Leesfragment Zomeromnibus 2014

Page 1

Gerda van Wageningen • Henny Thijssing-Boer Julia Burgers-Drost In de drie romans in deze Zomeromnibus komt er zonneschijn na de regen. Een handvol zwarte stenen van Gerda van Wageningen gaat over Marjan, die vlak voordat haar dochter Daphne op kamers gaat ontdekt dat het meisje aan anorexia lijdt. Hoofdpersoon in Bij volle maan van Henny ThijssingBoer is de wispelturige Martje, die door haar Gezinus aan de

ZOMEROMNIBUS

ZOMEROMNIBUS

kant wordt geschoven ten gunste van de meegaande Janneke.

NUR 344 ISBN 978-94 0190 313 4

www.zomerenkeuning.nl

Gerda van Wageningen

over haar halfzusje.

Henny Thijssing-Boer

Julia Burgers-Drost na de dood van haar ouders de voogdij

Julia Burgers-Drost

Tot slot krijgt Vera Soudijn in De onverwachte erfenis van

ZOMER

OMNIBUS Gerda van Wageningen Henny Thijssing-Boer Julia Burgers-Drost


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 1

ZOMEROMNIBUS


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 2


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 3

Zomeromnibus

GERDA VAN WAGENINGEN Een handvol zwarte stenen HENNY THIJSSING-BOER Bij volle maan JULIA BURGERS-DROST De onverwachte erfenis

Uitgeverij Zomer & Keuning


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 4

ISBN 978 94 0190 313 4 NUR 344 © 2014 Uitgeverij Zomer & Keuning, Utrecht Omslagfoto: Getty Images/Jack Hollingsworth Omslagontwerp: Julie Bergen, Riverside Studio Oorspronkelijke uitgave Een handvol zwarte stenen © 1999 Westfriesland Oorspronkelijke uitgave Bij volle maan © 1985 VCL1998 Oorspronkelijke uitgave De onverwachte erfenis © 1999 Westfriesland www. zomerenkeuning.nl Alle rechten voorbehouden


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 5

Gerda van Wageningen

Een handvol zwarte stenen


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 6


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 7

1 De koude winternacht deed Marjan licht huiveren. Samen met haar vriendin was ze een avondje naar de bioscoop geweest. Het was lang geleden, dat ze uit was geweest, mijmerde ze ontspannen na de gezellige avond. Zij en Cora zouden zulke uitstapjes vaker moeten maken, maar ja, veel geld had ze niet en dus… Het licht brandde niet. Daphne zou wel naar bed zijn gegaan. Ze zuchtte licht toen ze aan haar dochter dacht, maar las zichzelf meteen de les. Nee, vanavond geen zorgelijke gedachten. Ze voelde zich prettig. Het leven had zijn mooie kanten, nog steeds. Vanavond had ze genoten en dat kon niemand haar afnemen. Het grind kraakte onder haar voeten, ze hield van dat geluid. Het betekende thuiskomen. Belle blafte toen ze de sleutel in het slot stak. ‘Ja, ja lieverd, ik ben er weer.’ Marjan grinnikte en knuffelde het kleine witte Malthezer hondje, dat haar begroette alsof ze vier weken weg was geweest in plaats van vier uur. Ze wilde nog even iets eten voor ze ging slapen. Elf uur. Ze had trek gekregen, een boterhammetje met een beetje jam moest dat gevoel verhelpen. Geld voor luxe zaken had ze niet. Belle scharrelde om haar heen. Ze deed een tweetal schemerlampen aan en trok de gordijnen dicht, zodat de warmte beter in huis bleef hangen. Haar dochter had daar niet aan gedacht. Een paar minuten later zat ze op de bank, met de hond tevreden naast zich. Een paar krakende traptreden deden de vrouw opkijken. ‘Hoi mam, was het leuk?’ Het slanke blonde meisje droeg een veel te groot T-shirt als nachthemd. De haren piekten om het gezichtje, dat de laatste weken een beetje ingevallen was. Diep in haar binnenste voelde Marjan een schokje, al kon ze zelf niet zeggen wat er precies aan haar dochter was, dat haar opeens ongerust maakte. Ze schudde haar hoofd om die verwarrende gedachte kwijt te raken. ‘Het was een enige film en ik heb ervan genoten. Met Cora kan ik altijd ontzettend lachen, dat weet je. We hebben een fijne avond gehad. Wil je misschien ook een boterham?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Weet je wel hoe dik je ervan wordt door nog te eten vlak voor je gaat slapen?’ ‘Ik ben niet zo slank als ik zou moeten zijn, volgens de tabellen van het ideale gewicht, dat geef ik toe, maar ik ben zeker ook niet dik te noemen met mijn maatje tweeënveertig,’ zei Marjan glimlachend terwijl ze onbekommerd de laatste hap brood in haar mond stak. Ze was niet zoals zo veel vrouwen die elke week argwanend op de weegschaal gingen staan. Ze maakte zich er nooit veel zorgen om. 7


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 8

Vierenveertig was ze en eigenlijk best tevreden over haar lichaam. Verlangen naar het onmogelijke had ze nooit gedaan. Daphne snoof verachtelijk en dat gebaar trof Marjan onaangenaam. Ineens wist ze, wat haar zojuist een gevoel van onbehaaglijkheid had gegeven. ‘Jij zou rustig een paar pondjes meer mogen wegen,’ merkte ze op. ‘Wil je misschien wel een kopje thee?’ ‘Ja hoor. Lekker. Ik kan niet slapen.’ ‘Wil je echt niets hebben?’ ‘Echt niet, mam. Je weet toch dat Dirk op het schoolfeest met de kerst zei dat ik veel te dik ben om nog aantrekkelijk te zijn?’ ‘Dan is Dirk niet helemaal goed bij zijn hoofd. Al die magere fotomodellen geven vast het verkeerde voorbeeld en jongemannen denken zeker dat ze allemaal zo’n gratenbaal willen hebben om mee te pronken. Leuke meisjes als jij zouden zich daar niet aan moeten storen.’ Er verscheen een koppige trek op het gezicht van het jonge meisje, maar omdat ze te veel van haar moeder hield om te argumenteren over iets waarover ze het toch niet eens zouden worden, zweeg ze. ‘Vertel maar liever over de film,’ reageerde Daphne diplomatiek, zodat Marjan bijna tegen wil en dank in de lach schoot. ‘Het was zo’n lekkere jankfilm, weet je wel? Zakdoeken mee en halverwege de slappe lach krijgen omdat Cora en ik ons net zestien voelden.’ Marjan grinnikte nog na en Daphne schudde het hoofd. Ze babbelden een gezellig halfuurtje, voor de oudste van de twee opstond. ‘We gaan naar bed. Hoe laat moet je morgen op school zijn?’ Daphne zat in het laatste jaar. Als ze in mei zou slagen, en dat was wel waarschijnlijk want ze had altijd goed kunnen leren, dan zou ze na de zomervakantie gaan studeren. In haar hart zag Marjan een beetje tegen die tijd op. Dan zou ze echt helemaal alleen zijn en soms, als ze in bed lag en ze niet slapen kon, benauwde die gedachte haar meer dan ze prettig vond. De tijd naderde dat niemand haar meer nodig had. ‘Pas om halftien, dus maak je maar niet bezorgd. Welterusten, mam.’ ‘Ja lieverd, slaap lekker.’ In bed wilde de slaap niet komen. Kwam dat door de vele indrukken van die avond? De film was erg ontroerend geweest. Met Cora voelde ze zich op haar gemak als met niemand anders. Ze hadden tot een jaar geleden naast elkaar gewoond, elk in een fraaie en mooi gelegen bungalow, allebei met mannen die zo hard werkten dat ze nauwelijks nog thuis waren. Cora’s man had volkomen onverwacht een fataal hartinfarct gekregen, twee maanden voor Gert-Jan aan Marjan vertelde dat hij verder wilde met zijn secretaresse. Klassieker kon het niet, mijmerde ze. Nog steeds werden de gedachten van Marjan bitter als ze aan die tijd terug8


