DE ZAAK-PANDY 7 MOORD OP SCOUTSFUIF 115 ZO VADER ZO ZOON 157
DE Z A AK-PANDY
DE ZAAK-PANDY “Ik ben onschuldig”
(Andras Pandy)
6
7
DE Z A AK-PANDY
EEN CHAOTISCH DOSSIER “Commissaris Monsieur?” “Daar spreekt u mee.” François Monsieur genoot nog altijd als hij met zijn nieuwe titel werd aangesproken. Ooit zou het wennen, maar nu nog niet. Daarvoor was de benoeming te pril. Eén juli 1997 zou voor altijd een mijlpaal blijven in zijn carrière. Was het ijdel om trots te zijn op wat hij had bereikt? Monsieur vond van niet. Toen hij ooit bij de politie begon, had hij nooit verwacht dat hij het zo ver zou schoppen. Maar nu was hij het wel, commissaris bij de gerechtelijke politie van Brussel, afdeling moord. Een mondvol, maar dan met een bijzonder prettige nasmaak. “Substituut Conincxs”, zette de vrouwenstem aan de andere kant van de lijn hem weer met beide voeten op de grond. “Ik heb een zaak voor u.” Niet ongewoon. De substituut was altijd degene die belde als er ergens een moord of zelfmoord was gepleegd. “Goed”, antwoordde Monsieur. “Ik stuur meteen de officier met dagdienst.” “Nee, niet de officier.” “Maar dat is gebruikelijk.” “Ik weet wat gebruikelijk is, commissaris, maar dit keer wil ik u persoonlijk zien.” Iets in haar stem deed Monsieur opkijken. Hij kon er niet meteen zijn vinger op leggen, maar het gevoel dat er iets heel ernstigs en ongewoons aan de hand was, bekroop hem. “Als er iets is, ik ben naar boven, naar het zesde, bij mevrouw Conincxs”, zei hij toen hij even later zijn kantoor uitliep richting lift. “Genoteerd”, antwoordde inspecteur Karel Vastesaeger zonder op te kijken. “Voilà”, zei Conincxs terwijl ze een dossier van zeker vijfenzeventig centimeter dik naar hem toeschoof. “Ik heb dit dossier doorgenomen en volgens mij zit er meer in dan er tot nu toe is uitgekomen. Daarom wil ik dat u dit dossier behandelt. Prioritair.” Monsieur bleef roerloos staan en maakte geen aanstalten om het aan te nemen. Integendeel. Hij schudde langzaam het hoofd. “Met alle respect, mevrouw Conincxs, maar u vergist zich. Ik werk voor de afdeling moord.” “Dat weet ik.” 9
DE Z A AK-PANDY
“Maar dit is een verdwijningszaak”, zei Monsieur, en hij zette zijn woorden kracht bij door met zijn vinger op de kaft te tikken. Daar stond klaar en duidelijk het cijfer veertig op. In gerechtelijke kringen stond elk cijfer voor een bepaald soort misdaad. “Het spijt me geweldig, maar dat is niet voor ons.” Monsieur wist hoe gevoelig het lag als je zaken die voor een andere afdeling bestemd waren, durfde over te nemen. Dat had al een paar keer tot harde botsingen geleid en hij had zich voorgenomen om niet meer in die val te trappen. Als iedereen op zijn eigen, netjes afgebakende terrein bleef, konden er nooit problemen zijn. Niet dat hij een angsthaas was, maar met ouder worden had hij steeds minder zin in confrontaties of discussies. “En toch wil ik dat u het doet”, toonde substituut Conincxs zich niet onder de indruk. “Dan zult u toch eerst contact moeten opnemen met mijn baas”, hield Monsieur koppig vol. “Goed, doe ik meteen”, zei de substituut, en ze tikte zonder op een lijst te kijken het telefoonnummer van zijn superieur in. Monsieur hield van een kordate aanpak en had dan ook grote bewondering voor het doortastende optreden van de substituut. Dat gevoel zou alleen nog toenemen. “Ik heb commissaris Monsieur hier bij mij voor een misdrijf veertig. Hij beweert echter dat zijn afdeling daar niet bevoegd voor is.” Wat er aan de andere kant van de lijn gezegd werd, kon Monsieur niet horen, maar afgaand op de afkeurende blik in de ogen van de substituut, vermoedde hij dat zijn woorden beaamd werden. “Maar als ik vraag…” Verder kwam ze niet, blijkbaar werd ze onderbroken. “Goed, dan weet ik wat mij te doen staat”, zei ze, waarop ze zonder een woord van afscheid inhaakte. Monsieur vermoedde dat hij zou mogen beschikken, maar in plaats van hem de deur te wijzen nam de substituut een zwarte stift. Zonder veel poespas overschreef ze het cijfer vier met een drie. “Voilà”, zei ze laconiek. “Nu is het een misdrijf dertig en dus wel bestemd voor de moordafdeling.” Het overkwam Monsieur zelden, maar nu stond hij werkelijk met zijn mond vol tanden. Hij kon niet anders dan het dossier mee te nemen. Hij vergat zelfs te vragen waarover het eigenlijk ging, want dat had ze nog altijd niet toegelicht. 10
“Nog één ding”, hield substituut Conincxs hem staande. “Ik wil niet dat u het dossier doorgeeft aan een van uw officieren. U gaat dit persoonlijk behandelen.” Geen haar op zijn hoofd dat eraan dacht haar tegen te spreken, maar daar zou hij al snel dik spijt van krijgen. Toen hij de lintjes van de map had losgeknoopt, verging hem alle lust. Dit was geen netjes geordend dossier, maar een samenraapsel van formulieren, pv’s en pro justitia’s. Er zat geen enkele logica in. De chaos was zo groot dat het wel leek alsof iemand het dossier van de koepel van het justitiepaleis naar beneden had gegooid om het pas om zes uur ’s avonds, nadat de hele Brusselse avondspits eroverheen was gereden, weer bij elkaar te rapen. Hij zag namen passeren die hij amper kon uitspreken: Konczol, Nyiregyhaza, Pandy, Fintor, Ilona Sores, Timea, Tündé, Csap… Jaartallen stuiterden als balletjes kriskras door elkaar en tal van documenten waren in een andere taal geschreven. Omdat Hongarije geregeld opdook in de pv’s, vermoedde hij dat het Hongaars was. Dit kreeg hij hier op kantoor nooit geordend. Bovendien moest hij zich nog inwerken in zijn nieuwe job. Om de haverklap werd hij gestoord, waardoor hij de draad weer kwijtraakte. Daarom besloot hij het dossier mee te nemen naar huis, zodat hij er in het weekend aan kon werken. Hij maakte van het zomerse weer gebruik om de vele documenten uit te spreiden op zijn gazon. Dat maakte het allemaal veel overzichtelijker. Met de bakstenen die waren overgebleven