Lege huizen
Oorspronkelijke titel: Casas vacías © Brenda Navarro, Indent Literary Agency, 2018
Vertaald door Joep Harmsen
Dit boek is voor Nacho Bengoetxea. Dank aan Dana en Alba voor jullie bestaan. En ook dank aan Yuri Herrera.
Deel een
Hier zit ik dan onder een boom, aan de oever van een rivier, op een zonnige morgen. Een nietige gebeurtenis die niet de geschiedenis ingaat. Wisława Szymborska, fragment uit ‘Een titel hoeft niet’
Daniel verdween drie maanden, twee dagen en acht uur na zijn verjaardag. Hij was drie. Hij was mijn zoon. De laatste keer dat ik hem zag, stond hij tussen de wip en de glijbaan in het park waar ik hem op middagen mee naartoe nam. Meer herinner ik me niet. Of toch wel: ik was verdrietig omdat Vladimir me een bericht had gestuurd waarin hij zei dat hij bij me wegging omdat hij niet alles te grabbel wilde gooien. Alles te grabbel gooien, zoals wanneer je iets waardevols voor twee stuivers wegdoet. Die vrouw was ik geworden toen ik mijn zoon verloor, iemand die af en toe – om de paar weken – afscheid nam van een ongrijpbare minnaar die om zijn vertrek te verzachten seks aanbood alsof het een koopje was. De genepte koper. De nepmoeder. De vrouw die het niet zag.
11
Ik zag niet veel. Wat zag ik wel? Tussen de kluwen visuele herinneringen zoek ik naar elk detail, al is het maar één seconde, dat tot een antwoord kan leiden op de vraag op welk moment. Op welk moment zag ik Daniel nooit meer terug? Op welk moment, op welk ogenblik, na welk gesmoord kreetje afkomstig van een driejarig lichaam, verdween hij? Wat was er gebeurd? Ik zag niet veel. En hoewel ik door de menigte liep en zijn naam bleef roepen, kwam niets binnen. Reden er auto’s langs? Waren er meer mensen in het park? Wat? Wie? Ik zou mijn driejarige zoon nooit meer terugzien. Nagore’s school ging om twee uur ’s middags uit, maar ik kwam haar niet ophalen. Nooit heb ik haar gevraagd hoe ze die dag was thuisgekomen. In feite hebben we het er nooit over gehad of er die dag iemand de weg naar huis heeft gevonden of dat we allemaal samen met de veertien kilo van mijn zoon zijn verdwenen en nooit meer zijn thuisgekomen. De mentale foto die me antwoord moet geven, is tot op heden spoorloos. Daarna, het wachten: ik onderuitgezakt in een vieze stoel op het politiebureau, waar Fran me later aantrof. We hebben samen zitten wachten, we zitten nog steeds te wachten in die stoel, ook al zijn we fysiek ergens anders. Vaak wenste ik dat ze dood waren. Ik bekeek mezelf in de badkamerspiegel en stelde me voor dat ik mezelf om hen zag huilen. Maar huilen lukte niet, ik hield mijn tranen in en herpakte mezelf voor het geval ik het de eerste keer niet goed had gedaan. Dus ging ik weer voor de spiegel staan en vroeg: Is hij dood? Maar hoe kan hij nou dood zijn? Wie is er dood? Allebei tegelijk? Waren ze samen? Zijn ze dood dood, of is dit een verzinsel om mezelf aan het huilen te maken? Wie ben jij om mij te vertellen dat ze dood zijn? Wie, welke van de twee? En het enige antwoord kwam van mij, ik die voor de spiegel herhaalde: Wie is er dood? Laat er alsjeblieft iemand dood zijn zodat ik deze leegte niet hoef te voelen! En op de wegstervende echo antwoordde ik: allebei, Daniel en Vladimir. Ik raakte hen op hetzelfde moment kwijt en allebei waren ze zonder mij ergens op de wereld nog in leven.
