PHOTO FRICTION
PHOTO FRICTION
INHOUD
DE KUNSTENAARS
7
9
VOORWOORD
MOOI
Koen Leemans
Peter Terrin
DE WERKEN
/ 12
14
24
34
KOEN BROOS
KATRIEN DE BLAUWER
FILIP DUJARDIN
44
54
64
TINE GUNS
PIETER HUYBRECHTS
CHARLOTTE LYBEER
74
84
94
IVES MAES
MICHÈLE MATYN
JO OP DE BEECK
104
114
124
MAX PINCKERS
VERONIKA POT
NICOLAS PROVOST
134
144
154
BRUNO V. ROELS
ARNO RONCADA
LIEVEN SEGERS
/ 164
167
168
169
KOEN BROOS
KATRIEN DE BLAUWER
FILIP DUJARDIN
170
171
172
TINE GUNS
PIETER HUYBRECHTS
CHARLOTTE LYBEER
173
174
175
IVES MAES
MICHÈLE MATYN
JO OP DE BEECK
176
178
179
MAX PINCKERS
VERONIKA POT
NICOLAS PROVOST
180
181
182
BRUNO V. ROELS
ARNO RONCADA
LIEVEN SEGERS
OVER HET WERK
/ 184
188
189
BIO
BIO
Peter Terrin
Koen Leemans
VOORWOORD
Het vermogen van de fotografie om een ogenblik in de tijd te bevriezen werd lange tijd beschouwd als een bewijs van waarheid – of op zijn minst als een waarheidsgetrouw beeld van de werkelijkheid. Van een foto veronderstelt men dat hij feitelijk vastlegt wat de fotograaf ziet en vindt in de realiteit. Het medium fotografie bouwt op ogenschijnlijk betrouwbare parameters en wordt doorgaans dan ook als authentiek beleefd. Slechts zelden verwijst men naar fotografie als een verbeeldingsvol of verhalend genre. Noch tans spelen heel wat fotografen met denkbeelden en technieken die men gewoonlijk associeert met fictie. In de geschiedenis van de fotografie vinden we voldoende voorbeelden van bewuste constructie en enscenering – die gaan zelfs terug tot de vroegste dagen van het medium. Waar een betrekkelijk jong medium als fotografie nog steeds geregeld onder vuur ligt voor het regis seren van een beeld, zijn ‘historische’ disciplines als schilderkunst en beeldhouwkunst nooit tot meer in staat dan het opnieuw creëren van de werkelijkheid. Dat neemt niet weg dat de foto grafie – vooral de laatste veertig jaar – haar plaats aan tafel heeft kunnen opeisen als volwaardig medium binnen de beeldende kunst, naast de andere klassieke disciplines. De kunstenaars die foto’s nemen beschouwen zichzelf niet langer alleen als louter fotografen maar als kunstenaars die fotografie gebruiken. Een geconstrueerde fotografische praktijk met bestudeerde composities is de uiting van hun kunstenaarschap. Ook in eigen land vinden we recent kunstenaars die hybride foto’s nemen die ruimte laten voor mogelijke fantasierijke speculaties van de waarnemer zelf. Zij onderzoeken en stretchen de grenzen van de fotografie. De steeds sneller evoluerende technologische en digitale mogelijk heden zijn voor velen een onmisbaar onderdeel van hun artistieke methode. Anderen zweren bij de oorspronkelijke en traditionele eigenschappen van het medium in het vormgeven van hun kunst. Hun werk maakt de kijkers bewust van de stereotypes waarop ze vertrouwen en van de culturele aannames bij het lezen van een beeld. De tentoonstelling Photo Friction wil de vraag stellen of en waarom er een discrepantie zou moeten bestaan tussen de verschillende aspecten van de fotografie. Bij de vijftien voorgestelde kunstenaars is in hun werk een zekere wrijving voelbaar. Bij sommigen zal het narratieve of geënsceneerde overduidelijk zijn, bij anderen zal het veeleer subtiel en suggestief zijn. De frictie schuilt soms al in de intentie om een beeld vast te leggen, soms in het thema of onderwerp, maar kan evengoed te vinden zijn in de behandeling van de print, de sequentie of in de manier van presenteren. Zowel in deze publicatie als in de museale tentoonstellingsruimtes van Cultuurcentrum Mechelen wordt een kwalitatieve en ruime selectie werk gepresenteerd. De getoonde werken zorgen voor een uiteenlopend maar hopelijk representatief beeld van de thematiek. De veelgeprezen auteur Peter Terrin speelt in zijn literair werk vaak met de thema’s die in Photo Friction aan bod komen. In ‘Mooi’, het speciaal voor dit project geschreven verhaal, laat hij de lezer gissen waar de werke lijkheid ophoudt en de verdichting begint. Hij toont aan dat de prikkeling van het verleidelijke karakter van de fotografie zelf altijd de bovenhand krijgt, ongeacht wat en hoe er wordt getoond. Koen Leemans