van een verbouwing, was hij de wind te slim af. Hij kroop op handen en voeten van het ene stapeltje naar het andere. In stilte bad hij dat zijn buur niet over de omheining zou gluren. De man was in staat de collega’s van Monsieur te bellen of hem te laten colloqueren. Het mocht dan al geen zicht zijn, efficiënt was het wel. Na twee weekends had hij alles geordend. Ondertussen vroeg hij zich nieuwsgierig af wie de spin was in dit onoverzichtelijke web. Het eerste document was een proces-verbaal van twee bladzijden dat dateerde van 23 juni 1985. Aan de vette, onregelmatige letters te zien, was het getikt op een oude schrijfmachine. Twee zussen waren slaags geraakt en een van hen had bij de politie van Brussel een klacht ingediend tegen de andere. Vooraleer familieleden een dergelijke stap zetten, moesten er al ernstige feiten gebeurd zijn. Als er sprake is van een bloedband, bestaat immers altijd de neiging om alles toe te dekken met de mantel der liefde. Niemand hangt graag zijn vuile was buiten. Gezeten in kleermakerszit op zijn gazon begon François Monsieur 11
DE Z A AK-PANDY
de verklaring van ene Timea Pandy te lezen. Het meisje was op 30 januari 1964 geboren in het Hongaarse stadje Nyiregyhaza. De commissaris hoopte dat hij die naam nooit luidop zou moeten uitspreken, het zou zijn tong slecht bekomen. Op het moment van de feiten was ze 21 jaar. “Op 23 juni 1985 rond elf uur was ik bij mijn zuster Agnes te Sint-JansMolenbeek, Nijverheidskaai”, las de commissaris. “Ik was persoonlijk op de eerste verdieping, het gelijkvloers. Ineens hoorde ik mijn zuster Agnes roepen. ‘Kijk eens wat ik gevonden heb!’ Zij toonde mij een muur op het gelijkvloers. Die hing vol met oude bankbiljetten. De bankbiljetten waren achter het oude behangpapier gestoken. ‘Dat is waardeloos’, zei ik. Agnes wilde dat ik verder keek, wat ik ook deed. Opeens kreeg ik een erge schok op het hoofd. Ik draaide mij om en zag dat mijn zuster Agnes een stalen staaf in de vorm van een H in haar handen hield. Daarmee had zij mij geslagen. Ik zegde: ‘Wat doet gij nu?’ en begon te schreeuwen. Ik hield mijn zuster tegen omdat zij opnieuw terug wou slagen. Ik kon de vlucht nemen en naar het Discaan-hospitaal lopen, waar ik verzorgd werd. Ik heb geen medisch attest, ik zal u een attest laten geworden. Ik was gekwetst aan het hoofd. De dokter naaide mijn kwetsuur toe met drie draden. Ik moet morgen terug naar het hospitaal gaan. Ik weet niet waarom mijn zuster Agnes mij geslagen heeft, ik heb nooit herrie met haar gehad.” Vreemd genoeg vond de commissaris niet meteen het proces-verbaal terug waarin de vermeende daadster werd ondervraagd. Hij kon zich niet voorstellen dat dit nooit gebeurd was. Dat zou een grote nalatigheid zijn. Uiteindelijk bleek dat het verhoor van Agnes, dat door de politie van SintJans-Molenbeek werd afgenomen, aan een ander document was gehecht. Agnes was wel degelijk nog dezelfde dag om 20.50 uur verhoord. Zij deed de verklaring van Timea af als ‘gans fout’. Agnes beweerde dat ze die morgen in de hall kromme nagels aan het rechtkloppen waren op een ijzeren balk. Die balk bevond zich ongeveer een meter boven de grond. Toen haar zus op een bepaald ogenblik uit de kamer kwam, liet ze ter hoogte van die balk iets uit haar handen vallen. Toen ze zich bukte om dat ‘iets’ op te rapen, stootte ze bij het rechtkomen haar hoofd tegen de ijzeren balk. Agnes had ook geen weet van verborgen bankbiljetten. De vermeende daadster had eraan toegevoegd dat ze het gedrag van haar zus niet begreep. “Het is wel niet voor het eerst dat ze zo liegt,” had Agnes ook nog gezegd, 12
“maar ze is in behandeling bij een dokter.” Op handen en voeten kroop François Monsieur over het gazon naar een volgend stapeltje. Dat was al even flinterdun als het vorige. Het bleek de aangifte van een verdwijning te zijn. Op 8 oktober 1986 om 13.15 uur had Andras Pandy in het Nederlands aan een duidelijk Franstalige adjunct-commissaris verklaard dat zijn echtgenote Edit Fintor op 31 juli 1986 samen met zijn stiefdochter was vertrokken. Je hoefde geen geoefende speurneus te zijn om te zien dat de brave man wel erg lang had gewacht om naar de politie te stappen. Monsieur zette zich opnieuw aan het lezen. “Devant comparaît notre commissaire-adjoint Kumps Daniëlle qui nous déclare,” stond er letterlijk, “le 8 octobre 1986 à 13 H 15 entendons le nommé Pandy Andras épouse Fintor Edit, né à Csap (Hongrie) le 01 juin 1927 – professeur – inscrit à Bruxelles – Rue Vandenbranden 31 qui nous declare: ik wens Nederlands te spreken. Ik kom u melden dat mijn echtgenote Fintor Edit, geboren te Nyiregyhaza (Hongarije) op 20 december 1942 het echtelijk dak verlaten heeft op 31 juli 1986 en dit in gezelschap van mijn dochter Pandy Andrea, geboren in Boedapest op 28 november 1972. Er waren al enige tijd familieproblemen. Mijn echtgenote kon zich helemaal niet in België aanpassen. Zij sprak noch Frans, noch Nederlands. Uit ons huwelijk zijn nog twee kinderen geboren, namelijk Pandy Aron, geboren in Brussel op 16 februari 1980 en Pandy Marianna, geboren te Brussel op 29 juli 1981. Verder heb ik drie kinderen van mijn echtgenote geadopteerd, namelijk Pandy Timea, Pandy Tündé en Pandy Andrea die met haar weg is. Uit mijn eerste huwelijk had ik drie kinderen. Ik ben van mijn eerste echtgenote wettelijk gescheiden in 1967 in Hongarije. Ik ben een paar keren geopereerd en daardoor ging het niet al te best meer op seksueel vlak. Ik wist niet dat het probleem zo groot was dat mijn vrouw ervoor zou weggaan. Zij had mij op voorhand nooit gezegd dat ze zou weggaan. Ondertussen heb ik van haar nieuws ontvangen, namelijk een brief die ze thuis achtergelaten heeft en waarvan ik u de vertaling voorleg. Daaruit blijkt dat zij het niet kon verkroppen dat wij nog niet op verlof gegaan waren.” Dat leek Monsieur een drogreden om haar man te verlaten. Hij las verder. De frons op zijn voorhoofd werd steeds dieper. “Op 3 augustus 1986 stuurde ze mij een prentkaartje vanuit Frankfurt waarvan ik u de tekst ook overhandig. Op 16 augustus 1986 stuurde ze 13
