HOOFDSTUK 5 S TA R T T O I N V E S T
1.
FINANCIËLE BASISKENNIS Om als spaarder-belegger te starten, is basiskennis van enerzijds de risicoloze spaarproducten en anderzijds de meer risicovolle aandelen-, obligatie- en fondsenbeleggingen een absolute noodzaak. De volgende hoofdstukken bevatten in die optiek de basiskenmerken van de courante spaar- en beleggingsproducten.
Banken en verzekeringsmaatschappijen hebben verschillende oplossingen in de aanbieding om geld te sparen of te beleggen en dit zowel op korte als op lange termijn. Het probleem is echter dat veel spaarders financieel ongeletterd zijn, laat staan dat ze op de hoogte zijn van hun beleggingen. Gezien de lage rentestanden op risicoloze spaar- en beleggingsproducten zijn de spaarders verplicht om op zoek te gaan naar meer risicovolle beleggingen. Maar alvorens hieraan te beginnen, is een algemene beleggingsintroductie een absolute must.
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
In dit hoofdstuk vind je onder andere een antwoord op onderstaande vragen: Waarom stelt de bank vragen over mijn kennis van beleggingsproducten als ik een som geld wil beleggen? Hoe groot moet de buffer zijn die iemand opzijzet voor onverwachte uitgaven? Wat betekenen MiFID I en MiFID II voor mij als belegger? Betaalt men ook belastingen of taksen op beleggingen? Wat is het verband tussen inflatie en mijn beleggingen? Kan ik via een belegging in het buitenland eventuele taksen in België vermijden? Wat is de Kaaimantaks? Wanneer betaalt een belegger de effectentaks 2.0 op de effectenrekening?
(Bron: De Tijd, 2014)
2 .
SPAA R B U F F E R
LIQUIDE BUFFER: EEN MUST Vóór iemand begint te ‘beleggen’, moet hij beschikken over een ‘spaarbuffer’ voor onvoorziene omstandigheden en/of voor geplande uitgaven. De omvang van die reserve hangt af van verschillende factoren, zoals de gezinssituatie, leeftijd en interesses: sommige mensen vinden 2.000 euro voldoende terwijl iemand anders zich niet comfortabel voelt als de spaarrekening daalt onder 20.000 euro.
Eenvoudige vuistregel voor het bepalen van de spaarbuffer: het gemiddeld gezinsinkomen van drie tot zes maanden! Ook bufferberekenaar.nibud.nl en bepaalde apps berekenen de ideale reserve.
206
207
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
al vanaf 25 euro per maand periodiek beleggen via een beleggingsplan mogelijk. ALLEENSTAANDE
ECHTPAAR
ALLEENSTAANDE OUDER MET 2 KINDEREN
ECHTPAAR MET 2 KINDEREN
HUURWONING
KOOPWONING
KOOPWONING
KOOPWONING
INKOMEN 1 . 8 00 E U R O NETTO
INKOMEN 2 .8 0 0 E U R O NETTO
INKOMEN 2. 000 E U R O NETTO
INKOMEN 2. 900 E U R O NETTO
1 3 .2 0 0 EURO
12. 700 EURO
15. 100 EURO
5.
B E PA L E N B E L E G G I N G S P R O F I E L
5.1.
ALGEMEEN
De keuze voor een beleggingsproduct hangt af van het beleggingsprofiel van de spaarder, oftewel “Hoe is hij als belegger?”: durft hij risico’s te nemen, kan hij op lange termijn beleggen, enzovoorts?
Figuur 5.1: Omvang spaarbuffer in diverse situaties (Bron: De Tijd, 2009)
Omdat de buffer onder andere dient voor de financiering van onvoorziene uitgaven, moet hij te allen tijde opgevraagd kunnen worden. Omwille van die ‘100-procent’-liquiditeit is een spaarrekening zowat de enige optie.
S PAA RREK EN IN G
3.
P EN S IO EN S PA REN LA N G ET ERMIJN S PA REN
4.
Een beleggersprofiel is te vergelijken met een foto van de belegger, die verschilt op basis van kennis van beleggingsproducten, houding ten opzichte van risico, gewenste looptijd en financiële situatie.
F I S C A A L S PA R E N Als de spaarbuffer voldoende stevig is, kan de spaarder beginnen denken aan oplossingen die meer rendement opleveren. In eerste instantie zijn er de vormen van fiscaal sparen (pensioensparen, langetermijnsparen) die op lange termijn een mooi rendement opleveren, en tegelijkertijd jaarlijks een belastingvermindering opleveren van 25 à 30 procent. Deze spaarvormen zijn wel wettelijk gemaximaliseerd, maar de plafonds worden normaal jaarlijks geïndexeerd.
BELEGGEN Wanneer de spaarbuffer op peil is en er een maximale invulling is gegeven aan het fiscaal sparen, kan het overige geld belegd worden. Het hoeft hier niet noodzakelijk over grote bedragen te gaan, want bij sommige KI is
208
Beleggers die zelf hun huiswerk willen maken of die online beleggen, kunnen met behulp van onderstaand schema al een eenvoudig antwoord krijgen op de vraag naar het best passende beleggingsproduct. HEB IK HET GELD OP KORTE TERMIJN NODIG? JA
NEEN
SPAARREKENING
VIND IK KAPITAALGARANTIE BELANGRIJK? JA
NEEN
WIL IK JAARLIJKS EEN VASTE RENTE?
