Onvoltooid verleden tijd issu

Page 1

INHOUD

PROLOOG

Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg ‘MIJN WONDERJAREN’ 11

Over muzikant worden, Les Jeunes, Purple Bus en Octupus ‘MUZIEK WAS MIJN ROEPING, MAAR IK KON MEZELF NIET VINDEN’ 41

Over mijn jaren bij Soulsister

‘JAN EN IK WAREN VERSCHILLEND, MAAR DAT WAS IDEAAL’ 65

Als muzikale duizendpoot op naar mijn zeventigste verjaardag

‘ONGELOFELIJK TROTS OP MIJN NIEUWE PLAAT’ 99

Over popsongs en of ik wel sant in eigen land ben

‘HET BESTE MOET MISSCHIEN NOG KOMEN’ 123

Over de vrouwen en kinderen in mijn leven

‘IK HEB UITEINDELIJK DE VROUW VAN MIJN LEVEN GEVONDEN’ 137

EPILOOG 163


PROLOOG

4 januari 2017. Toen ik mijn ogen opende, was alles eerst wazig. Na enkele seconden zag ik recht boven me een grote spot met verschillende lichtpunten. Ik hoorde geroezemoes en zag rondom me, nog steeds half verblind, individuen in groene gewaden, dito maskers en mutsen. Ik kromp ineen van de pijn; vermoedelijk was dit de pijn die je voelt als er iemand met brute kracht een sabel langs je achterste tot tegen je maag ploft. Ik begon te kermen, want dit was onhoudbaar. Zulke razende pijn had ik nog nooit gevoeld in mijn toch al vrij lange leven. Na twintig seconden hoorde ik iemand roepen: “Ja, hij is wakker!” Toen gleed de pijn opeens weg en kwam ik tot het besef dat ik ineengedoken op een operatietafel zat. De pijnstillers werkten meteen, gelukkig. Of ik wel degelijk bij mijn positieven was, werd routineus getest door de verpleger die mij vroeg: “Wat is uw naam en geboortedatum?” “Paul Michiels, 15 juni 1948”, kreunde ik vastberaden. De ingreep, die twee uur geduurd had, bestond uit het verwijderen van twintig centimeter dikke darm waar een overigens compleet goedaardige poliep te diep in het weefsel zat en niet met een lusje gevangen kon worden tijdens een coloscopie.

7


P ROLOOG

Nooit eerder had ik in een ziekenhuisbed gelegen, terwijl ik toch de 70 naderde. Plots werd ik geconfronteerd met mijn eigen kwetsbaarheid. Voor het verplegend personeel, dat mij moest verzorgen en wassen, had ik ongelofelijk veel bewondering; engelen, waren het. Bezoek was niet welkom; ik wilde mezelf in die toestand niet tonen aan de mensheid, daar was ik te fier voor. Die operatie was een ommekeer in mijn leven. Maar tegelijkertijd bleek ook ik niet klein te krijgen. Met een maag- en penissonde en een drainagedarmpje aan de binnenkant van mijn buikvlies kon ik gedurende drie dagen niet voor- of achteruit. De vierde dag moest ik winden proberen te laten, maar het waren telkens bloedbommen in het toilet. “Dat is normaal”, zei de chirurg, “het operatiebloed moet eerst uit je lichaam.” Na vijf dagen mocht ik het ziekenhuis verlaten, volgens de dokters wegens mijn ‘goede conditie’. Ik had vooraf niemand op de hoogte gebracht, zodat ik geen bezoek moest ontvangen en heerlijk alleen kon herstellen zonder bloemen of cadeautjes. Ik moest er alleen door! Ik las boeken en keek naar films terwijl ik daar lag, me ergerend aan al die rommel waaraan ik verbonden zat. Enkele weken later stond ik opnieuw hout te hakken en opeen te stapelen in de tuin. Alles kwam goed.

dan jaren in een mensonterende toestand te moeten wachten op de dood. Maar zover is het nog lang niet. Soms heb ik het gevoel dat ik geboren ben in de middeleeuwen en dat ik als kind in een sciencefictionachtige tijdsversnelling ben terechtgekomen. Hoe ik vanaf de Wereldtentoonstelling in 1958, toen ik tien jaar oud was, in een tijdspanne van 60 jaar de wereld heb zien veranderen, dat is uniek in de geschiedenis van de mensheid. Veel van mijn leeftijdsgenoten hebben de sprong naar de digitale wereld gemist, wat op zich niet erg is. Ik ben er echter nog net overgewipt door constant omringd te zijn door de jongere generatie. Ik voel mij daardoor alsof ik ‘leeftijdsloos’ ben, of ‘van alle tijden’. Ageless, de titel van mijn nieuwe plaat, vat het perfect. Ik voel me fitter en gezonder dan ooit. Ik blijf mijmeren over alles wat mij te beurt viel in mijn toch al lange bestaan met mooie en minder mooie kanten. Soms kommer, kwel en ergernis maar ook hemelse momenten van geluk, voorspoed en succes. Dit is het verhaal van een sterveling, wat we uiteindelijk allemaal zijn. Dit is mijn ‘onvoltooid tegenwoordige’ levensavontuur…

Natuurlijk weet ik dat ik sterfelijk ben. Maar alhoewel ik zeventig ben, voel ik me helemaal nog niet oud en zo zie ik er ook niet uit. Ooit komt de dag dat ik niet meer vooruit zal geraken, dat ik niet meer op een podium zal staan. Dat is nu eenmaal het lot en dat is voor iedereen hetzelfde. In elk geval: liever in één keer weg,

8

9


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg ‘MIJN WONDERJAREN’


INTRO

Heist-op-den-Berg in de Zuiderkempen, tussen Aarschot en Lier,

daar liggen mijn roots. Als zoon van de plaatselijke melkboer, kreeg ik de bijnaam ‘Polle Pap’, die ik intussen moe gehoord ben. Ik ben

als kind en jongeling erg gelukkig geweest in Heist: onbezorgd, in de watten gelegd in die wonderlijke jaren 50 en 60. Maar ik ben er ook rusteloos geweest, al van jongs af op zoek naar avontuur. Al

heel vroeg wist ik: ik ging het maken, ik zou een artiest worden, de mensen entertainen! School, dat was niets voor mij. Daar had ik geen geduld voor. Maar voor muziek des te meer.