DE Z A AK-PANDY
mij nog een telegram waaruit blijkt dat haar terugkeer onzeker is en dat ze een nieuw leven begint.” Het telegram was in vertaling bij het proces-verbaal gevoegd. Aan de vertaling te zien had Pandy die zelf uitgevoerd. Zijn Nederlands kon het best omschreven worden als wollig. “Ik kan u niet zeggen waar mijn vrouw kan vertoeven”, vervolgde Monsieur zijn lectuur. “Ik heb geen enkel vermoeden daaromtrent. Toen ze vertrok, was ze in het bezit van haar identiteitskaart, haar paspoort uitgereikt hier in Brussel en geldig tot 1987, een som van ongeveer 50.000 frank, ze heeft ook kleren meegenomen. Ik kan u niet zeggen hoe ze gekleed was toen ze vertrokken is. Mijn dochter Andrea was ook in het bezit van haar identiteitskaart, maar het betrof hier wel een nieuw model. Ik kan u niet zeggen of mijn dochter geld bij had. Mijn vrouw kan verder aan het gemeenschappelijk geld niet aan.” Daarop volgde een persoonsbeschrijving van de vrouw. “Ze lijkt iets jonger dan haar werkelijke ouderdom”, had Pandy verklaard. “Ze meet 1m54, ze heeft donkerbruin haar. Het betreft haar natuurlijke kleur. Ze draagt geen bril, maar ze heeft wel altijd haar trouwring in geel goud om de vinger. Daarin staat mijn naam gegrift. Verder draagt ze een goedkoop polshorloge, merk ongekend. Littekens had ze niet. Ze sprak alleen Hongaars en een klein beetje Nederlands. Ik kan u echt niet zeggen of ze met iemand vertrokken is. Mijn vrouw werkte niet. Ze had persoonlijk helemaal geen inkomen. We kwamen rond met mijn wedde van 50.000 frank. Daarnaast trokken we kinderbijslag voor een bedrag van 25.000 frank. Dat was voldoende geld om van te leven. Vooral omdat ik geen huishuur hoef te betalen, daar ik eigenaar ben van mijn huis dat bovendien volledig is afbetaald.” De voor Monsieur op dat moment onbekende Pandy had zich tijdens het verhoor door de adjunct-commissaris van zijn gulste kant getoond. “Indien mijn echtgenote teruggevonden wordt en zij terug wil keren naar huis, dan staat de deur groot open. Ik wens zeker en vast geen echtscheiding aan te vragen. Indien zij zou willen scheiden, dan zou ik ook akkoord gaan. Ik wil haar geen last aandoen.” Misschien was argwaan door de jaren heen iets te veel zijn tweede natuur geworden, maar Pandy had zich naar het gevoel van Monsieur iets te altruïstisch opgesteld. Bovendien kon hij het zich amper voorstellen dat een afhankelijke vrouw als Edit Fintor zo goed als in haar eentje en vrijwillig naar een voor haar onbekende bestemming zou vertrekken. Daar 14
kwam nog bij dat ze haar twee jongste kinderen had achtergelaten. Die waren op het moment van haar vertrek amper zes en vijf jaar. Welke moeder deed zoiets? Onder aan het proces-verbaal zag Monsieur dat twee collega’s zich ter plaatse hadden begeven. Zij hadden vastgesteld dat de woning van Pandy bestond uit drie verdiepingen en een kelder. Het huis was bemeubeld en zij hadden niet één element kunnen vinden dat een onderzoek rechtvaardigde. Door het lezen van het proces-verbaal begreep Monsieur ondertussen wel waarom substituut Conincxs het dossier per se had willen doorspelen naar de dienst moordzaken. De golven, veroorzaakt door de zaakDutroux, waren nog lang niet gaan liggen. Bovendien bevonden ze zich midden in de zaak-Loubna Benaïssa. Amper drie maanden eerder was het negenjarige meisje na een speurtocht van vijf jaar vermoord teruggevonden. Net als in de zaak-Dutroux was men uitgegaan van een pure verdwijning, maar zowel in de zaak-Dutroux als in de zaak-Benaïssa waren die verdwijningen geëindigd in moord. Monsieur wist dat de schrik bij een groot deel van de magistratuur dermate groot was, dat alle verdwijnings zaken opeens als potentiële moorden moesten worden bekeken. Hij had geen idee of dat ook voor de zaak-Pandy de uitkomst zou zijn, maar blijkbaar wilde substituut Conincxs geen enkel risico nemen. Ten onrechte, zo leek. Een volgend document in het dossier betrof een getuigenis van Tündé Pandy, afgelegd bij de jeugdbrigade van Brussel. Daarin beweerde het meisje dat ze in de Brusselse Nieuwstraat was aangesproken door een onbekend koppel. “Ik was daar met mijn zus Agnes om kerstaankopen te doen”, had het meisje verteld. “Het viel ons op dat een jong echtpaar, dat we reeds op de Nieuwe Graanmarkt hadden gezien, ons overal volgde. Op een bepaald moment ging mijn zuster een winkel binnen. Ik bleef alleen achter en keek uit naar een anorak in een winkel daar in de buurt. Opeens werd ik in het Frans aangesproken door een man van middelgrote gestalte. Hij was van Creoolse afkomst, met bruine ogen en kort zwart haar. Ik schat hem dertig, misschien vijfendertig jaar oud. Hij vroeg of ik Tündé Pandy was. Ik zei ‘ja’ en toen zei hij, nog altijd in het Frans: ‘Ik heb nieuws, een kerstboodschap van uw moeder en Andrea. Alles gaat goed. Uw moeder is zeer gelukkig. Op de plaats waar ze zich momenteel bevindt, is het warm. Ze baadt in zee en zont op het strand. Uw moeder is nu samen met een handelsreiziger en ze is zeer gelukkig”. 15
DE Z A AK-PANDY
