9789026132834nietzoenenopdetrampolineinkijkexemplaar

Page 1


Bette Westera schreef ook: Alle hens aan dek De raadselriddel Een opa om nooit te vergeten Krullen en blubbershampoo Mijn zusje achter het behang Ober, er zwemt een kwal door mijn soep! Oma’s rommelkamer Zeg maar tegen de juf dat ik wat later kom Bette schreef met Loes Riphagen: Miniheksen Bette schreef met Naomi Tieman: Dat zou ík nooit doen!


Bette W ester a

Niet zoenen op de trampoline Met illustraties van Jolet Leenhouts


www.defonteinkinderboeken.nl www.bettewestera.nl www.jolet-leenhouts.com © 2013 Tekst: Bette Westera © 2013 Omslag- en binnenwerkillustraties: Jolet Leenhouts © 2013 Voor deze uitgave: Uitgeverij De Fontein, Utrecht

Omslagontwerp en grafische verzorging: Zeno Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. isbn 978 90 261 3283 4 nur 282



Ik denk, dus ik besta (Descartes) Ik bedenk, dus ik besta (Bette Westera) Wij zijn bedacht, dus wij bestaan (Kalle en Kimberley) Alle personen in dit boek zijn bedacht.


Inhoud Goede reis!  9 Een tuin met een trampoline  16 Stokbrood met dennennaalden  23 Met het busje mee  32 De rood met gele wandeling  40 Koeienletters 48 Boze bui  56 Een paarse koffer  64 Dag mevrouw  74 Glaasje wijn?   81 Taart met kaarsjes  88 Nachtspel 94 Helikopter 101 Niet zoenen op de trampoline  108 Naar huis  119 Wat Kas vertelde voor het slapengaan  123



Goede reis! Het is vijf voor negen. Nog een paar minuten, dan vertrekt de bus. Het is een dubbeldekker en Kalle zit boven, helemaal voorin. Op de op een na mooiste plaats die we hebben, had de chauffeur met de snor gezegd. De mooiste plaats was natuurlijk achter het stuur. Naast Kalle zit een dikke mevrouw met roodgeverfd haar en een grote tas vol eten en drinken. Want het wordt een lange reis. Zijn moeder staat buiten, op de stoep. Ze praat met een van de chauffeurs. Hij kan niet horen wat ze zegt, maar hij weet het wel: ‘Wilt u een beetje op hem passen? En tegen hem zeggen dat hij genoeg moet drinken onderweg? En goed kijken of hij


wel weer in de bus zit als jullie pauze hebben gehad? Ik heb eens een verhaal gelezen over een jongetje van acht dat was achtergebleven op een benzinestation in Frankrijk en toen…’ ‘Het is negen uur geweest,’ klinkt de stem van de andere chauffeur even later door de microfoon. ‘We willen graag vertrekken. Maar volgens ons lijstje zit meneer De Later nog niet in de bus.’ De mensen die wel in de bus zitten kijken om zich heen. ‘Als meneer De Later toch in de bus zit, wil hij zich dan even bij mij melden?’ gaat de chauffeur verder. Niemand reageert. Kalle kijkt uit het raam. Zijn moeder zwaait en hij zwaait terug. Hij hoopt dat ze gauw gaan. Anders moet hij misschien huilen en dat wil hij niet. Schiet nou op, meneer De Later! Daar is de chauffeur met de snor. Hij telt de mensen die boven in de bus zitten. ‘Zesenveertig, zevenenveertig, achtenveertig…’ Kalle draait zich om op zijn stoel. Als hij op zijn knieën zit, kan hij net over de hoofdsteun heen kijken. Achter hem zit een meneer met een kaal hoofd en een grote koptelefoon op. Hij heeft zijn ogen dicht en zijn hoofd maakt dansende bewegingen. ‘Achtenveertig plus achttien is zesenzestig,’ telt de chauffeur. ‘Dat klopt.’ Hij kijkt op zijn lijst, loopt naar de stoel waar de kale man met de koptelefoon op zit en tikt hem stevig op zijn schouder. ‘Bent u meneer De Later?’ De kale meneer haalt zijn oren onder de koptelefoon vandaan. ‘Hebt u het tegen mij?’ ‘Dat hoop ik. Bent u meneer De Later?’ ‘Zeg maar Joost,’ antwoordt de kale meneer en hij steekt zijn hand uit. 10


