MAJOR
TOM SIMPSON
DE LEGENDE LEEFT VOORT
1937–1967
Wim De Bock Mark Vanlombeek
TOM SIMPSON
EEN ZOON VAN DE MIJN
4
EEN BETER LEVEN DANKZIJ DE KOERS ROMANTIEK IN SAINT-BRIEUC
20
DE CLOWN MET DE BOLHOED
24
MAJOR SIMPSON MAAKT NAAM EEN HALVE BELG
12
38
42
DE WERELDKAMPIOEN MET HET GEBROKEN BEEN DE TOUR VAN 1967 MÓÉST TOP ZIJN DRAMA OP DE VENTOUX
110
EEN COCKTAIL VAN REDENEN LEVEN MET DE ERFENIS
134
DE LEGENDE LEEFT VOORT PALMARES
154
122
146
98
66
TOM SIMPSON
EEN ZOON VAN DE MIJN
1. Op vakantie in de badstad Bridlington.
In county Durham, in het noordoosten van Engeland, werd er al in de middeleeuwen steenkool gedolven. Met de industriĂŤle revolutie vanaf begin negentiende eeuw werd de steenkoolwinning steeds omvangrijker en belangrijker. Overal werden er steenkoolmijnen gebouwd en rezen er terrils op. Van heinde en verre kwamen mensen zich aanbieden als goedkope arbeidskrachten. Het voorheen vooral agrarische Durham werd herschapen in een regio van zware arbeid en vervuilende industrie. De landeigenaars, zoals de bisschop van Durham, en de ondernemers werden steenrijk. In 1923, op het hoogtepunt van de mijnindustrie, waren er honderdzeventigduizend mijnwerkers en tientallen mijnen in Durham. Maar daarna ging het gestaag bergaf met de steenkool, was er minder productie, en dus minder werk.
5
MaJOR
2. Het doopkaartje van Tom, 29 december 1937.
3
6
TOM SIMPSON Zo stond county Durham ervoor toen Tom – Thomas – Simpson er in 1937 geboren werd. De hedendaagse bezoeker geniet van de onweerstaanbaar ruige kustlijn van Durham en het lieflijke van de nabije North Yorkshire valleien en moors. Maar voor het gezin Simpson was het zaak om te overleven in deze regio waar de steenkool weliswaar nog voor werk en loon zorgde, maar niet voor ware welvaart en welzijn. ‘Ik zou gerust durven te zeggen dat Toms ouders nauwelijks rondkwamen van één mijnwerkersloon, zeker met zes kinderen te voeden’, zegt Helen Sherburn, zijn echtgenote. ‘Niet dat ze niet te eten hadden, maar het was toch een vorm van relatieve armoede. Dat was niet uitzonderlijk in die streek. Er waren weinig jobs, ze waren slechtbetaald, het was een hard leven.’ Toms vader, ook Thomas geheten, werkte in de South Hetton Colliery als mijnwerker en woonde met zijn gezin in Haswell. Het is daar dat volgens de overlevering ‘the world’s first modern coal mine’ werd gebouwd, in 1833. Die bracht jobs naar Haswell, maar ook miserie. Bij een mijnongeluk in 1844 lieten 95 mannen en jongens het leven. Toen de mijn van Haswell definitief sloot in 1895 leek het dorpje een tweede keer meer dood dan levend. Maar Haswell overleefde en is nu een stille plattelandsgemeente met bijna tweeduizend inwoners.
‘Er waren weinig jobs, het was een hard leven’
Toen vader Thomas Simpson er woonde, waren er nog talrijke koolmijnen in de regio, zoals die van South Hetton, zij het dat de steenkoolindustrie wel achteruitboerde. Zijn zware arbeid bracht brood op de plank voor zijn vrouw Alice Cheetham, zijn vier dochters (Peggy, Jenny, Alice en Renee) en zijn twee zonen (Harry en Thomas). Die laatste, later vooral Tom genoemd, werd geboren op 30 november 1937 in het hospitaal van Easington, op een steenworp van Haswell. In 1950, toen kleine Tom twaalf was, besliste vader Thomas om met zijn gezin te verhuizen naar Harworth, meer dan honderd kilometer zuidwaarts, een stadje in Nottinghamshire, dicht bij Doncaster en Sheffield. Daar, in de Harworth Colliery Coal Mine, waren er meer jobmogelijkheden voor mijnwerkers. Joanne Simpson: ‘Toch is mijn vader zich altijd een Yorkshireman blijven voelen, al woonde hij er niet zo lang. Yorkshiremen zijn fier op hun afkomst, ze hebben toch hun eigenheid. Mijn vader behield ook zijn Yorkshire-accent. Ik was al 34 jaar toen ik, in een documentaire, voor het eerst de stem van mijn vader hoorde (ik was nog heel klein toen hij stierf). Wat mij onmiddellijk opviel, was dat zware Yorkshire-accent. En ik dacht meteen: “Wat heeft mijn ma toch in die man gezien?”. Want mijn moeder spreekt perfect Oxford Engels. Mijn moeder was een well-educated lady, en dat zal Tom, vanuit zijn bescheidener milieu, zeker aangetrokken hebben.’