Hoewel ik niet een van die vrouwen wilde zijn waar mensen op straat medelijden mee hebben, ging ik vaak terug naar het park, bijna elke dag – altijd, om precies te zijn. Ik ging dan op hetzelfde bankje zitten en speelde de handelingen in mijn hoofd af: telefoon in mijn hand, haar voor mijn gezicht, twee of drie muggen om mijn hoofd zoemend. Daniel zet één, twee, drie stappen en dan zijn onnozele lachje. Twee, drie, vier stappen. Ik kijk naar beneden. Twee, drie, vier, vijf stappen. Daar. Ik kijk op. Ik zie hem en ga weer verder op mijn telefoon. Twee, drie, vijf, zeven. Niets. Hij valt. Hij staat op. Ik met Vladimir in mijn maag. Twee, drie, vijf, zeven, acht, negen stappen. En ik elke dag achter elke stap aan: twee, drie, vier... Pas toen ik zag dat Nagore gegeneerd naar me keek omdat ik ineens tussen de wip en de glijbaan stond en spelende kinderen de weg versperde, had ik het door: ik was een van die vrouwen waar mensen op straat medelijden mee hebben en bang voor zijn. Op andere momenten zocht ik in stilte naar hem vanaf het bankje en zat Nagore met haar beentjes over elkaar naast me. Ze zei niets, alsof haar stem ergens schuld aan had, alsof ze van tevoren wist dat ik haar haatte. Nagore was het spiegelbeeld van mijn eigen wanstaltigheid. Waarom ben jij niet vermist in plaats van hij? zei ik die keer tegen haar dat ze vanuit de douche riep om me te vragen haar een handdoek aan te geven die ze uit de kast was vergeten te pakken. Ze keek me aan met haar blauwe ogen, stomverbaasd dat ik dat in haar gezicht had durven zeggen. Bijna meteen nam ik haar in mijn armen en kuste haar hoofd. Ik aaide haar natte haar dat mijn gezicht en armen nat maakte en sloeg de handdoek om haar heen en drukte haar tegen mijn lichaam aan. We begonnen samen te huilen. Waarom was zij niet vermist in plaats van hij? Waarom, na al die offers, kregen wij er niets voor terug? Ik had het moeten zijn, zei ze later toen ik haar naar school bracht. Ik zag haar tussen haar klasgenootjes verdwijnen en wilde haar nooit meer zien. Ja, zij had het moeten zijn, maar zo is het niet gegaan. Haar hele kindertijd kwam ze elke dag weer thuis.
Je kunt van alles bedenken, behalve dat je op een dag met het gewicht van een vermist persoon op je schouders wakker wordt. Wat is een vermist persoon? Een spook dat je achtervolgt alsof het deel uitmaakt van een schizofrene waan.
Verdriet is niet altijd hetzelfde. Niet elke dag werd ik wakker met gastritis als geestesgesteldheid, maar er hoefde maar iets te gebeuren dat me eraan deed denken of ik kreeg instinctief een brok in mijn keel en werd me bewust
12
13
van het feit dat ik moest blijven ademhalen. Ademhalen is geen mechanische handeling, het is een daad van stabiliteit; wanneer je alle levenslust verliest, kom je erachter dat je moet blijven ademen om je evenwicht te bewaren. Leven gaat vanzelf, maar ademhalen moet je leren. Dus dwong ik mezelf om alles stap voor stap te doen. Ga in bad. Kam je haar. Eet. Ga in bad, kam je haar, eet. Lach. Nee, niet lachen. Lach niet. Haal adem, haal adem, haal adem. Niet huilen, niet schreeuwen, wat ben je aan het doen, wat ben je aan het doen? Haal adem. Haal adem, haal adem. Misschien kun je morgen van de bank af komen. Maar morgen is er altijd weer een nieuwe dag en toch beleefde ik eeuwig dezelfde dag, want er was geen bank waar ik vanaf moest komen. Soms belde Fran me op om me eraan te herinneren dat we nog een kind hadden. Nee, Nagore was niet mijn kind. Nee. Maar we zorgen voor haar, maar we hebben haar in huis genomen, zei hij dan. Nagore is niet mijn kind. Nagore is niet mijn kind. (Haal adem. Maak het avondeten klaar, ze moeten eten). Daniel is mijn enige kind, en wanneer ik het avondeten klaarmaakte, speelde hij op de vloer met zijn soldaatjes en bracht ik hem worteltjes met citroen en zout. (Hij had honderdvijfenveertig soldaatjes, allemaal groen, allemaal van plastic.) Als ik hem vroeg wat hij aan het doen was, vertelde hij in zijn onverstaanbare brabbeltaaltje dat hij met de soldaatjes aan het spelen was en luisterden we samen naar de voetstappen van hun grote mars. (De olie wordt te heet, de pasta brandt aan, er zit geen water in de blender.) Nagore is niet mijn kind. Daniel speelt niet meer met soldaatjes. Leve de oorlog! Later werd ik vaak door Nagore’s school gebeld om me eraan te herinneren dat ze op me stond te wachten en dat de school zo dicht zou gaan. Het spijt me, zei ik dan, hoewel de woorden Nagore is niet mijn kind op het puntje van mijn tong lagen, en ik hing beledigd op omdat ze een beroep deden op mijn ongevraagd moeder-zijn en er kwam een huilbui op zonder een huilbui te worden, maar die zich uitte in een verstikkend gevoel; ik smeekte om Daniel te zijn en samen met hem te verdwijnen, maar wat er in werkelijkheid gebeurde was dat de middag voorbijging tot Fran me weer zou bellen om me eraan te herinneren dat ik voor Nagore moest zorgen omdat zij ook mijn kind was.
