Khalid Benhaddou
IS DIT NU DE ISLAM ? Hoe ik als moslim voor nieuwe tijden ga: rationeel, Europees en verzoenend
7
Inleiding 11
De rationele islam vanuit kennis en dialoog 49
De vele gezichten van de islam 73
Deradicalisering door verzoening en bruggen bouwen 127
De Koran lezen naar de geest en de context van toen 169
Nawoord
INLEIDING
“Is dit nu de islam?”, vragen mensen. Die terroristen die onschuldigen doden, zogezegd in naam van hun geloof, gesterkt door een letterlijke en ongenuanceerde lezing van bepaalde verzen uit de Koran: zijn zij de islam? Zijn het de sjiieten van het Assad-regime en Iran, of de soennieten van Saudi-Arabië en de Syrische ‘rebellen’? Of zijn het de miljoenen moslims die in vrede met elkaar en met andersgelovigen of niet-gelovigen (willen) leven? Hoe moet je de Koran nu lezen of interpreteren? Wie heeft de waarheid in pacht, wie moeten we geloven? Is de islam hardvochtig en onverzoenbaar met de Westerse waarden, of kunnen Westen en Oosten elkaar vinden in veel gemeenschappelijke waarden? Wat is nu de islam? Nadenken, analyseren, gerede twijfel en dialoog, vormen een combinatie die mij als persoon typeert. Toen uitgeverij Borgerhoff &
7
Lamberigts mij voorstelde een boek te schrijven over voormelde vragen en kwesties, zag ik dit als een uitdaging, maar tegelijk ook als een uitgelezen kans om mijn ideeën in woorden vorm te geven. De islam is altijd een onderdeel van mijn leven geweest, een bron van fascinatie en een nalevenswaardig voorbeeld. De kans om de islam te duiden en te beschouwen vanuit de Europese context van vandaag waarin ik zelf leef, kon ik niet laten liggen. Dit was iets wat ik moest doen.
In alle nederigheid beoog ik geen absolute beschrijving te geven van radicale bewegingen binnen de islam. Dit boek heeft niet als doel een volledig afgelijnd beeld te geven van islamitisch radicalisme in se. Wel ben ik van mening dat iedere vorm van communicatie een broodnodige dialoog garandeert; met dit boek hoop ik het gesprek over en het zoeken naar een werkbare verhouding tussen islam en de maatschappelijke realiteit van vandaag de dag, open te houden. Als rationele en zelf-nog-altijd-zoekende moslim hoop ik dat mijn verhaal een bijdrage kan leveren in dat opzicht.
In ‘Is dit nu de islam? Hoe ik als moslim voor nieuwe tijden ga: rationeel, Europees en verzoenend’, richt ik mij tot een heel breed publiek aan lezers. Ik wil mij nederig opstellen als zoekende moslim, ten dienste van mijn moslimgemeenschap. Tegelijkertijd tracht ik ook een begrijpelijk kader te schetsen voor niet-moslims. Doorheen vier grote hoofdstukken tracht ik mijzelf en de lezer een weg te banen doorheen de verhalen van de Koran, hoe die begrepen kunnen of moeten worden en hoe bepaalde groeperingen ze vandaag interpreteren. Eigenlijk tracht ik in dit boek een toegankelijke brug te leggen tussen de Koran die sinds mijn kindertijd onlosmakelijk een deel van mij is geworden en de Europese/mondiale maatschappij waarin ik leef. Vertrekkende van mijn pleidooi voor een rationele islam, bied ik een historisch kader aan met een beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de Koran en de islam in Europa. Het is vanuit deze optiek dat ik het concept ‘(de)radicalisering’ beschrijf, waarbij een duidelijke omschrijving en typering van dit begrip volgt in verschillende discoursen, waaronder het politieke, maatschappelijke en educatieve discours. In een laatste deel plaats ik mijn interpretatie van bepaalde basisbegrippen uit de Koran volgens een rationele benadering naast die van anachronistische en selectieve benaderingen van bewegingen als IS.
8
9
DE RATIONELE ISLAM VANUIT KENNIS EN DIALOOG
Ervaring leert mij dat verhalen en boodschappen als waardevoller en beklijvender worden ervaren als ze niet louter gebracht worden vanuit een groter filosofisch kader, maar ook vanuit het concrete verhaal van een verteller. Het verhaal dat ik in dit boek breng, is niet zomaar een ijl gegeven, dat zich zelfstandig, als iets losstaand, als een metafysisch idee ontwikkeld heeft. Het verhaal dat ik in dit boek breng is ook mijn verhaal; de ideeën die ik onderschrijf en ontwikkel, hebben hun oorsprong in mijn levensverhaal. In feite is dit boek ook voor een stuk autobiografisch; bepaalde periodes uit het leven dat ik heb geleefd, hebben als voedingsbodem gediend voor de overtuigingen die voor mij de rode draad zijn gaan vormen doorheen dit boek. Mijn pleidooi voor een rationele islam begint bij mijn eigen leven, bij mijn zoektocht naar zingeving.