4
Jan Janssen herkende zich later in de bescheiden afkomst van Simpson: ‘Dat we vrienden werden, was ook omdat dat we de ervaringen in onze jeugd deelden. Wij hadden de Tweede Wereldoorlog nog meegemaakt. Tom was van 1937, ik van 1940. Wij waren met zeven kinderen thuis. Na de oorlog was het bij ons toch armoe troef. Ik kom uit een streng katholiek gezin. Dus elke zondag naar de mis. Maar allemaal samen kon niet, want ik moest bijvoorbeeld de schoenen overnemen van mijn ene broer en de vest van een andere. En dus moesten we op verschillende uren naar de mis. Iedereen zijn eigen schoenen en zijn eigen kleding, dat kon toen niet. Dat was zo in die tijd. Wij hadden het echt niet breed. En Tom kwam uit een vergelijkbaar milieu. Dat schept ook een band. We kenden allebei maar al te goed de waarde van het geld en daar hadden we respect voor.’
7
MaJOR 5. Tom en cricket: geen goed huwelijk. Hij was alleen gemaakt voor de fiets. 6. Een ontluikend wielertalent. De fiets kreeg hij van Harry Sidwells, die trouwde met Toms zuster. Sidwells was ook secretaris van de Harworth & District Cycling Club. 7. Tom rechtsboven op de groepsfoto.
6
De broers Tom en Harry hadden sportieve genen, koersten graag en sloten zich aan bij de Harworth & District Cycling Club, die overigens nog altijd bestaat. Tom reed zijn eerste race toen hij dertien was. Hij werkte tussendoor als besteljongen voor wat centen om betere fietsen te kunnen kopen. Harry gaf na een tijdje het koersen op en werd voetballer. De twee broers groeiden vanaf dan wat uit elkaar. ‘Ze waren dan ook totaal verschillend’, zegt Helen Sherburn. ‘Mijn echtgenoot Tom was extravert, altijd lachen, altijd bezig, ambitieus. Harry was eerder stil, teruggetrokken, een beetje onzeker. Ik herinner me dat Tom soms zei dat hij niet kon geloven dat Harry zijn broer was, zo verschillend waren ze.’
8. / 9. Tom en zijn broer Harry: twee verschillende persoonlijkheden. 10. Tom, zus Alice en haar man, links zus Renee en in de deuropening zijn moeder.
8
De omstandigheden maakten ook dat de broers elkaar niet vaak meer zagen. Tom was steeds meer uithuizig door zijn wielerloopbaan en verhuisde in 1959 definitief naar het continent. Harry zag een huwelijk spaak lopen en verhuisde op zijn beurt naar Australië, waar hij nog steeds woont. Het contact tussen de twee broers verwaterde.
TOM SIMPSON
8
7
9
10
9
MaJOR 11. Met zijn zus Alice die een van Toms eerste koersďŹ etsen uitprobeert.
10
12. Met zijn moeder en zijn broer in Harworth: Harry bleek uiteindelijk geen ambitie te hebben voor de koers.
11
TOM SIMPSON
EEN BETER LEVEN DANKZIJ DE KOERS
13. Met lauwerkrans na een rit in Derbyshire.
Toen Tom zestien was, stopte hij met school (hij volgde een opleiding in het Worksop Technical College) en ging als technisch tekenaar werken in een bedrijf in Retford. De vijftien kilometer van en naar zijn werk reed hij uiteraard met de fiets. In 1954 sloot hij zich bij een andere club aan, de Scala Wheelers uit het dichtbijgelegen Rotherham. Tom werd steeds beter op de fiets en viel op door zijn agressieve, offensieve stijl, die hem naast veel valpartijen ook veel bewondering opleverde. Zijn tengere lijf gecombineerd met zijn eerste succesjes leverde hem de bijnaam Four Stone Coppi op. Hij was zo’n lichtgewicht dat hij niet meer leek te wegen dan four stone (vijfentwintig kilogram).