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 9

dacht. Waarom waren echtgenotes altijd de laatsten die iets dergelijks in de gaten hadden? Ze had haar huis moeten verlaten, ze was gescheiden en van de toegewezen alimentatie had ze nog nooit een cent gezien, ondanks alle pogingen van de advocaat. Gert-Jan Overgaauw had de bungalow verkocht, en een ander fraai huis ervoor in de plaats gekocht, waar hij nu woonde met zijn vriendin, die inmiddels was gestopt met werken en genoot van haar luxeleventje. Hij beweerde glashard geen geld voor alimentatie te hebben. Hij zorgde voor zijn dochter, dus viel hem verder niets te verwijten, hij was opnieuw begonnen en zijn tweede vrouw had meer rechten dan de vrouw die een blok aan zijn been was geworden. Er bleef echt niets voor Marjan over. Ze kon best een baan zoeken, vond hij. O, voor Daphne zorgde hij goed, dat moest Marjan toegeven, toen de slaap na een halfuur nog steeds niet wilde komen en het prettige gevoel waarmee ze thuisgekomen was inmiddels helemaal verdwenen was. Hij betaalde de schoolkosten, het zakgeld voor hun dochter en gaf haar royaal kleedgeld. Marjan hoefde haar alleen maar te eten te geven, was zijn mening. Had ze er verkeerd aan gedaan haar leven tot een jaar geleden altijd weer aan te passen aan dat van hem? Marjan had zich dat het laatste jaar honderd keer afgevraagd en nooit een bevredigend antwoord gevonden. Vroeger was het immers vanzelfsprekend geweest om voor je kinderen te zorgen als je ze kreeg, maar de tijden waren veranderd. Er waren bovendien omstandigheden geweest waardoor ze weinig keus had gehad. Een jaar nadat hun dochter was geboren, werd Gert-Jan door zijn werkgever in het buitenland gestationeerd. Eerst hadden ze anderhalf jaar in Brussel gewoond en net toen ze dacht dat ze de Franse taal zo goed beheerste dat ze werk kon gaan zoeken, was haar man overgeplaatst naar Barcelona. Weer twee jaar later was het Londen geworden. Toen was de economie niet zo rooskleurig geweest en was er eenvoudig geen baan voor een buitenlandse vrouw met onvoldoende kwaliteiten. Terug in Holland bleek haar schoonmoeder ernstig ziek te zijn. Opnieuw had Marjan de gedachte opgegeven betaald werk te zoeken en haar eigen interesses verder te ontwikkelen. Ruim twee jaar had ze voor haar schoonmoeder gezorgd, voor de kanker haar de baas was geworden en de dood een einde had gemaakt aan een vreselijke lijdensweg. Gert-Jan vond dat ze niet meer had gedaan dan haar plicht. Maar dat was toen. Nu vond hij ineens dat ze al haar kansen had laten lopen toen ze die had en dat het dus haar eigen schuld was dat ze nu rond moest zien te komen van een bijstandsuitkering. Een slimme accountant had zijn financiĂŤn zo geregeld dat het officieel net leek alsof er geen cent overschoot voor de opgelegde alimentatie. Ten slotte had ze dat aanvaard omdat ze het gezeur zo moe was. Ze werd nu een beetje misselijk als ze dacht aan de man met wie ze bijna achttien jaar lief en leed had gedeeld. Ze wilde niets meer met hem te maken heb9


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 10

ben. Dat Daphne er nog geregeld heen ging was best, hij was en bleef haar vader. Maar zelf hoefde ze haar ex niet meer te zien. Weer woelde ze het bed door, daarna knipte ze de lamp op het nachtkastje aan. Marjan ging zitten. Dit werd weer niets. Vroeger had ze nooit last gehad van slapeloosheid, maar het laatste jaar waren er meermalen perioden geweest waarin ze nachtenlang lag te woelen om pas na drieÍn in slaap te sukkelen, zodat ze de volgende morgen met hoofdpijn wakker werd, na een te korte en te diepe slaap. Spanningen, zei de dokter laconiek. Die moest ze liever vermijden. Maar hoe een mens dat moest doen, vertelde hij er nooit bij. Ze sloeg het dekbed terug, schudde het op en deed haar duster aan. Een beker warme melk met een lepel honing erin was een oeroud middeltje dat weleens wilde helpen. Slaappillen slikte ze nooit. Als je daar eenmaal mee begon, was het einde zoek. Beneden keek Belle lodderig op vanuit haar mandje, maar zo midden in de nacht was er toch geen wandelingetje of een spelletje te verwachten, dus de hond zuchtte, schurkte zich behaaglijk en ging verder met haar slaap. Vertederd streek Marjan even over de zachte witte haartjes. Ze zette een pannetje melk op het gas en huiverde in de kil geworden kamer. Halftwee, nu ja, ze hoefde niet voor een uur of acht op. Het had zijn voordelen geen baan te hebben. Twee ochtenden in de week, op donderdag en op vrijdag, werkte ze als huishoudelijke hulp. De inkomsten gaf ze, in tegenstelling tot zo veel andere vrouwen, keurig netjes op, zodat het grootste deel weer gekort werd op haar uitkering, maar dat moest dan maar. Ze solliciteerde zich suf. Eens zou er wel iemand zijn die haar gebruiken kon, dan had ze collega’s, weer een doel in haar leven en zou ze de pijn minder voelen als Daphne straks de deur uit was. Haar dochter. Ineens fronste ze haar wenkbrauwen. Ze dacht terug aan het ranke figuurtje van haar dochter die avond. Ze had een paar weken gelijnd en toen gelachen dat ze weer gewoon at, maar was dat eigenlijk wel zo? Marjan had er niet zo op gelet, maar ineens besefte ze dat Daphne meer afgevallen moest zijn dan de drie kilo waar ze het over had. Was de onrust die ze eerder die avond had weggedrukt de reden dat de slaap niet wilde komen? Ach, ze maakte zich zorgen om niets, hield ze zich hardnekkig voor. Dat deden alle mensen die een nare periode achter de rug hadden. Het moest slijten, dan haalde ze zich geen rare dingen meer in het hoofd. Ze stelde zich aan. Als ze hieraan toegaf, zou ze al snel geen leven meer hebben! Ze roerde in de melk en dronk die zo heet mogelijk op, voor ze weer naar boven ging om een nieuwe poging te doen in slaap te vallen.

10


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 11

Cora keek haar vriendin scherp aan. Marjan had er nog altijd moeite mee bij haar vroegere buurvrouw op bezoek te komen. Ze kon het dan niet laten met enige bitterheid te kijken naar het prachtige huis waar ze tot vorig jaar had gewoond, zonder in de gaten te hebben wat haar man achter haar rug allemaal uitspookte. ‘Waar maak je je zorgen om?’ onderbrak Cora haar somber geworden gedachten. ‘Daphne,’ reageerde ze meteen, blij haar bezorgdheid te kunnen uiten. ‘Wat is er dan met haar? Het is altijd zo’n vrolijk en lief kind geweest.’ ‘Ja, dat is waar.’ Elke ouder zou zich een kind wensen als Daphne. Nooit lastig, nooit luidruchtig. Stil ging ze haar eigen gang. Vaak was ze in haar kamer te vinden, om te lezen of om aquarellen te schilderen. Geen verkeerde vriendjes en een rapport vol achten en soms zelfs meerdere negens. ‘Ik weet het zelf niet, Cora. Toen we vorige week naar de film geweest waren, kreeg ik ineens zo’n raar gevoel toen ze de trap af kwam. Ze wordt mager.’ ‘Dan doet ze zeker aan de lijn.’ ‘Ze zegt dat ze drie kilo is afgevallen, maar ik denk dat het meer is en zeg nu eerlijk, dat is toch helemaal niet nodig?’ ‘Natuurlijk niet. Waarschijnlijk doet ze gewoon mee op school. Dat lijnen daar is schrikbarend. Iedereen doet het en je weet hoe die meisjes zijn op zo’n leeftijd. Als de dood om uit de toon te vallen.’ ‘Ja, je zult wel gelijk hebben, ik heb daar ook aan gedacht, maar toch…’ Peinzend nipte Marjan van haar wijntje. Met Cora mocht ze zich hier graag een enkele keer aan bezondigen op een aangename namiddag. Samen een glaasje wijn drinken, daarna op de fiets naar huis. Een auto was immers ook een onbereikbare luxe geworden. Gelukkig woonde ze maar drie kilometer bij haar vriendin vandaan, in een naburig dorp dat onder dezelfde gemeente viel. Daar had ze drie maanden nadat Gert-Jan weggegaan was en gezegd had dat hij het huis zo snel mogelijk wilde verkopen, een eenvoudige driekamerwoning toegewezen gekregen. Woonkamer en slaapkamer beneden en een zolder met een kamertje en een strijkhokje boven. Het was klein, maar voldoende en bovendien was het betaalbaar. Van de overwaarde die ze had verwacht op hun huis, bleek ineens niets meer over te zijn, want Gert-Jan had een hoge tweede hypotheek afgesloten en hoe dat kon zonder dat zij ervan geweten had, wist ze nu nog niet. Evenmin wist ze wat er met dat geld was gebeurd. ‘Je piekert te veel,’ onderbrak Cora haar gedachtestroom. ‘Ik denk aan alles wat voorbij is en moet dan moeite doen om niet bitter te worden. Jij begrijpt dat tenminste.’ Cora knikte. ‘Ik lig immers ook halve nachten te vechten met de onrecht11