14
Vladimir is één keer teruggekomen, één keer maar. Waarschijnlijk uit medelijden, uit plichtsbesef, uit leedvermaak. Hij vroeg me wat ik wilde doen. Ik kuste hem. Een middag lang zorgde hij voor me, alsof ik iets voor hem betekende. Zijn aanrakingen waren afstandelijk, alsof hij bang was, als iemand die niet weet of hij wel aan de zojuist schoongemaakte ruit mag zitten. Ik nam hem mee naar Daniels kamer en we bedreven de liefde. Ik wilde hem zeggen sla me, sla me zodat ik kan schreeuwen. Maar Vladimir vroeg alleen of het goed met me ging en of ik iets nodig had. Of ik me op mijn gemak voelde. Of ik wilde stoppen. Ik wil dat je me slaat, ik wil dat je me geeft wat ik verdien omdat ik Daniel ben kwijtgeraakt, sla me, sla me, sla me. Maar dat zei ik niet. Toen kwam hij met het schuldbewuste non-voorstel dat we hadden moeten trouwen. En dat hij... Laat maar. Dat hij me geen zoon had gegeven? antwoordde ik op zijn schaamte, op zijn angst om iets te zeggen dat hem ergens toe zou verplichten. Dat hij niet met mij en onze zoon naar een park zou zijn gegaan. Nee. Er zou geen zoon zijn geweest. Hij zou mij een leven zonder moederlijk lijden hebben gegeven. Ja, zo had het geweest kunnen zijn, antwoordde hij daarop en toen, wispelturig als hij was, ging hij weg en liet mij weer alleen. Die dag kwam Fran thuis en bracht Nagore naar bed en ik wilde dat hij naar me toe zou komen en dat hij zou merken dat mijn vagina naar seks rook. En dat hij me zou slaan. Maar Fran had niets in de gaten. We hadden elkaar al zo lang niet meer aangeraakt, zelfs niet in het voorbijgaan. Fran speelde ’s avonds voor het slapengaan gitaar voor Nagore. Ik haatte hem, hoe durfde hij een leven te hebben? Hij ging naar zijn werk, betaalde de rekeningen, gedroeg zich als een nette burgerman. Maar hoeveel goedheid schuilt er in een man die niet elke dag onder het verlies van zijn zoon lijdt? Nagore kuste me elke keer als de klok tien over tien aangaf welterusten en ik verstopte me tussen de kussens en gaf haar een schouderklopje. Hoeveel goedheid schuilt er in iemand die liefde eist door liefde te geven? Geen. Nagore verloor haar Spaanse accent zodra ze in Mexico aankwam. Ze deed mij na. Ze was een soort insect dat een winterslaap hield om daarna tevoorschijn te komen met haar nieuwe vleugels, zodat wij haar konden zien vliegen. Ze barstte in volle glorie uit haar cocon, alsof die alleen maar door haar ouders
15
was geweven om haar op het echte leven voor te bereiden. Ze werd haar verdriet de baas, liet haar kindertijd achter zich. Ik heb haar vleugels gekortwiekt nadat Daniel verdween. Ik ging niet toestaan dat iets helderder scheen dan hij en de herinnering aan hem. Ik wilde dat we de intacte familiefoto zouden blijven die niet kapot te krijgen was ondanks het feit dat deze op de grond was gevallen door het trieste gefladder van een insect. Fran was Nagore’s oom. Zijn zus beviel van haar in Barcelona. Fran en zijn zus kwamen uit Utrera. Beiden waren de wijde wereld in getrokken voordat ze een gezin wilden stichten. Zijn zus stierf door toedoen van haar man, dus besloot Fran dat wij de zorg voor Nagore op ons zouden nemen. Ik werd moeder van een zesjarig meisje terwijl ik Daniel in mijn buik had zitten. Maar ik bleek geen moeder te zijn en dat was het probleem. Het probleem is dat ik in leven ben gebleven, nog heel lang. Er waren momenten dat ik een van die moeders wenste te zijn die met lood in hun schoenen stad en land doorkruisten. Ik wilde naar buiten gaan en posters plakken met Daniels gezicht erop, elke dag, de hele dag en dan zou ik iedereen die ik tegenkwam over hem vertellen. Ik wilde ook, heel zelden, Nagore’s moeder zijn, haar haren kammen, ontbijt voor haar klaarmaken, naar haar glimlachen. Maar ik bleef het uitstellen, lethargisch, soms alleen op de automatische piloot levend. Veel vaker wilde ik Amara zijn, Frans zus, en aan haar de verantwoordelijkheid van het zorgen voor twee andere levens overlaten. Ik wilde die voor het ongeluk geboren vrouw zijn, met haar ongelukkige leven, de ongelukkig vermoorde vrouw. Niet bevallen. Niet mezelf voortplanten, niet een klomp cellen produceren die de oorsprong van het bestaan vormen. Niet in leven zijn, niet de bron zijn, niet toestaan dat de mythe van het moederschap in mij wordt voortgezet. Een voortijdig einde maken aan de mogelijkheden van Daniels bestaan terwijl hij nog in mijn baarmoeder zat, Nagore opsluiten tot ze zou stoppen met ademen. Het kussen zijn dat haar smoorde in haar slaap. De weeën ongedaan maken waardoor ze beiden zijn geboren. Niet bevallen. (Haal adem, haal adem, haal adem.) Niet bevallen, want nadat ze geboren zijn, ben je voor altijd moeder.