7
MOOI Het viel Herman op doordat het licht was veranderd. Het was november. De dagen werden korter, de zon stond lager aan de hemel en scheen door het ijsglas van de voordeur dieper in de hal. Daar zorgden de hoek van de manshoge spiegel en de blanke muurtegels voor een vreemd effect, een stervormige reflectie die het trappenhuis van onderuit oplichtte. Op een zondag kwam Herman met een leeg koffiekopje van de zolderverdieping waar hij wat filmrolletjes had ontwikkeld. Het theelepeltje gleed van het schoteltje en stuiterde naar de trede waarboven de zwart houten lijst hing, die op dat ogenblik door een punt van de reflectie in de hal beschenen werd. Het was acht minuten over drie, in de tuin hoorde hij de tikkende alarmroep van een merel. Herman keek naar de foto. Hij liep er elke dag langs maar had hem al een tijd niet meer gezien. ‘Je bent bang van je eigen werk’, had Sofie een paar jaar geleden gezegd, terwijl ze soep opschepte. Zijn vrouw kon met de grootste achteloosheid de wereld verklaren, op de meest onmogelijke momenten de waarheid voor zijn voeten werpen. Herman was verslingerd aan fotograferen, kon niet meer zonder, zag werkelijk overal foto’s op eender welk ogenblik van de dag, maar eenmaal hij een poging ondernam om die beelden ook daadwerkelijk op film vast te leggen, voelde hij zich in de eerste plaats mislukking. Hij was bang om zijn mislukking onder ogen te zien, om een amateur te zijn. Daarom had hij zijn werk nooit aan de muur gehangen, hoewel Sofie altijd vol lof was. Lof die altijd hetzelfde klonk en daardoor verdacht was. De vrouw die het leven moeiteloos doorgrondde, kwam over zijn werk niet verder dan ‘mooi’. Ze had gelijk, hij was bang, maar haar gelijk geven, kon hij niet. In een opflakkering van strijdlust maakte hij een selectie van zijn beste foto’s. Beelden die hem, alleen op zolder, het bewijs leken van zijn fijnzinnige talent. Ja, hij had het oog. Hij wist hoe het licht werkte en vond altijd het standpunt, hij zag de lijnen en het contrast en het kader. Hij gebruikte twee lenzen met een vast brandpunt, nooit een zoomlens. Zijn Pentax was gemaakt in de jaren zestig, robuust als een handwapen, voorbestemd om tot in de eeuwigheid iconische beelden te maken. Maar zodra zijn foto’s in een lijst aan de muur hingen, leken ze in de ogen van Herman hun kracht te verliezen, en toonden ze alleen maar zijn ijdelheid. Het eerste bezoek was een oude vriendin van Sofie, uit haar studententijd. Hij was zenuwachtig. Sofie wees haar enthousiast op de foto’s in hun nieuwe lijsten, die de vrouw vluchtig bekeek. ‘En jij hebt die gemaakt?’, vroeg ze uiteindelijk aan Herman, door de stilte gedwongen om iets te zeggen. De foto stond op zijn netvlies gebrand. Hij had hem naast de trap opgehangen, een paar treden onder de eerste verdieping, om hem te beschermen tegen de blikken van bezoek. Hij kon zich nog herinneren dat hij het rolletje ontwikkelde en meteen op zoek ging naar die ene foto. Zelfs op het negatief was te zien dat het om iets bijzonders ging. Het model, Barbara heette ze, een brunette met een melancholische blik, had verschillende poses aan-
9
genomen. Vaak drukte Herman af om de verstarring te doorbreken, om simpelweg verder te
Hij nam de lijst van het haakje en liep ermee naar de zolderverdieping. Hij wachtte een
kunnen gaan, hopend dat er iets zou gebeuren wat een foto opleverde. Barbara had net van
kwartier en keek dan opnieuw, als hoopte hij op een vergissing, een speling van het onge-
haar wijn gedronken en krabde met haar ringvinger lichtjes in de hoek van haar linkeroog.