WIL IK JAARLIJKS EEN VASTE RENTE?
JA
NEEN
JA
NEEN
TERMIJNREKENING, KASBON, TAK 21, STAATSBON
FONDS MET KAPITAALGARANTIE
OBLIGATIES, DISTRIBUTIEFONDSEN
AANDELEN, KAPITALISATIEFONDSEN
Figuur 5.2: Bepaling beleggersprofiel (Bron: De Tijd, 2010)
209
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
6 . 300 EURO
De bedoeling is dat het belegde bedrag in waarde toeneemt en dat er financieel voordeel gerealiseerd wordt. Er bestaan verschillende al dan niet risicovolle beleggingsproducten. De keuze van een product hangt af van het beleggingsprofiel van de potentiële belegger.
Wil de potentiële belegger een beroep doen op het beleggingsadvies van een financiële instelling, dan is deze – als gevolg van de MiFID- richtlijnen – wettelijk verplicht om het beleggingsprofiel te bepalen. Pas daarna mag ze het best passende beleggingproduct verkopen. 5.2.
V RAG E N L I J ST
De KI polsen naar de persoonlijke situatie aan de hand van een aantal categorieën van vragen: • Wat zijn de beleggingsdoelstellingen? • Wat is de beleggingshorizon? • Hoe is de financiële situatie? • Welke risico’s kan men aan?
MIFID -RICHTLIJNEN
Dit zijn een aantal vragen uit een beleggersprofielbepaling: • Wat is uw spaarvermogen? • Zal u het belegd kapitaal binnen de drie jaar nodig hebben? • Bent u eigenaar van onroerend goed? • Wat is uw leeftijd?
Om de laatste doelstelling te realiseren moet de beleggingsonderneming de belegger categoriseren als: • niet-professionele klant of retailcliënt; • professionele klant.
• Wat is uw beleggingshorizon? • Bent u vertrouwd met spaarproducten en beleggingen? • Weet u wat een levensverzekering, een optie en/of een future is? • Informeert u zich op eigen initiatief over beleggingen of interesseert het u niet echt? • Hecht u belang aan kapitaalbehoud of bent u bereid risico’s te nemen?
De niet-professionele klanten genieten de hoogste beleggersbescherming.
• Hoe staat u tegenover sterke koersschommelingen? • Met welk rendement op uw beleggingen bent u tevreden?
5.2.1.
MIFID I
• Hoe zou u reageren mocht uw portefeuille met meer dan 15 procent dalen?
MiFID I verplicht om drie belangrijke beginselen na te leven bij beleggingsadvies: 5.2.2.1.
De zorgplicht of het ‘ken uw cliënt’-principe houdt in dat financiële tussenpersonen zich op een loyale, eerlijke en professionele wijze moeten inzetten voor de belangen van de klant. V ERPLIC H T B E LEG G IN G S PRO F IEL
Op basis van hun antwoorden worden de beleggers gelabeld, gaande van defensief (secure), overgematigd (moderate), of evenwichtig (balanced) tot agressief (active) of offensief (dynamic). Het is deze categorie die zal bepalen welke producten het best bij de belegger passen. Het beleggersprofiel heeft een houdbaarheidsdatum van drie jaar.
KNOW YOUR CONSU MER
Om dit te realiseren werden ze (in de meeste gevallen) verplicht een beleggingsprofiel op te stellen om te kijken of de aangeboden beleggingsproducten wel geschikt (suitable) en gepast (appropriate) zijn.
DR I E JAA R
E X TRA INFORMATIE: B ELEGGINGSPROFIELEN
Aan de hand van de resultaten van de appropriateness- en suitability-test kan de financiële tussenpersoon de volgende indeling maken: • conservatieve belegger:
210
kapitaalbescherming komt op de eerste plaats en pas daarna rendement;
211
H oo f d s t u k 5
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
MiFID (Markets in Financial Instruments Directive) I en II zijn Europese richtlijnen die beleggers beschermen bij hun beleggingen en bij hun contacten met financiële instellingen in verband met beleggen. Ze voerden meer bepaald een aantal gedragsregels in die van toepassing zijn op alle financiële tussenpersonen die beleggingsactiviteiten uitoefenen binnen de Europese Unie. Ze bevatten bepalingen over de informatieverstrekking aan de cliënten, de inhoud van cliëntenovereenkomsten, de rapportering aan cliënten, de zorgplicht, de behandeling van belangenconflicten en transparantie inzake kosten en vergoedingen (inducements).
Concreet moeten ze aan de hand van een vragenlijst of een suitability- en appropriateness-test proberen zicht te krijgen op het beleggingsprofiel van de potentiële beleggers.