16
Het geluid van violen voerde me altijd terug naar mijn eigen kindertijd – als ik inderdaad ooit een kind ben geweest – en naar die gelukzalige momenten in mijn leven die ik niet op Nagore wist over te brengen. Violen. Violen in het huis van mijn ouders terwijl de zon door het raam viel en de huiskamer verlichtte waar ik aan het spelen was. Violen, speelsere muziek bestaat niet. Op een dag werd ik wakker in de overtuiging dat Nagore viool moest leren spelen. Ik vergeleek privéleraren, we gingen naar het centrum om prijzen en modellen te bekijken. We vroegen naar de verschillen, luisterden zonder het te begrijpen, maar deden alsof. Nagore pakte opgewonden mijn hand vast, glimlachend, terwijl de jeugdigheid van haar afspatte. Ja, violen, en Fran zei fronsend ja en regelde lessen aan huis. Hij gaf me een papier met het rooster en het telefoonnummer dat ik moest bellen om de eerste afspraak te bevestigen. Ik heb het aan de koelkast gehangen. Er kwam nooit een viool in huis. En als we nou naar Utrera gaan, naar het witte huis van opa en oma? vroeg Nagore. Naar Utrera terwijl mijn zoon vermist is? Ik gaf haar een klap in het gezicht. Vervolgens ontkende ik het. Ik zou nooit een kind slaan. Daniel werd geboren op 26 februari. Hij is een Vissen, dacht ik. Fran hechtte er geen betekenis aan. Vissen zijn moeilijk, ze hebben veel te lijden, maken overal een drama van. Hij had een Ram moeten zijn. Ik heb altijd een onafhankelijke zoon gewild. Daniel woog twee kilo en negenhonderd gram, had goede longen, een Apgar-score van 8. (Haal adem, haal adem, haal adem…) Daniel was een Vissen en zijn huid was wit, bijna doorzichtig… (Haal adem, haal adem, haal adem!) Daniel was een Vissen, woog twee kilo, bijna drie, witte huid, doorzichtig, maar een Vissen, een Vissen is slecht nieuws… (Haal adem, haal adem, haal adem! Haal adem.) Daniel was een Vissen, hij was mijn zoon, Daniel was mijn, mijn zoon. Is mijn zoon… (Haal adem, haal… nee, nee, ik wil geen adem meer halen.) Daniel is mijn zoon en ik wil weten waar hij is. Ik verdien het niet om adem te halen. Ik haal adem. Mijn straf is om adem te halen.
17
Fran, er is nog zo weinig over van wat we ooit samen hadden, slechts een paar broodkruimels die uit onze mond zijn gevallen omdat we alles tegelijk naar binnen wilden proppen. Fran, er is zo weinig dat ik weet over hem en hij over mij. Hoe hebben we het ooit in ons hoofd kunnen halen ouders te worden? Waarom? Fran, er zijn zo weinig momenten die we hebben gedeeld en zo groot is onze miserie. Fran, de stoïcijn, de sterke, de taaie, de man van de klok, de evenwichtige. De evenwichtige. De imbeciel. Je hebt mensen, zoals ik en zoals Fran, die zouden moeten sterven zodra blijkt dat ze niet weten hoe ze goede ouders moeten zijn. Een soort natuurlijke selectie. Toen Nagore wegging, wist ik dat ik van haar hield, daarvoor niet. Fran wilde geen kinderen. Of wel, maar nu nog niet. Hoezo? Daarom kwam hij klaar op mijn been. Ik vond het fijn als hij dat deed. Mijn bruine huid gloeide op onder zijn witte sperma. Vladimir gebruikte een condoom. Zo dun als de elastische laag die ons scheidde, zo beslist was zijn weigering tot voortplanting! Zo groot het verlangen om een barrière op te zetten tussen mijn en zijn huid. Daarom voelde ik dat Fran van me hield als hij me aanraakte met zijn vochtige eikel. En de liefde, zo bedrieglijk, zo koortsachtig, heeft ervoor gezorgd dat het sperma van mijn been naar mijn baarmoeder liep en van mijn baarmoeder naar ons ongeluk. Er zijn vrouwen die geboren moeders zijn, maar vrouwen zoals ik had God moeten steriliseren voordat ze geboren waren. Ik deed een zwangerschapstest. Toen ik het Fran vertelde, omhelsde hij mij alsof dat was wat je op dat moment hoorde te doen. Wil jij dit? Wil je deze baby met mij krijgen? vroeg ik. (Haal adem, haal adem…) Ga je ervoor zorgen, ga je voor mij zorgen? Ja, zei hij. Wat er ook gebeurt, het komt wel goed met ons, toch? Ja, zei hij. Hij zei (haal adem) ja. (Haal adem, haal adem, haal adem, haal adem!) Hij zei ja. Wat er ook gebeurt, het komt goed met ons, toch? Ja. Wat er ook gebeurt, het komt goed met ons, toch? Ja. Wat er ook gebeurt, het komt goed met ons. Toch? Ja. Wat er ook gebeurt, het komt wel goed met ons. Nee. Ja. We hadden het die dag moeten laten weghalen.