MIJN EXISTENTIËLE ZOEKTOCHT Amper dertien was ik toen ik de Koran helemaal uit het hoofd kende. In het Arabisch, een taal die ik pas op mijn achtste begon te leren in de moskee, waar mijn diepgelovige vader me heen stuurde om me de waarden en de normen van zijn geloof, de islam, mee te geven. Mijn vader was een typische ‘gastarbeider’. In de jaren zeventig kwam
13
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
hij naar België vanuit Marokko, mijn moeder zou pas later volgen. Dertig jaar lang werkte mijn vader in een bloemisterij, mijn moeder was huisvrouw en bestierde het gezin van acht kinderen. Als kind stelde ik me weinig vragen over de keuze van mijn ouders om me onder te dompelen in hun geloof. Het hoorde bij de omgeving waarin ik thuis vertoefde en net zoals alle andere ouders maakten zij voor mij een levensbeschouwelijke keuze. In hun hoofden was hun verblijf hier maar tijdelijk. Ze koesterden de hoop om terug te keren naar hun land van herkomst. Vanuit dat perspectief en die hoop moet de overtuiging om niet te fel beïnvloed te worden door de Europese samenleving gekaderd worden. De generatie van mijn ouders wilde erover waken dat haar kinderen de waarden en de normen van de islam meekregen. Om aan die vraag tegemoet te komen, werden moskeeën opgericht, vaak in kleine huisjes en om de kinderen te onderwijzen over de islam, lieten ze imams overkomen uit Marokko. Dat was niet anders in ons gezin. Omdat ik op heel jonge leeftijd de Koran uit het hoofd kende, kreeg ik veel ontzag binnen de moslimgemeenschap. Dat respect liet me niet onberoerd en ik vermoed dat dat een trigger was voor mij om me nog meer te verdiepen in de Koran. Mijn vader stuurde me naar de grote moskee in Brussel, het Islamitisch Cultureel Centrum dat in de jaren zeventig was opgericht door Saudi-Arabië, om de Koran nog beter te leren begrijpen. De invloed van het salafisme uit SaudiArabië was toen bijzonder beperkt. De lesgevers waren veelal Marokkaanse geleerden wiens islam verschilde van de salafistische leer van Saudi-Arabië. Na acht jaar studeren, mocht ik mezelf imam noemen. Vrijwel meteen, amper achttien jaar oud, werd ik voorgedragen als imam in een moskee en mocht ik voor het eerst de vrijdagdienst houden. Een hele eer voor mij, al maakte het me ook heel onzeker. Ik kénde de Koran uit het hoofd in het Arabisch, maar ik moest ook vertalen
14
naar het Nederlands. Stamelend en bibberend met mijn papieren in de hand sprak ik voor het eerst een groot publiek toe, tegelijk beseffend welke belangrijke rol ik kon en mocht spelen. Ik zag het als een groot voordeel dat ik met beide voeten in de samenleving stond en nog altijd sta. Ik voelde dat er fricties waren tussen het waardensysteem dat ik heb meegekregen en het waardensysteem van de samenleving. Ook bij anderen zag ik dat ze het daar moeilijk mee hadden. Er heerste een constant spanningsveld. En het ging vaak over kleine dingen. Hoe je je gedroeg op school was anders dan thuis en helemaal anders dan in de moskee. Als we maandag tijdens het eerste lesuur op school de vraag kregen wat we in het weekend zoal deden, dan had ik er het moeilijk mee om te vertellen dat ik in de moskee de Koran memoriseerde op een houten plank. Ik verzon liever wat anders en gedroeg me sociaal wenselijk om te voorkomen vreemd te worden aangekeken. Ik vroeg me af hoe het kon dat die twee werelden waarin ik leefde, de westerse en de islamitische, zo verschillend konden zijn. Het werd een persoonlijk doel om die twee werelden te begrijpen en met elkaar te verzoenen. Ik wou me verdiepen in de geschiedenis van de islam en die van het Westen. Van de oorlog in Syrië en de Syriëstrijders was er nog geen sprake, maar de interesse in de islam groeide, vooral bij moslimjongeren. Zij vonden moeilijk aansluiting bij de samenleving waarin zij opgroeiden en plooiden terug op hun eigen islamitische identiteit. In het Midden-Oosten gleden jongeren af of verdwaalden ze. Daar werd op ingespeeld door hen net een heel heldere islam aan te bieden: het salafisme. Het salafisme op zich ligt me niet, maar in de ideeën die ik toen ontwikkelde, zaten wel wat salafistische elementen: het wij-zij-discours, de overtuiging dat de samenleving bestaat uit twee gemeenschappen, mensen reduceren tot het religieuze, ik deed er onbewust aan mee. Ik reisde Nederland en Vlaanderen rond, gaf lezingen, werd een vaak gevraagde spreker, draaide mee als een gek.
15
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
En plots kwam bij mij het besef dat ik met mijn lezingen ertoe bijdroeg om het kritisch denken bij jongeren in elk geval gedeeltelijk te blokkeren. De thema’s die ik aanhaalde, stonden mijlenver van de realiteit van de jongeren. Ik kon een hele uiteenzetting geven over de wereld van de geesten en de engelen. Daarvoor haalde ik teksten uit de Koran en uit de overlevering van de profeet Mohammed (vrede zij met hem) en zegde die op. Mijn verhalen waren heel emotioneel en aangrijpend voor het publiek, maar mijn toehoorders waren er niets mee. Toen ze het gebouw verlieten, kwamen ze in een heel andere samenleving terecht, met andere mechanismen en andere structuren. Wat waren ze dan met zo’n lezing? Vandaag zie ik dat heel veel van de organisaties die dit soort lezingen organiseerden, zo goed als gesneuveld zijn. Hun relevantie bleek ver te zoeken. In plaats van jongeren uit te nodigen om maatschappijkritisch te zijn, herkauwde ik eeuwenoude teksten, zonder daar een vertaalslag aan te geven naar de realiteit vandaag. Naïef als ik was, dacht ik jongeren daarmee een dienst te bewijzen. Tussen wat ik vertelde en de samenleving op zich, begon een kloof te gapen. Het applaus dat ik kreeg omdat ik teksten uit de Koran uit mijn hoofd kon citeren, raakte me niet meer. Ik leek alleen maar een Korangeleerde, maar hanteerde holle slogans, iets wat vandaag nog altijd gebeurt in bepaalde moskeeën. Ik deed een stap achteruit en ging niet meer in op de uitnodigingen die ik kreeg. Mijn taak lag elders: in het begrijpen van de mechanismen en de structuur van de Europese cultuur, om daar de waarden van de islam aan te kunnen koppelen. En in het ontdekken van de eeuwenoude verhoudingen tussen het Westen en het MiddenOosten, zodat ik bruggen kon slaan tussen beide werelden. Ik besefte dat mijn leven in eigen handen nemen belangrijk was. Ik wou niet in de val trappen van in mijn eigen cocon te blijven zitten; ik wou groeien, wou er net uitbreken en alles in een breder perspectief plaatsen en zo een verzoenende rol spelen. Misschien was ook ik ooit een andere en hardere weg ingeslagen als andere mensen mijn pad
16
hadden gekruist. En misschien kon ik vanuit mijn nieuwe inzichten andere jongeren die op het randje van radicalisering balanceerden, helpen om weer aansluiting te vinden bij de maatschappij.