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 12

vaardigheid van het leven, zonder een antwoord te krijgen. Waarom moest mijn man sterven? Waarom mocht ik geen kinderen krijgen? Ik ben alleen, negenenveertig jaar oud en voel me alsof het leven voorbij is. Maar goed, ik ben tenminste goed verzorgd achtergebleven. Dat scheelt toch. Als ik alles verwerkt heb, kan ik gaan reizen. Dat heeft me altijd getrokken.’ ‘Ik probeer me los te maken van het feit dat een mens zo gemakkelijk beoordeeld wordt naar de hoeveelheid aards slijk die hij of zij bezit. Ik wil graag dat mensen meer kijken naar wat iemand is, in plaats van naar wat iemand heeft.’ ‘Dat kun je doen, maar anderen zullen niet zo snel hetzelfde doen. Dat moet je accepteren, lieverd. Maar je weet het, als er iets is waar je mee omhoog zit, ik wil je altijd helpen.’ ‘Dat doe je nu al door naar me te luisteren.’ ‘Als ik jou was, zou ik me niet te druk maken over dat lijnen van Daphne. Het is een modeverschijnsel. De lol gaat er snel genoeg van af als haar kleren als voddenzakken om haar lijf gaan hangen. Waarschijnlijk is het nog een verlate reactie op de scheiding.’ ‘Ja, dat heb ik ook al gedacht.’ ‘Je gaat je daar toch niet schuldig over zitten voelen, hè?’ ‘Ach, hoe gaat dat? Van een scheiding zijn de kinderen altijd de dupe.’ ‘Jou valt niets te verwijten. Als iemand er beroerde gevoelens over moet hebben, is het je ex.’ ‘Of de vrouw die er geen been in zag om een getrouwd man in haar bed te nemen.’ ‘Dat pleit inderdaad niet voor haar moraal, maar dat neemt niet weg dat je man de koninklijke weg had moeten bewandelen: eerst een scheiding en daarna pas weer wat beginnen met een ander.’ Met een zucht dronk Marjan het laatste slokje op. ‘We zitten weer midden in onze problemen, maar al praten we er dágen over, daarmee lossen we toch niets op. Het lucht op, dat is goed, maar je hebt gelijk, we moeten er niet in blijven hangen, nietwaar? Ik moet haar huis.’ ‘Is Daphne al thuis?’ ‘Dat zal niet lang meer duren. Dan wil ik er zijn.’ ‘Zolang het nog kan?’ ‘Precies.’ ‘Troost je, alleen wonen is minder erg dan het lijkt.’ ‘Misschien, maar ik zie er als een berg tegen op.’ Gedurende het kwartiertje dat het Marjan kostte om naar huis te fietsen, bedacht ze voor de honderdste keer hoe fijn het was een vriendin te hebben bij wie ze haar 12


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 13

zorgen kwijt kon, voor wie ze zich niet groter hoefde te houden dan ze zich voelde, omdat de steun die ze elkaar verleenden wederzijds was. Vrienden werden steeds belangrijker als je ouder werd. Haar vader leefde niet meer, haar moeder woonde in een verzorgingshuis sinds ze twee jaar geleden een heup had gebroken en nooit meer goed had leren lopen. Ze ging er twee keer in de week naar toe. De buskosten daarvan drukten zwaar op haar budget. Belle blafte en kwispelde haar bazin het gebruikelijke warme welkom toe. Ze nam haar hondje mee om het uit te laten. Toen ze pas hier woonde, had ze Belle in het streekblad zien staan in een stukje over het asiel. Ze was haar meteen op gaan halen. Een hond was fijn gezelschap en bedroog je tenminste niet. Omdat ze zo klein was at ze niet zo veel, dus wat de kosten betrof viel het houden van de hond wel mee. Het was een van de weinige vreugden die haar nog gebleven waren, toen haar leven zo onverwacht op z’n kop was komen te staan. Met een opgeruimd gevoel begon ze aan het bereiden van de avondmaaltijd. Boerenkoolstamppot met een rookworst uit een goedkope aanbieding. Ze aten vaak stamppot, dat was tenminste goedkoop. Waar ze geld moest sparen, deed ze dat zo veel mogelijk op limonade en versnaperingen, ze kocht geen duur broodbeleg en als ze goed oplette kon ze net rondkomen. Opnieuw schoot het door haar hoofd, dat Daphne minder at dan ze gewoon was geweest. ‘Bah, rookworst, dat lust ik niet, mam.’ ‘Vroeger was je er gek op,’ herinnerde haar moeder zich verbaasd. ‘Dat is voorbij. Het is zo vet, ik krijg het niet meer door mijn keel.’ ‘Ik dacht dat je gestopt was met lijnen?’ De vraag werd argeloos gesteld. Het drong niet tot Marjan door, dat haar dochter haar ogen wegdraaide. ‘Natuurlijk ben ik gestopt, maar nu lust ik gewoon geen vette dingen meer. Dat kan toch?’ ‘Ja natuurlijk, het is mogelijk. Wel, dan eet ik de rest morgen wel op en dan maak ik voor jou een gebakken ei bij het avondeten.’ ‘Liever gekookt, mam.’ ‘Eet eens door, ik ben al bijna klaar.’ ‘Ik heb niet zo veel honger. Ik heb al gegeten bij Mariëtte.’ ‘Is dat zo?’ ‘Dring toch niet zo aan. Zou ik dat zeggen als ik nog honger had?’ ‘Het is alleen maar dat ik je zo mager vind worden,’ verzuchtte haar moeder gelaten. Ruziemaken over een paar happen eten was wel het laatste waar ze zin in had. ‘Je maakt je druk om niets. Echt.’ Daphne schoof een beetje met het eten heen en weer, opgelucht dat op dat moment de telefoon ging. 13


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 14

Het was Marjans moeder. Ze had zich die middag in de vinger gesneden en had lang moeten wachten eer er iemand was gekomen om de tamelijk diepe wond te verbinden. Ze huilde een beetje. Het wonen in het tehuis viel haar zwaar. Toen ze erover gepraat hadden of ze ernaar toe moest, had Marjan haar moeder in huis willen nemen. In de ruime villa was dat immers geen bezwaar? Maar haar man had er niets van willen weten en het had nog een aantal maanden geduurd eer ze had begrepen waarom. Hè, daar ging ze weer! ‘Ik kom morgen naar je toe, mam,’ beloofde Marjan tegen beter weten in. Met de bus was het maar een halfuurtje rijden en hoewel ze twee broers had, woonden die allebei veel verder weg. Ze had vaak medelijden met haar moeder, die zich eenzaam voelde in het tehuis. Het was akelig je laatste levensjaren te moeten slijten in een situatie die je zo ongelukkig maakte, maar op dit moment was er niets wat Marjan nog voor haar kon doen. Al wilde ze graag, haar omstandigheden lieten het niet toe. Zo nu en dan haalde ze haar moeder een weekendje op. Dan sliep ze zelf op de bank in de kamer. Voor een paar dagen was dat te doen. Toen ze eindelijk de hoorn neerlegde, was Daphne al aan de afwas. ‘Kijk eens aan,’ lachte ze blij verrast. ‘Ik ben blij dat je je bord toch nog zo snel hebt leeggegeten.’ ‘Natuurlijk, mam. Ik ben maar meteen af gaan ruimen, want ik moet nog leren.’ ‘Zal ik ondertussen vast een kopje koffie zetten?’ ‘Ja, lekker.’ Sinds een paar weken dronk Daphne het opwekkende bruine vocht net als haar moeder, zwart, zonder melk maar wel met een zoetje erin. Marjan zocht er geen kwaad achter. Pas toen Marjan die avond iets in de afvalbak gooide, drong het tot haar door dat Daphne een groot deel van het eten dat op haar bord had gelegen, ongemerkt moest hebben weggegooid. Er trok een huivering door haar heen en opnieuw kreeg ze een onaangenaam gevoel over zich. Dit werd te gek. Die flauwekul van de slanke lijn moest voor eens en voor altijd afgelopen zijn!