18
Misschien op zoek naar een spoor van hem, bekeek Fran samen met Nagore foto’s van Daniel wanneer ze dachten dat ik het niet in de gaten had. Jullie worden nog scheel, zei ik op een dag. Ze zeiden niets terug. Jullie proberen hem op een foto te vinden, maar waarom gaan jullie niet de straat op om naar hem te zoeken? Niets, ze trapten nooit in mijn provocaties. Wat zagen ze? Jullie zagen hem nooit staan, drong ik aan. Toen hij er nog was, zagen jullie hem nooit staan. Wel, we zagen hem wel staan, zei Nagore. Jullie zagen hem niet staan. Wel! schreeuwde Nagore terug. We zagen hem wel staan, we zagen hem wel staan, jij bent hem kwijtgeraakt, jij! En Fran snoerde haar de mond en zij begon te huilen. Ze zagen hem niet staan. Ik ook niet. Dat deed nog de meeste pijn, dat wij drieën diep vanbinnen wisten dat ik niet de enige was die onoplettend was geweest, maar het was gemakkelijker om mij de schuld te geven, of om te geloven dat het zo was voorbestemd, zoals we soms deden. Het maakte niet uit. Waar is Daniel gebleven? De eerste nacht zonder Daniel in huis wilde ik slapen, maar dat lukte niet. Ik pakte Frans hand en stilletjes luisterden we naar het geluid van voorbijrijdende auto’s dat via ons raam naar binnen kwam. Later kwam Nagore bij ons liggen. Ze kroop in de lege ruimte van mijn foetushouding. Misschien heeft niemand van ons die nacht een oog dichtgedaan, maar we konden elkaar niet zien; hoogstens het licht van de koplampen op het bed. Hoogstens stukjes van onze lichamen, de deken, onze ineengestrengelde handen. We waren spoken. Wie verdwijnt, neemt iets van je af dat je nooit meer terugkrijgt: je gezond verstand. Haal adem. Klop het zand van je af. Hou vol. Sta op. Haal adem. Haal adem, maar waarvoor? Ik heb ontzag gekregen voor mensen die over hun emoties kunnen praten en vertellen. Die hun gevoelens kunnen delen en kunnen meeleven met anderen. Ik had het gevoel dat er iets tussen mijn longen, mijn luchtpijp en mijn stembanden vastzat. Het deed pijn om te proberen te praten, zoals wanneer een hand je keel dichtknijpt. Mijn lichaam veranderde, het werd mager, slap en
19
zwak. Daniel moet ook veel veranderd zijn. Ik stel me voor dat hij aan de hand van een lieve, grijsharige vrouw over straat loopt. Ik zie zelfs elke stap en elke seconde voor me dat het duurt voordat zij in het park een ijsje of een suikerspin voor hem koopt. Ik kijk toe terwijl hij met zijn typische kalmte het ijsje opeet. Ik geniet ervan wanneer ik zie hoe ze verder lopen en hoe hij lacht, hoe hij eet en hoe hij de vrouw natte zoentjes geeft. Hij heeft geen weet van mij, mij kan hij zich niet herinneren. Hij weet niet wie Nagore is, hij weet niet wie Fran is, ze kunnen hem zelfs voorbijlopen en hij zou nog steeds de vrouw met de grijze haren kussen, met zijn handen die onder de suikerspin zitten. Ik stel me ook voor dat hij in slaap is, de smulpaap, met een vol buikje, zijn hand bungelt opzij en je ziet een zachte ademhaling die me zegt dat hij in leven is. In leven. Terwijl ik de brok in mijn keel probeer weg te slikken, graaf ik mijn nagels in mijn handpalm en hou vol als een vrouw die op het punt staat in vervulling te gaan, maar dat nooit doet. Nagore groeide snel op. Het leven balde zich gaandeweg samen in haar borsten, haar heupen en in de hooghartige manier waarop ze het ons inwreef dat zij ondanks alles nog leefde. Ze bouwde een eigen wereld waarin ze stevig in haar