OOST, WEST, VERZOENING WERKT BEST De voorbije vier jaar van mijn leven, zijn een rollercoaster geweest. Ik leerde nieuwe vrienden kennen, waaronder de heren Ibrahim El Omari en Saïd Aberkan die belangrijke inspiratoren waren, mede door het feit dat zij hun islamitische universitaire studies in het Oosten en het Westen hebben genoten. Samen richtten wij het Platform van Vlaamse Imams en Moslimdeskundigen op waar de basis van onze visie werd uitgewerkt. We lazen samen boeken, filosofeerden en discussieerden. We werden met de neus op de feiten gedrukt en beseften dat de dingen waarmee we bezig waren, niet klopten. Dat de islam die wij hadden meegekregen, maar één kant van de islam was, maar één kant van de ideologie. Hierdoor leerden wij die brede waaier, de diversiteit binnen onze islamitische geschiedenis, kennen en konden we alles beter plaatsen. Misschien heb ik toen het licht gezien. Alles kwam in een stroomversnelling. Ik had slapeloze nachten, las het ene boek na het andere, probeerde een visie te ontwikkelen op de samenleving, die ik dan weer aanpaste als ik een ander boek had gelezen. Soms was ik midden in de nacht als een kind zo blij, omdat ik tot nieuwe inzichten was gekomen. Eerst verdiepte ik mij in de grote islamitische filosofen en geleerden en nadien dook ik in de boeken van de Westerse filosofen, zoals Francis Bacon, Hobbes, Descartes, Spinoza, John Locke, en later Jean-Jacques Rousseau , Immanuel Kant, en dan nog veel later Georg Hegel, Friedrich Nietzsche en Karl Marx. Dat er zulke intellectuelen over alles in onze samenleving hebben nagedacht, was voor mij een openbaring. Ik kwam tot het besef dat ik niets wist, maar studeerde naarstig verder om structuren te begrijpen die de wereld draaiende
17
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
houden. Ik studeerde over geopolitiek en machtsverhoudingen tussen individuen en samenlevingen. De ene vraag hield me zodanig bezig tot ze mij leidde tot een grotere vraag, daarom begreep ik steeds meer. Ik kon het niet meer loslaten en ik wil het ook niet meer loslaten. Zo kwam ik tot het besluit dat wij, mijn generatie die in het Westen is opgegroeid en een migratieachtergrond heeft, voor een verpletterende uitdaging staat. De uitdaging om die twee beschavingen, waar al zoveel inkt over gevloeid is, met elkaar te verzoenen. Want alles wat er verkeerd gaat, is in mijn ogen te reduceren tot het feit dat we denken dat we verschillend zijn en dat we te veel focussen op die verschillen. Wie de westerse agenda dient, zet vandaag het Midden-Oosten buitenspel. Wie de oosterse agenda dient, doet het omgekeerde. Ik wil afstand nemen van de doemscenario’s die geloven dat beide werelden haaks op elkaar staan. Die twee werelden maken mij tot wie ik ben vandaag. Ik kan geen keuze maken tussen het Westen en het Oosten. Voor beiden koester ik liefde. Het ene weerspiegelt mijn toekomst, het andere mijn afkomst.
Toen ik imam werd in de grootste moskee van Gent, kreeg ik voor die rol van verzoener een eerste belangrijk platform. Het was in volle Syriëcrisis en de islam stond in het middelpunt van de belangstelling. Jonge moslims zochten een houvast. Ik kon het bestuur van de moskee overtuigen dat we de jongeren in het Nederlands moesten toespreken. Ik kreeg een podium en bereikte elke vrijdag meer dan duizend mensen. Mijn boodschappen zocht ik zorgvuldig uit, want ik besefte welke verantwoordelijkheden ik had. De meeste imams predikten in het klassieke Arabisch, een taal waarmee ze de jongeren niet konden bereiken. Die gingen elders op zoek naar informatie over de islam, in het wespennest dat het internet is. Al van kindsbeen af had ik het gevoel dat ik een verhaal te vertellen had. Ik stelde alles in vraag, las boeken, veranderde van overtuiging op basis van inzichten die ik ontdekte, omdat ik elke dag iets anders ontdekte en verbanden zag in het leven. De podia die ik kreeg, gaven mij de kans om nieuwe verhalen te testen en de reacties van mensen daarop te observeren. Ik voelde dat mij een taak wachtte als verzoener tussen de twee werelden waarin ik leefde.
Het Westen heeft gedurende zijn lange geschiedenis steeds weer het Oosten uitgevonden dat het best bij zijn belangen en dromen paste. Zo deed ook het Oosten dat zich op alle domeinen door het Westen overmeesterd voelde. Het Westen is geen absoluut gegeven, het Oosten evenmin. Elk van deze twee werelden schept de andere naargelang de onderlinge verhoudingen. De benaming ‘Midden-Oosten’ geeft duidelijk weer waar het machtscentrum ligt en vertrekt vanuit het gezichtspunt van Europa. Zou er sprake zijn van het ‘Midden-Oosten’ als het centrum China was? Het Oosten was dan ook niks anders dan een weerspiegeling van hoe het Westen ernaar keek. De beroemde Syrische dichter Adonis vertelde dat als het Oosten het Westen zou kunnen toespreken, het Oosten dan zou zeggen: “Jij verafschuwt mij niet, maar jij verafschuwt het beeld dat jij over mij maakte. Dat beeld is niet ik, maar jij”.