Mijn vader Karel Michiels, door de meeste mensen ‘Charel’

genoemd, werd geboren in 1922. Zijn vader, mijn grootvader, Bonifacius Michiels, ook de patroonheilige van de kerk van

Booischot heette zo, afkomstig uit Tongerlo, was een respectabele boer uit Booischot. ‘Bon’, zoals hij bekendstond, en mijn grootmoeder hadden in totaal zeven kinderen... Mijn grootmoeder is

gestorven bij de geboorte van Rosa, haar laatste kind en de jongste zus van mijn.

13


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

Ons vader was nog maar een jaar of tien toen hij zijn moeder verloor. Mijn grootvader is toen getrouwd met zijn schoonzus. Dat was eigenlijk bijna een nonnetje. Of zij samen sliepen, weet ik niet. Het was een soort verstandshuwelijk: mijn grootvader had iemand nodig die de kinderen zou grootbrengen. Het waren barre tijden, tussen de twee wereldoorlogen in. Mijn grootvader was een heel fiere mens. Mijn ijdelheid heb ik van hem, en van mijn vader. Mijn vader had altijd een kammetje bij voor zijn haar als hij buiten kwam. Je kon aan die mensen niet zien dat ze boeren waren. Zij vonden hun voorkomen belangrijk, net als ik. Mijn moeder, Madeleine, was een cafédochter uit Heist-op-denBerg. Dat café, ’t Pleintje, zou een cruciale rol spelen in mijn leven. In vergelijking met Booischot, een echt boerengat, viel er in Heist toch iets meer te beleven. Mijn moeder was de dochter van Florent en Hortensia VermeulenVermuyten. Ze was enig kind. Mijn grootouders hebben ’t Pleintje, dat onder aan de berg in Heist stond, geopend in 1935. Mijn grootmoeder was toen 32 jaar, en zij hield het café open. Mijn groot­ vader Florent werkte aan de dokken in Antwerpen. ‘Moeke Stanske’, zoals we mijn grootmoeder noemden, stond altijd alleen in het café. Als mijn grootvader thuiskwam van zijn werk aan de dokken, te voet met zijn fiets aan de hand, kon hij nog nauwelijks stappen of rijden; hij zette al eens graag de bloemetjes buiten. Hij was nogal een pateeke… misschien heb ik mijn streken wel van hem.

14

DE MELKMAN EN DE CAFÉDOCHTER

Het was na de zomer van 1942 dat mijn ouders Charel en Madeleine elkaar voor het eerst zagen boven op de berg in Heist-op-den-Berg. De vroege, warme septemberzon scheen door de volwassen beuken op het kerkplein aan het gemeentehuis en de pastorij. Zij, zestien jaar, stond samen met andere schoolmeisjes water te pompen in kruiken van de naaischool. Hij, de twintigjarige boerenzoon uit Booischot, stond te pronken met de mooiste prijsbeesten van de boerderij op de Landbouwdag die in Heist tot de dag van vandaag elk jaar in september plaatsvindt. Het toeval wilde dat in ’t Pleintje de theorieles van de autorijschool werd gegeven en dat Charel er les volgde om te leren hoe de motor van een auto werkte. Mijn ouders werden verliefd en trouwden op 18 maart 1944. Zij moest in juli nog achttien worden, hij werd in september tweeëntwintig. Charel, die intussen de boerderij in Booischot had verlaten, nam voorlopig samen met mijn moeder zijn intrek op de bovenverdieping van het café. Het was nog volop oorlog begin september 1944 en mijn moeder, net achttien jaar oud, lag hoogzwanger achter in de kamer te rusten, toen ze door het raam keek en Amerikaanse vliegtuigen (met zweefvliegers eraan vastgemaakt) vanuit een tussenbasis in Londen richting het Ardennenoffensief zag vliegen. Er zijn er weinig levend van teruggekeerd… Ook denderde het Amerikaanse konvooi met tanks en legerauto’s door Heist, voorbij ’t Pleintje, op weg naar de Ardennen. Het was een nooit gezien spektakel voor de dorpsbewoners. Op een van die legertrucks zag mijn vader de naam Ella staan, waarschijnlijk naar de beroemde Amerikaanse jazzzangeres Ella