St a r t to i n v e s t
MiFID I maakte een onderscheid tussen drie soorten transacties:
• defensieve belegger:
veiligheid van zijn vermogen is nog altijd heel belangrijk, maar hij wil kunnen genie-
ten van een stijging van de financiële markten;
TABEL 5.1: BELEGGINGSPROFIEL: JA OF NEEN? (BRON: DE TIJD , 2007)
• neutrale belegger:
gaat voor een evenwicht tussen het rendement en het risico van de beleggingen;
• dynamische belegger:
kiest voor een hoog rendement: hij kan ermee leven dat de waarde van zijn por-
tefeuille op korte termijn schommelt omdat hij geïnteresseerd is in rendement op lange termijn; • agressieve belegger:
SOORT BELEGGERSPROFIEL
VRAGEN OVER
Order voor niet-complex product op initiatief klant
Geen
Geen vragen
Order voor complex product of voor niet-complex product op initiatief van de bank
Beperkt
Kennis en ervaring
Vermogensbeheer of beleggingsadvies
Volledig
Kennis en ervaring, financiële toestand en beleggingsdoelstellingen
belegt hoofdzakelijk in aandelen en volgt de aandelenmarkten op de voet om op
de juiste momenten te kopen en te verkopen. Een agressieve belegger heeft door-
Uit bovenstaand schema blijkt dat in het geval een belegger zelf het initiatief neemt om een niet-complex product te kopen, geen beleggingsprofiel vereist is. De financiële tussenpersoon voert hier enkel het order uit (execution only). In alle andere gevallen is ofwel een beperkt (enkel vragen over kennis en ervaring), ofwel een volledig beleggersprofiel nodig.
gedreven financiële kennis.
Elke bank heeft een eigen classificatiesysteem en een eigen definitie voor de gepaste beleg-
E X ECU T I ON ON LY
gingsstrategie voor beleggers in een bepaalde klasse. De KI kiest zelf in welke financiële producten belegd mag worden en welk percentage van de portefeuille ze mogen uitmaken.
Een beleggingsprofiel heeft tot gevolg dat een belegger die een product wil kopen dat niet bij zijn profiel past, door de bank gewaarschuwd moet worden. Wil hij toch kopen, dan moet hij zijn toestemming geven door een document te ondertekenen waarin hij aangeeft dat hij op de hoogte is van de risico’s.
Bij AXA kunnen enkel klanten met een offensief profiel in aandelen beleggen. ING, daarentegen, sluit aankopen van individuele aandelen enkel uit voor de ‘oerconservatieve’ beleggers. Bij BNP Paribas Fortis mogen ‘conservatieve’ klanten helemaal geen aandelen kopen en ‘defensieve’ klanten enkel ‘zorgvuldig gekozen’ aandelen. KBC stelt dat klanten met een vermogen van meer dan 250.000 euro niet noodzakelijk een zeer dynamisch profiel moeten hebben om individuele aandelen te mogen kopen.
Het Hof van Beroep van Brussel veroordeelde BNPPF voor verliezen (in 2008) op perpetuals in een klantenportefeuille met het laagste risicoprofiel. Volgens het Hof houden eeuwigdurende obligaties een hoger risico in, omdat de uitgever eenzijdig kan beslissen om al dan niet terug te betalen. Bovendien zijn ze soms achtergesteld, waardoor ze bij eventueel faillissement pas
K LA N T EN RELAT IE COMPLEXIT EIT
Of de beleggers onderworpen worden aan een beperkte of uitgebreide profielbepaling, hangt enerzijds af van de klantenrelatie en anderzijds van de complexiteit van het beleggingsproduct. Met complexe producten worden onder meer opties, turbo’s, en warrants bedoeld, en niet-complexe beleggingsproducten zijn onder andere aandelen, obligaties, collectieve beleggingen.
212
worden terugbetaald als de gewone obligaties zijn afgelost.
5.2.2.2.
INFORM YOUR CONSU MER
De informatieplicht legt verplichtingen op in verband met informatie voor de potentiële belegger. Ze moet: • tijdig; • correct en duidelijk; • niet misleidend zijn.
213
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
AARD TRANSACTIE
I N D UC EMEN TS
5.2.2.3.
Er moet bovendien transparantie zijn over de vergoedingen (inducements) en er moet worden gerapporteerd over de uitvoering van de orders.
cliënten en hen correcte, duidelijke en niet misleidende informatie moeten geven.
BEST E XECUTION EN VRIJ E CONCURRENTIE TUSSEN
In grote lijnen komt ASSURMiFID hierop neer:
BEURZEN 1.
De concurrentie werd ook aangewakkerd door de bankiers de best execution-verplichting op te leggen. Deze bepaalt dat financiële tussenpersonen alle redelijke stappen moeten ondernemen om het best mogelijke resultaat voor hun cliënten te bekomen (namelijk een optimale orderuitvoering). Daarbij wordt rekening gehouden met de prijs, de kosten, de omvang, de aard, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en alle andere mogelijke onderdelen van een orderuitvoering.
Informatie De verzekeringnemer moet voor alle verzekeringen die hij afsluit – zowel levensverzekeringen als niet-levensverzekeringen – een duidelijk beeld krijgen van de kosten. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de jaarlijkse premie, de kosten en lasten, en de taksen. Een tweede belangrijk item is dat de kosten van de tussenpersoon bekend moeten zijn; met andere woorden, de verzekeringnemer moet weten hoeveel commissie de tussenpersoon opstrijkt. De tussenpersoon moet ook op elk moment kunnen bewijzen dat zijn vergoeding de kwaliteit van de dienstverlening verbetert en dus goed is voor de klant. Bovenstaande transparantieverplichting geldt niet bij rechtstreekse aankoop van een product bij een verzekeringsonderneming of bij een verbonden agent.
E X TRA INFORMATIE: MTF’ S
KBC Bolero en Keytrade Bank werken samen met het alternatieve beursplatform
2.
Equiduct, dat de prijzen vergelijkt. Equiduct biedt handel in meer dan 1.000 Euro-
pese aandelen aan.