schoenen stond en waar ik geen weet van had, maar ik nam aan dat ze op school lachte en grapjes maakte en vrijuit kon ademhalen. Ik stelde me voor hoe ze liep en lachte en gelukkig was en zich springlevend, aanwezig en zeker van haar plaats op de wereld voelde. Daarom kreeg ik die keer dat ze de deur van haar kamer dichtdeed, een steek in mijn maag en wist ik niet hoe snel ik hem weer moest opentrekken: In dit huis hebben we geen geheimen voor elkaar, zei ik, en ze keek me zwijgend aan vanaf haar bed. Zij wist dat alles tussen ons een geheim was, vooral het feit dat we elkaar allebei diep vanbinnen haatten. Als ik niet in het park op mijn telefoon had gezeten, zou Daniel nog bij me zijn. Als ik die middag niet naar buiten had willen gaan om mezelf wat afleiding van Vladimirs bericht te bezorgen, zou Daniel nog bij me zijn. Als ik niet had besloten te geloven dat liefde een keuze is en ik daarom van Fran hield, ook al voelde ik in elke spiervezel het verlangen naar Vladimir, zou Daniel niet bij me zijn. Hij zou niet bestaan. Als ik niet had besloten om met Vladimir naar bed te gaan, zou ik nog steeds een vrouw zijn die haar eigen
20
leven vormgeeft. Ik zou geen gezin hebben, geen pijn, maar liefde verdwijnt niet zomaar, hartzeer is niet iets waar je zelf voor kiest. Ik weet dat het lijkt alsof ik mezelf probeer vrij te pleiten. Je zoekt zelfs naar een spoor van hem tussen de vieze borden. Elk teken dat hij dicht bij je is, is genoeg. Daniel was te vinden in het soepbord dat hij had laten staan voordat we naar het park gingen, in de kleren die we die ochtend in de wasmand hadden gestopt. In het onopgemaakte bed, in zijn speelgoed. Daniel was nog steeds aanwezig op elke plek in huis: in het knarsen van de bakstenen die uitzetten onder de warmte van de zon, een geluid dat klinkt alsof er met iets gegooid wordt, alsof Daniel een stuk speelgoed op de grond smijt. Fran had het door en daarom probeerde hij de eerste dagen alles op te ruimen, alles, alsof hij nieuwe decors wilde scheppen waarin ik me niet in mijn verdriet kon wentelen; zoals die keer dat hij Daniels bord, dat na verloop van tijd was gaan schimmelen, had weggegooid. Ik kwam er per toeval achter terwijl ik de vuilniszak wegzette. Toen ik het bord zag liggen tussen de etensresten en melkpakken, trok ik het er razend uit en razend pakte ik het koffiekopje dat hij op het aanrecht had gezet terwijl hij iets zei tegen Nagore en gooide het naar zijn hoofd in de hoop op ruzie. Maar Fran maakte geen ruzie meer, hij liet me spartelen tussen een huilbui en een woede-uitbarsting. Er deed zich daarna nooit meer iets in mijn leven voor dat de moeite waard was, het duurde lang voordat ik weer iets van catharsis voelde. Ik had al moeten weten dat mijn leven in een klooster zou kunnen veranderen toen ik merkte dat Fran zijn best deed om in stilte de liefde te bedrijven. Hij had orgasmes die hij met alle kracht die hij in zich had en met samengeperste lippen onderdrukte om maar niet in schreeuwen uit te barsten. Ik kon nog net iets horen doordat hij zijn hoofd altijd dicht bij mijn oor hield. Zijn orgasme was een onderdrukte revolutie in zijn keel. Hij schokte en kronkelde boven op me, maar op een soort van plechtige manier, alsof seks alleen om gevoelens ging en niet om overleven. Ik raakte eraan gewend en dus was het geen verrassing dat we elkaar na de verdwijning van Daniel niets meer te zeggen hadden.