2 ‘Lieverd, neem toch nog een stukje.’ ‘Toe nu, mam, ik zit vol. Ik heb genoeg gehad, echt.’ ‘Maar je bent zo mager geworden.’ ‘Dat heet slank, mam, in deze moderne tijden.’ 14


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 170


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 171

Henny Thijssing-Boer

Bij volle maan


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 172


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 173

1 Ze is elf jaar, Henske Zuidema, als ze wreed ervaart dat de wereld buiten de veilige muren van de hoeve heel boosaardig kan zijn. Elf jaar nog maar en een blij, levenslustig meisje, dat nog nooit geremd werd in haar spontaniteit. Henske, die tot dan toe door een even veilige als beschermde jeugd huppelde, geniet van elke nieuwe dag waarin altijd wel iets gebeurt wat haar blij of opgetogen maakt. En die dag, waarop haar spontaniteit deels geblust werd om plaats te maken voor angst en onzekerheid, begon juist zo opwindend. Dadelijk bij het opstaan wist ze het weer. Er was kermis in het dorp! Kermis, en die begon vanmiddag na schooltijd. Die morgen aan het ontbijt glommen haar kinderogen van opwinding, toen ze vertelde: ‘Het hele dorp staat op z’n kop, moeder! Het is zo druk in de straten en overal kom je vreemde mensen tegen. Mensen in kleurige kleding, bont en vrolijk en met veel franje! Het kermisvolk is toch zo grappig, ze lachen en dansen en maken alsmaar plezier! Na schooltijd ga ik even kijken!’ En toen schrok ze, Henske, van moeders gebiedende stem, van haar dwingende ogen: ‘Daar komt niks van in, Henske! Jij komt dadelijk na schooltijd naar huis. Is dat begrepen?’ Henske begreep haar moeder pas toen die haar standpunt verduidelijkte: ‘Op de kermis, daar hoort ons soort mensen niet thuis, kindje!’ Henske wist dat moeder daarmee op hun geloof doelde, maar toch vond ze het maar flauw, hoor. Eén zo’n enkel keertje, wat gaf dat nou? Met zichtbare tegenzin beloofde ze te doen wat moeder van haar verlangde: jawel, ze zou dadelijk na schooltijd naar de hoeve komen. Belofte maakt schuld, maar dit gezegde is helaas niet van toepassing op een elfjarig ondernemend mensenkind dat het woord ‘vergeten’ nog zo heel hoog in het vaandel draagt. Toen die middag om halfvier de schooldeuren openzwaaiden was Henske haar belofte jegens moeder glad vergeten. Ze dacht niet aan haar en niet aan de hoeve, ze dacht maar aan één ding, en dat was de kermis. Ze moest daarheen, even een glimp opvangen van een wereld die totaal verschilde van de hare. Het kermisvolk, wat leidde dat een wonderlijk leven! De vorige dag waren ze in het dorp gearriveerd. Vanaf een veilige afstand had Henske gezien hoe de woonwagens – die zij huisjes op wielen noemde – het dorp binnenrolden. Op de Achterweg, een stille weg aan de rand van het dorp, werden ze geparkeerd. Die huisjes op wielen, ze oefenden op Henske een enorme aantrekkingskracht uit. Ze vergeleek die kleine onderkomens met hun eigen grote hoeve en ze kon zich niet voorstellen dat 173


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 174

mensen zo klein behuisd konden leven en wonen. Haar gezichtje was een en al lach, ze maakte dwaze huppelsprongetjes toen ze zich trachtte voor te stellen hoe het zou zijn als er onder hun machtige hoeve wieletjes zaten. Dat kon natuurlijk helemaal niet, maar het zou wel grappig zijn, en als ze op visite gingen konden ze de hele boerderij meenemen! Terwijl ze dit bedacht en in zichzelf grinnikte van pret, huppelde ze speels en dartel een richting uit die niet naar de hoeve leidde zoals beloofd was, maar naar de Achterweg. Daar aangekomen keek ze haar ogen uit. Het was hier stil, het kermisvolk had de huisjes op wielen verlaten en was in het dorp, een paar straten verderop, drukdoende. Henske hoorde het schetteren van luidruchtige muziek, stemmen door een luidspreker die daar weer bovenuit kwamen. Het lawaai, de muziek, een mensenmenigte, ze lokten haar, maar eerst wilde ze deze grappige huisjes van heel nabij bekijken. Wat popperig klein, dacht ze toen ze de eerste woonwagen ging bekijken. Maar alles zat erop en eraan, voor de kleine vensters hingen gordijntjes en er stonden bloeiende planten voor de raampjes! Hoe zou het er binnen uitzien, vroeg ze zich nieuwsgierig af, terwijl ze om een volgende wagen heen slenterde. O, wat zou ze toch verschrikkelijk graag even binnen in zo’n huisje willen kijken! En toen ze dat bedacht was ze al bij een volgende wagen aangeland, die aanmerkelijk kleiner was dan de vorige en waarvan tot haar verbazing de deur openstond. Zou ze het durven? Ze hoefde enkel maar het houten trapje van drie treden dat voor de open deur stond op te klimmen, en dan zou ze, heel stiekem, naar binnen kunnen gluren. Haar kinderlijke nieuwsgierigheid overwon al het andere en zo stond ze, voor ze er zelf eigenlijk erg in had, opeens in de deuropening van een woonwagen. Toen ze naar binnen gluurde hoorde ze tegelijkertijd een stem die vriendelijk klonk: ‘Je mag gerust verder komen, hoor!’ En toen keek ze andermaal haar ogen uit, de kleine Henske Zuidema, want nooit eerder had ze een man gezien die zijn gezicht met verf beschilderde tot hij eruitzag als een echte clown. Ademloos keek ze naar de man die achter een wankel tafeltje zat waarop ontelbare potten en tubes stonden en lagen. In stille bewondering noemde ze hem een kunstenaar. Want als je toch zo mooi je eigen gezicht wist te versieren? Zie maar, nu schilderde hij zijn mond vuurrood en veel groter dan die oorspronkelijk was! Wat vreselijk grappig, en nu zette hij een malle pruik op van raar piekhaar en was hij opeens onherkenbaar. ‘Nou, en hoe zie ik er nu uit?’ zei de man, haar over zijn schouder heen aankijkend. 174


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 175

Henske lachte en deed een stapje naar voren: ‘Verschrikkelijk leuk! Ik heb nog nooit een clown in het echt gezien! Wel op een plaatje en in een prentenboek, maar nooit echt en van zo dichtbij!’ zuchtte ze in opperste bewondering. En deze clown, hij was zo bijzonder aardig en zo vriendelijk! Hij lachte haar breeduit toe toen hij haar van onder tot boven bezag, om vervolgens te zeggen: ‘En ik heb nog nooit zo’n mooi meisje gezien! Een meisje als jij, met dat mooie, koperkleurige haar en die grote, groene ogen, dat wordt later als ze groot is een absolute schoonheid. Wist je dat?’ Nee hoor, daar wist Henske niks van. Op de boerderij van vader sprak men niet over koperkleurig haar, niet over schoonheid die slechts uiterlijk was. Maar ze vond het wel grappig, deze taal die haar vreemd was. En dat ze al een beetje ijdelheid bezat bewees ze toen ze over het haar streek en zei: ‘Ik laat het groeien en als ik dan groot ben, is het heel lang! Dan draag ik het los. Als dat tenminste mag van moeder,’ kwam dat laatste bedenkelijk. Henske vermoedde dat de clown, die vertelde dat hij Alfredo heette, vast wel een beetje blij was met haar gezelschap, want hij praatte almaar heel vlug en vrolijk. En toen zij erom vroeg, liet hij haar het hele huisje op wielen zien! Wat een gewaarwording! Ze noemde zichzelf een geluksvogel dat zij, Henske Zuidema, in zo’n huisje op wielen was geweest! Morgen, op school, zouden de meisjes haar vast niet geloven als zij dit allemaal vertelde! En wat zouden vader en moeder en haar zusje Dieuwertje wel zeggen… Hier stokte Henskes opwindende gedachteloop en zag en hoorde ze moeder, die zei dat hun soort op de kermis niet thuishoorde. En toen was ze opeens aanmerkelijk minder blij en wilde ze maar één ding: naar huis. Toen ze tegen Alfredo zei dat ze nu weer gaan moest, begreep ze niet waarom hij zo merkwaardig lachte. En toen hij de deur van het huisje op wielen behoedzaam sloot, bibberde haar stemmetje een beetje bang: ‘Waarom moet de deur dicht…’ De clown Alfredo lachte en Henske schreide. Ze onderkende een gevaar dat zij geen naam wist te geven, maar dat ze ook niet keren kon. Ze voelde zich door een angstaanjagende duisternis omgeven. In dit donkerste ogenblik van haar leven werd haar haar spontane lach ontnomen. Henske Zuidema, pas elf jaar en nog volop kind, ze was opeens een mensenkind dat ervoer dat het leven niet uit één lange, blijde lach bestond. Van een ongerept natuurkind boordevol vertrouwen wat de wereld en de mensen betrof die daarop mochten leven, veranderde ze in een stil en wantrouwend meisje. En ze zweeg, Henske, omdat de clown haar dat bevolen had, omdat er in haar een schaamte was die ze niet eens een naam kon geven, omdat ze wist dat ze onge175