Binck (Saxo Bank) heeft een eigen alternatief systeem: The Order Machine (TOM) met als tegenpartijen vooral Nederlandse marktmakers, gespecialiseerd in Nederlandse aandelen. Belfius maakt gebruik van de Retail Matching Facility, het alternatief platform van Euronext. Elk order wordt aangeboden aan minimaal twee marktmakers die de orders mogen uitvoeren als ze een betere prijs bieden dan de prijs op het orderboek van Euronext. 5.2.2.
Gepaste producten Verzekeraars moeten kunnen aantonen dat ze in het belang van de klant hebben gehandeld en dat ‘verlangens en behoeften’ gepeild zijn. Deze verplichting gaat nog verder voor spaar- en beleggingsverzekeringen waar sprake is van ‘zorgplicht’. De verkoper moet met andere woorden altijd nagaan of het product voor de klant ‘passend’ is. Naar analogie met de banksector, zal aan de hand van een vragenlijst de kennis en ervaring van de klant worden nagegaan. Als de verkoper ook advies verleent, zal hij moeten controleren of het product voor de klant geschikt is door zijn financiële situatie, zijn beleggingsdoelstelling en zijn risicoprofiel te polsen.
ASSURMIFID
De Belgische wetgever besliste om de MiFID-gedragsregels uit te breiden naar de verzekeringssector (ASSURMiFID).
3.
Dat betekent dat alle verstrekkers van financiële producten, of het nu gaat om financiële instrumenten of verzekeringscontracten, zich op loyale, billijke en professionele wijze moeten inzetten voor de belangen van hun
214
215
Belangenconflicten Elke verzekeraar en verzekeringstussenpersoon moet zich vragen stellen over mogelijke belangenconflicten, zowel tussen de verkoper en de klant, als tussen de klanten onderling. De verzekeringsonderneming of tussenpersoon moet een register van alle mogelijke belangenconflicten bijhouden.
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
B E ST EX EC UT IO N
De vrije concurrentie tussen de financiële markten moest zorgen voor lagere prijzen voor de financiële producten. Daardoor ontstonden verschillende alternatieve platformen (MTF’s), die zich meestal concentreren op steraandelen in de nationale beursindexen.
De verzekeraar moet nagaan of je met een verzekeringsproduct niet over- of onderverzekerd
MIFID II OMVAT EEN REEKS MAATREGELEN DIE DE BESTAANDE BESCHERMING VAN BELEGGERS WIL VERSTERKEN:
bent.
5.2.3.
MIFID II
In 2018 breidde MiFID II de beleggersbescherming en de transparantie van de financiële markten verder uit. Bovendien bevatte ze regels voor nieuwere vormen van beleggen zoals algoritmisch en geautomatiseerd handelen in effecten.
V RAG EN
Striktere procedures om ervoor te zorgen dat de juiste producten bij het gepaste doelpubliek terecht komen (product governance)
Invoering van een nieuw soort beleggingsdienst: onafhankelijk beleggingsadvies
Beperkingen op commissies die financiële instellingen kunnen betalen en ontvangen als zij beleggingsdiensten verstrekken
Versterkte zorgplicht voor verleners van beleggingsdiensten
Betere informatieverstrekking aan de klant
Meer transparantie over kosten
Meer vorming en opleiding voor het personeel
Striktere sancties en nieuwe bevoegdheden voor toezichthouders
Betere identificatie van opdrachtgevers van financiële transacties om marktmisbruik sneller op te sporen
Striktere regels voor telefoongesprekken en elektronische communicatie in het kader van beleggingsdiensten
De testvraag onder MiFID I “Kent u een aandeel?” werd onder MiFID II vervangen door “Wat is een aandeel?”.
Figuur 5.3: MiFID II: wat verandert er? (Bron: Febelfin, 2018) 2. 3. 4.
5. R E T RO C ESS IES
6.
Strengere regels voor de verkoop van complexe producten; Betere en ruimere informatie- en documentatieverplichtingen; Grotere transparantie over de kosten van een beleggingsproduct of -dienst: de klant ontvangt jaarlijks een gedetailleerd overzicht; Klant krijgt vier keer per jaar een waardeschatting van de portefeuille; Verbod op retrocessies bij onafhankelijk advies en discretionair vermogensbeheer. Een retrocessie is de vergoeding van de producent van een financieel product aan de verkoper ervan.
Afhankelijke adviseurs en execution only-platformen zoals Keytrade en MeDirect mogen wel nog retrocessies aanvaarden.
216
6.
VERGELIJK DE PRODUCTFICHES Aan de hand van zijn beleggingsprofiel kan de belegger passende spaar- of beleggingsproducten kopen. Maar wat moet hij kiezen als er meerdere ‘passende’ producten zijn? Bij wie moet de spaarder zijn geld beleggen als er meer dan één aanbieder is voor het meest geschikte product? Om op deze vragen te antwoorden, doet de spaarder er goed aan om de productfiches met alle kenmerken van de beleggingsproducten ter hand te nemen en eventueel te vergelijken. Op die manier kan hij een gefundeerde keuze maken.
217
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
De regelgeving is te uitgebreid en complex om in dit boek te bespreken, dus volgt hier een overzicht van de belangrijkste veranderingen: 1. Versterking van de zorgplicht: onder MiFID I waren de vragen uit de appropriateness- en suitability-test tamelijk vrijblijvend, terwijl de belegger zich sedert MiFID II veel meer moet bewijzen;
Striktere regels voor de verkoop van complexe producten
6.2.