Waarom moeten er altijd tegengestelde belangen zijn tussen die twee werelden? Dat is de vraag die mij ook letterlijk slapeloze nachten bezorgde en nog steeds bezorgt. Zelf voel ik me betrokken bij beide werelden, waarom is dat voor anderen zo moeilijk? Uit onwetendheid. De context van het Midden-Oosten, met alle verschillende stromingen, met conflicten, met broeihaarden van geweld, die uitlopers hebben tot in Europa, is niet alleen onbekend terrein, maar zelfs een raadsel voor velen. Van dat spel van belangen dat gespeeld wordt op het veld van het Midden-Oosten, wou ik de spelregels doorgronden. Voor sommigen lijkt het Westen zo geobsedeerd door die regio dat ze er twee bewakers heeft geplaatst. Israël als externe bewaker, die de verdediging van de hele Westerse agenda op zich moet nemen, en de dictatoriale regimes als interne bewaker, die de machtsverhoudingen moeten bewaken.
18
19
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
De aantrekkelijkheid van het Midden-Oosten voor het Westen spruit ongetwijfeld voort uit de strategische ligging en de grondstoffen waarvan het Westen sterk afhankelijk is. Maar de verhoudingen zijn intussen veranderd. Het Westen kon vroeger in ruil voor die grondstoffen technologie en wetenschap aanbieden, maar op dat vlak heeft het Westen haar monopolie verloren aan andere mogendheden zoals China en India. Wat houdt tegen dat het Midden-Oosten als een autonome regio gaat functioneren? En kan dat zonder geweld? Elke ontwikkeling, elke (r) evolutie in de loop van de geschiedenis is gepaard gegaan met anarchie. Twee onderzoeksters, Erica Chenoweth en Maria J. Stephan van de Columbia-universiteit, bestudeerden hoeveel revoluties er van 1900 tot en met 2006 zijn geweest. Ze tikten af op 323, 54 procent daarvan waren vreedzame én geslaagde revoluties. Daarvan kende 51 procent een transitieperiode die succesvol was. Minder dan een kwart van de revoluties was gewapend en geslaagd, maar amper drie procent kende een overgangsperiode met goed gevolg. Een goede les die men hieruit kan trekken: de kans dat een revolutie slaagt, is veel groter als die vreedzaam verloopt. De Arabische revoluties hebben geleid tot machtswissels, maar de transitieperiode verliep slecht, zodat het democratiseringsproces niet of moeilijk op gang kwam. De Arabische revoluties en de verschillende - al dan niet gewelddadige - opstanden hebben alvast één ding duidelijk gemaakt: het Arabische volk snakt naar verandering. En in een revolutie drukt de bevolking vooral uit wat ze niet wil, namelijk geen corruptie, geen despotisme, geen onrecht. Wat de bevolking wel wil, wordt in veel mindere mate aangegeven. Dat is het werk van de denkers om een intellectueel project uit te werken. Het status quo heeft in de geschiedenis vaak de ontplooiing van uitzonderlijke artistieke of intellectuele gaven in de weg gestaan. Anderzijds bedreigt verandering de politieke stabiliteit en kan dit soms
20
leiden tot anarchie. De Britse filosoof Bertrand Russell vatte dit mooi samen toen hij sprak over de politieke situatie tijdens de Renaissance: “De politieke situatie tijdens de Renaissance begunstigde de ontplooiing van het individu, maar was weinig stabiel; dit gebrek aan stabiliteit hing, evenals in het Oude Griekenland, nauw samen met het individualisme. Een stabiel maatschappelijk systeem is noodzakelijk, maar elk tot dusver ontworpen stabiel systeem heeft de ontplooiing van intellectuelen in de weg gestaan. Hoeveel geweld en anarchie zijn wij bereid te verdragen ter wille van grote prestaties zoals die van de Renaissance? In het verleden heel wat, in onze tijd aanmerkelijk minder. Een oplossing voor dit vraagstuk is nog niet gevonden, hoewel de steeds meer complexe organisatie van het maatschappelijk leven deze met de dag dringender maakt.” In elk geval ben ik ervan overtuigd dat lokale problemen nooit een oplossing kunnen krijgen als de mondiale problemen er niet worden bij betrokken. Daar wijs ik de politiek met de vinger. Zij werken ad hoc, nemen maatregelen zonder te weten met welke uitsluitingsmechanismen sommigen geconfronteerd worden. Mondiale vraagstukken begrijpen helpt om op lokaal niveau antwoorden te formuleren. Weinigen zijn bijvoorbeeld op de hoogte van de context van het Midden-Oosten, van de herkomst van het salafi-jihadisme, van welke frustraties er in die geradicaliseerde geesten omgaan.
MODERNITEIT EN ONGELIJKHEID Soms lig ik wakker van de vraag of we naar een samenleving van vrede kunnen gaan. Is vrede gewoon een slogan? Of een illusie? Zit het niet diep in de mens om in conflict te gaan met anderen, uit angst? De mens heeft twee fundamentele angsten: de biologische angst en de metafysische angst.