15


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

Fitzgerald. Toen is mijn vader naar binnen gelopen om te zeggen: ”Madeleine, als het een meisje is, heb ik een naam: Ella!” Mijn oudste zus Ella werd op 12 september 1944 geboren. Mijn moeder vertelt nog steeds dat Amerikaanse G.I.’s, die in Heist gelegerd waren en veel in ‘t Pleintje zaten, Ella geregeld kwamen halen om met haar te gaan wandelen. Ze ging van de ene soldatenarm op de andere! Uiteindelijk kreeg moeder nog twee dochters: Maria, in oktober 1945, en Annitta, in mei 1947. Het was op 15 juni 1948 rond half vijf ’s morgens dat ik geboren werd, in een piepklein arbeidershuisje in de Spoorwegstraat op Heist Statie. Eindelijk hadden Charel en Madeleine een zoon, die ze Paul noemden. De stamboom was verzekerd. Mijn moeder vertelt nu nog dikwijls dat het de avond voordien onrustig, broeierig en onweerachtig weer was. Misschien een voorbode voor mijn komst… Mijn moeder was 22, was vier jaar getrouwd en had al vier kinderen om op te voeden… Wie na de oorlog de handen uit de mouwen stak, kon goed geld verdienen. Mijn vader begon met een melkronde, die hij zijn hele leven is blijven volhouden tot hij ziek werd. Vroeger hadden ze op de boerderij ook al een huis-aan-huismelkbedeling met paard en kar. Hoewel mijn vader een heel intelligente man was, is hij maar tot zijn veertiende naar school mogen gaan. Hij moest meewerken op de boerderij, want een boerenzoon was waardevol op het veld. Ik denk niet dat hij daardoor gefrustreerd was. Zijn uitgangspunt was altijd: “We moeten vooruit, ik heb vier kinderen en we zullen wel zien.”

16

Mijn vader leverde verse melk bij de mensen thuis. Eerst deed hij dat met de fiets, waaraan hij langs weerskanten de melkbussen hing. Later kon hij met de winst een triporteur kopen, zo’n grote bakfiets met drie wielen en een handrem onder het zadel. Mensen hadden nog niet veel in die barre tijden net na de oorlog. Nog later kon mijn vader een tweedehandsauto kopen, een groene Austin-camionette. Ik heb nog een vaag beeld van toen ik twee jaar oud was: samen met mijn zusjes vanachter het gordijn aan het venster, ik op de arm van Ella, zag ik hem pronken met zijn eerste auto. Mijn vaders melkronde was gedaan rond één uur ’s middags. Daarna nam hij zijn visgerief en ging hij vissen. Hij was een van de beste vissers op de Nete, vooral snoekvissen was zijn specialiteit. Hij speelde ook heel goed biljart. Mijn vader was echt een gelukkige man. Hij maakte grapjes, maar had ook zijn principes. Hij was natuurlijk een sociale mens omdat hij elke dag bij de mensen binnenkwam. Mijn vader was van het dorp: hij was de melkman en hij zorgde ervoor dat iedereen hem goed gezind was. Iedereen zag die mens graag. Mijn vader was een bescheiden man. Hij was geen artiest, maar hij kon wel van alles. Hij kon van niets iets maken. Dat was typisch voor hem. Hij heeft niet lang mogen studeren, maar was toch slim door zelfstudie. Hij wist alles over de sterren, las daar boeken over en hij kon foutloos en mooi schrijven. Mijn vader had ook een wiskundeknobbel, en heeft mij heel veel geholpen bij mijn reken­ oefeningen van school. Mijn vader was misschien wel de meest zachtaardige persoon die ik ooit gekend heb. Hij deed net als ik graag zijn eigen zin, maar ik ben minder bescheiden dan hij was.

17


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

Hij was een schone mens, een knappe vent ook. We leken heel sterk op elkaar… Ook ons moeder was een knappe vrouw die steeds mooi uitgedost was. Zij trok vaak mee op melkronde en heeft altijd hard gewerkt. Ze was een fiere vrouw, en dat zie je ook op de trouwfoto. Als je trouwfoto’s bekijkt uit de jaren 40, dan zie je meestal oude, slechtgeklede mensen staan. Mijn moeder staat erop als een mooie vrouw, met zwart haar en blauwe ogen. Ze kleedde mij ook altijd goed. Ze ging met mij winkelen in Antwerpen of liet een kostuum maken in Heist. Daar was een heel goede kleermaker, Fons Liekens in de Kattestraat, en elk jaar kreeg ik een kostuumpje. Ze zorgde ervoor dat ik er piekfijn bijliep! Als je een foto van mijn plechtige communie zag, dan zou je denken dat die net uit een boekje komt. Ik hield daarvan want ik droeg graag mooie kleren. Ik was een ijdel kind. Als peuter zat ik lange tijd in een houten looppark naast de Leuvense stoof van het piepkleine huisje dat wij betrokken aan het station. Mijn moeder had het zo druk met haar vier koters dat ze mij in mijn kleine domein liet staan tot ik bijna twee jaar oud was. Ineens merkten ze op: “Hé kijk, ons Pauleke kan lopen!” Toen werd ik bevrijd en ging ik voor het eerst, maar zeker niet voor het laatst, in mijn leven op verkenning. Ik was als kind, en later als jongeling, nooit thuis; je kon me altijd buiten vinden. Ze moesten me altijd komen zoeken. Thuis viel er niets te beleven, de buitenwereld vond ik een groot avontuur. Heist was voor mij een soort van burcht waar ik me overal kon verstoppen. Ik had overal vrienden en kampen. Ik was niet ongelukkig thuis, maar voelde me beter als ik weg was.