LIQUIDITEIT
De liquiditeit van een belegging sluit nauw aan bij de looptijd of de tijdshorizon. Liquiditeit heeft immers alles te maken met de vraag hoe gemakkelijk een belegging weer is om te zetten in geld: zijn er mogelijkheden om vóór de vervaldag of vroeger dan oorspronkelijk verwacht weer aan het belegde kapitaal te geraken? En zo ja, tegen welke kostprijs? Beursgenoteerde effecten met weinig handel hebben een beperkte liquiditeit. Dat resulteert meestal in een relatief groot verschil tussen de biedkoers, de hoogste prijs die de koper wil betalen, en de laatkoers, de laagste prijs die de verkoper wil ontvangen. Hoe hoger de spread
transactie mogelijk is.
Producten met een vaste looptijd zijn meestal illiquide en er moeten doorgaans kosten betaald worden bij vroegtijdig uitstappen.
(Bron: De Tijd, 2014)
Een productfiche is een samenvatting van de voornaamste kenmerken van een beleggingsproduct, zoals: 6.1.
6.3.
De bedoeling van een belegging is geld te verdienen. De ‘verdienste’ kan bestaan uit rente of interest, maar ook uit dividend, koerswinsten en couponuitbetalingen. Soms is ze zelfs negatief. De opbrengst uitgedrukt als percentage van het belegde bedrag, is het rendement van een belegging.
BELEGGINGSHORIZON EN LOOPTIJD
De keuze van een belegging hangt nauw samen met de beleggings horizon van de koper. Kan hij zijn geld op lange termijn missen, dan komt hij voor andere producten in aanmerking dan bij een kortetermijnvisie. Bovendien geldt: hoe langer de looptijd van een financieel product, hoe hoger (meestal) de opbrengst. Maar dit betekent niet dat kiezen voor de langste beleggingshorizon altijd het beste rendement oplevert. Het is wel zo dat hoe langer de tijdshorizon, hoe minder risico iemand loopt om te moeten verkopen op een ongunstig moment: de belegger kan immers wachten op een gunstiger moment. Het tijdselement is dus een belangrijke factor bij de keuze van een spaar- en beleggingsproduct. Beleg je spaargeld niet in een kasbon op acht jaar als je het binnen drie jaar nodig hebt.
218
OPBRENGST EN RENDEMENT
6.4.
RISICO
Het rendement van een belegging is sterk gecorreleerd met het risico van het betreffende product. Het beleggingsrisico heeft namelijk te maken met de onzekerheid over de toekomstige opbrengsten en over het kapitaal. In normale omstandigheden staat tegenover meer risico ook een groter rendement en vice versa. Bovendien kan een belegging onderhevig zijn aan meerdere risico’s, die hierna worden toegelicht. 6.4.1.
DEBITEURENRISICO
Het debiteurenrisico is het risico dat degene aan wie de belegger zijn geld heeft uitgeleend – de debiteur – niet in staat zal zijn om de afgesproken rente te betalen of zelfs om de hoofdsom terug te betalen. De belegger
219
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
tussen beide, hoe meer water potentiële kopers of verkopers in de wijn moeten doen voordat een
2
moet dus proberen in te schatten hoe groot die kans is aan de hand van de financiële situatie van de debiteur.
TABEL 5.2: RATINGS (BRON: F.E.T. , 1998) Moody’s
Standard & Poor’s
Fitch IBCA
Die ‘kwaliteit’ van de emittent wordt soms vertaald in (krediet)ratings, toegekend
Hoogste kwaliteit
Aaa
AAA
AAA
door een bank, beursvennootschap of gespecialiseerd bureau (A.M. Best, Moody’s
Hoge kwaliteit
Aa 1 Aa 2 Aa 3
AA+ AA AA–
AA+ AA AA–
Hoogste middenkwaliteit
A1 A2 A3
A+ A A–
A+ A A–
Baa 1 Baa 2 Baa 3
BBB+ BBB BBB–
BBB+ BBB BBB–
Overwegend speculatief
Ba 1 Ba 2 Ba 3
BB+ BB BB–
BB+ BB BB–
Lage kwaliteit
B1 B2 B3
B+ B B–
B+ B B–
Een emittent met een rating uit de A-categorie zal normaal gezien geen terugbeta-
Zeer lage kwaliteit
Caa
CCC
CCC
lingsproblemen kennen. In het ‘speculatieve’ gedeelte daarentegen staan alle ratings
Heel speculatief
Ca
CC
CC
die als ‘junk’ of ‘rommelobligaties’ worden omschreven. Helemaal onderaan vinden we
Laagste kwaliteit
C
C
C
de D(default)-rating voor ondernemingen die niet langer aan hun betalingsverplich-
In gebreke
D
DDD DD D
Investors Service, Standard & Poor’s, Fitch). Zij zetten de conclusies van hun financiële analyses om in letters gecombineerd met cijfers of met een plus- of een minteken. Een rating geeft dus een idee van de mogelijkheid en de wettelijke verplichting van een emittent om zijn schulden terug te betalen en is daarom een graadmeter van het
Middenkwaliteit
debiteurenrisico. Hoe hoger de rating, hoe sterker de kredietwaardigheid en hoe kleiner de kans dat de betrokken emittent zijn verplichtingen niet nakomt. Hoe sterker de kredietwaardigheid, hoe lager de rentevergoeding die de debiteur moet bieden en vice versa. Rating en interestniveau zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Speculatief
tingen kunnen voldoen. Dit is het gevolg van een faillissement of van een bijzonder slechte financiële situatie. Er moet hier nog opgemerkt worden dat ratings niet statisch zijn: ze kunnen worden
Als je intekent op staatsobligaties, is het debiteurenrisico zo goed als onbestaand vermits
aangepast tijdens de looptijd van een belegging. De financiële toestand van een kre-
de staat niet failliet kan gaan. Ook als je een beleggingsproduct kiest van een KI of een verzeke-
dietwaardige emittent kan plots sterk achteruitgaan en heel precair worden of in het
ringsmaatschappij is het debiteurenrisico klein, vermits ze streng gecontroleerd worden en er een
slechtste geval zelfs leiden tot een faillissement.