wone licht. ‘Barbara huilt’, zei hij ’s avonds tegen Sofie. Hij voelde zich, met de lijst in zijn
Jeuk. Het duurde maar een paar seconden, haar lichaam ontspande en nam een onge-
handen voor zijn vrouw, als een idioot. Een foto was een foto. Hij was erbij geweest, had
dwongen houding aan. Ze krabde met haar rechterhand, de middel- en wijsvinger bedekten
door de lens gekeken, de print gemaakt. Op geen enkel moment had hij maar iets gezien dat
haar rechteroog. Hoewel ze recht in de lens keek, vergat ze de camera. De glanzende nagel
erop wees dat ze huilde. ‘Barbara?’, vroeg zijn vrouw met een wrang lachje. ‘Het kind heeft
van haar pink ving het licht dat door het raam viel. Hij drukte af.
plots een naam?’ Minachtend maar ook nieuwsgierig liet ze haar blik op de foto rusten. ‘Ze krabt onder haar oog’, besloot ze. ‘Ze rookt een sigaretje. Waarom zou ze huilen, Herman?
Hij raapte het koffielepeltje op en keek naar de foto. De fijne filmkorrel was zo aanwezig dat het leek of de foto op doek was afgedrukt. Hij keek naar haar mooie schouders
Waarom zou Barbara huilen, naakt op ons bed met een sigaretje? Ze heeft het prima naar haar zin.’
die door de geringe scherptediepte een zachte contour hadden, haar opgetrokken benen,
10
haar ontspannen linkerhand met brandende sigaret die half op haar knie rustte. ‘Waar is dit
Hij zag nog meer. Door zijn vergrootglas zag hij ter hoogte van haar sleutelbeen een
genomen?’, vroeg Sofie, toen hij de foto voor het eerst aan haar toonde. ‘Op ons bed’, zei
vlekje, lichter dan haar huid, misschien een traan die uit haar oog was gedrupt. Het wist het
Herman. Haar blik cirkelde om het lichaam van Barbara, op zoek naar een aanknopingspunt.
niet zeker, dat deel van het beeld was wazig en donker. Op zaterdag ging hij langs bij twee
Alleen onderaan het beeld waren de lakens te zien, de muur bij het hoofdeinde was in de
bevriende fotografen. Alle drie waren ze uit de fotoclub gestapt omdat ze het gevoel hadden
schaduw verdwenen. ‘Ze is naakt’, zei Sofie. Pas toen ze het zei, zag hij het ook, door de
op een dood spoor te zitten. Een fotograaf in een groep, dat sloeg nergens op, fotografen
stille pracht van het beeld was het bijzaak geworden. Ze had gelijk. Maar ook weer niet. Je
waren eenzaten. Tom was om één uur net wakker en zei dat het een prachtige foto was,
zag haar blote schouders en armen, haar opgetrokken blote benen, dat was het. Ze was
tijdloos. André zat om drie uur aan de cognac en zei dat het een verdomd lekker ding was
naakt geweest in de slaapkamer, maar een naaktfoto was dit niet. Sofie had er verder het
en klopte Herman blij verrast op de schouder. Op zijn uitdrukkelijke vraag keken ze nog
zwijgen toe gedaan. Het ging tenslotte om de fotografie, om het resultaat. Ze was een
eens, aandachtig, maar ze wisten niet waar hij op doelde. Mooi, herhaalden ze, elk op hun
intelligente vrouw. Het ging om het kunstwerk.