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:46 Pagina 176

hoorzaam was geweest en dat wellicht daardoor dit vreselijke met haar was gebeurd. En zo groeide ze op van kind naar jonge vrouw, en niemand zag het kneusplekje diep in haar zieltje. En niemand kende de pijn daarvan, want Henske zweeg waarschijnlijk te lang.

2 Er voer een schok door het dorp toen de dood van Arend Westerhof bekendheid kreeg en dit nieuws als een lopend vuurtje de ronde deed. Het was een verschrikkelijk bericht, dat men niet dadelijk vatten kon. Een man, goed en wel vijftig jaar, die zo nog gezond, zo dood was. Velen hadden Arend de dag tevoren nog in het dorp of op zijn hoeve gezien, de volgende dag was hij plotseling niet meer in hun midden. Schokkend nieuws was het, en men leefde mee met Wieger Westerhof, de enige zoon. Bij stukjes en beetjes vernam men de ware toedracht. De avond tevoren hadden Arend en Wieger als vanouds voor het naar bed gaan samen de boel achter gecontroleerd en afgesloten. Ze hadden elkaar welterusten gewenst. Er was niets aan de hand dat op naderend onheil of dood wees. De volgende morgen had Wieger ietwat bevreemd opgekeken dat vader nog niet beneden was, terwijl het daar ruimschoots de tijd voor was. Op zijn vraag wat er met vader aan de hand was, wist de huishoudster, Femmie Veenstra, geen antwoord te geven. Zij raadde Wieger maar eens te gaan kijken, wellicht versliep de boer zich? Dat was in al die lange jaren dat zij op deze hoeve huishoudster was nog nooit voorgekomen, maar de boer was ook maar een mens, en alles begon bij een eerste keer, nietwaar. Wieger toog naar de slaapkamer van zijn vader, die nog op zijn zij, diep onder de dekens lag. Wieger porde hem aan: ‘Kom vader, op deze manier zou je je verstand nog verslapen!’ Er kwam geen antwoord, geen reactie, geen teken van leven. Arend Westerhof was dood. In zijn slaap was hij heengegaan, en niemand die ooit met zekerheid zou kunnen zeggen waaraan Arend was gestorven. De dokter vermoedde het logische, voor de hand liggende, en noemde als oorzaak een hartstilstand. Het zou wel zo zijn. Vandaag, de tweede december, was Arend Westerhof begraven. Het kleine dorpskerkje zat tot de nok toe vol met mensen die Arend op zijn laatste reis wilden vergezellen. Wieger, vooraan in de kerk, voelde al die meewarige blikken in zijn rug niet. En al evenmin had hij er weet van dat diezelfde blikken haast automatisch van 176


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 353

Julia Burgers-Drost

De onverwachte erfenis


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 354


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 355

1 ‘Het is spijtig, zowel voor jou als voor ons!’ Die woorden dreinen door Vera’s hoofd. Afgewezen, voor de zoveelste keer. Met uiterste krachtsinspanning lukt het haar de opkomende emoties te verbergen. Haar expressieve gezicht is doorgaans als een opengeslagen boek. Manmoedig probeert ze een zinnig antwoord te bedenken, maar als ze haar mond opent, komt er geen geluid. Gelukkig wordt dit door geen van de aanwezigen opgemerkt. Alle aandacht is voor de directeur van de basisschool. ‘Werkelijk, het spijt mij in het bijzonder. Je zou uitstekend in ons team hebben gepast.’ Vera knikt stom en denkt met weemoed aan de hartelijke ontvangst, in de hoop een collega te worden. ‘Je mag best weten dat we aan jou de voorkeur gaven. Als we hadden geweten dat je aan een allergie lijdt, dan hadden we je geen valse hoop gegeven. Eh… is dat al vanaf je geboorte?’ Vera concentreert zich op twee vrouwen uit de kleine kring rond de tafel, die zacht met elkaar smoezen en bijna onmerkbaar hun spulletjes opbergen en zich gereedmaken te vertrekken. De keus is immers gemaakt? Vera knikt. Opeens is het jij en jou. ‘Ik heb alleen in de zomermaanden last van die aandoening, dit even voor alle duidelijkheid. Als de grassen bloeien… de peppels van die witte flodders laten vallen… en ik heb goede medicijnen.’ De opmerking komt zo boud over dat een van de andere bestuursleden de wond wil verzachten met een vriendelijk gestelde vraag. ‘Heb je nog meer sollicitaties lopen? Je moet maar denken: lang niet iedere school doet zo veel aan buitengebeuren. Wat dat betreft zijn wij een koploper. Ik weet zeker dat jij wel een school vindt waar je precies in het team past.’ Nog een van de manlijke bestuursleden, een zwijgzame en norse man, laat voor het eerst zijn stem horen. ‘U had er verstandig aan gedaan, juffrouw Soudein, uw handicap al in de sollicitatiebrief te vermelden. Dat zou ons tijd en u teleurstelling hebben bespaard.’ Een volgende informeert weer of Vera nog meer sollicitaties heeft lopen. Vera knikt automatisch. Ja ja, ze heeft verscheidene brieven geschreven. En bijna evenzoveel afwijzingen ontvangen. Maar daar heeft deze selecte groep niets mee te maken, denkt ze opstandig. ‘Het is dus duidelijk!’ doet ze koel, staat op en recht haar schouders. Ze kijkt de kring rond en besluit als groet te knikken, handen geven vindt ze onnodig in deze situatie. 355


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 356

De directeur loopt met haar mee naar de voordeur, informeert met oprechte belangstelling naar haar kwaal. Alsof het een afwijking vanjewelste is! ‘Er valt goed mee te leven, hoor… het zit in de familie. Mijn ouders hadden nooit klachten, maar mijn tante, door wie ik ben opgevoed, weer wel. Dus bij ons komt geen rokend mens in huis!’ Vera wijst naar de sigaret die zojuist door degene die haar baas had kunnen worden, is opgestoken. ‘Ook dat nog!’ schrikt hij. ‘Wij roken hier toevallig bijna allemaal. Ik moet toegeven: een slecht voorbeeld voor de jeugd.’ Zijn verlegen lachje klinkt als een zacht hinniken. ‘Inderdaad!’ Vera kijkt naar de hand die de deurknop vasthoudt en haar zo de weg verspert. Schamper zegt ze: ‘Een zogenaamde toegestane verslaving!’ ‘Je bent dus opgevoed door je tante?’ vist de directeur, die haar laatste opmerking bewust negeert. Vera spot: ‘Wat een belangstelling, zo bij het scheiden van onze wegen. Eh ja, mijn ouders waren werkzaam in de tropen. Beiden arts. Men had hen ginds nodig en ach, ik had het goed bij mijn tante. En nog…’ Het klinkt oprecht als het schoolhoofd zegt: ‘Vera, het spijt me bijzonder zo afscheid van je te moeten nemen. Het is niet anders. Ik wens je oprecht veel succes met hetgeen je gaat ondernemen.’ Zijn handdruk is warm, de glimlach gemeend. Een sliert sigarettenrook walmt met Vera mee naar buiten. Ze dwingt zich tot beheersing en pas als ze achter het stuur van tante Lies haar wagen zit, staat ze zich toe te hoesten. Lies Soudein staat op de uitkijk, midden voor het raam van haar gezellige woning, type twee-onder-een-kap. Zodra ze haar huisgenootje ziet aankomen, weet ze genoeg. Vera is doorgaans een kalme chauffeuse. Maar als haar iets dwarszit, heeft ze de rijstijl die in een Amerikaanse politiefilm niet zou misstaan. ‘Arme meid! Die lui hebben hun ogen in de zak!’ moppert ze teleurgesteld. Als geen ander kent Lies Soudein de jonge vrouw. Ze is immers vader en moeder voor haar geweest. Haar eigen leven kreeg diepe inhoud toen haar broer en schoonzus destijds vroegen of de kleine Vera – aanvankelijk voor korte tijd – bij haar mocht wonen. Geen van beiden wilden hun roeping vaarwel zeggen. Hun hart lag in het verre Afrika. Daar en nergens anders wilden ze hun medische kennis uitdragen. De verlofperioden werden voor het grootste deel gebruikt voor bijscholing en het geven van voorlichting aan jonge artsen en verpleegkundigen die in hun voetsporen wensten te treden. En Vera? Het kind werd in korte tijd schromelijk verwend met speelgoed. Maar aandacht kreeg ze niet. 356