Commissaris Monsieur moest dit ogenschijnlijke fait divers even laten bezinken. Waarom lieten moeder en dochter niet persoonlijk van zich horen? Waarom stuurden ze een vreemd koppel naar België en hoe groot was de kans dat die in de drukke hoofdstad uitgerekend het zeventienjarige meisje tegen het lijf zouden lopen? Was dit niet een beetje te veel toeval? Dit leek hem eerder op een in scène gezette ontmoeting. Alsof iemand wilde doen geloven dat beiden nog leefden. Uit de verklaring van het meisje kon Monsieur ook opmaken dat haar moeder vertrokken was omdat ze een relatie had met een andere man. “Ongeveer een jaar geleden lag ik ziek in bed”, had ze daarover verteld. “Opeens hoorde ik aanbellen. Mijn moeder liep naar beneden en kwam even later met een man terug naar boven. Ze spraken Hongaars en dat versta ik niet zo goed. Ik luisterde hen af. Er was sprake van ‘schatje, maak dat je zo vlug mogelijk bij mij komt’. Iets later hoorde ik moeder zeggen dat ze het nog nooit zo goed had gehad, waaruit ik veronderstel dat ze met die man intieme betrekkingen had gehad. Zij maakte ook eten voor hem klaar, hij zei dat hij maar één kind van haar kon meenemen, zij mocht zelf kiezen. Toen hij naar buiten ging, keek ik door het venster en ik zag hem in een wagen met Duitse nummerplaat stappen.” Had Tündé deze verklaring verzonnen? Of had haar vader die haar ingefluisterd? Feit was dat haar uitleg een paar bedenkelijke hiaten in de verklaring van Andras Pandy adequaat opvulde. Opeens werd duidelijk waarom Edit Fintor was vertrokken en waarom ze alleen Andrea had meegenomen. Maar het verhaaltje was naar het gevoel van de commissaris iets te gepolijst om geloofwaardig te zijn. Monsieur raakte meer en meer geïntrigeerd door het dossier. Zeker toen hij las dat Daniël Pandy, Andras’ oudste zoon uit zijn eerste huwelijk met Ilona Sores, in de loop van maart 1988 totaal onverwacht was vertrokken. Hij had een volmacht achtergelaten waarin stond dat zijn vader en zijn oudste zus Agnes zijn auto mochten gebruiken. Zelf zou hij een jarenlange rondreis maken door Zuid-, Midden- en Noord-Amerika. Later meldde Andras dat de jongeman zich had gevestigd in Brazilië. Waarom hij zich niet administratief had laten uitschrijven of waarom hij de huur van zijn bankkluis niet had opgezegd, bleven open vragen die onbeantwoord bleven. In dezelfde periode was ook Ilona Sores met de noorderzon vertrokken uit haar huis in Molenbeek. Daar woonde ze sinds haar echtscheiding van Andras Pandy met haar zoon Daniël. Meubels en kledij had ze 16
achtergelaten, wat op zijn minst merkwaardig mocht worden genoemd. Na een paar dagen al was Agnes het appartement gaan ontruimen en had ze de sleutels van het pand aan de huiseigenaar teruggegeven. De teller stond nu al op vier. Vier verdwijningen in een en dezelfde familie? De commissaris geloofde al lang niet meer in toeval. Dat gevoel werd nog versterkt toen Monsieur las dat ook Zoltan Pandy sinds april 1988 geen teken van leven meer had gegeven. De jongeman verkeerde nochtans in blakende gezondheid, was bijzonder sportief en nam geregeld deel aan wielerwedstrijden. Alsof het allemaal nog niet genoeg was, bleef ook Tündé sinds juni 1988 onder de radar. Het meisje had nochtans met brio haar middelbare studies afgerond en stond op het punt geneeskunde te gaan studeren aan de VUB in Brussel. Commissaris Monsieur tokkelde met zijn vingers op het tafelblad terwijl hij in gedachten verzonken voor zich uitstaarde. Deze zaak leek hem veel complexer dan hij vooraf had ingeschat. Hoe groot is de kans dat zes familieleden in een tijdspanne van goed twee jaar verdwijnen zonder dat alle alarmsignalen tegelijk afgaan? Hier was slechts één keer, met veel moeite, aangifte gedaan, namelijk voor de verdwijning van Edit Fintor en haar dochter Andrea. Maar uitgerekend in die zaak waren er signalen waaruit moest blijken dat beiden nog leefden: de postkaart, het telegram, het koppel dat de dochter geruststelde. Waarom wekten de vier andere verdwijningen geen argwaan? Wat was er in die familie aan de hand? “Mijnheer Monsieur.” De commissaris keek verbaasd op. Dit keer gebruikte substituut Conincxs niet zijn titel om hem aan te spreken. Hij was niet alleen ontgoocheld maar ook een tikkeltje verontrust, want ze klonk behoorlijk geagiteerd toen ze hem sommeerde – en niet vroeg – naar haar kantoor te komen op de zesde verdieping van het justitiepaleis. “Hoe ver staat u met de zaak-Pandy?” wond ze er geen doekjes rond. “Ik heb alles geklasseerd en doorgelezen, zodat ik een algemeen idee heb”, antwoordde hij. “Volgens mij zit er inderdaad meer in dan er tot nu toe is uitgekomen.” “In dat geval verwacht ik maandag een proces-verbaal”, klonk het kortaf. Monsieur wist meteen wat haar bedoeling was. Met een proces-verbaal kon ze aan haar eigen overste bewijzen dat ze werk had gemaakt van het dossier. Zij, niet hij. De kans dat ze zelf op haar vingers was getikt omdat het allemaal zo lang duurde, leek hem niet gering. In een hiërarchie stroomt de ergernis altijd naar beneden en het zijn degenen aan de 17
DE Z A AK-PANDY
onderkant van de ladder die alle drek over zich heen krijgen. “Het is straks weekend…” probeerde de commissaris nog te protesteren, maar ze blokte hem meteen af. “Maandag. Dan kan ik meteen een onderzoeksrechter aanstellen.” Waarmee ze zichzelf duidelijk wilde ontdoen van elke verantwoordelijkheid, want van dan af was het aan de onderzoeksrechter om alle beslissingen te nemen. “Wie had u in gedachten?” vroeg de commissaris. De naam die ze noemde kon hij absoluut niet appreciëren. Tussen hem en die onderzoeksrechter was het al een paar keer tot een aanvaring gekomen. “Als ik met die man moet werken, is het binnen de kortste keren heibel”, stak Monsieur zijn afkeer niet onder stoelen of banken. “Dan verliezen we nog meer tijd omdat we elkaar constant in de haren zitten.” De substituut keek hem een ogenblik peilend aan van achter haar brilglazen. Met een kort knikje nam ze een lijst ter hand. “Eens kijken wie we nog hebben”, mompelde ze. “Bruno Bulthé. Kunt u daarmee samenwerken?” “Absoluut”, antwoordde de commissaris zonder aarzelen. Bulthé was een uitstekende keuze. Monsieur kende niemand die een dossier zo volledig beheerste als deze onderzoeksrechter. Hij gebruikte alle middelen die nodig waren, geen moeite was hem te veel. “Maandag hebt u het pv”, zei Monsieur, en hij verliet zonder verdere plichtplegingen het kantoor van de substituut.