depositogarantie tot 100.000 euro van toepassing is.
Een score bij een kredietbeoordelaar is essentieel om bij grote beleggers snel geld te kunnen
Bij een obligatie-uitgifte in november 2017 kreeg de Universiteit van Oxford een AAA-topra-
ophalen. BBB (Fitch) is het laagste trapje in kwaliteitspapier. Veel grote beleggers mogen niet
ting van Moody’s. Nyrstar daarentegen kreeg in 2018 een ratingverlaging naar Caa1, de rommelsta-
lager afdalen.
tus (De Tijd, 22/09/2018).
220
221
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
E X TRA INFORMATIE: RATINGS
Kwaliteit
6.4.2.
wisseld in euro. Ook hier hoeft het risico niet noodzakelijk negatief te zijn.
RENTERISICO
Het renterisico voor de belegger hangt samen met de toekomstige evolutie van de rente. Het renterisico is eigenlijk het risico om ‘kansen te missen’ want er is niet direct een verlies van kapitaal. Er is wel een gemiste kans om extra te verdienen.
BEURSRISICO
Het beursrisico is vooral relevant voor de ‘aandelenbelegger’. Als de aandeelhouder zijn belegd kapitaal terug wil, is verkoop op de beurs de enige manier. Hier speelt het beursklimaat een rol. Een negatief beursklimaat gaat over het algemeen gepaard met lage aandelenkoersen (en omgekeerd). Dus ook het beursrisico kan positief zijn. 6.4.6.
KAPITAALRISICO
Bij de keuze van een beleggingsproduct kan nagegaan worden of al dan niet in een ‘kapitaalbescherming’ is voorzien. Bij (gedeeltelijke) kapitaalgarantie kan de belegger erop rekenen dat hij de begininleg (of een deel ervan) terugkrijgt als het rendement negatief uitvalt.
Beleg niet in een vastrentend beleggingsproduct als de rentevoeten laag zijn want dan is de kans groot dat ze gaan stijgen.
6.5. 6.4.3.
Aan heel wat beleggingsproducten hangt een reeks kosten vast. De spaarder mag niet over het hoofd zien dat die het rendement van de belegging verminderen. Zo zijn er onder andere instapkosten, uitstapkosten, beheerskosten, en transactiekosten.
KOOPKRACHTRISICO
Inflatie of permanente geldontwaarding tast onopgemerkt het rendement aan. De spaarder-belegger krijgt inderdaad de afgesproken rentevergoeding op de overeengekomen tijdstippen, waardoor hij op het eerste gezicht geen verlies lijdt. Maar doordat de prijzen gestegen zijn, is de consumptieve waarde van het bedrag of de koopkracht gedaald. Als gevolg van de inflatie is de nominale rentevoet niet gelijk aan de reële rentevoet. De reële rentevoet bekomen we door de nominale rentevoet te verminderen met inflatie.
KOSTEN
6.6.
BEL ASTINGEN EN TAKSEN
De fiscus heft belastingen op de opbrengsten van belegde kapitalen en in bepaalde gevallen worden taksen aangerekend. Bij de keuze van een beleggingsproduct moet er rekening mee gehouden worden dat deze heffingen ook het rendement van de belegging negatief beïnvloeden.
Als een spaarrekening 0,11% opbrengt en de inflatie is 2%, dan is de reële rentevoet negatief: 0,11% – 2%. Dit is de geldillusie: de spaarder krijgt rente, maar als hij rekening houdt met de prijsstijgingen, wordt hij ieder jaar armer.
6.4.4.
Aan de andere kant is de fiscaliteit niet altijd in het nadeel van de belegger, omdat bepaalde spaarproducten genieten van een fiscaal gunstregime, oftewel het ‘fiscaal sparen’: de spaarder betaalt minder belastingen, wat het rendement van de belegging in belangrijke mate verhoogt.
VALUTARISICO
Het valutarisico of wissel(koers)risico doet zich enkel voor bij beleggingen in een andere munt dan de euro. De rente en het terugbetaalde kapitaal worden uitgekeerd in die andere munt. De opbrengst of het rendement wordt dus beïnvloed door de prijs waartegen die munt kan worden omge-
222
Pensioensparen en langetermijnsparen via een levensverzekering zijn vormen van ‘fiscaal sparen’: via de belastingaangifte kunnen belastingen gerecupereerd worden a rato van 25 à 30 procent van het belegd kapitaal (wettelijk geplafonneerd).