18

BROEK VERSLETEN OP DE SCHOOLBANKEN

Mijn ouders waren best streng. We moesten steeds op tijd thuis zijn. Maar er werden zeker geen slagen uitgedeeld. Er werd ook nooit geknuffeld thuis, wat ik nu wel doe met mijn kinderen. Seks was iets vies, daar werd niet over gesproken. Net als politiek. Tot wij twaalf jaar oud waren, moesten we naar de kerk. Daarna hoefde dat niet meer. Mijn ouders hielden graag ‘de kerk in het midden’: twee zussen liepen school bij de nonnetjes, mijn jongste zus en ik gingen naar het atheneum. We waren geen traditioneel katholieke familie, maar ook geen socialisten of liberalen. Wij waren neutraal. De kleine wereld was thuis, de grote wereld ben ik gaan zoeken. We zijn als gezin nooit samen op reis geweest of naar de zee gegaan. Dat was toen de mentaliteit. Heist-op-den-Berg was groot genoeg. We moesten van onze ouders in onze kindertijd wel iedere zomer voor twee weken met de Mutualiteit op vakantiekolonie naar zee. Het was ‘van moeten’, want ik hield er niet van om zo lang weg van huis en van mijn zussen te zijn. Het leek daar soms een beetje op een tuchtkamp. De monitrices waren ook niet altijd even lief; er waren nogal wat zelfingenomen trutten bij. Achteraf bekeken heeft mij dit wel sterker gemaakt. Ik heb er geleerd om mijn plan te trekken. Ook mijn mensenkennis werd daar nog eens extra aangescherpt. Mijn ouders werkten hard om vooruit te komen en in 1951 konden ze in het centrum van Heist een groot huis kopen. Het was een herenhuis, van eind jaren 30, in de Frans Coeckelberghsstraat. Als je vanop een afstand goed keek naar de voorgevel zag je dat er links aan de voordeur iets in de steen gebeiteld was. Dat moet vlak na de

19


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

oorlog gebeurd zijn, drie jaar na mijn geboorte. De vorige eigenaar bleek tijdens de oorlog met de Duitsers gecollaboreerd te hebben. Die swastika in de muur was het werk van de Witte Brigade. De verhuis naar onze nieuwe woning gebeurde met de groene Austin. Mij hadden ze tussen de stoelen en kasten gestoken tijdens de ritten van het station naar het dorp en terug. In het huis in de Frans Coeckelberghsstraat zijn we opgegroeid en de jaren 50. Daar beleefden we echt onze wonderjaren. In diezelfde straat, 300 meter verder, lag het Atheneum, de school waar ik twaalf jaar lang mijn broek heb versleten. Op mijn twaalfde speelde ik het meest met mijn vriendjes in de Nieuwe Tuinwijk, waar de arbeidersgezinnen zich hadden gevestigd, vlak in de buurt van mijn geboortehuis aan Heist Statie. Het was alsof ik naar die plek werd gezogen omdat ik daar op de wereld was gekomen. De buurt bestond uit dezelfde typische woningen, met in het midden een speelplein. Niemand had het breed in die tijd, maar armoedig was het niet. Iedereen moest het doen met wat er was en de ene had al wat meer dan de ander. Het was ook de tijd van de grote gezinnen (met minstens vier of vijf kinderen) die meestal met moeite de eindjes aan elkaar konden knopen. Ik was een dromerige jongen, en een middelmatige leerling op school. Niets wat ze daar vertelden, kon mij echt boeien. Ik zat niet graag op school en heb het altijd moeilijk gehad met gefrustreerde leraren die mij straf gaven. Ik heb eigenlijk vooral veel straf geschreven en weinig huiswerk gemaakt…

20

De lagere school ging nog vrij vlot. Ik was geen dommerik en zat ergens in het midden van het peloton. Scholen deden toen ook niet hun best om leerlingen te motiveren. Het was erop of eronder: je kon mee of je kon niet mee. Als je niet kon volgen, eindigde je ergens op de laatste bank, achteraan in de klas. In het vierde leerjaar hadden we een gevreesde leraar, een echte tiran die een ‘ezelsbank’ in zijn klas had geïntroduceerd. Daar zaten dan de zogeheten ‘slechte leerlingen’ en ik was er een van. De jongens die op die rij zaten, hebben het later in het leven nochtans allemaal ver geschopt! Later, in het Atheneum, kreeg ik tekenles van een schizofrene zot uit Lier, die er maar op los sloeg. Alle leerlingen hadden er schrik van. Op een keer, toen ik niet aan het opletten was en hij achter mij stond, sloeg hij me achter mijn oor met zijn zware zegelring. Thuis hadden ze die bult gezien. Mijn vader is toen naar de directeur gestapt en die leraar is toen ontslagen. Toen ik veertien was, heb ik van de leraar Nederlands, de schrik van de school en een zelfingenomen gek, ook eens een stevig pak rammel gekregen omdat ik volgens hem een nonchalante nietsnut was. Je kunt je niet voorstellen hoe vernederend dat was en ik was daar erg wrokkig om. Ter gelegenheid van het schoolfeest bij mijn laatste proclamatie zou heel onze klas de negrospiritual ‘Swing Low, Sweet Chariot’ brengen. De zangleraar had ontdekt dat ik goed op toon kon zingen. Ik zou telkens het eerste vers solo zingen, “Swing low, sweet chariot”, en de klas moest dan antwoorden: ”Coming for to carry me home”. Dat lukte aardig toen we in de klas repeteerden, maar ik heb uit wraak mijn kat gestuurd naar het schoolfeest. Zeker omdat de leraar Nederlands, die de ceremonie leidde, mij het jaar daarvoor in elkaar

21


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

geslagen had en nu zoetje broodjes was komen bakken bij mij zodat ik zou zingen op dat feest. Vanaf mijn vijftiende ben ik van school weggebleven, terwijl ik eigenlijk tot mijn zestiende schoolplichtig was. Vanaf toen was ik volledig autodidact. Alles waarvan ik vond dat ik het moest kennen en kunnen, heb ik mezelf aangeleerd. Thuis werd trouwens niet zo nauw toegezien op onze studies. Mijn vader had zich erbij neergelegd dat hij niets moest verwachten van mij op dat vlak. Mijn zussen zijn ook vroeg gestopt met school om te gaan helpen in het café. Studeren was niet zo belangrijk thuis. Iets met je handen kunnen was veel beter in mijn gezin. DE MAGIE VAN TELEVISIE EN MUZIEK