ZORGEN OM EEN ZUSJE Voor hij zich kon concentreren op de verdwijning van de zes familieleden, was er een ander item in het dossier dat de aandacht trok van commissaris Monsieur. Op 19 februari was Agnes Pandy ondervraagd door een inspecteur van de gerechtelijke politie in Brussel. De inhoud van het proces-verbaal kwam aan als een stomp in zijn maag. Voor het eerst kwam hij meer te weten over de figuur Andras Pandy, van wie hij instinctief aanvoelde dat die een belangrijke rol speelde in de verschillende verdwijningszaken. De levensloop van de man mocht op zijn minst merkwaardig worden genoemd. Andras Pandy zou geboren zijn op 1 juni 1927 in Csap. Zou, want over zijn ware identiteit bestond twijfel. Een van zijn geadopteerde kinderen 18
had de speurders verteld dat haar pleegvader haar meermaals had verteld dat hij en zijn familie in de loop van de Tweede Wereldoorlog naar Siberië waren gedeporteerd. Daar zou op een nacht de broer van Andras Pandy zijn overleden. Volgens dat verhaal zou Andras de identiteitspapieren en zo de identiteit van zijn broer hebben overgenomen. Wat daar het voordeel van was, bleef echter onduidelijk. Csap hoorde in die tijd bij Tsjechoslowakije, maar werd later deel van Oekraïne. De ouders van Andras runden er een landbouwbedrijf. Na hun verhuizing naar Beregszasz, vlak bij de Hongaarse grens, concentreerden ze zich op de wijnbouw. Op het einde van de Tweede Wereldoorlog besloot Pandy uit voorzorg voor een zekere deportatie naar Hongarije te vluchten. Niemand van de familie ging met hem mee. Hij deed er zijn middelbare studies en volgde later theologie. In 1954 werd hij hulppredikant. Twee jaar later trad hij in het huwelijk met Ilona Sores. Zij was van Hongaarse afkomst en de oudste dochter van een azijnfabrikant. Hij leerde haar kennen in de kerk van Hajduhadhaz waar Pandy destijds als gereformeerd dominee werkte en waar Ilona het orgel bespeelde. Meteen na de Hongaarse Oktoberrevolutie van 1956 vluchtte Pandy met zijn echtgenote naar het Westen. Na omzwervingen in Oostenrijk en Zwitserland belandde het echtpaar in België. Hij werd protestants dominee en verbleef op diverse plaatsen in het Brusselse. Een jaar na hun aankomst in ons land werd Agnes Pandy geboren. Zij had een hazenlip. Drie jaar later zette Ilona een zoon op de wereld, maar ook dit kind was met een ingezakte borstholte slecht bedeeld door de natuur. Tussen de geboorte van Daniël en Zoltan zou het echtpaar een paar doodgeboren kinderen gekregen hebben die allen misvormd waren. Die ‘constructiefoutjes’ vertroebelden de verstandhouding tussen het echtpaar. Het kwam tot heftige discussies, waarin beiden elkaar de schuld gaven van de afwijkingen. In 1966 vroeg een zwangere Ilona de scheiding aan. Volgens Pandy zelf was dat een gevolg van een buitenechtelijke relatie van zijn vrouw met een zekere Robert. Van hem zou ze zelfs zwanger zijn geweest, maar het kind werd dood geboren. Na onderzoek bleek de man niet te bestaan, er werd in ieder geval geen enkel spoor van hem teruggevonden. Omdat Andras Pandy zich agressief gedroeg en zijn vrouw geregeld bont en blauw sloeg, vluchtte Ilona naar Hongarije. Verschillende bemiddelingspogingen door de Hongaarse Protestantse Kerk in België leidden niet 19
DE Z A AK-PANDY
tot een hereniging. Op aanraden van een psychologe werden de kinderen geplaatst. Dat bleef zo tot de echtscheiding, na een heftige strijd van drie jaar, officieel werd uitgesproken. Ilona keerde terug naar België, ging als werkvrouw aan de slag bij Union des Associations Internationales en werd omschreven als een fijne, hardwerkende vrouw die bovendien zeer proper, ordelijk en betrouwbaar was. Ondanks de scheiding liet Andras Pandy zijn ex-vrouw geen seconde met rust. Hij achtervolgde en terroriseerde haar. Een paar keer gaf ze aan collega’s te kennen dat ze voor haar leven vreesde. Pandy ontkende die beschuldigingen in alle toonaarden en zorgde voor zijn twee oudste kinderen, daarin bijgestaan door Anna Cserna, met wie hij op dat moment een relatie had. Volgens een commissie was hij beter in staat om voor zijn kinderen te zorgen dan Ilona. Commissaris Monsieur vond dat een zeer vreemde beslissing, want de feiten in het dossier spraken dat tegen. Op een dag liet hij zijn toen tienjarige dochter Agnes alleen achter in Sint-Pieters-Leeuw, met de opdracht om een andere vrouw te schaduwen. Dat zijn opvoeding op zijn minst niet onbesproken kon worden genoemd, bleek ook uit het feit dat Daniël Pandy op zijn veertiende meermaals van huis was weggelopen. Uiteindelijk was de jongen even geplaatst in een instelling in Mol. Na de scheiding van zijn eerste echtgenote bleef vader Pandy zoeken naar een nieuwe liefde in zijn leven. Hij plaatste verschillende advertenties. Op die manier maakte hij in 1977 kennis met Edit Fintor. Vreemd genoeg was het niet de jonge vrouw zelf die op de advertentie had gereageerd, maar haar moeder. Een jaar later kwam Edit tijdens de paasvakantie naar Brussel. Op dat moment was ze nog verwikkeld in een echtscheidingsprocedure met haar tweede echtgenoot Janos Agh, van wie ze twee kinderen had. Ook haar eerste huwelijk met Daniël Konczol had niet lang standgehouden. Uit dat huwelijk was Timea geboren. Andras Pandy adopteerde de drie kinderen van Edit, waardoor ze ook zijn naam kregen. Op vraag van Pandy nam de vijftien jaar jongere Edit ontslag als laborante in een Hongaars ziekenhuis. Twee jaar later, op 7 maart 1979, trouwde hij met haar. Samen kregen ze nog twee kinderen: Andras Aron en Marianna Reka. Maar ook dit huwelijk vertoonde al snel enkele barsten. Tot twee keer toe vroeg Pandy de echtscheiding aan. De eerste keer liet hij de procedure echter stopzetten omdat hij naar eigen zeggen “het belang van een scheiding niet langer inzag”. De tweede keer had zijn aanvraag 20