21
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
De biologische angst is de vrees van elke mens dat zijn voortbestaan niet langer gegarandeerd is. Om die te overwinnen, is hij bereid om geweld te gebruiken. Vroeger deed hij dat individueel, maar later, met de komst van de sociale contracten tussen staat en individu, van contractdenkers zoals de Engelse filosoof Thomas Hobbes, verschoof het geweldmonopolie naar de overheid. De mens stond een stuk van zijn vrijheid af in ruil voor het waarborgen van zijn voortbestaan. Dat heeft niet geleid tot minder, maar net tot meer geweld. Zelfs bij het ontstaan van de moderne wetenschap, die vooral als doel had de wereld te veranderen veeleer dan te begrijpen, werd deze meteen in verband gebracht met de oorlog. Galilei en Leonardo da Vinci werden door hun regering in dienst genomen omdat zij beweerden de artillerie en verdedigingswerken te kunnen verbeteren. Sindsdien is de rol van wetenschap in oorlog voortdurend toegenomen. Steeds meer gesofisticeerde wapens maken op grote schaal veel meer slachtoffers dan man-tot-mangevechten. De Franse filosoof Roger Garaudy, zag het cynisme daarvan in: de mensheid is zo geëvolueerd dat zij wapens heeft om zeventig maal zichzelf te vernietigen. Dat verleidde de Franse filosoof Michel Foucault tot het omkeren van de beroemde stelling van Carl von Clausewitz: “Oorlog is de voortzetting van de politiek met andere middelen” – tot “le pouvoir, c’est la guerre continuée par d’autres moyens” (politiek is de voortzetting van oorlog met andere middelen). De metafysische angst kent bij ieder mens een andere invulling. Voor sommigen was dat God, voor anderen ratio of de mens zelf, maar waar is die angst nu? God is dood, zei Friedrich Nietzsche in zijn werk ‘De vrolijke wetenschap’. Het is volgens Nietzsche de mens zelf die God heeft gedood. Later ging de Franse filosoof Michel Foucault nog een stap verder: hij verklaarde de mens dood. Zijn landgenoot Roland Barthes begroef de auteur, omdat de lezer zelf betekenissen aan een tekst geeft en niet de schrijver ervan. En Jacques Derrida, nog een Fransman, oordeelde dat alle referentiekaders (logos) verdwenen zijn. God kan ons niet meer helpen, de ratio kan ons niet meer helpen en
22
de mens zelf ook niet meer. De metafysische angst die de biologische angst zou moeten temperen is samen met God, de ratio en de mens begraven. Alleen ons voortbestaan drijft ons nog, ten koste van onze medemensen. Het goede en het kwade worden sindsdien bepaald door de ‘vrije markt’. Hoe kunnen we daaruit komen? Het antwoord op die vraag zal ons doen begrijpen waarom extremisme en sociale conflicten bestaan. De moderniteit heeft ook onevenwicht gebracht. Volgens de cijfers van Oxfam bezaten na de Tweede Wereldoorlog 358 mensen samen 50 procent van de wereldrijkdom. Vandaag ligt die rijkdom in handen van 69 personen. Zulke onevenwichten op wereldschaal ontwrichten de zwakkere regio’s waaronder het Midden-Oosten en werken extremisme in de hand, vertrekkende van de frustratie die hieruit volgt. Deze concentratie van rijkdom en economische instabiliteit zal ongetwijfeld het aantal conflicten doen toenemen. Als we de cijfers van de Wereldbank, de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) en IDEA (International Institute for Democracy and Electoral Assistance) mogen geloven, dan tikt het aantal conflictgebieden – de postconflictgebieden en failed states incluis - op 50 van de 200. Zolang we dergelijke problemen niet aanpakken, is al de rest een maat voor niets. We discussiëren over thema’s zoals hoofddoeken, boerkini’s of halal eten, maar sluiten onze ogen voor de grotere vraagstukken.
GLOBALISERING EN SOCIALE MEDIA ALS MODERNE MOTOR De Arabische wereld ligt in onze achtertuin. Waarom sluiten we de deur dan? Waarom denken we dat het een ver-van-ons-bedshow is? En waarom bekijken we de wereld nog altijd met de ogen van vijftig jaar geleden? De traditionele instrumenten om grip te krijgen op een samenleving zijn lang niet meer de enige instrumenten. Sociale
23
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
media, technologie en het internet kunnen het volk mobiliseren in een heel korte tijd. De grenzen die niet alleen in de virtuele wereld, maar ook in de reële wereld verdwijnen, tasten de normen en waarden van elke groep aan. De nooit geziene vluchtelingenstroom naar Europa van de afgelopen jaren zet de sociale cohesie onder druk. Europa is bang: wie zijn die mensen die naar hier komen? Zijn het moslims? Zijn ze gematigd? Kunnen we hen vertrouwen? Zijn het terroristen? Europeanen sluiten hun grenzen, hun ogen, hun hoofd en ook hun hart voor al die ellende. De angst voor het onbekende doet mensen teruggrijpen naar wat voor hen vertrouwd is. De politiek voelt die angst en laat zich daardoor voeden. Politici vragen om de Conventie van Genève aan te passen. Sommigen willen de vrijheid van meningsuiting in bepaalde gevallen inperken bij de aanpak van terroristen. Is het al voldoende om radicale ideeën te hebben om preventief te mogen worden aangehouden waarna pas later een rechter over de aanhouding zal oordelen? Dat zijn voorstellen die een toetsing aan de grondwet niet zullen doorstaan. De principes van de rechtsstaat komen in het gedrang door angst en onwetendheid, terwijl we daar niet aan mogen toegeven. Elke toegeving op dat vlak zal maken dat een ander meer speelruimte krijgt. Mag ik erop attent maken dat het inbinden op de principes van de rechtsstaat net in de kaart speelt van zij die haar afzweren? Zijn het niet de soft power en de liberale waarden die aan de basis liggen van onze sociale welvaartstaat die van Europa het meest aantrekkelijke continent maakte? Het Westen of het Oosten, Europa of de Arabische wereld, het verzet komt overal op hetzelfde neer: onze waarden en normen die deel uitmaken van ons cultureel erfgoed komen in gevaar en dat kunnen we niet aanvaarden. Nochtans is net die aanvaarding van de verschillen en de zoektocht naar wat ons bindt, de sleutel tot de oplossingen op de vraagstukken van de twintigste eeuw. Vraagstukken die gaan over identiteit, beschaving en machtsverhoudingen. De twintigste eeuw