13
14. Tom (rechts) in een van zijn eerste koersen in 1955, met naast hem zijn goede vriend George Shaw die ook aangesloten was bij de Scala Wheelers en die deze jongerenwedstrijd (de Burbage Junior Road Race) ook won. Simpson eindigde vijfde. Shaw overleed in 2016. 15. 1954 in Harworth, met een pistefiets. Hij draagt twee extra racewielen, een op de rug en een in een wieldrager op zijn fiets. Dit is wellicht een fiets die hij kreeg van Harry Sidwells, zijn eerste echte racefiets.
16. De Glass Bulb Factor y was na Toms dood niet vergeten dat hij er ooit, als jonge knaap, gewerkt had, en bedacht hem met een herdenkingsplaat. 15
14
16
TOM SIMPSON Tom reed ook graag op de piste, vooral in het Fallowfield Stadium in Manchester, en was daarbij vooral succesvol in de achtervolging. Het is op de baan dat zijn talent voor het eerst écht begon te renderen. ‘Dat was typisch voor Britse wielrenners, en dat is het nog steeds: ze debuteren vaak op de piste, met tijdrijden, met achtervolging, met de sprint’, zegt Barry Hoban. ‘Pas daarna gaan ze op de weg rijden, vooral op het continent. Kijk naar Boardman, naar Wiggins. Zo ging het ook met Tom: eerst leerde hij de skills op de piste, daarna pas werd hij ook een echte wegcoureur.’ In 1956 werd Tom tweede in het Brits kampioenschap achtervolging in Manchester. Hij werd een tijd goed begeleid door Cyril Cartwright, die ooit de zilveren medaille won op het WK achtervolging bij de amateurs. Tom werkte intussen in een glasfabriek in Harworth. Joanne Simpson: ‘Dat was de Harworth Glass Bulb Factory. Hij werkte daar als technisch tekenaar (draughtsman). Zijn zus Renee heeft daar heel haar leven gewerkt. Tom gaf aan dat hij dat zeker niet wilde. Renee is getrouwd met Harry Sidwells. Ze leerden elkaar bij Glass Bulb kennen, en hun zoon is de auteur en wielerjournalist Chris Sidwells die later over Tom een boek schreef. Harry Sidwells was secretaris van de plaatselijke fietsclub Harworth & District Cycling Club en Toms eerste koersfiets was een afdankertje van Harry. Technisch inzicht erfde ik zeker van mijn vader. Zelf studeerde ik Film & Fotografie. Na het behalen van mijn diploma maakte ik een wereldreis (net zoals mijn ouders destijds naar het continent trokken, heb ik ook de wereld verkend). Na mijn terugkeer volgde ik een cursus Autocad in Brugge. Toevallig zochten ze daar in een bedrijf een technisch tekenaar – ik beantwoordde totaal niet aan het gevraagde profiel, maar door mijn technische inzicht werd ik toch aangeworven. Al doende heb ik uiteindelijk technisch tekenen geleerd. Het is pas achteraf dat ik te weten ben gekomen dat mijn vader ook technisch tekenaar was.’ Tom koerste vaak samen met zijn vriend Norman Sheil. Sheil reed in 1960 de Ronde van Frankrijk en werd later coach van de British Cycling Federation. Door zijn goede resultaten werd Tom opgenomen in het Britse viermansteam voor de ploegenachtervolging op de Olympische Spelen in het Australische Melbourne (november-december 1956), samen met Donald Burgess, Mike Gambrill en John Geddes. De Britten pakten de bronzen medaille na Italië en Frankrijk. Tom leerde vanuit zijn bescheiden milieu en dankzij zijn wielertalent al gauw de wereld kennen: hij reed met de Britse jeugdploeg in Rusland, Bulgarije, Australië… In 1957 en 1958 werd hij Brits kampioen in de achtervolging bij de amateurs. Hij reed ook in het Kuipke in Gent, waar hij ontvangen werd door Albert Beurick en zijn vrouw Arlette, die wel vaker Britse coureurs ontvingen in hun café Den Engel (op de Dendermondsesteenweg in Sint-Amandsberg, een eeuwenoude herberg) dat het hoofdkwartier van het Britse wielrennen op het continent werd. Jonge wielrenners konden er eten en slapen. Het stond bekend als GuestHouse The Angel, recommended for Cyclists. Het werd in 2011 gesloopt om plaats te maken voor appartementen… Beurick, even oud als Simpson, werd later de voorzitter van de Tom Simpson Fan Club in België, richtte het Velotel op bij Gent (dat accommodatie bood aan jonge renners), organiseerde oefenstages en speelde een belangrijke rol in de introductie van Britse renners op het continent. Hij overleed in 2009 op 72-jarige leeftijd. Op zijn begrafenis werden zijn favoriete (Britse!) songs gespeeld: The Green Green Grass of Home van Tom Jones, Imagine van John Lennon and Monty Pythons Always Look on the Bright Side of Life.