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 357

Lies zucht, haar vriendelijke gezicht staat zorgelijk. ‘Veertje, lieverd, ik zie aan je dat het is tegengevallen. Kom hier, meid!’ Vera laat zich door haar tante troosten. Armen om haar heen, een zoen pardoes op haar ene wang. ‘Er zijn meer scholen in de wereld, Vera! Je moet maar zo denken: dit was niet voor je voorbestemd!’ Vera maakt zich uit de omarming los. ‘Helaas kan ik niet zoals jij denken… je praat er zo gemakkelijk over. Als je hoort waarom ik op het nippertje ben afgewezen, geloof jij je oren niet. Het is puur discriminatie!’ Een gewillig oor, warme gezoete thee en begrip zijn medicijn voor Vera. Na een halfuurtje zelfbeklag klaart de lucht op. ‘Gewoon verdergaan, nieuwe moed, hopen en blijven geloven dat eens het tij keert. Sta jezelf niet toe negatief te denken, Vera. Je weet dat je mij niet in de weg zit. We maken er een fijne zomer van en de volgende keer ga je met minder verwachtingen naar een proefles of gesprek. Punt, over en uit!’ Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Vera blijft tobberig en om dit voor tante Lies te verbergen, zoekt ze de tuin op. Lies Soudein heeft groene vingers. Ze verzorgt haar bloemenkinderen niet alleen goed, ze spreekt ze zelfs toe, tot vermaak van Vera. ‘Mag ik je komen opvrolijken?’ Vera schrikt op uit haar gepeins. Een goedig kerstmannenhoofd komt net boven de strak gesnoeide heg uit piepen en Vera begrijpt dat tante Lies haar vriend en buurman al op de een of andere manier heeft ingelicht. ‘Dat hangt ervan af. Hebt u soms kaartjes voor de nieuwe James Bond?’ doet ze luchtig. Helaas, daar kan Bram haar niet aan helpen. Maar aan een gezellige avond wel. ‘Ik krijg een logee, moet je weten. Een jonge meid, zoiets als jij. Een nichtje. Nee, jullie kennen haar bij mijn weten niet. En… ik heb een barbecue gekocht. Zo’n goeie, je weet wel!’ Allerlei informatie, in een adem verteld. Vera haalt haar schouders op en loopt op de heg toe. ‘Bent u van plan haar te roosteren… die nicht, bedoel ik!’ Brams zware lach is tuinen ver te horen. ‘Als ik al kannibalistische neigingen had, zou ik dat schoolbestuur prefereren. Haha! Heb je zin om met Lies de avond bij ons door te brengen? Eerlijk gezegd… ik weet niet zo goed raad met dat nichtje. Ze heeft…’ Brams stem daalt tot een gefluister. ‘Het schaap heeft volgens de moeder Liebeskummer. En ik kan niet tegen huilende vrouwen!’ Vera klimt op een grote natuurkei, ooit door tante Lies hoogstpersoonlijk uit een bos vlak bij Apeldoorn ontvreemd. Oog in oog staat ze nu met buurman Bram. ‘Vrolijke, altijd tot lachen bereid zijnde vrouwen, dat is meer uw stijl. Vandaar 357


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 358

dat mijn tante hoge ogen bij u gooit!’ Buurmans door de zon gekleurde gezicht wordt nog dieper van tint. ‘Ik krijg je nog weleens, reken maar!’ En weg duikt hij. Met de weelderige haag tussen hen in gaat het gesprek verder. ‘Dus je komt? Geweldig. Maar niet voor achten… ik moet nog het een en ander voorbereiden!’ Vera biedt haar hulp aan. ‘Niet nodig, niet nodig. Maar beloof me één ding: eet van tevoren niet te veel, anders blijf ik met mijn handeltje lelijk zitten!’ Opgemonterd kuiert Vera richting openslaande tuindeuren. De treurende nicht met Liebeskummer zal wel niet kunnen eten, haar hoofd, hart en maag zitten vol treurnis, bepeinst Vera. Ze is dus niet de enige in de naaste omgeving die het zwaar te verduren heeft! Gewoon doorgaan, dat was tante Lies’ advies. Dat betekent dat ze het vakblad waarin vacatures zijn opgenomen, eerst moet napluizen! De zomeravond is warm, maar gelukkig niet broeierig. Vera besluit zich om te kleden in een weinig gedragen zomerjurk die volgens tante Lies uiterst vrouwelijk is. De soepele stof is bezaaid met veelkleurige bloemetjes en steekt aardig af tegen Vera’s gebruinde huid. Wanneer tante Lies haar een complimentje geeft, reageert ze plagend. ‘Al in de spiegel gekeken, lieve Lies?’ Lies negeert de vraag, verschikt nodeloos haar sjaaltje en kijkt in de ruit van de achterdeur die hun beeld vertekend weergeeft. ‘Ik denk dat Brammetje verrukt van je is. Je straalt aan alle kanten.’ Lies legt een hand over Vera’s mond. ‘Doe me een plezier, zeg…’ moppert ze. Vera haalt een arm door die van haar tante en vraagt zich serieus af wat ze zal aanvangen als het ooit ernst wordt tussen Lies en Bram. Via het achterpoortje is het slechts een paar passen naar de buurtuin. ‘Ik ruik de kippenpoten al,’ likkebaardt Vera, die haar maag voelt knorren. Lies geeft een onnodig harde duw tegen de tuinpoort, die soepel opendraait. Vera grijnst. ‘Hier loopt alles gesmeerd, letterlijk en figuurlijk. Niet alle poorten hangen scheef, zoals de onze.’ Lies hoort amper wat Vera beweert, haar ogen zijn gericht op Bram, die een groot schort voor heeft en bijpassende ovenwanten draagt. Naast hem staat het nichtje, op veilige afstand van de barbecue. Ze doet lachend suggesties en maakt niet de indruk slachtoffer van Liebeskummer te zijn. Vera voelt Lies verstrakken op het moment dat Bram hen ontdekt. ‘Ha! De buurvrouwen!’ 358