Maar de chauffeur is al weg. Alle mensen boven in de bus kijken naar meneer De Later. Sommigen giechelen een beetje. ‘Is er iets?’ vraagt meneer De Later. Nee hoor, niks aan de hand, zeggen de gezichten van de mensen om hem heen. Ze zijn in een goede bui. Ze gaan op vakantie. Ze hebben er zin in. Kalle gaat weer op zijn billen zitten. Zijn moeder zwaait nog steeds. Of alweer, dat weet hij niet. ‘Iedereen is er, we gaan vertrekken,’ klinkt de stem van de chauffeur met de snor door de microfoon. Kalle frutselt met zijn veiligheidsgordel. ‘Zal ik je helpen?’ vraagt de dikke mevrouw. Zij heeft haar gordel al om. ‘Hoeft niet,’ zegt Kalle. Maar de mevrouw helpt hem toch. De motor van de bus begint te draaien. Kalle voelt een kriebel in zijn buik. Een grote, wiebelige kriebel. Ze gaan. Helemaal naar Zwitserland. En zijn moeder gaat niet mee. Die staat te zwaaien op de stoep. Ze zwaait nu met twee handen. Zou ze ook een kriebel in haar buik hebben? Of hebben alleen kinderen dat als ze iets spannends gaan doen? ‘Is dat je moeder?’ vraagt de dikke mevrouw. Kalle knikt. ‘Gaat ze niet mee?’ Wat een rare vraag, denkt Kalle. Als ze meeging zou ze toch

11


niet op de stoep staan zwaaien? Dan zou ze in de bus zitten. Hij schudt zijn hoofd en denkt aan Kimberley. Die zou vast iets geks hebben teruggezegd. Bijvoorbeeld: Jawel, maar ze gaat achter de bus aan hollen. Of: Jawel, maar ze moet in de achterbak. Zoiets. ‘Daag!’ roept zijn moeder op de stoep. ‘Daag!’ roept Kalle. De bus begint te rijden. Kalle zwaait zo hard hij kan. Zijn moeder stuurt een heleboel kushandjes zijn kant op. ‘Daag!’ ‘Daag!’ En weg zijn ze. De dikke mevrouw heeft een broodtrommel tevoorschijn gehaald. Er zit van alles in. Een heleboel boterhammen, twee wortels, een banaan, een stuk kaas, een ei. Het is de grootste meeneembroodtrommel die Kalle ooit heeft gezien. Ze begint een wortel te eten. ‘Wil je er ook een?’ vraagt ze. ‘Nee, dank u,’ zegt Kalle beleefd. Maar hij heeft de wortel al in zijn hand. ‘Wortels zijn heel gezond,’ zegt de mevrouw. ‘Ze zitten boordevol vitamine C. En je krijgt er goede ogen van. Daarom kunnen konijnen zo goed zien in het donker. Dat moet ook wel, anders raken ze de weg kwijt in die donkere holletjes van ze.’ Maar ik ben geen konijn, denkt Kalle. Ik woon niet in een hol. Ik heb gewoon een kamer waar ik de lamp aan kan doen. Hij legt de wortel terug in de broodtrommel. ‘Hoef je hem niet?’ vraagt de mevrouw verbaasd. Kalle schudt zijn hoofd. ‘Ik heb zelf wortels bij me.’