Al van kindsbeen af was ik in de familie een grappig kind dat altijd op alles aan het drummen en tokkelen was. Mijn eerste instrument was een kleine xylofoon, gekregen van de Sint, waar ik snel simpele melodietjes uit kreeg. Ik was nog maar een jaar of zes. Ik verkleedde mij als clown en bracht iedereen die bij ons over de vloer kwam aan het lachen. Het gevoel dat ik iets kon waardoor ik mensen opviel, vond ik zeer speciaal en ik maakte er dan ook gretig gebruik van. Op schoolreizen stond er vooraan in de bus een microfoon en daarin zong ik liedjes, van Bobbejaan Schoepen bijvoorbeeld. Het was duidelijk: ik kon iets dat de anderen niet konden! Als kind was ik ook erg onder indruk van het circus. Telkens als er een circus in het dorp stond, was ik er niet weg te slaan. Met mijn kleine fiets reed ik als tienjarige elke dag op en af om er de geur van zagemeel en paardenstront op te snuiven. Ik drong mij een beetje

22

op bij de mensen van Circus Johnny en vroeg of ik kon helpen. Zo mocht ik ooit de pony’s, met pluimen op hun hoofd, vasthouden alvorens ze de arena zouden betreden. Er waren ook geweldige muzikale clowns, die vond ik het einde. Dat opwindende gevoel van iemand muzikaal te vermaken en aan het lachen te brengen, dat ervaar ik nu nog altijd. Ik was ervoor in de wieg gelegd. Het was alsof entertainen een roeping was, alsof ik nooit iets anders zou gaan doen. Ik heb er nooit aan getwijfeld. Van zodra ik Elvis Presley hoorde zingen, wist ik wat ik zou worden. Ik was toen nog een kind, nog geen tien jaar oud. Ik wilde de mensen amuseren, laten zingen en genieten. Dat is nog altijd zo. Daarvoor ben ik op de wereld gezet. Ik ben een man van het podium. Toen ik in 1954 in mijn grootmoeders café voor het eerst de televisie zag die ze gekocht had en geïnstalleerd op een verhoogd onderstel, zat het café vol mensen. Het werd muisstil toen het testbeeld zichtbaar werd. Plots verscheen de gekende begingeneriek met de Eurovisiemars van Charpentier en zag ik de piepjonge, mooie, blonde Paula Semer. “Dag beste kijkers”, klonk het, en ze kondigde de Ronde van Frankrijk aan. Televisie was nieuw voor iedereen. Wij keken naar Nonkel Bob en Tante Ria, TV Ohee, en daar werden we als kinderen uiterst gelukkig van. Ook Schipper naast Mathilde was een topper, met Nand Buyl en de tiener Chris Lomme, die al jaren een goede vriendin van mij is. In 1955 stond in ’t Pleintje ook een pick-up met toen nog 78 toerenplaten. Ik herinner me dat er een plaat was met het DECCA-label erop; het was Rock around the Clock van Bill Haley. Ik vond dat toen

23


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

al erg opwindende muziek, en de plaat betekende een ware revolutie voor mij. De rock-’n-roll legde in die jaren immers de onverwoestbare fundamenten waarop ook de huidige muziek nog altijd teert. Enkele jaren later was er een tentoonstelling van nieuwe tv-toestellen in het Torengebouw, recht tegenover ’t Pleintje. Iedereen mocht komen kijken naar een avondvullend programma dat om 19 uur begon en om 23 uur eindigde. Er stonden een vijftal tv’s opgesteld in een halve cirkel. Veel mensen kwamen hoofdzakelijk naar het tv-journaal kijken, maar later op de avond werd er al eens een film gespeeld of het feuilleton Circus Boy met Micky Dolenz, de latere drummer en zanger van o.a. ‘I’m a Believer’ bij The Monkees. Op hem, een kindsterretje van mijn leeftijd, was ik ontzettend jaloers. Ik vond dat ik dat had moeten zijn… De wonderjaren bestonden voor mij voornamelijk uit wat ik op de grote Nordmende-radio van mijn moeder hoorde: de grote bigband­ orkesten, de populaire naoorlogse liedjes en de eerste rock-’n-roll. Rond het midden van de jaren 50 hoorde ik Louis Armstrong, Ella Fitzgerald, Louis Prima, Frank Sinatra, Bill Haley, Little Richard, Jerry Lee Lewis, Carl Perkins, Eddie Cochran, Fats Domino, Buddy Holly en, last but not least, Elvis himself. De wieg van de rock-’n-roll stond er en ik was er niet bij weg te slaan. Halleluja! Wat ben ik blij dat ik deze muziek ‘vers van de pers’ heb mogen ontdekken. Alle mooie melodieën van George Gershwin en Cole Porter zijn zodanig in mijn oren blijven hangen dat ik me praktisch elke noot herinner; ze hebben zich stuk voor stuk in mijn hersenen vastgebeten. Dit komt mij nu goed uit als ik met een jazzcombo optreed. Al die jazz-standards rollen er bij mij gewoon uit, als vanzelf!