21
Ik heb de zus van Fran nooit ontmoet. Ik ben geen familiemens. Ik weet dat Frans zus door haar man is vermoord. Ik weet dat je niet hoort te sterven door toedoen van iemand van wie je houdt, ik weet dat ze niet wilde sterven omdat ze op het gezicht en de armen van haar moordenaar de krassen van haar nagels aantroffen. Ik weet ook dat Nagore haar blauwe ogen heeft geërfd, hoewel ze het blonde haar van haar vader heeft. Ik weet dat ze een lieve zus was en dat Fran veel van haar hield. Ik weet dat Nagore vertroeteld werd en een liefdevolle opvoeding heeft gekregen. Dat weet ik. Net zoals ik weet dat Nagore van Fran is en niet van mij. Ik weet dat Nagore niet voor mij is geboren. Ik weet dat Nagore altijd in haar achterhoofd houdt dat Amara haar moeder is en niemand anders. Dat weet ik. Dus waarom zou ik tijd verspillen aan het zorgen voor een dochter die niet van mij is? Waarom zou ik medeleven voelen met iemand die ik nooit heb ontmoet? Ik begon denkbeeldige ruzies met Vladimir te voeren, ik had iemand nodig om ruzie mee te maken, maar er was niemand in de buurt die tegen me inging. Wist je dat ik door jouw bericht mijn zoon ben kwijtgeraakt? En jij, wat heb jij daaraan gedaan? Alles te grabbel gooien, dat heb je gedaan, mijn leven te grabbel gegooid, er een grap van gemaakt, een flauwe mop. Wist je dat wel? Wat weet jij er nou van? Niets, je weet niets. Wist je dat ik een kind heb gekregen als excuus om bij jou uit de buurt te blijven. Iemand zou geen kind moeten krijgen om zo’n stomme reden. Ik heb een kind gekregen om bij jou uit de buurt te blijven. Wat een stompzinnigheid, hoe makkelijk jij vervolgens uit mijn leven verdween. Wist je dat ik probeerde te bedenken hoe ik je terug kon krijgen terwijl Daniel met één, twee drie stappen verdween? Wie Daniel ook van me heeft afgenomen, deed dat niet om hem kwaad te doen, Daniel is van me afgepakt omdat hij een beter leven verdiende en het was duidelijk dat ik nog steeds niet wist hoe ik hem dat kon geven, omdat ik mijn tijd met denkbeeldige ruzies met Vladimir verdeed in plaats van na te denken over hoe ik Daniel kon vinden. Er zijn ook kinderen die worden gekneveld, verkracht, in stukken worden gehakt, tot slaaf worden gemaakt en in pornofilms worden gebruikt. Maar het is ook mogelijk dat Daniel in het vuilnis ligt te rotten, ligt te stinken, terwijl er kakkerlakken over hem heen lopen en maden aan hem knabbelen. Vladimir,
22
Vladimir, kun je me horen? Waar is Daniel? Ik wil niet blijven ademhalen. Loop naar de hel, Vladimir, verdwijn, maar geef me mijn zoon terug. Of laat mij maar verdwijnen, leven, laat mij verdwijnen! Met Nagore en Daniel in onze armen stapten we in het vliegtuig. Daniel was twee maanden oud. Ik wilde niet naar huis. Ik weet dat Fran er alles aan heeft gedaan om ervoor te zorgen dat Nagore van ons zou zijn, ook al wilden haar grootouders haar houden. Ik vertrok uit Mexico met Daniel in mijn buik en we konden niet meer terug voor hij geboren was. In die periode zag ik Nagore heel weinig, ook al lagen onze kamers aan dezelfde hal en zat haar deur naast de mijne. Ik vond het eng haar aan te kijken en medeleven te hebben met het verdriet om het verlies van haar ouders. Ik had het gevoel dat ze het als een virus aan me kon overdragen. Zwangere vrouwen zijn overal vatbaar voor. We stapten in het vliegtuig en ik vond het een eng idee dat ik voor Nagore moest gaan zorgen, ik wist niet wat ik met twee kinderen aan moest. Ik wilde nooit moeder worden, moeder zijn is de grootste bevlieging die een vrouw kan hebben. Als je aan de toekomst denkt, beeld je je meestal in dat je het er goed van af hebt gebracht. We verlangen allemaal naar de toekomst omdat er de belofte in schuilt dat je stommiteiten op een gegeven moment achter je liggen. Mijn toekomst bestaat niet, die heeft Daniel meegenomen. Je vraagt niet constant aan iedereen waar Daniel is, waar denk je dat hij is? Maar je bent er de hele tijd in je hoofd mee bezig. Als ik met iemand praat, vraag ik me nog steeds af of er hem of haar misschien een detail te binnen schiet als ik precies vertel wat er is gebeurd, iets wat niet eerder ter sprake is gekomen, om zo het hele plaatje te zien en te achterhalen waar hij gebleven is, wie hem heeft meegenomen... Misschien kan het zo zijn dat op een gegeven moment deze persoon iets doorziet wat noch Fran, noch de politie, noch ik hebben begrepen. Een nieuw persoon biedt altijd mogelijkheden op een nieuw en beter antwoord. Maar ik vraag niemand wat, ik kan me maar beter inbeelden dat hij gelukkig is. Herinnert hij zich mij? Herinnert hij zich mij? Wat herinnert hij zich? Waar denkt hij aan? Haal adem. Herinnert hij zich mij? Mij? Ademt hij nog, ademt Daniel?