24
was de eeuw van de suprematie, waarin de Europeaan zich superieur waande aan de Arabische wereld en omgekeerd. De eenentwintigste eeuw moet de eeuw zijn waarin we religie en afkomst overstijgen en terugplooien op onze twee belangrijkste identiteiten, waarmee we nauwer met elkaar verbonden zijn: de biologische en de culturele. De biologische identiteit delen we met de dieren, maar het constante proces om te cultiveren onderscheidt ons net van die dieren. Onze band met andere mensen en de samenleving waarvan we deel uitmaken, vormen die culturele identiteit, maar het is een grove misvatting om te denken dat culturele identiteit alleen binnen een afgelijnde gemeenschap kan bestaan. Mensen zijn geen loszwevende atomen, het contact en de relatie met de anderen beïnvloeden elk individu doorlopend. Een culturele identiteit blijft alleen overeind als zij zuurstof kan halen bij andere culturen om zichzelf te verrijken. Een uniforme cultuur is een utopie. Is het gerechtvaardigd dat het lot van één beschaving het lot van de gehele mensheid kan bepalen? Waarom zijn we zo bang geworden van culturele verscheidenheid? Mondiaal, nationaal en lokaal kruipen we in onze vertrouwde cocon. Hoe vreemd is dat in een wereld waarin we vandaag zo nauw met elkaar verbonden zijn? Burgerschap wordt bijvoorbeeld heel eng ingevuld. Inwoners met een gelaagde identiteit krijgen niet de ruimte om zich bijvoorbeeld én Europeaan én Marokkaan of Turk én moslim te voelen. Sommigen beschouwen verscheidenheid als een gevaar en bedreiging, terwijl het net een rijkdom is waar we als samenleving veel uit kunnen putten. Globalisering heeft ons meer met elkaar verbonden en tegelijk verder van elkaar weggeduwd. De wereld ondergaat een metamorfose, die finaal afrekent met de perioden ervoor, waarin elk tijdperk vroeger een logisch gevolg was van het vorige. Het tijdperk waar we vandaag in leven, is gebaseerd op de toekomst, op wat ons te wachten staat, en niet langer op het verleden. Vandaag werd vroeger beleefd op basis
25
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
van gisteren, nu wordt vandaag bepaald door de kennis die we hebben van morgen. De mens kan de geschiedenis zelf in een richting sturen. Soms zijn de oude structuren ver te zoeken. Dat is begonnen met het postmodernisme, toen absolute waarheden begonnen te wankelen. Europa kwam in een postideologisch tijdperk terecht en met de komst van de nieuwe vormen van technologie is alles nog eens extra omgegooid. De eenentwintigste eeuw wordt dan ook de eeuw van de paradoxen genoemd. Nog nooit is de mens er zo op vooruitgegaan, maar tegelijk is de mens nog nooit zo bedreigd geweest in z’n voortbestaan. Deze bedreiging die vroeger uitging van externe factoren, zoals natuurrampen, wordt nu veroorzaakt door de mens zelf; de mens die door het creëren van de moderne techniek zichzelf stilaan buitenspel zet. Door automatisering, robotisering en digitalisering zullen wereldwijd miljoenen jobs sneuvelen en komt het sociaal systeem sterk onder druk te staan. Ook andere uitdagingen dienen zich aan. Iemand zonder opleiding kan morgen de grootste deskundige zijn door de macht en de kracht van de sociale media te gebruiken. De echte ‘experts’ worden naar de marge geduwd en wie in de marge stond, kan plots helemaal in het centrum staan. Een ‘simpele’ arbeider kan dankzij sociale media plots meer faam en fans hebben dan de eigen baas. Sociale media bedreigen de klassieke ‘hiërarchische’ structuren. Deze structuren ontwikkeld om de politieke en economische macht te handhaven, komen flink onder druk te staan. Bij de couppoging in Turkije zag je duidelijk een confrontatie tussen de oude en nieuwe structuren. De coupplegers handelden eigenlijk volgens het boekje, volgens hoe een klassieke staatsgreep verloopt zoals onder andere beschreven in het boekje van de Amerikaanse coup-expert Edward Luttwak ‘Coup d’Etat: A Practical Handbook’. De belangrijke strategische plaatsen werden afgesloten (Bosporus-
26
brug), de staatszenders werden binnengevallen en één derde van de generaals deed mee aan de staatsgreep. Maar wat men uit het oog verloor, is dat door de kracht van Facetime en Facebook, president Erdogan erin slaagde om binnen enkele minuten tienduizenden mensen te mobiliseren om op straat te komen en de staatsgreep mee de kop in te drukken. Ook de Arabische revoluties waren in hun uitkomst voor een groot stuk het resultaat van de effecten van sociale media. Het was geen initiatief dat uitging van één bepaalde groep of beweging. Banaliseren of negeren van deze stem is dan ook niet langer aan de orde. Deze stem vertelt ons over zaken die onderhuids broeien in een samenleving en die in het verleden niet altijd zichtbaar waren, maar eerder zinderend aanwezig; een stille kracht die stilaan naar haar forte toegroeide. Tijdens de sociale protesten van ’68 in Frankrijk brachten heel wat studenten boodschappen op de muren, schoolbussen en banken aan met graffiti, een manier waarop ze hun ongenoegen over het status quo duidelijk maakten. De bekende Franse filosoof Jean-Paul Sartre verzamelde al deze boodschappen om de samenleving vanuit een andere kant beter te begrijpen. Ook bij mensen zoals filosoof Michel Foucault en socioloog Pierre Bordieue zag je de teneur om samenlevingen vanuit andere perspectieven te bestuderen. De vanzelfsprekende hoofdstem van traditionele structuren moet gehoord worden in symfonie met de geluiden van de achtergrondmuziek, die evenzeer een geluid mee bepalen en zeker niet louter als tweede stem beschouwd moeten worden. De tijd waarin enkel deze oude structuren bepaalden welke opinies mogen gehoord worden en welke niet, lijkt voorgoed voorbij. Met die evolutie hebben we het moeilijk en dat is te begrijpen. Een periode van relatieve zekerheid maakt plaats voor meer onzekerheid en dat maakt ons angstig. Vandaag worden moslims en de islam in het algemeen gebruikt om die angst uit te drukken, gevoed door politici die blijkbaar zelf moeite hebben om de nieuwe mechanismen te begrijpen.