24

NONKEL JEF EN RIKSKE MET ZIJN STRIKSKE

Als kind halfweg de jaren 50 bracht ik tijdens de zomervakantie ook graag tijd door met mijn neefjes op de boerderij van onze grootvader in Booischot. Ik ging mee naar het veld om te helpen bij het patatten rapen, reed mee op de hooikar en molk en verzorg de koeien. Het boerenleven was iets heel bijzonders. Iedereen ging op tijd slapen want ’s morgens vroeg was het weer werkendag! Soms ging ik logeren bij nonkel Jef, de broer van mijn vader. Nonkel Jef en tante Pelagie hadden in Berchem ook een melkronde en ik hielp hen daarbij. Mijn neef Boni was vier jaar ouder dan ik. Ik heb vier neven die Boni heetten, allemaal naar onze grootvader Bonifacius Michiels. Neef Boni had een platendraaier met alle rock-’n-rollplaten uit die tijd. ‘Treat Me Nice’, ‘Teddy Bear’ of ‘Hound Dog’ van Elvis kon ik de hele dag beluisteren. Ik trok met nonkel Jef ook naar het Sportpaleis in Antwerpen. We gingen naar Stanneke Ockers kijken tijdens de Zesdaagse of naar de catch: The White Angel versus The Masked Man, spierbundels die elkaar uit de ring gooiden. Als jongetje van het platteland was dit voor mij een openbaring. Op zondagvoormiddagen kon je in het Sportpaleis, tijdens het ijsrevueseizoen, ook ijsschaatsen. Ik zag koppeltjes op het ijs swingen op de muziek van The Everly Brothers, zoals ‘I Kissed You’, ‘Cathy’s Clown’ of ‘Bye Love’. Hemels voor een jongen uit de Kempen als ik. De 45 toerenplaatjes waren er ook ineens en mijn moeder kocht een kleine plastic Braun-platenspeler die op de Nordmende-radio

25


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

werd aangesloten. Al gauw hadden we een hele reeks singletjes en lp’s die de hele dag door onze huiskamer schalden. Ook op de rupsmolen tijdens Heist-Kermis klonken ze wondermooi, terwijl de jongens de meisjes probeerden te versieren als de huif over de rupswagentjes rolde. Bij de botsautootjes galmden ‘A Big Hunk o’ Love’ van Elvis, ‘Tutti Frutti’ van Little Richard en ‘Bird Dog’ van The Everly Brothers over de piste. Heist-op-den-Berg was toen één grote speeltuin. Er reden immers nog niet zoveel auto’s. Tot ’s avonds laat hingen wij rond met de vriendjes van de straat. We maakten kampen in het Heistse Bergbos of speelden langs de spoorweg waar we salamanders vingen in de beekjes die erlangs liepen. Wanneer ik de film Stand by Me, naar The Body van Stephen King, zie, beleef ik mijn jeugdjaren opnieuw. Zonder dat lijk dan, weliswaar. De achterkant van ons huis gaf uit op de grote tuin en het prachtige huis van vrederechter Henri Torfs. De zjuus, zoals ze hem in Heist noemden, en zijn vrouw waren erg vriendelijke mensen, al hielden ze zich vooral op binnen de muren van hun domein in het midden van het dorp. Iedere zondagmorgen zagen wij hen met hun twee kinderen naar de kerk gaan, waar ze hun eigen met fluweel beklede kerkstoelen hadden. Alle notabelen van het dorp hadden destijds een eigen stoel in de kerk. Hun zoontje Rik reed dikwijls met zijn fietsje rond, achter in zijn tuin met een nummer op zijn rug gespeld. Rikske was zot van de Ronde van Frankrijk. Hij droeg ook dikwijls een strikje. Ik noemde hem toen al ‘Rikske met zijn strikske’. Elke dag werd Rik met een grote Studebaker Lark naar school gebracht en zat hij als kleine jongen op de achterbank de krant te lezen. Toen Rikske grote Rik was geworden, werd hij professor, televisiefiguur en rector van de Leuvense Universiteit…

26

P I E R R E M E T G E L E T I G R A, M I J N H E L D!

Begin jaren 60 braken de gouden jaren aan. Mijn vader had een hele tijd met een prachtige tweedehands Ford Courier-stationwagon rondgereden. Amerikaanse auto’s waren erg in trek in die tijd, en werden verscheept vanuit de VS naar Europa. Het waren wonderlijke sleeën met grote blinkende bumpers en vleugels. Later kon mijn vader een spiksplinternieuwe auto kopen. Het werd een prachtige Citroën DS 19 – zo’n strijkijzer – in ecru en met een azuurblauw dak. Dat vonden we allemaal geweldig. De geur van een nieuwe auto blijft me altijd bij! Mijn vader was er zo trots op. Hij droeg van die sportieve, vingerloze lederen handschoentjes om te sturen en reed rond met zijn elleboog uit het raam, een heerlijk ruikend sigaartje tussen de lippen, en een zonnebril op de neus, terwijl ‘I Can’t Stop Loving You’ van Ray Charles uit de autoradio knalde. Mijn leven kon niet meer stuk. En ik leerde nog meer Amerikaanse artiesten kennen: Brenda Lee, Conny Francis, Glenda Jackson, Ricky Nelson, Fabian, Franky Avalon, Bobby Vee, Bobby Vinton, Paul Anka en Roy Orbison. The Golden Sixties konden echt beginnen! Vanaf 1959 stond er ook een jukebox in ons café. Vijf frank voor drie platen! Er werd gedanst en wanneer er een traag liedje werd gespeeld, zoals ‘I’m Sorry’ van Brenda Lee of ‘Hurt’ van Timi Yuro, werden de lichten gedempt en scheen er rood neonlicht. Er werd ook gerockt op ‘The Twomp’ van The Ventures, of ‘Tutti Frutti’ van Little Richard en ‘C’mon Everybody’ van Eddie Cochran. Jonge gasten met kostuums en plastrons of met vetkuiven en leren jekkers op sportbrommers, dat was het straatbeeld. Er werd ook al eens gevochten, natuurlijk…