23
Nagore heeft een zoete stem die in de loop der jaren niet is veranderd. Alsof ze zich vastklampt aan haar goedheid, ook al heeft ze een moordenaar als vader en een dode moeder. Nagore klampt zich aan de schittering in haar ogen vast, ook al is ze zonder beschermengel geboren. Ze klampt zich eraan vast, hoewel ze is voorbestemd om in de schaduw te staan: in de schaduw van haar moeder, van haar vader, van Fran, van Daniel. Zelfs ik kon haar niet zien staan doordat ze voor mij naar de achtergrond verdween. Ze lijkt op alle vrouwen, ook al doet ze haar uiterste best het tegenovergestelde te zijn. Ik weet dat Fran niet met andere vrouwen naar bed is geweest, hoewel ik zou willen van wel. Omdat ik dan een reden had om hem te haten. Hij doet niets, als een boom. Ik weet dat Daniel hem niet mist. Dat weet ik, omdat hij het niet waard is. Hij is het niet waard. Fran had een goede vader kunnen zijn. Die mogelijkheid heb ik hem gegeven en weer afgenomen. Misschien is hij wel degene die mij haat en is zijn haat genoeg voor ons tweeën. We zijn allebei Daniel niet waard. Laat het eens en voor altijd afgelopen zijn. Een aardbeving, een bom, een oorlog, een pistool, een stel wraakzuchtige opstandelingen, een giftige spin, een gebouw van twintig verdiepingen, een heldendaad. Ik ben nooit een held geweest, daarom leef ik nog. Fran nam Daniel op schoot en Daniel raakte zijn ogen aan alsof hij ze wilde uitsteken, maar zijn vingertjes waren zo zacht en weerloos dat ze Fran nauwelijks deerden. Daniel had net als ik bruine ogen, tenminste één ding waarin hij op mij leek. Dat weet ik zeker, ja, maar niet omdat ik me de kleur van zijn ogen nog kan herinneren, maar omdat ik dat op foto’s kan zien. Ik herinner me wel vaak die keer dat Daniel voor het eerst koorts had en dat we met spoed naar het ziekenhuis gingen. Nagore waren we thuis vergeten. Het moet voor haar een voorteken zijn geweest. Om haar te troosten, nam Fran haar op schoot en zei dat we snel ergens samen heen zouden gaan. Snikkend zei Nagore ja. Daniel staarde naar Nagore alsof hij wist dat het zijn schuld was dat wij haar iets hadden aangedaan, en zij kuste liefkozend zijn oogleden voordat ze naar bed ging en Daniel probeerde haar te omhelzen en gaf haar een kus op de wang.
24
Het leven brengt je in situaties waar je niet om hebt gevraagd. Het leven is klote. Vaak heb ik medelijden met Nagore, maar ze moet op eigen benen leren staan. Niet altijd voel je de haat. Er zijn ook momenten waarop je niet moet huilen. Alleen af en toe voel je bij de kleinste aanleiding de steken in je lever. Net zoals je de ene ochtend gelooft dat alles beter zal worden, en andere ochtenden niet. Je verliest de hoop en leeft met een zwaar gevoel in je maag dat niets met de spijsvertering te maken heeft. Een knoop in het maag-darmkanaal, een knoop waardoor je niet kunt eten, ook al heb je honger, een wond waardoor je niet kunt drinken doordat hij schrijnt. Soms is er even geen haat. Er zijn ook momenten waarop je niet moet huilen, er zijn zelfs momenten dat je moet glimlachen zonder dat je het beseft, of dat je in gedachten in lachen uitbarst. Dat is het gevaarlijkste, ongewild in lachen uitbarsten, want het zijn de pleziertjes die de grootste gaten in je borstkas en longen slaan, en daarom moet je tegen jezelf herhalen: Haal adem, haal adem, haal adem. Een snelkookpan die een paar millimeter van zijn plaats schuift, zodat de stoom verbrandt. De stoom verbrandt, zo lijkt het niet, want het is geen vuur, want het is geen vaste stof, maar het verbrandt en zo gaat het ook als je in gedachten lacht, stoom die zich verspreidt als het naar buiten komt en verbrandt en je haat het. Je haat het om te lachen, ook al kun je er niets aan doen. Eet op, ook al is het eten aangebrand, smakeloos of niet gaar, eet op, zei ik elke avond tegen Nagore, omdat ik de steek in haar lever wilde zijn. Waarom voel ik zo veel en anderen niet? Wat maakt hen bijzonder, welke kaarten hebben zij toebedeeld gekregen om een normaal leven te hebben? Eet op, ondankbaar kind, eet op, ik heb de groenten in blokjes gesneden, zodat het zou lijken alsof ik mijn best heb gedaan! Eet op, aan mijn daden zal het niet liggen, eet op en hou je mond, en ga weg, laat elke flauwe hap pijn doen, laat alles wat je eet pijn doen, huil met me mee, huil en wees zwak zoals ik. Niet altijd voel je de haat, Nagore, maar veel scheelt het niet. En elke avond zette ik haar bord op tafel en dwong haar het helemaal leeg te eten. Waar gaat Daniel elke ochtend heen als ik in bed lig, hopend dat de tijd heeft stilgestaan en hij niet vermist blijkt te zijn? Waar gaat hij heen en wie ziet hij? Is er iemand tegen wie hij mama zegt?
25