223
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
Concreet betekent dit dat als een belegger zijn geld vastrentend en op lange termijn belegt, hij in de tussentijd niet kan profiteren van een stijging van de rentevoeten. Uiteraard is een renterisico niet altijd negatief: bij een daling van de rentevergoeding zal diezelfde belegger geen nadeel ondervinden, integendeel, zijn ‘renterisico’ is positief. Renteveranderingen hebben ook een invloed op de koers van effecten op de secundaire markt: bij een stijging van de rentevoeten, dalen de koersen van obligaties (en omgekeerd).
6.4.5.
Hierna volgt een opsomming van mogelijke belastingen en taksen:
E X TRA INFORMATIE: TOB OP TRANSAC TIES IN H E T BUITEN L AN D
Sinds 1 januari 2017 is de taks op de beursverrichtingen uitgebreid naar transacties 6.6.1. 1 5 PROC EN T 3 0 PRO C EN T
ROERENDE VOORHEFFING
in het buitenland. Het tarief verschilt naargelang het type transactie, maar voor aan-
Roerende voorheffing (RV) is een belasting van 15 procent (gunsttarief) of 30 procent die wordt ingehouden op de meeste inkomsten van kapitalen en roerende goederen, zoals een geldsom, effecten, meubelen, octrooien, of het recht om een bepaalde zaak te doen. Het is met andere woorden belasting op dividenden, interesten, royalty’s, lijfrenten of tijdelijke renten.
delen is er geen verschil met binnenlandse transacties. Banken en makelaars moeten aangifte doen en betalen binnen de maand de ingehouden taks. Beleggers die zelf aangifte moeten doen, krijgen twee maanden de tijd. De meeste Luxemburgse en Nederlandse makelaars houden zelf de beurstaks in en storten hem door. De Nederlandse broker Degiro laat de klanten kiezen.
2 6.6.3.
De meerwaardetaks of de zogenaamde Reynders-taks is een taks van 30 procent op fondsen die minstens 10 procent beleggen in vastrentende producten, zoals obligaties. Enkel pensioenspaarfondsen vallen niet onder de meerwaardebelasting omdat ze reeds volgens een eigen stelsel belast worden.
R E Y N DE R S-TA KS
De roerende voorheffing is (meestal) een bronheffing, dat wil zeggen dat ze aan de bron wordt ingehouden. Bovendien is ze voor natuurlijke personen bevrijdend, wat betekent dat de inkomsten die al belast zijn niet meer in de belastingaangifte moeten worden opgenomen. De ‘andere’ roerende inkomsten die nog niet onderworpen zijn moeten wel opgenomen worden in de aangifte, maar er is vrijstelling van gemeentebelasting.
B RON H EF F IN G
B E VRIJD EN D
3 0 P R OCE N T
6.6.4. 2 P R OCE N T
6.6.2.
TAKS OP DE BEURSVERRICHTINGEN
De ‘taks op de beursverrichtingen’ (TOB) treft enkel kleine beleggers en wordt aangerekend bij de verhandeling van ‘bestaande’ effecten op de beurs dit wil zeggen op transacties op de secundaire markt. Dit houdt in dat geen beurstaks wordt aangerekend bij de uitgifte van ‘nieuwe’ effecten op de primaire markt. De taks slaat op de verrichting en niet op de persoon, waardoor de anonimiteit is gegarandeerd. Hij wordt door de financiële tussenpersonen gezamenlijk aangegeven en gestort. 0, 35 PROC EN T
0,1 2 PROC EN T 1 , 32 PRO C EN T
G EMAX IMA LIS EERD
Het tarief van de beurstaks verschilt naargelang de transactie: 0,35 procent van het verhandelde bedrag bij zowel de aan- als de verkoop van aandelen. Voor obligaties en aandelen van vastgoedvennootschappen (GVV’s) is het 0,12 procent. Voor de fondsen die geen dividend uitkeren of de kapitalisatiefondsen bedraagt de TOB 1,32 procent. De beurstaks houdt geen rekening met commissies voor beursmakelaars en verdelers van fondsen en is bovendien gemaximaliseerd per transactie: voor aandelen op 1.600 euro, voor obligaties op 1.300 euro en voor kapitalisatiefondsen op 4.000 euro.
224
MEERWAARDETAKS
OVERLIJDENSVERZEKERINGEN 1 ,1 P R OCE N T
VERZEKERINGSTAKS
De fiscus heft een verzekeringstaks van 2 procent op de premies van individuele levensverzekeringen van het type tak 21 en tak 23, afgesloten door natuurlijke personen. Ook schuldsaldoverzekeringen en andere overlijdensverzekeringen zijn onderworpen aan de verzekeringstaks maar deze bedraagt slechts 1,1 procent. Op de regel van de premietaks bestaan enkele uitzonderingen. Premies van pensioenspaarverzekeringen zijn vrijgesteld. Ook stortingen in het kader van het gewoon en sociaal Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen ((S)-VAPZ) worden niet belast, en stortingen in een RIZIV-contract evenmin. Op het moment dat een groepsverzekeringskapitaal omgezet wordt in een lijfrente, wordt geen enkele premietaks toegepast. Producten van het type tak 26 ontsnappen eveneens aan deze taks.
De overdracht van gelden van een tak 21- naar een tak 23-product is in bepaalde gevallen vrij van verzekeringstaks.
225
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
De voorheffing wordt zowel geheven op inkomsten van Belgische oorsprong (in België gegenereerd) als op inkomsten van buitenlandse oorsprong (verkregen door personen die hun fiscale woonplaats in België hebben).