eigen manier. Hij bedankte hen en bleef nog even uit beleefdheid naar hun foto’s kijken, terwijl hij de hele tijd aan Barbara dacht, aan die middag. Op weg naar huis stopte hij langs
Ook ’s avonds, zittend op het bed, zei ze er niets over. Met Sofie was het licht altijd anders dan op de foto, die genomen werd op een late middag, en nooit dacht Herman meer
de weg en legde de zwarthouten lijst in zijn schoot. Bewijzen had hij niet meer nodig. Wat iedereen ook over de foto mocht beweren, hij wist dat ze huilde.
aan Barbara die hij uit zijn kleine studio had meegenomen naar hun slaapkamer en naakt op het opengeslagen bed had laten plaatsnemen in het natuurlijke licht. Ze was per slot van
Aan de telefoon had ze uitbundig geklonken, alsof ze in gezelschap van vrienden was.
rekening een getrouwde vrouw geweest. Ze was eind de twintig en ging weer studeren,
Toen hij haar twee dagen later binnenliet en voorging op de trap was ze stil. Ze keek hem
geschiedenis. Ze verdiende bij als model aan de academie. Hij herinnerde zich haar trouw-
amper aan. Ze kleedde zich uit in een hoekje. Naakt leek ze zich beter te voelen, ze richtte
ring, de enige opsmuk aan de hand met de sigaret, een eenvoudig dun ringetje dat door de
zich op en vroeg: ‘Wat moet ik doen?’ Hij vond haar imponerend, de eerste minuten voelde
compositie van de foto samen met haar oog de aandacht trok.
hij zich nietig, een kluns, een dief. Gaandeweg werden haar ogen zachter. Hij vroeg wat ze wilde drinken, ze zei rode wijn. Vond hij het erg als ze rookte?
Herman stond op de traptrede en keek naar Barbara. Hij had haar parfum geroken, toen ze een beetje van hem afgewend met kleine bewegingen uit haar kleren stapte. Hij
Tot diep in de nacht bleef hij op zolder. Hij zei tegen Sofie dat hij eindelijk eens alle film-
rook het nu. Ze had mooie heupen en een buikje, een klassieke welving, een jonge vrouw.
pjes zou ontwikkelen die hij in zijn lade had gestopt. Hij hing de foto aan de muur en draaide
Even maar had hij haar ongehinderd kunnen opnemen, toen had ze hem gevraagd wat ze
zijn stoel. Had ze na een paar glazen wijn een moment van zwakte gekend? Was ze ontroerd
moest doen. Barbara. Het licht dat van onderuit op de foto viel deed iets met het beeld. De
geweest door zijn geduld en respect, en had ze hem in de intimiteit van zijn slaapkamer iets
aandacht verschoof. Het licht opengesperde oog waaronder haar ringvinger krabde zag er
willen vertellen? Was hij onnodig op een afstand gebleven? Ze had haar verdriet verborgen,
anders uit. Hij keek een tijdje naar haar gezicht en toen daagde hem iets. Barbara krabde
toonde hem alleen maar de ring, die om haar vinger knelde. Ze toonde het lichaam van een
geen jeuk weg, maar een traan. Hij concentreerde zich op haar oog. Het was moeilijk te
jonge vrouw en die ring om haar vinger. Het was alsof zij de foto had gemaakt en toen al
zien maar hij meende dat enkele wimpers van haar onderste ooglid door het traanvocht
wist dat hij vannacht de waarheid zou zien.
aan elkaar kleefden.
Peter Terrin (geïnspireerd door ‘Barbara’, Saul Leiter, c. 1948)
11
DE WERKEN
KOEN BROOS
IVES MAES