27


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

Een buurjongen van mij die op Oude God in Heist woonde, Pierre Anthonissen (de broer van Juul Anthonissen, de stichter van de Hnita-Jazzclub in Heist), had een pick-up en allemaal hippe plaatjes. Hij was vooral fan van Paul Anka en liep luidkeels door het huis ‘Diana’ en ‘I’m Just a Lonely Boy’ te zingen met een sigaretje – gele Tigra – tussen de vingers. Ik kreeg er tussendoor ook eentje in mijn smoel geduwd en leerde zo roken. Ik voelde me opeens een stoere jongen, ook al droeg ik nog een korte broek! Pierre liep de hele dag rond in een leren pak, zonnebril op en een felgekleurde foulard rond zijn nek. Hij was helemaal in de ban van de beruchte Vince Taylor, amokmaker en een heuse rockabillyster uit die tijd. Ik bewonderde hem van top tot teen! In 1960 werd Peter Koelewijn razend bekend in België en Nederland met ‘Kom van dat dak af ’. We begrepen zijn ‘Hollands’ maar gedeeltelijk, maar dat was niet belangrijk. Pierre, die later reporter werd voor Gazet van Antwerpen, trok zijn stoute schoenen aan en reisde helemaal naar Eindhoven om Koelewijn te interviewen. Ik werd gek! Pierre werd helemaal mijn held toen hij de Belgische fanclub van Peter en zijn Rockets oprichtte. Eind jaren 60 was Koelewijn zelfs nog regelmatig te gast als dj in Club 900 in Heist, waar de bekende muziekproducer Luc Derdin roadshows deed met zijn discobar. Heist was een echt uitgaanscentrum geworden en dat is het vandaag nog steeds. Ik heb trouwens later Peter Koelewijn, een opperbeste kerel, persoonlijk leren kennen. Het waren ook topjaren voor de cinema. In Heist waren er vier bioscopen: Plaza toonde westernfilms, in Monty kon je Bijbelse films zien, voor de wat pikantere films moest je in Rex zijn en voor

28

Hollywoodfilms in Flora. Ik werd op slag verliefd op al die prachtige actrices: Grace Kelly, Doris Day, Natalie Wood… Ik hield toen al van mooie vrouwen. Het was ook de tijd van West Side Story. Mijn zussen hadden de lp met de filmmuziek en die draaiden we grijs. Ik kende elke zanglijn die Stephen Sondheim schreef op de machtige muziek van Leonard Bernstein. Het is in de cinema dat ik Engels met de juiste tongval heb geleerd. We zaten er elke zondagnamiddag. Met ons zondagse zakgeld kochten we tijdens de pauze cola en snoep en rookten we stiekem sigaretjes. Zo’n mooie, onbezorgde tijd! Cinema Flora was een typisch jaren 60-zaal die ook gebruikt werd als balzaal tijdens de kermis of het jaarlijks school- of facteurkesbal. Tijdens Heist-Kermis, halverwege de jaren 60, speelden Joske Harris (later Joe) and The Pink Umbrellas in de Flora. Wij waren fans van het eerste uur! Joe was nog geen vijf jaar ouder dan ik. In 2003 is zijn leven echter tragisch geëindigd... P I A N O, D R U M S, M O N D H A R M O N I C A E N G I T A A R

Mijn moeder had thuis een zeer oude, mooie piano met kandelaars. Die werd elke week afgestoft en geboend, maar niemand speelde erop, behalve ik. Moeder kon nochtans muziek lezen van de partituur want ze had in haar jeugd, tijdens het begin van de oorlog, pianoles gevolgd in het dorp. Ik had veel bewondering voor wat ze kon, al kon ze vreemd genoeg geen noot spelen zonder partituur. Ik ging die piano steeds meer ontdekken, hoewel ik geen noten kon lezen. Puur op gehoor kon ik liedjes van de radio naspelen. Toen mijn zussen en moeder dat hoorden, waren ze erg onder de indruk.

29


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

De eerste akkoorden van Fats Domino’s ‘Blueberry Hill’ of ‘What’d I Say’ van Jerry Lee Lewis had ik vlug onder de knie. Ik was ook dol op drums en toevallig kreeg ik van dorpskomiek Lange Gust een oud drumstel. Op de grote trom stond een Spaanse danseres met een tamboerijn en half ontblote borsten geschilderd en daarboven stond in kleurige letters ‘Lange Gust’. Ik speelde op nog meer trommels die via omwegen bij mij belandden, want geld had ik zelf niet. Zo raakte ik steeds meer gebeten door muziek, door de drang om artiest te worden en de mensen te entertainen. Ik wilde beroemd worden! Van mijn passie voor drums is later niet veel meer overgebleven. Ik heb al jaren geen drumstel meer aangeraakt. Ik heb met de beste drummers van de wereld gespeeld, maar ik heb hun instrumenten nooit aangeraakt. Ik had er gewoon het talent niet voor, hoeveel gevoel voor ritme ik ook heb. Drummen is eenvoudigweg een vak apart. Mijn muzikaal talent heb ik niet echt van mijn ouders, al speelde mijn moeder dus wel een beetje piano. Zij is me altijd trouw blijven volgen en is trots op mij. Ze is nu 92 en komt nog af en toe naar mijn concerten. Mijn vader was eerder een stille fan, en bewonderde me van een afstandje. Hij heeft lang gehoopt dat ik zijn melkronde zou overnemen of toch voor een ‘serieuze job’ zou kiezen. Hij was bang dat ik mezelf in de vernieling zou werken als muzikant, want daar deden de wildste verhalen de ronde over. Maar toen hij uiteindelijk merkte dat ik definitief voor de muziek zou kiezen, was hij wel enthousiast. Hij zei nooit expliciet dat hij trots was op mij, maar ik kwam het te weten van andere mensen.