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 359

Het nichtje gilt: ‘Let op je poten, oom Bram!’ Ze rukt hem de lange vleesvork uit de hand. Vera citeert: ‘Heeft aangebrand ook pootjes, moeder Aagt?’ Lies heeft zichzelf al snel weer in de hand en begroet Bram en zijn nichtje luchtig. ‘Dus dit is de logee. Wat leuk je te ontmoeten, Bram heeft niet veel familie!’ Elsbeth is zo op het oog jonger dan Vera, maar schijn bedriegt. Ze stelt zichzelf voor. ‘Elsbeth Koning, medewerkster arbeidsbureau in ruste!’ Het opvallendste aan haar verschijning is het kroezige kapsel en de spontane glimlach. ‘Wie is in ruste, het arbeidsbureau of jij?’ Elsbeth drukt Vera de hand. ‘De laatste. En jij bent juf pechvogel, heb ik begrepen. Wel, dan hebben we genoeg gespreksonderwerpen om een paar weken voort te kunnen.’ Vera kleurt en voelt zich even ongemakkelijk. Niet leuk van buurman Bram om haar wel en wee geschilderd te hebben. Het doet haar aan roddel denken. ‘Valt wel mee, dat pechvogel-lidmaatschap. Ik zit momenteel in een tussenfase. Diploma op zak, solliciteren en afwachten. Samen met veel anderen.’ Elsbeth geeft Vera een vriendschappelijk duwtje. ‘Meid, ik wilde je niet kwetsen. Trouwens: Bram zal mijn doopceel ook wel hebben gelicht, neem ik aan!’ Nog voor Vera een antwoord heeft bedacht, sleurt de spontane Elsbeth haar mee naar de keuken waar de stokbroden klaarliggen. ‘Als jij die in stukken snijdt, was ik de radijs en de komkommer. Liefdesverdriet maakt hongerig, wat jij?’ Vera mompelt dat ze niet zo veel ervaring op dat gebied heeft. ‘Ik ben ontvlambaar, en hoe. Maar de laatste keer was het goed raak. Enfin, ik ben door de huisarts met verlof gestuurd. Twee weken relaxen en men verwacht dat ik weer de oude ben. Afwachten!’ Stokbrood, verschillende soorten sauzen, blokjes kaas en rauwkost. Dat alles wordt op schaaltjes geschikt en het geheel ziet er zo appetijtelijk uit dat Elsbeth uitroept: ‘Schiet op, Vera! Neem jij dat blad mee, dan ontferm ik me over de drankjes. Ik snak naar zo’n snack!’ Elsbeth vertelt over haar werk en haar baas op wie ze verliefd is geworden. En Vera, Vera dist gebeurtenissen uit het verleden op, waar ze zelden over spreekt. Over de ouders, die er nooit voor haar waren. Ze zitten samen op een bankje, de laatste radijsjes op een bordje tussen hen in. Het praat gemakkelijk, zo in het donker. ‘Telkens was het: we komen snel terug en blijven dan bij jou. We kopen een huis en gaan nooit meer zonder jou op reis! Mooi niet. Ze waren verslaafd aan hun 359


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 360

werk. Het was een obsessie. Ik kan me dat niet voorstellen… als je toch een kind hebt! Ik dacht vaak: misschien ben ik niet gewenst.’ Zielig, vindt Elsbeth. ‘En hoe is het nu? Zitten ze nog in de derde wereld? Ooit zijn ze er te oud voor, weet je.’ Vera kijkt naar de donkere hemel waar sterren als felle karbonkels glinsteren. ‘Mijn moeder is overleden. Vlak daarvoor schreef ze nog: we komen binnenkort voorgoed terug… stuur ons maar een makelaarskrant… Vlak daarna kreeg ze een of andere tropische ziekte waar geen medicijn voor was. Ze was binnen een paar dagen… weg. Het was zo raar, Elsbeth. Ik wist niet eens of ik verdriet had. Ik kende mijn ouders eigenlijk niet, ze waren mij vreemd.’ Elsbeth slaat een arm om Vera’s schouders. ‘Wat ellendig voor je. En je vader? Hoe was hij eronder?’ Vera vertelt dat haar vader als een gebroken man terugkwam. Dagenlang zat hij stil voor zich uit te staren, at en dronk niet. Nachtenlang hoorde ze hem door het benedenhuis ijsberen en soms maakte hij een wandeling door de buurt. ‘Opeens krabbelde hij overeind. “Nu is het jouw beurt… we zoeken een huis, jij gaat studeren en ik zorg voor je…” Het was te mooi om waar te zijn. Toen hij een verzoek kreeg jonge artsen naar ginds te begeleiden en zijn kennis door te geven, was hij verrukt. Dagelijks gaf hij colleges, maakte de assistenten vertrouwd met dat wat er in de tropen op je af kan komen en echt, hij leefde op. Ik was niet verbaasd. Teleurgesteld?’ Elsbeth stopt het laatste radijsje in Vera’s mond. Het rode knolletje wordt automatisch en zorgvuldig fijngemalen zonder dat de eetster het proeft. ‘Ja ja, je wilt het niet toegeven. Maar ik was niet alleen teleurgesteld, maar ook gekwetst. Sindsdien is mijn vertrouwen in mensen nihil. Ik geef mijn vriendschap dan ook zelden…’ Waarop Elsbeth plagend roept: ‘O, dank je wel. Zullen we dan het gesprek maar meteen beëindigen?’ Vera voelt de huid van haar wangen trekken, zo bloost ze. ‘Sorry. Dat was niet voor jou bedoeld. Vanmiddag, toen kreeg ik weer zo’n dreun. Een paar van die voorvallen bevestigen mijn gedrag en opvatting. Nou ja…’ eindigt ze vaag. Elsbeth dringt aan. ‘En toen…’ ‘Het kon niet uitblijven: pa liet zich inpakken door verleidelijke aanbiedingen. Wat ik toen nog niet wist, Elsbeth, was dat hij gecharmeerd was van een jonge vrouwelijke arts die haar plannen al klaar had. Weg droom eigen thuis, weg fantasie over het hebben van een vader die er daadwerkelijk voor je is! Hij beloofde dat uitstel geen afstel hoefde te betekenen. Als ik halverwege mijn studie zou zijn, hoopte hij – ditmaal voorgoed – terug te komen. Mooi niet! Binnen de kortste 360


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 361

keren trouwde hij met dat mens. Miek, zo heet ze. Ik kreeg een schattige brief van haar die ik nooit heb beantwoord. Ook toen ze een kind kregen, liet ik niets van me horen.’ ‘Een kind! Je hebt dus een halfbroertje.’ ‘Een zusje. Heel lief genoemd naar beide ouders. En naar mij… Willemieke Veroniek. Tante Lies onderhoudt de relatie, schrijft ook namens mij. Voor mij heeft pa afgedaan. Je begrijpt toch wel dat, als ze terugkomen, er in hun huis geen plaats voor mij zal zijn? Ik vraag me nog meer af… zou pa nooit meer aan zijn eerste vrouw denken? Aan mama?’ Elsbeth is rap met haar antwoord. ‘Oordeel niet te snel over zulke gevoelige zaken, meid. Je kunt nooit in iemands binnenste kijken en de motivaties staan nergens zwart-op-wit. Ik weet wel dat sommige mensen absoluut niet tegen eenzaamheid kunnen. Als ik jou was, zou ik het toch goedmaken met je vader. Heus, ik spreek uit ervaring. Het leven kan soms rare en onverwachte wendingen nemen.’ Een huivering griezelt over Vera’s rug. ‘Ga door, ga door. Waar is je glazen bol?’ Achter hen klinkt de opgewekte stem van Lies. ‘Wat hoor ik, Elsbeth, doe je aan glasblazen als hobby? Ik zag eens op een demonstratie…’ Lies wordt door twee stemmen gelijktijdig overstemd. Elsbeth besluit haar zin met: ‘Dat heb je als je afluistert! Zo komen de smoesjes in de wereld. Kom erbij zitten… en mag ik tante Lies zeggen?’ ‘Dat mag. En het mooie is,’ beweert Lies Soudein, ‘dat dit voorrecht niet in drievoud behoeft te worden aangevraagd.’ Bram heeft ondertussen de borden en glazen naar binnen gebracht en wat zoutjes over schaaltjes verdeeld. Schone glazen, een laatste fles wijn: zo hoopt hij het bezoek nog wat langer vast te kunnen houden. Genietend hoort hij hoe vlot zijn buurvrouw met de jonge meisjes omgaat. Het wordt warm om zijn hart en ietwat overmoedig zingt hij: ‘Drie kleine kleutertjes, die zaten op Brams bank…’ ‘Kom erbij zitten, oom,’ stelt Elsbeth argeloos voor. ‘Het zit al krap genoeg!’ overdrijft Vera en schuift tot aan het randje. Bram plant het blad met de lekkernijen voor zijn voeten op het gazon. Zo dicht heeft hij nog nooit bij Lies gezeten en op dit moment wenst hij beide meisjes ver bij hem vandaan. ‘Nog meer lekkers, zouden we dat wel doen?’ Bram stopt een zoute krakeling tussen buurvrouws lippen en geeft haar met zijn ene elleboog een duwtje. Hij heft zijn glas en zegt ernstig: ‘Op jou, Lies, en op de rest van de zomer…’ Vera overstemt hem en zegt spottend: ‘Op mezelf, dat ik maar snel een baan mag vinden!’ 361