voor een echtscheiding te maken met zijn jongste dochter. In 1992 was het jongste kind Reka door de jeugdrechter bij een pleeggezin geplaatst. De echtscheiding moest Pandy helpen om het kind terug te krijgen. In zijn verzoek schreef hij letterlijk: “Voor het naar huis halen van het kind met de voornaam Marianna Reka is een legaal vonnis van de Rechtbank nodig en daarom verzoeken we dat de Rechtbank haar vonnis zo spoedig mogelijk velt.” De turbulenties rond het kind waren een rechtstreeks gevolg van het proces-verbaal dat commissaris Monsieur zo een ongemakkelijk gevoel bezorgde. Daarin werd Pandy door zijn dochters Agnes en Timea omschreven als een onverantwoordelijke vader. En dat was nog eufemistisch uitgedrukt, zo bleek toen de commissaris het dossier bestudeerde… Daarom verbaasde het hem dat de rechtbank zo gemakkelijk was ingegaan op het verzoek van de dominee. In het vonnis werd beide dochters uitdrukkelijk verweten dat ze het verkeerd voor hadden. Dit besluit leek Monsieur toch wel erg kort door de bocht. Hij kon zich niet van de indruk ontdoen dat Pandy zijn naam en faam als dominee in de weegschaal had gelegd om de rechter te beïnvloeden, ja, zelfs te misleiden. Uit gesprekken met zijn kinderen kwam hij immers naar voren als een vader die zich gedroeg als een pasja. Thuis vrienden ontvangen mocht niet, want zelf mochten ze ook niet bij die vriendjes gaan spelen. Dan verloor hij zijn invloed en controle. Vakanties waren zonder meer de hel voor Pandy, en dus ook voor zijn kinderen. Zeker de zomervakantie was door de lange duur een haast onoverkomelijk probleem. Om zijn kinderen bezig te houden, liet de huisvader potten zwarte verf aanrukken. Daarmee moesten ze alle meubels zwart verven. Dat was eigenlijk niet zo moeilijk, want met zwart bedek je alles. Maar van zodra ze dat karwei achter de rug hadden en de verf was opgedroogd, kregen ze de opdracht om de meubels nogmaals te overschilderen. Dit keer met witte verf. Met witte verf bedek je niet alles en al zeker geen zwarte verf. Dus hadden ze twee tot drie lagen nodig. Wanneer ze daar eindelijk mee klaar waren, was de vakantie voorbij en was Pandy tevreden. Zijn kinderen hadden zich ‘geamuseerd’. Pandy bleek bijzonder inventief te zijn in het bedenken van nutteloze opdrachten. In het huis langs de Nijverheidskaai had hij een opslagplaats voor hout die geregeld moest worden bijgevuld. Ook dat karwei liet hij over aan zijn kinderen. Zij moesten de stronken klieven en zagen tot 21
DE Z A AK-PANDY
ze de gewenste lengte hadden, geen centimeter te kort, maar ook geen centimeter te lang. Daar werd op toegekeken met de meetlat in de hand. Al die zaken waren voor Monsieur al hallucinant genoeg, maar Andras Pandy deed de meisjes nog iets aan wat onnoembaar veel erger was. “Toen ik dertien à veertien jaar oud was, werkte mijn vader als protestantse dominee”, vertelde Agnes in 1992 over die passage in haar leven. “Op dat ogenblik was de benedenverdieping van ons huis ingericht als gebedsruimte. Elke zondag droeg mijn vader er protestantse erediensten op die werden bijgewoond door Hongaren die in de omgeving van Brussel woonden. Als jong meisje nam ik deel aan die erediensten. Ik luisterde vol bewondering naar de preken van mijn vader. Na een van die plechtigheden sprak hij me aan. Volgens hem had ik de hele tijd verliefd naar hem zitten kijken. Maar ik was helemaal niet verliefd op hem, dat was een interpretatie van mijn vader. Hij zei dat ik een mooi en aantrekkelijk meisje was en dat hij zelf ook verliefd op mij was. Hij beweerde dat het zijn taak als vader was om zijn dochter in te wijden in de seksualiteit. Over seks wist ik op dat moment niet veel. Enkel wat ik er op school over gehoord had. Mijn vader begon me meer en meer te vleien over mijn uiterlijk en mijn intelligentie. Al was ik nog maar een prille tiener, zelf noemde hij mij een jonge vrouw. Op een avond maakte ik aanstalten om te gaan slapen. De deur van mijn kamer ging open. Mijn vader kwam binnen. Hij droeg een pyjama en kwam bij me staan, allerlei lieve woordjes fluisterend. Opeens omhelsde hij me. Hij zei dat hij me ging tonen hoe een man en een vrouw de liefde bedreven. Hij leidde me naar het bed en ging samen met mij liggen. Hij streelde mij en kleedde mij ondertussen uit. Zelf trok hij zijn pyjamabroek uit. Hij kwam boven op mij liggen en zei dat hij zijn penis niet in mijn vagina zou brengen omdat ik daar nog te jong voor was. Wel maakte hij bewegingen waarbij zijn penis tegen mijn vagina wreef. Dat duurde tot hij ejaculeerde. Hij ving het sperma op in een zakdoek die hij bij de hand hield. Daarna stond hij op, kleedde zich terug aan en verliet onmiddellijk en zonder nog iets te zeggen mijn kamer. De feiten hebben zich een zestal keer voorgedaan in een tijdspanne van één jaar. Zelf realiseerde ik mij op die leeftijd niet dat de handelingen van mijn vader abnormaal waren. Ik geloofde dat een en ander paste in mijn seksuele opvoeding. Natuurlijk vroeg hij mij om het aan niemand 22
te vertellen. ‘Dit is ons geheim’, zei hij steeds. Ik heb er met niemand over gesproken uit vrees dat mijn vader me zou straffen als ik het wel deed. Hij dreigde weleens met het verbeterings gesticht voor het geval ik ongehoorzaam zou zijn.” Commissaris Monsieur sloot even de ogen. Zelfs voor iemand met zijn ervaring bleef het moeilijk om dergelijke verhalen te lezen. Hij vond het ronduit wraakroepend dat sommige mannen op die manier misbruik maakten van hun status, macht en het blinde vertrouwen van hun eigen kinderen. Met een pervers genoegen verwarden ze bewust de natuurlijke adoratie van hun kind voor seksuele signalen. Monsieur moest zichzelf verplichten verder te lezen. Acht jaar lang was er na dat eerste misbruik niets meer gebeurd. Pas op haar tweeëntwintigste, in januari 1980, zocht haar vader opnieuw lichamelijke toenadering tot Agnes. Dat was amper een jaar nadat hij was getrouwd met Edit Fintor. “Hij sprak over het feit dat hij veel van mij hield en dat hij voelde dat ik ook veel van hem hield”, vertelde Agnes. “Op die leeftijd realiseerde ik mij natuurlijk wel dat het niet normaal was dat een dochter betrekkingen had met haar vader. Toch verzette ik