30

Mijn vader was een leeftijdsgenoot van Toots Thielemans (geboren in 1922) en had op een bepaald moment een chromatische mondharmonica gekocht, zo eentje waarop ook Toots speelde. Die stond nog maar aan het begin van zijn carrière en mijn vader vond hem fascinerend. Na een tijdje bleek dat mijn vader niet genoeg tijd of interesse had om er iets fatsoenlijks uit te krijgen. Hij gaf die mondharmonica aan mij en ik was vertrokken! In het voorjaar van 1962 hoorde ik als twaalfjarig jongetje voor het eerst Stevie Wonder op de radio. Toen ik veertien was, zag ik hem tijdens een liveconcert in Chicago zijn debuutsingle ‘Fingertips’ brengen, waarop hij ook mondharmonica speelde. Dat imiteerde ik natuurlijk gretig. Marvin Gay, Ray Charles en Sam Cooke waren toen ook niet ver uit de buurt en soul music came into my life all at once. Mijn zussen kochten de plaatjes van Jacques Brel en Charles Aznavour en ik werd ook fan van de Franse chansonniers zoals Richard Anthony, Alain Barrière en Gilbert Bécaud. Opeens bracht mijn vader een akoestische gitaar mee die hij ergens op de melkronde had gekregen. Er stonden vijf snaren op. Zelf leerde hij nooit gitaar spelen. Het was voor mij de eerste keer dat ik een gitaar in handen kreeg. Gitaar was voor mij helemaal anders dan piano. Het was toen 1962, The Rolling Stones en The Beatles kwamen op. Een gitaar was sexy! Ik liet er nieuwe snaren op plaatsen in de instrumentenwinkel in Heist en alweer was ik een muzikale stap verder.

31


Over mijn jeugd in Heist-op-den-Berg

MET CARLO OP HET PODIUM

Op een dag leerde ik een jongen uit de Kattestraat in Heist kennen. Hij had een weelderige look met een blonde kuif en heette Carlo Wouters. Hij was al vaardig op gitaar en heeft me veel geleerd. Van hem leerde ik mijn eerste akkoordgrepen. Carlo kon heel goed soleren en wij waren beiden fans van de Britse gitaargroep The Shadows. Die waren toen razend populair met hun instrumentale melodieën ‘Apache’, ‘Atlantis’, ‘Sleepwalk’ en ‘Kon Tiki’. Carlo was een handige gast die veel van elektriciteit kende en wist hoe je een gitaar op een radioversterker of oude bandopnemer kon aansluiten. We kregen ergens gratis luidsprekers en versterkers van oude jukeboxen en staken zelf onze geluidsinstallatie in elkaar. Toen in die tijd The Beatles bekend werden met ‘Love Me Do’ (1963) was het hek helemaal van de dam. We wilden zoals hen zijn en lieten ons haar groeien. Even later doken ook The Rolling Stones op met hun eerste hitje ‘Tell Me (You’re Coming Back To Me)’ en The Animals met ‘The House of the Rising Sun’. De popmuziek was duidelijk in opmars. Een verzamelplaats voor de Heistse jeugd was de Snackbar bij Felix en Bella in het centrum van het dorp. Trendy ingericht, met skai overtrokken stoelen en barkrukken. Er stond een moderne Seeburgjukebox waar we met een milkshake en frietjes konden genieten van al die nieuwe muziek. In mei 1963 werd er een crochetwedstrijd georganiseerd in Lichtaart in de showzaal van Bobbejaan Schoepen. Bobbejaanland was toen nog maar een grote speeltuin waar je ook met bootjes

32

en watertrappers kon varen. Carlo en ik schreven ons in met onze groep die we The Lama’s hadden genoemd. Ik was toen nog drummer en we brachten een instrumentaal nummer van de Scandinavische gitaargroep The Spotnicks: ‘Amapola’. Het was een vrij potsierlijke vertoning, want erg goed konden we nog niet spelen. Als tweede nummer zong ik ‘Tombe la Neige’ van Salvatore Adamo, van wie ik een enorme fan was. Jan Theys, toen al bekend van radio en tv, presenteerde de wedstrijd. We eindigden als tweede na de twaalfjarige Marino Falco, Marijn Devalck. Hij won makkelijk met een liedje over zijn overleden papa. Wij kregen als tweede prijs een jeansbroek van Levi’s. Mijn allereerste echte jeans! Carlo ging werken in de fabriek van Bell Telephone in Geel en ik besloot om mee op melkronde te gaan met mijn vader. Al vlug kreeg ik de bijnaam ‘Polle Pap’, die ik nog steeds ergerlijk vind. Maar in een dorp als Heist is het de gewoonte om onmiddellijk een bijnaam te krijgen. In Heist was er iemand die met de beerkar rondreed. Hij werd door de lokale bewoners ‘Jefke Stront’ genoemd. Dan toch liever Polle Pap! Ik volgde in de eerste helft van mijn jaren als twintiger elke week notenleer in het Stedelijk Conservatorium op de Melaan in Mechelen. De les werd gegeven door de piepjonge Robert Groslot, de Mozartkenner die later bekend zou worden als dirigent van The Night of the Proms. Naast mij op de bank zat Dirk Van Esbroeck. Die speelde toen bij de folkgroep Rum. Dirk overleed jammer genoeg in 2007 aan kanker.

33


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.