6.6.5.
TAKS OP HET L ANGETERMIJNSPAREN
Bij levensverzekeringen van het type langetermijnsparen moeten banken, verzekeringsmaatschappijen en andere instellingen een taks op het langetermijnsparen (LTS) van 10 procent op het gespaarde kapitaal heffen en dit in het jaar dat de verzekeringnemer zestig jaar wordt. Vraagt de polishouder zijn gespaard kapitaal vóór de leeftijd van zestig jaar op, dan bedraagt de LTS 33 procent.
1 0 PROC EN T
3 3 PROC EN T
6.6.6.
• gegevensuitwisseling: de landen brengen elkaar op de hoogte als een buitenlander
in hun land interesten int; • bronheffing of woonstaatheffing van 35 procent in het land waar de buitenlander
zijn interesten int. Driekwart van de bronheffing gaat naar het land vanwaar de betrokken persoon afkomstig is en een kwart gaat naar het land waar hij de interesten heeft geïnd. In die regeling blijft de buitenlander anoniem voor de fiscus van zijn thuisland. De grote meerderheid van de EU-lidstaten koos voor gegevensuitwisseling en besliste
De effectentaks, ingevoerd in 2021, werd reeds beschreven bij ‘effectenrekening’. Het is een taks van 0,15 procent op effectenrekeningen met een gemiddelde waarde van meer dan 1 miljoen euro. Er werd ook voorzien in een antimisbruikbepaling in die zin dat ontsnappingsroutes reeds vanaf 30 oktober 2020 werden geblokkeerd.
om te informeren over interesten van rekeninghouders uit andere EU-lidstaten. Om te voorkomen dat de spaarrichtlijn in het voordeel van belastingparadijzen zou spelen, werd het principe van die richtlijn ook afgedwongen in tien geassocieerde gebieden, zoals de Kaaimaneilanden, Jersey en Guernsey, en een aantal derde staten, zoals Zwitserland, Liechtenstein en Monaco. Op de Kaaimaneilanden is bijvoorbeeld de
6.6.7.
DOORKIJK TAKS OF KAAIMANTAKS
gegevensuitwisseling van toepassing voor burgers uit Europese lidstaten. Sinds 2018
De doorkijktaks dient om inkomsten te belasten uit vermogens die voor de Belgische fiscus verborgen zitten in een juridische constructie, zoals een trust, stichting en vennootschap. De Kaaimantaks is een ‘doorkijkbelasting’ omdat de fiscus de constructie negeert als ze minder dan 15 procent belastingen betaalt in het thuisland en de oprichter rechtstreeks belast alsof hij/zij die inkomsten zelf zou opstrijken.
wisselen de Zwitserse banken ook bankgegevens uit en stopten ze met de bronheffing. De gegevensuitwisseling slaat in eerste instantie op interesten die natuurlijke personen innen: • de interesten op zichtrekeningen, spaarrekeningen, termijnrekeningen en obligaties; • producten die indirect rente-inkomsten genereren, zoals beleggingsfondsen die vol-
doen aan twee voorwaarden. Ten eerste moeten ze beschikken over een Europees
De naam van de belasting verwijst naar de Kaaimaneilanden, die een berucht belastingparadijs vormen.
paspoort. Ten tweede moeten ze minstens een bepaald percentage in schuldvorderingen (obligaties) beleggen: dit is minstens 15 procent voor distributiefondsen en 25 procent voor kapitalisatiefondsen;
E X TRA INFORMATIE 1: EUROPESE SPAARRICHTLIJ N EN WOONSTAATH EFFING
• sinds 1 januari 2017 werd de Europese richtlijn uitgebreid naar interesten of inkom-
Het vrije verkeer van kapitaal binnen de EU zorgde ervoor dat beleggen mogelijk werd
sten uit andere producten, namelijk gestructureerde producten met minstens
in eender welke lidstaat. Belgen belegden bijgevolg veel in de lidstaten waar het geld
95 procent kapitaalbescherming, sommige beleggingsfondsen zonder Europees
het meest opbracht en/of waar de fiscale behandeling het gunstigst was. Zo kregen we
paspoort en verzekeringsproducten (tak 21 en tak 23) die sinds 1 juli 2014 werden
een enorme kapitaalvlucht naar Luxemburg, omdat daar geen roerende voorheffing
afgesloten;
bestond. Bovendien was de zogenaamde ‘Belgian dentist’, die elk jaar naar Luxemburg
• ook buitenlandse vermogensstructuren kwamen in het vizier van de spaarrichtlijn.
spoorde om er de coupons van zijn obligaties te innen om ze vervolgens ‘vergeten’ aan te geven in zijn belastingaangifte, een typisch fenomeen.
E X TRA INFORMATIE 2: BIJSTAN DSRICHTLIJ N
Vanaf 1 januari 2015 werd de Europese spaarrichtlijn ‘verruimd’ door de bijstandsSinds 1 juli 2005 gooide de Europese spaarrichtlijn roet in het eten. De lidstaten werden
richtlijn, die niet zozeer de bancaire inkomsten viseert, maar wel andere inkomsten
verplicht om te kiezen tussen:
(arbeidsinkomsten, pensioenen, eigendom en inkomsten van onroerende goederen,
226
227
H oo f d s t u k 5
St a r t to i n v e s t
2 S PAR E N E N B E LEG G E N H OO FDSTU K 5
EFFECTENTAKS 2.0