mij niet. Dat kwam omdat ik door de jaren heen zo in de ban was geraakt van mijn vader, dat ik zijn toenaderingspogingen niet durfde af te wijzen. Ik zag geen enkele uitweg en durfde er met niemand over te spreken. Toen hij de eerste keer sinds lang mijn kamer binnenkwam, begon hij me te vleien met allerlei complimentjes, streelde mij en kleedde me uit. Toen ik naakt was, trok hij zijn pyjama uit en kwam bij mij in bed liggen. Hij kwam boven op mij liggen en penetreerde me deze keer wel. Op die manier werd ik door mijn vader ontmaagd. Net voor hij ejaculeerde, trok hij zich terug.” Monsieur las dat het misbruik negen jaar lang had aangehouden. De frequentie verschilde van periode tot periode. “Soms gebeurde het wekelijks, soms hadden we gedurende maanden geen gemeenschap”, zei Agnes. “Na de eerste keer speelden de feiten zich af in de kamer van mijn vader. Ik ging daar altijd naartoe op zijn verzoek. Voor zover ik weet, hebben mijn stiefmoeder noch mijn stiefzussen ooit iets gemerkt van onze incestueuze relatie. Hij heeft nooit geweld moeten gebruiken. Ik was geestelijk zodanig door hem geconditioneerd dat ik het als vanzelfsprekend beschouwde.” Op de duur begon de coïtus interruptus hem te vervelen. Afstappen in Schaarbeek als je in Gare du Midi moest zijn, was ook niet alles, en dus 23
DE Z A AK-PANDY
had Pandy van zijn dochter geëist dat ze de pil zou slikken. Het misbruik hield pas op toen Agnes een vaste vriend leerde kennen. Nog één keer probeerde haar vader met haar te vrijen, maar Agnes woonde op dat moment alleen en de jonge vrouw durfde hem dit keer wel af te wijzen. “Ik heb sinds maanden elk contact met hem verbroken”, vertelde ze in 1992. “Ik voel me thans misbruikt door mijn vader die jarenlang het vertrouwen en de bewondering die ik voor hem koesterde heeft misbruikt om zijn eigen lusten te kunnen botvieren.” Op de vraag waarom Agnes pas nu haar verhaal deed, terwijl ze in 1987 al eens was verhoord in het kader van een familiaal onderzoek en toen had gezwegen, antwoordde ze dat ze zich zorgen maakte om haar halfzusje Reka. “Zij is nu tien jaar,” zei Agnes, “en woont nog altijd bij mijn vader. Ik vrees dat zij mogelijk ook het slachtoffer zal worden van zijn seksuele driften. In het belang van haar geestelijke en lichamelijke ontwikkeling wordt zij beter onttrokken aan de hoede van mijn vader. Hetzelfde geldt trouwens voor mijn halfbroertje, die momenteel twaalf jaar is.” Pas drie maanden later was men erin geslaagd om Andras Pandy te verhoren over de aantijgingen van zijn oudste dochter. Hij was niet onder de indruk. “Ik weerleg formeel de beweringen en beschuldigingen vanwege Agnes als zou ik in het verleden een incestueuze relatie met haar hebben gehad”, liet hij officieel optekenen. “Deze aantijgingen zijn pure verzinsels en leugens die op niets gebaseerd zijn. Ik denk te weten waarom ze mij beticht. Nadat mijn tweede echtgenote mij in de loop van 1986 had verlaten, nam Agnes tijdelijk de opvoeding van de jongere kinderen en de huishouding van het gezin op zich. Ze deed dit geheel vrijwillig. Drie jaar later liet ik in een aantal Hongaarse dagbladen contactadvertenties plaatsen in de hoop om op die manier een nieuwe levenspartner te vinden. Enkele dames hebben daarop gereageerd en zijn naar Brussel gekomen. Agnes heeft zich daar altijd tegen verzet. Tot dan hadden wij een normale vader-dochterrelatie. Maar die verzuurde helemaal, volgens mij omdat Agnes jaloers was. Ik zeg dit niet zomaar. Nadat een van de Hongaarse dames mij in Brussel was komen opzoeken, stelde Agnes voor om mijn vrouw te worden. Daarbij liet ze ondubbelzinnig verstaan dat zij zich volledig ten dienste van mij zou stellen, zowel wat de huishouding betrof als op seksueel 24
vlak. Ik heb dat voorstel van Agnes resoluut afgewezen. Volgens mij wil ze zich nu wreken voor die afwijzing door al die verzinsels over mij rond te strooien.” “Is dat ook de reden waarom je haar verzocht om te verhuizen?” had de inspecteur die het verhoor afnam vijf jaar eerder gevraagd. “Nee, dat had daar niets mee te maken”, luidde het antwoord. “In 1990 stelde ik vast dat Agnes contact had gezocht met de Sekte der Onsterfelijken. Zij verkondigden theorieën over begrippen als ‘zelfverlossing’, ‘zelfgenezing’ en ‘onsterfelijkheid’. Buiten mijn weten had Agnes de andere kinderen meegenomen naar deze sekte. Achteraf had ze hen doen liegen. Ze moesten zeggen dat ze naar de bioscoop waren geweest. Toen ik dat te weten kwam, heb ik haar voor de keuze gesteld: de sekte verloochenen of ons gezin verlaten. Zij koos voor het laatste.” Agnes had tijdens haar verhoor verteld dat ook haar stiefzussen Timea en Tündé door hun vader misbruikt waren. In 1984 was Timea zelfs zwanger geraakt. Andras zou aan Agnes gezegd hebben dat hij de vader was. “De zwangerschap van mijn stiefzus en de geboorte van haar kind Mark heeft indertijd geleid tot een onderzoek door de dienst Bijzondere Jeugdzorg”, vertelde Agnes daarover. “Mijn vader weigerde daaraan mee te werken en heeft ons altijd voorgehouden dat Timea in verwachting was van een leraar. Het belette hem niet om alles in het werk te stellen om de zwangerschap geheim te proberen te houden. Timea leefde ondergedoken en mijn stiefmoeder simuleerde naar de buitenwereld toe een zwangerschap in afwachting van Timea’s bevalling. Nadien heeft mijn vader alles in het werk gesteld om Mark te adopteren. Maar mijn halfzus heeft dat verhinderd en is uiteindelijk naar Canada gevlucht.” Monsieur las dat Andras Pandy die aantijgingen eveneens had gepareerd. “Ik weerleg formeel dat ik de natuurlijke vader van Mark zou zijn”, had hij met grote stelligheid beweerd. “Alleen Timea kan daarover duidelijkheid geven. Maar zij verblijft in Canada.” Commissaris Monsieur voelde hoe zijn nekhaartjes overeind gingen staan. Was er dan sprake van een zevende verdwijning? Na wat zenuwachtig gerommel in het dossier ontdekte hij dat dat niet het geval was. Timea leefde nog. De teller bleef gelukkig op zes staan.