12


Dat helpt. De mevrouw pakt een boek en begint erin te bladeren. Kalle haalt ook zijn boek tevoorschijn. Het gaat over Bert en Bart, die de wereld gaan redden. Hij heeft het al twee keer gelezen, maar hij vindt het nog steeds grappig. De plaatjes zijn ook heel leuk. Als hij klaar is met lezen, gaat hij ze kleuren. ‘Hoe heet je eigenlijk?’ vraagt de dikke mevrouw als Kalle net een halve bladzijde gelezen heeft. ‘Kalle.’ ‘Ik heet Ans. Leuk boek heb je daar. Lekker veel plaatjes. In boeken voor grote mensen staan haast nooit plaatjes. Jammer is dat. Mag ik het lezen als je het uit hebt? Je hebt het vast zo uit, met al die plaatjes.’ ‘Oké,’ zegt Kalle. Hij had natuurlijk nee moeten zeggen, want als hij het boek uit heeft, wil hij de plaatjes gaan kleuren. Maar nu is het te laat. Nu heeft hij al oké gezegd. ‘Fijn,’ zegt Ans en ze gaat weer verder met haar eigen boek. Kalle leest door. Bert en Bart zijn aan het schieten met een gootsteenplopper. Zogenaamd natuurlijk. Maar hun moeder Viola vindt dat niet lief. Ze pakt de plopper van hen af. Alsof dat zo lief is, denkt Kalle elke keer als hij dat stukje leest. Naast hem slaakt Ans een diepe zucht. ‘Dit is een heel saai boek,’ zegt ze. ‘Maar ik lees het toch uit. Want het heeft negentien vijfennegentig gekost. Volgende keer koop ik een kinderboek. Met lekker veel plaatjes. Hoeveel heeft jouw boek gekost?’ ‘Niks,’ antwoordt Kalle. ‘Je kreeg het cadeau als je een ander boek kocht.’ ‘Echt waar?’ Kalle knikt.

13


‘En dat andere boek? Hoe duur was dat?’ ‘Dat weet ik niet. Dat heb ik van mijn opa gekregen.’ ‘Bofkont!’ roept Ans uit. ‘Ik krijg nooit van iemand een boek.’ Kalle vindt haar best aardig, maar ze praat wel een beetje veel. Als ze zo doorgaat komt hij helemaal niet aan kleuren toe. Hij kijkt om zich heen. Sommige mensen lezen. Andere kijken naar buiten of kletsen met hun buurman of buurvrouw. Meneer De Later danst nog steeds met zijn hoofd. Die hoort niks, hoe hard je ook tegen hem kletst. Kalle haalt zijn mp3-speler tevoorschijn. Hij doet de oortjes in en frunnikt wat aan de knopjes, zodat het net lijkt alsof hij een muziekje uitkiest. ‘Wat doe je nou?’ hoort hij Ans zeggen. ‘Lezen met muziek in je oren? Kun jij dat? Ik niet hoor.’ Kalle danst met zijn hoofd, net als meneer De Later, en het werkt: Ans houdt haar mond. Ze leest nog wat in haar saaie boek en dan valt ze in slaap. Kalle hoort haar zachtjes snurken. Hij leest het boek over Bert en Bart, die de wereld redden, voor de derde keer uit. Dan haalt hij zijn etui tevoorschijn en begint met het kleuren van de plaatjes. Als hij het plaatje van tante Viola met de gootsteenplopper en de stofzuigerbuis bijna af heeft, zijn ze bij de eerste stop. Ans schrikt op uit haar slaap. ‘Watte? Zijn we er nu al? Nee toch. Oei oei oei, wat ben ik stijf. En wat moet ik nodig naar de wc. Jij ook zeker. Kom maar mee. Het is heel ingewikkeld hier met de wc’s. Eerst moet je een kaartje kopen en als je dan geplast hebt, kun je met dat kaartje weer iets te drinken kopen in het restaurant. Daar moet je dan weer van plassen, zodat je in het volgende restaurant weer een kaartje moet kopen voor de wc. En daar kun je dan weer iets te drinken

14


van kopen. Of chocola natuurlijk. Daar hoef je minder van te plassen, dus dat scheelt. Snap je?’ Kalle snapt er niks van. Hij is blij dat Ans hem helpt. Eerst met het kaartje voor de wc en daarna met het kopen van een flesje cola. Als hij klaar is met kleuren, mag ze Bert en Bart lenen. Daar valt ze vast niet bij in slaap.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.