27
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
Onze politici zijn niet meer de grote denkers of de filosofen van hun tijd, vaak denken ze niet verder dan morgen of overmorgen of in het beste geval tot de dichtstbijzijnde verkiezingen. De hiërarchische structuren die vroeger veiligheid boden, zijn vervaagd. Misschien zit de wereld in een momentum waar we geschiedenis kunnen schrijven door in het reine te komen met ons verleden zonder het toe te dekken of de gevolgen ervan onder de mat te vegen. Er is een en ander fout gelopen in het verleden. Benoem het. Zie hoe die fouten geleid hebben tot het in de hand werken van extremisme en denk na over oplossingen. Is de wereld daartoe bereid? Of zijn we zo hebzuchtig en individualistisch geworden dat we alleen onszelf en onze verworvenheden in bescherming willen nemen? Dat denkpatroon wil ik doorbreken.
OP ZOEK NAAR SPREEKBUIZEN Het Westen heeft in zijn geschiedenis al verregaande discussies achter de rug over de rol van de Kerk en over het christendom. Dat maakt de moslimwereld nu ook ten dele mee. En soms kan ik van Europa begrijpen dat er een wantrouwen is tegenover de islam en de moslims door het bedroevende niveau van debatteren, dat polarisatie voedt. Zijn we dan nog niet verder dan de negentiende-eeuwse dichter François René de Chateaubriand? Hij keek vanuit zijn diepchristelijke geloof neer op het Oosten. Toen hij voor de eerste maal een reis naar Egypte maakte, liet hij zich ontvallen: “Dit is niet het Oosten dat ik ken.” Toch was hij er nooit eerder geweest. Zijn beeld van het Oosten was alleen aan zijn fantasie ontsproten en hij gebruikte die fantasie om de werkelijkheid te meten. We zijn vandaag in hetzelfde bedje ziek. Onze stereotyperingen en vooroordelen nemen we als maatstaf voor de werkelijkheid. En dan zijn we verbaasd dat iemand van een andere cultuur of een ander
28
geloof die we door toeval persoonlijk leren kennen, anders is dan we ons hadden voorgesteld. Edward Said, een heel bekende Palestijnse denker, die heel lang in Amerika heeft gewoond, schreef in 1978 zijn eerste boek ‘Oriëntalisme’. Hij was van oordeel dat het Westen altijd vanuit een wij-zij-visie en met een superieure blik heeft gekeken naar de Arabische wereld om zo de ander te kleineren, te beschouwen als irrationeel en zelfs achterlijk. Daardoor werd de eigen rationaliteit en superioriteit nog meer in de verf gezet. Die dualiteit was volgens Said ook de reden achter de kolonisatie door het zich superieurder wanende Westen. In 1981 schreef Said het boek ‘Covering the islam’, waarin hij de relaties tussen de islamitische wereld en het Westen analyseerde ten tijde van de Iraanse gijzelingscrisis tussen 1979 en 1981, toen een groep Iraanse studenten 63 diplomaten en burgers gijzelde in de Amerikaanse ambassade in Teheran. Said stelt de objectiviteit van de media in vraag en heeft het over de relaties tussen kennis, macht en de westerse media. Hij stelt dat die westerse media veel macht hebben, omdat ze kunnen bepalen wat mensen te weten komen. Volgens Said stuurden die media bewust bepaalde beelden de wereld in om de rationeel denkende westerling om te vormen tot een irrationele denker. Beelden van vrouwen in een hijab, stenigingen, ophanging of boekverbrandingen verschenen volgens Said in kranten en op de televisie, omdat de westerse media niet wilden dat hun lezers of kijkers te weten kwamen dat de islam wel gelijkheid tussen man en vrouw kent, dat de islam sterke ethische principes heeft of dat de sociale islam gelijkheid en rechtvaardigheid inhoudt. Said was er 35 jaar geleden al van overtuigd dat valse beweringen over de islam bewust de wereld werden ingestuurd. Nooit in de Europese of Amerikaanse geschiedenis zijn er volgens hem studies gedaan zonder een vorm van vooringenomenheid, vooroordelen of stereotypering. De islam was een studieobject, maar nooit een volwaardig en respec-
29
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
tabel subject. En veel is daar niet in veranderd. Er wordt vaak over de islam en de moslims gediscussieerd zonder de moslims. De mensen zijn met andere woorden een object, terwijl echte resultaten enkel kunnen bereikt worden wanneer men de moslims als volwaardig subject beschouwt. Indien binnen de islamitische studies dan toch een moslim als gesprekspartner wordt aanvaard, is het echter meestal iemand die niet zal afwijken van het kader van de aanvaardbare opinies. Intussen zijn er al mensen met een migratieachtergrond van de derde generatie, maar blijft het een relatie tussen ik en de ander, in plaats van een relatie tussen gelijken, een pure wij-verhouding waar de zij is weggevallen en waarin de ene cultuur niet minderwaardig is tegenover de andere. Het is een moeilijke oefening, omdat er ook heel wat wantrouwen bestaat tussen de moslimgemeenschappen onderling. De moslimwereld bestaat uit heel veel verschillende bewegingen, die elk vanuit hun eigen visie en hun eigen geschiedenis overtuigd zijn van hun gelijk en dat maakt het heel moeilijk om orde op zaken te krijgen. Want welke figuren zijn representatief? Wie kan er worden opgevoerd in de media als stem van de moslimgemeenschap? Daar ligt een taak verscholen voor de moslimgemeenschap: op zoek gaan naar goede spreekbuizen. Zo kan ook voorkomen worden dat de mensen die vandaag in de media worden opgevoerd precies dat verhaal vertellen dat als muziek in de oren van de leiders van sommigen klinkt. “Dit is de woordvoerder die we nodig hadden”, oordelen deze mensen, “die vertolkt tenminste een gematigd standpunt”; maar samen met die verklaringen waarmee hij deze mensen naar de mond praat, is die woordvoerder zijn geloofwaardigheid en zijn draagvlak bij zijn eigen aanhang kwijt. Resultaat: nog minder dan niets. Moeten extremisten dan aan het woord komen? De haatpredikers, als die al bereid zouden zijn open en bloot te getuigen voor de camera’s? Ook niet.