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 362

Veel later dan gepland keren Vera en haar tante huiswaarts. ‘Het was gezellig. Ik mag die Elsbeth wel. Maar oef, wat is buurmans wijn koppig. Zeker weten dat ik vannacht als een blok slaap!’ Dat is maar goed ook, denkt tante Lies. ‘Geniet jij maar van je vakantie en je vrijheid. Wie weet hoe je ooit terugverlangt naar de rust van deze periode!’ Niet veel verder in de tijd blijken deze woorden bewaarheid te worden. De vriendschap tussen Elsbeth en Vera bloeit op. Ook al ontdekt Vera dat Elsbeth geheel anders in elkaar steekt dan zijzelf. Zó zelfs, dat ze af en toe spijt heeft erg openhartig over haar innerlijk te zijn geweest. Het ene moment is het of Elsbeth haar volkomen begrijpt om op een ander ogenblik de draak met situaties te steken. Toch ondernemen ze samen van alles en nog wat. De zomermaanden hebben veel te bieden en beide jonge vrouwen grijpen iedere kans tot ontspanning aan. Ondertussen solliciteert Vera rechts en links. Ze beperkt zich niet langer tot vacatures in de naaste omgeving. De reden is het gedrag van haar tante en buurman Bram. Het lijkt of die twee meer en meer naar elkaar toegroeien. Volgens Elsbeth wordt het nog weleens wat. Vera begint zich overcompleet te voelen. Het oude zeer steekt de kop op. Helaas is er tijdens vakanties weinig vraag naar onderwijzend personeel. Pas in september, zo weet Vera, komen er vacatures los. Het is ondertussen al midden augustus, nog even en de scholen openen hun deuren weer. ‘Moet je per se het onderwijs in, Vera? Er zijn zo veel leuke banen en vergeet niet dat je een goede opleiding hebt gevolgd. Met jouw diploma op zak kun je veel meer dan voor frik spelen!’ Het is al dagen warm, zo rond de dertig graden. Dat betekent een regelmatig bezoek aan het plaatselijke zwembad. Elsbeth trapt moeiteloos oom Brams fiets voorwaarts, terwijl Vera transpirerend haar eigen roestbakje in beweging houdt. Elsbeth zegent het feit dat haar ziekteverlof met nog een week is verlengd. ‘Zoals? Noem een baan en ik stap erin,’ puft Vera en slaakt een zucht van verlichting als ze haar tantes huis naderen. Zwierig springt Elsbeth van de fiets op het trottoir. ‘Binnenkort moet ik weer aan de slag, meid. En dan zal ik je iedere leuke job faxen.’ Vera snakt naar een glas koels of desnoods een kop thee. ‘Welke fax?’ Elsbeth stelt nuchter vast dat Vera zo’n ding nodig moet aanschaffen. ‘En zeg, wens me sterkte, ik ga mijn baas bellen om hem te vertellen dat ik van de controleur één september weer aan de slag mag. Lees: moet!!’ 362


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 363

Vera likt langs haar droge lippen en zegt gehoorzaam: ‘Sterkte,’ en loopt langs het huis naar de achtertuin, waar ze tante Lies vermoedt. Onder de parasol is echter geen Lies. Alleen een halfleeg gedronken kopje en een theepot duiden erop dat ze hier tot voor kort wel was. Vera raapt een opengeslagen boek van de grond en verjaagt een wesp van de koektrommel. Terwijl ze de keuken binnenloopt, roept Vera: ‘Was het jou zelfs te warm buiten, tante Lies?’ De deuren staan in de hal tegen elkaar open en voor de ramen zijn de zonneschermen omlaag gedraaid. Desondanks is het toch broeierig in huis. ‘Ik ben hier, lieverd. Hier…’ Lies zit als was ze verdoofd, op een stoel in de eethoek. Voor haar de telefoon die dankzij een verlengsnoer tamelijk mobiel is. Het stuit Lies Soudein tegen de borst om een goed functionerend toestel te vervangen door een moderner, ook al zijn deze snoerloos. ‘Wat zie jij eruit… toch niet ziek?’ schrikt Vera en legt een hand op haar tantes voorhoofd. ‘Kom eerst eens zitten, lieverd. Ik moet je iets vertellen wat je erg zal doen schrikken.’ Het ronde gezicht van Lies staat onthutst. Het blondgrijze haar plakt op haar voorhoofd en Vera kan zich niet herinneren haar tante ooit zó ontdaan te hebben gezien. Ze trekt een stoel tot vlak bij haar huisgenote en laat zich erop vallen. ‘Draai er alsjeblieft niet omheen. Ik haat vergulde pillen. Zeg op, er is wat met papa!’ Lies knikt stom van ja en in haar ogen wellen tranen die zich een weg zoeken over haar wangen. ‘Ik ben gebeld door een oom van Miek. De lijn was zo slecht. Ik kon hem eerst niet goed verstaan, ook dat nog. Je vader en zijn vrouw zijn op een binnenlandse vlucht verongelukt. Samen met een medisch team… tegen een berg gevlogen. Er is niemand gespaard… identificatie was bijna onmogelijk, volgens die oom. O, Veertje, mijn grote broer is dood… jouw pappie!’ Het wordt steenkoud om Vera’s hart. Eerst mama, nu hij. Vreselijk, zo’n dood. Hopelijk is het allemaal snel gegaan. Waarom kan ze nu niet huilen, net als Lies? Komt het door het snel opkomende schuldgevoel? Had ze toch maar geschreven, hem vergiffenis geschonken… ‘Nu kunnen hij en ik het nooit meer goedmaken. De problemen uitspreken. Wat een raar idee. En het kindje? Is dat ook… verongelukt?’ Lies haalt haar schouders op. ‘Hij zou terugbellen. De verbinding was zo slecht. Arme Willem. En dan Miek, ze was nog zo jong, Vera. Ach ja, dat kindje. Willemieke… Hoe oud was die helemaal? Nu zullen we je halfzusje nooit te zien krijgen.’ Vera vouwt haar armen op tafel en verbergt haar hoofd ertussen. Dan komen er 363


Zomeromnibus-2014a_Zomeromnibus-2014 09-04-14 08:47 Pagina 364

eindelijk tranen. Verdriet, spijt, opgekropte teleurstelling. ‘Ik had toch altijd nog de hoop… de hoop dat we ooit een vader-dochterrelatie zouden krijgen. Ach… pa! Nu is hij bij mama, ja toch, tante Lies?’ Terwijl Lies zich vermant en haar nichtje in de armen neemt, bedenkt ze: hoe vaak heb ik het kind en later het meisje Vera niet zo getroost? Gelukkig dat ze nog een familielid heeft dat van haar houdt. Ze laat Vera uithuilen, streelt het nog vochtige haar terwijl haar gedachten razendsnel de verkregen informatie trachten te rangschikken. Van een begrafenis in het vaderland zal geen sprake zijn. Ze meent zich te herinneren dat Willems tweede vrouw buiten een oom om geen familie meer heeft. Hopelijk belt die man snel opnieuw. Ze zit boordevol vragen en nog eens vragen. Als Vera kalmeert, stelt Lies voor: ‘Ga je even opfrissen, schat. Dan kun je zelf met die man praten. Hoe heet hij ook weer…’ Vera maakt zich los uit haar tantes armen en haalt de schouders op. ‘Die Miek heet… heette Merckelenbach. Meer weet ik niet. O… tante Lies! Ik heb me mijn leven lang wees gevoeld en nu ben ik het echt!’ In de keuken petst Vera koud water in haar verhitte gezicht en drinkt gulzig het ene glas na het andere leeg. Het is vreemd te weten dat je vader van de aardbodem is weggewist. Ze kreunt bijna onhoorbaar. ‘Pappie. Waar ben je nu dan toch?’ Heel haar leven lang heeft ze gehoopt, verlangd, tegen beter weten in. Een vaderfiguur die er voor je is. Je op schoot neemt, troost als je verdriet hebt en met je lacht om de simpele dingen van het leven. En later een man die naar je luistert en als geen ander belang in je doen en laten stelt. Het heeft niet zo mogen zijn. Ze heeft weliswaar ouders gehad. Biologische ouders. Maar gekend hebben ze elkaar niet. Die gedachte doet zó’n pijn, dat Vera zeker weet de diepte van het zeer nooit meer aan iemand prijs te willen geven. Ze heeft zelfs spijt zich door de zomeravondsfeer te hebben laten beïnvloeden, enkele weken terug. Elsbeth scheert veel te vaak naar haar zin de gek met haar diepe emoties. Ze bergt de pijn en het verdriet diep weg en wenst dat er een remedie ontdekt zal worden die je verlost van herinneringen.

2 De dagen na het fatale bericht gaan in een roes voorbij. Het gemeenschappelijke verdriet brengt Lies en Vera nog dichter bij elkaar. De een troost de ander, nie364


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.