrouwen konden ze vanzelfsprekend heel makkelijk aan zich binden.” De bedragen die werden uitgekeerd, waren overigens aanzienlijk. “Tweehonderd dollar lijkt voor jullie misschien weinig, maar dat betekent 100.000 à 150.000 Syrische lira. Elk Syrisch gezin zou van zo’n bedrag dromen!” 26