25
DE Z A AK-PANDY
DE THEORIE VAN HET SPERMADOEK In de hoop meer te weten te komen over het onderzoek door Bijzondere Jeugdzorg, besloot commissaris Monsieur bij deze dienst zijn licht te gaan opsteken. Zij waren inderdaad op de hoogte van de door Agnes aangehaalde feiten. In 1984 had de toen twintigjarige Timea zelf contact opgenomen met hen. Ze was toen al zwanger. Hoe manipulatief en sluw Pandy was, bleek uit de verklaring die ze toen had afgelegd. “In mijn puberteit had ik voortdurend menstruatiestoornissen”, las de commissaris. “Op mijn zeventiende ging ik samen met mijn ouders naar een gynaecoloog. Mijn moeder was toen hoogzwanger van mijn zusje Reka. De gynaecoloog onderzocht mij niet, maar zei dat het wel zou overgaan wanneer ik zou trouwen en kinderen krijgen. Korte tijd later wilde mijn vader mij spreken. Hij vertelde dat de gynaecoloog hem gezegd had dat ik seksueel contact nodig had. Hij zei dat ik risico liep geestelijk gestoord te worden, en waarschijnlijk zou ik ook geen kinderen kunnen krijgen als ik niet snel seks had. Hij wilde mij graag helpen. Ik moest het maar zien als het nemen van een medicijn. Ik was natuurlijk erg geschrokken en wilde maar al te graag zijn ‘hulp’ aanvaarden. Wel wilde ik eerst nog met de gynaecoloog praten. Dat mocht ik niet van mijn vader, want de dokter zou zulke dingen nooit aan minderjarigen vertellen, alleen aan hun ouders. Wat voorbehoedsmiddelen betrof, hoefde ik niet bang te zijn, hij zou goed oppassen. Toen vertrouwde ik hem nog blindelings. Later begon ik te twijfelen. Ik wilde ophouden, maar telkens verzekerde hij mij dat ik het echt nodig had, want ik begon weer domme dingen te doen. Volgens hem was mijn eigen denkwijze helemaal verkeerd, zelfs heel gevaarlijk voor mijzelf. Als hij met mij mocht vrijen, redeneerde ik weer juist. Maar dat was ik niet, dat waren zijn gedachten die ik dan helemaal na-aapte. Op een dag zei ik hem dat ik me gebruikt voelde. Hij reageerde verontwaardigd. Hoe kon ik zo ondankbaar zijn, terwijl hij juist zo goed was voor mij? Hoe durfde ik zulke gedachten in mijn hoofd te halen? Dat was volgens hem nog maar eens het bewijs dat ik seks nodig had. Het werkte. Ik had weer schuldgevoelens tegenover hem en tegenover mezelf. Dat bleef duren tot hij me zwanger maakte. Die zwangerschap bracht een hele verandering met zich mee. Ik werd me meer bewust van mezelf, voelde mij plots ook heel verantwoordelijk voor mijn kindje. Het 26
contact met mijn moeder verbeterde enorm. Vroeger mocht ik van mijn vader haar liefde niet aanvaarden, moest ik haar minachten gelijk hij dat deed. Maar toen voelde ik mij vrij van de verplichting het ‘medicament’ nog langer te nemen. Wat was mijn moeder goed. Zij zorgde voor mij en mijn toekomstige kindje. Ze stelde geen vragen. Ze steunde mij enorm. Wij hadden elkaar teruggevonden en dat maakte mij sterker tegenover mijn vader.” Om het verhaal dat Timea had opgehangen onderuit te halen, spande Pandy zijn tweede vrouw voor zijn kar. In een met de hand geschreven en vijf bladzijden tellend document gaf zij een heel ander relaas van de feiten dan haar dochter had gedaan. “Op 18 februari 1984 was Timea al om zes uur gaan joggen samen met de andere meisjes. Mijn man en ik stapten om halfzeven uit bed na seksueel contact te hebben gehad. Dan zijn ook de meisjes moe van het lopen thuisgekomen. Timea zei dat ze het koud had. ‘Jullie bed is nog warm’, zei ze. ‘Ik ga gauw onder jullie warme dekens liggen.’ Ik zei: ‘Jij mag daar niet gaan liggen, geen sprake van, jouw plaats is in je eigen bed.’ Daarna ben ik naar de wc gegaan. Vervolgens keerde ik terug naar de kamer waar de meisjes zich omkleedden. Ik vroeg waar Timea was. ‘Boven in jullie bed’, antwoordden ze. Onmiddellijk ben ik naar onze slaapkamer gegaan. Timea lag onder de dekens. Ik riep: ‘Om Gods wil, ga uit dat bed.’ Ik schaamde mij omdat ik wist dat de handdoek waarmee we ons hadden afgeveegd na ons seksueel contact daar nog lag. Ik hief de dekens op en zag dat Timea met de doek tussen haar benen wreef om het zweet af te vegen.” Monsieur leunde verbijsterd achterover. Dit kon niet waar zijn! Dit was te gek voor woorden, maar toch was de verklaring ondertekend door Edit Fintor zelf. Dat had een notaris bevestigd. De vrouw had ook nog vermeld dat Timea gevraagd had haar zwangerschap voor buren en kennissen te verbergen. Daarom smeekte ze haar moeder om een zwangerschap te simuleren. Edit was daarmee akkoord gegaan en had het spel meegespeeld. De commissaris wist niet wat hij las. Dit was zonder meer monsterachtig. Pandy was duidelijk een meester in het manipuleren. Niet alleen kinderen wist hij te kneden naar de vorm die hij voor ogen had, ook volwassenen ontsnapten er niet aan. De verklaring van Edit was haar waarschijnlijk ingefluisterd en gedicteerd door Pandy zelf. Alleen de pen had hij niet gehanteerd, dat zou te opvallend zijn geweest. 27