30
Wel mensen die naar evenwichten zoeken, die het vertrouwen hebben van de moslimgemeenschap en hun stem kunnen vertolken, maar ook aansluiting vinden bij de Belgische of Vlaamse publieke opinie. Niet iedereen moet het eens zijn met hun ideeën, maar in de nasleep daarvan kan er wel een debat komen. Maar imams zijn verlamd: ze vrezen ervoor om ofwel weggezet te worden als radicaal ofwel uitgespuwd te worden door hun eigen aanhang. Vaak creëert het medium waarin ze worden opgevoerd een duidelijk kader waarvan de contouren zijn geschetst en waar ze niet mogen buiten komen, omdat ze anders kunnen worden geculpabiliseerd. Zo wordt het wel heel moeilijk om de juiste figuren op te sporen en de kans te geven om hun verhaal te doen en mee het debat te kunnen voeren en voeden. Bovendien lijkt het islamitische discours dat nu gangbaar is, zich door ideologische en religieuze problemen niet in te passen in de realiteit van vandaag. Het vraagt ontzettend veel werk om een andere visie op de islam die wel past in Europa te laten doorsijpelen in alle geledingen van onze samenleving. Dat moet gebeuren via de moskeeën, via de imams, via de scholen, via de vertaling van belangrijke werken uit het Arabisch, zodat de hele samenleving op die problematiek kan werken.
DE GROOTSTE GEMENE DELER Gelukkig komt er stilaan een kentering, is er een beweging die beseft dat die openheid belangrijk is om de andere kant te laten kennismaken met wat de islam nu precies is. Die islam die mijlenver staat van de extreme ideologie van IS, dat terug wil naar een tijdperk dat niet meer bestaat en door alle evoluties ook nooit meer kan terugkeren. De jongeren hier moeten in de eerste plaats vertrouwd raken met de Europese cultuur, met de structuren van dit land, en het komt er op aan om hen uit te leggen hoe zij hun religieuze identiteit kunnen
31
D E R A T I O N E L E I S L A M VA N U I T K E N N I S E N D I A L O O G
combineren of kunnen verzoenen met actief burgerschap. Hoe ze niet langer aan de zijlijn moeten staan, maar actief een rol kunnen en mogen spelen in de maatschappij. Vandaag lijkt de tegengestelde beweging populairder te zijn. Door de angstpsychose die er heerst tegenover alles wat van ver of dichtbij met de islam te maken heeft, blijft een moslim die op een bescheiden maar ingetogen en overtuigde manier met zijn religie bezig is, afzijdig van de samenleving. Voor mij ben je pas een volwaardige burger als je actief bent in die samenleving, als je deel uitmaakt van die samenleving, als je invloed hebt op die samenleving maar als je ook beïnvloed wordt door die samenleving. Dat kan via de politiek, via sport, via vrijwilligerswerk, via allerlei vormen van engagement, waarin vooral contacten worden gelegd met de ander, met de andere cultuur. Nog erger is het als jongeren afstand nemen van hun religie onder invloed en druk van wat de maatschappij denkt over de islam. Zo verwonderlijk is die houding niet, omdat integratie ook langs beide kanten op een andere manier wordt ingevuld. Sinds de komst van migranten uit moslimlanden blijven inwijkelingen veeleer een opmerkelijk object. Af en toe worden ze opgevoerd om te komen vertellen dat ze ‘normaal’ zijn en niet afwijken van de sociale norm. Soms bestaat de perceptie dat mensen met een migratie- of moslimachtergrond voor twee keuzen worden gesteld: assimileren of segregeren. Mijn inziens zijn beide een vorm van ‘onbewuste’ en ‘ondoordachte’ integratie. Iemand die segregeert zal zijn manier van afzondering laten afhangen van de ‘dominante’ cultuur en zal zo altijd onbewust erdoor worden beïnvloed. In een tijd waarin de relatie tussen subject en object een wederkerig proces is, zal ook bij assimilatie de dominante groep hoe dan ook en onbewust elementen overnemen van de ander.
32
Daarom is voor mij doordachte en bewuste integratie de beste uitweg. Vanuit dit idee zal de moslimgemeenschap moeten beseffen dat Europa zich bereid zal tonen te luisteren wanneer men de taal spreekt die Europa begrijpt. Niet alleen letterlijk, want taal is een middel tot integratie en dialoog, maar ook figuurlijk door de mechanismen te respecteren die in Europa gelden. Mechanismen die te maken hebben met de staatsstructuur, de debatcultuur, de politieke structuren, de sociale structuren, met de organisatie van de samenleving. Dan kunnen moslims hun eigen verhaal vanuit hun eigen mindset vertellen. Europa laat toe dat iedereen inspiratie kan halen uit z’n eigen denkkader, als het binnen die bestaande structuren gebeurt, maar dan moet het onderwijs die mechanismen aan iedereen meegeven om zich daaraan te kunnen verhouden. De input van de islam, maar ook van andere levensbeschouwingen, om te gaan naar een gemeenschappelijke basis om de samenleving van morgen op te bouwen, kan een meerwaarde zijn. Toch is die redenering een brug te ver voor sommigen, voor hen die het hebben afgeleerd om compromissen te sluiten, uit angst om verworven rechten te verliezen. Het wantrouwen is groot, en vaak zelfs begrijpelijk voor wie de extremistische taal van IS en Al Qaeda hoort. Als er weer ergens een aanslag is gepleegd door een ‘Allah Akbar’roepende terrorist, doet men de gordijnen dicht en draait men het slot nog wat meer op de deur. De politiek moet dat echter overstijgen en altijd het algemene belang van al haar inwoners laten primeren. En heel wat van die inwoners, van die nieuwe Belgen, hebben een moslimachtergrond. Extreemrechts zegeviert, verharding en polarisatie zijn een feit. De moslimextremisten gaan hierin niet vrijuit, ook zij delen het land op in twee kampen. Extremisten, van welke achtergrond dan ook, moeten in de marge worden gehouden. Wanneer deze stemmen invloed krijgen op de publieke opinie, wordt het verontrustend.
33