17. Op de Britse kampioenschappen achter volging in het Fallowfield Stadium in Manchester 1956 won Tom een zilveren medaille. 18. Tom in zijn olympische pak in 1956.
‘En dus bleef er voor mij alleen le vélo over’
17
18
15
19
16
MaJOR
TOM SIMPSON Graham Webb (wereldkampioen bij de amateurs in 1967) zei over Beurick later: ‘Groot-Brittannië zou nooit een wielerkampioen hebben gekend als Albert er niet was geweest. Hij zou boven aan de lijst moeten staan in de Hall of Fame van het Britse wielrennen.’
19. Een brief naar zijn zus Alice vanuit Melbourne 1956. 20. / 21. Zijn olympische paspoort van Melbourne.
Zijn successen op de piste en zijn zeges hier en daar in Britse wegwedstrijden voldeden niet voor Tom. Simpson wist dat hij, als hij het wilde maken als profwielrenner, naar het continent moest. Daar was prijzengeld te vinden, daar waren profteams en profcontracten te versieren, daar werden de grote wedstrijden georganiseerd, daar kon hij meer bijleren en zich vervolmaken. Simpson: ‘In Engeland speelde iedereen voetbal of cricket of golf. En ik was niet goed met een bal. Ik kreeg de bal niet te pakken en ik was slecht in cricket. En dus bleef er voor mij alleen le vélo over.’ 20
21
‘Het Kanaal tussen de Engelse kust en het continent is misschien maar dertig kilometer breed, maar voor Britse wielrenners lijkt het wel drieduizend kilometer’, zegt Barry Hoban, die opgroeide in Wakefield, niet zo ver van waar Tom opgroeide. ‘Het wielrennen op het continent leek voor jonge renners als Tom en ik een totaal andere wereld, bijna onbereikbaar. We lazen en hoorden over Anquetil en Bahamontes, dat waren legenden! Het leek ons onmogelijk om ooit ook mythische koersen als Milaan-San Remo of de Ronde van Frankrijk te kunnen rijden. Het wielrennen in Engeland was een klein wereldje, we kenden elkaar zeer goed, we reden constant tegen elkaar. Maar als je écht wielrenner wilde worden, dan moest je vertrekken. Je zag je ouders worstelen om te overleven en je besefte: er is een weg uit dit leven, namelijk wielrenner worden. In Groot-Brittannië was het wielrennen nog zeer amateuristisch, je won alleen zakgeld. Als je de grote stap wilde zetten, moest je naar het continent. Tom verhuisde naar Bretagne, ik naar Noord-Frankrijk, en vandaar allebei naar België.’ Toms moeder verklaarde: ‘Tom had plakboeken met beroemde wielrenners: Coppi, Kübler en anderen. Hij zei altijd: ik droom van hen. En ik ben geboren om een van hen te zijn voor ik sterf. En zo geschiedde.’
17
MAJOR
22. Tom en Albert Beurick, die voorzitter was van de Tom Simpson Fan Club in BelgiĂŤ. 23. Oktober 1957: Tom rijdt, op een Carlton-ďŹ ets, naar de zegebloemen in de National Hill Climb Championships in het Peak District. 24. Samen met de Britse coureur Eric Thompson in juli 1958 op de British Empire & Commonwealth Games in Cardiff: Tom pakte zilver in de individuele achtervolging.
22
23
24
18
TOM SIMPSON
ROMANTIEK IN SAINT-BRIEUC
25. De allereerste foto die Helen van Tom kreeg in Saint-Brieuc. Tom schreef erop met een blauwe pen: ‘To Helen, With Best Wishes’. Helen bewaarde deze foto jarenlang in haar handtas.
Tom ontmoette na een race op het eiland Man de Franse wielrennende broers Robert en Yvon Murphy (van Ierse afkomst), die in het Bretoense Saint-Brieuc woonden, zonen van een slager daar. Hij schreef hen een brief met de vraag of ze hem konden helpen. Ze nodigden hem uit om in het seizoen bij hen te komen wonen en trainen. Hij kwam er aan in het voorjaar van 1959; een beslissing die zijn hele leven zou veranderen, in meer dan één betekenis. Hij nam afscheid van zijn moeder met de woorden: ‘I don’t want to be sitting here in twenty years’ time, wondering what would have happened if I hadn’t gone to France.’
21